HOL L A NDS
Maa ndblad i n hou d no. 10 – 2 015 zeven-en-vijftigste jaargang • nummer 815 oktober 2015 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Redactioneel – Deze maand J.M.A. Biesheuvel – Bark, klok Jan-Willem Dijk – Gedichten Thomas Bersee – Drie oorlogen en een bloedbad Marc Tritsmans – Gedichten Delphine Lecompte – Stockholmsyndroom Jack Druppers – Binnenwereld Erik Wietse Rietkerk – Gehavend Iris Le Rütte – Gedichten Kitty Pouwels – Erbarme dich Paul Gellings – Gedichten F. Starik – Sliert van vernietiging Gerry van der Linden – Wij, pendule Tekeningen Babette Wagenvoort Auteurs in dit nummer Colofon
Deze maand Afgezien van de gebruikelijke overdosis aan ondoorgrondelijke kwesties, was deze maand au fond tamelijk instructief. Hoe langer men de afgelopen weken naar de werkelijkheid keek, des te meer men tot de slotsom kwam dat de kwalen van de wereld sinds de Neanderthalers waarschijnlijk niet veel veranderd zijn, maar dat het vermogen van de moderne mens die tekortkomingen te begrijpen kennelijk vermindert naarmate wij ze helderder, frequenter en onophoudelijker digitaal in beeld krijgen. Dit lijkt toch wel een belangwekkende vaststelling. Ooit liep het civilisatieproces in een eeuwenlang traject van knuppels naar knuffels, maar sinds twitter het leven beheerst, veranderen de welkomstgeschenken voor asielzoekers in een oogwenk van knuffels in knuppels. De verklaring hiervoor heeft wellicht te maken met een verandering in onze houding tegenover de werkelijkheid. Tot voor kort leek elke generatie op eigen houtje een aantal dingen te ontdekken die van belang zijn om een enigszins beschaafd leven te leiden. Ik doel op zaken als kunst, humor, seks, literaire tijdschriften, en het inzicht dat de pelgrimstocht der mensheid een struikeltocht is in het schemerduister van bijgeloof en misvattingen. In het beste geval leidt dit tot milde scepsis, glimlachende zelfspot en het besef dat vragen altijd interessanter zijn dan antwoorden. Nu ja, dat is niet meer in de digitale tijd. Nu regeert een ieder elk voor zichzelf over de wereld via zijn diverse beeldschermen, en eist daarbij dat de werkelijkheid zich gedraagt als een computerspel. Dit lijkt in elk geval een plausibele verklaring voor alle hypes die ons geestelijk leven telkenmale verlammen. Als het niet het verbod op Zwarte Piet is, dan zijn het wel de knuffels en knuppels die de milde scepsis van ons gezicht vegen. Zeker is dat niet glimlachende zelfspot, maar luidruchtige
almachtsfantasie de toonsoort van deze tijd is. Zo eisten de Nederlandse media nog kort geleden op hoge toon dat er (ik citeer) ‘nu snel’ een ‘oplossing’ moet komen voor het vluchtelingenvraagstuk (een ‘humane en menselijke oplossing’ bovendien). Tot op heden werd niet gemeld of een ‘oplossing’ wel mogelijk is, laat staan wat ‘menselijk en ‘humaan’ eigenlijk betekent. Hier openbaart zich de onbedwingbare neiging van de moderne mens om de eigen mening van de dag op te vatten als een universele moraal. Vandaar ook dat in kranten en op de televisie zo vaak woorden vallen als ‘we moeten’ (dan wel ‘Nederland moet’) of ‘we hebben samen afgesproken dat…’. Wellicht zijn dit hardnekkige restanten van de verzuiling, maar de woorden klinken verdacht totalitair. Of zou men moeten vaststellen dat dit nu het De Wereld Draait Door-gevoel is: het leven is pas echt modern wanneer we allemaal dezelfde kant op rennen en allemaal hetzelfde mooi en leuk en goed en fijn alsook menselijk vinden. Zonderling genoeg gaat deze eigentijdse collectiviteitsdwang hand in hand met een al even eigentijdse pathologische gerichtheid op het ego. Zeker is dat de moderne mens meer selfies dan milde scepsis heeft. De interessante vraag dringt zich derhalve op of en in hoeverre het civilisatieproces van Neanderthalers tot lemmingen nog begrepen kan worden met glimlachende zelfspot. – bb
Bark, klok door J.M.A. Biesheuvel Welke desperado heeft de euvele moed om als piloot van een vliegtuigje of helikopter in een tyfoon boven de oceaan te vliegen? Ik vind de krant uit den boze, maar een keer sloeg ik hem op en vond een heel klein fotootje voorstellende een klipper, een schoener, een fregat, of een bark (volgens mij een bark) die tijdens noodweer op het rif voor de Australische kust ligt te rijden. Alle zeilen zijn gereefd, de fokken zijn allemaal om de kluiverboom gebonden, er staat zelfs geen stormfok uit. De bemanning is al van het schip geblazen en huizenhoge golven hebben de mannen tegen het rif doodgeslagen; oh wat een afschuwelijke dood. Angstig zie je de hoge golven. Het schip ligt onttakeld op het rif in een hoek overdwars van vijfenveertig graden. Een of andere piloot moet er een fotografie van hebben gemaakt, want de foto is schuin van boven. Wat een griezelige foto! Ik knipte de foto (twee bij drie centimeter) uit de krant en stopte hem in mijn borstzak. Ik werkte in die tijd in Delft bij de Stichting Moeilijk Toegankelijke Wetenschappelijke Literatuur: een onderafdeling van de Technische Hogeschool. Daar had ik iets verbluffend moois gevonden. Ik luisterde naar Bruch, Brahms, Bach, Beethoven, Schubert en Schumann, en ging naar bed. De volgende dag stond ik om zeven uur op, nam een bad, schoor me en trok mijn driedelige pak aan: ik vind dat je er als ambtenaar netjes uit moet zien. Het was mooi weer, noordenwind en ik vloog als het ware naar de Stichting in Delft. Wat je daar bij die Stichting moest doen, begreep ik niet helemaal, maar ik had op de burelen een telex gevonden! Ik zette de ontvangstknop en de zendknop op ‘uit’, en schreef op het ding in twee jaar mijn mooiste boek. Op een dag kreeg ik midden in de tekst (ik had vergeten de ontvangstkracht
uit te zetten) het volgende bericht: ‘Hi, are you Banque Diamantaire, Antwerp?’ – ‘No,’ seinde ik terug, ‘I am Maarten Biesheuvel, Delft, bye-bye.’ lees meer in het nieuwe nummer
Drie oorlogen en een bloedbad Schuld, boete & verkiezingen in de Verenigde Staten door Thomas Bersee Sand Creek is een brede, bochtige en ondiepe rivier vol zandbanken, ergens in de prairie van Colorado, zo’n driehonderd kilometer ten zuidoosten van Denver. De oevers zijn licht begroeid met struikgewas en hier en daar rijst een schrompelige boom manmoedig omhoog. Er grazen wat magere koeien en verder is er alleen het getjilp van krekels. Op heldere dagen kun je aan de horizon de graansilo’s zien die vijftig kilometer verderop in Kansas iets van menselijke activiteit verraden. Meer heeft Sand Creek niet te bieden. Het gebied zou een betekenisloos stuk niemandsland zijn geweest, ware het niet dat hier zich een van de bloederigste slachtpartijen ooit op Amerikaanse bodem heeft afgespeeld. En dan gaat het niet om een gewone massamoord, zoals Wounded Knee, of om een terroristische aanslag, zoals die van de Twin Towers, neen, we hebben het over een slachting met bijna rituele of in elk geval diep pathologische trekken, inclusief mutilaties en afgesneden lichaamsdelen die als trofeeën werden rondgedragen. Iets als ISIS, maar dan anderhalve eeuw geleden hier in de Amerikaanse prairie. Het bloedbad is de geschiedenis ingegaan als The Sand Creek Massacre, hoewel sommige historici kiezen voor de neutrale omschrijving Battle of Sand Creek. Hoe dan ook, deze weinig opwindende grassteppe van Kiowa County, Colorado, wordt door serieuze wetenschappers zonder veel aarzeling geplaatst in het rijtje locaties waar slachtingen plaatsvonden die – anders dan de meeste moordpartijen in pelgrimstocht der mensheid – de loop der geschiedenis veranderden. Het gaat om omineuze plekken als Carthago, Constantinopel, Katyn, Nanking, Babi
Jar, Rawagade, Sharpeville, My Lai, Sabra en Shatila, het Tiananmen Plein en Srebrenica. Wat gebeurde er in Sand Creek? In de vroege ochtend van 29 november 1864 overviel kolonel John M. Chivington met zevenhonderd soldaten, merendeels vrijwilligers, een tentenkamp van de Cheyennes en de Arapaho’s. Naar schatting verbleven daar vijfhonderd indianen, voor het overgrote deel vrouwen, kinderen en ouden van dagen, want alle strijdbare mannen waren op bizonjacht. Niettemin zou Chivingtons bevel aan duidelijkheid weinig te wensen hebben overgelaten. ‘Dood en scalpeer ze allemaal, groot en klein, want van neten komen luizen!’ riep hij volgens de overlevering. lees meer in het nieuwe nummer
Binnenwereld door Jack Druppers Vrijdag – pfff, gelukkig bijna weekend. Nog één dagje werken en dan eindelijk twee hele dagen vrij. Morgen moet ik nog wel even een deadline halen en een artikel over vluchtelingen in relatie tot het politiewerk inleveren. Dat zal een interessante en niet eenvoudige klus worden, maar ik ga er vanuit dat ik deze deadline, zoals altijd, ook wel zal halen. Als ik net gearriveerd ben op het bureau en met wat collega’s buiten een beker koffie drink in de najaarszon, is de stemming opgewekt. Zojuist hebben we gehoord dat de bemiddelaar tussen de politiebonden en de minister heeft vastgesteld dat wij recht hebben op behoorlijk meer salarisverhoging dan de politiek wilde geven. Ook worden er bijtende grappen gemaakt over de ontmaskerde mol van de onderwereld bij de rijksrecherche. Over mijn dampende koffie heen zie ik dat twee geüniformeerde collega’s in hun surveillancewagen willen stappen op weg naar een melding. Op zich een alledaagse beweging. Dat is wat we doen. Plotseling worden ze echter door twee assistenten van de wijkteamleiding tegengehouden. Ze moeten naar binnen. Deze ongebruikelijke actie heeft direct mijn aandacht. De gezichten van de plaatsvervangers staan strak. Anderen hebben het ook gezien. Het geroezemoes verstilt. Dit wijst op iets. Iets belangrijks. Iets wat niet in de planning stond en belangrijker is dan een melding. Een grote inval? Een aanslag? Dan komen de assistenten van de wijkteamleiding ook onze kant oplopen. ‘Willen jullie ook naar binnen gaan,’ zeggen ze. ‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik. ‘Dat hoor je zo binnen als iedereen er is,’ antwoorden ze. Dat klinkt onheilspellend en waarschijnlijk is wat we gaan horen dat ook. Binnen stroomt de agentenwacht langzaam vol. Ook de collega’s op straat zijn door de centrale meldkamer naar binnen gedirigeerd. Opvallend is wel dat alleen het personeel van ons bureau naar binnen wordt
geroepen. De meldingen en spoedgevallen in ons rayon worden door personeel van omliggende basiseenheden overgenomen. Iedereen wordt er onrustig van, en ik ook. Net als bij mij zal bij iedere aanwezige collega een veelheid aan scenario’s door het hoofd spelen. Zit er ook een mol bij ons? Is een collega ernstig ziek of gewond? Dat het heftig nieuws gaat worden, beseft inmiddels iedereen. Na een minuut of vijftien zijn alle collega’s binnen en worden we verzocht naar de kantine op de derde etage te gaan. Via lift en trap haasten we ons naar boven. In no time zit iedereen. Het is doodstil. De spanning is om te snijden. Bij afwezigheid van de wijkteamleiding (die is nog onderweg naar het bureau) neemt capaciteitsmanager Linda het woord. Naast haar staat de chef van de districtsrecherche. Shit, wat is hier aan de hand? Linda kijkt even naar de grond, slikt en zegt dan dat een jonge collega van ons bureau vanochtend dood is aangetroffen. Thuis. Vermoedelijk zelfdoding. Met gebroken stem noemt ze zijn naam. Een gil klinkt door de kantine, mensen slaan de handen voor de mond. Ik zie mensen het hoofd op tafel leggen en in huilen uitbarsten. ‘Hoe kan dat nou?’ roept een collega. ‘Gisteren riep hij nog lachend dat we morgenmiddag samen noodhulp hebben.’ lees meer in het nieuwe nummer
Gehavend door Erik Wietse Rietkerk Als de regen is opgehouden, gaan we er samen vandoor. Maar nu ben ik kletsnat. Ik ben al een uur geleden de straat op gegaan. Ik heb naar de deinende iepenbloesem in de gracht gestaard en naar de kletterende druppels op half gezonken bootjes geluisterd. Een rusteloze fuut is zonder succes aan het jagen. Zo nu en dan verschijnt hij als een verdwaalde onderzeeër boven water en duikt secondes later weer het duister in. De lokale reiger houdt hem vanaf het dak van een auto scherp in de gaten. Naast mijn bankje ligt een zeilboot. Een Westerly Pentland om precies te zijn. Ik weet dit omdat mijn ouders vroeger exact hetzelfde schip hadden. De Pantagruel. Tot mijn vijftiende heb ik vrijwel alle week enden en vakanties op die polyester tweemaster moeten doorbrengen. Het was niet altijd even plezierig, maar zodra we alle zeilen van de Pantagruel hesen, de fok, het grootzeil en het zeil op de kleinere mast, de bezaan, dan was het sensationeel. Het verwaarloosde schip naast mijn bankje heeft daarentegen al jaren niet gevaren. Ze dobbert geketend aan rafelende landvasten in de gracht. Dat moet een zware straf voor haar zijn. Ik weet zeker dat ze met haar kielen, want ze heeft er twee, met minstens zes knopen door het water zou willen glijden, in plaats van onophoudelijk met haar romp tegen de stenen wal te moeten klotsen. Daar komt nog eens bij dat ze met haar lengte van tien meter niet in het beeld van een gracht past. Ze draagt de prachtige naam Isadora, maar haar reling is roestig, haar verf bladdert af en haar donkerblauwe stootwillen zitten onder de algen. Vorige week heb ik haar gekocht. We vertrekken zodra het droog is en de stilte aanbreekt. Dan zal ik afscheid moeten nemen van dit bankje. Mijn bankje. Ik ben hier gaan zitten nadat ik invalide werd, zo’n twee jaar geleden. Geen
nacht sloeg ik over. Overdag zat ik hier niet, dan bleef ik thuis. Ik vind dit deel van de stad te voorspelbaar en druk. Aanvankelijk probeerde ik hier wel bij daglicht op mijn ukelele te spelen. Meestal werd ik genegeerd, dat beviel me wel, maar zodra toeristen me gingen vragen of ik nummers kon spelen die zij wilden horen, raakte ik geïrriteerd. Ze dachten dat ik voor geld optrad. Nou, niet dus, ik ben geen jukebox. Als het cameravolk iets wilde horen, dan moesten ze het doen met waar ik zin in had. Hun aangegaap en geapplaudiseer kwam me de strot uit. Uiteindelijk besloot ik maar om pas na zonsondergang de straat op te gaan. Langzamerhand werd dat vanzelf steeds dieper in de nacht. Ik sliep toch niet en mijn kleine instrument klonk door het wegvallen van storende omgevingsgeluiden ook vele malen beter. lees meer in het nieuwe nummer
Doodtij Iris Le Rütte Zeedag, zilveren zon. Iemand kijkt, een ander wijst. Ik heb een badmuts op. De golven onhoorbaar, de wind onzichtbaar, het licht hangt in een oranje scherm. We lachen roerloos in het grijze zand. De tijd wacht op iets buiten beeld. lees meer in het nieuwe nummer
Sliert van vernietiging F. Starik kijkt naar Joost Zwagerman door F. Starik God, de zijne Toch is God hooguit een vage kennis. Hij is niet eens een facebookvriend. Mijn vriend de nog-niet-dode dichter Rogi kent Hem beter. Worstelende intimi, die twee. Mijn vriend de nog-niet-dode dichter Rogi schreef dat God in de Hel aan de wereld heeft gewerkt. Rogi zegt, de hel is in alles neergelegd. Mijn vriend is nog niet dood, al wil hij wel. En niet. Of wel. Ik word verhoord, monddode kroongetuige. Doorheen het sprakeloos verwarde nee probeert een ik heel dun of het nog tijdig kan gezegd. In herhaling wat mijn nog-nietdode vriend over het helse van de goede niet-zo-goede God beweerde. Ik probeer, mijn vriend hij gaat niet dood. Rogi komt in een gedicht terecht. joost zwagerman, 20 juni 2015
* Ik heb Joost als dichter nooit erg hoog gehad. Nu kan ik dat gemakkelijk zeggen, want hij is dood. Had hij nog geleefd, dan had deze opmerking me een geweldige tirade opgeleverd. Als dichter was hij me te slim, te handig, te intertekstueel. Gorter overdoen. Het ritme pakken, een beroemde regel mishandelen en dan maar hopen dat de mensen het mooi vinden. Pose. Joost was een buitenman. Al vond Joost dat zelf helemaal niet. Hij zag zichzelf graag primair als dichter, en er komt een ijzersterke laatste bundel aan, heb ik mij laten vertellen. Ik hoop dat het hierboven geciteerde gedicht dat hij kort voor het overlijden van Rogi Wieg schreef erin zal staan. Misschien sloop er op het eind de noodzaak in die ik in eerder werk mis. De binnenman. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer thomas bersee (1957) – Historicu en onderwijs- en bibliotheekadviseur. Winnaar van de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2003-2004 (Essayistiek) voor zijn eerdere publicaties in Hollands Maandblad. j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde talrijke verhalenbundels. In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. In 2015 verscheen Brief aan Vader, een keuze uit eigen werk, aangevuld met niet eerder gepubliceerde verhalen jan-willem dijk (1985) – Dichter; stond onder meer op Amsterdam Poëziefestival, Boekenbal voor de lezers en Dichters in de Prinsentuin. Studeert dit jaar af aan de Schrijversvakschool Groningen (Poëzie). Won de derde prijs van de Turing Gedichtenwedstrijd 2014. Publiceerde eerder in Hollands Maandblad. jack druppers (1962) – Wijkagent & inspecteur van politie te Amsterdam. Is ook actief als acteur. Publiceerde eerder in het politievakblad Blauw en als ‘korpsblogger’. Voor zijn project ‘Politiekids’ ontving hij de lpb Award voor het beste buurtproject en werd hij genomineerd voor de Hein Roethofprijs. paul gellings (1953) – Publiceerde zeven romans, twee novellen, vier dichtbundels en een monografie over het werk van Patrick Modiano. Een vijfde bundel, getiteld Café Egidius, is in voorbereiding.
iris le rütte (1960) – Maakt beelden, en publiceert tekeningen en poëzie in o.m. Hollands Maandblad. Onlangs verscheen haar dichtbundel met tekeningen Ik dicht je bij me en haar nieuwe œuvrecatalogus Schaduwplaats – Sculpturen, openbare ruimte, tekeningen, gedichten. Zie ook: www.irislerutte.nl. delphine lecompte (1978) – Woont in Brugge. Met haar bundel De dieren in mij (2009) won ze de Cees Buddingh’-prijs 2010 en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen 2011. In 2012 verscheen Blinde gedichten en onlangs de bundel Schachten en amuletten (2013). gerry van der linden (1952) – Dichter, schrijfster en docente poëzie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. In 2014 verscheen haar tiende bundel Stadswild. Zie ook: www.gerryvanderlinden.nl. kitty pouwels (1964) – Studeerde Portugees aan de Universiteit Utrecht en is werkzaam als literair vertaler. Ontving in 2015 de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs (categorie proza). erik wietse rietkerk (1985) – Studeert aan de Schrijversvakschool te Amsterdam; publiceerde eerder in Hollands Maandblad. f. starik (1958) – Dichter, kunstenaar, schrijver. Publiceerde diverse dichtbundels, zoals Songloed (2007), Victoria, of het Ministerie van Lief de, Zorg en Dood (2009), De gastspeler (2010) en Door (2013), alsook twee romans. In 2013 verscheen zijn Moeder doen; een lied van liefde, zorg en ouderdom
marc tritsmans (1959) – Publiceerde meer dan tien dichtbundels, waaronder Sterk water (2000), en Man in het landschap (2008). In 2010 werd de bundel Studie van de schaduw onderscheiden met de Herman de Coninckprijs. In 2012 verscheen De stilte van de wereld na ons en in 2015 Aanrakingen. babette wagenvoort (1970) – Beeldend kunstenaar en illustrator. Studeerde aan de Royal College of Art (Londen). Zie: www.babettewagenvoort.com.
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 73,50 • voor stu-
denten en docenten € 55,00 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 7,25 • dubbelnummers € 9,50 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers