Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
Definitief
Opdrachtgever:
Opdrachtnemer:
Gemeente Wierden B.V. De heer J. Niemeijer Postbus 43 7640 AA WIERDEN
Eelerwoude BV Mossendamsdwarsweg 3 7472 DB GOOR Postbus 53, 7470 AB GOOR T (0547) 26 35 15 F (0547) 26 37 77 E
[email protected] www.eelerwoude.nl
Project nr. 3630 Opgesteld door
Gecontroleerd
Datum
Merijn Volkers
Roelof Jan Koops
27-03-09
INHOUDSOPGAVE
1. .INLEIDING...................................................................................................................................1 1.1 Aanleiding en doel.........................................................................................................................1 1.2 Ligging projectlocatie.....................................................................................................................1 2. DE FLORA- EN FAUNAWET & VOORGENOMEN ONTWIKKELINGEN......................................2 2.1 De Flora- en faunawet ...................................................................................................................2 2.2 De projectlocatie ...........................................................................................................................2 2.3 Voorgenomen ontwikkelingen........................................................................................................2 3. MOGELIJK ONTHEFFINGSPLICHTIGE SOORTEN AANWEZIG.................................................3 3.1 Een verkennend veldonderzoek ....................................................................................................3 3.2 Geen groeiplaatsen voor strikt beschermde planten ......................................................................3 3.3 Geen jaarrond beschermde rust- en verblijfplaatsen van vogels ....................................................3 3.4 Sporen van algemeen voorkomende zoogdieren ...........................................................................3 3.5 Alleen algemeen voorkomende amfibieën; geen reptielen .............................................................4 3.6 Overige beschermde soorten ........................................................................................................4 4. EFFECTENBEOORDELING, CONCLUSIES EN ADVIES ............................................................5 4.1 Effectenbeoordeling ......................................................................................................................5 4.1.1 Algemene soorten (tabel 1) ..................................................................................................5 4.1.2 Overige soorten (tabel 2)......................................................................................................5 4.1.3 Strikt beschermde soorten (tabel 3)......................................................................................5 4.1.4 Vogels .................................................................................................................................5 4.2 Nader onderzoek is niet noodzakelijk ............................................................................................6 4.3 Aanbevelingen ..............................................................................................................................6 4.4 Afbakening....................................................................................................................................6 LITERATUUR.....................................................................................................................................1 BIJLAGE I: FLORA- EN FAUNAWET ................................................................................................2 BIJLAGE 2: OVERZICHT NIEUWE SITUATIE ...................................................................................5 LITERATUUR BIJLAGEN
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
1
1. .INLEIDING
1.1
Aanleiding en doel
Op 4 maart 2009 is in opdracht van de gemeente Wierden een verkennend onderzoek (Quickscan) in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd aan de projectlocatie “Van der Valk” bij de voormalige rondweg ten zuiden van Wierden. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een Hotel (Van der Valk) en tennisbaan met bijbehorende infrastructuur en parkeerplaatsen. Doel van het onderzoek is om een beeld te krijgen van de aanwezige beschermde soorten, om aan de hand hiervan uitspraken te doen over (mogelijke) effecten van de voorgenomen plannen en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen.
Figuur 1. Ligging van de projectlocatie (zwarte stippellijn).
1.2
Ligging projectlocatie
De projectlocatie is gelegen ten zuiden van Wieren (figuur 1) tussen de nieuwe Rijksweg A35 en de Oude Rondweg.
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
2
2. DE FLORAEN ONTWIKKELINGEN
FAUNAWET
&
VOORGENOMEN
2.1 De Flora- en faunawet
2.2 De projectlocatie
Elke ruimtelijke ontwikkeling of inrichting moet worden getoetst aan de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal inheemse planten- en diersoorten en gaat hierbij uit van het ‘nee, tenzij’-beginsel. Centraal hierbij staat de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën: 1. tabel 1-soorten: de meest algemene soorten waarvoor een vrijstellingsregeling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat voor deze soorten geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. 2. tabel 3-soorten: strikt beschermde soorten: de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst 3. tabel 2-soorten: een tussencategorie, de resterende beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling wanneer wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen kan voor deze soorten een ontheffing noodzakelijk zijn.
Het projectgebied ligt op en langs het voormalige tracé van de rondweg Wierden en ligt nu ingesloten tussen de Rijksweg A35, de N350 en de bebouwingsrand van Wierden. Het voormalige tracé van de rondweg bestaat momenteel uit een brede grasstrook met voor een groot deel aan weerszijde opgaande beplanting. De opgaande beplanting aan de noordzijde vormt een uitloopgebied voor de aangrenzende woonwijk en is voorzien van enkele (speel)veldjes. De beplanting aan de zuidzijde van het voormalige wegtracé bestaat uit een enkele rij zomereiken. Verder zijn binnen de grenzen van het plangebied 2 woonhuizen, een kantoorpand, enkele paardenweitjes en een akkerbouwperceel gelegen. De ontsluitingsweg van de woonhuizen en het kantoorpand is een smalle asfaltweg met tegenover de woonhuizen een korte rij zomereiken. Het kantoorpand bevat een vrij groot particulier terrein met langs de wegzijde een rij zomereiken. Ook de erven van de woonhuizen bevatten enkele ouder bomen en opgaande erfbeplanting.
Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden tijdens het broedseizoen beschermd door de Flora- en faunawet. Voor het aantasten van broedende vogels geldt een zware toets vergelijkbaar met tabel 3-soorten. Daarnaast zijn voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd (mits niet definitief verlaten). Het betreft nesten van spechten, uilen en boombewonende roofvogels. Voor een nadere toelichting op de Flora- en faunawet wordt verwezen naar de bijlage.
2.3 Voorgenomen ontwikkelingen Binnen de projectlocatie zijn een Van der Valk hotel, een aantal tennisbanen met clubgebouw gepland (bijlage 2). Voor de ontsluiting en toegankelijkheid hiervan zullen op het voormalige wegtracé een toegangsweg en parkeermogelijkheden worden gecreëerd. Het hotel is gelegen op het akkerbouwperceel aan de N350. Een deel van het hotelgebouw zal uit 8 bouwlagen bestaan. De tennisbaan is in de westelijke punt van het terrein gesitueerd, nabij de Rijksweg 35. De toegangswegen en parkeerterreinen zijn gepland op het voormalige wegtracé. De huidige opgaande beplanting binnen het plangebied zal zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. Er zijn geen voornemens gebouwen te slopen.
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
3
3. MOGELIJK ONTHEFFINGSPLICHTIGE SOORTEN AANWEZIG
3.1 Een verkennend veldonderzoek De locatie is eenmalig bezocht op 5 maart 2009 door de heer M. Volkers, ecologisch adviseur van Eelerwoude. Het betrof een verkennend veldonderzoek. Een verkennend veldonderzoek is erop gericht te beoordelen in hoeverre soorten, waarvan op basis van literatuurgegevens wordt aangenomen dat deze aanwezig kunnen zijn, daadwerkelijk op de locatie voorkomen of in hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen. Tijdens het veldbezoek is met name gelet op mogelijk geschikte habitattypen voor (strikt) beschermde dier- en plantensoorten. Daarnaast is aandacht uitgegaan naar het voorkomen van (mogelijke) vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen en vogelsoorten (spechten, roofvogels en uilen).
3.2 Geen groeiplaatsen voor strikt beschermde planten Gezien de aanwezige terreintypen worden geen strikt beschermde plantensoorten binnen de projectlocatie verwacht. De voormalige rondweg bestaat uit een vrij recent ingezaaide grasbaan met hoofdzakelijk algemeen voorkomende graslandsoorten. Het akkerbouwperceel is een oude maïsakker en bevat voornamelijk akkeronkruiden. Ook de ondergroei van het uitloopbosje aan de noordzijde van de voormalige rondweg bevatten veelal algemene kruidensoorten als fluitenkruid, paarse dovenetel, stinkende gouwe, klimop, speenkruid en hulst. Verder zijn in de ondergroei een aantal gecultiveerde planten en bolgewassen aangetroffen. Tevens is hier een kleine pol met kleine maagdenpalm aangetroffen, deze (algemeen voorkomende) beschermde soort is hier mogelijk middels tuinafval terechtgekomen, als ook de andere gecultiveerde soorten. Er zijn geen potentieel geschikte groeiplaatsen voor strikt beschermde plantensoorten binnen de projectlocatie aangetroffen. Wel kan het
grasklokje (tabel 1) worden verwacht in de stijlrand van het akkerbouwperceel of langs de randen van paardenweitjes. Brede wespenorchis (tabel 1) kan vorkomen tussen de opgaande beplanting.
3.3 Geen jaarrond beschermde rusten verblijfplaatsen van vogels In de opgaande beplanting zijn hoofdzakelijk enkele algemene vogelsoorten waargenomen zoals vink, merel, houtduif, zwarte kraai, gaai, koolmees, pimpelmees, staartmees en groenling. Naast enkele kleine nesten van houtduif en merel zijn er geen nesten van vogels met een jaarrond beschermde status aangetroffen. De aanwezige gebouwen binnen de projectlocatie zijn verder geschikt voor gebouwbewonende vogelsoorten als huismus, spreeuw en witte kwikstaart. Daarbij is rondom de bestaande erven een grote bonte specht gehoord. Nestholtes van deze soort zijn jaarrond beschermd, maar niet aangetroffen binnen de vrij toegankelijke delen van het projectgebied. Verder is op één van de erven een (nieuwe) nestkast van steenuil aanwezig. Gezien de ligging van de locatie ten opzichte van de A35 en Wierden wordt niet verwacht dat deze kast bezet wordt door steenuil. Andere broedvogelsoorten welke jaarrond gebruik maken van vaste rust- en verblijfplaatsen zijn verder niet waargenomen. Aangezien geen potentieel geschikte nestlocaties zijn waargenomen, wordt niet verwacht dat jaarrond beschermde soorten nestelen binnen de projectlocatie.
3.4 Sporen van algemeen voorkomende zoogdieren Binnen de projectlocatie zijn sporen van mol (molshopen) en konijn (keutels en graafsporen) aangetroffen. Daarnaast kunnen algemene zoogdieren als egel, bosmuis en
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
4
veldmuis worden verwacht op de locatie. Het betreft alle tabel 1-soorten, waarvoor een vrijstellingsregeling geldt van de ontheffingsplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen (geen ontheffing nodig).
Voor reptielen ontbreekt geschikt leefgebied; er zijn teveel barrières tussen de bekende leefgebieden en de projectlocatie.
3.6 Overige beschermde soorten Naast deze algemeen voorkomende soorten kan ook steenmarter (tabel 2) de projectlocatie gebruiken als foerageergebied. Deze soort wordt regelmatig waargenomen in dorpen en steden. De soort heeft vaak verblijfplaatsen in schuren en huizen. Binnen de openbaar toegankelijke terreinen van het projectgebied wordt niet verwacht dat een verblijfplaats aanwezig is van deze soort. Echter, het projectgebied kan wel deel uitmaken van zijn leefgebied (om te migreren en te foerageren). Ook zijn geen sporen van de soort (uitwerpselen of krabsporen) waargenomen. Strikt beschermde grondgebonden zoogdieren worden niet verwacht vanwege het ontbreken van hiervoor geschikte leefgebieden en de aanwezigheid van diverse barrières (drukke wegen, bebouwing etc.). Verder kan worden verwacht dat enkele soorten vleermuizen gebruik maken van de onderzoekslocatie. Het gaat hierbij vooral om soorten die hun verblijfplaatsen hebben in gebouwen zoals laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Deze kunnen vanuit de aangrenzende woonwijk komen foerageren binnen het projectgebied. Naar verwachting maakt het projectgebied geen belangrijk onderdeel uit van hun leefgebied, aangezien het projectgebied nog maar kort geleden deel uitmaakte van de rondweg Wierden. De rondweg heeft jarenlang veel verstoring van zowel licht als geluid met zich mee gebracht, waardoor niet wordt verwacht dat dit gebied in korte tijd een belangrijke functie heeft gekregen voor vleermuizen.
