HOL L A NDS
Maa ndblad inhoud no. 5 – 2013 vijf-en-vijftigste jaargang • nummer 786 mei 2013 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Redactioneel – Deze maand Stephan ter Borg – Mijn waarden Marc Tritsmans – Enkele vaststellingen omtrent de zee H.L. Wesseling – Lach niet J.M.A. Biesheuvel – Kippie Gerry van der Linden – Stiletto Leo Vroman – Simpele variaties Enne Koens – Staying or leaving Frans Pointl – Berichten uit het Dr. Sarphatihuis, Amsterdam Florus Wijsenbeek – Ook zonder ‘haantjeswerk’ Hugo Brandt Corstius – Eerste letters verste zetters From the book depository – Ontboekingsbijlagen Roman Helinksi – Slijtplekken Giovanni della Chiusa – Gedichten Emanuel Overbeeke – Vast in de godenschemering Guus Luijters – Moeder Tekeningen – Ronald Tolman Auteurs in dit nummer Colofon
Deze maand Soms stuit men in het leven op leermomenten die je doen vermoeden dat er toch iets bestaat als een tijdgeest, nu ja iets als een beschavingsvorm die de schijn van inzicht biedt in de ongezouten werkelijkheid. Zo’n moment deed zich deze maand voor in de Tweede Kamer, tijdens het debat over de politieke toekomst van staatssecretaris Frans Weekers van Financiën. Die toekomst leek even onzeker door het inzicht dat er wordt gefraudeerd met het Nederlandse systeem van per voorschot uitgekeerde belastingtoeslagen en in het bijzonder door de onthulling dat zulks een grootschalig, georganiseerd en grensoverschrijdend karakter heeft, thans bekend als ‘Bulgarenfraude’. Het leermoment met vermoeden van tijdgeest zat hem uiteraard niet in het feit dat de Algemene Rekenkamer al zeven jaar lang waarschuwt voor de fraudegevoeligheid van de wetgeving ter zake. Het leermoment school evenmin in het gegeven dat in de Tweede Kamer dezelfde opponenten tegenover elkaar stonden als toen zeven jaar geleden de toeslagenwet werd aangenomen, maar nu het tegenovergestelde standpunt verwoordden als zij destijds hadden gedaan. En de tijdgeest stak nog minder in het feit dat hetzelfde euvel speelt bij talrijke andere rijksregelingen die steunen op de illusie van een sluitende Gemeentelijke Basisadministratie die dankzij perfect werkende ict-systemen van de overheid naadloos gekoppeld zijn aan de bestanden van de uitkerende instanties. Dat alles is wellicht grappig, en kost een cent, maar vormt niet de kern van de zaak. Neen, het debat was leerzaam omdat zelden tevoren zo scherp bleek hoezeer ons staatsbestel is veranderd in een beeldschermdemocratie. Behalve alle voorpret en spanningsopbouw in de media, draaide de politieke krachtmeting zelf ook in hoge mate om het beeldscherm. Ik bedoel
het beeldscherm van mobiele telefoons waarop menig parlementariër tijdens de staatsrechtelijke overwegingen zat te turen naar de televisieuitzending van de halve finale van het songfestival. Ik herhaal dat nog even, voor het geval de ongezouten werkelijkheid te gepeperd voor u is. Halve finale. Songfestival. Het was een monumentaal moment: in een rechtstreekse uitzending van een parlementair debat was op het beeldscherm te zien hoe de Tweede Kamer naar de andere zender keek. Cultuurpessimisten zullen wellicht menen dat er een samenhang moet zijn met het feit dat niet één parlementariër in ons land meer een abonnement heeft op een literair tijdschrift en dat de televisie alles kapot maakt, na ons geestesleven en goede humeur nu ook ons democratisch bestel. Zelf ben ik positief gestemd. Zolang de wetgevende macht naar het beeldscherm tuurt, is er hoop dat een einde komt aan de wetgevingswoekering in Nederland. Ik noem de privatiseringsgolven, schaalvergrotingen, onderwijsvernieuwingen en stelselwijzigingen in de zorg, alles bedoeld om met een web van wetten een rechtvaardiger wereld te scheppen. Cicero had hiervoor een uitdrukking: ‘summa ius summa iniuria’. Ik vertaal dat even – voor mijzelf en voor allen die niet weten dat het gemiddelde eindexamencijfer Latijn thans onder de zes is gezakt: ‘Het hoogste recht is het hoogste onrecht’. De Engelse versie vangt de boodschap beter: More law, less justice. Zo bezien, schuilt onze redding in een beeldscherm met wegwerpcultuur. – bb
