HOL L A NDS
Maa ndblad inhoud no. 4 – 2014 vijf-en-vijftigste jaargang • nummer 797 april 2014 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Hollands Maandblad Beurzen Redactioneel – Deze maand Wim Brands – Gedicht Emma Burns – De grote nee Co Woudsma – Gedichten Wytske Versteeg – Redding Marc Tritsmans – Gedichten Florus Wijsenbeek – Straatsburg moet blijven Giovanni della Chiusa – Stilleven Delphine Lecompte – Drie hele korte verhalen Hans van den Bergh – Goddelijke aardsheid Guus Luijters – Gedicht Thomas Heerma van Voss – Bijna niets Laurens van Krevelen – Het surrealisme en de muziek Emanuel Overbeeke – Repliek Tekeningen Elise van Iterson Auteurs in dit nummer Colofon
hollands maandblad beurzen
* * * Redactie, redactieraad en uitgever van Hollands Maandblad, tezamen met het bestuur van de Stichting Hollands Maandblad, hebben het genoegen mede te delen dat tijdens een feestelijke bijeenkomst te Amsterdam op 17 april 2014 de Hollands Maandblad Beurzen 2013/2014 zijn uitgereikt aan de laureaten. Op voordracht van redactieraad & redactie werden de volgende mede werkers van Hollands Maandblad aangewezen als winnaars: Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs – Categorie poëzie & proza olga kortz
*
Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs – Categorie proza jochem van den dijssel
*
Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs – Categorie proza & poëzie emma burns De Hollands Maandblad Beurzen worden jaarlijks uitgereikt aan jonge c.q. debuterende auteurs die in de voorafgaande jaargang in Hollands Maandblad hebben gepubliceerd. De beurzen zijn beschikbaar voor elk der drie terreinen waarop Hollands Maandblad zich sedert de oprichting door K.L. Poll in 1959 (als toen nog Hollands Weekblad) een vooraanstaande plek in het Nederlandse literaire landschap heeft verworven: proza, poëzie en essayistiek. De Aanmoedigingsbeurzen betreffen een bedrag van 1500 euro. Ze zijn behalve als a anmoediging bedoeld om ook in materiële zin het schrijverschap van de b ekroonde auteurs te stimuleren en tegelijkertijd bij te dragen aan de bestendiging van de band tussen de laureaten en het Hollands Maandblad.
*
De Hollands Maandblad Beurzen worden mogelijk gemaakt door de Stichting Hollands Maandblad en uitgeverij Nieuw Amsterdam.
* * * Verdere informatie over de Hollands Maandblad Beurzen is te vinden op www.hollandsmaandblad.nl.
Deze maand Dichters menen dat deze maand de wreedste is van alle maanden, maar er lijkt reden genoeg om aan deze opvatting te twijfelen. April is immers lang niet altijd gemelijk en wraakzuchtig, en soms schenkt zij zelfs precies datgene waar wij naar hunkeren: inzicht in het moderne leven. Neen, hunkeren is een te groot woord om te gebruiken in een klein tijdschrift. Laten we het erop houden dat deze maand antwoorden gaf op vragen die nooit in ons zouden zijn opgekomen. Deze maand deed zulks met gulle hand, maar als men er over nadenkt, is misschien wel elke maand even vrijgevig, doch wordt zij in die goedertierenheid gehinderd door ons gebrek aan oplettendheid. Zo leerden wij dat onder de oppervlakte van het moderne leven, die lijkt voort te kabbelen met de kalme golfslag van goedgelovigheid, infantiliteit, public relations bluf en pathologisch gebrek aan zelfkritiek, een diep geestesleven kolkt. Misschien moet ik zeggen ‘bruist’, want dat is een eigentijds woord, dat dan wel niets betekent, maar wel heeft geleid tot een door de overheid betaald onderzoek waarin wetenschappelijk is vastgesteld dat de miljoenen aan subsidies die de afgelopen jaren zijn besteed om in ‘bruisende stadskernen’ even ‘bruisende cultuurhuizen’ op te richten om tot een ‘bruisend intellectueel leven’ te komen, geen enkel merkbaar resultaat hebben opgeleverd. Dat is geen wonder, want gebrek aan bruisend geestesleven is deel van onze volksaard, en dit wil geenszins zeggen dat er geen diepten loeren onder de oppervlakte. Zo luidde de inspectie van het onderwijs deze maand de noodklok over het peilloos gebrek aan motivatie bij Nederlandse scholieren. De inspectie noteerde dat Nederlandse kinderen onderwijs ‘louter als een plicht’ ervaren. Wij wisten al dat nergens in de ontwikkelde wereld leerlingen minder schik hebben in wiskunde en le-
zen. Maar de inspecteurs ontdekten tevens dat in Nederland leerlingen tijdens heel veel lessen ‘met iets anders bezig zijn’. Men concludeerde danig geschrokken dat bij jongeren ‘de motivatie wegzakt als ze weten dat ze voor een opdracht geen cijfer krijgen’ en ook anderszins ‘gaan ze niet tot het uiterste: een zes vinden ze genoeg’. Hier rijst de vraag: is het ooit anders geweest? Gaat de meeste schooltijd niet voorbij in een waas van ‘met iets anders bezig zijn’? Non scholae sed vitae discimus, wij leren niet voor de school maar voor het leven, wisten de ouden reeds, en wie zijn wij om ze tegen te spreken? Gelukkig heeft de Algemene Rekenkamer inmiddels bericht dat veel rapporten over de kwaliteit van het onderwijs ‘niet optimaal’ zijn. Zo rest opnieuw de slotsom dat er weinig anders opzit dan voorwaarts te struikelen door de mist van de werkelijkheid. Byron schreef ooit: ‘Wie van het bestaan de kindertijd aftrekt (dat is alleen maar vegeteren), en hetzelfde doet met de tijd die men slaapt, eet, meer drinkt dan verstandig is, zich aankleedt en weer uitkleedt – hoeveel tijd blijft er dan over voor het echte leven?’ Zijn antwoord was weinig bemoedigend: ‘De zomer van een slaapmuis.’ In onze tijd zou men ongetwijfeld zeggen: ‘De bruisende zomer van een slaapmuis.’ Maar dat komt omdat wij modern en goedgelovig zijn. – bb
De grote nee door Emma Burns ‘Vind je het moeilijk?’ vroeg de verpleegster. We stonden in de huiskamer waar ik naartoe was gevlucht. Ik zweeg en probeerde het ontbijt van drie uur eerder dat naar mijn mond was teruggesprongen voor de tweede keer door te slikken. ‘En misschien ook een beetje eng?’ ‘Ja, ik vind het een beetje eng,’ hoorde ik mezelf slapjes zeggen. ‘En moeilijk, ja.’ Jezus, wat ben ik een lul. Krampachtig slikkend keek ik om me heen. Het waren duidelijk kringloopmeubels in het haastig tot sterfhuis omgetoverde appartement. Theresa was hiernaartoe gebracht omdat de hospice waar ze lag vond dat ze niet snel genoeg doodging. Mijn ogen grepen zich vast op de plastic verpleegstersklompen van de vrouw voor me. Wit. Aan de achterkant puilden er twee dikke uitgedroogde hielen uit. Hoe was het mogelijk? Daar stonden we dan, hele woorden en zelfs zinnen te bedenken, en die zeiden we dan tegen elkaar, om en om. Onder ons was een vloer, om ons heen waren muren, naast ons was een kringlooptafel, op de achtergrond kwetterden vogels. Een van ons had kunnen besluiten te zwijgen, of nog iets wezenlijks te zeggen, of een lichaamsdeel te bewegen, of even te denken aan een boodschappenlijstje dat plots een stuk hoofd innam, en dan was ook dat gebeurd. Tijdens het bedenken van de zinnen die we traag als kostbaarheden uitwisselden, besloot ik om niet te zeggen dat ik haar een kleutertaalkoe vond. Ik besloot dat mijn ontbijt weer terug naar beneden moest, en slikte het voor de zoveelste keer door alsof dat zo hoorde. En ik besloot ook om al helemaal niet te krabben aan het jeukende plekje op mijn
achterbeen, heel dicht bij mijn rechterbil. Stel je voor dat het zou lijken of mijn rechterbil kriebelde. Nu. Hier. Waarschijnlijk deed zij ook van alles niet, of juist opzettelijk wel, zoals de bedachte woorden die ze uitsprak met een mengelmoes van haast, verveling en aangeleerde betrokkenheid op haar gezicht: Ogen net iets te ver open en mondhoeken omhoog, maar ook weer niet te ver omhoog, daar hebben we CliniClowns voor. Misschien was het een resultaat van honderden Theresa’s, of gewoon de kern van haar beroep. Zo gebeurde het en zo stonden we daar. Terwijl Theresa een paar meter verderop niks anders meer deed, niks anders meer kon en niks anders te wachten stond dan nog net een beetje meer doodgaan dan haar lichaam al had gedaan. lees meer in het nieuwe nummer
Redding door Wytske Versteeg Het geritsel van palmbladeren klinkt niet zoals de bomen thuis, meer als het fladderen van opgeschrikte vogels. De eerste dagen kijkt hij bij elke windvlaag omhoog, zoekt vergeefs de lucht af. Zoals hij ook steeds denkt dat hij gebeld wordt. Hij voelt hoe Marg naar hem kijkt telkens wanneer hij naar zijn broekzak grijpt, een trilling voelt die er niet is. Ze houdt de kinderen uit zijn buurt. ‘Papa is moe,’ zegt ze als Sebastiaan hem een robot onder zijn neus duwt, of wanneer Fleur weer eens dwars is. ‘Zeg dat niet steeds,’ snauwt hij dan ’s avonds in het appartement dat ze deze week hun thuis noemen, maar dat naar ikea ruikt. Dan slaat ze haar ogen neer zonder iets te zeggen, dan heeft hij spijt. ‘Hij werkt te hard,’ hoorde hij haar zeggen aan de telefoon, ‘sinds zijn vader is overleden lijkt het alsof hij alleen nog maar kan werken.’ Vrouwen doen dat, ze zeggen dingen tegen vriendinnen die ze zelf verzinnen en die dan werkelijkheid worden. Inderdaad houdt hij het thuis niet uit sinds zijn vader aan een hartaanval bezweek, de laatste mooie avond van de herfst. Vroeger had hij zich voorgesteld dat hij op dat moment een groot verdriet zou voelen. Maar eerst waren er de kaarten, toen de begrafenis, daarna alle instanties, de rekeningen en verzekeringen die op vaders naam stonden, de aanmaningen die maar bleven komen. En elke keer zijn moeder huilend aan de telefoon. Zijn moeder die in elkaar dreigde te klappen als een papieren zak waar iemand de lucht uit had geslagen, met haar te kleine stem en al die dappere pogingen om te doen alsof ze zich uitstekend redde. Nu zijn ze hier, waar het te warm is en iedereen vrolijk. De hele stad lijkt bezig met de voorbereidingen voor een feest. Kraampjes worden neergezet, barbecues opgesteld, overal klinkt al muziek, terwijl hij het
gevoel heeft dat hij zich nog altijd in het vliegtuig bevindt, in een te kille ruimte tussen twee plekken in. ‘Geweldig hè? Zo leuk!’ zegt Marg. De hele dag al heeft ze hem gewezen op kerken en kloosters, musea, standbeelden, alles wat in de reisgids vetgedrukt staat. Natuurlijk zijn de kinderen allang chagrijnig, prikkelbaar door het te volle programma. En zij gaat maar door, overlaadt hen met culturele hoogtepunten terwijl hij afdwaalt, uit de buurt van zijn gezin drentelt alsof ze maar een toevallige groep zijn, bij elkaar voor de duur van de rondleiding. Ondertussen frutselt Sebas aan zijn robot en staart Fleur naar haar mobiel, waarop om de haverklap berichtjes binnenkomen. Nog niet zo lang geleden had ze twee staartjes en speldjes met lieveheersbeestjes erop en hij verlangt naar die tijd, en naar de man die hij toen was. lees meer in het nieuwe nummer
Straatsburg moet blijven door Florus Wijsenbeek Hoewel het tegenwoordig in Nederland bon ton is het woord ‘sceptisch’ voor, achter of bovenop het woord Europa te plakken, staat vast dat op 22 mei aanstaande voor de achtste maal directe verk iezingen voor het Europees Parlement worden gehouden. Omdat het mij in onze hoog opgeleide samenleving ondenkbaar lijkt dat de nobele geesteshouding van de scepsis wordt misbruikt om onwetendheid te verhullen, is het volstrekt overbodig hier te memoreren dat het Europees Parlement de enige Europese instelling is die rechtstreeks wordt verkozen, dat het bovendien het enige multinationale parlement ter wereld is dat op basis van universeel stemrecht wordt samengesteld, en dat het gaat om de grootste transnationale verkiezingen uit de menselijke geschiedenis. Bijna 400 miljoen stemgerechtigde burgers uit de 28 eu-landen zullen 751 afgevaardigden aanwijzen Het is niet aan mij om met een verklaring te komen voor het feit dat juist in ons land het electoraat zo weinig warm loopt voor deze verkiezingen, en dat de opkomst sinds 1979 (58.1 procent; toen ging het nog om negen eg-landen die 410 zetels verdeelden) een vrijwel rechte dalende lijn vertoont. Het dieptepunt was de opkomst van 29,9 procent in 1999 en het is de vraag of we dit jaar beter uit de bus gaan komen, waarmee wij als een der grondleggers van de Europese eenheid helemaal achteraan sukkelen wat betreft democratisch enthousiasme. Wel kan ik misschien enig licht werpen op een van de onderwerpen die telkens aan de orde komen als het gaat over Europa en over Europese verkiezingen. Ik bedoel het heen en weer gereis van het Parlement tussen Brussel en Straatsburg (waar de plenaire vergaderingen plaatsvinden), dat met ijzeren regelmaat al decennia lang maandelijks plaatsvindt. Vanouds is deze verhuizing omstreden, en niet alleen omdat de reis
van 435 kilometer jaarlijks tussen 169 en 204 miljoen euro kost (bijna twintig procent van het totale budget van het Parlement, doch slechts 0,04 procent van de totale Europese begroting) en een CO2-uitstoot van negentienduizend ton tot gevolg heeft, maar vooral omdat het Parlement zelf er nooit iets over te zeggen heeft gehad. Alle Nederlandse partijen zijn thans tegen het pendelen, met uitzondering van de pvv, die weliswaar meent dat het Parlement helemaal afgeschaft moet worden, maar hun nieuwe vriendin Marine le Pen en haar Front National niet tegen de schenen durft te schoppen, want zoals alle Fransen zijn die heel erg voor het gereis naar Strasbourg, dat als hoofdstad van de regio Elzas symbool staat voor de Duitse nederlaag van 1918 (het gebied werd toen weer bij Frankrijk ingelijfd – net zoals dat oorspronkelijk in 1697 was gebeurd), en natuurlijk ook voor de Frans-Duitse verzoening na 1945. lees meer in het nieuwe nummer
Drie hele korte verhalen door Delphine Lecompte
De lankmoedige tegelzetter verdient vandaag zijn adjectief niet Vandaag is de lankmoedige tegelzetter stuurs en chagrijnig. Hij staat op en de brandweerkalender laat hem niet los; de datum is omcirkeld: 16 april, de verjaardag van zijn theatrale moeder. Ze heeft de datum niet zelf omcirkeld. Was hij maar een nobele pruikenmaker zoals zijn vader. Of een pure kapitein zoals zijn jongste broer. Desnoods een alcoholistische organisator van hanengevechten in Andalusië zoals zijn oudste broer. Alles beter dan dit kleurloze bestaan, alles beter dan deze tegels die nooit breken om geluk te geven… De lankmoedige tegelzetter heeft een pluchen egel voor zijn moeder gekocht. Zijn verjaardagscadeau is een pluchen egel. Het is symbolisch noch attent. De egel kijkt schuldbewust; als een minderjarige celliste die voor de eerste keer de lust van een gepensioneerde stierenvechter erkent. In zijn douchecel probeert de lankmoedige tegelzetter zich te herinneren hoe het was om getrouwd te zijn. Hij kan het zich niet herinneren. Het was altijd anders, het was nooit harmonisch. Gelukkig zijn er geen kinderen van gekomen. De lankmoedige tegelzetter draait de kraan dicht, neemt een nagelschaartje en kerft het woord alarm in zijn buik. Hij krijgt er honger van. Hij gaat naar de keuken en eet een boterham met aardbeiconfituur. Hij eet staand, omdat hij al zijn stoelen heeft weggegeven aan zijn Russische buren. Ze zijn met velen en hun billen zijn breder.
In het Russisch is stoel ook stoel. In de slaapkamer valt iets kleins op de grond. Een kever of een punaise. Maar de lankmoedige tegelzetter is niet nieuwsgierig. Hij propt de pluchen egel in zijn jaszak en gaat naar buiten. Het is te warm voor een jas. Hij is te jong voor een verhanging. Hij kan een nieuwe vrouw zoeken. Hij kan een nieuwe vrouw vinden. Er kan een dochter van komen. Hij kan een pluchen lepelaar voor haar zevende verjaardag kopen. Het geschenk zal zwanger van betekenis zijn. Hij weet nog niet van welke betekenis. De lankmoedige tegelzetter struikelt over een kapotte broodrooster. En in de volgende straat struikelt hij over een intacte broodrooster. Hij raapt de intacte broodrooster op en wacht tot de rechtmatige eigenaar hem bespringt, maar hij wordt niet besprongen. De broodrooster is weldadig warm, van de zon, van het lange liggen in de zon. lees meer in het nieuwe nummer
Goddelijke aardsheid Over de poëtica van Leo Vroman door Hans van den Bergh Zelden heeft in Nederland een dichter zich zo goed voorbereid op de dood als Leo Vroman die op 22 februari jongstleden is overleden. Van zijn talrijke inzendingen aan literaire tijdschriften als De Gids en Tirade en bovenal Hollands Maandblad die hij de laatste decennia zond vanuit zijn woonplaats Fort Worth in Texas ging een opmerkelijk aantal over de dood. En in veel van het werk dat hij de laatste zeven jaar maandelijks in Hollands Maandblad publiceerde, zag hij het eigen doodgaan heel onbekommerd onder ogen, zoals ook in zijn allerlaatste gedicht ‘Einde’, geschreven twaalf dagen voor zijn einde (hm nr. 795; februari 2014; p. 25). Een goed voorbeeld is ook het begin van het vrij lange gedicht ‘Dit gebeurde’ (hm nr. 749; april 2010; pp. 14-15): (Dit gebeurde over een paar of desnoods binnen een half jaar. Ik maak mij geen zorgen over wat ik niet weten mag, maar wie weet op een gewone dag gebeurt het morgen.) Niet voor niets gaf hij recente bundels titels als Nee, nog niet dood (2008) en Overleverigheid (2010). In Nee, nog niet dood gaf hij zich van regel tot regel rekenschap van de vooruitzichten die het overlijden bij hem opriep: wat was ‘Systeem’ met hem van plan? Hoe zou een eventu-
eel hiernamaals eruit zien? En vooral: wat zou het voor de achterblijvers inhouden; zou hij hun nog een teken kunnen geven? Wij moeten eens langzaamaan / vaste plannen gaan maken / voor mijn aanstaande nabestaan. / Eerst maar: hoe je aan te raken. / Een soort hand op je rechterhand? / Zodat je iets anders schrijft / dan je denkt? maar vlug hoor want / ik weet niet hoe lang die blijft. De als eerste geciteerde zes versregels (tussen haakjes) van het gedicht ‘Dit gebeurde’ zijn heel typerend voor vorm en formulering van Vromans poëzie, die sinds zijn debuut in 1946 met de bundel Gedichten bijna zeventig jaar op zichzelf is blijven lijken. Altijd soepel rijmend en maatvast, maar in ongedwongen vorm. Hij heeft zich nooit gevoegd naar de totale regelvrijheid van de Atonalen uit de jaren vijftig, maar bleek naadloos te passen bij de taalkundige vrijheden die zij zich veroverd hadden. Vroman was zo wel een tijd- en stijlgenoot van Lucebert, Rodenko en de hunnen, maar geen lid van de club, want een tintelend, loshandig gedicht als het befaamde ‘Jeldican’ schreef Vroman al in de oorlogsjaren op Java, en sindsdien heeft hij nooit meer in Nederland gewoond. lees meer in het nieuwe nummer
Bijna niets door Thomas Heerma van Voss ‘Heb jij eigenlijk ooit een satirische monoloog gehoord? Hij kijkt uit het raam van de bus. Het kost me moeite hem te verstaan. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Nog nooit.’ ‘Volgens mij is Gent er niet klaar voor.’ Even denk ik dat hij zich naar me toe gaat draaien, maar hij legt zijn hoofd in zijn nek en sluit zijn ogen. Alsof hij me nu al niet meer wil zien – terwijl we elkaar pas tien minuten geleden voor het eerst hebben ontmoet. In de stationshal stond hij me op te wachten. Bij de schuifdeuren, een nerveuze grijns op zijn gezicht. Hij zag me pas toen ik vlak voor hem stond. ‘Jij bent zeker Tom,’ zei hij. Ik knikte. ‘Dan moet jij Pieter zijn.’ Eerlijk gezegd had ik me hem ouder voorgesteld. Zijn berichten op de site Filmmeter waren altijd zo zorgvuldig, ik was ervan uitgegaan dat er een intellectueel schuilging achter het alias P Dog. Onder die naam schreef hij online uitgebreide recensies over precies de film die ik bewonderde. Hij formuleerde vrijwel alles zoals ik het in mijn hoofd had, alleen vond hij er de woorden voor terwijl ik zweeg of hooguit mompelde. Hij kon scherp uitleggen waarom bepaalde scènes overtuigden en andere niet, welke acteurs goed speelden en waarom, wat de ene film de moeite van het herinneren waard maakte en ervoor zorgde dat ik de andere direct kon vergeten. De afgelopen maanden kocht ik de door hem aangeprezen films blindelings. Dolls, The Return, Happiness: allemaal titels die P Dog achter zijn computer in Gent recenseerde en mij in Amsterdam weer een avond door sleepten. Ruim een jaar geleden besloot ik contact met hem op te nemen via
Filmmeter. Ik gebruikte de naam Tom/Untouchable33, een alias uit het begin van mijn middelbare schooltijd. Toen dacht ik nog dat een daadkrachtige naam me vanzelf een daadkrachtiger persoon zou maken. Ik schreef: Wij kennen elkaar niet, maar ik lees je adviezen altijd met veel plezier. Bedankt. Binnen tien minuten antwoordde hij: Geen dank, TomUntouchable33. Verder nog tips nodig? Vroeger gebruikte ik Filmmeter met mijn vrienden, we bestemden de films die we samen zagen. Tegenwoordig ben ik de enige van onze groep die de Filmmeter nog gebruikt. De anderen hebben nu een vriendin of een baan of allebei. Ik lees nog steeds filmrecensies op internet. Steeds vaker. Juist nu er verder niemand komt die ik ken, voel ik me vrij om beoordelingen te plaatsen en reacties van anderen te bestuderen. ‘Echt, nog nooit een monoloog gehoord?’ vraagt hij. ‘Nope.’ ‘Nou, dan staat je wat te wachten. Morgen is het zo ver. De première van mijn satirische monoloog.’ lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer hans van den bergh (1932-2011) – Cultuurwetenschapper, toneelcriticus, voorzitter van het Multatuli Genootschap, bezorger van de Volledige Werken van Multatuli, woordvoerder van het Republikeins Genootschap en columnist onder vele pseudoniemen. Medewerker van Hollands Maandblad sinds 1959. wim brands (1959) – Als journalist werkzaam bij de vpro. Publiceerde zijn poëzie o.m. in De schoenen van de buurman (1999), Ruimtevaart (2005) en Neem me mee, zei de hond (2010). emma burns (1980) – Won in 1996 de eerste prijs in de categorie ‘Taal’ van Kunstbende, nadien diverse prijzen bij poetry-slams. Ontving in 2011 de Hollands Maandblad Schrijversbeurs voor haar poëzie in Hollands Maandblad en in 2014 de Hollands Maandblad Aanmoedigingsprijs voor haar proza. giovanni della chiusa (1969) – werkt aan zijn dichtbundel Een mens moet ook niet alles willen weten. thomas heerma van voss (1990) – Publiceerde in 2009 zijn debuutroman De Allestafel waarna in 2013 de roman Stern volgde. Komend najaar verschijnt zijn derde roman De derde persoon. elise van iterson (1983) – Studeerde aan de Rietveld Academie te Amsterdam en aan het Sint-Lucas te Gent. Exposeerde o.a. in Amsterdam, Maastricht, Den Haag, en Berlijn. In 2013 verscheen Vandaag staat niet alleen door Jan Pen, met tekeningen van Elise van Iterson. Zie www.elise vaniterson.eu.
laurens van krevelen (1941) – Uitgever, vertaler, essayist, dichter, oud-directeur van uitgeverij Meulenhoff; vervulde vele bestuursfuncties in de boekenbranche en de culturele sector. Ontving in 2007 de J.H. Donnerprijs en in 2009 de L.J. Costerprijs. Publiceerde Spiegel van de surrealistische poëzie (1989). delphine lecompte (1978) – Woont in Brugge. Met haar bundel De dieren in mij (2009) won ze de Cees Buddingh’-prijs 2010 en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen 2011. In 2012 verscheen Blinde gedichten en onlangs de bundel Schachten en amuletten (2013). guus luijters (1943) – Dichter, schrijver, journalist. In 2012 verscheen het door hem met Aline Pennewaard samengestelde In Memoriam; De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945 en in 2013 zijn Kinderkroniek 1940-1945; Brieven, getuigenissen en dagboeken uit de Shoah. emanuel overbeeke (1958) – Musicoloog en publicist. Van zijn hand verschenen o.m. Stravinsky in de spiegel van zijn tijd (1994) en Muziek onweerstaanbaar als de zee; Claude Debussy 1862-1918 (2012). marc tritsmans (1959) – Publiceerde tien dichtbundels, waaronder Sterk water (2000), Kritische massa (2002) en Man in het landschap (2008). In 2010 werd de bundel Studie van de schaduw onderscheiden met de Herman de Coninckprijs. In 2012 verscheen De stilte van de wereld na ons. wytske versteeg (1983) – Werkt als politicologe aan een promotieonderzoek aan de Universiteit Twente. In 2012 verscheen haar romandebuut De Wezenlozen, dat werd onderscheiden met de VrouwDebuutprijs. In 2013 verscheen de roman Boy waarvoor zij onlangs de BNG Bank Literatuurprijs 2014 ontving.
florus wijsenbeek (1944) – Was tussen 1984 en 1999 lid van het Europese parlement voor de vvd; is thans senior adviseur, o.a. bij European Public Policy Advisors. co woudsma (1960) – Debuteerde in 1997 met de dichtbundel Viewmaster. Met filosoof Klaas Rozemond en tekenaar Jet Nijkamp maakte hij Filosofie voor de zwijnen. Over het geluk van dier en mens (2004) en Het aardse leven (2009). In 2005 publiceerde hij zijn tweede dichtbundel, Geluksinstructies.
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 70,00 • voor stu-
denten en docenten € 52,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 6,95 • dubbelnummers € 8,95 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers