Hoogbegaafdheid De Wichelroede
September 2014
Inhoud
Inleiding
3
Hoofdstuk 1: Hoogbegaafdheid in het kort 1.1 Wat is hoogbegaafdheid?
4
1.2 Profielen met kindkenmerken hoogbegaafdheid.
6
1.3 Wat zijn de oorzaken van hoogbegaafdheid?
8
1.4 Welke gevolgen heeft hoogbegaafdheid?
8
1.5 Onderpresteren
10
Hoofdstuk 2: Signalering 2.1 Algemene informatie
12
2.2 Signalering hoogbegaafdheid
12
2.3 Stappenplan groep 1 t/m 8
14
Hoofdstuk 3: Onderwijsaanbod 3.1 Compacten, verrijken en verdiepen
15
3.2 Versnellen
15
3.3 Compactafspraken taal en rekenen op de Wichelroede
17
3.4 Verrijking
17
3.5 Plusklas
17
3.5.1 Doelen van de Plusklas
18
3.6 Intermezzo
20
3.7 Toetsing
21
Literatuurlijst
22
Bijlagen
23
Inleiding Protocol (Hoog)begaafdheid Basisschool de Wichelroede Schooljaar 2012-2013 is er door de werkgroep hoogbegaafdheid en intern begeleider onderstaand protocol hoogbegaafdheid opgezet. In dit protocol zijn de te nemen stappen, de randvoorwaarden als ook mogelijkheden voor de begeleiding opgenomen. Daarnaast zijn de schoolspecifieke afspraken opgenomen. Einde schooljaar is dit protocol voorgelegd aan het team en daarna ter informatie aan de MR. Vanuit inspectiekader wordt het volgende aangegeven: „de school waarborgt voor individuele leerlingen een leerstofaanbod, dat past bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Leraren moeten ervoor zorgen dat het leerstofaanbod afgestemd is op de mogelijkheden en onderwijsleerbehoeften van zowel de zwakke als de meerbegaafde kinderen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de leraren beschikken over onderwijsmethoden en leermaterialen die hiervoor geëigend zijn‟. De leraren moeten open staan voor hulp bieden aan hoogbegaafde leerlingen en het ook kunnen. Hiertoe staat ons de checklist “Hoogbegaafdenwijzer Basisonderwijs”‟ van het SLO (2007) ter beschikking. Met dit instrument kan het draagvlak onder het team en de kennis en vaardigheden van het team m.b.t. het thema hoogbegaafdheid in beeld worden gebracht. De school wil graag deze leerlingen de ruimte bieden om zich te ontwikkelen en hun talenten te benutten. Dit protocol geeft handreikingen voor de leerkracht, is inzichtelijk wat betreft de schoolspecifieke afspraken en benoemt de mogelijkheden en de grenzen van de school. Het protocol sluit aan bij het zorgplan van de school en er is een duidelijke koppeling naar de zorgstructuur binnen de school.
Hoofdstuk 1: Hoogbegaafdheid in het kort 1.1 Wat is hoogbegaafdheid?
Er is nog veel onduidelijkheid over wat hoogbegaafdheid precies is. Wanneer ben je hoogbegaafd en wanneer 'gewoon' intelligent? Als je intelligent bent, heb je een goed verstand. Als je hoogbegaafd bent, heb je een goed verstand maar vaak ook een speciale manier van denken en handelen. Je denkt en werkt in grotere sprongen dan andere leerlingen. Je bent creatiever in het bedenken van oplossingen en zelfstandiger in je handelen. Het is prettig als de talenten die je in je hebt er ook uitkomen. Professor F. Mönks geeft een definitie van hoogbegaafdheid die vaak gebruikt wordt. Hij heeft daarvoor het volgende model gemaakt:
(Mönks,1985; revisie 1988)
De cirkels hebben te maken met je persoonlijkheid. De punten van de driehoek met de invloed van je omgeving. Bij hoge intelligentie moet je denken aan een IQ van ongeveer 130 of hoger. Het IQ geeft aan hoe ver iemand boven of beneden het gemiddelde van 100 op een intelligentietest scoort. Zo'n 2 à 3 procent van de bevolking heeft een IQ hoger dan 130. Over wat intelligentie precies is verschillen de meningen. Het woord komt uit het Latijn en is afgeleid van 'inter' (tussen, te midden van) en 'legere' (verzamelen, uitkiezen, lezen). De definities van intelligentie variëren van: 'Intelligentie is dat wat een intelligentietest meet' (Boring, 1923) tot 'intelligentie is het vermogen om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan' (Wechsler, Wechsler Intelligence Scales for Children (WISC-III).Bovendien zijn er verschillende soorten intelligentie. Denk aan technische, praktische, sociale, emotionele intelligentie enz. Bij hoogbegaafdheid gaat het meestal over de zgn. academische intelligentie. Als je hoogbegaafd bent, scoor je doorgaans op alle leergebieden bij de beste 10 procent van je groep. Als je uitblinkt op één bepaald vakgebied spreekt men over het algemeen niet
van hoogbegaafdheid. De woorden (hoog)begaafd, zeer begaafd en getalenteerd worden in de literatuur vaak door elkaar en min of meer als synoniem gebruikt. In het meerfactorenmodel van Renzulli en Mönks wordt gesproken over creativiteit. Het aspect creativiteit slaat op de manier waarop je problemen aanpakt. Je bent vindingrijk, zelfstandig en weetgierig. Het woord motivatie heeft betrekking op je doorzettingsvermogen en wil om je doel te bereiken. Ook het plezier hebben in een bepaalde taak wordt hiermee bedoeld. De laatste factor in het meerfactorenmodel is de omgeving. Je omgeving speelt een grote rol bij de ontwikkeling van je talenten. Naast de bovengenoemde drie factoren zijn er nog 3 factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van hoogbegaafdheid, namelijk school, vrienden en gezin. Als je in een gezin woont waarin je gesteund en bemoedigd wordt, kan je hoogbegaafdheid zich ontwikkelen. Als je school inspeelt op je bijzondere begaafdheden, kom je vooruit. De reactie van je vrienden op je speciale gaven is ook van invloed. Het is belangrijk contacten met 'gelijken in ontwikkeling' te onderhouden. Als er een positief samenspel is tussen de zes genoemde factoren, heb je grote kans dat de aanleg die je in je hebt eruit komt. Voorwaarde voor een goed samenspel is echter ook je eigen positieve manier van omgaan met anderen (sociale competentie). Een theorie die binnen het onderwijs steeds meer in de belangstelling staat, is de theorie van meervoudige intelligentie van Howard Gardner. Volgens Gardner beschikken alle mensen over kwaliteiten (of "vormen van intelligentie"), waarmee de kennis en vaardigheden van mensen getypeerd kunnen worden. Intelligentie heeft vooral betrekking op de bekwaamheid om problemen op te lossen, vragen op te roepen, of iets te vervaardigen (bouwsel, schrijfsel, contact, product), in een natuurlijke, betekenisvolle omgeving. Op de Wichelroede wordt er gewerkt vanuit het principe van Gardner.
1.2 Profielen met Kindkenmerken Hoogbegaafdheid Door Betts & Neihart zijn in 1988 in een Amerikaans kwartaalblad profielen van 6 verschillende typen (hoog)begaafde leerlingen beschreven, in 2010 hebben zij deze herzien. Deze indeling is gebaseerd op hun praktijkervaring. Door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen zijn deze profielen vertaald en bewerkt. De 6 profielen van Betts en Neihart worden in onderstaand schema weergegeven als ook de gedragskenmerken van elk profiel wordt aangegeven oftewel de manier van herkennen. Deze profielen kunnen dan ook goed gebruikt worden bij de herkenning, erkenning en begeleiding. Voor de begeleiding van een hoogbegaafde leerling is het altijd belangrijk een vast aanspreekpunt voor deze leerling te zoeken. Deze mentor kan de leerling helpen bij zijn cognitieve als ook bij sociaalemotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van werk- en leerstrategieën.
Profielen hoogbegaafde leerlingen Profiel 1 De succesvolle leerling.
Profiel 2 De creatieve leerling.
Profiel 3 De onderduikende leerling.
Gedragskenmerken
Tips begeleiding school
perfectionistisch goede prestaties zoekt bevestiging van de leerkracht vermijdt risico accepterend en conformerend afhankelijk
compacten en verrijken aansluiten bij individuele leervraag van het kind contact zoeken met ontwikkelingsgelijken ontwikkelen van werken leerstrategieën vast aanspreekpunt voor deze leerling om problemen te bespreken, vragen te stellen e.d.
corrigeert de leerkracht stelt regels ter discussie is eerlijk en oprecht grote stemmingswisselingen vertoont inconsistente werkwijzen slechte zelfcontrole creatief voorkeur voor activiteit en discussie komt op voor eigen opvattingen competitief
tolerant klimaat indien en/of zoveel mogelijk bij passende leerkracht plaatsen leerstof aanbieden die nog niet wordt beheerst letten op directe en heldere communicatie met de leerling, ouders en leerkracht werk- en leerstrategieën aanleren letten op planning van taken zelfwaardering opbouwen
ontkent begaafdheid doet niet mee tijdens programma‟s voor
begaafdheid herkennen en onderkennen contact
Profiel 4 De drop-out.
Profiel 5 De leerling met gedrags/ leerproblemen.
Profiel 6 De zelfstandige leerling.
hoogbegaafde kinderen vermijdt uitdaging zoekt sociale acceptatie wisselt in vriendschappen
ontwikkelingsgelijken zoeken vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling sterk richten op vertrouwensband ontwikkelen
neemt onregelmatig deel aan het onderwijs maakt taken niet af zoekt buitenschoolse afleiding verwaarloost zichzelf isoleert zichzelf creatief bekritiseert zichzelf en anderen werkt inconsistent verstoort, reageert af presteert gemiddeld of minder defensief werkt inconsistent. presteert gemiddeld of minder gemiddeld verstoort, reageert af
nader onderzoek uitvoeren waaruit suggesties voor externe begeleiding naar voren komen individuele begeleiding opstarten contact ontwikkelingsgelijken zoeken vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling
goede sociale vaardigheden werkt zelfstandig ontwikkelt eigen doelen doet mee werkt zonder bevestiging werkt enthousiast voor passies creatief komt op voor eigen opvattingen neemt risico
compacten en verrijken aansluiten bij individuele leervragen belemmeringen in tijd en plaats wegnemen vast aanspreekpunt zoeken voor deze leerling ruimte geven voor contact met ontwikkelingsgelijken begeleiding bij schoolloopbaan
start met nader onderzoek en begeleidingsbehoeften individuele begeleiding waarbij gewerkt wordt aan het gedragsleerprobleem in combinatie met de begaafdheid van de leerling
(bron: Betts, G.T. & Nijhart, M (1988). Profiles of the gifted and talented. Gifted Child Quartely, 32(2), 248-253 vertaling: CBO-KUN.)
1.3 Wat zijn de oorzaken van hoogbegaafdheid?
De precieze oorzaak van hoogbegaafdheid is niet bekend. Men neemt aan dat met name erfelijkheid en de interactie met de omgeving belangrijke factoren zijn wat betreft het hebben of ontwikkelen van hoogbegaafdheid. Het zou ook te maken kunnen hebben met een onbekende oorzaak kort na de geboorte: de hersenontwikkeling wordt dan afgerond en bij een hoogbegaafd persoon blijken er dan meer verbindingen tussen de hersencellen te zijn ontstaan dan normaal. Hierdoor werken de hersenen sneller.
1.4 Welke gevolgen heeft hoogbegaafdheid?
Hoogbegaafdheid kent nadelen maar ook zeker veel voordelen. Hieronder staan een aantal voordelen waarover hoogbegaafde kinderen beschikken. -
Ze beschikken over een hoog werktempo en kunnen taakgericht en met volle concentratie aan de slag
-
Ze zijn snel van begrip
-
Ze kunnen goed en logisch nadenken
-
Ze beschikken over een goed ontwikkeld geheugen
-
Ze beschikken over een grote woordenschat en kunnen goed formuleren
-
Ze kunnen zelfstandig werken en hebben weinig tot geen instructies nodig
-
Ze kunnen vaak met groot gemak meerdere dingen tegelijk oppakken
-
Sommigen zijn niet afhankelijk van enige bevestiging, zoals „een schouderklopje‟
-
Ze zijn erg gemotiveerd en hebben een sterk doorzettingsvermogen
-
Ze zijn creatief, eerst en vooral in het oplossen van problemen
-
Ze zijn vaak muzikaal en goed in sport
-
Ze zijn erg nieuwsgierig, willen van bijna alles het naadje van de kous weten en waar nodig met oplossingen komen
-
Ze denken diep na over belangrijke levensvraagstukken.
Veel van deze voordelen brengen met zich mee dat een hoogbegaafde leerling eerder klaar is met eventuele verplichte taken. Daardoor blijft er meer tijd over voor hobby‟s en/of zaken die hij belangrijker vindt. Tevens kunnen de genoemde voordelen leiden tot uitzonderlijke prestaties – en wellicht de nodige complimenten, promoties, titels en dergelijke – op welk gebied dan ook. Wie zou er niet van genieten wanneer hij of zij een vraagstuk of probleem weet op te lossen waar tientallen anderen zich het hoofd over gebroken hebben?
Er zijn echter ook nadelen die bij hoogbegaafdheid kunnen opspelen. Hoogbegaafde kinderen kunnen bijvoorbeeld eindeloos doorvragen. Ze haken af bij herhaling en uit het hoofd leren en kunnen weinig
gemotiveerd zijn voor het klassikale aanbod. Soms presteren deze leerlingen onder hun niveau en behalen ze wisselende resultaten. Ze kunnen weinig aandacht hebben voor instructies en weigeren soms te leren wat ze niet zinvol vinden. Hoogbegaafde leerlingen kunnen snel tevreden zijn over hun werk of snel opgeven. Er kan sprake zijn van een zwakke concentratie en het komt voor dat ze fouten maken bij eenvoudige opdrachten of herhaling. Hoogbegaafde leerlingen hebben vaak een hekel aan routinetaken en kunnen dromerig of lastig worden als gevolg van verveling. Soms zijn deze kinderen afwezig, omdat ze overweldigd worden door indrukken, prikkels of stemmingen.
In algemene zin kunnen hoogbegaafde kinderen overgevoelig zijn en de neiging hebben op te gaan in hun eigen wereld. Soms is een ongelijke ontwikkeling van verschillende vaardigheden te zien en gedraagt het kind zich thuis anders dan op school.
Belemmeringen in het onderwijs: Hoogbegaafde leerlingen vertonen vaak een grote honger naar kennis en nieuwe inhoud. Dit geldt vooral bij de zelfstandige en succesvolle leerling uit de profielen van Betts & Neihart (2010), niet bij de overige profielen en dat kan een gevaarlijke valkuil zijn. Vaak ontwikkelen hoogbegaafde kinderen echter weinig of geen leer- of studievaardigheden en vervelen ze zich snel. Hun intelligentie gebruiken ze soms om problemen te ontwijken, dit gedrag zie je vooral bij onderpresteerders. Als hun grote parate kennis en snelle geest niet meer volstaan om voldoende te presteren, kunnen ze faalangst en problematisch gedrag ontwikkelen.
Sociaal-emotionele problemen: In sociaal opzicht kunnen hoogbegaafde leerlingen sterke en hechte vriendschapsbanden ontwikkelen. Ze hebben vaak goed inzicht in relaties en interacties en zijn sterk in het lezen van non-verbaal gedrag. Hoogbegaafde kinderen kunnen beschikken over leiderschapskwaliteiten en sterke onderhandelingsvaardigheden. Vaak zijn ze standvastig en hebben ze een sterke wil. Ze hebben over het algemeen een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een goed inlevingsvermogen.
Het kan zijn dat het hoogbegaafde kind zich sociaal uitgesloten en niet begrepen voelt. Soms maken deze leerlingen moeilijk contact en hebben ze problemen met vriendschappen met leeftijdsgenoten en integratie in de groep. Hoogbegaafde kinderen hebben soms de neiging te domineren of betuttelen. In emotioneel opzicht kunnen deze leerlingen clownesk of opstandig gedrag vertonen. Aan de andere kant kunnen ze faalangstig of neerslachtig zijn. Hoogbegaafde kinderen kunnen gezag en regels bekritiseren. Ze kunnen onrealistische verwachtingen hebben van het gedrag van medeleerlingen en als dat niet gegrond blijkt, kunnen ze heel gefrustreerd, boos of verdrietig worden.
Bijkomende problemen Leerproblemen en -stoornissen komen ook voor bij meer- en hoogbegaafde kinderen. Deze leerlingen hebben vaak een disharmonisch intelligentieprofiel met uitgesproken sterktes en zwaktes. De schommelingen in sterke en zwakke schoolse resultaten zijn groot en moeilijk te begrijpen. Deze leerlingen kunnen opvallend zwak blijven in: •leesvaardigheden en/of spellingvaardigheden •rekenvaardigheden en/of rekeninzicht •motorische vaardigheden en schrijfvaardigheden •geheugenfeiten en vakspecifieke termen en symboolgeheugen •aandacht- en concentratievermogen •organisatorische vaardigheden •flexibel denkvermogen •visueel ruimtelijke vaardigheden •sociaal-emotionele vaardigheden •impulsiviteitscontrole Anderzijds zijn ze gelijktijdig opvallend sterker in andere, compenserende vaardigheden. Als een hoogbegaafde leerling er ondanks de hoge intelligentie niet in slaagt de leerstoornis of het leerprobleem te compenseren, zijn de problemen meestal zeer hardnekkig en moeilijk te remediëren. Onbegrijpelijke schommelingen in resultaten en vaardigheden kunnen leiden tot een negatieve stempel als „dom‟ of „lui‟. De leerling zelf vergelijkt zich met anderen en komt al heel vroeg tot het bewustzijn dat er iets fout loopt. Gebrek aan begrip en ondersteuning vanuit de omgeving leidt kan leiden tot een negatief zelfbeeld.
1.5 Onderpresteren Op grond van de eigenschappen van hoogbegaafde kinderen zou je een voorspoedige schoolloopbaan van deze kinderen verwachten. Ze zijn immers snel van begrip en hebben weinig instructie nodig. Voor een aantal hoogbegaafden klopt dit, voor anderen echter niet. Het huidige onderwijs, inclusief de onderwijsleermiddelen, zijn over het algemeen afgestemd op de gemiddelde en wat zwakkere kinderen. Aangepaste leerstof is dan vaak onvoldoende voor de hoogbegaafde. Deze wijze van differentiatie lijkt met name bedoeld om tempoverschillen op te vangen en is minder gericht op het bieden van uitdagende leerstof op een moeilijker niveau. Hierdoor loopt het hoogbegaafde kind het risico om gedemotiveerd te raken wat weer gedragsproblemen tot gevolg kan hebben waardoor het hoogbegaafde kind kan gaan onderpresteren. Een onderpresteerder laat resultaten zien die op grond van zijn/haar intelligentie hoger zouden kunnen worden verwacht. Ook de thuissituatie kan onder[resteren veroorzaken.
Onderpresteerders: 1. Vallen vooral op door hun gedrag en hun werkhouding. Het kunnen kinderen zijn die probleemgedrag vertonen, bijvoorbeeld constant (negatief) aandacht vragen. Het kunnen ook
kinderen zijn die opvallen door een traag werktempo, een slechte werkhouding en een slechte concentratie. 2. Hebben vaak ongewone interesses en geven daarnaast blijk van voorkennis op vele terreinen. 3. Maken veel slordigheidsfouten in werk dat van een te laag niveau is; bij moeilijker werk neemt het aantal fouten af en verbetert de werkhouding. 4. Geven vaak een neerwaartse lijn in de prestaties te zien, zeker als je daarbij naar een periode van meer dan één jaar kijkt. 5. Hebben thuis vaak een enorme ontdekkings- en uitvindingdrang.
Er zijn twee uitingsvormen van onderpresteren te onderkennen: -
Er zijn kinderen die beneden hun eigen mogelijkheden presteren, maar niet beneden het gemiddelde van de groep (de relatieve onderpresteerders). De relatieve onderpresteerders zijn moeilijker op te sporen.
-
Er zijn kinderen die zowel beneden hun eigen kunnen als beneden het gemiddelde van de groep presteren (de absolute onderpresteerders). Deze kinderen vallen snel op omdat ze beneden het groepsgemiddelde scoren.
Bij kinderen die onderpresteren is het vaak moeilijk een betrouwbaar beeld te krijgen van hun van hun didactisch niveau. Kenmerkend voor deze kinderen is immers dat zij onder hun niveau presteren en het is dus zeer goed mogelijk dat je tijdens het didactisch onderzoek geen goed beeld van het niveau van een kind krijgt. Het invullen van een observatielijst kan een indicatie geven over het mogelijk onderpresteren van een kind. Daarnaast zijn er nog andere testen die kunnen uitwijzen of een kind hoogbegaafd is en al dan niet onderpresteert; IQ test, dynamische testen en creativiteitstesten.
Onderpresteren wordt gezien als een negatieve ontwikkeling, omdat -
Faalangst wordt ontwikkeld.
-
Kinderen gaan geen uitdaging meer aan en leren daardoor niet hoe te leren.
-
Ze kunnen in het vervolgonderwijs vastlopen.
Hoofdstuk 2: Signalering 2.1 Algemene informatie Juist in de peuter- en kleuterfase, als het (hoogbegaafde) kind net naar de peuterspeelzaal of naar school gaat, is het van belang aandacht te geven aan de juiste begeleiding. Een jonge kleuter ontleent een deel van zijn of haar zelfbeeld aan de groep. Wanneer deze groep nu juist heel anders doet en denkt dan dit kind, loopt de betreffende kleuter het gevaar zich snel te gaan aanpassen aan de norm en gewoontes die binnen de groep gangbaar zijn. Het is dan bijvoorbeeld mogelijk dat het kind in de eigen tekenontwikkeling al koppoters tekent, maar terugvalt naar gekras, omdat de leerkracht dit bewondert bij een ander kind. Meer signalen om alert te zijn: een kleuter valt (schijnbaar!) terug in de taalontwikkeling, vraagt (te) veel aandacht van de leerkracht, houdt zich afzijdig op het plein, wil niet naar school, ontwikkelt buik- en/of hoofdpijnklachten. Het komt ook frequent voor dat ouder(s) en de betreffende leerkracht beide een heel andere visie op dezelfde kleuter hebben. Dan doet het kind thuis waar het in de eigen ontwikkeling aan toe is, maar op school is het zich al aan het aanpassen aan de groep. Dit kan de voorbode zijn van (structureel) onderpresteren.
2.2 Signalering (hoog)begaafdheid Het SiDi 3 protocol is een gestructureerd signalerings- en diagnoseprotocol voor leerlingen van groep 1 t/m 8. Het bevat instrumenten voor zowel de groepssignalering als diagnostiek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen groep 1-2 en groep 3-8. Bij de groepssignalering wordt naar alle kinderen gekeken en bij de diagnose wordt verder onderzoek gedaan bij die kinderen waarbij een positief signaal uit de signaleringfase is gekomen. Dit SiDi 3 protocol geeft enerzijds veel informatie over kenmerken van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong en (hoog)begaafde kinderen en is anderzijds een goede leidraad om in de eigen schoolsituatie tot een professioneel signalerings- en diagnosebeleid te komen. In SiDi 3 wordt inzicht gegeven in de diverse aspecten en persoonlijkheidskenmerken en intelligenties van kinderen, waarbij tevens de rol van creativiteit in het handelen en in de prestaties wordt meegerekend.
Op de Wichelroede zal het SiDi 3 protocol volgens onderstaand schema worden ingezet. Jaarlijks wordt door de groepsleerkracht een signaleringslijst ingevuld. Blijkt uit de signalering dar er een kind opvalt dan worden er vervolgstappen ondernomen wat uiteindelijk zal leiden tot een plan van aanpak (zie het schema hieronder)
Checklist op schoolniveau
SiDi 3 Handleiding Alja de Bruin-de Boer & Jan Kuipers
Stap 6
Stap 1A
A.Extern deskundige B. Onderpresteren C. Versnellen
Lijst bij aanmelding
Stap 1B Jaarlijkse signalering
Stap 1C
Initiatief van ouders
Formulier Leerlingprofiel
Stap 2
Ouder vragenlijst
Stap 3
Leerkrachten diagnoselijst
Stap 4 Toets gegevens
Stap 5
Leerling vragenlijst
Stap 7 Plan van aanpak
2.3 Stappenplan groep 1 t/m 8 In onderstaand schema wordt weergegeven wanneer welke stappen ondernomen moeten worden.
Stap Wanneer?
Wat?
Waarmee? SiDi3 protocol Jaarlijkse signalering.
1
Januari
Signalering.
2
Januari
Opstellen plan van aanpak.
3
Mei/juni
Plan van aanpak evalueren.
Einde schooljaar
-
Ouder vragenlijst Leerkrachten diagnoselijst Toetsgegevens Leerling vragenlijst evaluatieformulier
Wanneer ouders erbij? Op het moment dat het kind positief opvalt tijdens de signalering Plan van aanpak bespreken.
Ouders hierbij aanwezig.
Overdracht naar de Groepsoverdracht. volgende groep, middels 4 groepsoverzichtformulier, Hoogbegaafde kinderen die volgens een plan van aanpak werken zullen ieder jaar 2x geëvalueerd worden, namelijk in januari en aan het eind van het schooljaar.
Hoofdstuk 3: Onderwijsaanbod
3.1 Compacten, verrijken en verdiepen Compacten houdt in dat de leerstof wordt ingedikt door onnodige herhaling- en oefenstof uit de reguliere methode over te slaan. Het kind krijgt wel alle stof van de groep aangeboden, maar maakt hier minder van zodat het de stof sneller doorwerkt. Tempodifferentiatie is geen geschikte methode voor hoogbegaafde kinderen omdat dit niet aansluit bij de leereigenschappen van hoogbegaafde kinderen. Met compacten wordt rekening gehouden met de volgende principes: -
De belangrijke stappen (leerlijnen) in het leerproces.
-
De overgang naar meer formele notaties of abstracties.
-
Geen activiteiten schrappen die reflectie uitlokken (bijvoorbeeld: 'Zijn er nog meer manieren om dit op te lossen?').
-
Belangrijke strategieën en werkwijzen worden niet overgeslagen.
-
Constructieve activiteiten worden gehandhaafd.
De tijd die vrijkomt doordat het kind niet alle stof hoeft te verwerken, kan gebruikt worden om verrijking te geven . Drie vormen van verrijking zijn; verdieping, verhoging en verbreding. Bij verdieping wordt de reguliere stof uitgebreid met extra opdrachten, maar niet van hetzelfde . Bij verhoging worden kennis en vaardigheden op een hoger abstractie niveau aangeboden. Bij verbreding worden vakken aangeboden die niet direct bij het onderwijsaanbod horen.
Het doel van compacten en verrijken is dat de hoogbegaafde leerlingen essentiële (studie)vaardigheden aanleren, bijvoorbeeld doorzettingsvermogen, taakaanpak, hulp durven vragen, fouten durven maken en geconcentreerd werken. Om te voorkomen dat er op het voortgezet onderwijs problemen ontstaan, is het noodzakelijk dat het hoogbegaafde kind deze intrapersoonlijke basisvaardigheden ontwikkelt .
Bij verrijkingswerk gaat het er niet zozeer om of de opdracht goed of fout wordt gemaakt, maar om het proces van het aanleren van vaardigheden. Reflecteren met de leerling op het proces helpt het kind in zijn ontwikkeling, omdat de leerling leert dat inspanningen resultaat opleveren. Daarnaast is het belangrijk dat er eisen gesteld worden aan het verrijkingswerk. Wat moet er gemaakt worden en wanneer moet het af zijn? En wat zijn de consequenties als de leerling zich niet aan de afspraken houdt. Dit kan leiden tot weerstand; waarschijnlijk is het kind niet gewend om zich in te spannen voor een opdracht en hebben ze weinig ervaring met fouten maken. Het is de kunst om leerlingen te helpen omgaan met de weerstand die dit kan veroorzaken.
3.2 Versnellen Wanneer bij een kind sprake is van een grote didactische voorsprong en maatregelen als compacten en verrijken onvoldoende zijn om 'onderwijs op maat' te bieden, is versnellen het overwegen waard. Omdat
het een ingrijpende onderwijsaanpassing betreft, is het van belang dat de keuze voor (of tegen) versnelling bewust genomen wordt en alle betrokkenen achter de beslissing staan.
Versnellen kan op verschillende manieren gebeuren: -
kinderen kunnen vervroegd naar groep 3 gaan;
-
twee groepen in één jaar doen;
-
een groep overslaan.
-
leerstof versnellen
Een reden om versnelling te overwegen is de grote didactische voorsprong (van bijna één jaar of meer). Zonder versnelling kun je een kind nauwelijks voldoende op zijn niveau aanspreken. Een kind doet dan amper mee met het reguliere programma en staat in dit opzicht volledig los van de groep. Niet versnellen levert twee problemen op: -
Een kind krijgt een uitzonderingspositie binnen de groep en dit kan zijn weerslag hebben op de ontwikkeling van het kind.
-
Er moet dan heel veel extra leerstof beschikbaar zijn om een kind een jaar lang (en waarschijnlijk langer) zinvol bezig te kunnen houden.
Een andere reden voor versnelling kan de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind zijn. Als een kind zich beter thuis voelt tussen oudere kinderen, en ook in sociaal-emotioneel opzicht verder is dan leeftijdgenoten, is versnelling een optie. Hierbij is het wel voorwaarde dat een kind de stof versneld kan doorwerken zodat er didactisch geen probleem gaat ontstaan.
Bij versnelling komt vaak de vraag naar voren of het kind er in sociaal-emotioneel opzicht wel aan toe is om in een hogere groep te functioneren (overigens komt deze vraag als het gaat om doublures meestal minder pregnant naar voren).
Een mogelijkheid is om een pedagogisch leerlingvolgsysteem in te voeren waarin je tijdens de hele schoolloopbaan door middel van observaties de sociaal-emotionele ontwikkeling volgt. Het blijft moeilijk te voorspellen wat de invloed van versnelling op het kind op de langere termijn zal zijn. Dit mag geen reden zijn om op voorhand van versnelling af te zien. Vaak is het zo dat hoogbegaafde kinderen niet alleen wat betreft hun cognitieve maar ook wat betreft hun sociaal-emotionele ontwikkeling voor liggen op leeftijdgenoten (een extra argument voor versnelling).
3.3 Compact afspraken taal en rekenen op de Wichelroede Op de Wichelroede werken we met de volgende compact afspraken op het gebied van taal en rekenen.
Taal -
De leerkracht geeft aan welke les er aan bod komt en of het een les is die in de toets getoetst gaat worden. Als dat het geval is doen de leerlingen mee met de instructie en de (korte) verwerking.
-
Komt de les niet terug in de toets dan werken de leerlingen verder volgens het routeboekje en gaan verder met de verrijkingsstof.
-
Deze toets telt mee voor de beoordeling.
Rekenen -
De leerlingen volgen de (korte) instructie van de leerkracht. Vervolgens werken ze verder in hun routeboekje.
-
De stof wordt aangeboden via het routeboekje van het SLO. In ieder blok van het routeboekje komt een toetstaak voor. Deze wordt gemaakt en nagekeken door de leerkracht (antwoorden staan in de handleiding).
-
Mocht het zo zijn dat het routeboekje nog te veel herhalingsstof bevat dan kan die stof in samenspraak met de leerling worden aangepast.
3.4 Verrijkingsmaterialen op de Wichelroede De tijd die vrijkomt door het compact maken van de stof wordt besteed aan verrijking en verdieping. In de bijlagen vindt u een overzicht per groep van de materialen die gebruikt worden.
3.5 Plusklas Omdat het voor hoogbegaafde kinderen belangrijk is om met ontwikkelingsgelijken (peers) samen te werken, is er op de Wichelroede een Plusklas. De plusklas zal 1 keer per week een uur plaatsvinden binnen het gebouw. De kinderen die via het SiDi 3 protocol gesignaleerd zijn zullen deelnemen aan deze plusklas. Hieronder staan de uitgangspunten van een plusklas.
-
homogene groep van echt hoogbegaafde kinderen (peers)
-
een deskundige leerkracht heeft de leiding (dit vergt kennis, maar ook het kunnen volgen van de denkprocessen van de leerlingen)
-
aandacht voor top-down leren
-
moeilijke leerstof
-
gericht op de aanpak – het proces is belangrijker dan het product
-
bewustwording bij de leerling van het eigen leerproces aanpak zelfstandig leren
3.5.1 Doelen van de plusklas De in onderstaande lijst genoemde doelen laten op hoofdlijnen zien waar het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in de plusklas zich op zou moeten richten. De doelen in deze lijst zijn daarom geordend in drie domeinen: leren leren, leren denken en leren (voor het) leven. De beschreven doelen zijn verschillend van gewicht. Ze zijn niet van vergelijkbaar niveau, maar wel allemaal belangrijk. Het werken aan doelen op al deze domeinen waarborgt een breed onderwijsaanbod waarmee recht wordt gedaan aan de specifieke leerbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen.
Bij het LEREN LEREN gaat het om het ontwikkelen van inzichten en vaardigheden die wezenlijk zijn voor het verwerven en toepassen van kennis. In dat proces zijn taakgerichtheid, doorzettingsvermogen en motivatie (kortom een goede werkhouding) van groot belang. In feite draait het hier om een drang tot permanent verder willen leren en ook plezier beleven aan het leren van nieuwe dingen. Daarbij is het uiteraard belangrijk dat je leerdoelen voor jezelf kunt formuleren en in staat bent een goede werkverdeling te maken in de tijd (kunt werken volgens plan) maar ook dat je in staat bent verschillende leerstrategieën (manieren van leren) in te zetten om informatie te verwerven en op te slaan, zodat later getoond kan worden wat geleerd is. Ook het kunnen reflecteren op het eigen leergedrag is van wezenlijk belang, want er valt zo ontzettend veel te leren, ook (of juist) als het niet helemaal zo gegaan is als je had verwacht. Leren leren Werkhouding Ik geef aan wat ik wil leren en waaraan ik wil werken Ik zet me in voor taken die ik moet uitvoeren Ik zet door wanneer iets niet direct lukt Ik houd mijn aandacht er goed bij als dat nodig is Ik werk zelfstandig als dat nodig is Ik zorg dat mijn werk er netjes en verzorgd uitziet Ik vraag op tijd hulp als ik ergens zelf niet uit kom Ik waardeer het leerproces ook als het resultaat tegenvalt
Werken volgens plan Ik formuleer leerdoelen voor mezelf Ik verken een onderwerp voor ik ermee aan de slag ga Ik weet welke stappen ik moet zetten en hoe ik deze moet uitvoeren Ik zorg dat ik het belangrijkste af heb voor de tijd om is Ik houd me aan mijn planning en stel deze bij als dat nodig is Ik kijk achteraf of mijn planning goed was en wat beter kan
Manier van leren Ik weet welke manieren van leren er zijn en welke manier mijn voorkeur heeft Ik zet de meest geschikte manier van leren in Ik verzamel geschikte informatie op verschillende manieren Ik bewaar informatie om het later te kunnen gebruiken Ik laat zien wat ik geleerd heb Ik licht mijn antwoorden toe en laat zo zien dat ik het begrijp Ik controleer of mijn leervraag voldoende beantwoord is
Bij het LEREN DENKEN gaat het om het ontwikkelen van en reflecteren op hogere denkvaardigheden. Hierbij gaat het om verschillende typen hogere denkvaardigheden, zoals het analytisch denken (waarbij het onder andere draait om het bepalen van de verhoudingen van verschillende delen ten opzichte van elkaar of ten opzichte van het grotere geheel), het creatief denken (waarbij het flexibel kunnen inspelen op nieuwe omstandigheden vraagt om een grote vindingrijkheid bij het ontdekken van nieuwe problemen en het oplossen ervan) en het kritisch denken (waarbij het onder andere gaat om het controleren van veronderstellingen en informatie, het vormen van een mening, het kunnen onderbouwen van die mening met argumenten en het kiezen van de meest geschikte oplossing).
Leren denken Analytisch denken Ik herken verschillen en overeenkomsten tussen dingen Ik zie het verband tussen waardoor iets komt (de oorzaak) en het gevolg ervan Ik zie de relatie tussen verschillende onderdelen binnen het grote geheel Ik maak ingewikkelde problemen gemakkelijker door ze op te delen in kleinere problemen
Creatief denken Ik ontdek nieuwe vragen of problemen Ik bedenk meerdere oplossingen voor een vraag of probleem Ik bedenk originele oplossingen voor een vraag of probleem Ik bedenk hoe ik bestaande ideeën in een nieuwe situatie kan toepassen Ik zet ideeën om in praktische oplossingen Ik neem afstand van een probleem om het even op me in te laten werken
Kritisch denken Ik ga na of mijn veronderstellingen kloppen Ik controleer of nieuwe informatie klopt en overeenkomt met informatie die ik al heb Ik onderscheid feiten van meningen en betrouwbare van niet betrouwbare bronnen Ik neem bij het vormen van mijn mening verschillende perspectieven mee Ik gebruik criteria om een mening te vormen Ik onderbouw mijn mening met argumenten Ik vraag door tot ik het echt begrijp Ik kies uit verschillende oplossingen de meest geschikte
Bij het LEREN (VOOR HET) LEVEN gaat het om het ontwikkelen van kennis, houding en vaardigheden op het intra persoonlijke en interpersoonlijke gebied. Inzicht in jezelf vormt de basis voor het leren (voor het) leven. Een positief zelfconcept, weten wat je sterke en minder sterke kanten zijn en daar op een goede manier mee om kunnen gaan (door bijvoorbeeld gepaste doelen te stellen, opbouwende kritiek en de consequenties van je keuzes te accepteren) zijn voorwaarden om jezelf in de tijd te kunnen blijven ontwikkelen. Daarnaast leidt een beter inzicht in jezelf tot een betere communicatie en meer bevredigende relaties met anderen. Goed kunnen omgaan met anderen betekent namelijk niet alleen dat je kunt leren van en met anderen, maar vooral ook dat je beseft welke rol je daar zelf in vervult en op welke manier het mogelijk is jezelf te blijven en dat te doen wat bij je past.
Leren (voor het) leven Inzicht in jezelf Ik ben trots op mijzelf en mijn werk Ik weet waar ik goed en minder goed in ben Ik maak gebruik van mijn sterke kanten en ik blijf ook werken aan dat waar ik minder goed in ben Ik doe de dingen zo goed mogelijk maar stel mijn eisen/doelen niet té hoog Ik vind het niet erg als ik niet meteen weet hoe iets moet of als iets niet meteen lukt Ik ga goed om met kritiek en flexibel met tegenslagen en begrijp dat ik hier iets van kan leren Ik weet wat ik wil en ik kies daar ook voor
Omgaan met anderen Ik blijf mijzelf in een groep: anderen kunnen aan mij zien en van mij horen wat ik ergens van vind en wat ik moeilijk vind en hoe ik me voel Ik houd rekening met de regels die voor de groep belangrijk zijn Ik werk samen met anderen als we samen meer kunnen bereiken dan alleen Ik maak anderen enthousiast om samen ergens een succes van te maken Ik verdeel de taken samen met anderen op een manier die voor iedereen goed werkt Ik ben in staat in samenwerking met anderen verschillende rollen en taken te vervullen Ik zie en begrijp goed hoe anderen ergens tegenaan kijken vanuit hun beleving Ik luister goed naar de ideeën van anderen en verdedig ook mijn ideeën Ik geef kritiek op een manier zodat de ander er ook iets aan heeft Ik presenteer de resultaten van mijn werk aan anderen op een manier die past bij mij én bij het doel van dat moment
De omschreven doelen zijn alle lange termijn doelen. Het zijn dus streefdoelen, die niet in één les of leeractiviteit gehaald kunnen worden. Wel zou het zo moeten zijn, dat elke les of leeractiviteit een bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling van één of een combinatie van deze doelen. Het zijn ankerpunten die leerkrachten houvast bieden bij het maken van inhoudelijke keuzen en uitwerkingen. Dergelijke lange termijn doelen gaan uit van een cyclisch niveau, wat betekent dat over alle leerjaren heen aan dezelfde doelen en vaardigheden wordt gewerkt. De opbouw zit hem meer in de complexiteit van inhouden en activiteiten (die worden moeilijker en abstracter) en in de mate van sturing door de leerling zelf (de leerling wordt steeds meer zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces).
3.6 Intermezzo Vanuit het samenwerkingsverband WSNS bestaat er de mogelijkheid om uw kind aan te melden bij Intermezzo. Intermezzo is een opvangklas voor leerlingen die door hun hoogbegaafdheid belemmerd worden in hun ontwikkeling en waarbij de geboden hulp van de basisschool en het Steunpunt Hoogbegaafde Leerlingen niet toereikend zijn.
Intermezzo is een ontmoetingsplaats voor hoogbegaafde leerlingen waar zij aanvullende leerstof krijgen aangeboden en door middel van oefeningen en opdrachten hun sociale vaardigheden oefenen. Intermezzo is voor de leerlingen vooral een ontmoetingsplaats met gelijkgestemden waarin in een kleine groep aangepaste leerstof wordt verwerkt. De deelname geldt voor een heel schooljaar. De inschrijving vindt jaarlijks plaats vóór 1 mei. De basisschool meldt een leerling aan.
Intermezzo bestaat uit minimaal 8 en maximaal 12 leerlingen. Leerlingen van alle basisscholen in Tilburg kunnen deelnemen aan het project. Voorwaarde is wel dat er sprake is van hoogbegaafdheid en dat de leerling bekend is bij het Steunpunt Hoogbegaafde leerlingen. De basisschool moet akkoord gaan met deelname. Van de ouders wordt een goede betrokkenheid verwacht en de bereidheid zelf het vervoer te regelen.
Om in aanmerking te komen voor Intermezzo moet de school al hulp geboden hebben aan het kind en zich hebben laten begeleiden door het Steunpunt hoogbegaafde leerlingen. De leerling moet voldoen aan de criteria van hoogbegaafdheid zoals geformuleerd op het aanmeldingsformulier van het Steunpunt hoogbegaafde leerlingen / WSNS. 20
Er wordt lesgegeven door een leerkracht / orthopedagoog met Echa –bevoegdheid. Het verschil met de plusklas op de Wichelroede en Intermezzo is dat om in aanmerking te komen voor Intermezzo de school handelingsverlegen is en er een hulpvraag moet zijn op orthopedagogisch gebied.
3.7 Toetsing Zowel de methodegebonden toetsen als de CITO toetsen zullen worden aangeboden op het groepsniveau.
Zit uw kind in de Plusklas dan zal er bij het rapport een inlegvel worden meegegeven waarop staat vermeld hoe de ontwikkelingen van uw kind in de Plusklas zijn en waar aan gewerkt wordt.
21
Literatuurlijst www.slo.nl
Betts, G.T. & Nijhart, M (1988). Profiles of the gifted and talented. Gifted Child Quartely,
Lammers van Toorenburg, W (2005) Hoogbegaafd, nou en? Uitgeverij Samsara
SLO (2007) “Hoogbegaafdenwijzer Basisonderwijs”‟
22
Bijlagen: Pluswerk afspraken
Tijdens: Rekenen Structuurrekenen Hoofdrekenen Cijferen
Taak:
Vervolgtaak:
Routeboekje Routeboekje Routeboekje
Rekentijger Plustaak Rekenen Rekentijger
Taal Methode lessen
Vanuit taaltoets les volgen
-
Plustaak taal Brienkrakers
Spelling Methode lessen
Vanuit dictee les volgen
-
Reis om de wereld Evolutie Ander project
Nieuwsbegrip/OVL Werken aan project
-
-
Tijdens rekenen werk je een deel in het routeboekje, daarna ga je aan de slag met een vervolgtaak. Taaltoets en dictee voorafgaand aan het blok maken. De onderdelen die je onvoldoende maakt, volg je de instructie mee in de klas. Kun je aantonen dat je de opdracht begrijpt en goed kunt uitvoeren, mag je verder met de vervolgtaken. Als je een vervolgtaak hebt gemaakt, kijk je deze na en vul je in op je logboek welke je gemaakt hebt.
23
Plusmateriaal
Groep 1-2
3
4
5
6
7
8
Materialen en sites http://kids.kennisnet.nl Ga naar: Wat Nou? Groep 4 t/m 8 www.rekenweb.nl Rekentijger 3a Plustaak Taal/ Lezen 3/4 http://kids.kennisnet.nl Ga naar: Wat nou? Groep 4 t/m 8 www.rekenweb.nl Rekentijger 4a Plustaak Taal/ Lezen ¾ http://kids.kennisnet.nl Ga naar: Wat nou? Groep 4 t/m 8 www.webkwestie.nl www.rekenweb.nl Acadin Rekentijger 5a Plustaak Taal/ Lezen 4/5 Plustaak Rekenen 5/6 Reis om de wereld http://kids.kennisnet.nl Ga naar: Wat nou? Groep 4 t/m 8 www.webkwestie.nl www.rekenweb.nl Acadin Rekentijger 6a/6b Plustaak Taal/ Lezen 5/6 Plustaak Rekenen 6/7 Reis om de wereld http://kids.kennisnet.nl Ga naar: Wat nou? Groep 4 t/m 8 www.rekenweb.nl www.webkwestie.nl Acadin Rekentijger 7a/7b Plustaak Taal/ Lezen 7/8 Plustaak Rekenen 7/8 Breinkrakers t/m kaart 16 Breinbrekers S/M/L/XL www.rekenweb.nl www.webkwestie.nl www.braintrainer.nl Acadin Rekentijger 8a/8b Plustaak Taal/ Lezen7/8 Plustaak Rekenen 7/8 24
Breinkrakers van 16 t/m 32 Op naar ’t VO deel 2 Topklassers natuurkunde Topklassers natuurverschijnselen Breinbrekers S/M/L/XL www.rekenweb.nl www.webkwestie.nl www.braintrainer.nl Acadin Voor groep 8 geldt: Als de kinderen in een nieuw boekje moeten gaan werken, mogen ze niet in het boekje schrijven. Is een beetje zonde van het dure materiaal
25