HOL L A NDS
Maandblad inhoud no. 4 – 2013 vier-en-vijftigste jaargang • nummer 785 april 2013 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Redactioneel – Deze maand Mirjam Lafleur – Droomvakantie J.M.A. Biesheuvel – Hemelbed H.L. Wesseling – Herdenkingsgetob Delphine Lecompte – Gedichten Maxim Roozen – Bobby Leo Vroman – Terug, terug Philip Huff – Vuiltjes in het landschap Emma Crebolder – Gedichten Bregje Hofstede – Bij nul beginnen Hugo Brandt Corstius – Marmer/Bosbes Olga Kortz – Onenightstand L.Th. Lehmann – Verzonnen schepen Wim Brands – Gedichten Tekeningen – Rinke Nijburg Auteurs in dit nummer Colofon
Deze maand Nee, nee, deze maand geen woord daarover. La sagesse doit être muette. Deze maand is niet de maand om te schrijven, te praten, laat staan te denken over de monarchie, de abdicatie of de kroning. Hollands Maandblad heeft niets te melden over de troonswisseling. Daarom wordt hier beleefd gezwegen, niet uit een sterk gevoelen maar meer vanwege de geestelijke rust die voortkomt uit het niet hebben van een opinie over datgene waar iedereen de mond van vol heeft. Overigens is onze houding zowel tegenover monarchisten als tegenover republikeinen er eerder een van milde verbazing en licht ongeloof, dan van overtuigde afwijzing. Misschien zouden we iets kunnen opperen over de wijze waarop de media een en ander benaderen, een wijze die geheel eigentijds is, en dus solide verankerd is in het culturele raamwerk van Goede Tijden, Slechte Tijden en RTL Boulevard, want in de moderne media ben je een bn’er of je bent niet. Zulks was helder te zien in het interview met de aanstaande koning en zijn echtgenote door twee, nu ja, journalisten, dat werd begeleid door een panel van, nu ja, deskundigen, alsof het een talentenjacht op de tv betrof. Nee, nee, deze maand geen woord over deskundigen, hoewel ik geen genoeg kan krijgen van hun onmisbare rol in het moderne geestesleven. Nu zult u tegenwerpen dat al die deskundigen elke hoop op een zinnige gedachte bij voorbaat doen verdampen, maar dat is een nodeloos negatief perspectief. Het is, zoals de historicus E.H. Kossmann dat uitdrukte, in Nederland een grote verdienste om boven de middelmaat uit te steken. Ons geestesmerk is immers vanouds gematigdheid, en die is onverbrekelijk verbonden met middelmatigheid. Helaas botst deze nationale eigenheid tegenwoordig met de tijdgeest, die slechts oog heeft voor excellentie, lef, ambitie en andere manage-
menteigenschappen die een beschaafd persoon al snel in huiverlachen doen uitbarsten. Nee, nee, deze maand geen woord over de tijdgeest. De Romeinse scribent Velleius Paterculus noteerde in de eerste eeuw van onze jaartelling reeds dat dit concept alles te maken heeft met wederzijdse bewondering van een generatie, en sindsdien zijn geschiedschrijvers ernaar op zoek. Hoewel de nieuwe koning opgeleid werd als historicus, is het niet te hopen dat hij meezoekt. Voor hij het weet, zou hij onze tijdgeest aantreffen, en dan zijn de rapen gaar. Hij zou dan als monarch zien dat de tijdgeest van zijn land aan de universiteiten bestaat uit huiswerkcontroles, schrijfcursussen, het afschaffen van boekententamens en het opheffen van ‘struikelvakken’ (die moeilijke bezigheden ‘remmen de studenten in hun ambitie en motivatie’, heet het in de stukken). Wellicht zou hij de tijdgeest vinden in de mededeling van het Centraal Boekhuis, de verdeler van boeken over Nederland, dat men uitgaat voor de komende jaren van een daling van de boekenverkoop met 40 procent, en derhalve overgaat op het distribueren van modeartikelen, zoals oranjejurkjes van een vaderlands biermerk. Nee, nee, geen woord over al deze zaken. Voor je het weet, denkt de vorst nog dat hij koning wordt over een rijk van intellectuele pygmeeën. Nooit zullen wij onze natie verraden. Daarom zwijg ik als een burgemeester in oorlogstijd, verschuil mij hier op deze pagina en grijp vergeefs naar mijn opblaaskroon. – bb
Droomvakantie door Mirjam Lafleur Als ik de gordijnen openschuif, ruist de branding. Meeuwen scheren langs het plafond en in de kast buigen boeken met de zeewind mee. Naast het bed ligt een bermuda die niet van mij is. Hij stinkt naar vis. Ik krab mijn kruis en weet het weer. Een tijdje terug had ze er opeens genoeg van, schopte tafels en stoelen opzij, roste stokken in elkaar, ramde met een moker haringen in het laminaat. Rits, rits, weg was ze. Gezellig weg in onze dubbeldeks Outwell Montana deLuxe. Ik? Man, ik viel op mijn knieën, dankte god dat we thuis bleven. ‘De directie wenst u een prettig verblijf,’ riep ik die avond tegen het tentdoek. Geil gehijg, tot ik doorkreeg dat ze met een luchtbed bezig was. Ik knipte het licht uit en brak mijn nek over een scheerlijn. Eenmaal in bed deed ik het met alles wat ik bij elkaar kon dromen. De volgende ochtend kwam ik haar tegen in de gang, met een rol toiletpapier, op weg naar de wc. In haar spijkerbroekje met de rafels, haar blouse om haar middel vastgeknoopt. Uit de woonkamer klonk geruis. ‘Shit,’ zei ik nog. ‘Ons huis stroomt over.’ Had ze de tv aan, en de kabel eruit getrokken: moest het geluid van branding voorstellen. Die middag kwam ik thuis met een zee-dvd, bij de Mediamarkt gevonden in het sfeervak, tussen de aquarium- en openhaard-dvd’s; zag ik dat ze op haar buik naast de tent lag, bikinitopje naast zich, de buiglamp deed dienst als zon. ‘Zo zeg, jij treft het met het weer,’ zei ik. ‘Oppassen dat je niet verbrandt.’ Haar rug zuchtte, insmeren kon ik wel vergeten. Ik zette de zee voor haar op. ‘Wie kookt er vanavond?’
‘Ik ben op vakantie.’ ‘En de boodschappen, en het huis?’ ‘Ben op vakantie voor mijn rust.’ ‘Heerlijk hoor,’ zei ik, ‘dat je er echt eens helemaal uit bent. Je realiseert je wel dat de helft van alle huwelijken tijdens de vakantie naar de kloten gaat?’ Ik besloot met haar mee te gaan. Doen alsof. Daar ben ik goed in. Windvaan, my middle name, al jaren. Bij de Gamma haalde ik een bouwlamp die ik meteen nadat ik was opgestaan op de tent richtte. ‘Het zonnetje is al op,’ riep ik. ‘Rise and shine, vandaag wordt weer een prachtige dag.’ Op het moment dat ik voor de balie van de bouwmarkt stond, leek een kuub speelzand me overdreven, maar eenmaal in de kamer uitgespreid viel het mee. Voor de zilte geur mengde ik er een kilopak Jozozout doorheen, daarna haalde ik overtollige posters bij het reisbureau, hing ze panoramisch op. Man, ik geloofde er echt in. Ik bedoel, dat het zou werken voor haar. En dat ik dan ook weer eens aan de beurt kwam. lees meer in het nieuwe nummer
Herdenkingsgetob Over de dodenakkers niets dan goeds door H.L. Wesseling In mijn studententijd heb ik enkele grote zeereizen gemaakt, niet als passagier maar in de nederigste rang die in de koopvaardij beschikbaar is, die van Bed. A.D. (Bediende Algemene Dienst). Bij iedere ‘gezonde Hollandse jongen’, zoals men toen zei, die opgegroeid was met Maarten Harpertszoon Tromp, Michiel de Ruyter en Piet Heyn, met Bob Evers, Jan Prins en Arie Roos en later met J.J. Slauerhoff, steekt nu eenmaal op enig moment het verlangen onweerstaanbaar de kop op om het