Gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Definitief
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Grontmij Nederland bv Houten, 29 januari 2009
13/99089208/DT, revisie D2
Verantwoording
Titel
:
Gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Subtitel
:
Projectnummer
:
237366
Referentienummer
:
13/99089208/DT
Revisie
:
D2
Datum
:
29 januari 2009
Auteur(s)
:
mr. A.H. Tuitert, drs. A. Lüchtenborg, ir. C.J. Jaspers
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ir. C.J. Jaspers
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
M.A.W. Koning
De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15
[email protected] www.grontmij.nl
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 2 van 25
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding......................................................................................................................... 4 Waarom een gedragscode voor het Havenbedrijf Rotterdam N.V.? ............................ 4 Relaties met andere wet- en regelgeving ..................................................................... 4 Leeswijzer ..................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5 2.5.1 2.5.2
Reikwijdte van de gedragscode .................................................................................... 6 Uitgangspunten voor de gedragscode.......................................................................... 6 Geldigheidsduur van de gedragscode .......................................................................... 6 Artikelen waar de gedragscode voor geldt ................................................................... 6 Soorten waarop de gedragscode van toepassing is..................................................... 7 Wettelijke bepalingen.................................................................................................... 7 Soorten op het haventerrein ......................................................................................... 8 Activiteiten waarop de gedragscode van toepassing is................................................ 8 Wettelijke bepalingen.................................................................................................... 8 Indeling werkzaamheden HbR.................................................................................... 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2
De gedragscode in de praktijk .................................................................................... 12 Het werkproces ........................................................................................................... 12 Verantwoordelijke personen ....................................................................................... 12 Informatievoorziening.................................................................................................. 13 Projectspecifiek Plan van Aanpak .............................................................................. 14 Toetsing en controle op de toepassing van de gedragscode ..................................... 14 Onvoorziene omstandigheden .................................................................................... 14 Calamiteiten ................................................................................................................ 14 Onverwacht opduiken van beschermde soorten ........................................................ 14
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7
Beschermende maatregelen....................................................................................... 16 Inhoud van de maatregelen ........................................................................................ 16 Maatregelen ter bescherming van flora ...................................................................... 17 Muurflora ..................................................................................................................... 17 Overige flora................................................................................................................ 18 Maatregelen ter bescherming van fauna .................................................................... 18 Amfibieën .................................................................................................................... 18 Reptielen ..................................................................................................................... 19 Zoogdieren (m.u.v. vleermuizen) ................................................................................ 20 Vleermuizen ................................................................................................................ 21 Vissen ......................................................................................................................... 21 Vogels ......................................................................................................................... 22 Ongewervelden........................................................................................................... 23
5
Geraadpleegde bronnen ............................................................................................. 25
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels) Beschermde soorten in het HIC Format werkprotocol
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 3 van 25
1
Inleiding
1.1 Waarom een gedragscode voor het Havenbedrijf Rotterdam N.V.? Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR) heeft als kernactiviteit een duurzame economische ontwikkeling van het haven en industriecomplex (het Haven Industrieel Complex, HIC). Activiteiten ten behoeve van de haven en de industrie hebben voorrang, maar het HbR gaat daarbij bewust om met de natuurwaarden die deze dynamische omgeving met zich meebrengt. Het HbR ziet ook in dat ‘natuur in de haven’ een meerwaarde heeft die het imago vergroot en voldoet aan de waarde van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). In het HavenNatuurPlan 2004 (SRB, 2004) zijn de beleidsdoelstellingen ten aanzien van natuur in het Rotterdamse havengebied vastgelegd. Het HbR voert, in samenwerking met de gemeente Rotterdam, Stichting het Zuid-Hollands Landschap en het Ministerie van LNV, een beleid waarbij de soortenbescherming gebiedsgericht wordt uitgevoerd en niet individugericht. Met deze gebiedsgerichte aanpak worden activiteiten en beschermende maatregelen binnen de gehele Rotterdamse haven op elkaar afgestemd. Het HbR merkt echter ook dat het ontwikkelen van de haven niet altijd samen gaat met de aanwezige natuurwaarden binnen het havengebied. Regelmatig moet er voor ruimtelijke ingrepen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd bij Dienst Regelingen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Wanneer aantoonbaar gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode, dan hoeft in veel gevallen geen ontheffing te worden aangevraagd. Dit levert enerzijds een administratieve lastenverlichting voor het HbR op en anderzijds bevordert het de doorlooptijd van een project omdat niet telkens de proceduretijd van een ontheffing doorlopen hoeft te worden. Een ander voordeel van een gedragscode is dat met het beschreven kader van maatregelen een uniforme aanpak van werkzaamheden plaatsvindt.
Het doel van voorliggende gedragscode Met een heldere beschrijving van beschermende maatregelen, borging van deze maatregelen in het werkproces en het vastleggen van verantwoordelijkheden zorgdragen voor een zorgvuldige omgang met beschermde soorten planten en dieren. Deze planten en dieren ondervinden als gevolg van de kernactiviteiten van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. zo min mogelijk nadelige effecten op hun voortbestaan aangezien de beschermende maatregelen een bijdrage leveren aan de gunstige staat van instandhouding van de soorten.
1.2 Relaties met andere wet- en regelgeving Het instrument gedragscode komt voort uit het Vrijstellingenbesluit dat onderdeel uitmaakt van de Flora- en faunawet. Naast de Flora- en faunawet zijn er echter nog andere wettelijke bepalingen van toepassing op beschermde van soorten en gebieden. Zo regelt de Natuurbeschermingswet 1998 de bescherming van aangewezen natuurgebieden, het provinciale beleid de bescherming van de aangewezen ecologische hoofdstructuur en Rode lijstsoorten en de Kaderrichtlijn Water de bescherming van de kwaliteit van water(milieus). Al deze wetten en regels hebben hun eigen toetsingskader en procedures. Dus ook al wordt er gewerkt volgens de gedragscode, dan kan het alsnog zijn dat aanvullend vergunningen moeten worden aangevraagd of compensatie moet plaatsvinden op grond van een andere (wettelijke) regeling.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 4 van 25
Inleiding
1.3 Leeswijzer De reikwijdte van de gedragscode is beschreven in hoofdstuk 2. Hiermee is vastgelegd voor welke verbodsbepalingen, soorten en activiteiten toepasbaar is. De inpassing van de gedragscode in het werkproces en de verantwoordelijkheden zijn toegelicht in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de feitelijke beschermende maatregelen opgenomen. In de bijlagen zijn relevante overzichten opgenomen.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 5 van 25
2
Reikwijdte van de gedragscode
Een belangrijk onderwerp van de gedragscode is de reikwijdte van het document. In dit hoofdstuk komt onder meer aan de orde voor welke artikelen, soorten en activiteiten de gedragscode geldt en voor welke periode de gedragscode toepasbaar is. 2.1 Uitgangspunten voor de gedragscode Alvorens in detail in te gaan op de belangrijkste thema’s rond de reikwijdte van deze gedragscode volgt een aantal algemene uitgangspunten.
• Deze gedragscode heeft het karakter van een bestuurlijk-juridisch document. Dit document
• •
•
•
is ter goedkeuring voorgelegd aan de minister van LNV en heeft een formele inspraakprocedure doorlopen. In de gedragscode zijn maatregelen op hoofdlijnen opgenomen die ervoor moeten zorgen dat zorgvuldig handelen gewaarborgd is. In werkprotocollen, die geen onderdeel uitmaken van de eigenlijke gedragscode, zijn deze maatregelen op hoofdlijnen vervolgens per activiteit nader uitgewerkt en vertaald in praktisch uitvoerbare handelingen. De gedragscode is van toepassing op activiteiten die door of in opdracht van het HbR uitgevoerd worden. Deze gedragscode is opgesteld voor het gehele Rotterdamse haventerrein (HIC). Dit betekent dat ook voor toekomstig aan te trekken gronden nadien gebruik gemaakt kan worden van de gedragscode. Op uitgegeven terreinen, die hiermee niet meer onder het beheer van het HbR vallen, kan de gedragscode toegepast worden, maar de toepassing van de gedragscode valt dan niet onder de verantwoordelijkheid van het HbR. Alle beschermde soorten planten en dieren die (mogelijkerwijs) op het haventerrein voorkomen zijn opgenomen in deze gedragscode. Mochten er in de toekomst andere soorten bijkomen, dan dient de gedragscode daarvoor te worden aangepast. Deze gedragscode is van toepassing op alle werkzaamheden die binnen het haventerrein worden uitgevoerd in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (zie 2.5.1 voor een toelichting). Van bestendig gebruik is binnen het Rotterdamse havengebied geen sprake. Dit is dan ook niet meegenomen in deze gedragscode.
2.2 Geldigheidsduur van de gedragscode Er staat geen wettelijke beperking op de geldigheidsduur van een gedragscode. Een gedragscode moet echter wel voldoende actueel zijn om goed te kunnen worden toegepast in de praktijk. Het HbR zal deze gedragscode in beginsel om de vijf jaar evalueren om te kijken of deze nog voldoet aan de praktijk. Waar nodig zullen de activiteiten, soorten en maatregelen worden aangepast of aangevuld. Tijdens de evaluatie komen nieuwe ontwikkelingen in wet- en regelgeving, activiteiten binnen het HIC en voortschrijdende kennis van beschermde soorten aan bod. Ook ervaringen vanuit de toepassing van de huidige gedragscode worden meegenomen. De verantwoordelijke afdeling (zie paragraaf 3.2) legt hiertoe een dossier aan tijdens de looptijd van de gedragscode. 2.3 Artikelen waar de gedragscode voor geldt In het Vrijstellingenbesluit staat expliciet aangegeven voor welke artikelen uit de Flora- en faunawet vrijstelling kan worden verkregen wanneer aantoonbaar wordt gewerkt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Met de gedragscode kan volgens het Vrijstellingenbesluit alleen vrijstelling worden gekregen van de verbodsbepalingen uit artikel 8 t/m 12.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 6 van 25
Reikwijdte van de gedragscode
Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Deze gedragscode kan dus bijvoorbeeld niet worden gebruikt voor het onder je hebben of vervoeren van beschermde soorten (artikel 13). Hiervoor is altijd een ontheffing nodig, ook al wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Deze Gedragscode kan ook niet worden gebruikt als vrijstellingsmogelijkheid voor beheer en schadebestrijding (zoals het afschieten van schade veroorzakende konijnen of het verjagen van zwanen en ganzen). Beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse soorten wordt geregeld in hoofdstuk V van de Flora- en faunawet en het Besluit beheer en schadebestrijding, waarbij de betreffende provincie als bevoegd gezag optreedt.
Naast de verbodsbepalingen is in de Flora- en faunawet een algemene zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht geldt voor álle soorten, dus niet alleen voor soorten die specifiek door de Floraen faunawet zijn aangewezen. De bepaling over de algemene zorgplicht is opgenomen in hoofdstuk I, artikel 2 van de Flora- en faunawet. De maatregelen ten behoeve van zorgvuldig handelen sluiten aan bij de beschermende maatregelen in deze gedragscode. Artikel 2
I II
2.4
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Soorten waarop de gedragscode van toepassing is
2.4.1 Wettelijke bepalingen De onder de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren zijn ingedeeld in drie verschillende tabellen, die alle drie een eigen beschermingsregime kennen. De algemeen beschermde soorten zijn ingedeeld in tabel 1, de strikt beschermde soorten in tabel 3 en de overige beschermde soorten in tabel 2 (zie bijlage 1). Alleen de vogelsoorten zijn niet in deze tabellen opgenomen.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 7 van 25
Reikwijdte van de gedragscode
Op vogelsoorten is normaliter hetzelfde beschermingsregime van toepassing als op strikt beschermde soorten. In het kader van een gedragscode worden de meeste vogelsoorten echter op dezelfde manier behandeld als overige beschermde soorten (tabel 2-soorten). De uitzonderingen hierop volgen uit het vigerend beleid van het ministerie van LNV ten aanzien van (jaarrond) beschermde vogels. Volgens artikel 16b van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: Vrijstellingenbesluit) kan een gedragscode worden gebruikt om vrijstelling te krijgen van de verbodsbepalingen uit artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet ten aanzien van overige beschermde soorten (tabel 2-soorten), strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten) en vogels. Voor algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) geldt reeds een vrijstelling van de verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is voor de strikt beschermde soorten, de overige beschermde soorten en de vogels kort vermeld wanneer vrijstelling mogelijk is: • Strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten) Alleen vrijstelling met een gedragscode ten aanzien van handelingen in het kader van bestendig beheer en onderhoud. • Overige beschermde soorten (tabel 2-soorten) Vrijstelling met een gedragscode ten aanzien van handelingen in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. • Alle in Nederland in het wild voorkomende vogelsoorten Vrijstelling met een gedragscode ten aanzien van handelingen in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.1 2.4.2 Soorten op het haventerrein Het HbR laat jaarlijks een havenscan uitvoeren, waarbij het voorkomen van beschermde soorten op het HIC in kaart wordt gebracht (o.a. Brekelmans, 2006). Uit de havenscans blijkt dat op het HIC onder meer veel orchideesoorten en muurflora voorkomen. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de beschermde soorten die op het HIC voorkomen of voor kunnen komen. Daarnaast komen er op het haventerrein veel verschillende vogelsoorten voor. Het havengebied bevat de functies broedgebied, foerageergebied en rustgebied voor vogels. 2.5
Activiteiten waarop de gedragscode van toepassing is
2.5.1 Wettelijke bepalingen Volgens het Vrijstellingenbesluit kan vrijstelling van de verbodsbepalingen uit artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet worden verkregen met een gedragscode bij werkzaamheden in het kader van: • bestendig beheer en onderhoud, en • ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Bestendig beheer en onderhoud
Onder bestendig beheer en onderhoud wordt het voortzetten van periodiek terugkerende werkzaamheden verstaan, die gericht zijn op de instandhouding van een bestaande situatie. Van belang is dus dat het moet gaan om regelmatig terugkerende werkzaamheden, die niet mogen leiden tot een functieverandering van het betreffende gebied. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling
Onder ruimtelijke inrichting of ontwikkeling wordt het verrichten van niet periodiek terugkerende werkzaamheden verstaan, waarbij een functieverandering van een bepaald gebied optreedt. Van belang is dus dat het moet gaan om niet regelmatig terugkerende werkzaamheden (waar-
1
Het beleid ten aanzien van (jaarrond) beschermde vogels van het ministerie van LNV is momenteel erg in ontwikke-
ling. Momenteel wordt door LNV gewerkt aan een vernieuwde vogellijst met daarop soorten waarvoor ook met een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode een ontheffing aangevraagd moet worden. Deze gedragscode sluit aan bij dat beleid, vandaar dat in deze gedragscode nog geen lijst met soorten is opgenomen.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 8 van 25
Reikwijdte van de gedragscode
onder ook achterstallig onderhoud), die leiden tot een verandering van een bestaande situatie.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 9 van 25
Reikwijdte van de gedragscode
Voorbeeld: Het maaien en terugzetten van vegetatie valt onder bestendig beheer en onderhoud wanneer dit met enige regelmaat plaatsvindt (periodiek terugkerend) en er voor zorg draagt dat de kenmerken van het gebied niet of nauwelijks wijzigen. Wanneer het maaien of terugzetten niet met enige regelmaat plaatsvindt of wanneer de bestaande situatie verandert door een ander maairegime, dan moet het worden gezien als ruimtelijk inrichting of ontwikkeling.
2.5.2 Indeling werkzaamheden HbR Het HbR voert diverse werkzaamheden uit die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of als ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. De werkzaamheden van het HbR die onder deze gedragscode vallen zijn de volgende: Bestendig beheer en onderhoud
• • • • • • •
Beheer van NUT-terreinen. Beheer van droge voorzieningen en infrastructuur. Beheer kleine watergangen (sloten en slootkanten). Beheer groenvoorzieningen. Beheer en onderhoud van kades en glooiingen. Beheer van leidingstroken. Beheer van waterbodems van grote wateren.
Ten behoeve van werkzaamheden voor bestendig beheer en onderhoud vinden de volgende activiteiten plaats: • Het graven van sleuven / gaten (kleinschalig). • Het tijdelijk deponeren van vrijkomende grond bij dergelijke activiteiten. • Het uitvoeren van de werkzaamheden (vervangen van leidingen of uitvoeren van werkzaamheden aan bestaande leidingen) in het ontgraven deel. • Terug aanbrengen en egaliseren van grond die is verwijderd voor dergelijke activiteiten. • Gebruik van materiaal op en langs de leidingenstrook ten behoeve van dergelijke activiteiten. • Bemonstering en monitoring. • Maaien en snoeien van (onderwater)vegetatie. • Onderhoud van oeverbeschoeiing. • Verwijderen (drijvend) vuil (kleinschalig). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling
• • • •
Voorbereiden uitgifte NUT-terreinen. Werkzaamheden aan watergangen (dempen, vergraven, verbreden). Bouwrijp maken van havenareaal in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Werkzaamheden aan kades en glooiingen (zoals vervangen van de steenbekleding, grootschalig onderhoud en renovatie).
Ten behoeve van de werkzaamheden voor ruimtelijke ontwikkeling of inrichting vinden de volgende activiteiten plaats: • Verwijderen van gedumpt afval (daarbij bijvoorbeeld vrachtwagens inzetten op het terrein). • Verwijderen van opgaande beplanting. • Graven en dempen van watergangen/-partijen. • Uitvlakken, afgraven en eventueel ophogen van terreinen. • Aanleggen van infrastructuur (kabels en leidingen, wegen, spoorlijnen). • Realiseren van bouwwerken en installaties (waaronder ook kademuren). • Inrichten van buitenruimte (groen en water). • Bemonstering en monitoring ter voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld grondwaterpeilen, bodemmonsters etc).
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 10 van 25
Reikwijdte van de gedragscode
Onderstaand schema geeft een overzicht van de relatie tussen werkzaamheden, beschermingsregimes en vrijstellingsmogelijkheden.
Activiteit
Tabel 2-soorten
Tabel 3-soorten
Vogels
Vrijstelling met gedragscode
Vrijstelling met gedragscode
Vrijstelling met gedragscode
Vrijstelling met gedragscode
Ontheffing noodzakelijk
Vrijstelling met gedragscode
Bestendig beheer en onderhoud Beheer van NUT-terreinen Beheer van droge voorzieningen en infrastructuur Beheer kleine watergangen Beheer van groenvoorzieningen Beheer van kades en glooiingen Beheer van leidingstroken Beheer van waterbodems van grote wateren
Ruimtelijke inrichting en ontwikkeling Voorbereiding uitgifte NUT-terreinen Werkzaamheden aan watergangen (dempen, vergraven, verbreden) Bouwrijp maken van havenareaal in het kader van ruimtelijke ontwikkeling Werkzaamheden aan kades en glooiingen (zoals vervangen van de steenbekleding, grootschalig onderhoud en renovatie)
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 11 van 25
3
De gedragscode in de praktijk
Om aan te geven hoe de gedragscode in de dagelijkse praktijk toegepast wordt, geeft dit hoofdstuk inzicht in de inbedding van de gedragscode in het werkproces en de verantwoordelijkheden binnen de organisatie. Uit het werkproces is vervolgens af te leiden op welke wijze de informatievoorziening, projectspecifieke uitwerkingen en uitvoering en registratie vorm krijgen. Als laatste is in dit hoofdstuk vastgelegd hoe het HbR handelt in geval van calamiteiten. 3.1 Het werkproces De uitvoering van werkzaamheden (zowel beheer en onderhoud als ruimtelijke ontwikkelingen) vindt plaats binnen verschillende kaders. Naast de eisen van deze gedragscode heeft het Havenbedrijf Rotterdam N.V. enkele documenten opgesteld waar rekening mee moet worden gehouden (zoals de soortbeschermingsplannen en beheerplannen). Een belangrijk onderdeel bij de voorbereiding van de werkzaamheden betreft het opstellen van een projectspecifiek Plan van Aanpak. Onderstaand is een schema opgenomen hoe de omgang met de gedragscode is geïmplementeerd binnen het werkproces van het HbR. In het schema is aangegeven waar de verantwoordelijkheid ligt en wat het resultaat of product van de taak is. Als uit de inventarisatie blijkt dat er beschermde soorten aanwezig zijn, wordt in het projectspecifiek plan van aanpak aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt. In de opdrachtverstrekking (bestek/contract) wordt dit verankerd. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden wordt door HbR/directie UAV gecontroleerd op de naleving hiervan. Indien er geen beschermde soorten voorkomen, dan is de gedragscode niet van toepassing.
Taak
Verantwoordelijkheid
Product
Verzamelen van verspreidingsgegevens
Havenbedrijf Rotterdam
Jaarlijkse Havenscan
Opstellen project-specifiek werkplan
Opdrachtnemer
Plan van Aanpak
Goedkeuring van Plan van Aanpak dmv opdrachtverlening
Havenbedrijf Rotterdam
Bestek / contract
Uitvoering en registratie
Opdrachtnemer
conform bestek
Controle en goedkeuring
Havenbedrijf Rotterdam / Directie UAV
conform bestek
Schema 3.1 Werkproces bij de werkzaamheden.
3.2 Verantwoordelijke personen Binnen het Havenbedrijf is de afdeling Wegen, Buitenruimte en Uitgeefbare terreinen aanspreekpunt voor de gedragscode. Deze afdeling draagt tevens zorg voor het uitvoeren van de evaluatie van de gedragscode. Iedere projectleider/beheerder is echter zelf verantwoordelijk voor het werken conform de gedragscode.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 12 van 25
De gedragscode in de praktijk
Het Havenbedrijf is hoofdverantwoordelijk voor het naleven van deze gedragscode en hiermee aanspreekpunt voor het bevoegd gezag. Dit laat onverlet dat een opdrachtnemer een eigen verantwoordelijkheid heeft en door het Havenbedrijf (privaatrechtelijk) aansprakelijk gesteld kan worden voor eventuele schade die door het niet correct naleven van de gedragcode door opdrachtnemer ontstaat. Het Havenbedrijf is, als opdrachtgever, verantwoordelijk voor de volgende onderdelen: • Het van toepassing verklaren van deze gedragscode op een project, voorafgaand aan opdrachtverlening. • Het verstrekken van informatie over de aanwezigheid van beschermde soorten in en rond het werkgebied. • Het verankeren van natuurvoorwaarden in het bestek/contract. • Controle van werkzaamheden (steekproefsgewijs). • Monitoren en evalueren van de toepassing van de gedragscode. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de volgende onderdelen: • Het opnemen van maatregelen die voorvloeien uit de gedragscode in de werkzaamheden. • Het adequaat uitvoeren van de voorgeschreven maatregelen. • Het geven van de benodigde informatie en instrueren van personen betrokken bij de uitvoering van het project en de beschermende maatregelen. • Wanneer noodzakelijk het inschakelen van een ecologisch deskundige2 ter begeleiding van de uitvoering. • Signaleren van calamiteiten tijdens de uitvoering, het hierop actie ondernemen en terugkoppelen naar de opdrachtgever. Informatie omtrent de calamiteit en de gekozen werkwijze worden goed gedocumenteerd. 3.3 Informatievoorziening Het Havenbedrijf voert jaarlijks een onderzoek uit naar het vóórkomen van beschermde soorten binnen haar grondgebied. Gebieden waar veel (beheer)activiteiten plaatsvinden of met grote commerciële belangen (Nog Uitgeefbare Terreinen) worden hierbij jaarlijks onderzocht op het voorkomen van beschermde soorten. Stukken in de haven waar minder frequent activiteiten plaatsvinden (zoals greppels) zullen minder frequent onderzocht worden. Het HbR maakt voor de informatievoorziening omtrent broedvogels en vissen in grote wateren gebruik van monitoringsgegevens die verzameld worden door respectievelijk RIKZ en RWS (KRW monitoring). De resultaten hiervan zijn vastgelegd in rapportages (onder andere de Havenscans). In aanvulling hierop zijn verschillende soortbeschermingsplannen opgesteld waarin een nadere omschrijving van de beschermde soorten, hun standplaatseisen en eventuele maatregelen beschreven staan. De inventarisatieperiode is afgestemd op de jaarlijkse cyclus van de soorten. Voor de uitvoering van de inventarisatie worden deskundigen ingeschakeld, onder ander door het inschakelen van ecologische adviesbureaus.
2
Met een ecologisch deskundige wordt bedoeld een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of
zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige:
op HBO, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of
als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau; en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Das en Boom, Zoogdiervereniging VZZ, RAVON, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied en/of
zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of bescherming.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 13 van 25
De gedragscode in de praktijk
In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van soorten die binnen het HIC voor (kunnen) komen. De jaarlijkse inventarisatierondes richten zich met name de soorten die in de huidige situatie al zijn waargenomen op het HIC of daar in de nabije toekomst te verwachten zijn. 3.4 Projectspecifiek Plan van Aanpak In het projectplan legt het HbR vast of er beschermde soorten voorkomen en, als dit het geval is, welke maatregelen worden toegepast om zorgvuldig te kunnen handelen ten aanzien van beschermde soorten. De Havenscan en de werkprotocollen vormen hiervoor de basis. De volgende zaken worden in het projectplan vastgelegd: • De aanwezige soorten in het projectgebied, de functie en het belang van het gebied voor deze soorten. • Een beschrijving van de voorgenomen activiteit en de te verwachten effecten op de aanwezige soorten (gerelateerd aan de verbodsbepalingen en de functie van het gebied voor de soorten). • De relevante beschermende maatregelen vanuit deze gedragscode. • Relevante werkprotocollen die – in overleg met een ter zake kundige – zijn opgesteld in het kader van de gedragscode. 3.5 Toetsing en controle op de toepassing van de gedragscode Tijdens de uitvoering van een project, waarbij natuurwaarden en dus de gedragcode een rol speelt, wordt door de directievoerder getoetst of voldaan wordt aan de eisen die in de opdrachtverstrekking gesteld zijn aan het omgaan met de aanwezige natuurwaarden. De resultaten hiervan worden vastgelegd in het projectdossier. In het projectdossier kunnen dan de volgende gegevens worden opgenomen: Basisgegevens • Naam activiteit. • Verantwoordelijk persoon. • Periode van uitvoering. Beschermende maatregelen • Kort overzicht van beschermende maatregelen (voor nadere uitwerking volstaat verwijzing naar werkprotocollen en Plan van Aanpak). • Eventuele aanvullende werkinstructies. Uitvoering van beschermende maatregelen • Eventuele wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke maatregel (voorzien van ecologische onderbouwing met naam en paraaf van de betrokken ter zake kundige). • Data van controles en opmerkingen (bijvoorbeeld het controleren van paddenschermen en reparaties). • Naam en paraaf van de verantwoordelijke persoon. 3.6 Onvoorziene omstandigheden 3.6.1 Calamiteiten In de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarin acuut handelen noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer de veiligheid of volksgezondheid in het geding is. Bij dergelijke calamiteiten staat handelen om de maatschappelijke veiligheid te waarborgen voorop. Indien blijkt dat door het handelen schade is ontstaan aan beschermde soorten planten of dieren dan zal zo spoedig mogelijk met het ministerie van LNV (Dienst Regelingen) contact opgenomen worden om tot een passende oplossing te komen. 3.6.2 Onverwacht opduiken van beschermde soorten Het Havenbedrijf heeft door de jaarlijkse Havenscans een goed beeld van het voorkomen van beschermde soorten. Desondanks is het onverwacht vóórkomen van een beschermde soort ter plaatse van werkzaamheden niet op voorhand uit te sluiten. Wanneer deze situatie zich voor-
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 14 van 25
De gedragscode in de praktijk
doet, worden direct maatregelen getroffen om schade te voorkomen of te beperken, conform de voorwaarden uit de gedragscode. Indien het noodzakelijk is, wordt een ter zake kundige ingeschakeld om de voorwaarden vast te stellen waaronder de werkzaamheden doorgang kunnen vinden. De keuze voor deze voorwaarden zullen zorgvuldig gedocumenteerd worden. Indien er geen gebruik gemaakt mag worden van de gedragscode (bijvoorbeeld omdat er een ‘nieuwe’ tabel 3-soort in het plangebied voorkomt en de ingreep een ruimtelijke ontwikkeling betreft) of er om bepaalde redenen geen gebruik gemaakt wordt van de gedragscode (bijvoorbeeld omdat de voorgestelde maatregelen in het betreffende plangebied niet haalbaar zijn), dan is het noodzakelijk om een ontheffing aan te vragen op grond van artikel 75c van de Flora- en faunawet. Het Havenbedrijf treedt hiervoor zo spoedig mogelijk in overleg met Dienst Regelingen van het ministerie van LNV.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 15 van 25
4
Beschermende maatregelen
In dit hoofdstuk zijn de maatregelen weergegeven die zorgvuldig handelen ten aanzien van de op het HIC voorkomende strikt beschermde en overige beschermde soorten waarborgen. De maatregelen zijn gerangschikt naar soort(groep) en zijn gericht op het voorkómen of beperken van schade aan de betreffende soort(groep). In deze gedragscode zijn alleen maatregelen op hoofdlijnen opgenomen. Dit betekent dat de randvoorwaarden zijn beschreven waaraan de concrete project-, soort- of gebiedspecifieke maatregelen, die worden uitgewerkt in de werkprotocollen, moeten voldoen. Het toepassen van de maatregelen voor een soortgroep is alleen noodzakelijk indien er één of meerdere soorten van deze soortgroep in het projectgebied voorkomen. De tabellen met kwetsbare perioden per soortgroep zijn indicatief. De daadwerkelijke perioden zijn vaak per soort weer verschillend en kunnen afhangen van externe factoren zoals het weer. 4.1 Inhoud van de maatregelen De inhoud van de maatregelen is gericht op de effecttypen die in de verbodsbepalingen van de Flora en faunawet - en waarvoor vrijstelling kan worden verkregen - staan. De effecttypen die uit de verbodsbepalingen gehaald kunnen worden zijn: 1) Beschadigen of vernielen van planten (artikel 8) 2) Doden of verwonden van dieren (artikel 9) 3) Opzettelijk verstoren van dieren (artikel 10) 4) Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren (artikel 11). In onderstaande tabel is aangegeven welke soorten gevoelig zijn voor welk van de bovenstaande effecttypen (1 t/m 4). Beheer en onderhoud Beheer van leidingstroken Beheer van droge voorzieningen en infrastructuur Beheer van NUTterreinen Beheer kleine watergangen Beheer van kades en glooiingen Beheer van groenvoorzieningen Beheer van waterbodems van grote wateren
Muurflora
Overige flora
Amfibieën
Zoogdieren
Vleermuizen
Reptielen
Vissen
Vogels
1
1
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
1
-
-
2, 3, 4
-
-
2, 3, 4
2, 3, 4
-
1
2, 4
2, 3, 4
2, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
-
-
-
-
-
-
2, 3, 4
-
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 16 van 25
Beschermende maatregelen
Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling
Muurflora
Overige flora
Amfibieën
Zoogdieren
Vleermuizen
Reptielen
Vissen
Vogels
Voorbereiding uitgifte NUT-terreinen
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
Werkzaamheden aan watergangen (dempen, vergraven, verbreden)
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
-
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
Bouwrijp maken van havenareaal in het kader van ruimtelijke ontwikkeling
-
1
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
2, 3, 4
Werkzaamheden aan kades en glooiingen (zoals vervangen van de steenbekleding, grootschalig onderhoud en renovatie)
1
-
-
2, 3, 4
-
-
2, 3, 4
2, 3, 4
Kwetsbare periodes Per soortengroep zijn indicatief de kwetsbare periodes opgenomen (natuurkalender, www.minlnv.nl). Op die manier wordt een globaal inzicht verkregen van de periodes waarin het best kan worden gewerkt. Omdat er binnen één soortgroep echter grote verschillen tussen soorten kunnen zijn, dient het HbR of de opdrachtnemer in het projectspecifieke Plan van Aanpak uit te gaan van de specifieke kwetsbare periodes van de in het werkgebied aanwezige soorten. 4.2
Maatregelen ter bescherming van flora
4.2.1 Muurflora Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten muurplanten zijn werkzaamheden aan (oude) kades en (kade)muren. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan beschermde soorten muurplanten te voorkomen met de volgende maatregelen:
1. De groeiplaatsen van deze beschermde soorten muurplanten te ontzien tijdens de werkzaamheden. Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten muurplanten niet te voorkomen is, dan worden bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud (tabel 2 en 3soorten) en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (tabel 2-soorten) de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. Voor aanvang van de werkzaamheden wordt een significant aantal exemplaren van de beschermde soorten muurplanten voorzichtig weggehaald, tijdelijk in depot gezet en na afronding van de werkzaamheden weer teruggeplaatst op de oude groeiplaats of een andere geschikte groeiplaats (transplantatie). Dit gebeurt onder toezicht van een ecologisch deskun-
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 17 van 25
Beschermende maatregelen
dige en vindt zo veel mogelijk plaats buiten de periode van zaadzetting voor de betreffende soorten). 2. Passende inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee schade zo veel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld het afschermen van exemplaren wanneer een muur moet worden schoongespoten). Voor tabel 3 soorten is in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing noodzakelijk. soortgroep
functie
planten
zaadzetting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Grijs = kwetsbare periode
4.2.2 Overige flora Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde plantensoorten, zoals orchideeën, zijn alle werkzaamheden op land en aan oevers. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten flora (niet zijnde muurplanten) te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De groeiplaatsen van deze planten aan te geven in het veld of op een kaart en deze te ontzien tijdens de werkzaamheden. Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan beschermde plantensoorten, anders dan muurflora, niet te voorkomen is, dan worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden uitgevoerd in de voor de betreffende soorten minst kwetsbare periode. Dit is na de periode van zaadzetting, globaal vanaf augustus - september tot begin april. 2. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk in ruimte en tijd gefaseerd, zodanig dat niet alle exemplaren in hetzelfde jaar in de kwetsbare periode worden verstoord en derhalve de lokale gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort niet in gevaar komt. 3. De werkzaamheden vinden plaats onder leiding van een ecologisch deskundige. Voor tabel 3 soorten is in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing noodzakelijk. Voor de groenknolorchis is door LNV een generieke ontheffing verleend ten aanzien van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Indien de werkzaamheden invloed hebben op deze soort, dan zal worden gewerkt conform de voorwaarden die in deze ontheffing zijn opgenomen. soortgroep
functie
planten
zaadzetting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
Grijs = kwetsbare periode
4.3
Maatregelen ter bescherming van fauna
4.3.1 Amfibieën Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten amfibieën zijn werkzaamheden aan kleinere wateren, oevers, ruigtes en ’s winters in opgaande begroeiingen en aan zanderige terreinen. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten amfibieën of hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen:
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 18 van 25
dec
Beschermende maatregelen
1. De vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten amfibieën (voortplantingswateren, overwinteringsgebieden, etc.) voor zover mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat beschermde soorten amfibieën aanwezig zijn (afhankelijk van de functie van het gebied voor de betreffende soort). 3. Passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen. Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten amfibieën of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor strikt beschermde soorten (tabel 3) voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV.3 Voor overige beschermde soorten en bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden voor zover mogelijk uitgevoerd in de voor beschermde soorten amfibieën minst kwetsbare periode. Deze periode is afhankelijk van de functie van het gebied voor de soort. 2. De werkzaamheden worden zoveel als mogelijk in de tijd gefaseerd uitgevoerd, zodanig dat niet alle dieren in hetzelfde jaar in de kwetsbare periode worden verstoord en derhalve de lokale gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort niet in gevaar komt. 3. Voor aanvang van de werkzaamheden worden de aanwezige exemplaren zo veel mogelijk verjaagd of weggevangen en naar een ander geschikt leefgebied verplaatst, onder leiding van een ecologisch deskundige. Om te voorkomen dat ze weer terug het gebied in komen, kan het plangebied worden afgezet met rasters. 4. Er worden passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt. soortgroep
functie
amfibieën
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
zomerverblijf winterverblijf Grijs = kwetsbare periode
4.3.2 Reptielen Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten reptielen zijn werkzaamheden aan open, zanderige plekken, ruigtes en ’s winters in opgaande begroeiingen met dood hout. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten reptielen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten reptielen (broedhopen, overwinteringsgebieden) zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat beschermde soorten reptielen aanwezig zijn (afhankelijk van de functie van het gebied). 3. Passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen Beperken van schade (mitigeren)
3
Het HbR beschikt reeds over een generieke ontheffing voor de rugstreeppad. Voor werkzaamheden in het kader van
ruimtelijke inrichting of ontwikkeling kan gewerkt worden volgens de voorwaarden die in deze ontheffing zijn opgenomen.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 19 van 25
dec
Beschermende maatregelen
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten reptielen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor strikt beschermde soorten (tabel 3) voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV. Voor overige beschermde soorten en bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten de winterrustperiode en voortplantingsperiode van beschermde soorten reptielen, afhankelijk van de functie van het gebied voor de soort. 2. Voor aanvang van de werkzaamheden worden de aanwezige exemplaren zo veel mogelijk verjaagd of weggevangen en naar een ander geschikt leefgebied verplaatst, onder leiding van een ecologisch deskundige. Om te voorkomen dat ze weer terug het gebied in komen, kan het plangebied worden afgezet met rasters. 3. Er worden passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt soortgroep
functie
reptielen
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
zomerverblijf winterverblijf Grijs = kwetsbare periode
4.3.3 Zoogdieren (m.u.v. vleermuizen) Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten zoogdieren zijn alle werkzaamheden op land en aan oevers. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten zoogdieren of hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten zoogdieren (holen, burchten, nesten, etc.) zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat beschermde soorten zoogdieren aanwezig zijn (afhankelijk van de functie van het gebied). 3. Passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen (bijvoorbeeld het plaatsen van rasters) Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten zoogdieren of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor strikt beschermde soorten (tabel 3) voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV. Voor overige beschermde soorten en bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten de winterrustperiode en voortplantingsperiode van beschermde soorten zoogdieren, afhankelijk van de functie van het gebied voor de soort. 2. Voor aanvang van de werkzaamheden worden de aanwezige exemplaren, indien in de omgeving geschikt leefgebied aanwezig is, zo veel mogelijk verjaagd of weggevangen onder leiding van een terzake kundige. Om te voorkomen dat ze weer terug het gebied in komen kan het plangebied worden afgezet met rasters. 3. Er worden passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt (bijvoorbeeld het plaatsen van schermen tegen licht, geluid of bewegingsoverlast).
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 20 van 25
dec
Beschermende maatregelen
soortgroep
functie
zoogdieren
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
zomerverblijf winterverblijf Grijs = kwetsbare periode
4.3.4 Vleermuizen Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten vleermuizen zijn werkzaamheden aan gebouwen, (ijs)kelders, (oude) bomen en water- en bosrijke gebieden. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten vleermuizen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten vleermuizen (kraamkolonies, (paar)verblijven, winterverblijven) zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat beschermde soorten vleermuizen aanwezig zijn (afhankelijk van de functie van het gebied). 3. Passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen (bijvoorbeeld het afschermen van lichtbronnen in de buurt van vliegroutes of kolonieplaatsen). Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten vleermuizen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV. Voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten de winterrustperiode en voortplantingsperiode van beschermde soorten vleermuizen, afhankelijk van de functie van het gebied voor de soort. 2. Zo min mogelijk tussen zonsondergang en zonsopkomst te werken in de buurt van vaste rust- of verblijfplaatsen, belangrijke functionele vliegroutes en foerageergebieden in verband met licht- en geluidsoverlast. 3. Zo veel mogelijk te werken buiten de, door een ter zake kundige te bepalen, verstoringsgevoelige afstand in de periode dat de beschermde soorten vleermuizen gebruik maken van de vaste rust- en verblijfplaatsen. 4. Er worden passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt (bijvoorbeeld het afschermen van lichtbronnen in de buurt van vliegroutes of kolonieplaatsen). soortgroep
functie
vleermuizen
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
zomerverblijf winterverblijf jacht/vliegroute Grijs = kwetsbare periode
4.3.5 Vissen Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten vissen zijn werkzaamheden aan water(gangen), waterbodems en oeverconstructies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen grote en kleine watergangen. De grote watergangen worden door de scheepvaart gebruikt en bestaan uit de havenbekkens en rijkswateren, de kleine watergangen bestaan uit greppels en sloten binnen het HIC.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 21 van 25
dec
Beschermende maatregelen
Voor de grote watergangen zullen bovenstaande activiteiten geen negatieve effecten hebben op vissen. Gezien de actieradius van de vissen, de slechts lokale verstoringen van de omgeving door baggerwerkzaamheden en werkzaamheden aan oeverconstructies en het feit dat de grote wateren alleen als doortrekgebied fungeren voor beschermde vissoorten en naar verwachting niet of nauwelijks gebruikt worden als voortplantings- of winterrustgebied, worden onderstaande maatregelen alleen bij kleine watergangen toegepast. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om in kleine watergangen schade aan exemplaren van beschermde soorten vissen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten vissen (paaiplaatsen, eiafzetplaatsen (waaronder ook waarddieren als zwanemossel), overwinteringsplaatsen) zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat beschermde soorten vissen niet of minder mobiel zijn (afhankelijk van de functie van het gebied en de temperatuur van het water4). 3. Zo nodig passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen (bijvoorbeeld het plaatsen van schermen onder water). Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten vissen of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor strikt beschermde soorten (tabel 3) voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV. Voor overige beschermde soorten en bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten de winterrustperiode en paaiperiode van beschermde soorten vissen, afhankelijk van de functie van het gebied voor de soort. 2. Voor aanvang van de werkzaamheden worden de aanwezige exemplaren zo veel mogelijk verjaagd of weggevangen en naar een ander geschikt leefgebied verplaatst, onder leiding van een ecologisch deskundige. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld zoetwatermosselen indien die in groten getale aanwezig zijn. 3. Er worden passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt (bijvoorbeeld het plaatsen van schermen onder water). soortgroep
functie
vissen
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
winterverblijf Grijs = kwetsbare periode
4.3.6 Vogels Activiteiten die kunnen leiden tot negatieve effecten op vogels zijn werkzaamheden op land, aan oevers, aan opgaande begroeiing en aan gebouwen. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van vogels, hun nesten of andere vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De nesten en andere vaste rust- of verblijfplaatsen (boomholtes, gebouwen, enz.) zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Niet te werken in de periode dat vogels broeden of op hun vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn (afhankelijk van de functie van het gebied). 4
Over het algemeen zijn vissen nog actief bij watertemperaturen boven de 8⁰ C. Bij lagere watertemperaturen houden
ze zich op in of op de bodem of de waterbegroeiing.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 22 van 25
dec
Beschermende maatregelen
3. Indien het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen van vogels te werken, dan wordt de locatie ongeschikt gemaakt voor vogels om te broeden (het ‘broedvrij’ houden van een locatie, zie werkprotocollen). Voor jaarrond beschermde vogelsoorten5 is dit niet toegestaan zonder ontheffing! 4. Passende fysieke inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee effecten kunnen worden voorkomen (bijvoorbeeld het plaatsen van schermen tegen licht-, geluids- of bewegingsoverlast). Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van vogels of hun nesten of andere vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV voor soorten die jaarrond beschermd zijn (zie voetnoot 5). Voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud en voor niet jaarrond beschermde soorten worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 1. De werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels, dat globaal loopt van half maart tot begin augustus. 2. Er wordt een, door een ter zake kundige nader te bepalen, passende afstand aangehouden rond broedende vogels, waarbinnen geen verstoring plaatsvindt. 3. Er worden daar waar mogelijk passende inrichtingsmaatregelen getroffen waarmee de verstoringseffecten zo veel mogelijk worden beperkt (bijvoorbeeld het plaatsen van schermen tegen licht-, geluids- of bewegingsoverlast). soortgroep
functie
vogels
broedseizoen
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
vaste rust- of verblijfplaats voorjaars-/najaarstrek winterverblijf Grijs = kwetsbare periode
4.3.7 Ongewervelden Activiteiten die kunnen leiden tot effecten op beschermde soorten ongewervelden zijn in principe alle activiteiten op het land, water en oeverzone. Voorkomen van schade
Het HbR streeft ernaar om schade aan exemplaren van beschermde soorten ongewervelden en hun vaste rust- of verblijfplaatsen te voorkomen met de volgende maatregelen: 1. De vaste rust- of verblijfplaatsen, zoals waardplanten, zo veel mogelijk te ontzien tijdens de werkzaamheden. 2. Zo min mogelijk te werken in de periode dat larven, eieren en andere niet-mobiele voortplantingsstadia van beschermde soorten in water of bodem aanwezig zijn. 3. Het gebied voor aanvang van de werkzaamheden tijdelijk/permanent ongeschikt te maken in de periode dat de dieren niet aanwezig zijn, zodat ze zich er niet vestigen. Beperken van schade (mitigeren)
Wanneer schade aan exemplaren van beschermde soorten ongewervelden of hun vaste rust- of verblijfplaatsen niet te voorkomen is, dan wordt voor strikt beschermde soorten (tabel 3) voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling een ontheffing aangevraagd bij Dienst Regelingen van LNV. Voor overige beschermde soorten en bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud worden de volgende maatregelen getroffen om schade zo veel mogelijk te beperken: 5
De lijst met vogelsoorten waarvoor aanvullende regels gelden is de laatste tijd regelmatig aan verandering onderhevig.
In deze gedragscode wordt uitgegaan van de vigerende lijst, dus de lijst die door LNV wordt gehanteerd op het moment dat er een beslissing in het kader van deze gedragscode ten aanzien van vogels moet worden gemaakt.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 23 van 25
dec
Beschermende maatregelen
1. In het zomerseizoen niet te werken in de vroege ochtend of late avond (wanneer vliegende insecten niet meer of nog niet mobiel zijn 2. De werkzaamheden zo veel mogelijk in de tijd gefaseerd uit te voeren. Voor waardplanten als krabbescheer geldt dat ten minste 50% van de aanwezige exemplaren behouden moet blijven wanneer deze (mogelijk) een functie hebben voor een beschermde insectensoort. Van overige vegetaties moet telkens 25% behouden blijven wanneer deze (mogelijk) een functie hebben voor een beschermde insectensoort. 3. Werkzaamheden uitvoeren in zodanige richting dat aanwezige mobiele soorten kunnen uitwijken. Indien zinvol c.q. mogelijk minder mobiele dieren wegvangen onder leiding van een terzake kundige en deze op een geschikte locatie in de omgeving weer uit te zetten en indien noodzakelijk: 4. Passende (tijdelijke) inrichtingsmaatregelen te treffen, waarmee directe of indirect beïnvloeding van de kwaliteit van het leefgebied (bijvoorbeeld het aanbrengen van schermen ter voorkoming van vertroebeling van oppervlaktewater) wordt voorkomen. soortgroep
functie
ongewervelden
voortplanting
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
winterrust Grijs = kwetsbare periode
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 24 van 25
dec
5
Geraadpleegde bronnen
• Alterra, 2004. Gedragscode zorgvuldig bosbeheer in de praktijk • Alterra, 2005. Gedragscodes zorgvuldig handelen Flora en faunawet; • Andeweg, R.W.G., 2007. Soortbeschermingsplan Muurflora Havengebied Rotterdam (concept). bSR-rapport 72. bSR ecologisch advies, Rotterdam
• Bakker, G.& F.L.A. Brekelmans, 2007. Soortbeschermingsplan Zandhagedis Havengebied Rotterdam (concept). bSR-rapport 70. bSR ecologisch advies, Rotterdam
• Bakker, G., 2007. Mogelijkheden voor de Rugstreeppad in het Havengebied van Rotterdam, • • • • • • •
• • • • • • • • • • •
een advies (concept). bSR-rapport 84. bSR ecologisch advies, Rotterdam Bakker, R. & R. ten Ham-van Deutekom, 2007. Ruimte door Groen. Groenvisie Havengebied Rotterdam, Werkboek. Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam. Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen, 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). Bink, F.A., 1992. Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en Unie van Provinciale Landschappen. Schuyt en Co., Haarlem Bouwend Nederland & NEPROM, 15 februari 2005. Gedragscode Flora en faunawet voor de bouw- en ontwikkelingssector Brekelmans, F.L.A., 2006. Beschermde soorten in de haven van Rotterdam 2006. bSRrapport 81. bSR ecologisch advies, Rotterdam Brekelmans, F.L.A., R.W.G. Andeweg & M.J. Epe, 2006. Beschermde soorten en muurplanten in de haven van Rotterdam 2005. bSR-rapport 58. bSR ecologisch advies, Rotterdam Brekelmans, F.L.A., R.W.G. Andeweg & M.J. Epe, 2007. Mogelijkheden voor orchideeën in het havengebied van Rotterdam. Een advies. bSR-rapport 67. bSR ecologisch advies, Rotterdam Broekhuizen, S., Hoekstra, B., van Laar, V., Smeenk, C. & Thissen, J.B.M., 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Dijkstra, K.B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar en M.J.T. van der Velde, 2002. De Nederlandse libellen. Emmerik, A.M. en H.W. de Nie, 2006 De Zoetwatervissen van Nederland. Gemeente Almere, 1 februari 2006. Omgaan met beschermde planten en dieren in Almere. Gedragscode Flora en faunawet. Gemeente Leiden, 10 januari 2006. Stadsnatuurmeetnet Leiden. Samenvatting resultaten 2004. Gemeente Leiden. 28 december 2005. Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. Het Bosschap. Gedragscode zorgvuldig bosbeheer. Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2004.Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht LNV, 2004. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Brochure van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag LNV, 2007, Website. Tabellen soorten Flora- en faunawet. Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet via www.minlnv.nl LNV, 2007. Ontwerpgoedkeuringsbesluit gedragscode voor het IPO (TRC 2006/1194) d.d. 8 mei 2007.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 25 van 25
Geraadpleegde bronnen
• LNV. Besluit houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde •
• • • • • • • • •
dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) LNV. Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (Vrijstellingenbesluit) LNV. Flora- en faunawet Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. RECRON & HISWA, 27 juli 2005. Gedragscode Recreatie. Flora en faunawet. SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels. SOVON Vogelonderzoek Nederland, KNNV Uitgeverij / Naturalis / EIS-Nederland. SRB, 2004. Rekening houden met de natuur, de gewoonste zaak voor wereldhaven Rotterdam. [HavenNatuurPlan 2004]. Stuurgroep Regie Buitenruimte, Rotterdam Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard, 4 oktober 2005. Gedragscode flora en fauna van de Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard. Stichting IKL, december 2005. Gedragscode Flora en faunawet Unie van Waterschappen, november 2005. Gedragscode Flora en faunawet voor waterschappen Vereniging stadswerk Nederland en VHG, maart 2006. Gedragscode Flora en faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen.
13/99089208/DT, revisie D2 Pagina 26 van 25
Bijlage 1
Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
Onderstaande tabellen zijn overgenomen van het formulier ; Aanvraag ontheffing, ingevolge Flora- en faunawet artikel 75, vierde lid en vijfde lid onderdeel c’ (Ministerie van LNV).
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 1: Overzicht van beschermde soorten (exclusief vogels)
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 2
Beschermde soorten in het HIC
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 2: Beschermde soorten in het HIC
Vanuit de havenscans is bekend welke beschermde soorten op het HIC voorkomen. Daarnaast is vanuit gegevens rond het HIC een inschatting te maken van soorten die in de toekomst mogelijk op het terrein voor kunnen gaan komen. In deze bijlage is een overzicht opgenomen van soorten die: 1. in de huidige situatie (2007) op het HIC voorkomen; en 2. in de (nabije) toekomst op het HIC te verwachten zijn. 1. Soorten die in de huidige situatie op het HIC voorkomen Flora
Tabel
Fauna
Tabel
Groenknolorchis
3
Rugstreeppad
3
Moeraswespenorchis
2
Verschillende soorten broed-
-
vogels Grote keverorchis
2
Gevlekte orchis
2
Vleeskleurige orchis
2
Brede orchis
2
Rietorchis
2
Grote muggenorchis
2
Hondskruid
2
Harlekijn
2
Bijenorchis
2
Parnassia
2
Slanke gentiaan
2
Zwartsteel
2
Schubvaren
2
Tongvaren
2
Steenbreekvaren
2
Klein glaskruid
2
Stijf hardgras
2
Gele helmbloem
2
Blaasvaren
2
2. Soorten die in de (nabije) toekomst op het HIC te verwachten zijn Flora
Tabel
Fauna
Tabel
Blauwe zeedistel
2
Noordse woelmuis
3
Veldgentiaan
2
Nauwe korfslak
3
Waterdrieblad
2
Zandhagedis
3
Kruisbladgentiaan
2
Daslook
2
Gulden sleutelbloem
2
Stengelloze sleutelbloem
2
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 3
Format werkprotocol
13/99089208/DT, revisie D2
Bijlage 3: Format werkprotocol
Titel werkprotocol
Beschrijving Hier is een korte omschrijving opgenomen van de activiteit of activiteiten waar dit werkprotocol op van toepassing is en voor welke gebieden/terreinen binnen het HIC deze van toepassing (kunnen) zijn. Werkzaamheden Een opsomming van relevante activiteiten voor dit werkprotocol. In de werkprotocollen komen in ieder geval de activiteiten zoals genoemd in paragraaf 2.5.2 terug, waar nodig aangevuld met een meer gedetailleerde omschrijving. Beschermde soorten Een overzicht van soorten die binnen het HIC voorkomen, die voorkomen in delen van het HIC waar de activiteiten van dit werkprotocol plaats kunnen vinden en waar de activiteiten effect op kunnen hebben. Een overzicht van soorten die binnen het HIC voor kunnen gaan komen in de nabije toekomst, die voorkomen in delen van het HIC waar de activiteiten van dit werkprotocol plaats kunnen vinden en waar de activiteiten effect op kunnen hebben. Kwetsbare perioden Zowel van de soorten die nu al binnen het HIC voorkomen als van soorten die in de toekomst voor kunnen komen zijn de kwetsbare periodes in een schema weergegeven. Beschermende maatregelen Een overzicht van beschermende maatregelen toegespitst op de relevante soorten en activiteiten. De maatregelen zijn een nadere uitwerking van de in hoofdstuk 4 opgenomen algemene beschermende maatregelen. De maatregelen zijn er op gericht om effecten op beschermde soorten te voorkomen of zo minimaal als mogelijk te houden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen voor soorten die nu al binnen het HIC voorkomen en voor soorten die in de nabije toekomst binnen het HIC voor kunnen komen.
13/99089208/DT, revisie D2