Quickscan Flora- en Faunawet Parklandgoed Wulven, Houten
rapportnummer: 2004-04 auteurs: H. M. J. de Rooij K. H. T. Grootjans in opdracht van:
Gemeente Houten Postbus 30 3990 DA Houten contactpersoon: R. van Diessen © Grootjans & De Rooij Enthofstraat 3-II 3513 GR Utrecht www.gendr.nl Utrecht, januari 2005 Gebruik en overname van gegevens alleen toegestaan met volledige bronvermelding: Grootjans, K.H.T. & H.M.J. de Rooij, 2005. Quickscan Flora- en Faunawet. Parklandgoed Wulven, Houten. Grootjans & De Rooij, ecologisch advies voor de groene ruimte, Utrecht.
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Grootjans & De Rooij v.o.f. is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Grootjans & De Rooij v.o.f.; de opdrachtgever vrijwaart Grootjans & De Rooij v.o.f. voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.
Grootjans & De Rooij, 2005
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Voorwoord Dit rapport is het eindproduct van een quickscan Flora- en Faunawet in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Parklandgoed Wulven. De quickscan is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Houten. Het doel van de quickscan is het toetsen van het voorontwerpbestemmingsplan aan de Flora- en Faunawet en het signaleren van eventuele hiaten in de gegevens over het voorkomen van beschermde dieren of planten in het gebied. Bij deze willen wij Ronald van Diessen van de gemeente Houten en de medewerkers van de sector RER van de provincie Utrecht bedanken voor het beschikbaar stellen van gegevens. Bert de Rooij en Karel-Henk Grootjans Utrecht, januari 2005
Grootjans & De Rooij, 2005
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Samenvatting In opdracht van de gemeente Houten is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar het (mogelijk) voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Parklandgoed Wulven. De resultaten van het onderzoek zijn getoetst aan de Flora- en Faunawet en aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens zoals aangeleverd door de sector RER van de provincie Utrecht en zoals beschikbaar in het rapport ‘Natuurwaarden in de gemeente Houten’ (De Boer & Leemans, 2004). Verder is informatie opgevraagd bij Natuurloket en heeft er op 17 december 2004 een veldbezoek plaatsgevonden. Tijdens het veldbezoek is het plangebied onderzocht op het voorkomen van en de geschiktheid voor beschermde planten- en diersoorten. In het plangebied zijn een aantal beschermde soorten aangetroffen of te verwachten. Voor het grootste deel van deze soorten geldt echter een algehele vrijstelling wanneer een aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur van kracht wordt. Dit zal naar verwachting begin 2005 plaatsvinden. Voor één soort, de Kleine modderkruiper, geldt een dergelijke vrijstelling alleen indien de activiteiten plaatsvinden volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Indien deze gedragscode er niet is, dient een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd voor deze soort. Mogelijk zijn er in het gebied vleermuizen aanwezig. Voor deze soorten dient een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd indien de geplande activiteiten niet zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik. Als dit wel het geval is kan worden volstaan met de bovengenoemde gedragscode. Nader onderzoek naar het gebruik en het voorkomen van vleermuizen in het plangebied is aan te bevelen. De geplande activiteiten dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen (15 maart – 15 augustus) in verband met in het gebied aanwezige broedvogels. Indien dit niet mogelijk is, dient een ontheffing te worden aangevraagd in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet en is nader onderzoek naar het voorkomen van broedvogels noodzakelijk. Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen speciale beschermingszones in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn waarop de geplande activiteiten een mogelijk effect zullen sorteren.
Grootjans & De Rooij, 2005
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Samenvatting
7
Inhoudsopgave
9
1.
Inleiding
2.
Wettelijke kader
13
3.
Werkwijze
17
4.
Resultaten
19
5.
Conclusies en aanbevelingen
25
Geraadpleegde bronnen
27
Bijlagen
29
1.1 1.2 1.3
2.1 2.2
3.1 3.2 3.3
4.1 4.2 4.3 4.4
Onderzoeksgebied Doelstelling Leeswijzer
Flora- en Faunawet Vogel- en Habitatrichtlijn
Beschermde soorten Habitatanalyse Status van het gebied
Huidige natuurwaarde Beschermde soorten Speciale beschermingszones Effecten van de ingreep
11 11 11 11
13 15
17 17 17
19 20 23 23
Grootjans & De Rooij, 2005
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
1.
Inleiding Ten behoeve van het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan Parklandgoed Wulven is door Grootjans & De Rooij, in opdracht van de gemeente Houten, een ecologisch onderzoek uitgevoerd.
1.1
Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied bevindt zich in de gemeente Houten, in het westen begrensd door de snelweg A27 en in het oosten door de bebouwde kom. In het gebied bevindt zich een complex van een tennisvereniging. De exacte begrenzing van het onderzoeksgebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Locatie van het plangebied binnen de km-hokken 137-449 en 138-449.
1.2
Doelstelling
1.3
Leeswijzer
Het doel van het onderzoek was het, op basis van reeds bestaande gegevens, vaststellen van de aanwezigheid van binnen de Flora- en Faunawet beschermde dier- en/of plantensoorten in het plangebied en het aangeven van eventuele hiaten in deze kennis. Aan de hand van deze resultaten zijn uitspraken gedaan over eventueel aan te vragen ontheffingen en verder uit te voeren onderzoek. Daarnaast is nagegaan of het plangebied een bijzondere status heeft in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn of dat het in de buurt ligt van een gebied dat een dergelijke status wel heeft.
Na dit inleidende hoofdstuk zal worden ingegaan op het wettelijke kader van het onderzoek (hoofdstuk 2). Daarna zal aangegeven worden welke werkwijze er gevolgd is (hoofdstuk 3) en wat de resultaten daarvan zijn (hoofdstuk 4). Uiteindelijk wordt alles samengevat en worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor eventueel verder onderzoek (hoofdstuk 5).
11
Grootjans & De Rooij, 2005
12
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
2.
Wettelijke kader Wat betreft de Nederlandse (natuur-)wetgeving zijn in het kader van dit project zowel de Flora- en Faunawet als de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn van belang. Deze worden hieronder verder toegelicht.
2.1
Flora- en Faunawet
Sinds 1 april 2002 is in Nederland de Flora- en Faunawet (Anonymous, 2005)van kracht. In deze wet, die de Vogelwet, de Jachtwet en een deel van de Natuurbeschermingswet vervangt, is de bescherming van onze planten- en diersoorten vastgelegd. Hiertoe zijn in de wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen (o.a. artikel 8 t/m 12). In het kader van dit project zijn voornamelijk de artikelen 8, 9,10 en 11 van belang. Het betreft dan de volgende verboden: •
• • •
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8). Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9). Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten (artikel 10). Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).
Tot de inheemse dier- en plantensoorten worden gerekend: alle soorten zoogdieren (met uitzondering van de Bruine en Zwarte rat en de Huismuis), amfibieën en reptielen die van nature in Nederland voorkomen, alsmede alle vogelsoorten die van nature in het wild voorkomen op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en alle van nature voorkomende vissoorten, voorzover op deze soorten niet de Visserrijwet van toepassing is. Daarnaast zijn specifieke plantensoorten en andere soorten organismen (vlinders, libellen en mieren) door middel van een op de Flora- en Faunawet gebaseerde algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling als beschermd aangewezen. Binnen de Flora- en Faunawet zijn tevens Europese verplichtingen vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vastgelegd. Hiertoe is het beschermingsregime niet voor alle soorten gelijk. Soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn, de vogelsoorten uit de Vogelrichtlijn en soorten aangewezen bij algemene maatregel van bestuur kennen de strengste bescherming (artikel 75, lid 5), die overeenkomt met het beschermingsregime in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De minister van LNV kan een ontheffing verlenen voor de in de Flora- en Faunawet opgenomen verbodsbepalingen. Voor het verkrijgen van een dergelijke ontheffing moet voor de streng beschermde soorten aan een aantal criteria worden voldaan. Voor de overige soorten geldt slechts het criterium dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en).
13
Grootjans & De Rooij, 2005
Rond de jaarwisseling 2004/2005 wordt het ontheffingenstelsel echter aangepast. Voor een aantal vastgestelde soorten zal het dan niet meer nodig zijn een ontheffing aan te vragen bij bepaalde activiteiten. Voor een andere groep soorten wordt een vrijstelling verleend indien de activiteiten plaatsvinden volgens een van tevoren vastgestelde gedragscode. Begin 2005 wordt het ontheffingenstelsel aangepast. Hiertoe zijn alle planten- en diersoorten die beschermd worden binnen de Flora- en Faunawet, ingedeeld in drie groepen. De eerste groep bevat soorten waarvoor een algehele vrijstelling geldt, indien de geplande activiteiten zijn te kwalificeren als bestendig beheer, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkeling. Voor een tweede groep soorten wordt een vrijstelling verleend indien de activiteiten plaatsvinden volgens een van tevoren vastgestelde gedragscode. Voor de laatste groep soorten blijft het beschermingsregime hetzelfde. Deze laatste groep bevat de strengst beschermde soorten, waaronder soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn.
Toetsingsprocedure
Door tijdig in het planproces rekening te houden met de Flora- en Faunawet kan onnodig oponthoud vermeden worden. In figuur 2.1 staat een sterk vereenvoudigde weergave van de toetsingsprocedure die doorlopen moet worden in het kader van deze wet. Als er in een plangebied beschermde planten- en/of diersoorten aanwezig zijn, wordt eerst gekeken of voor de betreffende soorten de verbodsbepalingen die opgenomen zijn in de Flora- en Faunawet, overtreden worden. Indien dat het geval is, moet er gekeken worden of het project zodanig kan worden aangepast dat de overtredingen voorkomen worden. Als dat niet mogelijk blijkt, kan worden overgegaan tot het aanvragen van een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet. Wanneer tot het aanvragen van een ontheffing wordt overgegaan, moet alsnog zoveel mogelijk rekening met de aanwezige beschermde soorten worden gehouden. Hierbij moet dan gedacht worden aan mitigerende en/ of compenserende maatregelen. Indien ook hieraan niet voldaan kan worden, is in het uiterste geval de uitvoering van het project niet toegestaan.
���������� ������� ���������
���
���� ������������� ���� ���������� �������
��
����������� ��� ������ �� ���������
���
��
������������ ���� ���������
���
���������� �� ��� ����� ��� �� ������ �� �������� �������
��
Figuur 2.1: Sterk vereenvoudigde, schematische weergave van de toetsingsprocedure in het kader van de Flora- en Faunawet.
14
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Bovenstaande is een vereenvoudigde weergave van de toetsingsprocedure. Zo speelt bijvoorbeeld ook het maatschappelijke belang van het project mee bij de beoordeling.
2.2
Vogel- en Habitatrichtlijn
De Europese Vogelrichtlijn is gericht op de bescherming van leefgebieden van vogelsoorten. De Europese Habitatrichtlijn is gericht op het beschermen van biodiversiteit door het instandhouden van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. Binnen zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Er geldt een afwegingskader om te beoordelen of handelingen in of nabij een speciale beschermingszone kunnen plaatsvinden, al dan niet onder speciale voorwaarden. Naast de speciale beschermingszones is in de Habitatrichtlijn opgenomen dat bepaalde soorten strikt beschermd moeten worden. De soorten die in het kader hiervan zijn aangewezen, zijn in Nederland eveneens opgenomen in de Flora- en Faunawet.
15
Grootjans & De Rooij, 2005
16
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
3.
Werkwijze De werkwijze die voor dit onderzoek gevolgd is bestaat uit meerdere delen. Deze worden hieronder afzonderlijk verder toegelicht.
3.1
Beschermde soorten
3.2
Habitatanalyse
3.3
Status van het gebied
Om na te gaan of er in het plangebied beschermde planten- en/of diersoorten voorkomen, is gebruik gemaakt van reeds bestaande verspreidingsgegevens. Wat de flora betreft, zijn deze gegevens volledig afkomstig van de sector RER van de Provincie Utrecht. Een deel van de verspreidingsgegevens betreffende de fauna is eveneens door de sector RER geleverd. De rest van de faunagegevens zijn afkomstig uit het rapport van STL (De Boer & Leemans, 2004). Aanvullend zijn gegevens opgevraagd bij Natuurloket (Anonymous, 2004). Deze gegevens zijn echter slechts op groepniveau. Indien blijkt dat meer gedetailleerde gegevens gewenst zijn, kunnen deze alsnog aangevraagd worden. Dat brengt echter wel aanvullende kosten met zich mee.
Als aanvulling op de reeds bestaande gegevens is op 17 december 2004 tijdens een veldbezoek het gehele plangebied onderzocht op geschiktheid voor en het voorkomen van alle planten- en diersoortgroepen. Gezien de tijd van het jaar waarin het veldbezoek plaatsvond, is de nadruk gelegd op het beoordelen van de geschiktheid van het gebied voor beschermde soorten. De inventarisatie is beperkt gebleven tot het zoeken van sporen of restanten daarvan, die de aanwezigheid van bepaalde soorten aangeven. Een uitgebreide inventarisatie is in de tijd waarin het onderzoek is uitgevoerd niet mogelijk. Wat betreft de flora mist het overgrote deel van de soorten in de winter de kenmerken die noodzakelijk zijn om ze op naam te brengen of de soorten zijn niet meer en/of nog niet zichtbaar aanwezig. Met betrekking tot de fauna verkeert een groot deel van de soorten in winterslaap of in een vergelijkbaar overwinterings-stadium waardoor het waarnemen van deze soorten vrijwel onmogelijk wordt.
Het bestaan van speciale beschermingszones in het kader van de Europese Vogelen Habitatrichtlijn, in of rond het plangebied is nagegaan bij het Ministerie van LNV (Ministerie van LNV, 2005a; Ministerie van LNV, 2005b).
17
Grootjans & De Rooij, 2005
18
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
4.
Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van dit onderzoek besproken en toegelicht. Alle gegevens die voor dit onderzoek gebruikt zijn, zijn opgenomen in de bijlagen.
4.1
Huidige natuurwaarde
Het plangebied bestaat uit een aantal verschillende habitats. Het grootste deel bestaat uit verruigd grasland, natte ruigte en diverse houtopstanden, waaronder een houtwal. Daarnaast bevinden zich in het plangebied een oude hoogstamboomgaard en een aantal sloten. In het zuiden van het gebied bevinden zich de fundamenten van het kasteel Wulven. Op de voormalige locatie van het kasteel staan een aantal hoogopgaande bomen, de rest van de oppervlakte wordt in beslag genomen door ruig grasland en struiken. De fundamenten worden omringd door een gracht met een rietvegetatie langs de oevers (figuur 4.1). Deze gracht staat in verbinding met een vrij brede sloot die in zuidelijke richting verder loopt. Langs het eerste deel van deze sloot loopt een houtwal met enige hoogopgaande bomen. De sloot zelf heeft plaatselijk vrij flauwe oevers, wat de natuurwaarde zeker ten goede komt. Aan de andere kant van de sloot loopt een brede strook grasland. Tussen deze strook en de sloot die de westelijke grens van het plangebied vormt, zijn bomen aangeplant. Deze bomen zijn zeer jong en de ondergroei bestaat dan ook voornamelijk uit ruig grasland en enkele braamstruiken. Aan het begin van de strook grasland, bevindt zich nog een klein oppervlak aan verruigd grasland. Verder maken in het zuidelijke deel nog een oude hoogstamboomgaard en een stuk van de aangrenzende sloot, deel uit van het plangebied. De boomgaard zal vooral een landschappelijke waarde hebben, maar de sloot daarentegen, heeft flauwe oevers die zijn begroeid met een rietvegetatie. Dit vormt een geschikt biotoop voor meerdere soorten planten en dieren (figuur 4.2).
Figuur 4.1:
Figuur 4.2:
Een deel van het kasteeleiland met slotgracht.
Oude hoogstamboomgaard in het zuiden van het plangebied.
Het noordelijke deel van het plangebied bestaat deels uit (uit productie genomen) grasland met enkele sloten. De kanten van de sloten zijn vrij steil en hebben dan ook een vrij beperkte natuurwaarde. Verder bevindt zich in het noordelijke deel een stuk van een houtwal. Deze houtwal bestaat uit twee evenwijdig lopende rijen bomen met daartussen een ondoordringbare laag braamstruiken. Het grootste oppervlak van het noordelijke deel van het plangebied bestaat echter uit natte ruigte. Deze ruigte bestaat voornamelijk uit een vegetatie van grassen, russen (Juncus spec.), riet en andere planten van vochtige milieus. Daarnaast 19
Grootjans & De Rooij, 2005
zijn er op de drogere delen enkele lage bomen en struiken aanwezig (figuur 4.3). Rond het natste deel loopt een verharde weg, die soms gebruikt wordt als parkeergelegenheid. Het noordelijke en het zuidelijke deel van het plangebied worden verbonden door een smalle strook, die evenwijdig loopt aan de rijksweg A27. De strook bestaat uit een deel van een sloot, de oever en een smalle strook grasland. De kanten van de sloot zijn vrij steil en voornamelijk begroeid met een vegetatie bestaande uit russen. Hier en daar is er opslag van bomen. De strook grasland is vrij ruig. De sloot op zich, vormt een geschikt biotoop voor diverse watervogels (figuur 4.4).
4.2
Figuur 4.3:
Figuur 4.4:
De natte ruigte in het noorden van het plangebied.
De smalle strook in het westelijke deel, evenwijdig aan de A27.
Beschermde soorten
Een lijst met alle binnen het gebied waargenomen soorten, voor zover deze zijn te herleiden uit bestaande gegevens, is weergegeven in bijlage I. Hieronder wordt de aanwezigheid van de afzonderlijke soortgroepen verder toegelicht.
Vaatplanten
Uit de inventarisatiegegevens van de Provincie Utrecht blijkt dat er in het plangebied één beschermde plantensoort voorkomt. Het betreft Brede wespenorchis (Epipactis helleborine), die is aangetroffen rond de fundamenten van het kasteel (km-hok 137-449). Deze soort is beschermd volgens de Flora- en Faunawet maar behoort niet tot de streng beschermde soorten. Volgens de gegevens van Natuurloket is in het andere km-hok (138-449) één binnen de Flora- en Faunawet beschermde plantensoort aangetroffen. Bij de provinciale inventarisatie is een dergelijke soort niet gevonden. Gezien de inrichting van het gebied en de andere beschermde soorten in de omgeving, betreft de waarneming in hok 138-449 waarschijnlijk de Zwanebloem (Butomus umbellatus). Deze soort is op meerdere locaties in de directe omgeving aangetroffen. Een andere mogelijkheid is Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum). De ruigten in het gebied, voornamelijk in het noordelijke deel, vormen een geschikt
20
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
habitat voor deze soort (Weeda et al., 1988). Gezien de omvang van de Grote kaardenbol is het niet waarschijnlijk dat de soort over het hoofd is gezien bij de provinciale kartering. Wel is het mogelijk dat de soort nadien verschenen is in het gebied, aangezien de provinciale kartering in 1995 heeft plaatsgevonden en de gegevens van Natuurloket betreffende vaatplanten zijn bijgewerkt tot en met 2001. De uitgebloeide restanten van de Grote kaardenbol blijven echter nog lange tijd zichtbaar en zijn tijdens de veldbezoeken niet waargenomen. Het lijkt dus niet waarschijnlijk dat deze soort in het gebied voorkomt.
Libellen
In de km-hokken waarbinnen het plangebied gelegen is zijn diverse soorten libellen aangetroffen (16 soorten). Van deze soorten is er echter geen enkele beschermd binnen de Flora- en Faunawet. Ook de gegevens van Natuurloket geven aan dat er binnen het plangebied geen beschermde soorten libellen zijn aangetroffen. Deze gegevens zijn bijgewerkt tot en met 2003.
Dagvlinders
De voor dit onderzoek gebruikte gegevens geven aan dat er binnen de km-hokken waarin het plangebied gelegen is, in totaal 8 verschillende soorten dagvlinders voorkomen. Geen van deze soorten is beschermd binnen de Flora- en Faunawet. Ook Natuurloket geeft aan dat er geen beschermde dagvlinders in het gebied voorkomen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat beide km-hokken slecht tot redelijk zijn onderzocht. Gezien de huidige inrichting van het gebied is er echter geen reden om aan te nemen dat er beschermde soorten dagvlinders in het gebied voorkomen.
Vissen
In totaal zijn er 12 verschillende soorten vissen binnen de betreffende kmhokken aangetroffen. Eén van deze soorten is beschermd binnen de Flora- en Faunawet, namelijk de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia). De habitatanalyse van het plangebied heeft aangetoond dat de kans dat de Kleine modderkruiper daadwerkelijk in het plangebied voorkomt, zeer reëel is. De Kleine modderkruiper komt in verschillende typen wateren voor (De Jong et al., 2003), waartoe ook de sloten in het plangebied behoren. Bij Natuurloket zijn geen gegevens bekend met betrekking tot vissen die voorkomen in het gebied.
Amfibieën en reptielen
Binnen het gebied zijn waarnemingen van vier verschillende soorten amfibieën bekend. Deze soorten zijn alle vier beschermd binnen de Flora- en Faunawet. De soorten behoren echter niet tot de streng beschermde soorten. De huidige inrichting van het gebied geeft geen aanleiding om aan te nemen dat er zich binnen het plangebied dergelijke, streng beschermde soorten amfibieën of reptielen aanwezig zijn. Van km-hok 137-448 zijn bij Natuurloket geen gegevens beschikbaar. In km-hok 138-449 zijn volgens Natuurloket drie beschermde soorten amfibieën aangetroffen maar dit hok is wel maar matig onderzocht.
21
Grootjans & De Rooij, 2005
Vogels
Met betrekking tot (broed-)vogels in het plangebied zijn geen gegevens beschikbaar binnen de bronnen die gebruikt zijn voor dit onderzoek. Ook bij Natuurloket zijn weinig tot geen gegevens beschikbaar. Natuurloket geeft aan dat er binnen beide km-hokken één broedvogelsoort voorkomt met de opmerking dat de hokken slecht onderzocht zijn. Tijdens het veldbezoek zijn binnen het plangebied diverse verlaten nesten aangetroffen (figuur 4.5). Het betroffen hier waarschijnlijk nesten van de Merel (Turdus merula), een zeer algemene soort. Mogelijk zijn er ook nog andere algemene broedvogels in het gebied aanwezig, zoals Koolmees (Parus major) en Pimpelmees (Parus caeruleus). In Nederland worden vrijwel alle van nature voorkomende vogelsoorten beschermd binnen de Flora- en Faunawet. Er zijn echter geen bijzondere vogels aangetroffen, waarvoor strengere beschermingsmaatregelen gelden. Tijdens de habitatanalyse is vastgesteld dat het plangebied voor geen enkele vogelsoort een biotoop van speciaal belang vormt. Gedurende het veldbezoek zijn in het plangebied tevens twee exemplaren van de Nijlgans (Alopochen aegyptiacus) waargenomen. Deze soort is echter een exoot (een niet inheemse soort) en wordt als zodanig niet beschermd binnen de Nederlandse (en Europese) natuurwetgeving.
Figuur 4.5:
Figuur 4.6:
Op diverse plaatsen zijn verlaten nesten aangetroffen.
Verspreid door het plangebied zijn een groot aantal holen van (veld)muizen aangetroffen.
Zoogdieren
In de beide km-hokken waar het plangebied deel van uitmaakt, zijn in totaal drie verschillende soorten zoogdieren aangetroffen waarvan er twee beschermd zijn binnen de Flora- en Faunawet. Dat deze soorten, de Haas (Lepus europaeus) en het Konijn (Oryctolagus cuniculus) ook daadwerkelijk in het plangebied voorkomen, is zeer waarschijnlijk. Tijdens het veldbezoek zijn verder sporen gevonden van de aanwezigheid van de Mol (Talpa europaea) en de Veldmuis (Microtus arvalis). Vooral van de Veldmuis zijn veel holen aangetroffen (figuur 4.6). Het is niet uit te sluiten dat deze holen eveneens door andere kleine zoogdieren worden gebruikt. Meerdere soorten muizen en spitsmuizen maken immers gebruik van de holen van andere soorten (Lange et al., 1994). In Nederland zijn alle muizen en spitsmuizen beschermd binnen de Flora- en Faunawet, met uitzondering van de Huismuis (Mus domesticus). Uit de habitatanalyse blijkt dat het plangebied eveneens een geschikt biotoop vormt voor andere kleine zoogdieren, als de Egel (Erinaceus europaeus) en de Wezel (Mustela nivalis). Ook deze soorten zoogdieren zijn beschermd binnen de Flora- en faunawet.
22
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Gezien de huidige inrichting is het niet uit te sluiten dat er streng beschermde zoogdieren in het plangebied voorkomen. Vooral de houtopstanden in het gebied vormen een mogelijke foerageer-, rust- of verblijfplaats voor vleermuizen (Limpens et al., 1997). Ook de lijnvormige elementen in het gebied (houtwallen) kunnen voor vleermuizen van belang zijn, als oriëntatiepunten in het landschap. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied. Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn vermeld op bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en worden daarom beschermd volgens het strengste regime (hoofdstuk 2). Uit de habitatanalyse komt naar voren dat het plangebied ongeschikt is als biotoop voor andere streng beschermde zoogdieren. Bij Natuurloket zijn voor beide km-hokken geen gegevens beschikbaar met betrekking tot het voorkomen van zoogdieren.
Overige soortgroepen
De habitatanalyse heeft uitgewezen dat de huidige inrichting het plangebied ongeschikt maakt voor beschermde soorten weekdieren, kreeften, kevers en mieren.
4.3
Speciale beschermingszones
4.4
Effecten van de ingreep
Het plangebied maakt geen deel uit van een speciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich eveneens geen speciale beschermingszones waar de ingreep een effect op zou kunnen hebben. De meest dichtbijgelegen beschermingszone betreft het habitatrichtlijngebied Luistenbuul en Koekoeksche Waard, op ±12 km afstand ten zuidwesten van het plangebied.
Voor de meeste soortgroepen worden er geen nadelige effecten verwacht van geplande ingrepen. Hoewel de natuurwaarde van het plangebied boven gemiddeld is, is er geen reden om aan te nemen dat er (streng) beschermde soorten weekdieren, kreeften, kevers, mieren, libellen, dagvlinders, amfibieën, reptielen of vogels in het gebied voorkomen. De voorgenomen veranderingen in de inrichting van het plangebied leiden mogelijk tot negatieve effecten voor een aanzienlijk aantal beschermde soorten (tabel 4.1). Met de geplande activiteiten worden zeer waarschijnlijk de verbodsbepalingen die worden vermeld in de artikelen 8, 10 en 11 van de Flora- en Faunawet overtreden (zie hoofdstuk 2). Indien de uitvoering van de geplande werkzaamheden plaatsvindt tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 augustus) worden met betrekking tot de aanwezige broedvogels de artikelen 10 en 11 van de Flora- en Faunawet overtreden. In de directe omgeving van het plangebied ontbreken speciale beschermingszones in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn waarop de voorgenomen ingrepen een eventueel negatief effect kunnen hebben. Het dichtstbijzijnde gebied in dit kader ligt op ruim 12 km afstand van het plangebied en zal geen effecten van de voorgenomen activiteiten ondervinden.
23
Grootjans & De Rooij, 2005
Tabel 4.1: Lijst van in het gebied aangetroffen of te verwachten beschermde planten- en diersoorten. Status geeft aan of de soort daadwerkelijk is aangetroffen (A) of dat er redelijkerwijs kan worden verwacht dat de soort in het plangebied voorkomt (V). Onder FFW staat vermeld onder welk beschermingsregime de soort valt binnen de Flora- en Faunawet (zie hoofdstuk 2). Soortgroep
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Status
FFW
Brede wespenorchis
Epipactis helleborine
A
1
Zwanebloem
Butomus umbellatus
V
1
Kleine modderkruiper
Cobitis taenia
A
2
Bruine kikker
Rana temporaria
A
1
Gewone pad
Bufo bufo
A
1
Middelste groene kikker
Rana esculenta
A
1
Meerkikker
Rana ridibunda
A
1
A
2/3
Vaatplanten
Vissen
Amfibieën
Vogels Diverse soorten broedvogels Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
V
1
Bosmuis
Apodemus sylvaticus
V
1
Dwergmuis
Micromys minutus
V
1
Bunzing
Mustela putorius
V
1
Dwergspitsmuis
Sorex minutus
V
1
Egel
Erinaceus europeus
V
1
Gewone bosspitsmuis
Sorex araneus
V
1
Haas
Lepus europeus
A
1
Hermelijn
Mustela erminea
V
1
Huisspitsmuis
Crocidura russula
V
1
Konijn
Oryctolagus cuniculus
A
1
Mol
Talpa europea
A
1
Rosse woelmuis
Clethrionomys glareolus
V
1
Tweekleurige bosspitsmuis
Sorex coronatus
V
1
Veldmuis
Microtus arvalis
A
1
Wezel
Mustela nivalis
V
1
Woelrat
Arvicola terrestris
V
1
V
3
Diverse soorten vleermuizen
24
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
5.
Conclusies en aanbevelingen De geplande activiteiten in het gebied veroorzaken mogelijk negatieve effecten op in het plangebied voorkomende planten en diersoorten. In principe zouden voor alle in tabel 4.1 opgenomen soorten ontheffingen in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd. Er is echter een Algemene Maatregel van Bestuur in voorbereiding die begin 2005 van kracht zal worden. Deze AMvB brengt veranderingen aan in de beschermingsregimes binnen de Flora- en Faunawet (zie hoofdstuk 2). Het grootste deel van de aangetroffen of te verwachten soorten uit het plangebied, vallen binnen de groep soorten waarvoor een algehele vrijstelling wordt verleend. Dit geldt echter niet voor alle soorten. De Kleine modderkruiper maakt deel uit van de groep soorten waarvoor alleen een vrijstelling wordt verleend, indien de activiteiten plaatsvinden volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Zolang deze gedragscode, die door de sector of ondernemer zelf moet worden opgesteld, er nog niet is, moet alsnog een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd. In het gebied zijn mogelijk vleermuizen te verwachten. Vleermuizen maken deel uit van de groep strengst beschermde soorten. Voor deze soorten geldt alleen een vrijstelling indien de activiteiten zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik en als de activiteiten worden uitgevoerd volgens de eerder genoemde gedragscode. Indien er sprake is van ruimtelijke ontwikkeling moet alsnog een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd. Om uitsluitsel te geven over het gebruik van het plangebied door vleermuizen als foerageer-, rust en/of verblijfplaats en over de status van het plangebied als biotoop van cruciaal belang voor de mogelijk aanwezige vleermuizen, is het aan te bevelen hier verder onderzoek naar te laten uitvoeren, alvorens met de geplande activiteiten te starten. Een dergelijk onderzoek is tevens noodzakelijk ter onderbouwing van een eventuele ontheffingsaanvraag. Bovenstaande gaat alleen op als de activiteiten zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkeling. Voor zover wat op dit moment bekend is inzake de herinrichting van het gebied, zal dit waarschijnlijk wel het geval zijn. Mogelijk zijn de activiteiten zelf te kwalificeren als beheer of onderhoud. Gezien de huidige positie in het planproces (voorontwerpbestemmingsplan) is het te verwachten dat ten tijde van aanvang van de geplande activiteiten, de bovengenoemde AMvB reeds van kracht zal zijn en dat er eveneens door de minister goedgekeurde gedragscodes bestaan voor de betrokken sectoren en/of ondernemers. Indien dit het geval is en er geen sprake is van activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, hoeft alleen een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd voor vleermuizen. Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied is in deze noodzakelijk.
25
Grootjans & De Rooij, 2005
Het uitvoeren van de geplande activiteiten dient buiten het broedseizoen (15 maart – 15 augustus) plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, dient ook voor de in het plangebied aanwezige broedvogels een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. Broedvogels zijn eveneens volgens het strengste regime beschermd, vergelijkbaar met vleermuizen. Indien tot een ontheffingsaanvraag wordt overgegaan is verder onderzoek naar het voorkomen van broedvogels noodzakelijk. Dit ter onderbouwing van de aanvraag. Door de werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren kan deze ontheffingsaanvraag echter worden vermeden, aangezien er geen vogelsoorten in het plangebied zijn aangetroffen of zijn te verwachten, die ook buiten het broedseizoen de strengste bescherming genieten. Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen speciale beschermingszones in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn waarop de geplande activiteiten een mogelijk effect zullen sorteren.
26
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Geraadpleegde bronnen Anonymous, 2004. Natuurloket. URL: http://www.natuurloket.nl. Bezocht: 1/12/2004. Anonymous, 2005. Wet- en Regelgeving URL: http://wetten.overheid.nl/. Bezocht: 3/1/2005. Boer, D. de & J. Leemans, 2004. Natuurwaarden in de gemeente Houten. Toelichting op de kaarten met actuele en potentiële waarden. Ecologisch adviesbureau STL, Nijmegen. CBS, 2003. NatuurCompendium. BioBase 2003. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/ Heerlen. Jong, Th. de, R. Beenen & P. Heuts, 2003. Atlas van de Utrechtse vissoorten. De verspreiding van vissoorten in de provincie Utrecht en het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Provincie Utrecht / Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Utrecht. Lange, R., P. Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van West-Europa. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Ministerie van LNV, 2005a. Beschermde natuurgebieden. Lijst van Vogelrichtlijngebieden. URL: http:// www2.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000/gebieden/vrgebieden.htm. Bezocht: 5/1/2005. Ministerie van LNV, 2005b. Beschermde natuurgebieden. Habitatrichtlijngebieden. URL: http:// www2.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000/gebieden/habgebieden.htm. Bezocht: 5/1/2004. Provincie Utrecht, 2003. Handleiding ecologisch onderzoek. Onderdeel flora en vegetatie. Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving, Dienst Ruimte & Groen, Utrecht. Weeda, E. J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1988. Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties, deel 3. IVN, Amsterdam.
27
Grootjans & De Rooij, 2005
28
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Bijlagen
Bijlage I:
Alle aangetroffen soorten
Bijlage II:
Locaties van beschermde plantensoorten
Bijlage III:
Locaties van fauna-inventarisatie
i
iv
v
Grootjans & De Rooij, 2005
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Bijlage I: Lijst van alle in het plangebied, of in de km-hokken waar het plangebied deel van uitmaakt (137-449 en 138-449) aangetroffen planten- en diersoorten. Met betrekking tot de vaatplanten zijn alleen soorten opgenomen die door de sector RER van de provincie Utrecht zijn aangewezen als karteersoorten (Provincie Utrecht, 2003). Onder FFW staat het nummer van de Staatscourant, waarin de de opname in de Flora- en Faunawet is afgedrukt. RL geeft aan of de soort op een Rode Lijst staat (TNB = thans niet bedreigd; KW = kwetsbaar; GE = gevoelig). HR geeft aan of, en zo ja in welke bijlage van de Europese Habitatrichtlijn de soort is opgenomen. De gegevens met betrekking tot de Flora- en Faunawet, Rode lijst en Habitatrichtlijn zijn afkomstig uit BioBase (CBS, 2003). Onder niveau staat vermeld of de gegevens de exacte stand-/vindplaatsen betreft (E) of dat de gegevens slechts op km-hok niveau beschikbaar zijn (H). Als laatste staat de bron van de waarneming vermeld (PU = sector RER, provincie Utrecht; STL = rapport [De Boer & Leemans, 2004]; VB = waargenomen tijdens veldbezoek [17/12/ 2004]). Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
FFW
RL
HR
Niveau
Bron
Vaatplanten Akkermunt
Mentha arvensis
-
-
-
E
PU
Beekpunge
Veronica beccabunga
-
-
-
E
PU
Bloedzuring
Rumex sanguineus
-
-
-
E
PU
Bosaardbei
Fragaria vesca
-
GE
-
E
PU
Bosandoorn
Stachys sylvatica
-
-
-
E
PU
Brede wespenorchis
Epipactis helleborine
SC51
-
-
E
PU
Eenstijlige meidoorn
Crataegus monogyna
-
-
-
E
PU
Geel nagelkruid
Geum urbanum
-
-
-
E
PU
Gewone agrimonie
Agrimonia eupatoria
-
GE
-
E
PU
Gewone brunel
Prunella vulgaris
-
-
-
E
PU
Gewone es
Fraxinus excelsior
-
-
-
E
PU
Gewone pastinaak
Pastinaca sativa
-
-
-
E
PU
Gewoon sterrenkroos
Callitriche platycarpa
-
-
-
E
PU
Grote watereppe
Sium latifolium
-
-
-
E
PU
Heggenwikke
Vicia sepium
-
-
-
E
PU
Hoge cyperzegge
Carex pseudocyperus
-
-
-
E
PU
Holpijp
Equisetum fluviatile
-
-
-
E
PU
Iep (G)
Ulmus spec.
-
-
-
E
PU
Kamgras
Cynosurus cristatus
-
GE
-
E
PU
Klein kroos
Lemna minor
-
-
-
E
PU
Knoopkruid
Centaurea jacea
-
-
-
E
PU
Liesgras
Glyceria maxima
-
-
-
E
PU
Linde (G)
Tilia spec.
-
-
-
E
PU
Moerasrolklaver
Lotus pedunculatus
-
-
-
E
PU
Peen
Daucus carota
-
-
-
E
PU
Puntkroos
Lemna trisulca
-
-
-
E
PU
Reuzenzwenkgras
Festuca gigantea
-
-
-
E
PU
Rode kornoelje
Cornus sanguinea
-
-
-
E
PU
Slanke waterkers
Rorippa microphylla
-
-
-
E
PU
Sleedoorn
Prunus spinosa
-
-
-
E
PU
Slipbladige ooievaarsbek
Geranium dissectum
-
-
-
E
PU
Smalle waterpest
Elodea nuttallii
-
-
-
E
PU
Valse voszegge
Carex otrubae
-
-
-
E
PU
Veelwortelig kroos
Spirodela polyrhiza
-
-
-
E
PU
i
Grootjans & De Rooij, 2005
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
FFW
RL
HR
Niveau
Bron
Veldgerst
Hordeum secalinum
-
GE
-
E
PU
Veldlathyrus
Lathyrus pratensis
-
-
-
E
PU
Blauwe glazenmaker
Aeshna cyanea
-
-
-
H
STL
Bloedrode heidelibel
Sympetrum sanguineum
-
-
-
H
STL
Bruine glazenmaker
Aeshna grandis
-
-
-
H
STL
Gewone oeverlibel
Orthetrum cancellatum
-
-
-
H
STL
Gewone pantserjuffer
Lestes sponsa
-
-
-
H
STL
Grote keizerlibel
Anax imperator
-
-
-
H
STL
Grote roodoogjuffer
Erythromma najas
-
-
-
H
STL
Houtpantserjuffer
Lestes viridis
-
-
-
H
STL
Geelvlekheidelibel
Sympetrum flaveolum
-
-
-
H
STL
Kleine roodoogjuffer
Erythromma viridulum
-
-
-
H
STL
Lantaarntje
Ischnura elegans
-
-
-
E/H
PU/STL
Paardenbijter
Aeshna mixta
-
-
-
H
STL
Steenrode heidelibel
Sympetrum vulgatum
-
-
-
H
STL
Variabele waterjuffer
Coenagrion pulchellum
-
-
-
H
STL
Vroege glazenmaker
Aeshna isoceles
-
KW
-
H
STL
Watersnuffel
Enallagma cyathigerum
-
-
-
H
STL
Bruine sprinkhaan
Chorthippus brunneus
-
TNB
-
H
STL
Grote groene sabelsprinkhaan
Tettigonia viridissima
-
TNB
-
H
STL
Kustsprinkhaan
Chorthippus albomerginatus
-
TNB
-
H
STL
Ratelaar
Chorthippus biguttulus
-
TNB
-
H
STL
Rietsprinkhaan
Conocephalus dorsalis
-
TNB
-
H
STL
Argusvlinder
Lasiommata megera
-
TNB
-
H
STL
Atalanta
Vanessa atalanta
-
TNB
-
H
STL
Dagpauwoog
Inachis io
-
TNB
-
H
STL
Groot koolwitje
Pieris brassicae
-
TNB
-
H
STL
Icarusblauwtje
Polyommatus icarus
-
TNB
-
H
STL
Klein koolwitje
Pieris rapae
-
TNB
-
H
STL
Kleine vos
Aglais urticae
-
TNB
-
H
STL
Kleine vuurvlinder
Lycaena phlaeas
-
TNB
-
H
STL
Baars
Perca fluviatilis
-
TNB
-
H
STL
Blankvoorn
Rutilis rutilis
-
TNB
-
H
STL
Brasem
Abramis brama
-
TNB
-
H
STL
Libellen
Sprinkhanen
Dagvlinders
Vissen
ii
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
FFW
RL
HR
Niveau
Bron
Kleine modderkruiper
Cobitis taenia
SC220
TNB
2
H
STL
Kolblei Kroeskarper
Abramis bjoerkna
-
TNB
-
H
STL
Carassius carassius
-
KW
-
H
STL
Paling
Anquilla anquilla
-
GE
-
H
STL
Pos
Gymnocephalus cernuus
-
TNB
-
H
STL
Rietvoorn
Ritilus erythropthalmus
-
TNB
-
H
STL
Snoek
Esox lucius
-
TNB
-
H
STL
Snoekbaars
Stizostedion lucioperca
-
TNB
-
H
STL
Zeelt
Tinca tinca
-
TNB
-
H
STL
Gewone pad
Bufo bufo
SC220
TNB
-
E/H
PU/STL
Groene kikker complex
Rana esculenta complex
SC220
TNB
-
E/H
PU/STL
Meerkikker
Rana ridibunda
SC220
TNB
5
H
STL
Bruine kikker
Rana temporaria
SC220
TNB
5
H
STL
Turdus merula
SC220
-
-
n.v.t.
VB
Amfibieën
Vogels Merel Zoogdieren Bruine rat
Rattus norvegicus
-
TNB
-
H
STL
Haas
Lepus europaeus
SC220
TNB
-
H
STL
Konijn
Oryctolagus cuniculus
SC220
TNB
-
H
STL
Mol
Talpa europaea
SC221
TNB
-
E
VB
Veldmuis
Microtus arvalis
SC222
TNB
-
E
VB
iii
Grootjans & De Rooij, 2005
Bijlage II: Vindplaats van de in het gebied aangetroffen beschermde soort Brede wespenorchis (Epipactis helleborine), aangegeven in groen. Rode lijnen geven de begrenzing van het plangebied aan.
iv
Quickscan Flora- en Faunawet, Parklandgoed Wulven
Bijlage III:
Bufo bufo
Rana esculanta complex
Gewone pad
Groene kikker complex
Amfibieën
Ischnura elegans Lantaarntje
Libellen
Nederlandse naam
Waargenomen soorten:
Wetenschappelijke naam
Locatie die bezocht is in het kader van een fauna inventarisatie door de sector RER van de Provincie Utrecht, aangegeven in groen. Rode lijnen geven de begrenzing van het plangebied aan.
v
Grootjans & De Rooij, 2005