Mijn waarden door Stephan ter Borg Bijna ben ik te laat omdat ik droomde dat ik een envelop was. In de wachtkamer zitten nog drie andere mensen. Een vrouw loopt rond alsof ze iets zoekt. Na een paar minuten vraagt ze aan de receptioniste: ‘Hebben jullie ook een frisdrankautomaat?’ Wanneer ik zulke mensen zie, denk ik de reden te hebben gevonden waarom ouders hun kinderen Dean noemen. Soms denk ik dat ik de reden ben dat mensen hun kinderen Dean noemen. De huisarts noemt mijn naam en ik volg hem naar zijn kamer. Hij stelt impertinente vragen. Ik geef antwoord. Aan het einde van het gesprek, dat ongeveer twee minuten duurt, zegt hij dat hij wat bloed wil laten afnemen. Dat kan meteen, hier, bij zijn assistente. Hij kijkt om onverklaarbare redenen trots. Ik ben bang voor naalden. ‘Wat een spieren, hè,’ zeg ik tegen de assistente als ik mijn mouw opstroop. Daarna vertelt ze iets over haar kinderen. Ik kijk de andere kant op wanneer de naald mijn arm binnendringt. Ze noemt me een grote jongen. Ik neem de bus naar huis en ik voel me uitgeput. Als iemand me nu zou vragen welke groente ik was, dan zou mijn antwoord zijn: linzen. Of tellen die niet? Thuis kijk ik de rest van de dag kattenfilmpjes op YouTube. Onder elk van die filmpjes tik ik als reactie: I like black bitches and cuttlefish. Ik schrijf een zin op. Dan kijk ik naar mijn scherm en betreur dat mijn laptop te duur is om mee te gooien. In de universiteitsbibliotheek ga ik altijd naast Chinezen zitten omdat zij tenminste geen dubstep luisteren. Gisteren belde de dokter. Hij zei: ‘We moeten het even over je waarden hebben.’ Deze keer heeft hij latex handschoenen aan. Zijn assistente neemt
drie buisjes bloed af. Over mijn spieren geen woord. Rond etenstijd ben ik weer thuis. In de koelkast liggen nog: magere kwark, sinaasappelsap, een restje salami en een aardpeer. Ik ben een impulsieve koper. Het is druk in de supermarkt. Mijn huid voelt dun als die van een lampion. Ik ben bang dat de mensen me zien branden. De caissière kijkt me aan en ik zeg: ‘Heb ik iets van je aan of zo?’ In de gang van mijn flat kom ik een buurmeisje tegen. Ik probeer in haar oren te kijken. In het trappenhuis ligt elke ochtend een gebruikt wattenstaafje. Precies voor mijn deur. Ik denk dat zij erachter zit. Voor de rest is ze wel oké. Met het offerfeest kwam ze een schaal met schapenvlees brengen. Ik vroeg of dat niet voor de armen bedoeld was. Ze zei: ‘Ook voor normale mensen.’ Ik kijk veel tv. Elke woensdagavond is er een dubbele aflevering van Criminal Minds. Gisteren dacht ik: dat is het enige dat me nog op de been houdt. De dokter heeft nieuwe woorden geleerd. Hij zegt dingen als traject, verloop. Zijn assistente neemt vijf buisjes bloed af. Het went. Ze zegt: misschien moet je een reis maken. Ik zeg iets over Florida. Ze blijkt nog nooit van mangrovebossen te hebben gehoord. We lachen. Ik vraag naar haar kinderen. Ze maken het goed. lees meer in het nieuwe nummer
Lach niet Historische musea als nationaal en Europees probleem door H.L. Wesseling Het vreemde in de blik van Jean-Paul Sartre, waar Jaap van Heerden over schreef in een opstel dat in meer dan een van zijn bundels werd opgenomen, is mij nooit zo opgevallen – al bedoelde hij er iets anders mee dan je op het eerste gezicht zou denken – maar het vreemde in de blik van een aantal historici bij het vernemen van de plannen voor de oprichting van een Nationaal Historisch Museum wel. Jarenlang hebben zij en anderen geklaagd over ‘het gebrek aan historisch besef’ in dit land, het ontbreken van geschiedkundige kennis bij de Nederlanders in het algemeen en bij de politici in het bijzonder – een onderzoekje van het Historisch Nieuwsblad bracht aan het licht dat een parlementariër meende dat Willem van Oranje in 768 bij Dokkum was vermoord – en de afwezigheid van chronologisch inzicht bij de jongere generaties. De in 2011 overleden emeritus hoogleraar Nieuwe Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Arie van Deursen merkte zelfs eens op dat voor veel hedendaagse studenten de vraag wie eerder was, Bismarck of Lodewijk xiv, even raadselachtig is als de vraag wie eerder was, Sneeuwwitje of Roodkapje. Klachten te over dus. En dan komt er opeens in juni 2006 vanuit de volksvertegenwoordiging zelf nota bene het voorstel om daaraan iets te doen in de vorm van een kamerbreed aangenomen motie van Jan Marijnissen en Maxime Verhagen – bien étonnés de se trouver ensemble – om te komen tot de oprichting van een Nationaal Historisch Museum. En dan schieten de historici in allerhande spasmen, die niet makkelijk te verklaren zijn. Het plan voor een Nationaal Historisch Museum is inmiddels mislukt, en wel op een tamelijk grandioze wijze. Opmerkelijk genoeg mislukte enige tijd later eveneens een soortgelijk
Frans project. De vraag is waarom. Lag het aan de weifelingen der historici? Of deed hun getob er uiteindelijk weinig toe bij de deconfiture van de plannen voor een historisch museum? Je zou denken dat de historici blij zouden zijn geweest met een dergelijk project en zich, zoal niet juichend dan toch met overtuiging, erachter hadden gesteld. Maar nee. Een niet gering aantal – zij het lang niet allen – begon onmiddellijk met bezwaren te maken. Het was niet nodig. Er waren al genoeg historische musea. De directeur van het Rijksmuseum ging zelfs zo ver te verklaren dat er allang een Nationaal Historisch Museum was, namelijk het zijne. Alsof iemand naar het Rijksmuseum gaat voor het stokske van Oldenbarnevelt, als dat al het echte is, of voor het pistool van de moordenaar van Pim Fortuyn. Naar het Rijksmuseum ga je voor Rembrandt en Vermeer, en de koningin dineert voor de Nachtwacht en niet bij het bureau van Drees. Kinderachtige kinnesinne dus van die directeur. Een Nationaal Historisch Museum was niet mogelijk, zo klonk een ander bezwaar van de critici, want er zou nooit consensus worden bereikt over wat er in zo’n museum te zien zou moeten zijn. Het was zelfs gevaarlijk, want het zou de zwarte kanten van ons nationale verleden (slavenhandel! kolonialisme!) vast en zeker verdoezelen, alleen de mooie dingen laten zien en aldus bijdragen tot een nieuw nationalisme. Alsof we daar niet zelf bij zijn, als historici, museuminrichters en museumbezoekers. lees meer in het nieuwe nummer
Simpele variaties Leo Vroman Bestaat er iets beters dan te leven? Dat heeft nog niemand mij gevraagd, en wat voor antwoord kan ik geven? Dat andere leek niet zo geslaagd? * Een park waar prinsessen verpozen op vol ombloemde eindeloze witte bijgeharkte lanen, vijvers met witte en zwarte zwanen altijd in profiel te zien, en daarboven bovendien blauw waar vergulde zon en maan nooit meer onder gaan. * Een wereldrijk, desnoods heel klein, vol met zwoele nachten waarin dromen en gedachten vanzelf werkelijk zijn. maar hoe kan ik dan voorkomen niet puur van jou en levensgroot maar ook van die oorlog te dromen en hongersnood?
* Een wereld net zo als vandaag maar zonder moordlust en haat, trots of andere hersenplaag waar dit uit ontstaat. lees verder in het nieuwe nummer
Ook zonder ‘haantjeswerk’ Twee generaties vrouwenemancipatie in Nederland door Florus Wijsenbeek Onlangs vierden we internationale vrouwendag en toen deed iemand het weer. Ik bedoel: mannen de schuld geven van het feit dat in bepaalde opzichten de vrouwenemancipatie in Nederland zo opmerkelijk achter loopt bij de ons omringende landen. Die iemand was niet de eerste de beste. Het ging om de huidige minister van Onderwijs en Emancipatie Jet Bussemaker (PvdA). Het was misschien jammer dat zij de mannen zo stellig de schuld gaf in het zondagse praatprogramma ‘Eva Jinek op zondag’, want dat is niet echt de plek waar dan een vraag om opheldering volgt. En er volgt zeker geen vraag om zo’n op persbericht formaat gesneden beschuldiging te staven met feiten en argumenten, alsook comparatieve diagnoses van de situatie in omringende gebieden. ‘Mannen kiezen nog altijd hoofdzakelijk mannen,’ zei de minister over selectieprocedures voor topfuncties. Zij pleitte dan ook voor een verplichting om in sollicitatiecommissies altijd minimaal een vrouw op te nemen. Ook in het onderwijs is volgens de PvdA’er nog ‘een grote slag’ te maken. ‘Er zijn veel te weinig vrouwelijke hoogleraren,’ betoogde de minister die er tevens voor pleitte om goed presterende vrouwen te belonen met een jaarlijkse prijs. Een week later betoogde de minister trouwens in een nota over emancipatie die ze aan de Tweede Kamer stuurde dat het relatieve achterblijven van emancipatie ook aan Nederlandse vrouwen zelf ‘te wijten’ is. In de ogen van de minister kiezen die veel te vaak voor financiële afhankelijkheid van hun echtgenoten en voor ‘niets doen’ met hun opleiding waarin ‘de overheid zo veel heeft geïnvesteerd’. Nu is het ronduit waar dat de vrouwenemancipatie in Nederland achterblijft vergeleken met de rest van de beschaafde wereld, meer be-
paaldelijk waar het topfuncties betreft. Op dit moment is slechts tien procent van de raden van commissarissen van beursgenoteerde bedrijven vrouw, en het aantal vrouwelijke hoogleraren is in ons land inderdaad beduidend lager dan in omringende landen. Indien dit inderdaad de schuld is van een masculiene samenzwering, dan is het zaak snel te onderzoeken waarin Nederlandse mannen in emancipatorisch opzicht verschillen van mannen uit België, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Turkije, allemaal landen met relatief veel meer vrouwelijke hoogleraren dan bij ons. Dit nijpende vraagstuk, en misschien wel vooral het plan voor de beloning van goed presterende vrouwen met een prijs, deed mij onwillekeurig terugdenken aan mijn moeder, aan mijn schoonmoeder en aan mijn echtgenote. Het gezin waarin ik ben opgegroeid, was tamelijk bevoorrecht en behoorlijk traditioneel, althans voor die tijd. We waren met zes kinderen, een inwonende kinderjuffrouw en een dienstmeisje, dan kwam er nog elke dag een werkster, op woensdag een Scheveningse om het zilver te poetsen en op donderdag een naaister. Slechts eenmaal per week kwam een tuinman, want dat was slechts voor die werkjes die mijn moeder niet zelf deed. lees meer in het nieuwe nummer
Ontboekingsbijlagen From the book depository Nu de afgelopen drie jaar in Nederland de verkoop van boeken met 20 procent is gedaald en het Centraal Boekhuis, de landelijke boekverdeler, een verdere daling met 40 procent voorziet, nu het aantal openbare bibliotheken in dit land is afgenomen van 1031 in 2009 tot minder dan 650, nu het radioprogramma ‘Boeken’ van de vpro door de netmanager wordt gewurgd, nu boekententamens in het onderwijs steeds meer verdwijnen, rijst de vraag of wij leven in een tijd van totale ontboeking. U zegt, kijk dan naar al die grote boekenbijlagen die de landelijke kranten nog bieden. Ik kijk en denk aan de voormalige hoofdredacteur van HP/De Tijd die enkele jaren geleden noteerde dat boekenbijlagen worden volgeschreven door boekenjournalisten die geen journalisten zijn maar ‘liefhebbers’ en uitblinken in een ‘gemakzuchtige en ook onderdanige manier van werken’. Zijn conclusie luidde dat de lezer er maar ‘bekaaid afkomt’. Deze kwestie is niet zonder belang, zeker nu er steeds minder lezers overblijven. Derhalve verkennen wij op deze plek elke zeven jaar de grootste drie bijlagen in de landelijke kranten. Dat biedt de kans om een longue durée perspectief te verkrijgen van boekenbijlagen in een tijd van ontboeking. Dankzij het eigentijdse sterrensysteem kunt u al die letters overslaan. trouw – De bijlage ‘Boeken’ van Trouw is de afgelopen jaren ingrijpend vernieuwd en ook verkleind, zoals de hele krant. Elke zaterdag is ‘Boeken’ komt nu op magazineformaat, dikwijls met één recensie per pagina. Nog steeds past toon en timbre van de bijlage bij het typische perspectief van Trouw op journalistiek, waarbij als snel termen vallen als ‘De verdieping’ of ‘Letter & Geest’, Men deinst dus ook in de inter-
nationaal bekroonde moderne opmaak niet terug voor lange betogen over ethiek, religie, normen dan wel waarden, de ondergang van de beschaving, of al het voorgaande tezamen. De bijlage ‘boeken’ bevat beduidend minder recensies en meer wit dan vroeger, waarbij de ondergrens wat betreft kwaliteit van de bijdragen nog altijd niet uitzonderlijk hoog ligt en het niveau van de medewerkers bijzonder wisselend is. Het bespreken van literaire tijdschriften had men zeven jaar geleden al opgegeven. De vanouds grootste verdienste van de bijlage ‘Boeken’ van Trouw – de goede, soms voortreffelijke, presentatie van ‘nieuwe boeken’ die de concurrerende rubrieken in de andere kranten verre oversteeg, heeft zwaar te lijden gehad van de vernieuwingen, die dan wel weer tot de webpagina ‘Schrijven’ heeft geleid, waar deze lezer overigens niet warm van werd. De geringe redactionele bezetting waarmee de bijlage ‘Boeken’ van Trouw wordt gemaakt, dwingt dan wel weer respect af. – ●●●●● lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde o.m. de verhalenbundels In de bovenkooi (1972), Slechte mensen (1973), De verpletterende werkelijkheid (1979) en Het wonder (1995). In 2007 ontving hij voor zijn gehele œuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. stephan ter borg (1985) – Was als redacteur verbonden aan Propria Cures en maakte zijn literaire debuut in Hollands Maandblad waarvoor hij werd onderscheiden met de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 20112012 (proza). In 2012 verscheen zijn roman Orang-oetans drijven niet. hugo brandt corsius (1935) – Woont in Parijs. giovanni della chiusa (1969) – werkt aan zijn dichtbundel Een mens moet ook niet alles willen weten. roman helinski (1983) – Publiceerde eerder verhalen in De Brakke Hond, Bunker Hill, Deus ex Machina en Hollands Maandblad. Werkt aan een debuutroman die zal verschijnen bij De Arbeiderspers. enne koens (1974) – Toneelschrijfster; in 2007 verscheen haar roman Tot alles gezegd is. Voor het Young Adult boek Vogel (2011) ontving zij de Jonge Jury debuutprijs. In juni verschijnt Sammie en opa, een roman voor zeven jaar en ouder, geïllustreerd door Kees de Boer. gerry van der linden (1952) – Dichter, schrijfster en docente poëzie aan de Schrijversvakschool Amsterdam. In 2012 verscheen haar negende bundel Wat een geluk. Zie www.gerryvanderlinden.nl.
guus luijters (1943) – Dichter, schrijver, journalist. In 2011 verscheen zijn lange gedicht Sterrenlied; Ter herinnering aan Sientje Abram (19311942) en in 2012 het door hem met Aline Pennewaard samengestelde In Memoriam; De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945. emanuel overbeeke (1958) – Musicoloog en publicist. Van zijn hand verschenen o.m. Stravinsky in de spiegel van zijn tijd (1994) en Muziek onweerstaanbaar als de zee; Claude Debussy 1862-1918 (2012). frans pointl (1933) – Schrijver. Debuteerde in 1959 met de dichtbundel Afscheid van laatste lente. Op 56-jarige leeftijd publiceerde hij de verhalenbundel De kip die over de soep vloog, die onder meer werd genomineerd voor de ako Literatuurprijs. Zijn recentste boek is Jarig ben je d’r mee (2009). ronald tolman (1948) – Beeldhouwer, schilder en graficus. In het najaar verschijnt een boek over zijn schilderijen, getiteld De meester van de mogelijkheden. Zie www.ronaldtolman.nl. marc tritsmans (1959) – Publiceerde tien dichtbundels, waaronder Sterk water (2000), Kritische massa (2002) en Man in het landschap (2008). In 2010 werd de bundel Studie van de schaduw onderscheiden met de Herman de Coninckprijs. In 2012 verscheen De stilte van de wereld na ons. leo vroman (1915) – Schrijver, dichter, tekenaar, hematoloog. Ontving de P.C. Hooftprijs (1964) en de VSB Poëzieprijs (1996). Recent verschenen Nee, nog niet dood (2008), Zodra (2010) en Daar (2011).
h.l. wesseling (1937) – Emeritus-hoogleraar Algemene Geschiedenis aan de RU Leiden en van 1995 tot 2002 rector van het nias te Wassenaar. Publiceerde o.m. Verdeel en heers; de deling van Afrika (1991), Zoon en vader, Vader en zoon (2008) en De man die nee zei; Charles de Gaulle 1890-1970 (2012). florus wijsenbeek (1944) – Was tussen 1984 en 1999 lid van het Europese parlement voor de vvd; is thans senior adviseur, o.a. bij European Public Policy Advisors.
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 70,00 • voor stu-
denten en docenten € 52,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 6,95 • dubbelnummers € 8,95 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers