IEDEREEN BEROEMD! “Zeg je hetzelfde tegen je baas als tegen je klasgenoot? Begin je ook te roepen als een klant tegen je staat te schreeuwen? Is het soms beter te zwijgen?” Op het werk, de stageplaats, de school, bij vrienden, … komen jongeren in situaties terecht waar ze gepast en communicatief moeten reageren. Door het maken van een film, een fotostrip en een poster voor de school rond dit thema wordt er in dit lespakket gewerkt aan gepast communicatief gedrag. Het maken van deze eindproducten plaatst jongeren bovendien voor zeer veel taalrijke uitdagingen.
Straf fe praat Inhoud
De jongeren denken na over goede en slechte reacties in verschillende situaties. Ze bedenken voor een zelf gekozen situatie manieren om te reageren. Dit gieten ze in een verhaal dat ze kunnen verfilmen.
Doelgroep
3de graad BSO Deeltijds Onderwijs
Vakgebied
Project Algemene Vakken
Materialen
werkbladen
Doelen
Functionele taalvaardigheid ₪ uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie kunnen halen (ET1) ₪ mondeling kunnen argumenteren (ET4) ₪ eenvoudige informatie schriftelijk kunnen formuleren (ET5) ₪ zich mondeling duidelijk kunnen uiten (ET6)
Sociale vaardigheden ₪ voor- en nadelen kunnen ontdekken van verschillende relatievormen in verschillende contexten en op basis daarvan keuzes kunnen maken (ET1)
www.cteno.be/sterke_schakels ₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
1
Lesschema
Lesschema fase 1
werkvorm klassikaal
activiteit
materiaal
jongeren vertellen ervaringen rond film maken jongeren krijgen hun opdracht te horen: een filmpje maken rond “straffe praat”
2
klassikaal
jongeren bespreken mogelijke reacties bij voorbeeldsituaties
werkblad 1
jongeren vertellen over gelijkaardige ervaringen 3
per twee
jongeren bedenken goede, slechte, grappige, … reacties bij een gekozen situatie
4
per vier
jongeren leggen hun situatieschetsen en de reacties hierop samen jongeren bedenken voor elke situatie welke reactie(s) ze willen verfilmen en schrijven de synopsis van hun film
5
klassikaal
werkblad 2
werkblad 3
jongeren bespreken het bedenken van reacties en het uitwerken van een filmverhaal
Iedereen beroemd!
2
Lesbeschrijving
Lesbeschrijving ₪ Fase 1 Vertel de jongeren dat ze een filmpje gaan maken. Vertel hen ook dat ze de filmpjes allemaal gaan bekijken en dat er ‘oscars’ zullen worden uitgedeeld. Vraag de jongeren of ze al eens een filmpje gemaakt hebben en waarover dat ging. Vraag hen of het moeilijk is om een film te maken. Vraag ook al eens kort of ze weten wat ‘oscars’ zijn. Ga hier echter nog niet te diep op in, want dat komt in een latere activiteit “Filmfan” aan bod. Zeg de jongeren dat de filmpjes als onderwerp hebben: straffe praat. De jongeren gaan kijken naar situaties en hoe daarop kan gereageerd worden. Ze zullen voor hun filmpje situaties bedenken of krijgen waarbij ze reacties moeten verzinnen: goede, slechte, grappige, … reacties. ₪ Fase 2 Bespreek met de jongeren de voorbeeldsituatie in de supermarkt aan de hand van de tekening op werkblad 1. Hoe zou je hierop reageren? Boos of vriendelijk? Waarom? Hoe zou je het zeggen? Sta stil welke reacties dit teweeg kan brengen bij de andere persoon. Leg hen eventueel ook de volgende probleemstelling voor: “Je werkt in een restaurant en brengt koffie naar een klant. Je morst per ongeluk op zijn broek. Hoe zou je reageren? En hoe zou je reageren als de klant tegen je begint te roepen?” Vraag verder naar eigen ervaringen van de jongeren en bespreek: heb je al eens iets gelijkaardigs meegemaakt? Wat heb je toen gezegd? Wat was de reactie van de andere persoon? ₪ Fase 3 Leg de jongeren uit dat ze bij een situatie verschillende reacties zullen moeten uitwerken. Hoe kan je hier goed op reageren, hoe slecht, wat zijn grappige reacties? Dit doen ze per twee. Je kan de jongeren de situatie zelf laten bedenken of hen laten verder bouwen op een situatie die in de vorige fase aan bod is gekomen. Je kan hen ook een situatie laten kiezen uit de lijst die je terugvindt op het werkblad 2. Hierop staan de communicatieve vaardigheden opgesomd die relevant zijn voor de jongeren. Aan elke vaardigheid zijn situatieschetsen gekoppeld, waaruit de jongeren kunnen kiezen. Differentiatie Voor de taalzwakkere jongeren kan je op voorhand een aantal situaties selecteren zodat ze minder moeten lezen. Vertel de jongeren dat ze straks van die situatie en reacties een filmpje gaan maken en dat ze dus best een aantal reacties verzamelen zodat ze genoeg inspiratie voor een filmpje hebben. Laat de duo’s die dat wensen een korte neerslag maken van hun brainstorm. ₪ Fase 4 Vertel de jongeren dat je eerst een goed verhaal of een goede inhoud moet hebben vooraleer je gaat filmen. Ze hebben nu al wel een aantal reacties verzameld, maar daarmee hebben ze nog geen verhaal. Ze moeten nu vanuit de situaties en de reacties in grote lijnen het verhaal neerschrijven dat ze willen verfilmen. Zet twee duo’s bij elkaar om voor de twee situatieschetsen een verhaal te bedenken. Die twee verhaaltjes zullen ze dan met hun vieren gaan verfilmen. Iedereen beroemd!
3
Lesbeschrijving
Differentiatie Zorg bij het maken van de groepen dat je zoveel mogelijk heterogene groepen kan samenstellen. Geef de jongeren werkblad 3. Hierop kunnen ze hun verhalen neerschrijven. Laat de jongeren vertrekken van de reacties die ze verzameld hebben en er één of een aantal uit kiezen die ze samen gaan uitwerken tot verhaal. Duid per groep één jongere aan als organisator. Hij moet ervoor zorgen dat iedereen een idee kan lanceren in de groep en dat iedereen eens aan het woord komt. Een andere jongere duid je aan als verslaggever. Hij zorgt ervoor dat het verhaal op papier staat. Maak de jongeren erop attent dat het verhaal niet tot in de details moet neergeschreven worden. Het mag maar een kleine A4 in beslag nemen. ₪ Fase 5 Bespreek met de jongeren het uitwerken van de situatieschetsen. Hebben jullie gemakkelijk goede manieren van reageren gevonden? En slechte? Was er veel discussie over wat gepast is of niet? Vraag hen ook naar de uitwerking tot een filmverhaal. Wat vonden jullie moeilijk? Was het bedenken van het verhaal moeilijk? Zijn jullie gemakkelijk tot een overeenkomst gekomen over welke reacties te verfilmen?
Iedereen beroemd!
4
Werkblad 1
HOE REAGEER JE? Opdracht Bedenk: Wat gebeurt hier? Hoe zou je hierop reageren? Boos of vriendelijk? Wat zou je eventueel zeggen? In welke moeilijke of vervelende situaties ben jij al terecht gekomen? Wat heb je toen gedaan? Hoe heb je gereageerd?
Iedereen beroemd!
5
Werkblad 2
STRAFFE PRAAT Opdracht Hier vind je allerlei situaties op het werk, in de school, bij vrienden. Kies er één uit en bedenk allerlei manieren om te reageren. Het mogen goede, slechte en grappige reacties zijn. Je mag ook zelf een andere situatie verzinnen. Laat je verbeelding gaan, want jullie gaan hierover een filmpje maken.
Zichzelf voorstellen ■ Je komt aan op je nieuwe stageplek. Je stagebegeleider brengt je bij je nieuwe collega’s. Je collega’s geven je een hand, zeggen hun naam en wat ze doen in het bedrijf. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je gaat met één van je vrienden een avondje op café. Je vriend komt er mensen tegen die jij nog niet kent. Wat doe je? Wat zeg je? Assertief zijn ■ Je moet met twee thuis een opdracht voorbereiden voor de leerkracht PAV. Jij doet alles alleen, want je klasgenoot trekt zich er niets van aan. Als jullie het werk moeten voorstellen in de klas, neemt je klasgenoot het woord en doet alsof hij hard heeft meegewerkt. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Een collega op het werk is al wat ouder en heeft veel meer ervaring. Hij heeft op alles wat je doet commentaar. Het werkt je op de zenuwen. Wat doe je? Wat zeg je? Kritiek krijgen ■ Een klasgenoot heeft je voor heel de klas uitgelachen met je nieuwe kapsel. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je bent een echte babbel op het werk. Op een dag zegt je baas dat je meer moet werken en minder moet praten. Wat doe je? Wat zeg je? Accepteren van een andere mening ■ Je rookt en na veel discussies mag er gerookt worden op de speelplaats. Eén van je klasgenoten is tegen roken. Elke keer als ze iemand ziet roken, maakt ze een opmerking: “Roken is ongezond. Sigaretten stinken …” Wat doe je? Wat zeg je? ■ Op je werk wordt er een kwartiertje koffiepauze ingevoerd. Het is dikwijls heel gezellig tijdens dat kwartiertje. Eén van je collega’s vindt die koffiepauze tijdverspilling. Hij heeft ook al eens tegen de baas gezegd dat dat koffiekwartiertje voor hem niet moet. Wat doe je? Wat zeg je? Zelf ideeën voorstellen ■ Er wordt een feest op je werk georganiseerd. Tijdens de middag zijn je collega’s aan het nadenken over wat ze kunnen doen op het feest. Jij hebt ook wel een paar leuke ideeën in je hoofd. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je hebt samen met een aantal vrienden een uitstap georganiseerd. Op de dag van de uitstap staken de treinen zodat jullie niet op jullie bestemming geraken. Wat doe je? Wat zeg je? Iedereen beroemd!
6
Werkblad 2
Persoonlijke gevoelens en eigen mening vertellen ■ Er is een vergadering op je werk. Er wordt beslist dat er vanaf nu niet meer per twee of drie wordt gewerkt, maar dat iedereen zijn eigen taak krijgt. Je moet dus vanaf nu alleen werken, maar je vindt dat niet leuk. Je vond dit werk juist zo tof omdat je altijd samen mocht werken. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je geeft een feestje thuis en je vraagt je vrienden niet te roken. Je staat te babbelen met een vriend en plots zie je je lief een sigaretje opsteken in de keuken. Wat doe je? Wat zeg je? Hulp vragen ■ Je collega heeft je aan het werk gezet. Je begint vol goede moed, maar het blijkt moeilijker dan gedacht. Je geraakt vast en snapt niet hoe het verder moet. Je collega is druk in de weer en wil liefst niet gestoord worden. Wat doe je? Wat zeg je? ■ De leerkracht geeft jou een taak, maar de opdracht is helemaal niet duidelijk. De leerkracht sprak te snel, gaf niet genoeg uitleg, … Je weet eigenlijk niet goed wat je nu moet doen. Wat doe je? Wat zeg je? Bemiddelen ■ Je collega Andy roddelt tegen jou over een andere collega, Anna. Anna werkt die dag samen met jou. Plots begint ze te wenen en zegt ze dat Andy slecht over haar spreekt. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Twee van je vrienden, Thomas en Aziz maken ruzie waar jij bij staat. Thomas is kwaad omdat hij een half uur op Aziz heeft staan wachten. Aziz zei dat hij eerst nog moest bellen en dat hij dus niet vroeger kon komen. Wat doe je? Wat zeg je? Op een beleefde manier iets vragen of zeggen ■ Iemand heeft zijn auto geparkeerd op het fietspad. Je kan er niet voorbij met je fiets of bromfiets. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je collega vraagt om nog even na te blijven om een bestelling klaar te zetten. Je moet dringend naar huis, dus eigenlijk heb je weinig tijd om dat te doen. Je bent trouwens de vorige dagen al wat langer dan gewoonlijk moeten blijven. Wat doe je? Wat zeg je? Problemen melden ■ Je werkt nog maar pas in een bedrijf. Je ploegbaas vraagt om goederen in een vrachtwagen te laden. Hij spreekt snel en onduidelijk. Achteraf is hij boos omdat je de verkeerde vracht geladen hebt. Jij dacht dat het juist was. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je bent klaar met je opdrachten. Je mag in het computerlokaal even op internet. Je merkt dat één van de computers niet werkt. Wat doe je? Wat zeg je? Zich excuseren ■ Je wil je ontspannen en je hebt de muziek op je kamer keihard gezet. Een boze buurman komt aanbellen en zegt dat hij niet kan slapen. Wat doe je? Wat zeg je? ■ Je hebt een dure fles whisky laten vallen in de keuken van het restaurant waar je werkt. Je kon er niet veel aan doen want de fles stond slecht gestapeld in de kast. Wat doe je? Wat zeg je? Iedereen beroemd!
7
Werkblad 3
SYNOPSIS – HIEROVER GAAT ONS FILMPJE Opdracht Werk per vier. Maak van jullie situaties en de reacties (of één ervan) twee verhalen die je kan filmen. Een goed verhaal heeft een begin, een midden en een einde. Schrijf de verhalen hieronder (in het kort). Vergeet niet om een leuke titel te bedenken!
TITEL: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het begin: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. Het middenstuk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. Het einde: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. .............................................................................
Iedereen beroemd!
8
Werkblad 3
TITEL: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het begin: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. Het middenstuk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. Het einde: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. .............................................................................
Iedereen beroemd!
9