zeegat uit te gaan en het ruime sop te kiezen, om nog even in de geest van deze helden door te gaan. Bovendien waren er destijds geen goedkope vliegreizen en als die er al waren geweest, dan waren ze voor een student onbetaalbaar. Een student was arm. Dat was zo. Dat hoorde zo. Dat was altijd zo geweest. Wie wat van de wereld wilde zien, was dus op drastische maatregelen aangewezen. Zo gebeurde het dat ons goede schip de Algorab op een mooie dag aanlegde in Buenos Aires. Aangezien de Argentijnen er drie weken over deden om de lading die in Rotterdam in drie dagen was ingeladen er weer uit te krijgen, brachten wij geruime tijd in die stad door. En aangezien er in een haven voor de Bed. A.D.’s niet veel te doen was, hadden wij alle tijd die stad te leren kennen. Aan het eind van ons verblijf aldaar kende ik beter de weg in Buenos Aires dan in Amsterdam. Een van de meer bereisde zeelieden die eerder in de Argentijnse hoofdstad was geweest, raadde ons – ik was met een studievriend – aan op zondag naar het grote kerkhof van de stad te gaan. Dat bleek een goed advies. Dat kerkhof was even immens als eigenaardig. Het bestond niet alleen uit graven en monumenten maar ook uit huisjes. Op zondag
gingen die huisjes open. Honderden zo niet duizenden mensen kwamen belast en beladen met spijs en drank naar de begraafplaats gesneld en stalden er hun tafeltjes en stoelen uit. Weldra verspreidde zich over de dodenakker de aangename geur van gebraden vlees en verenigden de levenden zich op even respectvolle als gezellige wijze met de doden. Ik had wel eens eerder kerkhoven gezien maar op de Haagse Kerkhoflaan waar mijn ouders begraven liggen, kom je zulke taferelen niet tegen. Evenmin op de onmetelijke en weidse begraafplaats van Genua die zo groot is dat je je er per busje verplaatst. Het graf van Guiseppe Mazzini, een der grondleggers van de Italiaanse staatsvorming in de negentiende eeuw, is er de grote trekpleister, als deze wat eigenaardige beeldspraak is toegestaan, zoals dat van Karl Marx in Londen. Maar als het om beroemde graven gaat, is er natuurlijk een plek die, om het nog eens eigenaardig te zeggen, met kop en schouders boven alle andere uitsteekt, en dat is Père-Lachaise in Parijs. Op deze meer dan tweehonderd jaar oude begraafplaats, genoemd naar François d’Aix de La Chaise, kortweg le Père La Chaise, de biechtvader van Lodewijk xiv, bevinden zich de graven van Abélard en Héloïse, het beroemdste liefdespaar uit de geschiedenis, van Molière en Lafontaine, van Proust, Oscar Wilde, Edith Piaf, Karel Appel, Jim Morrison, Simone Signoret, Jules Michelet, Fernand Braudel en vele anderen. lees meer in het nieuwe nummer
Vuiltjes in het landschap Waarom wij verhalen maken door Philip Huff Ik heb weinig romans gelezen waarin het landschap zo’n grote rol speelt als in The Sun also Rises (1926) van Ernest Hemingway. Telkens weer wordt het verhaal van de hoofdpersonen – een groep Amerikaanse en Britse expats die in de jaren twintig van de vorige eeuw van Parijs naar Pamplona reizen – ingebed in of gecontrasteerd met het verhaal van de natuur om hen heen, en met de reis die de hoofdpersonen daarin maken. Toen Hemingway de eerste versie van het manuscript van wat zijn eerste roman zou gaan worden af had in 1925, liet hij de tekst zien aan Nathan Asch, een Pools-Amerikaanse auteur, met een zwaar accent. Die zei: ‘Hem, vaht do you mean saying you wrote a novel? A novel, huh. Hem, you are riding a travhel büch.’ Onlangs was ik op reis in Nieuw-Zeeland en herlas ik Hemingways boek. Bij de vele landschapsbeschrijvingen van The Sun also Rises moest ik onwillekeurig denken aan David Mamet, wiens verhandeling Three Uses of the Knife; On the Nature and Purpose of Drama uit 1998 ik even daarvoor had gelezen. In die programmatische tekst stelt de Amerikaanse (toneel)schrijver, scenarist, regisseur en Pulitzerprijswinnaar dat het in de menselijke aard ligt om de natuur te dramatiseren. Neem het weer: dat is een ecologisch, in essentie niet-menselijk natuurverschijnsel, maar toch verwerken we het dagelijks in een dramatische spanningsboog met een goede of slechte afloop voor de hoofdpersoon van een verhaal. En die hoofdpersoon, dat zijn wijzelf: ‘Natuurlijk regent het op de dag dat ik me rot voel,’ denken we, ‘is dat niet altijd zo?’ Het weer gebruiken we ook om een band te vormen met onze gesprekspartners. We wijzen al dan niet impliciet op een gedeeld verleden
met quasi-neutrale commentaren als ‘Ik kan me niet herinneren dat het zo koud was’ of ‘Toen ik klein was, waren de winters langer en kouder’. Zelfs als die laatste uitspraak waar is, stelt Mamet – dus als de winters vroeger inderdaad langer en kouder waren – gebruiken we dit onpersoonlijke feit over het weer als iets persoonlijks. We bedoelen immers te zeggen: ‘Door die lange en koude winters van vroeger zijn wij harder geworden’, of: ‘Vroeger was het leven zwaarder voor mij (of voor ons)’, dan wel: ‘We verkloten deze aarde.’ Volgens Mamet dramatiseren wij niet alleen het weer, maar ook het verkeer, en het landschap, en alle andere onpersoonlijke (en persoonlijke) verschijnselen van deze wereld. We dramatiseren door het gebruik van stijlelementen als overdrijving, tegenstelling, omkering, projectie, kortom: door het gebruik van alle literaire middelen die de schrijver ter beschikking staan om zijn eigen waarheid te creëren. (Overigens zijn dit volgens Mamet dezelfde middelen die de psychoanalyticus en de psycholoog gebruiken.) lees meer in het nieuwe nummer
Bij nul beginnen Bericht uit de culturele loopgraven door Bregje Hofstede Rivaal. Sceptisch. Apartheid. Mits. Moreel. Pragmatisch. Idealisme. – Zijn het moeilijke woorden? Het zijn belachelijk moeilijke woorden. Heb je de Nederlandse vertaling opgezocht, weet je het nog niet. Daarom raad ik iedereen aan ook een Nederlands-Nederlands woordenboek mee te nemen naar het examen Engels. Iedereen, dat zijn de jongens en meisjes in mijn klasje. In de weekeinden geef ik examentrainingen aan vwo-leerlingen die zich maar niet door de Engelse, Franse en Duitse leesteksten van het Cito kunnen worstelen op weg naar hun eindexamen. En elk weekeind leg ik de betekenis uit van deze en andere belachelijk moeilijke woorden. Een stuk of tien keer. Toegegeven, het ligt in de aard van de cursus dat ik niet de meest belezen leerlingen heb; sommige hebben last van dyslexie. Maar het zijn vwo-leerlingen, die doorgedrongen zijn tot de eindexamenklas. Als deze kinderen al een talendeuk hebben, dan is die er doorgaans door hun ouders ingedrukt. Ik weet zeker dat geen van hen vroeger is voorgelezen of ooit een biebpasje bezat. Dat blijkt ook uit het historisch besef dat mijn leerlingen aan de dag leggen. Dat is nul, neen, ik moet zeggen nul komma nul. Met suggestieve vragen probeer ik Coco, Heaven-Lee of Spijker naar het juiste meerkeuze-antwoord te sturen. De tekst gaat over eugenetica in de geschiedenis. ‘Waar moet je aan denken bij een politiek figuur die riep dat sommige mensen genetisch – van nature, zeg maar – beter zijn dan andere?’ Zeggen ze: ‘Geert Wilders.’
‘Heel goed! Maar als je iets verder terugdenkt?’ – Stilte. Dan: ‘Dat heeft toch niks met lezen te maken.’ Ik heb nog nooit uitgelegd dat dat alles met lezen te maken heeft; of liever: met niet lezen. Wel heb ik in de drie jaar dat ik deze leeslessen geef, veel geleerd. Van mijn vwo-leerlingen heb ik geleerd om mijn taalgebruik en voorbeelden aan te passen. ‘Vindt de schrijver dat tof of niet?’ Van mijn collega’s heb ik geleerd me niet te laten ontmoedigen. Laatst zei er een opgewekt: ‘Maar ik had er gister één die “tevens” kende!’ En van zowel leerlingen als collega’s heb ik de populairste geruststellingsstrategie geleerd. ‘O, dat hoef je niet te weten.’ Die laatste kan ik heel vaak gebruiken. Het gaat er immers niet om dat de leerlingen na deze cursus weten wat apartheid was, maar dat ze met minimale intellectuele middelen het examen halen. Om hen in drie dagen zover te krijgen, ga ik praten in een platgestampte taal met louter woorden van één lettergreep, verwijs ik zo min mogelijk naar ‘algemene kennis’ – de constatering dat het hun daaraan ontbreekt, zou hen ontmoedigen, hetgeen ik in eenlettergrepige woorden terug zou zien op mijn evaluatieformulier – en leer ik hen het absolute minimum. Hun ouders betalen er grif geld voor. lees meer in het nieuwe nummer
Onenightstand door Olga Kortz Ik bewoon een kamer in de bunker aan de Kinkerstraat. In de schoorsteen van de lettergieterij ernaast sloeg ooit de bliksem in. De mensen dachten dat de oorlog dan eindelijk begonnen was. Zelf was ik op dat moment een jaar of negentien. Meer zal het niet geweest zijn. Vrij van schrik voor oorlog of terreur. Had ik er toen al gewoond dan was deze sensatie aan me voorbijgegaan. Ik doe mijn boodschappen bij Albert Heijn in de straat, maar liever nog op de Ten Katemarkt. Het schijnt de goedkoopste markt van Amsterdam te zijn. In mijn beleving is het vooral de meest bedorven markt van de stad. Ik grijp per keer minimaal twee keer mis. Dan ga ik de volgende dag terug met de rotte vruchten en dan geeft het mannetje me iets extra’s mee. Op die manier kan ik me niet bestolen voelen. Op tv zag ik eens Natasja Froger op de Ten Katemarkt. Ze omhelsde de moeder van Gordon, die er met een kraam zou staan. Ik heb de moeder van Gordon nooit gezien. Dat moet dus doorgestoken kaart geweest zijn. Zoals wel vaker met de commerciëlen. De kamer in de bunker die ik bewoon, was vroeger een slaapzaal, de bunker een hostel waar eigenlijk alleen Oost-Europeanen kwamen. Soms vind ik achterin in een gootsteenkast nog een verloren fles wodka. Of Poolse noodles. De huur is laag, ik woon er met een paar vrienden. Een ken ik nog van de lagere school. Ik haat hem en ik hou van hem. Omdat ik alles van hem ken. Als hij zich anders voordoet, op een manier die me bij een ander zou bevallen of verrassen, geef ik hem de kans niet. Ik weet wie hij is en hij zal nooit veranderen. Ik denk eigenlijk dat ik hem meer haat dan dat ik van hem hou. Maar dat gaat vanzelf als je mensen langer kent. Deze zomer had ik een vriendinnetje. Even. Ik heb haar aan de kant
gezet. Ik heb me ontdaan van elke herinnering aan haar. Behalve dan dat ik het huis de bunker noem. Dat komt bij haar vandaan. Anderen hoorden haar het zeggen en hebben het overgenomen. Dat kon ik niet tegenhouden. Ik mis haar niet. Ik mis het gevoel. Ik kan dat heel goed scheiden. Ik mis het gevoel haar achter op de fiets te nemen en haar te vergeven als ze dronken is. Na haar zijn er een paar meisjes geweest. Bij wie ik me nog meer verveelde. Soms bracht me dat aan het twijfelen, was ik te streng geweest? Maar direct kon ik mijzelf vertellen dat alle zaken mistig worden zodra ze achter ons liggen. Dat wil niets zeggen. Ik heb Finance gestudeerd. Dat dwingt respect af, zeggen ze. Zelf ben ik niet onder de indruk. Ik woon in een kamer in de bunker aan de Kinkerstraat. Ik doe mijn boodschappen op de Ten Katemarkt. Ik heb Finance gestudeerd en het trekt enkel saaie meisjes aan. Leuke meisjes willen een acteur of een schrijver. Ze hebben liever een arme dichter in hun bed dan dat ze mij op mijn harde matras over mijn baan of mijn studententijd horen praten. Dat ik in een dispuut heb gezeten met jongens die voor intelligent worden versleten, zegt ze niets. De leuke meisjes houden niet van disputen. Misschien hebben ze gelijk. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde o.m. de verhalenbundels In de bovenkooi (1972), Slechte mensen (1973), De verpletterende werkelijkheid (1979) en Het wonder (1995). In 2007 ontving hij voor zijn gehele œuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. wim brands (1959) – Als journalist werkzaam bij de vpro. Publiceerde zijn poëzie o.m. in De schoenen van de buurman (1999), Ruimtevaart (2005) en Neem me mee, zei de hond (2010). hugo brandt corsius (1935) – Woont in Parijs. emma crebolder (1942) – Afrikaniste. Publiceerde diverse poëziebundels, zoals Zandorakel (1994), Dansen met een vos (1998), Toegift (2006) en Vergeten (2010). In 2012 verscheen de bundel Vallen. bregje hofstede (1988) – Studeerde Frans en kunstgeschiedenis in Utrecht. Ontving de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs 20122013 voor haar eerdere publicaties in Hollands Maandblad. philip huff (1984) – Debuteerde in 2009 met de roman Dagen van gras, die werd genomineerd voor de Academica Debutantenprijs. Hij ontving de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2010-2011 (proza). Zijn roman Niemand in de stad (2012) werd onderscheiden met de juryprijs van de DJP-prijs 2013.
olga kortz (1985) – Schrijfster, dichteres en columnist voor HP/DeTijd. Was tussen 2007 en 2010 redacteur van Propria Cures. In de loop van 2013 verschijnt haar debuutroman Onnozele kinderen. mirjam lafleur (1952) – Celliste en lijstenmaakster. Publiceerde eerder verhalen in De Gids, Tirade en Hollands Maandblad. delphine lecompte (1978) – Woont in Brugge. Met haar bundel De dieren in mij (2009) won ze de Cees Buddingh-prijs 2010 en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen 2011. Begin 2012 verscheen Blinde gedichten en onlangs de bundel Schachten en amuletten (2013). l.th. lehmann (1920-2012) – Dichter, prozaïst, vertaler, jurist, archeoloog en dj. In 2005 verscheen de prozacollectie De Tewaterlating van een Theorie; herinneringen, reisverhalen en beschouwingen. Recente poëziebundels zijn Wat boven kwam (2006) Laden ledigen (2008) en Schoon schip (2010). rinke nijburg (1964) – Beeldend kunstenaar; studeerde o.m. aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem en aan de Rijksacademie te Amsterdam. Met zijn werk won hij o.m. de Prix de Rome Grafiek en in 2012 de Duits-Nederlandse Grafiekprijs. Thans exposeert CODA Museum zijn werk. maxim roozen (1991) – Studeert filosofie aan de UvA en won in 2009 de schrijfwedstrijd Write Now! Onlangs ontving hij de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2012-2013 voor zijn literaire debuut in Hollands Maandblad. Werkt momenteel aan een roman die zal verschijnen bij uitgeverij Atlas-Contact.
leo vroman (1915) – Schrijver, dichter, tekenaar, hematoloog. Ontving de P.C. Hooftprijs (1964) en de VSB Poëzieprijs (1996). Recent verschenen Nee, nog niet dood (2008), Zodra (2010) en Daar (2011). h.l. wesseling (1937) – Emeritus-hoogleraar Algemene Geschiedenis aan de RU Leiden en van 1995 tot 2002 rector van het nias te Wassenaar. Publiceerde o.m. Verdeel en heers; de deling van Afrika (1991), Zoon en vader, Vader en zoon (2008) en De man die nee zei; Charles de Gaulle 18901970 (2012).
HOL L A NDS
Maandblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 70,00 • voor stu-
denten en docenten € 52,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 6,95 • dubbelnummers € 8,95 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers