Gedragscode Flora- en faunawet Bestendig beheer en onderhoud Gemeente Opmeer
Geldigheidstermijn 2015 t/m 2020
1
Colofon Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud is ontwikkeld in opdracht van de Gemeente Opmeer. De Gedragscode is opgesteld door: NMA De Drecht, mevr. J.K. van Gosliga-Kooistra In samenspraak met Gemeente Opmeer, Sector Grondgebiedzaken afdeling Groen: Dhr. H. van Langen, Bronnen Diverse door het ministerie goedgekeurde en vastgestelde gedragscodes. Cursusmateriaal voor certificering niveau 1,2 en 3 Gedragscode Flora- en Faunawet. Fauna-inventarisatie, Wetgeving en methoden, IPC Groene Ruimte, 2012 Contactadres Spanbroekerweg 42 1715 GP Spanbroek T: 0226 363320 E:
[email protected] juni 2015
2
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud INHOUD DEEL 1: Aspecten van de Flora- en faunawet 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
Inleiding ………………………………………………………………….……… Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud ……..……....….………………. Wat beschrijft de gedragscode? .…………………………………….…………………… Doel gedragscode …………………………………………………………………………………. Zorgplicht ….……………………………………………………………….…………………..……. Toepassing …..……………………………………………………………………………….……... Verbodsbepalingen …...………………………………………………………………….…..… Vrijstelling ………………………………………………………………………………………….…. Gedragsregels…………………………………………………………………………………..…… Doelgroepen ..……………………………………………………………………………………….. Leesbaarheid……..…………………………………………………………………………..……… Tot slot ………………………………………………………………………………………..…………
5 5 6 6 7 8 8 8 9 9 9 9
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
De Flora- en faunawet en het Vrijstellingsbesluit …..……………. Instrumenten Flora- en faunawet ….……………………………………………………. Categorisering van werkzaamheden …..…………………………………………….… Indeling beschermde soorten ………………………………………………………….…… Rode lijst soorten ..…………………………………………………………………………..….. Gedragscode: zorgplicht en zorgvuldig handelen …..………………………..… Schema vrijstellingsmogelijkheden ontheffingsplicht ….…………………….. Samenvatting Vrijstellingsbesluit Flora- en faunawet ….…………….………
10 10 11 11 12 12 12 13
3.1 3.2 3.3
Informatie-uitwisseling ……………………………………………………. Stappenplan toepassing gedragscode ………………………………………………..… Informatie-uitwisseling, risicoanalyse en plan van aanpak ..….………..… Format plan van aanpak Flora- en faunawet bestendig beheer ……..….
15 15 16 20
2
3
4
Gedragsregels …………………………………………………………….…… 21
5 5.1 5.2
Richtlijnen voor zorgvuldig handelen …………………………….…… 22 Richtlijnen voor algemeen zorgvuldig handelen …..………………………..…… 22 Richtlijnen voor extra beschermende maatregelen ..…………………………… 23
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Verantwoordelijkheden ….…………………………………………….…… Algemene verdeling van verantwoordelijkheden ………………………..………. Verantwoordelijkheden bij de voorbereiding …..…………………………..……… Verantwoordelijkheden bij de uitvoering …..……………………………………….. Verantwoordelijkheden voor de communicatie …….…………………….………. Standaardbepalingen in contracten …….………………………………………..……..
25 25 25 25 26 26
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Slotbepalingen ………………………………………………………………… Calamiteiten ….…………………………………………………………………………………..….. Onvoorziene omstandigheden ….…………………………………………………………… Bij twijfel een deskundige inschakelen ………………………………………………… In bijzondere gevallen afwijken van de gedragsregels ………………..……. Evaluatie en aanpassing van de gedragscode …..…………………………..…..
27 27 27 27 27 27
6
7
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
3
DEEL 2: UITVOERING 8
Natuur-werkkalender …..…………………………………………………… 29 a Stoplicht-benadering …….…………………………………………………………….………… 29 b Beheergroepen ….….……………………………………………………………………….…….. 29 c Mitigerende maatregelen per beheergroep …………………….……………..…… 30 d De natuur houdt zich niet aan onze regels ……………....…………………..……. 30 e Gedragsregels ……………………………………………………………………………….………. 30 8.1 Bomen …..……..……………………………………………………………………………….……… 31 8.2 Struweel en bosplantsoen ………………..……………………………………………..…. 33 8.3 (Sier)Beplanting, heggen en hagen ……………………………………………….….….. 35 8.4 Gazon (intensief onderhoud) …..………………………………………..……………..…. 37 8.5 Kruidige begroeiingen met jaarlijks extensief onderhoud ………………..…. 38 8.6 Maaien van natuurvriendelijke oevers .……………………………………………..… 40 8.7 Schonen van watergangen …..……………..…………....…….……………………..…. 42 8.8 Baggeren van watergangen ..…………………………………………………………..….. 44 8.9 Onderhoud bouw- en kunstwerken ………………..……………………………….…… 46 8.10 Onderhoud aan verhardingen, wegen, paden, kolken en Straatmeubilair ……………………………………………………………………………………… 48 8.11 0 Onderhoud ondergrondse infrastructuur …..…………………………………….…… 50 8.12 Onderhoud sport en evenemententerreinen …………………………………..…… 52 8.13 Onderhoud natuurspeeltuin ….………………………………………………………..…… 53
9
Begrippenlijst ………………………………………………………………..… 54
BIJLAGEN
4
Bijlage
1
Artikelen uit de Flora- en faunawet …..…………………..……………………… 56
Bijlage
2
Beschermde soorten ……..……….………………………………………...…………… 57
Bijlage
3
Beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen …..…………………..………… 60
Bijlage
4
Checklist beschermde flora en fauna in de Gemeente Opmeer …... 63
Bijlage
5
Deskundigheid ………….…………………………………………………... 66
Bijlage
6
Flora- en fauna-inventarisatie …………………………………………………….… 67
Bijlage
7
Kaarten Gemeente Opmeer …..………….…………………………………….……. 70
Bijlage
8
Goedkeuringsbesluit ……..……………………………………………….... 74
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Deel 1 1
Aspecten van de Flora- en faunawet Inleiding
Vanuit Europa hebben alle lidstaten opgelegd gekregen de biodiversiteit te behouden. De Nederlandse natuurwetgeving geeft hier praktische invulling aan. Deze wetgeving bestaat uit 2 wetten: • Natuurbeschermingswet 1998: (juridische) bescherming van specifieke leefgebieden van flora en fauna op basis van Europese richtlijnen; • Flora- en faunawet: (juridische) bescherming van soorten. De Flora- en Faunawet (kortweg Ffw) is op 1 april 2002 van kracht geworden. De doelstelling van deze wet is bescherming en behoud van alle in het wild levende plant- en diersoorten in Nederland, dus ook soorten die geen direct nut opleveren voor mens. De Ffw beschouwt de bescherming van de natuur als een verantwoordelijkheid van iedereen, hij geldt altijd en is overal van toepassing. Het uitgangspunt van de wet is “Nee, tenzij”. Dit betekent dat activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor behoud van soorten, in principe verboden zijn. Hier kan alleen van afgeweken worden onder voorwaarden. Het Ministerie van Economische Zaken, bevoegd gezag betreffende de Flora – en faunawet, heeft een aantal maatregelen genomen om het voor initiatiefnemers eenvoudiger te maken zich aan de bepalingen van de Flora- en faunawet te houden. Eén daarvan is de gedragscode, zoals deze genoemd wordt in het Vrijstellingsbesluit (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten). In het Besluit heeft het ministerie een opdeling in beschermingsgraad (Tabel 1, 2, 3 en vogels) gemaakt en de gedragscode geïntroduceerd. Indien een initiatiefnemer aantoonbaar handelt volgens een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode, is in veel gevallen geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Dit maakt de procedures eenvoudiger en overzichtelijker. Deze Gedragscode Flora- en faunawet Gemeente Opmeer heeft daarmee als doel het voor de gemeente en haar opdrachtnemers/uitvoerders eenvoudiger te maken zich aan de wettelijke bepalingen van de Flora- en faunawet te houden (zie bijlage 1). 1.1 Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud Een gedragscode is een branchegerichte werkinstructie. Door te werken volgens deze gedragscode wordt schade aan populaties van beschermde flora en fauna voorkomen of tot een minimum beperkt. Tevens kunnen de reguliere werkzaamheden vaak op de gebruikelijke wijze worden uitgevoerd. Handelen volgens deze gedragscode is alleen vereist indien (mogelijk) beschermde soorten voorkomen op en nabij de project- of werklocatie. De gedragscode waarborgt de ‘gunstige staat van instandhouding’ van populaties van Tabel 2 en 3-soorten en alle vogelsoorten bij regulier beheer en onderhoud. Voor de omgang met Tabel 1-soorten en niet beschermde soorten geldt een algemene zorgplicht. Deze soorten komen over het algemeen (vrij) algemeen voor, waardoor effecten op populatieniveau door regulier beheer of gebruik niet te verwachten zijn. De in deze gedragscode genoemde bepalingen zijn daarom niet bindend voor de Tabel 1soorten. Het naleven van deze gedragscode is verplicht wanneer de gemeente gebruik wil maken van de vrijstelling bij bestendig beheer en onderhoud. Een gedragscode is niet verplicht maar dan moet voor ieder project of beheeractiviteit in een terrein waar beschermde soorten voorkomen de ontheffingsprocedure worden doorlopen. Nederlandse en Europese natuurwetgeving 1.1.1 Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
5
De Nederlandse natuurwetgeving is afgeleid van de Europese Vogelrichtlijn (uit 1979, beschermt vogels) en de Habitatrichtlijn (uit 1992, beschermt leefgebieden voor soorten, habitats). In Natura 2000 gebieden zijn de twee Europese richtlijnen van kracht. Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. 1.1.2 Rijksbeleid In 1990 is de Ecologische Hoofdstructuur (kortweg EHS) geïntroduceerd als reactie op de achteruitgang van de natuur en biodiversiteit in Nederland. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande natuurgebieden en het omringend agrarisch gebied. De provincies zijn vanaf 2014 verantwoordelijk voor de EHS. Er vallen delen van de EHS binnen de grenzen van de gemeente Opmeer. Het daaraan grenzende landelijk gebied bestaat voor een groot deel uit grasland. Naast het agrarisch belang, heeft dit ook een essentiële functie voor weidevogels. Een groot deel van het buiten gebied van de gemeente Opmeer is door de provincie daarom aangewezen als beschermd weidevogelgebied. Omdat deze gebieden in beheer zijn bij andere organisaties en particulieren, maken ze geen deel uit van deze gedragscode. 1.2 Wat beschrijft de gedragscode? De gedragscode is de concretisering van zorgvuldig handelen voor de beschermde soorten genoemd in de AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. De gedragscode beschrijft hoe u in redelijkheid activiteiten kunt vermijden die schadelijk en nadelig zijn voor de genoemde planten en dieren. De genoemde gedragsregels zorgen ervoor dat er geen wezenlijke invloed van de werkzaamheden op het lokale voortbestaan van de beschermde soorten uitgaat. Bij naleving van de gedragscode geldt de vrijstelling uitsluitend voor de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van het bestendig beheer en onderhoud. Deze mitigerende werkzaamheden zijn in Deel 2 nader uitgewerkt. 1.3 Doel gedragscode Invulling geven aan de Flora- en faunawet door te voldoen aan: • Het beschermen van wilde de flora en fauna waardoor het voortbestaan van de aanwezige populaties en de in de AMvB artikel 75 genoemde dier- en planten soorten worden zeker gesteld. De gedragscode stelt de gemeente Opmeer in staat gebruik te maken van de mogelijkheden die het Vrijstelingsbesluit biedt. Door te werken volgens de voorwaarden van het Vrijstellingsbesluit is sprake van tijdwinst en het terugdringen van de administratieve last: zonder gedragscode zal voor alle terugkerende werkzaamheden zoals het maaien, snoeien, dunnen, baggeren, enzovoort, elke keer, bij aanwezigheid van een beschermde soort, een aparte ontheffing en vrijstelling moeten worden aangevraagd. De gedragscode bevordert de structurele inbedding van soortbescherming in het handelen van de gemeente Opmeer en schept duidelijkheid vooraf. • Volksgezondheid en/of openbare veiligheid: het veilig houden van de wegen behoort tot de kerntaken van de gemeente. Hiertoe is beheer en onderhoud van groenvoorzieningen nodig om de zichtbaarheid van wegmeubilair en uitzichthoeken te behouden en obstakels in de berm te voorkomen. Ook ten behoeve van de draagkracht van de berm, een goede afwatering van het wegdek en een gezond en veilig bomenbestand is bestendig beheer en onderhoud nodig. Dit voorkomt ongelukken en onveilige situaties. • Dwingende redenen van groot openbaar belang: hieronder vallen ook werkzaamheden die leiden tot wezenlijk gunstige effecten voor het milieu. Baggeren levert bijvoorbeeld een gunstig effect op voor de waterkwaliteit, natuurwaarden en het milieu.
6
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
1.4 Zorgplicht Artikel 2 van de Ffw beschrijft de zorgplicht (zie bijlage 1). De zorgplicht houdt in dat uw werkzaamheden geen nadelige gevolgen mogen hebben voor de beschermde flora en fauna. In de praktijk betekent de zorgplicht dat u zoveel mogelijk schade aan flora en fauna moet voorkomen. Indien u toch schade aan flora en fauna toebrengt, moet die schade zo veel mogelijk beperkt (mitigeren) worden. Eigenlijk vraagt de zorgplicht van u om tijdens uw werk rekening te houden met alle aanwezige planten en dieren. Dit betekent dat u soms iets meer of soms iets minder moet doen dan strikt noodzakelijk is. 1.4.1 Soortenbescherming in de praktijk De zorgplicht geldt voor alle in het wild levende planten en dieren. Aanvullend heeft de Rijksoverheid een aantal soorten specifiek aangewezen als beschermde soort. Bij deze aanwijzing is tevens een opdeling in beschermingsgraad geïntroduceerd. De Nederlandse wilde planten en dieren zijn in de volgende categorieën onder te verdelen (zie ook bijlagen 2, 3 en 4).
Overzicht beschermde status flora en fauna in Nederland • Alle soorten: Algemene zorgplicht geldt.
Licht beschermd
• Beschermd o.b.v. aanwijzing: Zorgplicht en verbodsbepalingen gelden beide - Tabel 1: Algemene soorten - Tabel 2: Minder algemeen voorkomende soorten - Tabel 3: Specifieke soorten - Vogelsoorten met niet jaarrond beschermde nesten - Vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten Zwaar beschermd Toelichting op de tabel Niet juridisch beschermd zijn alle soorten planten en dieren die niet genoemd zijn in de tabellen 1,2,3. U heeft wel zorgplicht voor deze soorten! Soorten genoemd in Tabel 1 betreft een aantal algemeen voorkomende planten- en diersoorten. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de gedragscode. U heeft wel zorgplicht voor deze soorten! Soorten genoemd in Tabel 2 betreft minder algemene voorkomende soorten. Voor deze soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de gemeente Opmeer beschikt over en werkt volgens een door het ministerie van EZ goedgekeurde Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud. Soorten genoemd in Tabel 3 betreft zeldzame en veelal bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de gemeente Opmeer beschikt over en werkt volgens een door het ministerie van EZ goedgekeurde Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud. Let op: Voor werkzaamheden die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting kan niet gewerkt worden volgens een gedragscode bij aanwezigheid van Tabel 3-soorten en vogels. Indien deze soorten schade ondervinden van de werkzaamheden heeft u altijd een ontheffing nodig. Vogels. Vogels hebben een aparte plek in de Flora- en faunawet. Zij worden ingedeeld naar nestgebruik. Ondanks dat vogels niet in de tabellen zijn opgenomen, is een toets vergelijkbaar als die van Tabel 3-soorten van toepassing.
Welke soorten beschermd zijn op basis van de Flora- en faunawet ziet u in bijlage 2. Wanneer u tijdens uw werkzaamheden soorten van tabel 2, tabel 3 en vogelsoorten tegen komt, dan kunt u deze gedragscode inzetten. Als de gedragscode niet wordt ingezet of niet van toepassing is, moet u of een andere gedragscode inzetten of een ontheffing aanvragen bij het ministerie van EZ Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
7
Samenvatting zorgplicht Uw werkzaamheden mogen geen nadelige gevolgen hebben voor flora en fauna. De zorgplicht heeft zowel betrekking op beschermde als niet beschermde dier- en plantensoorten en hun directe leefomgeving. De zorgplicht geldt voor iedereen, altijd en overal!
1.5 Toepassing Deze gedragscode is van toepassing op alle werkzaamheden die vallen onder bestendig beheer en onderhoud binnen de gemeentegrenzen van de Gemeente Opmeer. Al uw activiteiten moeten gericht zijn op het beschermen van de wilde flora- en fauna en op de volksgezondheid en verkeersveiligheid. Deze wettelijke belangen zijn te toetsen aan uw houding en werkwijze zoals die in de hoofdstukken 4 (Gedragsregels), 5 (Richtlijnen voor zorgvuldig handelen) en 8 (Natuur-werkkalender) beschreven staan. Hieronder vindt u een overzicht van de werkzaamheden. Andere dan genoemde werkzaamheden vallen niet onder deze gedragscode. 1. Bomen 2. Struweel en bosplantsoen 3. (Sier)Beplanting, heggen en hagen 4. Gazon (intensief onderhoud) 5. Kruidige begroeiingen met jaarlijks extensief onderhoud 6. Oevervegetatie 7. Schonen van watergangen 8. Baggeren van watergangen 9. Onderhoud bouw- en kunstwerken 10. Onderhoud aan verhardingen, wegen, paden, kolken en straatmeubilair 11. Onderhoud ondergrondse infrastructuur 12. Onderhoud sport- en evenemententerreinen 13. Onderhoud natuurspeeltuin Bestendig beheer en onderhoud zijn (mede) gericht op handhaving van de bestaande situatie. Deze werkzaamheden heeft u al langer op de zelfde wijze uitgeoefend en hebben kennelijk niet verhinderd- en zelfs aan bijgedragen- dat zich beschermde soorten in het gebied hebben gevestigd. Zodra u het onderhoud op een andere wijze gaat uitvoeren, een ingrijpende maatregel treft zoals het omzetten van een struweel in een grasstrook (functieverandering) of achterstallig onderhoud gaat uitvoeren, is er geen sprake meer van bestendig beheer of onderhoud. Voor dergelijke ruimtelijke ingrepen is de Gedragscode Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Gemeente Opmeer van toepassing. Ook kan dan een ontheffing artikel 75 van de Ffw, noodzakelijk zijn. 1.6 Verbodsbepalingen In de Flora- en faunawet is de door de Rijksoverheid aangewezen beschermde flora en fauna uitgewerkt in de vorm van verbodsbepalingen. In bijlage 1 zijn de algemene zorgplicht (artikel 2) en de verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 14) opgenomen. Het overtreden van deze artikelen wordt gezien als een economisch delict en als zodanig beboet. 1.7 Vrijstelling Als aantoonbaar wordt gewerkt volgens deze gedragscode geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen voor alle beschermde soorten planten en dieren (tabel 1,2 ,3 en vogelsoorten) mits de gedragscode is goedgekeurd door het ministerie van EZ. De goedkeuring geldt voor de duur van 5 jaar.
8
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Ondanks het toepassen van deze gedragscode blijft de juridisch beschermde status van beschermde soorten altijd gelden. Het verontrusten, verstoren, beschadigen of doden van beschermde flora en fauna kan tot vervolging leiden. In dergelijke gevallen zal het om een aansprakelijkheidskwestie gaan waarbij in eerste instantie de veroorzaker aansprakelijk wordt gesteld. 1.8 Gedragsregels Deze gedragscode geeft een aantal aanvullende gedragsregels ten opzichte van de eisen die aan het regulier beheer en onderhoud worden gesteld. Door deze gedragsregels te volgen wordt schade aan planten en dieren in het algemeen voorkomen of tot een minimum beperkt. De gedragsregels zijn zo concreet en praktisch mogelijk opgeschreven. De uitvoerders in het veld vormen een belangrijke doelgroep van deze gedragscode. Alleen als de werkvoorbereiders en plannenmakers de juiste informatie verzamelen, plannen opstellen, plan van aanpak per werkproject schrijven en de juiste werkinstructies geven, kunnen de uitvoerders de gedragsregels conform de Ffw in het veld uit voeren. 1.9 Doelgroepen Deze gedragscode is bestemd voor alle partijen die binnen de gemeente Opmeer betrokken bij het voorbereiden en/of uitvoeren van beheer- en onderhoudswerkzaamheden in groenvoorzieningen. Voorbeelden van deze partijen zijn: • (Gemeentelijke) Groenvoorzieners, boomverzorgers en hoveniersbedrijven. • Aannemingsbedrijven in grond-, weg-, en waterbouw en groenvoorzieningen. • Private terreinbeherende instanties als: woningbouwcorporaties, bedrijven kerkgenootschappen en particulieren. 1.10 Leesbaarheid Om de leesbaarheid te bevorderen en zo concreet mogelijk te zijn, wordt de ‘u-vorm’ gehanteerd. Dit moet gelezen worden als: u voert de taak zelf uit of laat die uitvoeren, door een medewerker of opdrachtnemer. U bent er alleen zélf verantwoordelijk voor dat het goed gebeurt. 1.11 Tot slot De gedragsregels zorgen ervoor dat de werkzaamheden geen invloed hebben op het lokale voortbestaan van de beschermde soorten. Maar een gedragscode is geen technische handleiding die altijd tot succes leidt. Het succes is altijd afhankelijk van de zorgvuldigheid waarmee mensen te werk gaan.
Zorgvuldigheid is het resultaat van de inzet van mensen. U en uw medewerkers die het werk doen, vooral het buitenwerk, kunnen en moeten de zorg voor de natuur vorm geven. Deze gedragscode is een leidraad, maar kan de individuele verantwoordelijkheid en zorg niet vervangen. Dit betekent dat de gedragscode geen vrijbrief is om zomaar uw gang te gaan.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
9
2
Flora- en faunawet en het vrijstellingsbesluit
De Ffw is er om de biodiversiteit te beschermen en te vergroten. Bio betekent ‘leven’ en diversiteit betekent afwisseling, verschil, verscheidenheid. Biodiversiteit wordt vaak gebruikt om aan te geven hoe gezond een ecosysteem, ofwel een stukje omgeving, is. Binnen een ecosysteem zijn soorten afhankelijk van elkaar en van de omgeving. De ene soort leeft van de andere soort, soorten zijn afhankelijk van elkaar. Als binnen zo’n stukje omgeving iets verandert, dan heeft dat direct invloed op dat systeem en op de soorten die daar leven, en dus op de biodiversiteit. De in april 2002 vastgestelde Ffw heeft tot doel de in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. Bij deze wet gaat het er om, dat het duurzaam voortbestaan van de verschillende, in het wild voorkomende soorten niet in gevaar komt. De Ffw is ontstaan uit verschillende Nederlandse soortbeschermingswetten en de soortbeschermingscomponent uit de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Met de Ffw heeft de Europese soortenbescherming dus een Nederlandse doorwerking gekregen. De Ffw geldt voor iedereen, geldt altijd en is overal van toepassing. De wet gaat uit van het ‘nee, tenzij beginsel’. Dit houdt in dat in beginsel alle werkzaamheden die schade toe kunnen brengen aan beschermde planten en dieren verboden zijn (zie Bijlage 1). Hier kan alleen van afgeweken worden onder voorwaarden. De Ffw is een kaderwet. De wet bepaalt niet welke concrete activiteiten wel of niet zijn toegestaan, maar geeft de kaders waarbinnen men moet werken. In de praktijk bleek dat de Ffw nogal eens leidde tot administratieve lasten, bijvoorbeeld doordat voor terugkerende activiteiten steeds opnieuw een ontheffing van de verbodsbepalingen moest worden aangevraagd. Op 23 februari 2005 is het besluit ‘Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten’ in werking getreden, afgekort het ‘Vrijstellingsbesluit’. Dit besluit voorziet in mogelijkheden om een aantal activiteiten doorgang te laten vinden zonder ontheffing. In dit Vrijstellingsbesluit is een nieuw instrument geïntroduceerd, namelijk de gedragscode. Een gedragscode is een branchegerichte werkinstructie voor het zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van regulier beheer op plaatsen waar vaste rust- en verblijfplaatsen zijn van beschermde flora en fauna. Een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode geldt voor 5 jaar voor alle in de gedragscode beschreven beheercategorieën binnen de branche van de Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud. 2.1 Instrumenten Flora- en Faunawet Indien (beschermde) soorten op een projectlocatie voorkomen, moet u de zorgplicht toepassen en zorgvuldig handelen. Op basis van de categorisering in beschermingsgraad legt het ministerie van EZ een bepaalde verantwoording bij de initiatiefnemer, de voorbereider en de uitvoerder van een activiteit. De centrale vraag hierbij is: ‘Op welke wijze handelt u zorgvuldig en hoe geeft u invulling aan de algemene zorgplicht?’ Om invulling te geven aan deze verantwoording zijn de volgende instrumenten beschikbaar: • Wettelijke vrijstelling • Vrijstelling op grond van een gedragscode • Ontheffing Deze drie instrumenten worden in de volgende paragrafen uitgewerkt.
10
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
2.2 Categorisering van werkzaamheden Het Vrijstellingsbesluit verdeelt de werkzaamheden in 2 categorieën • Bestendig beheer • Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Bij Bestendig beheer is het cruciaal dat de werkzaamheden bestaan uit de voortzetting van een praktijk die gericht is op het behoud van de bestaande situatie. Onder deze categorie vallen niet de werkzaamheden uit het beheer van dieren en de bestrijding van schade door dieren. De Ffw kent namelijk aparte vrijstellingen en ontheffingsmogelijkheden voor beheer en schadebestrijding (artikel 65 t/m 74 Flora- en faunawet, het Besluit beheer en schadebestrijding en de Regeling beheer en schadebestrijding dieren). Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Zodra veranderingen worden aangebracht in frequentie, omvang of intensiteit (en er dus duidelijk wordt afgeweken van de gebruikelijke gang van zaken), is er niet langer sprake van bestendig beheer gebruik maar van Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Onder deze categorie valt een breed scala van werkzaamheden zoals klein- en grootschalige reconstructies, de aanleg van wegen, bedrijventerreinen en woonwijken, de bouw of sloop van woningen, etc. Het betreft doorgaans werkzaamheden die ingrijpende, functionele of ruimtelijke veranderingen met zich mee brengen voor een gebied. Ook achterstallig onderhoud valt hieronder. Deze categorie is nader uitgewerkt in de Gedragscode Ruimtelijke ontwikkeling gemeente Opmeer. 2.3 Indeling beschermde soorten In het Vrijstellingsbesluit wordt onderscheid gemaakt in vijf categorieën beschermde soorten, de zogenaamde tabel 1-, tabel 2- en tabel 3-soorten, vogels met niet jaarrond beschermde nesten en vogels met jaarrond beschermde nesten. • Tabel 1 Algemene soorten. Het betreft algemeen voorkomende planten- en diersoorten waarvoor in beginsel een vrijstelling van de ontheffingsplicht geldt indien u zich houdt aan de zorgplicht. • Tabel 2 Minder algemeen voorkomende soorten. Op deze lijst staan minder algemene, veelal zeldzame en/of bedreigde planten- en diersoorten waarvoor altijd een ontheffing is vereist voor schadelijke ingrepen, tenzij gewerkt wordt conform een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Vrijstelling geldt alleen als u aantoonbaar zorgvuldig handelt en de zorgplicht toepast zoals beschreven in de hoofdstukken 4 t/m 8. • Tabel 3 Streng beschermde soorten. In deze tabel staan zeldzame en veelal bedreigde plantenen diersoorten welke zijn opgenomen in bijlage 1 van het ‘Vrijstellingsbesluit’ en in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor Tabel 3-soorten geldt alleen een vrijstelling als u werkt conform een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Vrijstelling geldt alleen als u aantoonbaar zorgvuldig handelt en de zorgplicht toepast zoals beschreven in de hoofdstukken 4 t/m 8. • Vogelsoorten (Zie bijlage 3) Vogels staan niet in één van de tabellen; in principe zijn rust- en verblijfplaatsen van in de Europese Unie voorkomende vogelsoorten beschermd, en daar zijn eigen regels voor. Concreet betekent dat, dat alle soorten vogels die van nature voorkomen op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie altijd en overal beschermd zijn. U moet dus rekening houden met een broedseizoen, maar er wordt niet uitgegaan van vaste data/periode omdat deze soortspecifiek is. Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
11
Daarnaast zijn alle in gebruik zijnde nesten en nesten van vogels die hun vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond gebruiken, beschermd. Let op: Voor werkzaamheden die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting kan niet gewerkt worden volgens een gedragscode bij aanwezigheid van Tabel 3-soorten en vogels. Indien deze soorten schade ondervinden van de werkzaamheden moet u altijd een ontheffing aan te vragen. 2.4 Rode Lijst soorten Aanvullend op het wettelijk kader voor de bescherming van soorten staan er ook Rode lijsten. Dit is een beleidskader dat aangeeft of soorten bedreigd of kwetsbaar zijn, of sterk achteruit zijn gegaan in aantal. De Rode lijst soorten hebben een signaleringsfunctie en geen juridische status. Het beleidsdoel is het voorkomen/ beperken van het achteruit gaan of verdwijnen van soorten. Dit beleid valt in principe buiten deze gedragscode. In de praktijk kunt u middels beleid voor deze soorten (aanvullende) beschermende maatregelen vereisen en geeft daarmee invulling aan het Rijksbeleid. Voor de aangewezen beschermde soorten is in bijlage 2 aangegeven of het ook een soort betreft die op de Rode lijst staat (met een R bij de Nederlandse naam). Voor de overige Rode lijst soorten geldt in principe alleen de algemene zorgplicht. 2.5 Gedragscode: zorgplicht en zorgvuldig handelen De gedragscode kent de zorgplicht en zorgvuldig handelen. De zorgplicht geldt voor iedereen overal in Nederland en heeft zowel betrekking op beschermde als op niet beschermde dier- en plantensoorten en hun leefomgeving. De zorgplicht houdt in dat u ‘voldoende zorg in acht moet nemen voor in het wild levende dieren en planten, evenals hun leefomgeving’. Wanneer u weet dat uw handelen/ nalaten nadelige gevolgen voor planten en dieren veroorzaakt, bent u verplicht deze handelingen achterwege te laten. Zorgvuldig handelen is de wijze waarop u schade aan flora en fauna voorkomt of beperkt. • Schade voorkomen: Bepaal of en, zo ja hoe u schade aan beschermde soorten kunt voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door de activiteit in een bepaalde periode van het jaar uit te voeren (zie hoofdstuk 8: Natuur-werkkalender en de hoofdstukken 4 t/m 7), wanneer de bedoelde soorten geen gebruik maken van het gebied waar de activiteit plaatsvindt. • Schade beperken (mitigatie): Bepaal, indien schade onontkoombaar is, op welke wijze een activiteit zo min mogelijk schade aan beschermde planten en dieren veroorzaakt. (zie hoofdstukken 4-8). 2.6 Schema vrijstellingsmogelijkheden ontheffingsplicht In de onderstaande tabel zijn de instrumenten vrijstelling, ontheffing en gedragscode schematisch weergegeven en in het tekstkader volgt een toelichting op de gehanteerde begrippen. Om de verschillen en overeenkomsten in uitvoering tussen bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling in beeld te brengen zijn beiden in onderstaand schema opgenomen.
12
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Laag Hh Beschermingsgraad
Bestendig beheer Niet beschermde soorten
AZ
AZ
Tabel 1-soorten
VZ
VZ
Tabel 2-soorten
GZ
GZ
Tabel 3-soorten
GZ
O3
GZ
O2,3
GZ
GZI
Hoog
Vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten1 Vogelsoorten zonder jaarrond beschermde nesten1
AZ VZ GZ GZI O
Activiteit Ruimtelijke ontwikkeling
Algemene zorgplicht geldt Vrijstelling van gedragscode, zorgplicht geldt Inzet gedragscode: zorgplicht en zorgvuldig handelen Inzet gedragscode mogelijk, zorgplicht blijft, inventarisatie gewenst Indien soorten schade ondervinden dan ontheffing aanvragen
1. Het ministerie van EZ heeft voor vogels specifiek beleid ontwikkeld waarop gedragscodes en ontheffingen worden getoetst. Zij maakt daarbij een onderscheid in vogels met jaarrond beschermde nesten en vogels met niet jaarrond beschermde nesten. 2. Er wordt in deze gevallen alleen ontheffing verleend voor wettelijk belangen uit de Vogelrichtlijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid luchtverkeer en volksgezondheid of openbare veiligheid. In alle andere gevallen zijn de activiteiten alleen uit te voeren wanneer er voldoende mitigerende maatregelen worden genomen om te zorgen dat de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaats van de soort behouden blijft. 3. Kan in de omgevingsvergunning ook in de vorm van een ‘Verklaring van geen bedenking’ voorkomen.
2.7
Samenvatting Vrijstellingsbesluit Flora- en faunawet
Geen gedragscode nodig Voor werklocaties waar geen beschermde soorten o.b.v. de Flora- en Faunawet voorkomen, is deze gedragscode niet van toepassing. De zorgplicht zoals beschreven in de Ffw geldt wel, zie Algemene Gedragsregels hoofdstuk 4! Vrijstelling van de gedragscode Voor de in Tabel 1 genoemde beschermde soorten geldt de algemene zorgplicht en een vrijstelling van de verbodsbepalingen. Het ministerie van EZ gaat er van uit dat u zorgvuldig handelt zonder dat u het formeel voorafgaand aan de activiteit heeft aangetoond. Vrijstelling met gedragscode Voor de in Tabel 2 en 3 genoemde soorten en vogelsoorten geldt een vrijstelling mits u aantoonbaar werkt met een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode is een goed instrument om op een praktische en aantoonbare wijze invulling te geven aan de zorgplicht en het zorgvuldig handelen. Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
13
Ontheffing Voor bestendig beheer en onderhoud geldt dat u alleen ontheffing moet aanvragen wanneer de werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden of niet vallen onder deze of een ander goedgekeurde gedragscode.
14
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
3
Informatie-uitwisseling
3.1.1 Stappenplan toepassing gedragscode In het onderstaande schema leest u onder welke voorwaarden u uw werkzaamheden mag uitvoeren. Door stapsgewijs door het schema te gaan, ziet u hoe u deze gedragscode kunt inpassen in de gemeentelijke planprocessen.
Bestendig beheer en onderhoud (zie ook blz. 14)
Is u bekent welke soorten in het werkgebied voorkomen? Zo niet, vraag gegevens op bij opdrachtgever of voer inventarisatie uit. Ga daarna verder met de volgende stappen. Welke soorten zijn aanwezig?
Niet beschermde soorten
Beschermde soorten
Tabel 1-soorten
Geen gedragscode nodig. Zorgplicht blijft!!!
Tabel 2-soorten
Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de gedragscode. Zorgplicht blijft!!!
Tabel 3-soorten
Vogelsoorten
Kan er worden gewerkt volgens deze gedragscode?
U hoeft geen ontheffing van de Ffw aan te vragen maar u moet wel aantoonbaar de gedragscode uitvoeren. Hoe?
Neem een andere gedragscode of vraag ontheffing aan.
Bepaal de effecten van de werkzaamheden op beschermde soorten. Bepaal de werkperiode aan de hand van de Natuur-werkkalender. Bepaal de gedragsregels. Leg vast in planning en contracten. Maak duidelijke werkinstructie om zorgvuldig te kunnen handelen. Voer uit. Houd vinger aan de pols. Evalueer en doe verslag.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Ja Nee
15
3.2 Informatie-uitwisseling Zorgvuldig handelen in de praktijk vraagt om een goede en eenduidige voorbereiding. Zowel door de opdrachtgever/initiatiefnemer als door de opdrachtnemer. Afhankelijk van het type contract dat u sluit, verschuift de taakverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. U als opdrachtgever blijft altijd de eindverantwoordelijke partij inzake de naleving van de gedragscode. Taken opdrachtgever: • Schrijft voor op welke wijze er zorgvuldig gehandeld moet worden. (Werken volgens deze of een andere gedragscode verplicht stellen.) • Stelt informatie beschikbaar over: - De natuurwaarden van het werkgebied (zoals EHS, Natura 2000, gemeentelijke groenzone) (zoneringsdocument/-kaart). - Actuele en bruikbare informatie over de aanwezigheid van beschermde soorten en hun vaste rust- en verblijfplaatsen (zie ook bijlage 6 Inventarisatie) - Actuele en bruikbare informatie over de aanwezigheid van lokaal waardevolle soorten. Taken opdrachtnemer: • Werkt volgens de gedragscode. • Werkt een plan van aanpak uit. • Maakt een werkinstructie. • Zet aantoonbaar deskundig personeel in. • Geeft invulling aan zorgvuldig handelen. • Geeft invulling aan monitoring. Aandachtspunten voor opdrachtgever en opdrachtnemer Inventarisatie natuurwaarden 3.2.1 Bepaal de natuurwaarden. Als opdrachtgever zorgt u ervoor dat voldoende actuele en nauwkeurige informatie aanwezig is over het voorkomen van beschermde soorten in het werkgebied. Voor alle beschermde soorten betekent voldoende nauwkeurig dat de groeiplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentiële delen van het leefgebied van beschermde soorten exact kunnen worden aangegeven. 3.2.2 Duur geldigheid flora- en faunagegevens. In de praktijk zijn gegevens van twee tot drie jaar oud soms al gedateerd. Om bij initiatieven een goede uitspraak te kunnen doen over de natuurwaarden van het betreffende plangebied wordt geadviseerd om met veldgegevens te werken die niet ouder zijn dan vijf jaar, voor tabel 2 soorten. Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vogels, wordt geadviseerd met veldgegevens te werken die niet ouder zijn dan drie jaar. 3.2.3 Deskundig onderzoek (zie bijlage 5 en bijlage 6). Het onderzoek naar beschermde soorten wordt uitgevoerd door één of meer deskundigen en bestaat in ieder geval uit bronnenonderzoek (raadplegen publicaties, internet, databanken), een Quick scan (kort veldonderzoek aangevuld met een deskundigenoordeel) en indien nodig aanvullende veldinventarisaties. 3.2.4 Lijst en kaart met beschermde soorten. Stel per werkgebied een lijst op van de voorkomende beschermde soorten en maak een kaart, waarop de verspreiding van die soorten zo nauwkeurig mogelijk is weergegeven. Het gaat daarbij met name om groeiplaatsen van beschermde planten, vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde dieren, nesten van broedvogels en de elementen van het leefgebied die essentieel zijn voor het functioneren van die vaste rust- en verblijfplaatsen.
16
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
3.2.5 Gebruik de Checklist beschermde soorten. Naast de beschermde soortenlijsten (bijlage 2) vindt u in bijlage 4 de checklist beschermde soorten die in de gemeente Opmeer voor (kunnen) komen. Deze checklist wordt als referentielijst gebruikt bij het opstellen van de lijst met beschermde soorten in een werkgebied. Dit wil zeggen: u geeft ten minste van de in de checklist genoemde soorten aan of ze in het werkgebied voorkomen, welke functie het werkgebied voor de voorkomende soorten heeft en waar de groeiplaatsen resp. vaste rust- en verblijfplaatsen en essentiële delen van het leefgebied gelegen zijn. De checklist beschermde soorten van de gemeente Opmeer is gebaseerd op gegevens uit de NDFF. U moet er rekening mee houden dat de lijst waarschijnlijk niet compleet is en dat er ook andere beschermde soorten binnen de grenzen van de gemeente Opmeer kunnen leven. Bovendien zijn in de checklist alleen de broedvogels opgenomen waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. (zie hoofdstuk 5.2). 3.2.6 Bij twijfel uitgaan van het voorzorgsbeginsel. Soorten kunnen verdwijnen en nieuwe soorten kunnen zich in een werkgebied gaan vestigen. Als niet zeker is of een beschermde soort (van Tabel 2 of 3 of vogelsoort) in een werkgebied voorkomt, laat u nader onderzoek uitvoeren óf u neemt aan dat de soort daadwerkelijk voorkomt en handelt daarnaar. Informeren van de opdrachtnemer / uitvoerder. 3.2.7 Informeer de opdrachtnemer over de werklocatie en soorten. Als opdrachtgever informeert u de opdrachtnemer tijdig en adequaat over de bestaande natuurwaarden. Dit doet u door deze gedragscode met soortenlijst en (zonerings)kaart toe te voegen aan Programma’s van Eisen, inrichtingsontwerpen, bestekken, opdrachtbrieven en contracten. Deze flora- en fauna-informatie is een vast onderdeel van de aanbesteding van de werkzaamheden, zodat de opdrachtnemer in de prijsvorming en planning met de gedragsregels uit deze gedragscode rekening kan houden. Tijdig betekent bij aanbesteding van de werkzaamheden, zodat de opdrachtnemer in de prijsvorming en planning met de gedragsregels uit deze gedragscode rekening kan houden. Plan van aanpak (pva) conform de gedragscode. 3.2.8 Contractafspraken Indien u als opdrachtgever een plan van aanpak ter beschikking stelt, moet de opdrachtnemer deze toetsen op juistheid en volledigheid en bij akkoord bevinding het pva te accepteren en er naar te handelen. Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer ondertekenen het pva voor akkoord. Indien u als opdrachtgever geen plan van aanpak of geen inventarisatie van natuurwaarden beschikbaar stelt, vormt het opstellen er van een belangrijk onderdeel van de inschrijving en/of de contractvorming. Samenvattend werkt u in een pva Flora- en faunawet de volgende items uit: o o o o
Beschrijving van de deskundigheid van de medewerkers. Bepalen van de effecten van de werkzaamheden voor de flora en fauna (risicoanalyse) Hoe te handelen? (risicomanagement) Archivering en dossiervorming
3.2.9 Beschrijving van de deskundigheid van de medewerkers (zie bijlage 5). De deskundigheid van de medewerkers moet aantoonbaar zijn met een door de Vereniging Stadswerk Nederland afgegeven certificaat op basis van een opleiding en examinering door een erkend opleidingsinstituut. - Projectleider/werkvoorbereider (Gedragscode Ffw Niveau 3): minimaal 1 per project. - Opzichter/uitvoerder (Gedragscode Ffw Niveau 2): minimaal 1 per project. Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
17
- Uitvoerend personeel (Gedragscode Ffw Niveau 1): minimaal 1 per ploeg per werklocatie. 3.2.10 Bepaal de effecten (risicoanalyse, zie format pva). De risicoanalyse geeft aan WELKE effecten er zijn voor de flora en fauna bij de uitvoering van werkzaamheden en hoe u hiermee kunt omgegaan. U beschrijft hiervoor de effecten op individuen, de staat van instandhouding van de relevante populatie en het leefgebied van de soort. U onderscheidt tijdelijke en blijvende effecten en u gaat na of er sprake is of kan zijn van een negatieve invloed op betroffen soorten. Deze analyse omvat de volgende items: • Welke risico’s zijn er voor de flora en fauna op basis van de te verrichte werkzaamheden, locatie, soortinformatie en planning (zie Natuur-werkkalender)? • welke beperkingen gelden er ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden (bijvoorbeeld werkzaamheden in het beschermde weidevogelgebied)? • Welke vaste rust- en verblijfplaatsen van Tabel 1, 2 en 3 soorten en/of vogels dienen behouden te blijven tijdens de uitvoering van werkzaamheden? • Welke vervangende verblijfplaatsen en/of mitigerende maatregelen dienen op de werklocatie te worden gerealiseerd? • Welke uit te voeren werkzaamheden worden beïnvloed door (mogelijk) aanwezige beschermde flora en fauna? Als er sprake is van een mogelijke negatieve invloed, volgt u de gedragsregels uit deze gedragscode, die er voor zorgen dat er geen negatieve invloed zal optreden. Indien deze analyse duidelijke uitgangspunten oplevert voor de realisatie en uitvoerbaarheid van het werk, verwerkt u deze resultaten tijdens de contractvorming door het opstellen van een plan van aanpak.
Samenvatting risicoanalyse U gaat na of er bij de geplande werkzaamheden de kans bestaat dat u de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet (art. 8 t/m 12) overtreedt, wat de consequenties hiervan zijn en hoe u dit kunt voorkomen)
Hoe te handelen? (Risicomanagement) 3.2.11 Maak een lijst met gedragsregels Als opdrachtgever stelt u een lijst op van gedragsregels uit deze gedragscode die moeten worden gevolgd bij de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden. Let op! De gedragsregels zijn afhankelijk van de in het werkgebied voorkomende soorten. Komen er beschermde soorten voor dan volgt u de gedragsregels uit de hoofdstukken 4-8 3.2.12 Communiceer de lijst met soorten en de door u gekozen gedragsregels Als opdrachtgever houdt u in de gaten dat de werkwijze ten aanzien van beschermde planten en dieren tijdens de uitvoering van het werk steeds gebaseerd is op actuele gegevens, die u aanlevert. 3.2.13 Als opdrachtnemer informeer u het uitvoerend personeel tijdig en adequaat over de te nemen gedragsregels. U zorgt ervoor dat • op de werkplek de lijst met soorten, gedragsregels en kaart aanwezig zijn. • U markeert de groeiplaatsen van beschermde planten en/of nesten en holen van beschermde dieren en vogels in het veld, als dat nodig is om deze tijdens de werkzaamheden te kunnen ontzien.
18
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
• •
U markeert geen nesten van weidevogels maar geeft ze aan op een kaart. U doet dit omdat de markering voor roofdieren als vos, buizerd en zwarte kraai een teken kan zijn dat er iets te halen valt. Richting het uitvoerend personeel zorgt u ervoor dat zij volledig geïnformeerd zijn over het uit te voeren werk d.m.v. een werkinstructie die u vooraf met hen doorneemt.
Werkinstructie 3.2.14 Werkinstructie / Zorgvuldig handelen In de werkinstructie staan de volgende items: • Planning van de werkzaamheden aan de hand van de Natuur-werkkalender. • Veldcontrole / inventarisatie aan de hand van de checklist beschermde soorten. Nieuw gevonden beschermde soorten worden door u geregistreerd. • Markering van de groeiplaatsen van beschermde planten en/of nesten en holen van beschermde dieren en vogels, als dat mogelijk is om deze tijdens de werkzaamheden te kunnen ontzien. • De natuursparende werkwijze (Zie hfdst. 4, 5 en 8) en inzet van materieel. Bij fasering van de werkzaamheden rekening houden met de kritische perioden van de te beschermen soorten (natuur-werkkalender). 3.2.15 Doe verslag aan de opdrachtgever Als opdrachtnemer maakt u na afloop van de werkzaamheden (of op zijn minst jaarlijks, bij langlopende werkzaamheden) een verslag van de gevolgde gedragsregels, de aangetroffen beschermde soorten in het werkgebied en eventuele knelpunten in de toepassing van de gedragscode. Daarbij maakt u gebruik van een standaardformulier. Het verslag bespreekt u met de opdrachtgever. Archivering en dossiervorming 3.2.16 Documenteer de toepassing van de gedragscode. Als initiatiefnemer documenteert u zorgvuldig hoe de gedragscode wordt toegepast. U maakt daarbij gebruik van de standaardformulieren die hiervoor door de gemeenten Opmeer worden ontwikkeld. In het dossier worden in ieder geval opgenomen: het natuurwaardenonderzoek, de soortenlijst en kaart met beschermde soorten, de risicoanalyse, de lijst met mitigerende maatregelen, de werkinstructie voor de uitvoerders en het verslag van de opdrachtnemer. Ook eventuele ontheffingen, speciale voorzieningen voor beschermde soorten, aanvullende adviezen en afwijkingen of noodgevallen.
Samenvatting Risicomanagement (zorgvuldig handelen) Hoe u omgaat met de flora- en faunarisico’s tijdens de beheerswerkzaamheden is afhankelijk van de volgende vier variabelen: de werklocatie, de aanwezige soorten flora en fauna, de maatregelen conform de gedragscode en het tijdpad van uitvoering.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
19
3.3
Format plan van aanpak Flora- en faunawet, bestendig beheer
1. Algemene werkbeschrijving Plan van aanpak hoort bij bestek/werkomschrijving 2. Risicoanalyse Ordenen contractinformatie • Werklocatie • Werkzaamheden • Planning • Soortinformatie Uitwerken risicoanalyse Welke flora en fauna risico’s gelden op basis van te verrichten werkzaamheden, locatie, soortinformatie en planning? • Welke verboden kunnen overtreden worden? • Zijn er alternatieven qua uitvoering? -> benutten nota van inlichting • Conclusie: geldt het juiste belang, is het werk uitvoerbaar (Go / No Go) Ontheffing of gedragscode? 3. Risicomanagement: Uitwerken zorgvuldig handelen Deskundig handelen • Inzet aantoonbaar deskundig personeel • Wanneer een werkinstructie: overdracht informatie en werkwijze Zorgvuldig handelen (mitigerende maatregelen) • Algemeen zorgvuldig handelen: o Controle informatie in het veld o Werkrichting/ werktechniek/fasering o Geluid o Bodemverdichting o Planning o Menselijke aanwezigheid o Gebruik meststoffen en bestrijdingsmiddelen • Specifiek zorgvuldig handelen: o Aanbrengen markeringen: tijdelijke beschermingszones o Specifieke aanpak in de beschermingszones 4. Verzamelen en uitwisselen gegevens • Is inventariseren van soortgegevens onderdeel van de opdracht? • Format voor overdracht soortgegevens • Overdrachtsmomenten 5. Communicatie • Taakverdeling: wie communiceert over wat aan wie • Overlegmomenten • Bijwoonpunten/veldcontroles • (Eind)evaluatie 6. Omgaan met calamiteiten
20
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
4
Gedragsregels
4.1 Algemene gedragsregels / zorgplicht De zorgplicht geldt voor alle planten en diersoorten in heel Nederland. Dit betekent dat de volgende algemene gedragsregels gevolgd moeten worden, óók als er geen beschermde soorten van Tabel 2 en 3 en (broedende) vogels op uw werklocatie voorkomen. Deze algemene gedragsregels geven directe invulling aan de algemene zorgplicht. 4.1.1 Spaar egels Voor het maaien van kruidige vegetaties, het snoeien van hagen en het snoeien of rooien van struiken en kreupelhout, doorzoekt u het terrein op de aanwezigheid van egels. Deze vluchten bij naderende verstoring namelijk niet weg maar rollen zich op tot een bal. De voorkeur heeft om geen onderhoudswerkzaamheden te verrichten op de locatie waar de egel zit. Is dit niet mogelijk dan kunt u de aangetroffen egel (voorzichtig!) verplaatsen naar een nabijgelegen locatie waar voldoende dekking aanwezig is en geen werkzaamheden plaatsvinden. 4.1.2 Vermijd schade aan planten Markeer tijdens de werkzaamheden de groeiplaatsen van beschermde planten. Hiermee vermijdt u onnodige schade aan planten door betreden of berijden. Voor de werkzaamheden op locaties waar beschermde planten staan altijd gefaseerd uit. Voorbeeld: In een berm groeit de gevlekte rietorchis. Maai in de voorjaarsbeurt alleen de strook grenzend aan de weg/fietspad. Na de bloei en zaadval van de gevlekte rietorchis maait u in september/oktober de hele berm. Voorkom of beperk het gebruik van bijv. bermen voor de opslag van materialen en materieel. 4.1.3 Vermijd onnodige verstoring van dieren (ongewervelde, vissen, insecten, amfibieën en reptielen, zoogdieren, vogels) en schade aan hun leefgebied. Vermijd onnodige verstoring van dieren door onderhoud uit te voeren op locaties waar dieren( kunnen) verblijven. Verstoring kan in veel gevallen simpel worden voorkomen. Bijvoorbeeld door kwetsbare gebieden af te zetten of te markeren en de werkzaamheden op die locatie uit te stellen. Als nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen niet volledig ontzien kunnen worden is altijd ontheffing nodig. Zelfs als alternatieve nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen worden aangeboden die functioneren voor met de werkzaamheden wordt begonnen, is ontheffing nodig. 4.1.4 Spaar amfibieën Amfibieën zijn vooral kwetsbaar in het voortplantingsseizoen en in de winter. Met eenvoudige gedragsregels kunnen veel amfibieën tijdens het maaien worden gespaard. Vooral grazige en kruidige vegetaties, oevers, moerasvegetaties en plas-draszones zijn in de voortplantingsperiode van essentieel belang. Jonge amfibieën kunnen in de zomer in grote aantallen tegelijkertijd uit de voortplantingswateren komen. Dit is vaak het geval op warme, vochtige dagen tijdens en na regenbuien. Een hele generatie kan in één keer weggemaaid worden. Maai in de periode vanaf 15 maart tot 15 augustus binnen een zone van 1 m van deze voortplantingsgebieden niet en stel voor de aangrenzende meter de maaihoogte af op minimaal 15 cm. Maai een oevervegetatie of grasland grenzend aan een water nooit tussen juni en september bij of kort na regenachtig weer.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
21
5
Richtlijnen voor zorgvuldig handelen
5.1 Richtlijnen voor algemeen zorgvuldig handelen Voor het regulier onderhoud in het algemeen en met name wanneer er in de groenvoorzieningen beschermde planten en dieren voorkomen moet u zichtbaar invulling geven aan de zorgplicht en het zorgvuldig handelen. Per project of activiteit moet u dit uitwerken in een plan van aanpak en de werkinstructie, zie hoofdstuk 3. Het gaat hier om de volgende aspecten: 5.1.1 Werkperiode De Ffw schrijft geen werkperioden voor. In principe is er dan ook ruimte voor het jaarrond uitvoeren van werkzaamheden. U kunt als opdrachtgever aan de hand van de Natuur-werkkalender de beste werkperiode bepalen. In algemene zin moet u rekening houden met de soortspecifieke perioden. Enige voorbeelden zijn: • Voortplantingsperiode van een soort: de tijd tussen het maken van het nest tot en met het uitvliegen van de jongen van het laatste legsel. • Winterrustperiode van een soort: de slaapplaatsen overdag of ’s nachts of 24 uur per dag. • Paddentrek en de trek van andere amfibieën in of vlak na een regenperiode. 5.1.2 Gefaseerd werken Het is niet altijd mogelijk om onderhoudswerkzaamheden uit te stellen. Door het onderhoud in delen uit te voeren (gefaseerd) kan beschermde flora en fauna behouden blijven. Vormen van gefaseerd werken zijn: • enkele objecten volledig overslaan (b.v. het ene jaar de ene kant van de sloot maaien, het andere jaar de andere kant); • stroken van een object overslaan (b.v. van een wegberm in juni alleen de strook langs de weg maaien en in het najaar de hele berm maaien; • delen van een object overslaan (b.v. een plek waar veel rietorchissen staan, een hoekje waar een eend zit te broeken). Door op deze manier te werken blijven er steeds schuilplekken over voor dieren en krijgen beschermde planten de kans om uit te zaaien. 5.1.3 Werkrichting Bij gevaar zoekt een dier beschutting, ver van de drukte. Door tijdens werkzaamheden zoals maaien, voor een werkrichting kiezen waarbij er steeds zo veel mogelijk vluchtroutes overblijven naar bereikbare veilige plaatsen, voorkomt u dat dieren in de maaimachine terecht komen. De stelregel is: • werk van druk naar rustig en bij grote stukken van binnen naar buiten. 5.1.4 Insporing en bodemverdichting Voor het behoud van de aanwezige (bodem-)vegetaties moet insporing van machines en bodemverdichting tot een minimum worden beperkt. Dit om te voorkomen dat wortels en zaden van mogelijk beschermde planten beschadigen of geen zuurstof kunnen krijgen. Insporing en bodemverdichting moet u vermijden. • Als maatregel kunnen maximale waarden van insporing voorgeschreven worden. • Het gebruik van lichte machines, het afstemmen van de bandenspanning op de terreinomstandigheden, het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in natte perioden, niet vaker dan nodig over het terrein rijden, het gebruik van vaste aanen afvoerroutes voor materiaal en materieel en het bewust kiezen van de rijpaden, zijn maatregelen die schade kunnen voorkomen.
22
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
5.1.5 Fysieke aanwezigheid Dieren schrikken van mensen. Het verstoort hun rust en veiligheid. Op het moment dat u in het veld aan het werk bent, betekent dit voor hen een gevaar. • Houd afstand tot hun rust- en verblijfplaats en beperk uw aanwezigheid door werkzaamheden per locatie te combineren in een zo beperkt mogelijke tijd. 5.1.6 Geluidsoverlast Harde geluiden, daar schrikt iedereen van, dieren ook. • Laat dieren wennen aan een geluid door bijvoorbeeld de motorzaag of bosmaaier niet vlakbij hun vaste rustplaats te starten en het aantal piekmomenten qua geluid te beperken. 5.1.7 Gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen Beschermen van wilde flora en fauna betekent in de praktijk dat chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk vermeden worden . • Dit houdt in dat op de eerste plaats bekeken wordt, of mechanische bestrijding afdoende is. • Is dat niet het geval, dan heeft biologische bestrijding de voorkeur. • Als dat ook niet afdoende is dan mag u in principe ook zeer plaatselijk en heel gericht chemische bestrijding toepassen, onder de voorwaarden die de gewasbeschermingswet biedt. 5.2
Richtlijnen voor extra beschermende maatregelen (specifiek zorgvuldig handelen) Bij richtlijnen voor extra beschermende maatregelen is het belangrijk te bepalen waar u een beschermingszone instelt, hoe u deze instelt en hoe ver u met de werkzaamheden van de beschermingszone weg moet blijven. 5.2.1 Tijdelijk te beschermen locaties Onder tijdelijk te beschermen locaties vallen: • In gebruik zijnde nesten van vogels, boomholtes, nestkasten etc. • Vaste broedplaatsen en kolonieplaatsen. Hierbij valt te denken aan een havikshorst, een oeverwal met een ijsvogelholte of een kolonieplaats van blauwe reigers, roeken of oeverzwaluwen. • Oude bomen met spleten en holen die fungeren als kraambomen en/of winterverblijven voor vleermuizen en voor holenbroedende vogels). • Mierenhopen. • Broedhopen (takkenhoop, rietmaaisel) die gebruikt worden door de ringslang. • Takkenrillen, takkenhopen en los liggend dood hout wat in gebruik is door egels, muizen, marters of amfibieën. • Groeiplaatsen van beschermde flora, indien de te nemen beheersmaatregel nadelig is voor de plant. Zie hierbij ook de richtlijnen per beheercategorie. • Verplaatsingszones en paden van amfibieën, bijvoorbeeld de paddentrek. • Voortplantingsplaatsen van vissen, amfibieën, vlinders en libellen (o.a. plas-dras zones). • Migratiezones amfibieën (voorjaarstrek) • Winterrustplaatsen van vogels, amfibieën, zoogdieren en reptielen. • Tijdelijke gronddepots die bewoond geraakt zijn door bijvoorbeeld de ijsvogel of oeverzwaluw. • Door de gemeente Opmeer aangewezen bijzondere locaties.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
23
5.2.2 Wijze van bescherming • Op basis van het gedrag van de soort en de gebruiksintensiteit van de locatie door de mens, wordt door een deskundige (zie 3.2.9 en bijlage 5) bepaald wat de optimale werkafstand is waarbij verontrusting of verstoring van de aanwezige soort wordt voorkomen (verstoringsvrije afstand). De ruimte die door deze afstand om de verblijfplaats ontstaat, is de beschermingszone. •
Het aanbrengen van zichtbare markeringen op de rand van de beschermingszone door middel van een afzetting van palen en lint indien er sprake is van vegetatiebeheer (bv maaien gras of ruigte).
•
Het markeren van een beschermingszone rond bewoonde holle bomen, bomen met nestkasten en/of nestbomen. De boom markeren met een lint en de bijbehoren de aanpak opnemen in het plan van aanpak en werkinstructie (bv. binnen de zone van 1x de boomlengte bomen van de gemarkeerde boom af vellen en aanwezigheid beperken.
•
Het aanbrengen van volledige 3-dimensionale bescherming (kooiconstructie) indien er sprake is van bomenkap versus het beschermen van locaties op maaiveldniveau (bv. mierenhoop of groeiplaats).
Afhankelijk van het te verrichten beheer- of onderhoudswerk kan er wel of niet gewerkt worden binnen en nabij de beschermingszone volgens een specifiek beschreven werkmethode (uitwerken in het plan van aanpak). 5.2.3 Extra maatregelen voor tabel 3-soorten en vogels Tabel 3 soorten en vogels met een jaarrond bewoond nest worden in de Ffw extra beschermd. Het gaat hier om 16 vogelsoorten. Voor hen geldt dat er ook geen verontrusting en verstoring mag plaatsvinden van de vaste rust- en verblijfplaatsen tijdens de uitvoering van bestendig beheer. Dit betekent, dat bij deze zwaar beschermde soorten, ter plekke, eventueel door een deskundige, bepaald moet worden wat de optimale werkafstand en werktechniek is, om verstoring van de soort te voorkomen. Het plan van aanpak dient hierbij als leidraad. Hierin wordt aangegeven of er wel of niet gewerkt kan worden binnen of nabij de beschermingszone, en hoever er afstand gehouden moet worden.
Extra beschermende maatregelen bij jaarrond beschermde nesten van: Boomvalk Grote gele kwikstaart Kerkuil Ransuil Sperwer Zwarte wouw
Buizerd Havik Oehoe Roek Steenuil
Gierzwaluw Huismus Ooievaar Slechtvalk Wespendief
Deze lijst is indicatief. Er zijn ook vogelsoorten die weliswaar vaak terugkomen naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (bv.: Boerenzwaluw, Groene specht en Torenvalk).
24
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Deze groep vogels worden ook wel categorie 5-soorten genoemd (zie bijlage 3). De nesten van categorie 5-soorten zijn in principe buiten het broedseizoen niet beschermd, behalve als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen (bijvoorbeeld het kappen van een bosje met vaste rust- en verblijfplaatsen van de grote bonte specht, terwijl er in de omgeving geen geschikt alternatief voorhanden is).
6
Verantwoordelijkheden
6.1
Algemene verdeling van verantwoordelijkheden.
6.1.1 Initiatiefnemer - opdrachtnemer De initiatiefnemer: Gemeente en de opdrachtnemer: Gemeentelijke uitvoeringsdienst, aannemer, uitvoerder hebben allebei een verantwoordelijkheid. • Als initiatiefnemer/opdrachtgever bent u hoofdverantwoordelijk voor het volgen van deze gedragscode. • Als opdrachtnemer heeft u een eigen verantwoordelijkheid om de gedragsregels goed te volgen. 6.1.2 Aansprakelijkheid • Als opdrachtnemer bent u de aansprakelijke partij voor het bevoegd gezag. • Als u als opdrachtnemer schade veroorzaakt doordat u deze gedragscode niet hebt gevolgd, kunt u op uw beurt weer door de initiatiefnemer aansprakelijk gesteld worden voor de schade. 6.1.3 Mogelijke sancties De opdrachtgever mag sancties opleggen aan de opdrachtnemer, als de opdrachtnemer zich niet houdt aan de gedragscode. Dit mag óók, als er geen schade is. 6.2 Verantwoordelijkheid bij de voorbereiding • Als opdrachtgever zorgt u voor alle benodigde informatie (zie hoofdstuk 3) U moet deze informatie voor anderen beschikbaar en toegankelijk maken (bijv. via internet). • Als opdrachtgever bent u verantwoordelijk voor een goede voorbereiding en planning. • Als opdrachtgever bent u ervoor verantwoordelijk dat alle informatie op de juiste manier gebruikt wordt in de planning en besteks-voorbereiding van de werkzaamheden. • Als opdrachtgever maakt u deze gedragscode onderdeel van alle opdrachten, die voor de werkzaamheden worden verstrekt. In bestekken, opdrachtbrieven en contracten moet altijd direct worden verwezen naar deze gedragscode, die als bijlage moet worden opgenomen. • Als opdrachtnemer bevestigt u schriftelijk dat u de werkzaamheden volgens deze gedragscode uit zult voeren. • Als opdrachtnemer stelt u een plan van aanpak Flora- en faunawet op met daarin uitgewerkt: - Een analyse van de mogelijke risico’s - Onderhoudsacties conform het plan/bestek van de opdrachtgever. - Uitwerking algemene zorgplicht volgens deze gedragscode. - Uitwerking algemeen zorgvuldig handelen volgens deze gedragscode. - Uitwerking specifiek zorgvuldig handelen/extra beschermende maatregelen afgestemd op het type groenvoorziening / werkzaamheden. • Als opdrachtnemer bent u verantwoordelijk voor het op tijd, correct en volledig informeren en instrueren van de personen die bij de werkzaamheden betrokken zijn. Dit doet u doormiddel van werkinstructies/werkprotocollen.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
25
6.3 Verantwoordelijkheden bij de uitvoering • Als opdrachtnemer bent u ervoor verantwoordelijk dat alle gedragsregels uit 4, 5 en 8 goed worden nageleefd tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Dat geldt óók in de gevallen waarvoor deze gedragscode niet voorziet. • Als opdrachtnemer bent u verantwoordelijk voor de werkzaamheden in onderaanneming worden uitgevoerd. • Als opdrachtnemer moet u en uw medewerkers deskundigheid kunnen aantonen (onder meer door certificaten) op het gebied van flora en fauna in relatie tot het verrichten van onderhoudswerk. • De initiatiefnemer houdt dit in de gaten, door controle van de werkzaamheden met behulp van steekproeven. 6.4 Verantwoordelijkheden voor de communicatie • De Gemeente Opmeer maakt deze gedragscode actief openbaar, zodat hun eigen personeel, (potentiële) opdrachtnemers, overige initiatiefnemers, belanghebbenden en belangstellenden op tijd over het bestaan en de inhoud van de gedragscode worden geïnformeerd. • Als opdrachtnemer bent u verantwoordelijk voor het op tijd, correct en volledig informeren en instrueren van de personen die bij de werkzaamheden betrokken zijn. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de werkinstructie. • Als opdrachtnemer bent u ervoor verantwoordelijk dat deze gedragscode op het werk aanwezig is. Het gaat om de gehele gedragscode met de bijlagen. • De opdrachtnemer rapporteert en registreert de werkzaamheden en koppelt deze terug naar de opdrachtgever. • De opdrachtnemer signaleert calamiteiten en koppelt deze terug naar de opdrachtgever. Een calamiteit betreft een onvoorziene gebeurtenis die actie vereist vanwege een acuut risico voor de volksgezondheid en/of openbare veiligheid. Hier is dus een acute botsing tussen het belang van openbare veiligheid of volksgezondheid en behoud van de beschermde soorten. • Als opdrachtgever en opdrachtnemer geeft u gezamenlijk invulling aan het afhandelen van de calamiteit. • De opdrachtgever neemt contact met ministerie van EZ over calamiteiten waardoor soortbescherming in gevaar is gekomen. • De opdrachtnemer en opdrachtgever evalueren samen de werkzaamheden. 6.5 Standaardbepalingen in contracten Standaardbepalingen, waarnaar verwezen wordt in het contract tussen de Gemeente Opmeer en de opdrachtnemer: a. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het adequaat uitvoeren van de in deze gedragscode beschreven maatregelen en richtlijnen, ook als deze in onderaanneming worden uitgevoerd. b. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het tijdig, correct en volledig informeren en instrueren van de bij de werkzaamheden en maatregelen betrokken personen. c. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het aanwezig zijn van deze gedragscode met bijlagen op de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, evenals een door de opdrachtgever en opdrachtnemer ondertekend ecologisch protocol/plan van aanpak en een werkinstructie voor het uitvoerend personeel. d. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het geven van een adequate invulling aan de algemene zorgplicht en het zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, ook in gevallen waarin deze gedragscode niet voorziet. e. De opdrachtnemer kan door de Gemeente Opmeer aansprakelijk worden gesteld voor schade, als deze het gevolg is van het niet naleven van deze gedragscode. f. De Gemeente Opmeer is bevoegd om sancties tegen de opdrachtnemer te treffen, als blijkt dat deze zich niet houdt aan de gedragscode. g.
26
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
h. In gevallen waarin deze gedragscode (en de hier integraal deel van uitmakende natuur-werkkalender) niet voorziet en bij twijfel over de meest adequate uitvoering van maatregelen, wordt door de opdrachtgever tijdig advies ingewonnen bij een door de Gemeente aan te wijzen deskundige. Eventueel hieruit voortvloeiende maatregelen worden conform het advies uitgevoerd en gedocumenteerd.
7
Slotbepalingen
7.1 Calamiteiten Bij calamiteiten betreft een onvoorziene gebeurtenis die actie vereist vanwege een acuut risico voor de volksgezondheid en/of openbare veiligheid, zoals brand, overstroming, stormschade, is het niet altijd mogelijk om volgens de regels van de gedragscode te werken. In deze situaties waar de veiligheid van mensen, gebouwen of kunstwerken in geding is, neemt u onmiddellijk contact op met uw opdrachtgever. In overleg met een deskundige wordt er gehandeld conform de volgende prioritering: a. Voorkomen: Het risico/ de calamiteit wegnemen door dusdanig te werken dat de nadelige effecten voor flora en fauna zo veel mogelijk worden beperkt. b. Beperken: Schade aan rust- en verblijfplaatsen zo veel mogelijk beperken. Bijvoorbeeld bij stormschade takken uit de kroon van een boom wegnemen met een telescopische kraan of kraan met lange giek en het stamstuk waar vleermuizen in zitten laten staan. Zeer acute veiligheidssituaties gelden hierbij als overmacht. De calamiteit en de uitvoerende handelingen worden gedocumenteerd d.m.v. een rapportage voorzien van foto’s. 7.2 Onvoorziene omstandigheden Wanneer u, ondanks voorzorg en goede inventarisaties, tijdens de uitvoering van werkzaamheden onverwachts een nieuw beschermde soort in het werkgebied aantreft, zoekt u contact met een ter zake kundige. Samen gaat u na hoe overtreding van de Ffw kan worden voorkomen. In de meeste gevallen kunt u door fasering van werkzaamheden of door planwijziging de soort sparen. Uitgangspunt moet zijn dat de wettelijk beschermde soort zo min mogelijk schade oploopt. Is dit niet mogelijk dan vallen de betreffende werkzaamheden niet meer onder deze gedragscode en zal ontheffing moeten worden aangevraagd. 7.3 Bij twijfel een deskundige inschakelen In gevallen waarin er deze gedragscode niet voorziet en bij twijfel over de beste uitvoering van gedragsregels, vraagt u op tijd advies van een deskundige. U volgt dan de gedragsregels, die de deskundige adviseert. Het gevolgde advies wordt door u gedocumenteerd en toegevoegd aan het dossier. 7.4 In bijzondere gevallen afwijken van de gedragsregels U mag als initiatiefnemer of opdrachtnemer afwijken van de gedragsregels in de gedragscode onder de volgende voorwaarden. • U onderbouwt in het plan van aanpak waarom het in een concreet geval niet mogelijk is of voor de beschermde soort niet wenselijk is te handelen volgens de gedragsregels in deze gedragscode. • U laat een deskundig advies opstellen waaruit blijkt dat de aangepaste werkwijze niet leidt tot grotere schade aan beschermde soorten dan de voorgeschreven wijkwijze. • U beschrijft de aangepaste werkwijze gedetailleerd en instrueert de uitvoerders op dezelfde manier. De beschrijving van de aangepaste werkwijze is op het werk en bij de initiatiefnemer aanwezig. • Als deze werkwijze niet nodig is, vraagt u ontheffing aan. Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
27
Evaluatie en aanpassing van deze gedragscode 7.5 • Pas de gedragscode aan, als de verspreiding van de beschermde soorten verandert. • Pas de gedragscode aan als er wijzigingen in wet- en regelgeving zijn. • Den gemeente Opmeer start na 4 jaar met de evaluatie en actualisatie van de gedragscode. Na 5 jaar moet de nieuwe gedragscode zijn goedgekeurd. Is dit niet haalbaar, dan zal tijdig (uiterlijk drie maanden voor afloop van de termijn ) een tijdelijke verlenging voor de duur van maximaal één jaar aangevraagd moeten worden. • Wordt tussentijds alleen de Checklist gewijzigd dan hoeft u geen goedkeuring van het ministerie te vragen.
28
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Deel 2:
Uitvoering Natuur-werkkalender
8
In dit hoofdstuk zijn per werkzaamheid een aantal gedragsregels en een natuurwerkkalender opgenomen. De gedragsregels per werkzaamheid moet u altijd toepassen als op de locatie beschermde soorten uit tabel 2 en 3, (broedende) vogels, jaarrond beschermde nestplaatsen of andere relevante soorten voorkomen. a. Stoplicht benadering De natuur-werkkalender is een instrument om de werkzaamheden te plannen. Door een goede planning te kiezen wordt de mogelijke schade voor beschermde soorten al bij voorbaat zeer sterk verkleind. In de natuur-werkkalender is met een ‘stoplicht’ kleuring aangegeven op welk moment de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. Groen Oranje Rood
Voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden (wel rekening houden met ongewoon vroege of late planten en dieren) Werkzaamheden niet uitvoeren, tenzij speciale gedragsregels worden gevolgd, ter bescherming van soorten Werkzaamheden niet uitvoeren
De tijdstippen van uitvoer van de werkzaamheden zijn per te beschermen dier- of plantengroep opgenomen in de natuur-werkkalenders. Wordt een groep niet genoemd dan hebben de uit te voeren werkzaamheden geen noemenswaardige invloed op deze groep. Zo is de groep ‘vissen’ niet opgenomen in de natuur-werkkalender voor bomen. De natuur-werkkalenders zijn een belangrijk hulpmiddel voor de planning van werkzaamheden, ten behoeve van het minimaliseren van eventuele verstoring van flora en fauna. Van belang is om hier op te merken dat de aangegeven momenten waarop de werkzaamheden al dan niet (onder voorwaarden) kunnen worden uitgevoerd niet vast staan, maar richtlijnen zijn. Actieve perioden van bepaalde soorten kunnen verschillen. Let op! Als een soortgroep in een werkgebied niet voorkomt, is planning volgens de natuur-werkkalender ook niet nodig. In deze gedragscode worden alleen de 12 beheergroepen uitgewerkt die vallen onder bestendig beheer en onderhoud binnen het grondgebied van de gemeente Opmeer. b. Beheergroepen Op basis van de beschermstatus van soorten in de Ffw, gekoppeld aan de mogelijke biotoopvariatie in de gemeente Opmeer en het Groenbeleidsplan van 31-012013 zijn de volgende beheergroepen uitgewerkt: 1. 2. 3. 4.
Bomen Struweel en bosplantsoen (Sier)Beplanting, heggen en hagen Gazon (intensief onderhoud)
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
29
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Kruidige begroeiingen met jaarlijks extensief onderhoud Kruidige waterbegroeiingen en overgangen land-water Schonen van watergangen Baggeren van watergangen Onderhoud bouw- en kunstwerken Onderhoud aan verhardingen, wegen, paden, kolken en straatmeubilair Onderhoud ondergrondse infrastructuur Onderhoud sport- en evenemententerrein Onderhoud natuurspeeltuin
c. Mitigerende maatregelen per beheergroep In de volgende paragrafen staat per beheergroep uitgewerkt hoe u moet handelen als er beschermde soorten aanwezig zijn. De paragrafen hebben de volgende onderdelen: 1. Werkzaamheden. 2. De Natuur-werkkalender 3. Gedragsregels. d. De natuur houdt zich niet aan onze regels De natuur houdt zich niet aan kalenders. Vogels bepalen de broedperiode, niet de kalender evenals de padden met de paddentrek! De seizoenen variëren van jaar tot jaar en dat kan door de klimaatverandering nog versterkt worden. De Natuurwerkkalender zal dus niet altijd in overeenstemming zijn met het seizoenritme van planten en dieren. U moet er rekening mee houden dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Fora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Houd ook rekening met de verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken. Deze verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke verblijfplaatsen is altijd een ontheffing vereist. De handhaving van de wet richt zich op overtredingen van de Ffw. De gedragsregels in de natuur-werkkalender, waaronder de stoplichtbenadering, zijn een hulpmiddel om overtredingen te voorkomen. U moet altijd scherp blijven opletten of u het doel bereikt: voorkomen dat u beschermde plant- en diersoorten beschadigt. Dat geldt ook op plaatsen en momenten, waarvan u dacht dat er geen kans op schade aan beschermde soorten kon optreden. De natuur-werkkalender en de kaart met beschermde soorten zijn geen van beide een vrijbrief om verder onzorgvuldig te werk te gaan. e Gedragsregels • Met deze gedragsregels moet altijd rekening gehouden worden. Door u te houden aan deze gedragsregels voldoet u aan zorgvuldig handelen. • De werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd dat schade aan planten- en diersoorten minimaal is. • De werkzaamheden worden zo veel mogelijk gepland volgens de natuurwerkkalenders. • De werkzaamheden worden zoveel mogelijk uitgevoerd met apparatuur die de minste schade aan flora en fauna aanricht. • Voorgaande aan de werkzaamheden wordt altijd bepaald of beschermde planten- en diersoorten aanwezig zijn op de werklocatie. De nesten/holen worden geregistreerd. • Het beheer moet zoveel mogelijk gefaseerd in tijd en plaats plaatsvinden. • Bij twijfel door de werkvoorbereider wordt de hulp van een deskundige ingeschakeld. • Potentiële verblijfplaatsen van amfibieën (en reptielen) in bladhopen en holen, ruimten onder boomstronken en dergelijke worden ongemoeid gelaten.
30
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
8.1
Bomen
8.1.1 Werkzaamheden Bomen in de gemeente Opmeer zijn vooral van belang voor (broed)vogels en vleermuizen. Werkzaamheden die relevant zijn voor deze gedragscode zijn het verwijderen van waterlot, stamschot en wortelopslag, snoeien, bestrijding van ziekten en plagen, rooien en kappen van bomen, vervangen van bomen, verwijderen van dood hout en klimplanten. Dit alles in het kader van regulier beheer en onderhoud. Het kappen van één of meerdere bomen in een rij, laan of andere groep bomen valt onder bestendig beheer en onderhoud als maximaal 30% van het aantal bomen gekapt wordt. De velrichting is afgekeerd van verblijfplaatsen van beschermde soorten van tabel 2 of 3 of van vogels. 8.1.2
Natuur-werkkalender Periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Soorten Planten Vleermuizen Vogels Reptielen Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.1.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook hoofdstukken 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Standaard gedragsregels Voorafgaande aan de werkzaamheden moeten de bomen door een deskundige geïnspecteerd worden op de aanwezigheid van vleermuizen, en in gebruik zijnde rusten verblijfplaatsen van vogels. Indien die aanwezig zijn, worden de werkzaamheden achterwege gelaten of uitgesteld tot een moment dat er geen eieren of onvolgroeide jongen aanwezig zijn den de dieren niet in winterrust zijn. Registreer de vaste rust- en verblijfplaatsen. Planten Voor alle werkzaamheden aan bomen, struiken en heesters geldt dat als er planten in de omgeving van de boombegroeiing voor komen uit de tabellen 2 of 3, maatregelen genomen moeten worden om deze te beschermen (zie 5.2). Er moet voorkomen worden dat groeiplaatsen van beschermde soorten worden vernield door vertrapping of het gebruik van zwaar materieel. Vleermuizen • Bij bomen met holten, spleten of rottingsgaten moet een deskundige voorafgaande aan de werkzaamheden, onderzoek doen naar mogelijke functies van verblijfplaatsen voor vleermuizen. In overleg wordt bepaald hoe u gaat werken. Indien bij snoeien geen veranderingen in het binnenklimaat van de winterverblijfplaats optreedt kunt u
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
31
de werkzaamheden uitvoeren in de wintermaanden (oktober-februari), mits met daglicht gewerkt wordt. • Lijnvormige landschapselementen die dienst kunnen doen als vliegroute en foerageergebied, zoals bomenrijen en beplanting naast sloten kunnen worden gesnoeid in de winterperiode wanneer vleermuizen hier geen gebruik van maken (oktober-februari). Ook kan gesnoeid worden in september wanneer er zich geen vaste rust- of verblijfplaatsen bevinden in deze lijnvormige elementen en wanneer met daglicht wordt gewerkt. • Lanen met een functie als vliegroute worden gefaseerd vervangen in de winterperiode (oktober-februari). Vogels • Voordat de werkzaamheden plaatsvinden wordt door een deskundige vastgesteld of vogels de boom als verblijfplaats gebruiken en of er een jaarrond beschermd nestplaats aanwezig is. • Als er geen jaarrond beschermde nestplaatsen aanwezig zijn, worden de werkzaamheden uitgevoerd als de gewone nestplaatsen niet meer in gebruik zijn. Bomen met in gebruik zijnde nesten worden tijdens het broedseizoen ontzien. • Als er wel jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn, is alleen bij volledig ontzien geen ontheffing nodig. Zelfs als alternatieve nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- en verblijfplaatsen worden aangeboden die functioneren voor dat met de werkzaamheden wordt begonnen, is ontheffing nodig. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand er van het nest gewerkt kan worden als er geen eieren of niet-vliegvlugge jongen op de nestplaats aanwezig zijn. Roofvogels en uilen beginnen doorgaans vroeger met broeden dan andere vogels. Aan het einde van de winter zijn de territoria doorgaans al vastgelegd. De werkzaamheden in de omgeving van roofvogelnesten zoals buizerd en sperwer dienen bij voorkeur in de periode oktober tot half februari plaats te vinden. • Van snoeien in het broedseizoen moet zoveel mogelijk worden afgezien, ook al zijn er geen nesten van broedende vogels aanwezig of worden er geen nesten verstoord door de werkzaamheden, omdat nesten niet altijd even gemakkelijk te ontdekken zijn. Reptielen Indien de plek onderdeel is van een overwinteringsplaats of broedhoop van reptielen wordt in overleg met een deskundige bepaald of en hoe de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
32
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
8.2
Struweel en bosplantsoen
8.2.1 Werkzaamheden Het verwijderen van takken of uitlopers van struiken (heesters) of bomen met als doel deze een volgend jaar beter te laten groeien, in een bepaalde vorm te behouden of om paden en wegen voor veiligheid van de weggebruikers in voldoende mate vrij te houden. Het kappen van bomen in het kader van dunning valt onder 8.1. Bij het uitvoeren van deze snoei moet u rekening houden met beschermde planten, vleermuizen, zoogdieren, vogels en reptielen. 8.2.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Vleermuizen Overige zoogdieren Vogels Reptielen Amfibieën
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.2.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Standaard gedragsregels Voorafgaande aan de werkzaamheden moeten de bomen, struiken en bodem door een deskundige geïnspecteerd worden op de aanwezigheid van vleermuizen en in gebruik zijnde verblijfplaatsen van vogels. Indien die aanwezig zijn, worden de werkzaamheden achterwege gelaten of uitgesteld tot een moment dat er geen eieren of onvolgroeide jongen aanwezig zijn en de dieren niet in winterrust zijn. Registreer de vaste rust- en verblijfplaatsen. Planten Voor alle werkzaamheden aan bomen, struiken en heesters geldt dat als er planten in de omgeving van de boombegroeiing voor komen uit de tabellen 2 of 3, maatregelen genomen moeten worden om deze te beschermen (zie 5.2). Er moet voorkomen worden dat groeiplaatsen van beschermde soorten worden vernield door vertrapping of het gebruik van zwaar materieel. Vleermuizen • Controleer het struweel of bosplantsoen in gebruik is als vliegroute of foerageergebied voor vleermuizen (te beoordelen door een deskundige). • Als dit niet het geval is kunnen de werkzaamheden zonder nadere gedragsregels voor vleermuizen worden uitgevoerd. • Als dit wel het geval is moet de deskundige een plan op stellen waarbij de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder het functioneren van verblijfplaatsen te beperken.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
33
Overige zoogdieren Hoewel er in de gemeente Opmeer geen tabel 2 of tabel 3-soorten zijn waargenomen, controleert u struweel en bosplantsoen zo kort mogelijk voor uitvoering van de werkzaamheden op aanwezigheid van egels (tabel 1-soort). • Is dit niet het geval dan kunnen de werkzaamheden zonder nadere gedragsregels voor deze soorten worden uitgevoerd. • In de directe omgeving van egelnesten, egels met jongen of egels in winterslaap (tabel 1-soort) verricht u geen werkzaamheden. Wordt er een rondscharrelende egel waargenomen dan heeft het de voorkeur om geen onderhoudswerkzaamheden te verrichten op de locatie waar de egel zit. Is dit niet mogelijk dan kunt u de aangetroffen egel (voorzichtig!) verplaatsen naar een nabijgelegen locatie waar voldoende dekking aanwezig is en geen werkzaamheden plaatsvinden. Egels vluchten bij nadere verstoring namelijk niet weg maar rollen zich op tot een bal. Vogels • Controleer struweel en bosplantsoen op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten (winter- of schuilplaats van de huismus) en broedende vogels, zo kort mogelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden. • Als er broedende vogels aanwezig zijn mogen in de directe omgeving van het nest geen rooiwerkzaamheden worden uitgevoerd. • Houd bij de overige werkzaamheden voldoende afstand tot de bewoonde nesten zodat er geen verstoring plaatsvindt. De aan te houden afstand kan per soort verschillen en wordt bepaald door een deskundige. • De jaarrond beschermde nesten moeten bij werkzaamheden altijd gespaard blijven of ze nu bewoond zijn of niet. Is dit niet mogelijk dan moet er ontheffing aangevraagd worden. Reptielen • Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden rust- en verblijfplaatsen als bladhopen, oeverstroken, bos-/struweelranden zoveel mogelijk ontzien (1 maart – 30 september). • Bij het vellen en verwijderen van materiaal worden takken- en bladerhopen, die dienst kunnen doen als overwinteringsplaats, ontzien (1 oktober – 31 maart). Amfibieën De Gemeente Opmeer is een landelijke gemeente met veel sloten. Struweel en bosplantsoen in de nabijheid van voortplantingswater kunnen een functie hebben als winterhabitat voor amfibieën. Onderzoek door een deskundige moet uitwijzen of dit het geval is en zo ja, welke passende maatregelen er dan genomen moeten worden.
34
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
8.3
(Sier)Beplanting, heggen en hagen
8.3.1 Werkzaamheden Het gaat hier om het beheer en onderhoud van (vakken met) struiken, heesters, rozen, heggen en hagen. Tot de werkzaamheden behoren onder meer spitten, inplanten, inboeten, planten, snoeien, scheren, knippen, uitmaaien, afsnijden, rooien, grond bewerken, verwerken en versnipperen van vrijgekomen materiaal, schoffelen, onkruidbeheersing en het verwijderen van zwerfafval. Het rooien van beplanting, hagen en heggen valt onder bestendig beheer en onderhoud als maximaal 30% van de beplanting, haag of heg gerooid wordt. Met uitzondering van broedvogels heeft deze beheergroep een beperkte betekenis voor beschermde planten en dieren. 8.3.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Overige zoogdieren Vogels Amfibieën
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.3.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Standaard gedragsregels • Controleer vooraf het werkgebied op beschermde flora en fauna en registreer hun vaste standplaatsen en nesten. • Planten: Groeiplaatsen van te beschermen plantensoorten mogen niet beschadigd worden tijdens de werkzaamheden. Afhankelijk van de werkzaamheden moet u groeiplaatsen markeren en indien nodig fysiek beschermen tegen vallend hout. Let op met rijdend materieel. • Overige zoogdieren: In de directe omgeving van egelnesten, egels met jongen of egels in winterslaap (tabel 1-soort) verricht u geen werkzaamheden. Wordt er een rondscharrelende egel waargenomen dan heeft het de voorkeur om geen onderhoudswerkzaamheden te verrichten op de locatie waar de egel zit. Is dit niet mogelijk dan kunt u de aangetroffen egel (voorzichtig!) verplaatsen naar een nabijgelegen locatie waar voldoende dekking aanwezig is en geen werkzaamheden plaatsvinden. Egels vluchten bij nadere verstoring namelijk niet weg maar rollen zich op tot een bal. Vogels • Controleer de beplanting op aanwezigheid van broedende vogels en jaarrond beschermde nesten (met name de huismus), zo kort mogelijk voor uitvoering van de werkzaamheden. • Als er broedende vogels aanwezig zijn mag u geen rooiwerkzaamheden uitvoeren. • Houdt bij de overige werkzaamheden voldoende afstand tot de bewoonde nesten zodat er geen verstoring plaatsvindt. De aan te houden afstand kan per soort verschillenen wordt bepaald door een deskundige. • Vindt u tijdens de werkzaamheden een jaarrond beschermde nest dan moet u het nest registreren, markeren en sparen evenals de directie omgeving van het nest. Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
35
Amfibieën • De Gemeente Opmeer is een landelijke gemeente met veel sloten. Struweel en bosplantsoen in de nabijheid van voortplantingswater kunnen een functie hebben als winterhabitat voor amfibieën. Onderzoek door een deskundige moet uitwijzen of dit het geval is en zo ja, welke passende maatregelen er dan genomen moeten worden.
36
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
8.4
Gazon (intensief onderhoud)
8.4.1 Werkzaamheden Dit betreft gazons in intensief onderhoud zoals bermen, recreatiegras en gazon. Vanwege de intensieve maaicyclus heeft het een beperkte betekenis voor beschermde planten en dieren en worden er niet of nauwelijks tabel 2 of 3-soorten verwacht. 8.4.2
Natuur-werkkalender Periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Soorten Vogels Amfibieën Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.4.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Standaard gedragsregels • Een deskundige controleert vooraf op aanwezigheid van beschermde soorten. Zijn deze door het intensieve beheer niet aanwezig, dan kan zonder maatregelen het maaiwerk uitgevoerd worden. • Maai in één richting zodat dieren (onder andere ook kleine zoogdieren) kunnen vluchten naar dat deel dat niet gemaaid wordt. Vogels • In gebruik zijnde nesten van broedvogels geeft u op de kaart weer en ontziet u bij het maaien. Controleer ook de eventueel aanwezige natuurvriendelijke oevers op in gebruik zijnde nesten. In overleg met een deskundige wordt bepaald tot welke afstand u van het nest kan werken. Amfibieën • Om amfibieën te ontzien maait u de bermen die grenzen aan water gefaseerd. Een deskundige bepaalt de breedte van de strook die intensief gemaaid kan worden. De deskundige bepaalt ook hoe vaak en wanneer het overige deel van de berm gemaaid wordt. • Als er gazon wordt gemaaid langs wateren die van belang zijn voor de voortplanting van amfibieën maait u in de periode vanaf maart tot september pas op een tijdstip dat de amfibieën voldoende zijn opgewarmd. Dit tijdstip wordt bepaald door een deskundige. • Als er gazon wordt gemaaid langs wateren maait u in de periode juni – september niet bij of kort na regenachtig (zomertrek amfibieën).
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
37
8.5
Kruidige vegetatie met jaarlijks extensief onderhoud
8.5.1 Werkzaamheden Dit betreft het maaien en afvoeren van gras en overhoeken in extensief beheer. Deze beheervorm heeft enige betekenis voor beschermde planten en dieren. 8.5.2
Natuur-werkkalender Periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Soorten Planten Vogels Reptielen Amfibieën Insecten Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.5.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). In verband met de verkeersveiligheid worden vegetaties op onoverzichtelijke kruispunten en stroken langs drukke wegen vaker gemaaid. Het kan hierdoor voorkomen dat er in de bloeiperiode van vegetatie wordt gemaaid. Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • U stemt het maaibeheer af op de natuurwaarde. Schakel een deskundige in om de natuurwaarde per werklocatie te bepalen. • Aanbevolen wordt om in een gebied met hoge natuurwaarde, een deel niet te maaien (ca. 30%), zodat ongewervelden hierin kunnen overleven. De plek kan per maaibeurt wisselen. • Werk in één richting, zodat dieren kunnen vluchten naar dat deel dat niet gemaaid wordt. Planten • Groeiplaatsen van losse exemplaren beschermde planten markeert u en bij het maaien ontziet u ze indien ze op locaties groeien die vallen onder de vroege maaibeurt in juni. Let op met het rijden met materieel. • Daar waar grote(re) concentraties orchissen (en/of andere beschermde soorten) aanwezig zijn moet niet alleen rekening gehouden worden met deze soort bij (vroege) maaibeurten, maar moet het maaibeheer worden aangepast aan het voorkomen van deze beschermde plantensoort (indien dat nog niet het geval is). Een zogeheten ‘ecologisch maaibeheer’ is hierop van toepassing: bij een ecologisch maaibeheer wordt de vegetatie pas na half juli gemaaid (na de bloei en zaadzetting van orchideeën). Na het maaien is het belangrijk om het maaisel af te voeren om verrijking van de bodem tegen te gaan. • Raadpleeg de deskundige om te bepalen of het maaisel direct afgevoerd moet worden of een aantal dagen moet blijven liggen.
38
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Vogels • Voorafgaande aan de maaibeurten controleert u of er eventuele nestlocaties van vogels (o.a. grondbroeders zoals wilde eend, scholekster en knobbelzwaan) aanwezig zijn. Controleer ook de eventueel aanwezige natuurvriendelijke oevers op in gebruik zijnde nesten. • In gebruik zijnde nesten van broedvogels worden gemarkeerd en bij maaien ontzien en in overleg met de deskundige wordt bepaald tot welke afstand u van het nest kan werken. Reptielen • Grasvegetaties met schuil- en rustplekken van de ringslang worden handmatig gemaaid, in fases zodanig dat minimaal 30% aaneengesloten vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. Op plaatsen waar de ringslag voorkomt voert u het maaibeheer uit in de periode van half september t/m oktober of u stelt de maaibalk hoger in (minimaal 10 cm). Raadpleeg hiervoor de deskundige. Amfibieën • Percelen grenzend aan wateren met amfibieën worden overdag en niet bij regenachtig weer, gemaaid in de periode juni – september. De volwassen dieren trekken in het voorjaar ’s avonds naar het water, de jonge dieren kunnen het water op regenachtige zomerdagen massaal verlaten. Indien er een situatie ontstaat dat er gedurende het maaien massaal amfibieën tussen het gras aanwezig zijn, staakt u direct het maaien en gaat u in overleg met de deskundige over het tijdstip dat de werkzaamheden weer hervat kunnen worden. Insecten • Maai gefaseerd zodanig dat minimaal 30%van de kruidige vegetatie blijft staan.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
39
8.6
Maaien van natuurvriendelijke oevers
8.6.1 Werkzaamheden De gemeente Opmeer heeft een aantal kleine smalle stukjes natuurvriendelijke oevers. Deze oevers liggen in de dorpen langs vijvers en in parkjes. Hoewel het om relatief kleine drasstroken gaat groeit er toch een verscheidenheid aan soorten. Deze soorten zijn streekgebonden: o.a. riet, grote lisdodde, zwanebloem (tabel 1), grote egelskop, pijlkruid, fluitenkruid, dotterbloem (tabel 1), moerasandoorn, harig wilgenroosje, koninginnekruid en rietorchis (tabel 2). Het beheer bestaat uit gefaseerd maaien en afvoeren. Het schonen van de watergang wordt behandeld in 8.7. 8.6.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Overige zoogdieren Vogels Amfibieën Insecten
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.6.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • Voorafgaande aan de werkzaamheden controleert u de werklocatie op aanwezigheid van beschermde soorten. • De oevervegetatie maait u één maal per jaar tussen 1-10 en 31 -12 voor ca. 33% (maaifrequentie één maal per drie jaar). De plek wisselt jaarlijks. Dit wordt op een plankaart van het te maaien gebied aangegeven. Uitzondering hierop is het maaibeheer bij aanwezigheid van de waterspitsmuis en/ of Noordse woelmuis, zie Overige zoogdieren. • Daar waar u ruimte heeft laat u het maaisel twee tot vijf werkdagen liggen om zaadval mogelijk te maken. Daarna wordt het maaisel afgevoerd om verstikking van de bodem te voorkomen en verschraling te bevorderen. Planten • Bij maaiwerkzaamheden van de oevervegetatie in het late najaar worden weinig conflicten verwacht met de Flora- en faunawet (zie standaard gedragsregels). Overige zoogdieren • Oevers met waterspitsmuis en/ of Noordse woelmuis worden gefaseerd gemaaid zodanig dat minimaal 50% aaneengesloten vegetatie blijft staan om dieren dekking te bieden. Vogels • Omdat er niet in het broedseizoen gemaaid wordt zullen er geen conflicten verwacht worden met de Flora- en faunawet (zie standaard gedragsregels).
40
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Amfibieën Bij het ongemoeid laten van de bodem zal er bij maaien in het late najaar geen conflicten te verwachten zijn met de Flora- en faunawet. Insecten • Bij een maaifrequentie van één maal in de driejaar (33% jaarlijks) in het late najaar zijn er geen conflicten te verwachten met de Flora- en faunawet.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
41
8.7
Schonen van watergangen
8.7.1 Werkzaamheden Het schonen omvat het jaarlijks verwijderen van (een deel van) de watervegetatie. Het verwijderen van de bagger laag valt niet onder de werkzaamheden, de vegetatie wordt boven de bodem afgeknipt. Bij het schonen moet u rekening houden met beschermde planten, zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, libellen en vissen. 8.7.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Overige zoogdieren Vogels Reptielen Amfibieën Insecten Vissen
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.7.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • Voorafgaande aan de werkzaamheden onderzoekt een deskundige de watergangen en directe omgeving op beschermde flora en fauna. De gevonden soorten worden geregistreerd. • Om schade aan soorten te voorkomen is 1september - oktober de beste periode om te schonen. Tussen 1 november en 1 maart laat u de waterbodem met rust. • Gefaseerd schonen: schoon wateren waarin beschermde soorten voorkomen maximaal 75% van het oppervlakte per jaar. • Een deskundige inspecteert het schoonsel meteen op de aanwezigheid van beschermde soorten vissen, amfibieën (ook larven), ongewervelden en zoetwatermosselen. Indien u deze soorten aantreft, worden deze terug in het water gezet op een plaats waar geen werkzaamheden (meer) worden uitgevoerd. Dit gebeurt door een deskundige. • Bij het verwijderen van de watervegetatie van grote oppervlakten aaneen-gesloten en dichte watervegetatie wordt zodanig vanuit één zijde gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen. • Schoon aaneengesloten delen van maximaal 1 kilometer lengte. Laat vervolgens een stuk van 150 meter ongemoeid. Vanuit deze ongeschoonde locatie kan herkolonisatie plaatsvinden. De plek wisselt jaarlijks. Dit wordt op een plankaart van het te schonen gebied aangegeven. • Doodlopende watergangen schoont u vanaf het gesloten eind naar het open einde toe, zodat mogelijk aanwezige soorten kunnen ontsnappen.
42
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Planten • Groeiplaatsen worden door een deskundige opgespoord en gemarkeerd. Voorkom aantasting van ten minste 25% van deze groeiplaatsen (indien de benodigde watervoerende capaciteit daarmee niet in gevaar wordt gebracht). Van belang is dat de wortels van de planten niet worden aangetast. • Het schoonsel wordt niet op de oever gedeponeerd waar groeiplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn. Afhankelijk van de werkzaamheden worden de groeiplaatsen gemarkeerd en indien nodig fysiek beschermd. Overige zoogdieren • Schoon geen watergangen in het leefgebied van de waterspitsmuis. Als dat niet mogelijk is moet slechts één zijde van de watergang geschoond worden. Voer de werkzaamheden uit in overleg met een deskundige, ecologische begeleiding is vereist. Vogels • Voorgaande aan het schonen onderzoekt een deskundige het werkgebied op bewoonde nesten, dit is afhankelijk van de soort. De deskundige adviseert op welke manier verstoring kan worden voorkomen. Reptielen • Indien een oever van te schonen watergangen onderdeel is van een overwinteringsplaats van de ringslang wordt in overleg met een deskundige bepaald of de werkzaamheden en hoe, kunnen worden uitgevoerd. Dit zal o.a. inhouden dat delen van de vegetatie waar de dieren overwinteren moeten worden ontzien bij werkzaamheden. Amfibieën • Let op: bij het schonen later dan de geadviseerde periode (september – oktober) laat u de bodem van de watergang ongemoeid (zie standaard gedragsregels). Insecten • Wateren met de groene glazenmaker gefaseerd schonen zodanig dat minimaal 1/3 van de waterplanten (krabbescheer) gespaard blijft. Het gespaarde gedeelte wordt pas geschoond nadat het eerder geschoonde gedeelte voldoende is hersteld. Vissen • U schoont alleen bij watertemperaturen tussen 4 en 20°C. Toelichting: de oplosbaarheid van zuurstof in warm water is beperkt, terwijl de activiteit van vissen bij deze temperaturen hoog is. In warm water treedt daardoor eerder zuurstofgebrek op dan in koud water en zijn de effecten op vissen het grootst. Door opwerveling van bodem- en organisch materiaal en biologische omzetting daarvan wordt bovendien een extra beslag gelegd op de zuurstofhuishouding. Bij zeer lage temperaturen worden vissen zo traag dat ze hun normale vluchtgedrag niet meer vertonen. Er wordt daarom niet geschoond als er ijsgang is of als het vriest. • Faseer de werkzaamheden, schoon één zijde van de watergang of alleen in het midden van de watergang (zie standaard gedragsregels).
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
43
8.8
Baggeren van watergangen
8.8.1 Werkzaamheden Baggeren omvat het cyclisch verwijderen van de gevormde baggerlaag om de gewenste waterdiepte te behouden. Dit kan bijvoorbeeld eens in de 5 of 10 jaar plaatsvinden. Baggeren heeft tevens als doel te voorkomen dat de watergang uiteindelijk verlandt en ongeschikt raakt voor het beoogde gebruik. Zodra er sprake is van achterstallig onderhoud wordt baggeren gezien als een ruimtelijke ingreep. Bij het uitvoeren van baggeren van wateren moet u rekening houden met beschermde planten, zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, en vissen. 8.8.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Overige zoogdieren Vogels Reptielen Amfibieën Vissen
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.8.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • Voorafgaande aan de werkzaamheden onderzoekt een deskundige de watergangen en directe omgeving op beschermde flora en fauna. De gevonden soorten worden geregistreerd. • Om schade aan soorten te voorkomen is september t/m februari de beste periode om te baggeren. Komen er amfibieën voor in het werkgebied baggert u die watergang in september t/m november. Tussen december t/m februari laat u de bodem met rust. • Laat de oeverzones intact door alleen het middendeel van de sloot te baggeren, indien de afmeting van de sloot het toelaat. Dit is ecologisch gezien waardevol omdat het leefgebied van beschermde soorten zo min mogelijk wordt aangetast en de doorstroom capaciteit wordt gewaarborgd. • Bagger water zo dat minimaal 25% van de bodem ongemoeid blijft. Bagger aaneengesloten delen van maximaal 1 kilometer lengte en laat 150 meter tussen het volgende te baggeren tracé ongemoeid. • Overweeg of de inzet van een baggerzuiger op de locatie mogelijk is. Hiermee wordt de opwervelend slib voorkomen en blijven de oevers intact. Dit voorkomt schade aan vissen, amfibieën en water- en oevervegetaties.
44
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
• Het schoonsel c.q. de bagger controleert u steekproefsgewijs op de aanwezigheid van beschermde soorten vissen, amfibieën (ook larven), ongewervelden en zoetwatermosselen. Als deze worden aangetroffen, zet u ze direct terug in het water, op een plaats binnen het werkgebied (even ’uit de weg zetten’) waar geen werkzaamheden (meer) worden uitgevoerd. Dit gebeurt onder begeleiding van of op aanwijzing van een deskundige. • Bagger doodlopende watergangen vanaf het gesloten eind naar het open einde, zodat mogelijk aanwezige soorten kunnen ontsnappen Planten • Laat een deskundige de groeiplaatsen van beschermde soorten opsporen en markeren. Voorkom aantasting van tenminste 25% van de groeiplaatsen. Van belang is dat de wortels van de planten niet worden aangetast. • Rij niet met materieel over groeiplaatsen van beschermde planten. • De plantenresten c.q. de bagger deponeert u niet op de oever waar groeiplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn. Overige zoogdieren • Komt de waterspitsmuis voor in het werkgebied dan baggert u alleen in het middendeel van de watergang, voer de werkzaamheden uit in overleg met een deskundige. • VogelsHoud bij werkzaamheden voldoende afstand tot bewoonde nesten, dit is afhankelijk van de soort. De deskundige adviseert waarop verstoring voorkomen kan worden. Reptielen • Bagger wateren in het leefgebied van de ringslang in september t/m februari (zie standaard gedragsregels). Amfibieën • Bagger wateren met amfibieën in september t/m november (zie standaard gedragsregels) Vissen • Wateren met beschermde vissoorten baggert u alleen bij een watertemperatuur tussen 4 en 20°C. Toelichting: de oplosbaarheid van zuurstof in warm water is beperkt, terwijl de activiteit van vissen bij deze temperaturen hoog is. In warm water treedt daardoor eerder zuurstofgebrek op dan in koud water en zijn de effecten op vissen het grootst. Door opwerveling van bodem- en organisch materiaal en biologische omzetting daarvan wordt bovendien een extra beslag gelegd op de zuurstofhuishouding. Bij zeer lage temperaturen worden vissen zo traag dat ze hun normale vluchtgedrag niet meer vertonen. Er wordt daarom niet gebaggerd als er ijsgang is of als het vriest. • Bittervoorns (beschermd) en Zoetwatermossels zoals zwanenmossel en schildersmossel (beiden niet beschermd), hebben een bijzondere symbiose. Wanneer door reguliere baggerwerkzaamheden de niet-beschermde zoetwatermossel verdwijnt, kan dit daardoor desastreuze gevolgen hebben voor de voortplanting van de bittervoorn (zie standaard gedragsregels).
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
45
8.9
Onderhoud bouw- en kunstwerken
8.9.1 Werkzaamheden Het betreft hier regulier onderhoud van bouw- en kunstwerken. Op bruggen en steigers net boven en onder water leven veel algen, wieren, eencelligen, slakken, zoetwatermosselen en muurplanten. Op oude gebouwen kunnen muurplanten, korstmossen, insecten, amfibieën, vogels en vleermuizen leven. Ook onderhoud in gebouwen valt hieronder, dat kan van belang zijn voor bijvoorbeeld vleermuizen en vogels. De werkzaamheden die in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden uitgevoerd, bestaan voornamelijk uit kleinschalige reparaties en/of reguliere onderhoudswerkzaamheden. Grootschalige renovatie- en sloopwerkzaamheden vallen onder de gedragscode ‘Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichtingen’ 8.9.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Vleermuizen Vogels Zoetw. mosselen
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.9.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • Het moment van uitvoeren is afhankelijk van de aanwezige functies die het gebouw/ kunstwerk op dat moment voor beschermde soorten heeft. Een deskundige moet deze vooraf vast stellen. • Bij werkzaakheden aan en in gebouwen moet altijd rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen en van jaarrond beschermde nesten van vogels (o.a. kerkuil, steenuil, gierzwaluw en huismus. Voorafgaande aan de werkzaamheden moet door een deskundige gecontroleerd worden of vleermuizen gebruik maken van het bebouw en of er jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn en zo ja hoe u moet handelen. • Bij werkzaamheden aan bruggen en steigers moet altijd rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten zoals muurplanten, amfibieën of hun larven, zoetmatermosselen (waardheer voor de bittervoorn). Voorafgaande aan de werkzaamheden moet door een deskundige gecontroleerd worden of er beschermde soorten aanwezig zijn en zo ja hoe u moet handelen.
46
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Planten • Bij werkzaamheden ontziet u de plaatsen waar beschermde muurplanten van tabel 2 of van de Rode lijst groeien. Als dat niet mogelijk is, worden de planten inclusief het substraat onder leiding van een deskundige tijdelijk in een depot geplaatst. Deze maatregel valt niet onder deze gedragscode, hiervoor is ontheffing nodig van artikel 13 van de Flora- en faunawet. Vleermuizen • De werkzaamheden worden uitgevoerd in een periode dat vleermuizen niet in het bouwwerk aanwezig zijn en als zodanig dat de vleermuizen de door hen gebruikte ruimte(n) na de werkzaamheden opnieuw kunnen gebruiken als kraam-, zomer-, paar- of winterverblijfplaats. Als dat niet mogelijk is, vraagt u ontheffing aan. Vogels • Als vogels op of in het bouwwerk broeden worden de werkzaamheden uitgevoerd in een periode dat de vogels het bouwwerk niet gebruiken en zodanig, dat de vogels na de werkzaamheden opnieuw in of op het bouwwerk kunnen broeden. • Nesten van een aantal vogelsoorten, zoals de huismus en de gierzwaluw, zijn jaarrond beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke verblijfplaatsen is altijd een ontheffing vereist. Zoetwatermosselen • Zoetwatermosselen zijn van levensbelang voor de bittervoorn. De mossels vindt u vooral op en aan kades, steigers, bruggen en in oevers. Voorkom schade aan deze mosselen. Verzamel ze in een bak en zet ze tijdelijk uit in de directe omgeving van het werkgebied. Na de werkzaamheden plaatst u ze weer terug.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
47
8.10
Onderhoud aan verhardingen, wegen, paden, kolken en straatmeubilair
8.10.1 Werkzaamheden Onder dit kopje valt het regulier onderhoud van stoepen, wegen, fietspaden, voetpaden, parkeerplaatsen, (het horizontale gedeelte van) kades en straatmeubilair. Werkzaamheden omvatten het openbreken en asfalteren, verwijderen en storten van grind en beton, Het gaat hierbij voornamelijk om werkzaamheden met als doel de veiligheid te verbeteren en/of de oppervlakkige afstroming van regenwater te bevorderen. De werkzaamheden bestaan uit: • • • •
Herbestrating, openbreken en asfalteren Verwijderen en storten van grint en beton Vervanging van tegels Verlagen van de berm in verband met waterafvoer • Onderhoud aan wegmarkeringen, verkeersborden • Reinigen en vervangen van straatmeubilair
• • • • • •
Herstel van oneffenheden Aanvullen van grond en grondbedekking Gladheidsbestrijding Bestrijden van onkruid Verwijderen van (zwerf)afval Vegen • Onderhoud en reiniging van kolken • Aan- en afvoer van materiaal en materieel
Bij het uitvoeren van onderhoud van verhardingen moet u rekening houden met beschermde planten, vleermuizen, vogels en amfibieën. 8.10.2
Natuur-werkkalender Periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Soorten Planten Vleermuizen Vogels Amfibieën Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.10.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Schakel een deskundige in voor de inventarisatie van beschermde flora en fauna. Standaard gedragsregels • Bij werkzaakheden aan verhardingen, wegen, paden, kolken en straatmeubilair moet altijd rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Voorafgaande aan de werkzaamheden moet door een deskundige de werklocatie gecontroleerd worden of beschermde soorten aanwezig zijn en zo ja, hoe u moet handelen. • Het moment van uitvoering is afhankelijk van de aanwezige soorten en de functies die de locatie heeft voor de soorten. Een deskundige stelt deze vast. Planten • Voorkom aantasting van groeiplaatsen van beschermde planten of waardplanten van insecten. Vraag een deskundige de groeiplaatsen in het veld te markeren en houdt afstand.
48
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
• Let op groeiplaatsen van beschermde planten langs de verhardingen; voorkom Betreding met machines en opslag van materieel en materialen. • Onkruidbestrijding in de nabijheid van beschermde soorten voert u mechanisch uit. • Ontzie groeiplaatsen van (beschermde)muurplanten bij de reiniging en het onderhouden van kolken. • Als het onvermijdelijk is dat overige beschermde planten worden aangetast, wordt minimaal 25% van de groeiplaatsen behouden (bij muurplanten maximaal behoud) of minimaal 25% van de planten (bij muurplanten minimaal 50%) wordt verplaatst naar een geschikte groeiplaats in de directe nabijheid, onder begeleiding van een deskundige. Zij kunnen ook tijdelijk in een geschikt depot geplaatst worden en na de werkzaamheden worden teruggeplaatst. Voor het tijdelijk plaatsen van beschermde planten in een depot, moet u ontheffing aanvragen. Toelichting: Muurplanten groeien vaak langzaam en zijn in ons land in relatief grote mate afhankelijk van de stedelijke omgeving. Daarom is extra zorgvuldigheid voor de groep soorten op zijn plaats. Vleermuizen • Bij werkzaamheden in de buurt van holle bomen kunnen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen of holenbroeders tijdelijk hun functionaliteit verliezen. Het is daarom aan te raden om de werkzaamheden uit te voeren buiten de kwetsbare periode van de aanwezige soorten. Overleg met een deskundige hoe u in deze situatie moet handelen. Vogels • Houd bij werkzaamheden voldoende afstand tot bewoonde nesten, dit is afhankelijk van de soort. Een deskundige adviseert op welke manier verstoring voorkomen kan worden. Amfibieën • Een deskundige controleert voorafgaande aan het reinigen en onderhouden van straatkolken of er amfibieën in de kolk zitten. Hij/zij geeft adviezen hoe u moet handelen om zoveel mogelijk amfibieën uit de kolk te redden. Toelichting: Amfibieën kennen een voorjaarstrek naar voortplantingswateren, een zomertrek naar drogere gebieden en een najaarstrek naar hun winterbiotoop. Deze trekperiode is afhankelijk van het soort en loopt van eind januari tot eind november. Zij volgen veelal natte stroken en komen zo via een goot in een kolk terecht. Zogenaamde kikkerstrips (stroken geperforeerd metaal) stellen amfibieën en andere dieren in staat om zelfstandig uit de put te klimmen.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
49
8.11
Onderhoud ondergrondse infrastructuur
8.11.1 Werkzaamheden Het betreft hier het regulier onderhoud van ondergrondse infrastructuur. De ondergrondse infrastructuur bestaat uit kabels (elektriciteitsvoorziening, communicatie, etc.) en leidingen (gas, water, riolering, e.d.) De onderhoudswerkzaamheden bestaan voornamelijk uit het inspecties en het oplossen van storingen 8.11.2
Natuur-werkkalender Periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Soorten Planten Vleermuizen Vogels Amfibieën Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.11.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Calamiteiten • Bij een onvoorziene gebeurtenis die actie vereist vanwege een acuut risico voor de volksgezondheid en/of openbare veiligheid waarschuwt u direct de opdrachtgever. In overleg met een deskundige wordt er gehandeld conform de volgende prioritering: c. Voorkomen: Het risico/ de calamiteit wegnemen door dusdanig te werken dat de nadelige effecten voor flora en fauna zo veel mogelijk worden beperkt. d. Beperken: Schade aan rust- en verblijfplaatsen zo veel mogelijk beperken. Bijvoorbeeld bij stormschade takken uit de kroon van een boom wegnemen met een telescopische kraan of kraan met lange giek en het stamstuk waar vleermuizen in zitten laten staan. Zeer acute veiligheidssituaties gelden hierbij als overmacht. Zie Calamiteiten 6.4 en 7.1. Standaard gedragsregels • Schakel vooraf een deskundige in om te onderzoeken of er beschermde soorten en/of hun vaste rust- en verblijfplaatsen in het werkgebied voor komen en hoe negatieve effecten op deze soorten voorkomen kunnen worden. Kabels en leidingen doorkruisen diverse leefgebieden van soorten, waarbij ook negatieve effecten kunnen optreden op beschermde soorten. Afhankelijk van de locatie zijn er negatieve effecten te verwachten op bijvoorbeeld planten, zoogdieren, vogels en amfibieën. Planten • Voorkom aantasting van groeiplaatsen van beschermde planten of waardplanten van insecten. Vraag een deskundige de groeiplaatsen in het veld te markeren en houdt afstand. • Let op groeiplaatsen van beschermde planten langs de verhardingen; voorkom Betreding met machines en opslag van materieel en materialen.
50
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Vleermuizen • Bij werkzaamheden in de buurt van holle bomen kunnen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen of holenbroeders tijdelijk hun functionaliteit verliezen. Het is daarom aan te raden om de werkzaamheden uit te voeren buiten de kwetsbare periode van de aanwezige soorten. Overleg met een deskundige hoe u in deze situatie moet handelen. Vogels • Houd bij werkzaamheden voldoende afstand tot bewoonde nesten, dit is afhankelijk van de soort. Een deskundige adviseert op welke manier verstoring voorkomen kan worden. Amfibieën • Voer regulier onderhoud niet uit vlak na een regenperiode. Vraag hiervoor advies aan een deskundige.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
51
8.12
Onderhoud sport- en evenemententerreinen
8.12.1 Werkzaamheden Binnen de gemeente Opmeer worden meerdere grootschalige activiteiten/ evenementen georganiseerd. Deze activiteiten vinden plaats op het sportterrein van sportcentrum de Weijver in Hoogwoud. Het sportterrein wordt onderhouden volgens de richtlijnen in 8.4.: gazon (intensief onderhoud). Om de kwaliteit van de sportvoorzieningen en daarmee indirect ook de veiligheid van de gebruikers te waarborgen, is beheer van en onderhoud aan deze voorzieningen noodzakelijk. Omdat de voorzieningen heel intensief worden gebruikt, is de kans op de aanwezigheid van Tabel 2-, 3- en vogelsoorten niet groot. 8.12.2
Natuur-werkkalender
Periode Soorten Planten Overige zoogdieren Vogels
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug sep
okt
nov
dec
Geen maatregelen nodig wel algemene zorgplicht van toepassing Activiteiten uitvoeren onder voorwaarden Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen
8.12.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) In de oranje periode kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden, mits de volgende gedragsregels worden gevolgd (zie ook 4 en 5). Uitzondering hierop is als er sprake is van een noodgeval bij een acute bedreiging van de veiligheid of volksgezondheid. Standaard gedragsregels • Controleer vooraf op aanwezigheid van broedende vogels en groeiplaatsen van beschermde planten. Indien aanwezig breng dan een beschermingszone aan. • Werk in één richting, zodat dieren (o.a. kleine zoogdieren) kunnen vluchten naar delen die niet gemaaid worden. Plattegrond sport- en evenemententerrein de Weijver met in de NO-hoek de natuurspeeltuin. In de noordoost hoek ligt de Natuurspeeltuin (zie 8.13).
52
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
8.13
Onderhoud natuurspeeltuin
8.13.1 Werkzaamheden Door het intensieve gebruik van zowel het gras, het water als de ruigte zal er weinig kans zijn dat er zich op het terrein beschermde soorten gaan vestigen. 8.13.2 Periode
Natuur-werkkalender voor Tabel 2-, 3- en (broed)vogelsoorten jan
feb
Mrt
Apr
Mei
jun
Jul
aug
Sep
okt
nov
dec
Soort Planten Zoogdieren Vogels Amfibieën Veilige periode. Zorgplicht, houd rekening met vroege of late flora of fauna Activiteit uitvoeren onder voorwaarden + zorgplicht Activiteit niet uitvoeren, tenzij noodzakelijk + strikte maatregelen + zorgplicht
8.13.3 Gedragsregels voor beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) Mocht bij inspectie blijken dat er toch beschermde soorten aanwezig zijn dan gelden de gedragsregels voor: • het extensief onderhoud van kruidige begroeiingen zie 8.5, • het onderhoud van oevervegetatie zie 8.6, • het schonen van watergangen zie 8.7.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
53
9
Begrippenlijst
In deze gedragscode worden de volgende termen gehanteerd:
54
Term Bestendig beheer
Omschrijving Het voortzetten van regulier onderhoud, gericht op het behoud van de bestaande situatie
Biotoop
Een biotoop is een gebied met een uniform landschapstype, waarin bepaalde soorten kunnen gedijen, bijvoorbeeld een bosgebied, een heidegebied. Een biotoop kan samenvallen met een habitat of een deel daarvan (deelhabitat).
Flora- en faunawet
De Flora- en Faunawet is op 1 april 2002 van kracht geworden. De doelstelling van deze wet is bescherming en behoud van alle inheemse in het wild levende plant- en diersoorten in Nederland, dus ook soorten die geen direct nut opleveren voor de mens.
Gedragscode
De gedragscode is een branchegerichte werkinstructie voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden die betrekking hebben op ruimtelijke inrichting dan wel bestendig beheer op plaatsen waar vaste groeiplaatsen van beschermde flora en/of rust of verblijfplaatsen zijn van beschermde fauna.
Habitat:
Leefgebied. Een leefgebied voldoet voor een bepaalde soort/ populatie aan de vier V’s: voedsel, vocht, veiligheid en voortplantingsmogelijkheden. De vier V’s zijn jaarrond beschikbaar
Habitatrichtlijn:
EU-richtlijn. Deze richtlijn heeft tot doel de biologische diversiteit te waarborgen door het in standhouden van de natuurlijke Habitats en de wilde flora en fauna op grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie. De Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Ffw (soortenbescherming) en in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming).
Leefgebied (Habitat):
Het gebied dat door (een populatie van) een plant- of diersoort wordt gebruikt om in te leven. Zie Habitat
Mitigerende maatregelen:
Mitigerende maatregelen zijn verzachtende maatregelen die leiden tot een verkleining van het effect van ingrepen op natuur. Mitigerende maatregelen kunnen aan de bron plaats vinden dan wel aan het eind van de effectketen (bijvoorbeeld extra beheermaatregelen die voorkomen dat een effect optreedt).
Rode lijsten en rode lijstsoorten:
Door de rijksoverheid vastgestelde lijsten van bedreigde en kwetsbare planten- en diersoorten. Deze soorten hebben een signaleringfunctie en geen juridische status. Plaatsing op de Rode Lijst betekent niet automatisch dat de soort beschermd is. Daarvoor is opname van de soort in de Ffw nodig.
Ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de Flora- en faunawet;
Dit begrip staat los van het begrip volgens de wet Ruimtelijke ontwikkeling. De Flora- en faunawet verstaat onder dit begrip een fysieke verandering en/of functieverandering van gebied waarin beschermde soorten voorkomen.
Vogelrichtlijn:
Een Europese richtlijn die betrekking heeft op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Vrijstelling:
De soortspecifieke werking van de Vogelrichtlijn is ondertussen geïmplementeerd in de Ffw, de gebied specifieke werking in de Natuurbeschermingswet 1998. Een algemeen geldende uitzondering op een wettelijk verbod.
Vrijstellingenbesluit:
Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 01 april 2002; gewijzigd bij Stcrt. 2010, 12658.
Waardplanten:
Een waardplant of gastheer is een plant waarop een organisme de bestanddelen vindt, die voor zijn groei (en vermeerdering) nodig zijn. Onder andere spreekt men over een waardplant voor een plant waarop een vlinder haar eitjes afzet. Dit is meestal de plant waarvan de rups leeft, zodra die uit het ei is gekropen.
Zorgplicht
In artikel 2 van de Ffw is een zorgplicht opgenomen: een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dat wil zeggen dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden of weet dat zijn of haar handelingen nadelige gevolgen kunnen hebben voor (individuele) planten of dieren verplicht is om deze handelingen achterwege te laten of de gevolgen zoveel mogelijk te beperken. De zorgplicht is ingegeven door wat algemeen beschaafd en fatsoenlijk wordt geacht, terwijl zorgvuldig handelen verder gaat. De zorgplicht geldt altijd voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of de soort beschermd is en ongeacht of er ontheffing of vrijstelling is verleend.
Zorgvuldig handelen (Algemeen)
Zodanig handelen dat er het werk geen invloed heeft op beschermde soorten. Schade aan beschermde soorten moet worden voorkomen of beperkt worden. Dit geldt niet alleen voor de beschermde planten en dieren maar ook voor hun standplaatsen (planten) of voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen. Zowel vooraf als tijdens de werkzaamheden moeten beschermende maatregelen en handelingen uitgevoerd worden om schade in welke vorm dan ook te voorkomen. Zorgvuldig handelen is verplicht voor soorten van tabel 2, 3 en vogels.
Zorgvuldig handelen (Specifiek)
Tijdelijk beschermende maatregelen om schade aan vaste rusten verblijfplaatsen van beschermde soorten tijdens de uitvoerende werkzaamheden te voorkomen.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
55
Bijlage 1
Artikelen Flora- & faunawet
ALGEMENE ZORGPLICHT Artikel 2 Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De Ffw bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. ALGEMENE VERBODSBEPALINGEN Artikel 8: Het is verboden (beschermde) planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden (beschermde) dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden (beschermde) dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van (beschermde) dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van (beschermde) dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van (beschermde) dieren te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ter verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ter verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. Artikel 14, eerste lid: Het is verboden dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten. Artikel 14, tweede lid: Het is verboden planten behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten in de vrije natuur te planten of uit te zaaien.
56
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Bijlage 2
Beschermde soorten
Tabellenlijst Flora- en faunawet
R
= soort van Rode lijst 2004
Tabel 1: Algemene en niet bedreigde soorten Zoogdieren meerkikker Rana ridibunda aardmuis Microtus agrestis bosmuis Apodemus sylvaticus Mieren dwergmuis Micromys minutus behaarde rode bosmier Formica rufa bunzing Mustela putorius kale rode bosmier Formica polyctena dwergspitsmuis Sorex minutus stronkmier Formica truncorum egel Erinaceus europeus zwartrugbosmier Formica pratensis gewone bosspitsmuis Sorex araneus haas Lepus europeus Slakken hermelijn Mustela erminea wijngaardslak Helix pomatia huisspitsmuis Crocidura russula konijn Oryctolagus cuniculus Vaatplanten mol Talpa europea aardaker Lathyrus tuberosus ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus akkerklokje Campanula rapunculoides ree Capreolus capreolus brede wespenorchis Epipactis helleborine rosse woelmuis Clethrionomys glareolus breed klokje Campanula latifolia tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus dotterbloem* Caltha palustris veldmuis Microtus arvalis gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum vos Vulpes vulpes grasklokje Campanula rotundifolia wezel Mustela nivalis grote kaardenbol Dipsacus fullonum woelrat Arvicola terrestris kleine maagdenpalm Vinca minor knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans Reptielen en amfibieën koningsvaren Osmunda regalis bruine kikker Rana temporaria slanke sleutelbloem Primula elatior gewone pad Bufo bufo zwanebloem Butomus umbellatus middelste groene kikker Rana esculenta kleine watersalamander Triturus vulgaris *m.u.v. spindotterbloemR Tabel 2: Overige soorten (schaarse soorten) Zoogdieren Vaatplanten damhertR Dama dama aangebrande orchisR Orchis ustulata edelhert Cervus elaphus aapjesorchisR Orchis simia beenbreekR Narthecium ossifragum eekhoorn Sciurus vulgaris R bergklokje Campanula rhomboidalis grijze zeehond Halichoerus grypus grote bosmuisR Apodemus flavicollis bergnachtorchisR Platanthera chlorantha steenmarter Martes foina bijenorchis Ophrys apifera wild zwijn Sus scrofa blaasvarenR Cystopteris fragilis blauwe zeedistel Eryngium maritimum Reptielen en amfibieën bleek bosvogeltjeR Cephalantera damasonium alpenwatersalamander Triturus alpestris bokkenorchisR Himantoglossum hircinum levendbarende hagedis Lacerta vivipara brede orchisR Dactylorhiza majalis majalis bruinrode wespenorchisR Epipactis atrorubens Dagvlinders daslook Allium ursinum moerasparelmoervlinderR Euphydryas aurinia dennenorchisR Goodyera repens vals heideblauwtjeR Lycaeides idas duitse gentianR Gentianella germanica franjegentiaanR Gentianella ciliata Vissen geelgroene wespenorchisR Epipactis muelleri kleine modderkruiper Cobitis taenia gele helmbloem Pseudofumaria lutea rivierdonderpad Cottus perifretum gevlekte orchisR Dactylorhiza maculata groene nachtorchisR Coeloglossum viride groensteelR Asplenium viride grote keverorchisR Listera ovata
Vervolg Tabel 2 vaatplanten
soldaatjeR Orchis militaris
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
57
grote muggenorchisR Gymnadenia conopsea gulden sleutelbloemR Primula veris harlekijnR Orchis morio herfstschroeforchisR Spiranthes spiralis hondskruidR Anacamptis pyramidalis honingorchisR Herminium monorchis jeneverbesR Juniperus communis klein glaskruid Parietaria judaica kleine keverorchisR Listera cordata kleine zonnedauwR Drosera intermedia klokjesgentiaanR Gentiana pneumonanthe kluwenklokjeR Campanula glomerata koraalwortelR Corallorhiza trifida kruisbladgentiaanR Gentiana cruciata lange ereprijs Veronica longifola lange zonnedauwR Drosera anglica mannetjesorchisR Orchis mascula maretak Viscum album moeraswespenorchisR Epipactis palustris muurbloemR Erysimum cheiri parnassiaR Parnassia palustris pijlscheefkelkR Arabis hirsuto sagittata poppenorchisR Aceras anthropophorum prachtklokje Campanula persicifolia purperorchisR Orchis purpurea rapunzelklokjeR Campanula rapunculus rechte driehoeksvarenR Gymnocarpium robertianum rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa ronde zonnedauwR Drosera rotundifolia rood bosvogeltjeR Cephalanthera rubra ruig klokje Campanula trachelium schubvarenR Ceterach officinarum slanke gentiaanR Gentianella amarelle
spaanse ruiterR Cirsium dissectum steenanjerR Dianthus deltoides steenbreekvaren Asplenium trichomanes stengelloze sleutelbloemR Primula vulgaris stengelomvattend havikskruidR Hieracium amplexicaule stijf hardgrasR Catapodium rigidum tongvaren Asplenium scolopendrium valkruidR Arnica montana veenmosorchisR Hammarbya paludosa veldgentiaanR Gentianella campestris veldsalieR Salvia pratensis vleeskleurige orchisR Dactylorhiza incarnata vliegenorchisR Ophrys insectifera vogelnestjeR Neottia nidus-avis voorjaarsadonis Adonis vernalis wantsenorchisR Orchis coriophora waterdriebladR Menyanthes trifoliata weideklokjeR Campanula patula welriekende nachtorchisR Platanthera bifolia wilde gagelR Myrica gale wilde herfsttijloos Colchicum autumnale wilde kievitsbloemR Fritillaria meleagris wilde marjolein Origanum vulgare wit bosvogeltjeR Cephalanthera longifolia witte muggenorchisR Pseudorchis albida zinkviooltjeR Viola lutea calaminaria zomerklokjeR Leucojum aestivum zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum
Vervolg Tabel 3 dagvlinders
geelbuikvuurpadR Bombina variegata
Kevers vliegend hert Lucanus cervus
Kreeftachtigen rivierkreeft Astacus astacus Tabel 3: zwaar beschermde soorten (Zeldzame en bedreigde soorten) grote modderkruiperR Misgurnus fossilis Bijlage 1 AMvB Zoogdieren rivierprik Lampetra fluviatilis das Meles meles boommarterR Martes martes Dagvlinders eikelmuisR Eliomys quercinus bruin dikkopjeR Erynnis tages R gewone zeehond Phoca vitulina dwergblauwtjeR Cupido minimus R veldspitsmuis Crocidura leucodon dwergdikkopjeR Thymelicus acteon R waterspitsmuis Neomys fodiens groot geaderd witjeR Aporia crataegi grote ijsvogelvlinderR Limenitis populi Reptielen en amfibieën heideblauwtjeR Plebejus argus R adder Vipera berus iepepageR Strymonidia w-album R hazelworm Anguis fragilis kalkgraslanddikkopjeR Spialia sertorius R ringslang Natrix natrix keizersmantelR Argynnis paphia R vinpootsalamander Triturus helveticus klaverblauwtjeR Cyaniris semiargus R vuursalamander Salamandra salamandra purperstreepparelmoervlinderR Brenthis ino rode vuurvlinderR Palaeochrysophanus hippothoe Vissen rouwmantelR Nymphalis antiopa R beekprik Lampetra planeri tweekleurig hooibeestjeR Coenonympha arcania R bittervoorn Rhodeus amarus veenbesparelmoervlinderR Bolaria aquilonais R elrits Phoxinus phoxinus veenhooibeestjeR Coenonympha tullia R gestippelde alver Alburnoides bipunctatus veldparelmoervlinderR Melitaea cinxia
58
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
woudparelmoervlinderR Melitaea diamina zilvervlekR Clossiana euphrosyne Vaatplanten groot zeegrasR Zostera marina
gladde slangR Coronella austriacus heikikkerR Rana arvalis kamsalamanderR Triturus cristatus knoflookpadR Pelobates fuscus muurhagedisR Podarcis muralis poelkikkerR Rana lessonae rugstreeppad Bufo calamita vroedmeesterpadR Alytes obstetricans zandhagedisR Lacerta agilis
Bijlage IV HR Zoogdieren baardvleermuis Myotis mystacinus bechstein’s vleermuisR Myotis bechsteinii beverR Castor fiber bosvleermuis Nyctalus leisleri brandt’s vleermuisR Myotis brandtii bruinvisR Phocoena phocoena euraziatische lynx Lynx lynx franjestaarR Myotis nattereri gewone dolfijn Delphinus delphis gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus grijze grootoorvleermuisR Plecotus austriacus grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum hamsterR Cricetus cricetus hazelmuisR Muscardinus avellanarius ingekorven vleermuisR Myotis emarginatus kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus kleine hoefijzerneusR Rhinolophus hipposideros laatvlieger Eptesicus serotinus meervleermuis Myotis dasycneme mopsvleermuis Barbastella barbastellus nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii noordse woelmuisR Microtus oeconomus otterR Lutra lutra rosse vleermuis Nyctalus noctula tuimelaarR Tursiops truncatus tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus vale vleermuisR Myotis myotis watervleermuis Myotis daubentonii wilde kat Felis silvestris witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris
Kevers brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus heldenbok Cerambyx cerdo juchtleerkever Osmoderma eremita
Reptielen en amfibieën boomkikkerR Hyla arborea
Tweekleppigen bataafse stroommosselR Unio crassus
Dagvlinders donker pimpernelblauwtjeR Maculinea nausithous grote vuurvlinderR Lycaena dispar pimpernelblauwtjeR Maculinea teleius tijmblauwtjeR Maculinea arion zilverstreephooibeestjeR Coenonympha hero Libellen bronslibel Oxygastra curtisii gaffellibelR Ophiogomphus cecilia gevlekte witsnuitlibelR Leucorrhinia pectoralis groene glazenmakerR Aeshna viridis noordse winterjufferR Sympecma paedisca oostelijke witsnuitlibelR Leucorrhinia albifrons rivierromboutR Stylurus flavipes sierlijke witsnuitlibelR Leucorrhinia caudalis Vissen houting Conegonus oxyrrhynchus steurR Acipenser sturio Vaatplanten drijvende waterweegbreeR Luronium natans groenknolorchisR Liparis loeselii kruipend moerasschermR Apium repens zomerschroeforchisR Spiranthes aestivalis
Individu versus populatie In de Ffw is de doelstelling het behoud van soorten. De verbodsbepalingen daarentegen hebben betrekking op het doden of verontrusten van individuen. Voor het behoud van soorten is de populatie essentieel. Een populatie is een groep individuen van één soort die zichzelf duurzaam in stand kunnen houden.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
59
Bijlage 3
Beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen
1. Vogels , vogelnesten Vogels nemen in de Ffw een bijzondere plek in. De basis hiervoor vormt de Europese Vogelrichtlijn, waarin ondermeer de bescherming gereguleerd is van alle inheemse vogels en geregeld voorkomende trekvogels. Deze vogels zijn hier omdat ze hier voldoende vocht, voedsel en veiligheid vinden en zich hier kunnen voortplanten. De Ffw geeft aan dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd zijn tijdens de broedperiode. Ontheffingen voor verstoring tijdens de broedperiode worden niet verleend. Daarnaast zijn rust- en verblijfplaatsen van een aantal in Nederland kwetsbare vogelsoorten jaarrond beschermd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vijf categorieën, waarbij de nesten van categorie 1 tot en met 4 jaarrond beschermd zijn en categorie 5 alleen tijdens de broedperiode. Hierbij geldt echter dat wanneer, zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen, ook de nesten van categorie 5 soorten beschermd zijn. Voor deze soorten is daarom vaak ook inzicht nodig in de rust- en verblijfplaatsen in het werkgebied en de omgeving. De onderscheiden categorieën zijn: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, ook buiten het broedseizoen gebruikt worden als vaste rust- en verblijfplaats (bv.: Steenuil) 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast of afhankelijk van bebouwing of biotoop zijn. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (bv.: Roek, Gierzwaluw en Huismus) 3. Nesten van vogels, (geen koloniebroeders) die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast of afhankelijk van bebouwing zijn. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (bv.: Ooievaar, Kerkuil, Slechtvalk) 4. Nesten van vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (bv.: Boomvalk, Buizerd en Ransuil) 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkomen naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (bv.: Boerenzwaluw, Groene specht en Torenvalk) Hieronder volgt een overzicht van de vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten (categorie 1-4) en vogelsoorten met niet jaarrond beschermde nesten (categorie 5) waar inventarisatie nodig is om te bepalen of de nesten beschermd moeten worden (zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden). Deze lijsten zijn indicatief.
60
Jaarrond beschermd categorie 1-4
Niet jaarrond beschermd, inventarisatie wel gewenst, categorie 5
boomvalk
blauwe reiger
ijsvogel
buizerd
boerenzwaluw
kleine bonte specht
gierzwaluw
bonte vliegenvanger
kleine vliegenvanger
grote gele kwikstaart
boomklever
koolmees
havik
boomkruiper
kortsnavelboomkruiper
huismus
bosuil
oeverzwaluw
kerkuil
brilduiker
pimpelmees
oehoe
draaihals
raaf
ooievaar
eidereend
ruigpootuil
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
ransuil
ekster
spreeuw
roek
gekraagde roodstaart
tapuit
slechtvalk
glanskop
torenvalk
sperwer
grauwe vliegenvanger
zwarte zeearend kraai
steenuil
groene specht
zwarte mees
wespendief
grote bonte specht
zwarte roodstaart
zwarte wouw
hop
zwarte specht
huiszwaluw
2. Vaste rust- en verblijfplaatsen flora en fauna van Tabel 1, 2,3 en vogels In deze bijlage zijn voorbeelden opgenomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van Tabel 1 en 2 soorten en vogels (niet voorledig). Komt u op werklocatie rust- en verblijfplaatsen van Tabel 3 soorten en/of vogels tegen, dan moet u altijd alle gedragsregels inclusief de extra beschermende maatregelen toepassen. 1. Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), permanent in gebruik Concentraties van Tabel 1 soorten - Groeiplaatsen van planten - Konijnenbouw - Mierenhopen - Vossenbouw (woonburcht) Tabel 2 soorten - Groeiplaatsen van planten - Nest van de grote bosmuis - Nest/slaapplaats van steenmarter (in gebouwen/werken) 2. Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), tijdelijk in gebruik Concentraties van Tabel 1 soorten - Poel, sloot of plas in gebruik bij de gewone pad, bruine kikker, groene kikker (middelste groene kikker of meerkikker) en/of kleine watersalamander - Migratiezones amfibieën (voorjaarstrek) - Winterrustplaatsen van amfibieën (o.a. houtstapels, liggend dood hout, composthopen, bebouwen en werken Tabel 2 soorten - Paaiplaatsen van Tabel 2 vissoorten - Nest van eekhoorn - Locaties met waardplanten en nectarplanten voor vals heideblauwtje en moerasparelmoervlinder - Bosrand met verblijfplaats van de levend barende hagedis - Winterrustplaatsen van amfibieën (o.a. houtstapels, liggend dood hout, composthopen, gebouwen en werken. Vogels - Holle boom of nestkast bosuil (bos/landschappelijke beplanting/erf) - Nestlocatie of nestkast (gebouw) - Nestlocaties huiszwaluw en boerenzwaluw (gebouw) - Nestlocaties oeverzwaluw (zanddepot met stijlwanden, oever, graafzijde in een afgraving, steile oever) - Nestlocaties huismus (gebouw) - Nestlocaties zwarte roodstaart (gebouw) - Nestpijp ijsvogel (steile oever, boomkluit) - Nestkast of nestlocatie torenvalk (gebouw) Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
61
- Winterrustplaats ransuilen (bos) - Kolonielocatie op de grond/op daken/ op waterplanten van sterns, meeuwen - Kolonielocaties in bomen van roek, blauwe reiger, lepelaar, aalscholver 3. Tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen (TVRV) Concentraties van Tabel 1 soorten - Slaapburchten van vos Tabel 2 soorten Vogels - Nesten van de meeste vogels (o.a. zangvogels en watervogels)
62
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Bijlage 4 Checklist beschermde planten en dieren Gemeente Opmeer Beschermde soorten en soortgroepen Op basis van regionale verspreidingsgegevens van de Nederlandse databank flora en fauna zijn van 2008 t/m 2013 de volgende beschermde soorten waargenomen. De lijst is mogelijk niet compleet. U moet er daarom rekening mee houden dat er ook andere beschermde soorten binnen de grenzen van de gemeente Opmeer kunnen voor komen. Tabel 1: Zoogdieren Dwergmuis Egel Gewone bosspitsmuis Haas
Hermelijn Huisspitsmuis Konijn Mol
Veldmuis Vos
Reptielen en amfibieën Kleine watersalamander
Meerkikker
Middelste groene kikker
Vaatplanten Brede wespenorchis Dotterbloem
Gewone vogelmelk Grote kaardenbol
Zwanebloem
Tabel 2 en 3 soorten en vogels met jaarrond beschermde nesten conform het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Op basis van regionale verspreidingsgegevens van de Nederlandse databank flora en fauna in de periode van 2008 t/m 2013 kan de aanwezigheid van de volgende beschermde soorten in de Gemeente Opmeer niet worden uitgesloten1. Algemene broedvogels en broedvogels met een tijdelijk nest zijn niet vermeld. Vrijwel het hele buitengebied van de gemeente is aangewezen als weidevogelkerngebied Het is niet uit te sluiten dat weidevogels binnen de (lint)bebouwing foerageren en nestelen. Weidevogels zijn niet in deze lijst opgenomen omdat zij elk jaar een nieuw nest maken. Soortgroep Amfibieën Overige zoogdieren
Vaatplanten
Vissen
Soortnaam Rugstreeppad Waterspitsmuis
Categorie Tabel 3 Tabel 3
Noordse woelmuis
Tabel 3
Brede- en Rietorchis
Tabel 2
Waterdrieblad Gele helmbloem Tongvaren
Tabel 2 Tabel 2 Tabel 2
Steenbreekvaren
Tabel 2
Bittervoorn Rivierdonderpad Kleine modderkruiper
Tabel 3 Tabel 2 Tabel 2
Habitat Kleine wateren Nabij schone niet te voedselrijke wateren met voldoende bedekking aan en nabij oever In en nabij rietmoerassen, zeer vochtige graslanden Matig voedselrijke oever, vochtige graslanden Water en oever Stedelijke bebouwing Oude vochtige bossen, Stedelijk gebied Oude vochtige gewassen, Stedelijk gebied Schone diepere wateren Diepere wateren met stenige bodem Ondiepe, verlandende sloten, kleine wateren, ondiepe wateren
Vervolg op blz. 64 1
Bron: Naturalis 1999-2010, Zoogdiervereniging, 2012, Ravon, 2012, Sovon, 2012, Herder et al., 2011, Mostert &Willemsen, 2008, NDFF Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
63
Vervolg Soortgroep Vleermuizen
Vogels
Soortnaam Meervleermuis
Categorie Tabel 3
Ruige dwergvleermuis
Tabel 3
Watervleermuis
Tabel 3
Rosse vleermuis Boomvalk
Tabel 3 Cat. 1-4
Buizerd
Cat. 1-4
Gierzwaluw Huismus Kerkuil Ooievaar Ransuil
Cat. Cat. Cat. Cat. Cat.
Roek
Cat. 1-4
Sperwer
Cat. 1-4
Steenuil
Cat. 1-4
1-4 1-4 1-4 1-4 1-4
Habitat Met name nabij grote, traag stromende, schone wateren / gebouwbewoner Vrijwel overal met voldoende begroeiing / boombewoner (kan ook gebouwen gebruiken) Met name in omgeving van schone wateren, sloten / boombewoner Bosrijke gebieden / boombewoner Rust- en verblijfplaatsen in (hoge) bomen Rust- en verblijfplaatsen in (hoge) bomen Hogere gebouwen Gebouwen Gebouwen(kasten) Nestpalen, gebouwen Dichte opgaande begroeiing, roofvogelhorsten Rust- en verblijfplaatsen in (hoge) bomen Rust- en verblijfplaatsen in hoge bomen Gebouwen
Toelichting per soortgroep Amfibieën De Rugstreeppad kan relatie makkelijk tijdelijke habitats bevolken, met name wanneer sprake is van ondiepe wateren en vergraven zandige terreinen. Ook in het agrarisch gebied komt zij voor. De soort gebruikt (polder)sloten als voortplantings-plaats en overwintert vaak onder stenen bij boerderijen, huizen en schuren. Vissen Kleine modderkruiper, rivierdonderpad en bittervoorn komen voor in sloten in het Agrarisch gebied. Voor de voortplanting van de Bittervoorn is het voorkomen van zoetwatermosselen van groot belang. Vleermuizen Vleermuizen zijn overdag inactief. Zij rusten dan in donkere, rustige en koele ruimtes in gebouwen en/of bomen. Sommige vleermuissoorten trekken weg in de winter, terwijl andere soorten overwinteren in Nederland op soortgelijke locaties. Deze zomer- en winterverblijfplaatsen en kraamkolonies zijn vaste verblijfplaatsen. Ze zijn van groot belang voor de overleving van de soort en zijn dan ook strikt beschermd. ’s Avonds en ’s nachts zijn vleermuizen actief. Zij maken dan gebruik van een netwerk in het, als dan niet stedelijke, landschap, Onderdelen van dit netwerk zijn paarplaatsen, vliegroutes en foerageerplaatsen en –routes. Dit netwerk is van levensbelang voor de instandhouding van populaties van de verschillende soorten. Vaak maken min of meer lijnvormige elementen in het landschap deel uit van het netwerk. In de gemeente Opmeer komen de volgende soorten veelvuldig voor2.
2
64
Bron: Dietz et al., 2011, Kapteyn, 1095 en Limpens et al., 1997 Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Soort Winterverblijf Zomerverblijf Kraamverblijf Gewone Gebouwen, Gebouwen, Gebouwen, dwergvleerm. Ondergrondse Ondergrondse Ondergrondse ruimtes ruimtes ruimtes
Ruige dwergvleerm.
Bomen en Gebouwen (daklijsten)
Bomen
Niet in Nederland
Watervleerm.
Ondergrondse ruimtes, soms gebouwen
Bomen
Bomen
Meervleerm.
Ondergrondse ruimtes, soms gebouwen
Gebouwen, Ondergrondse ruimtes
Gebouwen, Ondergrondse ruimtes
Laatvlieger
Gebouwen
Gebouwen
Gebouwen
Rosse vleermuis
Bomen
Bomen
Bomen
Paarverblijf Gebouwen, Ondergrondse ruimtes
VliegroutesLLandschap Opgaande Vrijwel Begroeiing, overal water en soms bebouwing Bomen, Opgaande Bos, gebouwen begroeiing, parken in (daklijsten) water en stedelijke soms omgeving bebouwing OndergrondVoorname- Water en se ruimtes lijk water moeras(deels gebieden, dezelfde als zeer winterverblijf) lichtschuw OndergrondVoorname- Water en se ruimtes lijk water moerasgebieden, (deels dezelfde als zeer winterverblijf) lichtschuw Gebouwen Weinig Open binding landschap met structuren Bomen Weinig Open binding landschap met structuren
Vogels Gierzwaluw, Huismus, Kerkuil, Steenuil, Slechtvalk en Ooievaar broeden veel in of nabij (hogere) bebouwing, zo ook bij boerderijen en in de meer stedelijke omgeving van Opmeer en Hoogwoud. Ransuil, Sperwer, Boomvalk, Roek en Buizerd broeden in (hoge) bomen en zijn vooral te vinden in landschappen met een afwisseling tussen open gebied en opgaande landschapselementen. Hoge bomen zijn vrijwel uitsluitend te vinden langs de (polder)wegen en bij de bebouwing.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
65
Bijlage 5
Deskundigheid
Het invullen en borgen van de Flora- en faunawet vraagt een bepaalde deskundigheid. Het betreft deskundigheid bij zowel de opdrachtgever, opdrachtnemer als overige betrokken partijen. Die deskundigheid bestaat uit kennis, vaardigheden, houding en ervaring. Ten behoeve van het uitvoeren en contracteren van werkzaamheden spreken we van twee type deskundigheid: 1. Verzamelen van soortinformatie: deskundigheid inventariseren. 2. Voorbereiding en uitvoering beheer en onderhoud: deskundigheid zorgvuldig handelen. 1. Deskundigheid inventariseren Voorafgaande aan werkzaamheden in de groenvoorziening moet bekend zijn welke beschermde flora en fauna op de werklocatie voor komt. De inventarisatie kunt u laten uitvoeren door een deskundige. Het Ministerie van EZ verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaringen heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis moet opgedaan zijn doordat de deskundige: • op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of • op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; en/of • als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau; en/of • zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijkgebied); en/of • zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of -bescherming. 2. Deskundigheid zorgvuldig handelen Zowel in de voorbereiding als in de uitvoering van bestendig beheer is de deskundigheid om de mitigerende maatregelen zorgvuldig te kunnen uitvoeren van essentieel belang. Dit geldt voor alle betrokken partijen. De deskundigheid is aantoonbaar met het op naam gestelde certificaat Zorgvuldig Handelen voor • Bedrijfsleider/werkvoorbereider, • Opzichter/uitvoerder en • Voorman/medewerker (zie 3.2.9).
66
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Bijlage 6
Flora- en fauna-inventarisatie
Om in het kader van deze gedragscode, soorteninformatie te verkrijgen kunt u diverse bronnen raadplegen. Enkele voorbeelden zijn: • Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) • Lokale Natuurverenigingen. • Publicaties van eerdere verrichte inventarisaties. • Collega’s die buiten actief zijn. • Inventarisaties. Bij het uitvoeren van beheerwerkzaamheden moet er vooraf onderzoek gedaan worden naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna, hun biotoop/ leefgebied en hun vaste rust- en verblijfplaatsen. In deze bijlage wordt per soortgroep besproken hoe u de inventarisatie kunt uitvoeren. De inventarisatiewerkzaamheden zijn gebaseerd op de inventarisatiemethodiek zoals beschreven in de RAW systematiek (zie Standaard 2010, hoofdstuk 64): Verkennende inventarisatie en soortspecifieke inventarisatie. De navolgende beschrijving betreft hoofdzakelijk een samenvatting van Deel III uit het boek ‘Fauna-inventarisatie:, wetgeving en methoden, R. Schoon, 2012”. In deze bijlage zijn de passages verwerkt die betrekking hebben op beheer en onderhoud van groenvoorzieningen. Achtereenvolgens wordt de inventarisatie beschreven van vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, insecten en planten. 1. Vogels Kwantitatieve inventarisatie broedvogels en niet-broedvogels • Territoriumkartering: Bezoek het beheergebied minimaal 7 tot 10x in de periode half februari – juni rond zonsopkomst en minimaal 1x ’s nachts. • Noteer per bezoek alle waarnemingen die duiden op een broedgeval inclusief waargenomen gedrag en aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen (slaapplaatsen, roestplaatsen en nesten). • Noteer de waarnemingen op een kaart conform de Handleiding Broedvogel Monitoring van SOVON. Lokaliseer vaste rust- en verblijfplaatsen en registreer ze. • Slaapplaatsen: Volg de vliegroutes van de vogels op basis van geluid en waarneming in de ochtend en/of avond (met name in het najaar). • Nesten: Lokaliseer (in gebruik zijnde) nesten of nestkolonies op basis van kennis en ervaring. 2. Zoogdieren U noteert en brengt in kaart de losse waarnemingen van de in gebruik zijnde (vaste) rust- en verblijfplaatsen van zoogdieren. Dagactieve zoogdieren (o.a. hazen en konijnen): vaststellen aanwezigheid. Minimaal 2x in april, 2x in juni en 2x in augustus. Per maand 1x drie uur na zonsopkomst en 1x drie uur voor zonsondergang. • Doorkruis in 60 minuten een kilometerhok en noteer alle zichtwaarnemingen, sporen zoals pootafdrukken, vraatsporen, uitwerpselen, haren, wissels, nesten en verkeersslachtoffers, en verblijfplaatsen. Grote hoefdieren (o.a. hert, ree, wild zwijn): vaststellen aanwezigheid. • Terreinbezoek in de periode eind maart – begin april rond zonsopkomst en rond zonsondergang.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
67
• Doorkruis systematisch en vlakdekkend het gehele gebied en noteer alle zichtwaarnemingen sporen zoals pootafdrukken, vraatsporen, uitwerpselen, haren, wissels, nesten en verkeersslachtoffers, en verblijfplaatsen. Kleine zoogdieren (o.a. muizen): vaststellen aanwezigheid • Vangen met behulp van inloopvallen (ontheffingplichtig). Nachtactieve zoogdieren (o.a. vos, boommarter en das) • Vaststellen aanwezigheid: o Verkeersslachtoffers tellen en looproute bepalen. o Met kunstlicht (nachtkijker) ’s nachts waarnemingen tellen. o Plaatsen infraroodcamera en detectieoog op bijvoorbeeld een wissel. • Opsporen van belopen burchten (overdag); lokaliseren op basis van kennis en ervaring. Vleermuizen • Onderzoek het beheergebied inclusief de ruime omgeving (maximaal 20 km) op mogelijk aanwezige soorten en functies voor vleermuizen. Een goed hulpmiddel hierbij is bijlage 9 : ‘Sleutel Vleermuizenonderzoek, uit het boek ‘Faunainventarisatie:, wetgeving en methoden, R. Schoon, 2012”. • Opsporen van (potentiële) verblijfplaatsen en vaststellen van gebruik (overdag); lokaliseren op basis van kennis en ervaring en met behulp van (infrarood) apparatuur. • Kwalitatieve inventarisatie met batdetectoren en zichtwaarnemingen. • Tijdstippen, frequenties en duur conform Vleermuisprotocol Zoogdiervereniging (soort afhankelijk). 3. Amfibieën Bepaal welke soorten waar in het gebied voorkomen en registreer het. • Inventariseer de aanwezigheid van soorten in het gehele ‘beheergebied’ door o 1ste te luisteren (op land en in het water): soort vaststellen op basis van geluid. o 2e kijken (op land en in het water): soort vaststellen op basis van waarnemingen van volwassen exemplaren en/of eiklompen/eistrengen en/of larven. o 3e vangen (alleen met ontheffing!) • Minimaal 4 bezoeken gespreid over het jaar (maart, april/begin mei, eind mei/begin juni en juli/augustus) waarvan het 2e en 3e bezoek in de avond valt. 4. Reptielen Bepaal welke soorten waar in een gebied voorkomen en registreer het. • Inventariseer de aanwezigheid van soorten in het gehele ‘beheergebied’ door te kijken en te luisteren (afwisselend rustig lopen en stilstaan langs vooral de overgang van lage vegetatie en opgaande begroeiing). • Minimaal 7 bezoeken: 4x in maart – juli en 3x in augustus – september, in de vroege ochtend of in de namiddag bij droog en zonnig weer. De tijdsspanning tussen twee bezoeken bedraagt minimaal 5 dagen. 5. Vissen Bepaal welke soorten waar in een gebied voorkomen en registreer het. • Neem met een groot schepnet per te onderscheiden habitat (onderscheiden naar type oever en type water) monsters en tel de gevangen soorten en aantallen vissen. • Elektrisch vissen.
68
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
6. Insecten Bepaal welke soorten waar in een gebied voorkomen en registreer het. (Dag)Vlinders • Losse waarnemingen. • Spoor de eitjes en/of rupsen op, op (soortspecifieke) waardplanten. • Zet van een route uit (proefstrook van maximaal 1 kilometer lang) door een homogeen beheergebied (er zijn meerdere routes in een beheergebied mogelijk). • Tel gedurende de gehele zomer (april – september) wekelijks alle vlinders tussen 10.00 – 17.00 uur (zomertijd) bij droog en windstil (<5 bf) weer. Tussen 13 – 17 graden alleen tellen wanneer er minder dan 50% bewolking is. Bij temperaturen > 17 graden kan ook worden geteld bij meer dan 50% bewolking. Dit betekent dat niet alle weken geteld kan worden.. Libellen • Losse waarnemingen. • Vang larven met een schepnet. • Zet een route uit (proefstrook van maximaal 500 meter lang) langs het water in het beheergebied (er zijn meerdere routes in een beheergebied mogelijk). • Tel alle libellen tussen 11.00 en 16.00 uur bij droog zonnig weer (boven 17 graden, minder dan 75% wolken) en minder dan windkracht 4 Beaufort. • De routes worden meerdere keren per jaar gelopen. 7. Planten Bepaal welke soorten waar in een gebied voorkomen en registreer het. • Losse waarnemingen. • Kartering van groeiplaatsen: Bezoek het beheergebied minimaal 4x (maart, mei, juni en augustus). Per soort en locatie het aantal planten en de omgeving van de groeiplaats registreren.
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
69
Bijlage 7
Kaarten Gemeente Opmeer
Kaart 1 Gemeente Opmeer
Gemeente Opmeer met de plaatsen Aartswoud, de Weere, Gouwe, Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek
70
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Kaart 2 Groenstructuur: Aartswoud, De Weere, Spanbroek
Legenda Bomen Hoofdstructuur Vlakken Natuurvriendelijk groen Zichtlijnen Open blijvende zichtlijnen
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
71
Kaart 3 Groenstructuur Hoogwoud, Opmeer, Spanbroek
Legenda Bomen Hoofdstructuur Vlakken Natuurvriendelijk groen Groen van derden Zichtlijnen Open blijvende zichtlijnen
72
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
Kaart 4 Weidevogelgebieden
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer
73
Bijlage 8 Goedkeuringsbesluit
74
Gedragscode Bestendig beheer en onderhoud van de Gemeente Opmeer