3.5 Alleen algemeen voorkomende amfibieën; geen reptielen Het projectgebied heeft door het ontbreken van waterelementen naar verwachting geen functie voor beschermde amfibieënsoorten. Mogelijk dat zich in de omgeving van de tuinen van de aanliggende woonwijk af en toe enkele exemplaren van algemene soorten als bastaardkikker en gewone pad ophouden.
De overige in de Flora- en faunawet opgenomen soorten (dagvlinders, libellen, overige ongewervelden) zijn dusdanig zeldzaam en gebonden aan specifieke biotopen zoals heide, hoogveen, laagveen en beken, dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de projectlocatie voor deze soorten een functie vervult. Vissen komen wegens het ontbreken van (permanent) oppervlaktewater niet voor op de locatie.
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
5
4. EFFECTENBEOORDELING, CONCLUSIES EN ADVIES
4.1 Effectenbeoordeling 4.1.1 Algemene soorten (tabel 1) Het projectgebied maakt onderdeel uit van het leefgebied van enkele algemene, beschermde soorten (tabel 1-soorten). Negatieve effecten op individuen van deze soorten zijn mogelijk te verwachten. Van negatieve effecten op populatieniveau is echter geen sprake.
4.1.2 Overige soorten (tabel 2) Voor steenmarter kan het projectgebied onderdeel uitmaken van z’n leefgebied. Sporen of verblijfplaatsen van deze soort zijn niet aangetroffen. Negatieve effecten op deze soort kunnen dan ook worden uitgesloten. Tevens zal de opgaande beplanting binnen de projectlocatie gehandhaafd blijven, waardoor verstoring niet- of nauwelijks aan de orde is.
4.1.3 Strikt beschermde soorten (tabel 3) Binnen de projectlocatie kunnen enkele exemplaren van vrij algemene maar strikt beschermde vleermuizen worden aangetroffen. Het zal hier dan voornamelijk gaan om foeragerende exemplaren in en rond de opgaande beplanting. Verder is het mogelijk dat de bestaande gebouwen binnen het gebied een verblijfplaats vormen voor vleermuizen. De binnen de projectlocatie aanwezige bomen zijn nauwelijks geschikt als vaste rust- en verblijfplaatsen voor vleermuizen, aangezien het merendeel vrij jonge beplanting betreft waarin zich geen diepe holten bevinden. Wel staan oudere bomen op particulier terrein. Echter blijven de particuliere erven en gebouwen gehandhaafd in de plannen. Er is hier dan ook geen sprake van verstoring van eventuele vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Verder wordt verwacht dat het plangebied geen belangrijke functie inneemt voor vleermuizen gezien de recente ontwikkelingen die hier hebben plaatsgevonden zoals de verplaatsing en opwaardering van de rondweg.
4.1.4 Vogels Op de locatie komen naar verwachting alleen algemene (broedvogel)soorten voor. Naast grote bonte specht zijn geen vogels met een jaarrond vaste rust- of verblijfplaats of sporen daarvan waargenomen. De waargenomen steenuilenkast zal naar verwachting niet bewoond zijn gezien de (zoals hiervoor genoemde) recente ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkelingen hebben naar verwachting dan ook een beperkt effect op aanwezige broedvogels. De open ruimten in het gebied die straks bebouwd gaan worden hebben naar verwachting geen bijzondere betekenis voor aanwezige vogelsoorten. Groenelementen zoals boomgroepen en bomenrijen worden zoveel mogelijk in de plannen ingepast. Sloop van de gebouwen en kap van beplanting leidt doorgaans tot een (tijdelijk) verlies aan broedgelegenheid. Echter is hiervan geen sprake. Het verstoren van broedende vogels is niet toegestaan. Voor alle vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden, waaronder het kappen van bomen en het slopen van gebouwen alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden, tenzij zeker is dat geen bewoonde nesten van vogels aanwezig zijn. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd zullen de ingrepen geen (blijvend) negatief effect hebben op het voorkomen van (populaties van) broedvogels. In het kader van de Flora en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Quickscan Flora- en faunawet Rondweg Wierden
6
4.2 Nader onderzoek is niet noodzakelijk Gezien de aard en de ligging van projectlocatie en de ontwikkelingen die daar in gaan plaatsvinden wordt nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk geacht. De open ruimten in het gebied die straks bebouwd of ingericht gaan worden hebben naar verwachting geen bijzondere betekenis voor de aangetroffen en te verwachten soorten. De bestaande erven en groenelementen zoals boomgroepen en bomenrijen worden zoveel mogelijk in de plannen ingepast. Hiermee zullen de verstorende effecten van de werkzaamheden op beschermde soorten beperkt zijn.
4.3 Aanbevelingen De inrichtingswerkzaamheden dienen zoveel mogelijk buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Hiermee wordt verstoring van in de directe omgeving broedende vogels en ook de voortplanting van andere soorten zo min mogelijk verstoord.
4.4 Afbakening De initiatiefnemer of opdrachtgever is verantwoordelijk voor het gebruik van de rapportage. Eelerwoude aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud, interpretaties of conclusies indien gebruik wordt gemaakt van deelaspecten of gedeelten van deze rapportage zonder verwijzing naar de volledige rapportage. Bovendien aanvaardt Eelerwoude geen aansprakelijkheid voor kosten en vertraging die optreden door het voorkomen van beschermde flora en fauna en de gevolgen die de wet daaraan stelt.
LITERATUUR
Bode, A.D., Dijkstra, A.J., Hoekstra, B; Hoeve, R., Zollinger, R., Bureau Natuurbalans/Limes Divergens, 1999. De zoogdieren van Overijssel. Voorkomen, verspreiding en ecologie van de in het wild levende zoogdieren. Waanders Uitgevers, Zwolle. Koninklijke Vermande, 1999-2006, Planten en dieren, Flora- en faunawet, band 1, 2, 3 en 4, SDU Uitgeverij, Den Haag Limpens, H. K, Mosterd & W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht. Ministerie van Landbouw,Natuur en Voedselkwaliteit, 2004, 501 Algemene Maatregel van Bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden.
BIJLAGE I: FLORA- EN FAUNAWET
Inleiding Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. In deze wet, gepubliceerd op 14 juli 1998 in het Staatsblad 402, is de soortbescherming geregeld van in Nederland inheemse in het wild voorkomende dier- en plantensoorten. De wet sluit aan op de Europese natuurregelgeving (Natura 2000). De wet is in plaats gekomen voor de Jachtwet, de Vogelwet 1936, de soortenparagraaf uit de Natuurbeschermingswet, de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten en de soortbeschermingscomponent uit de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Deze Europese soortenbescherming heeft met de Flora- en faunawet dus een Nederlandse vertaling gekregen.
Zorgplicht De Flora- en faunawet gaat over de bescherming van ongeveer 500 planten- en diersoorten, van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het ‘nee, tenzij-principe’). Centraal staat hierbij de zorgplicht, wat inhoudt dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. De wet erkent hierbij de intrinsieke waarde van de in het wild voorkomende dier- en plantensoorten. Alle soorten hebben een eigen rol in het ecosysteem en dragen bij aan de biodiversiteit. Dat betekent dat voor de wet alle dieren en planten van onvervangbare waarde zijn en dat daar dus zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Het gevolg is onder andere, dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Beschermde soorten Via de Flora- en faunawet worden de volgende planten- en diersoorten beschermd: ▪ ruim 100 inheemse plantensoorten die van nature in Nederland in het wild voorkomen; ▪ alle soorten vogels die van nature op het grondgebied van de lidstaten van de EU in het wild voorkomen; ▪ alle zoogdieren die van nature in Nederland in het wild voorkomen, met uitzondering van bruine rat, zwarte rat en huismuis; ▪ alle amfibieën en reptielen die van nature in Nederland in het wild voorkomen; ▪ vissen, en schaal- en schelpdieren voorzover ze niet onder de Visserijwet vallen; ▪ bepaalde soorten insecten (bijvoorbeeld vlinders, libellen en mieren); Als beschermde inheemse soort kunnen door middel van algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Het gaat om soorten die van nature in Nederland voorkomen en: die in hun voortbestaan bedreigd of gevaar lopen in hun voortbestaan bedreigd worden; mogelijk in hun voortbestaan bedreigd worden door overmatige benutting en die uit Nederland zijn verdwenen, maar waarvan de kans op terugkeer reëel is. Verbodsbepalingen Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Welke negatieve effecten dat precies zijn, kan niet in een lijst opgesomd worden. Dat is afhankelijk van soort, locatie en aard van de ingreep. Om die bescherming toch enigszins concreet te maken, zijn een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen als verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet opgenomen. De belangrijkste artikelen zijn: ▪ Artikel 8: het is verboden beschermde planten te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen. ▪ Artikel 9: het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. ▪ Artikel 10: het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. ▪ Artikel 11: het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
▪
Artikel 12: het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Ontheffing Bij werkzaamheden waarbij een schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten, is een ontheffing of vrijstelling nodig op de in de wet gestelde verbodsbepalingen (artikel 8 tot en met 18). In artikel 75 van de Floraen faunawet wordt de mogelijkheid geboden om ontheffing aan te vragen op de verbodsbepalingen. De bevoegdheid om een ontheffing te verlenen in het kader van artikel 75 van de Flora- en faunawet ligt bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Een aanvraag tot ontheffing kan worden ingediend bij Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij de ontheffingverlening gelden, afhankelijk van de status van de soort, verschillende voorwaarden waaraan voldoen moet worden. Onderscheid wordt gemaakt in een lichte toets en een uitgebreide toets. De lichte toets geldt voor algemene soorten en overige soorten (categorie 1 en 2; zie vrijstelling). De lichte toets houdt in dat de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar mogen brengen (doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding). De uitgebreide toets geldt voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn opgenomen, voor soorten van bijlage 1 AMvB artikel 75 en voor beschermde vogelsoorten (categorie 3; zie vrijstelling). De uitgebreide toets houdt in dat: ▪ de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar mogen brengen (doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding) en ▪ er geen alternatief is voor de activiteiten en ▪ er sprake is van groot maatschappelijk belang (zoals volksgezondheid, openbare veiligheid et cetera) en ▪ de werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat er sprake is van zorgvuldig handelen.
Vrijstelling In het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’, ook wel AMvB artikel 75 genoemd, zijn (onder andere) een aantal wijzigingen rondom ontheffingen en vrijstellingen beschreven. In het kort houdt de wijziging in dat niet altijd meer een ontheffing noodzakelijk is. De vrijstellingsregeling bevat vrijstellingen voor activiteiten die vallen onder: ▪ bestendig beheer en onderhoud (ook in landbouw en bosbouw), ▪ bestendig gebruik en ▪ ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
Tabel 1 – Algemene soorten Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Als de werkzaamheden of activiteiten vallen onder de hierboven beschreven activiteiten, dan geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van Artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. De aanvraag wordt beoordeeld volgens de lichte toets. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Tabel 2 – Overige soorten Deze soorten genieten een zwaardere bescherming. Er geldt alleen een vrijstelling als sprake is van werkzaamheden of activiteiten zoals hierboven beschreven én indien gehandeld wordt volgens een, door de Minister van LNV, goedgekeurde gedragscode. Indien niet gewerkt wordt volgens een gedragscode, kan het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk zijn. De aanvraag wordt beoordeeld volgens de lichte toets. Tabel 3 – Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 AMvB artikel 75 Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Ook al is sprake van werkzaamheden zoals hierboven beschreven, dan hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of een ontheffing noodzakelijk is. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt altijd dat voor deze soorten een ontheffing moet worden aangevraagd. De aanvraag wordt beoordeeld volgens de uitgebreide toets.
Vogels Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd, conform de Vogelrichtlijn. Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waarvoor nesten of vaste- rust en verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor werkzaamheden of activiteiten zoals hierboven genoemd geldt een vrijstelling, indien gehandeld wordt volgens een, door de Minister van LNV, goedgekeurde gedragscode. Indien niet gewerkt wordt volgens een gedragscode, is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. De aanvraag wordt beoordeeld volgens de uitgebreide toets.
BIJLAGE 2: OVERZICHT NIEUWE SITUATIE