2014
Hoogbegaafdheid de Brug ANGELINE FONTEIN
2 Inhoudsopgave Visie hoogbegaafdheid ……………………………………………………………… pagina 3 Kenmerken van hoogbegaafdheid ………………………………………………… pagina 3 Begeleiding van de hoogbegaafde leerling……………………………………… pagina 7 Signalering…………………………………………………………………………………..pagina 8 Diagnostiek Aanpassen leerstof/groepsplan Vervroegde doorstroming Werkwijze groep 1 en 2 Voortgezet onderwijs en basisscholen Asteriks groep/ PCOAZ
1
Visie hoogbegaafdheid Er bestaat een grote diversiteit tussen leerlingen. Ze hebben elk hun eigen leertempo en specifieke talenten Ze hebben allen een verschillende thuissituatie en ze leggen allemaal een eigen leertraject af. De Brug ziet dat het bovengemiddeld intelligente kind een ander lesprogramma nodig heeft dan het gemiddelde kind. Het hoogbegaafde kind heeft een eigen leerstofaanbod en een eigen pedagogische benadering nodig. De Brug wil recht doen aan de individuele ontwikkeling die deze groepen kinderen nodig hebben. De Brug is van mening dat ook deze kinderen sturing nodig hebben. Sturing in de vorm van begeleiding, coaching en soms opdrachtgericht werken. De mate van sturing is afhankelijk van het vermogen tot zelfsturing van het kind. Deze kinderen worden niet geboren als jong volwassenen, met alle vermogens zichzelf aan te sturen, kant en klaar ingebouwd. Ook deze kinderen moeten zich ontwikkelen en groeien om te kunnen bloeien.. De visie van De Brug op de ontwikkeling van het (hoog) begaafde kind is samen te vatten in de opvatting dat het (hoog) begaafde kind recht heeft op een onderwijsvorm die aansluit bij zijn behoeften en zijn verstandelijke vermogens, waarbij recht gedaan wordt aan de wijze waarop deze kinderen zich ontwikkelen.
Kenmerken van hoogbegaafdheid: Hoogbegaafde leerlingen: -
Verschillen van elkaar w.b. persoonlijkheidskenmerken Verschillen in sociale status en vaardigheden Kunnen het goed doen op school, wanneer in de leerstof ruimte is voor differentiatie Vertonen niet per definitie storend gedrag, ze vragen om begrip Zijn cognitief sterk Moeten ook leren leren Hebben ouders die bij de school betrokken moeten worden Kunnen meedenken in hun eigen leerproces, hebben hier een mening over en inzicht in
Wie noemen we hoogbegaafd? -
Hoge IQ score (Gausscurve – IQ >130) Hoge schoolprestaties Hoge creativiteit/zelfstandigheid/specifieke vaardigheden
Manieren van signaleren: -
Ouderinformatie! Observatie in de klas Informatie van collega´s, dossierinformatie (LVS) Groepsscreening
2
Profielen van hoogbegaafde leerlingen: 1. Zelfstandige leerlingen: - schoolresultaten passen bij de capaciteiten - goede sociale vaardigheden - werkt zelfstandig - heeft zelfvertrouwen - is optimistisch -ontwikkelt eigen doelen - werkt zonder behoefte aan bevestiging - werkt enthousiast voor passies - is creatief - neemt risico´s - leert van fouten
2.
Succesvolle leerlingen:
- goede schoolprestatie - zelfbeeld is positief - is perfectionistisch - zoekt bevestiging - vermijdt risico - bang om fouten te maken - accepteert/conformeert - is afhankelijk - doet wat gevraagd wordt 3. Creatieve leerlingen (uitdagend): - corrigeert de leerkracht - stelt regels ter discussie - is eerlijk en direct - heeft stemmingswisselingen - vertoont inconsistente werkwijzen - slecht zelfcontrole - is snel verveeld - is creatief - is actief - houdt van discussie - komt op voor eigen opvattingen - is competitief 4. Onderduikende leerling: - ontkent begaafdheid - doet niet mee aan speciale programma’s - vermijdt uitdagingen - zoekt sociale acceptatie - onzeker, gevoelens van “schuld” - vindt zichzelf niet de moeite
3
5. Twice/Multi exceptional (leer-, gedragsproblemen): - learned helplessness - intense frustratie en boosheid - werkt inconsistent - stemmingsproblemen - presteert gemiddeld of minder - sneller ontmoedigd - verstoort/ reageert af - laag zelfbeeld 6. At Risk leerling (drop out): - neemt onregelmatig deel aan onderwijs - reageert niet op beloningen - maakt taken niet af - zoekt buitenschoolse uitdagingen - verwaarloost zichzelf - isoleert zichzelf - is creatief - bekritiseert zichzelf en anderen - verstoort, reageert af - werkt inconsistent - presteert gemiddeld of minder - is defensief - laag zelfbeeld Onderpresteerders: - At Risk leerlingen - Uitdagende leerlingen - Onderduikende leerlingen - Succesvolle leerlingen Wat is onderpresteren? Onderpresteren is een grote discrepantie tussen schoolprestaties en uitingen van de echte bekwaamheid, zoals die naar voren komen in observaties van leerkracht en ouders of in metingen wat betreft prestatie, creativiteit of intelligentie. Kan een gevolg zijn van een leer- en/of ontwikkelingsstoornis. Heeft verschillende kanten: - zichtbaar en onzichtbaar: soms zie je de vele mogelijkheden van een kind; soms zie je een muur van apathie en onverschilligheid. - chronisch en situationeel: Overal en altijd of alleen op school. De resultaten nemen af of zijn zeer wisselend. Het kind weet veel dingen die het niet in de klas geleerd heeft. Het kind maakt fouten bij makkelijke opdrachten, maar presteert opmerkelijk beter bij moeilijkere opdrachten. Het kind wordt als lastig ervaren of als heel dromerig. Het kind werkt langzaam.
Wat kun je doen? Basis: - compacten en verrijken
4
- versnellen - speciale school Daarnaast: begeleiden, mee laten denken over een programma; uitdagen
Begeleiding van de hoogbegaafde leerling: - De lln mee laten denken over extra programma: bespreken van het materiaal, betrekken in de planning, geen vrijblijvende opdrachten. - De leerkracht denkt mee met de lln: op welk spoor zit de lln en waar wil hij/zij heen?; waar wil de leerkracht heen en hoe krijg je de lln mee? - uitdagen tot wringmomenten (hoe kan het anders?) en zo komen tot leren leren (goed realiseerbaar d.m.v. spellen). Wanneer psychologisch onderzoek? Liever signaleren en actie in de klas, al zijn er momenten waarop onderzoek uitkomst kan bieden: - handelingsverlegenheid bij lk., gedrag dat zeer naar buiten gericht is. - twijfel over het gedrag: wat is de oorzaak, over- of onderschatten van de lln. - verschillen in gedrag in de thuis- of schoolse situatie - zorgen over niet lekker in haar/zijn vel zitten i.c.m. kenmerken Het opstellen van een individueel plan van aanpak Voor hoogbegaafde leerlingen leggen wij de te nemen maatregelen vast in het groepsplan. Indien dit niet volstaat wordt er voor het kind een individueel begeleidingsplan opgesteld. Dit plan wordt opgesteld door de groepsleerkracht in samenspraak met de IB, de ouders en de leerling. Het groepsplan en/of individueel begeleidingsplan wordt periodiek geëvalueerd door de leerkracht en zal besproken worden met de IB en zo nodig bijgesteld. Bovendien worden de hoogbegaafde kinderen in de leerlingbespreking en in het IB overleg besproken. Vanzelfsprekend wordt de aanpak geregeld besproken met de leerling en met de ouders. Signalering Het is belangrijk om zo vroeg mogelijk in de schoolloopbaan te signaleren of een leerling eventueel hoogbegaafd zou kunnen zijn om zo proberen te voorkomen dat zich allerlei problemen gaan ontwikkelen. Bij een goede signalering zal het slechts in een beperkte mate noodzakelijk zijn om een intelligentie onderzoek te verrichten. Het zal veelal mogelijk zijn om door belangrijke informatie over een leerling te verzamelen te kunnen bepalen of het waarschijnlijk is dat een leerling kan komen tot prestaties op hoogbegaafd niveau en om te bepalen of een aangepast onderwijsaanbod noodzakelijk is. Signalering is een continu proces, dat start bij de binnenkomst in groep 1 en doorgaat gedurende de hele schoolloopbaan en extra aandacht krijgt bij twijfel en / of signalen van de ouders. Tevens dient speciale aandacht besteed te worden aan de signalering van onderpresteerders omdat bij deze leerlingen een specifieke benadering noodzakelijk is. De leerkracht heeft over het algemeen de meest centrale rol in het signaleringsproces. Dit betekent dat iedere leerkracht binnen de school op de hoogte moet zijn van wat hoogbegaafdheid is en hoe er gesignaleerd kan worden. Er zijn diverse signaleringslijsten beschikbaar die kunnen helpen bij het opsporen van hoogbegaafde kinderen.
5
Er zijn situaties waarbij we blijven zitten met enige onzekerheid. In dat geval kan er meer informatie verkregen worden door een gericht diagnostisch onderzoek.
Diagnostiek Een kleine groep leerlingen komt in aanmerking voor een diagnostisch onderzoek, soms zijn leerlingen al gediagnostiseerd en komen met deze diagnose de school binnen. Als er een onderzoek zal plaatvinden is de reden dat wij handelingsverlegen zijn. De IB stelt per kind vast welke onderzoeken nodig zijn. Er zijn verschillende vormen van onderzoek: Didactisch onderzoek en richt zich op de didactische voorsprong van de leerling. Het vaststellen heeft den doel dat we het onderwijs qua niveau kunnen aanpassen. Psychodiagnostisch onderzoek; heeft betrekking op het vaststellen van het intelligentieniveau, dit onderzoek kan alleen gedaan worden door een deskundige met testbevoegdheid, Diagnostiek bij onderpresteerders. Het is vaak lastig om een betrouwbaar beeld te krijgen van hu didactisch niveau. Soms kan alleen extern onderzoek duidelijkheid verschaffen. Het opstellen van een plan van aanpak Voor hoogbegaafde leerlingen leggen wij de te nemen maatregelen vast in het groepsplan. Indien dit niet volstaat wordt er voor het kind een individueel begeleidingsplan opgesteld. Dit plan wordt opgesteld oor groepsleerkracht in samenspraak met IB en eventueel ouders en/of leerling. Het groepsplan wordt periodiek geevalueerd door de leerkracht en zal besproken worden met de IB en zo nodig bijgesteld. Kinderen krijgen in de groep verrijkingsstof. Vervroegde doorstroming Als overwogen wordt een leerling eerder dan gebruikelijk naar een volgende groep te laten doorstromen vinden we het belangrijk dat die keuze gebaseerd moet worden op: · de resultaten van het kind op school (van de toetsen en vooral de Cito-toetsen) · de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind · het niet meer in staat zijn om het kind voldoende uitdagingen te kunnen bieden in de huidige groep en daardoor ook het optreden van verveling bij het kind · In sommige gevallen ook naar de werkhouding van het kind (motivatie/inzet). Wij vinden dat er grenzen gesteld moeten worden aan het aantal keer dat een leerling vervroegd door kan stromen, omdat er voldoende aansluiting moet blijven/zijn bij de nieu groep zowel op cognitief, maar vooral ook op sociaal-emotioneel gebied. Als het besluit tot vervroegde doorstroming genomen gaat worden vinden wij het noodzakelijk dat de volgende partijen daarbij betrokken zijn:
· Ouders van het kind · Leerkracht(en) · IB-er · Leerling zelf · Directie · Orthopedagoog.
6
Als een leerling vervroegd is doorgestroomd moeten de volgende dingen goed in de gaten gehouden worden: · Sociaal-emotionele ontwikkeling · Of het kind voldoende aansluiting in de nieuwe groep vindt; zowel op sociaal emotioneel gebied als op cognitief gebied. Als een leerling vervroegd doorstroomt is er tijdelijk de behoefte om collegiale ondersteuning te krijgen van bijvoorbeeld de IB-er. Dit met uitzondering van kinderen die vervroegd doorstromen van groep 1 naar groep 2. Als een kind binnen de kleutergroep vervroegd doorstroomt is dit praktisch goed uitvoerbaar doordat wij op school met gecombineerde kleutergroepen werken (groepen 1/2). De ondersteuning zal op de volgende gebieden wenselijk zijn: · Cognitief: welke leerstof en uitdagingen zijn het beste voor dit kind? Welke leerlijn gaat het kind volgen? · Indien nodig ook ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied. Kijken naar de beste manier om een kind in de nieuwe groep te laten wennen. Wij besluiten pas tot vervroegde doorstroming als een kind in de huidige groep niet voldoende uitdagingen vindt op cognitief gebied, in staat is om op hoogbegaafd niveau te presteren én als het kind de overgang naar een volgende groep sociaal-emotioneel aankan (met eventueel begeleiding/ondersteuning daarin/daarbij). Werkwijze in groep 1 en 2 Bij kleuters spreken we nog niet van hoogbegaafdheid, maar van leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong geven signalen af die zicht geven op die ontwikkelingsvoorsprong. Deze signalen kunnen zichtbaar worden op vier ontwikkelingsgebieden: Cognitief: deze kleuters lopen veelal voor t.a.v. hun taal- rekenvaardigheden, maar ook op andere punten binnen de cognitieve ontwikkeling kan een voorsprong te zien zijn. T.a.v. hun taalvaardigheden horen we dat zij zinnen formuleren die ver boven hun leeftijdsniveau liggen. Het algehele taalgebruik is complexer, de zinsopbouw moeilijker en ze gebruiken veelal ook moeilijke woorden waaraan ze de juiste betekenis kunnen verlenen. Vaak zie je dat deze kleuters is staat zijn om een samenhangend verhaal te vertellen en begin midden eind kunnen onderscheiden in een verhaal. T.a.v. de rekenvaardigheid kunnen deze kleuters vaak op 4 jarige leeftijd niet alleen al tellen, maar hebben ook voldoende getalbegrip zodat zij zich ook kunnen voorstellen wat er met een getal bedoeld wordt. Eerder dan andere kinderen kan deze kleuter begrippen als meer, minder en evenveel hanteren. ·Motorisch: ouders vertellen vaak over deze kinderen dat zij bepaalde ontwikkelingsfasen overgeslagen lijken te hebben. (bijv. het kruipen). In de groep zien we dat deze kinderen op jonge leeftijd met “ kleine” lego kan bouwen, op een goede manier zijn potlood vast houdt en zich soepel beweegt. Kinderen die hoogbegaafd zijn hoeven niet per definitie een motorische voorsprong te hebben en kinderen met een motorische voorsprong zijn niet altijd hoogbegaafd. Hierbij spelen meerdere factoren een rol. ·Sociaal en emotioneel: kinderen die cognitief ver vooruit lopen op hun leeftijdsgenoten, kunnen ook sociaal emotioneel vooruit lopen. Dit uit zich met name
7
in de vriendschapsverwachtingen van het kind en in de behoefte en het vermogen zich sterk aan te passen aan de groepsnorm.
Ontwikkeling van de niet – cognitieve schoolse vaardigheden: kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong lijken eerder dan andere kleuters zich goed op hun taak te kunnen concentreren en dat zij veelal over een zelfstandigheid met betrekking tot het werk beschikken die dan bij andere kleuters nog minder ver ontwikkeld is. Uitzondering hierop is als de leerling werk moet doen wat ver beneden zijn niveau is; dan lijkt het kind zich absoluut niet meer te kunnen concentreren. Een eventuele IQ test is niet altijd even betrouwbaar op deze leeftijd. Bij leerlingen in groep 1 en 2 kan in principe wel didactisch onderzoek gedaan worden (intern). Hiervoor zou het leerlingvolgsysteem van CITO gebruikt kunnen worden. In groep 1 en 2 wordt over het algemeen nog niet gewerkt met methoden zoals dat in groep 3 t/m 8 gebeurt. In groep 1 en 2 zijn dan ook andere maatregelen noodzakelijk om het leerstofaanbod aan te passen aan de behoefte van hoogbegaafde kleuters. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat: - Individuele aanpak noodzakelijk is omdat er tijdens de kleuterfase enorme niveauverschillen tussen kinderen kunnen zijn. - Veel kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong graag willen lezen en schrijven. Dat betekent dat wij aan kleuters met een duidelijke didactische voorsprong andere opdrachten zullen aanbieden. We kijken hierbij goed naar de behoefte van de leerlingen. Mogelijkheden zijn: · Wij gaan leerstof aanbieden uit groep 2 voor leerlingen van groep 1 en leerstof van groep 3 voor leerlingen uit groep 2. Hierbij kijken we altijd naar de behoefte van het kind. · Wij gaan vervangende activiteiten op een ander gebied aanbieden. Bijvoorbeeld allerlei vormen van constructiemateriaal en het werken op de computer. · Eventueel zou er aan vervroegde doorstroming naar groep 3 gedacht kunnen worden. Onder verdieping en verbreding in de kleutergroep moet een aanbod worden verstaan waarbij de hele ontwikkeling van de kleuter uitgebreid aandacht krijgt. Verbredingmateriaal kan een mogelijkheid zijn, maar in de kleutergroep is vaak materiaal aanwezig dat zich uitstekend leent voor een verdiepend leerstofaanbod. Het is belangrijk dat de leerkracht hierbij goed kijkt naar wat de leerling gedaan heeft en met de leerling evalueert. Onderpresteren Onderpresteren is het langdurig minder presteren dan op grond van iemands capaciteiten verwacht zou mogen worden. Het heeft bij onderpresteerders geen zin om van de leerling te vragen of hij eerst zijn werkhouding verandert of betere prestaties levert, voordat je het onderwijsaanbod verandert. Zijn gedrag verandert pas als je de leerling aanspreekt op zijn niveau. Belangrijk is te realiseren waar nu eigenlijk de motivatie van een hoogbegaafde leerling vandaan komt. Er kan onderscheid gemaakt worden in intrinsieke en extrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie is de drive die een kind van binnenuit heeft. De oorspronkelijke drang om prestaties te leveren. Met als gevolg een pijlsnelle cognitieve ontwikkeling. De extrinsieke motivatie is die van de beloning die op het kind wacht als hij iets heeft gepresteerd. Deze benadering (je mag op de computer als je weinig fouten maakt) werkt bij hoogbegaafde kinderen niet of nauwelijks. Wij moeten ons dus vooral richten op het aanspreken van de intrinsieke motivatie. Dat betekent dat wij: · Het kind moeten nemen zoals het is. Respecteren en accepteren van zijn hoogbegaafdheid. Dus in de praktijk er naar handelen en een eigen onderwijsaanbod
8
geven dat inspeelt op zijn daadwerkelijke kennisniveau en uitgaan van zijn eigen leerstrategieën. · Het kind dagelijks laten ervaren dat jij als leerkracht/mens van mening bent dat hij / zij zelf keuzes kan maken. Een vrijheid in gebondenheid omdat het wel moet passen binnen de grenzen van het mogelijke. · Het kind moet leren zijn eigen doelen te stellen, die door ons zo effectief mogelijk worden ondersteund. Signalen van onderpresteren: Positief: · Begrijpt en onthoudt moeilijke informatie wanneer het wel geïnteresseerd is · Leest veel of verzamelt in zijn vrije tijd op andere manieren veel informatie · Presteert significant beter op mondelinge dan op schriftelijke overhoringen · Kent veel feiten en heeft een grote algemene ontwikkeling · Komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat · Is creatief en heeft een levendige verbeelding · Ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten · Heeft een brede belangstelling en vindt het leuk om dingen te onderzoeken · Is gevoelig Negatief: · Presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau) · Heeft zijn huiswerk niet af of slecht gemaakt · Is vaak ontevreden over zijn eigen prestatie · Heeft een hekel aan automatiseren · Vermijdt nieuwe leeractiviteiten uit angst om te mislukken · Heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend en onverschillig zijn · Doet niet graag mee aan groepsactiviteiten, heeft het gevoel dat niemand hem mag · Is minder populair bij leeftijdsgenootjes. Zoekt vrienden onder gelijkgestemden · Doelen worden door het kind te hoog gekozen zodat falen hieraan geweten kan worden · Is snel afgeleid en impulsief · Staat afwijzend of onverschillig tegenover school · Wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn · Neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden of wijt mislukken aan anderen · Verzet zich tegen autoriteit Het begeleiden van onderpresteerders is van groot belang. Daarin zijn verschillende stappen te onderscheiden: Stap 1: bepalen hoe ernstig het is dat de leerling onder presteert. Dit in overleg met ouders, leerkracht, IB en kind Stap 2: bepalen van reden van onderpresteren Stap 3: vaststellen juiste didactische niveau van de leerling Stap 4: samenstellen van evenwichtig onderwijsaanbod Stap 5: kijken welke leerstrategieën het kind heeft en daarbij aansluiten Stap 6: houding van leerkracht, begeleiding leerling en acceptatie door groepsgenoten Periodieke evaluatie van de genomen maatregelen De evaluatiefase is de laatste, doorlopende fase in het proces van leerlingbegeleiding. Iedere periode (aangegeven op het begeleidingsplan) evalueert de leerkracht in overleg met de IB-er het plan van aanpak. Ook in de groepsbespreking worden de hoogbegaafde kinderen besproken. In het begin zal dat vaker gebeuren. Daarnaast zal de leerkracht met de ouders periodiek de voortgang bespreken. De leerkracht bespreekt de voortgang ook met de
9
leerling. Tijdens deze gesprekken worden alle gegevens en afspraken zoveel als mogelijk schriftelijk vastgelegd en opgenomen in dossier. Hierin moet duidelijk verwoord zijn wat onze doelstelling voor de komende weken per kind is en wat we willen bereiken met de gekozen aanpak. Tijdens evaluatiegesprekken komen de volgende punten aan bod: 1. Nalopen van de afgesproken werkwijze 2. Zijn er knelpunten opgetreden? 3. Zijn de doelstellingen bereikt? Met ingang van het cursusjaar 2012-2013 gaan wij op De Brug de Pittige Plus Torens aanbieden aan onze Plusleerlingen. Dit document beschrijft het beleid hieromtrent en een aantal praktische zaken. De pittige plustorens op de Brug. De Pittige Plus Torens zijn geschikt voor alle plusleerlingen, zowel voor meer als hoogbegaafde leerlingen (IQ vanaf ongeveer 115) De leerlingen moeten kunnen lezen om de Peper projecten zelfstandig te kunnen uitvoeren. De Peperprojecten hebben als doel: het stimuleren van de individuele creativiteit, motivatie, doorzettingsvermogen en de performale activiteit van Pluskinderen, ieder op zijn eigen niveau. Met de projecten leren de kinderen o.a. hoe ze gestructureerd hun eigen ideeën kunnen omzetten in een tastbaar en presenteerbaar eindresultaat. Met de Peperprojecten leren de kinderen ook grondig onderzoeken, het structureren en plannen van activiteiten en het goed vormgeven en presenteren van eigen ideeën en creaties aan derden. Criteria Kinderen die gaan werken met de Pittige Plustorens: ® Hebben A scores voor de CITO toetsen (tenzij het onderpresteerders zijn). ® Zijn gemotiveerd om buiten de groep aan opdrachten te werken. ® Vertonen geen gedragsproblemen bij het werken in een kleine groep of bij het werken buiten de eigen klas. ® Kunnen goed zelfstandig werken. ® Hebben een hoog technisch leesniveau (in vergelijking met het gemiddelde niveau van de groep). Leerkracht en IB bepalen samen welke kinderen mee gaan doen met de Pittige Plus Torens. De leerkracht bespreekt dit met de kinderen en de ouders van deze kinderen. In principe blijven de kinderen gedurende hun hele schoolloopbaan werken met PPT. Voor de beoordeling volgen we de handleiding van de PPT. Gang van zaken invoering 2012-2013 Tijdens personeelsvergadering uitleg aan de leerkrachten door IB over de werkwijze van de PPT. Bespreking over welke kinderen het team vindt die in aanmerking moeten komen. Uitvraag aan het team naar kinderen die in aanmerking komen voor de PPT. Gesprekken met leerkrachten en IB over de aanmeldingen van kinderen. Leerkrachten houden gesprekken met de ouders van de aangemelde kinderen. Lessen PPT , het maken van afspraken met de kinderen en een rooster wordt gemaakt. Het houden van presentaties Vaak moeten de kinderen als afsluiting een presentatie houden in hun klas. Kinderen moeten dit zelf plannen in overleg met de leerkracht. De leerkracht beoordeelt de presentatie en koppelt dit terug naar de begeleider. Implementatie
10
We hebben gekozen voor een structurele inzet. Dit betekent dat we tijd vrij maken in het rooster van de leerling. De leerlingen krijgen voldoende aaneengesloten tijd om aan de Peperprojecten te werken (minimaal 45 minuten per week). Evaluatie met kinderen en IB naar aanleiding van project en met ouders tijdens gesprekken. Na invoering in schooljaar 2012-2013 is er mee gewerkt i 2013-2014. In verband met de formatie toen was het mogelijk om een leerkracht hiervoor vrij te roosteren op vrijdagochtend. Schooljaar 2014-2015. Start van het project PPTorens na de herfstvakantie. Iedere donderdagochtend is Arjan van Sprang les vrij om deze groep kinderen te begeleiden. Voortgezet onderwijs en basisscholen Zwijndrecht Sinds twee jaar is er een samenwerking met het DevelsteinCollege en onze basisschool op het terrein van onderwijs aan leerlingen die meer aan (zouden) kunnen. De belangrijkste doelen van deze samenwerking zijn het verkrijgen van een goede aansluiting tussen groep 8 naar de brugklas en het bieden van geschikt en vooral uitdagend onderwijs voor deze leerlingen. Afgelopen seizoen heeft een aantal groep 8 leerlingen van verschillende basisscholen een serie lessen in het vak science gevolgd op het DevelsteinCollege. Naar aanleiding van de positieve bevindingen is het aantal vakken voor dit seizoen uitgebreid naar drie, te weten Frans, geschiedenis en science. De lessenseries zullen vanaf medio februari starten. Iedere lessenserie bestaat uit 5 bijeenkomsten van ongeveer 100 minuten en vindt eens per drie weken plaats op het DevelsteinCollege. In de tussenliggende weken zal er ongeveer 1,5 uur maak- en leerwerk per week voor het vak uitgevoerd moeten worden. Dit gebeurt onder schooltijd en onder begeleiding van … . Asteriks en PCOAZ In het schooljaar 2013-2014 is PCOAZ de Asteriks groep gestart. In Zwijndrecht hebben wij twee Asterisk* groepen en in Alblasserdam één met meer getalenteerde leerlingen uit groep 7 en 8 van diverse PCOAZ scholen. Meer getalenteerde leerlingen hebben een andere onderwijsbehoefte dan de ‘gemiddelde’ leerling, zoals bijvoorbeeld verrijking van lesstof door verbreding en verdieping. PCOAZ scholen voorzien in deze behoefte door specifieke aandacht in de eigen klas, maar daarnaast dus ook in een aparte groep vanuit de Stichting. Zo wordt het onderwijs aan deze doelgroep niet alleen op de eigen school, maar op alle scholen gezamenlijk op dezelfde manier aangepakt. Beleid Een van de uitgangspunten van passend onderwijs is dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen en dat scholen hun onderwijs afstemmen op verschillen tussen leerlingen. Het gaat dan niet alleen om kinderen die minder goed of juist gemiddeld presteren, maar ook om talentvolle leerlingen en (hoog)begaafden. PCOAZ benadrukt dat ieder kind zijn eigen talent heeft en dat we dat graag ontdekken en ontwikkelen. Met ons beleid op dit gebied dagen we meer getalenteerde leerlingen enerzijds uit tot het leveren van bij hun vermogens passende cognitieve prestaties en anderzijds werken we aan hun (soms specifieke) sociaal emotionele ontwikkeling. Onze uitgangspunten: Speciaal geschoolde leerkrachten met affiniteit met meer getalenteerde kinderen Waarborgen van doorgaande leerlijn (afstemming van aanbod in eigen klas en in Asterisk* groep) Aanpassen aan leerstijl en instructiebehoefte van elke leerling door middel van flexibel leerplan
11
Samenwerkend leren: samenwerking en ondersteunen van elkaar door alle betrokkenen, leerkrachten, ouders en leerlingen, ook leerkrachten onderling en leerlingen onderling, ouders zijn partners in het onderwijsproces Geschikte materialen voor een uitdagende leeromgeving Asterisk* locaties Asterisk* leerlingen krijgen één ochtend per week les in een vaste ruimte. Vanaf begin oktober 2013 zijn in Zwijndrecht in de Julianaschool twee Asterisk* groepen gestart van 10-12 leerlingen per groep. Voor leerlingen van onze drie scholen in Alblasserdam zal vanaf januari 2014 een groep starten in basisschool De Schalm. Op termijn worden de groepen uitgebreid naar meer leeftijdsgroepen. Asterisk* lessen De lessen worden gegeven door speciaal geschoolde leerkrachten die al ervaring hebben met lesgeven aan meer getalenteerde leerlingen, zoals dat tot nu toe op een aantal scholen al werd gedaan. Voor de inhoud van de lessen werken we samen met Wetenschapsknooppunt Erasmus Universiteit Rotterdam, een netwerk voor wetenschap en onderzoekend leren in het onderwijs, gericht op kinderen van 8-14 jaar. In het begin zal er aandacht zijn voor de vakken economie en geneeskunde, andere mogelijkheden kunnen zijn: filosofie, psychologie, etc. De Asterisk* groepen hebben al een startcollege gevolgd op de Erasmus universiteit. Vanuit de universiteit zullen met regelmaat gastlessen gegeven worden op onze eigen locatie. Er kunnen excursies plaats vinden, passend bij het lesaanbod. Deelname Als het vermoeden bestaat dat er bij een leerling sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong, hoge intelligentie of begaafdheid, worden er, afhankelijk van de specifieke situatie, een aantal stappen gezet om te bepalen of de leerling voldoet aan de selectiecriteria om deel te nemen aan de Asterisk* groep. Dit gaat in overleg met ouders, zij moeten toestemming geven voor deelname. De deelname van een Asterisk* leerling wordt na een aantal maanden geëvalueerd. De leerkracht van de Asterisk* groep bepaalt of een leerling in de groep blijft of niet. Asterisk* symbool De naam Asterisk verwijst naar het Griekse woord ‘ster-achtig’ en is een typografisch symbool in de vorm van een ster met vijf of zes punten. Een mooi symbool voor de Asterisk* groep. Asterisk* leerlingen komen, net als deze ster, uit alle richtingen samen om samen te praten, te leren en te werken. Deze kinderen hebben een brede interesse in diverse richtingen.
12