HOL L A NDS
Maa ndblad inhoud no. 1 – 2016 zeven-en-vijftigste jaargang • nummer 818 januari 2016 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Aanvullende honoraria Redactioneel – Deze maand Kira Wuck – Overbodig Dorien de Wit – Gedichten J.M.A. Biesheuvel – Muziek Vicky Francken – Gedichten Erik Wietse Rietkerk – Crematie op Locatie™ Jack Druppers – Je suis Peur Paul van den Hoven – Twee moderne sonnetten Willem Wansink – Een intellectueel als staatsman F. Starik – Alsof er niets is gebeurd Wim Brands – Tsjechov Thomas Heerma van Voss – The Big Smoke Giovanni della Chiusa – Gedichten Tekeningen Karen Opstelten Auteurs in dit nummer Colofon
Aanvullende honoraria * * * holl ands maandbl ad aanvullende honoraria 2015 Dankzij de steun van het R.O. van Gennep Fonds is de Stichting Hollands Maandblad in staat jaarlijks prozaschrijvers, dichters, essayisten en grafisch kunstenaars die meewerken aan Hollands Maandblad ten behoeve van de verdere ontplooiing en bestendiging van hun werk een financiële aanmoediging te bieden in de vorm van het Hollands Maandblad Aanvullend Honorarium. Het Bestuur van de Stichting Hollands Maanblad en de redactie hebben het genoegen mede te delen dat de volgende auteurs, dichters en kunstenaars uit jaargang 15 van Hollands Maandblad in aanmerking komen voor een jaarlijks in de maand oktober vastgesteld en uitgereikt Hollands Maandblad Aanvullend Honorarium:
* vrouwkje tuinman – proza daniëlle van versendaal – proza iris le rüt te – poëzie & tekeningen małgosia briefjes – tekeningen erik wietse rietkerk – proza karen opstelten – tekeningen delphine lecompte – proza marieke rijneveld – poëzie berry de haas – tekeningen jan-willem dijk – poëzie
*
* * * Het Aanvullend Honorarium is bedoeld als materiële steun in de rug, en niet als een prijs in de zin van de drie Hollands Maandblad Schrijversbeurzen die jaarlijks worden uitgereikt door de Redactieraad voor de beste bijdrage in de categorieën Poëzie, Proza en Essayistiek. Het gaat om een donatie aan medewerkers van wie de bijdragen in de afgelopen jaargang door het Stichtingsbestuur in het bijzonder werden opgemerkt. De leeftijd van de medewerkers, de continuïteit van hun band met Hollands Maandblad en de mate van relevantie van de ondersteuning, speelt bij de nominatie mede een rol.
* * *
Deze maand In de ogen van gewone stervelingen lijken sommige maanden zonderlinger dan andere. Deze maand maakte een behoorlijk zonderlinge indruk, hoewel dat in het perspectief van de pelgrimstocht der mensheid meer schijn dan werkelijkheid geweest moet zijn. Niettemin was er genoeg zonderlings om even hieromtrent te twijfelen. Terwijl wij stilletjes staarden naar het bloedig lijden rondom en zorgelijk luisterden naar het gekraak der maatschappelijke breuklijnen onder ons, publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek deze maand immers een rapport. Dit in eigen woorden ‘aantrekkelijk geschreven’ rapport van het cbs handelde over de stand van de natie in internationaal perspectief. Wij bleken het gelukkigst, en wel van iedereen. Een hele opluchting, wat u zegt. Wij zijn dan misschien wel niet het slimst van de hele wijde wereld, en wellicht niet het knapst van de kosmos, maar wel het gelukkigst. Iets zegt mij dat uw gedachten bij lezing van het rapport afdwaalden naar Gustave Flaubert. Er zijn drie fundamentele voorwaarden voor geluk, stelde de schrijver van Madame Bovary, Salammbô en Bouvard et Pécuchet (op het gevaar af u te beledigen, noem ik dit toch even ten behoeve van de nrc.nxt-lezer die met hun columnist Christiaan Weijts onlangs giechelend maar welgemeend ‘fuck de literaire canon’ riepen tegen het letterkundig erfgoed). Deze drie fundamentele voorwaarden voor geluk zijn egoïsme, gezondheid en stupiditeit. En vooral dat laatste, stipuleerde Flaubert, is van belang. Zonder stupiditeit is geluk simpelweg onhaalbaar. Ja, zult u beamen als geharde consument van het eigentijds bestaan, het is wel duidelijk dat wij de gelukkigste natie ter wereld zijn, want wij badderen in stupiditeit, wij zijn dronken van de nectar der onnozelheid, en genieten van de obesitas der onwetendheid. En denk niet dat de
vooruitgang redding brengt. Integendeel, Milan Kundera besefte al in zijn L’Art du roman dat ‘de modernisering van de stupiditeit’ alles nog veel erger maakt. Voorheen was stupiditeit bovenal gebrek aan kennis, een toestand die door onderwijs verholpen kon worden. De moderne stupiditeit, diagnosticeerde hij, is echter ongeneeslijk; het gaat niet om een gebrek aan kennis (wij zijn hoger opgeleid dan ooit), maar om een toestand van niet-denken, niet-vragen, niet twijfelen, ja van de totale geestelijke catatonie die ook wel bekend staat onder de diagnose praatprogramma. Wij zijn, wil ik maar zeggen, als natie waarschijnlijk zo gelukkig omdat wij permanent in een spagaat staan tussen ons gebrek aan niveau en onze flagrante flaters. Tobben daarover is zinloos: ons tomeloos tekortschieten vormt immers de humuslaag waarin ons grenzeloos geluk wortelt. Deze maand was derhalve niet zonderling omdat bekend werd dat het eten van sinaasappels afneemt vanwege het feit dat het pellen van deze vrucht ‘te moeilijk’ wordt bevonden. Neen, de maand was zonderling omdat een Nederlandse literaire uitgever zich enthousiast toonde om vanaf heden Hollands Maandblad onder zijn hoede te nemen. Het valt enigszins te betwijfelen of hij hierdoor de gelukkigste uitgever van de gehele wereld zal worden, maar het gaf de maand ontegenzeggelijk de zonderlinge smaak van vrolijk verzet tegen de alledaagse geestloosheid van ons tijdsgewricht. – bb
Overbodig door Kira Wuck Mijn psychiater zegt dat ik geen enkele progressie maak, dat er iets in mij helemaal niet beter lijkt te willen worden. Beter waarvan, vraag ik mij af. Ik loop door de lange ziekenhuisgangen en heb na het laatste gesprek trek gekregen. Niet dat we veel tegen elkaar gezegd hadden. Mijn psychiater had mij vriendelijk en geduldig aangekeken, als een hond die wacht tot die weer naar buiten mag. ‘Ik geef mensen hun leven terug,’ zei hij ten slotte. ‘Soms zijn ze het even kwijt, vergeten waar ze het allemaal voor doen. Maar iedereen vind hem hier terug, ook jij. Ik ben heel goed in mijn werk.’ Ik keek naar de vele bedankkaartjes van mensen die hij de afgelopen jaren heeft beter gemaakt en tegen zijn muur aangeplakt hingen. Op sommige kaarten was de afdruk van slingers en ballonnen te zien. Ik moest er kort om lachen. De psychiater keek mij tevreden aan. In de kantine verkopen ze alleen maar vettige saucijzenbroodjes en kaasbroodjes. En in de machines vind je chips, drop en chocolade. Je zou verwachten dat mensen die ziek zijn behoefte aan gezonde voeding hebben. Het is bewezen dat goede voeding het genezingsproces versnelt. Willen ze wel dat mensen er weer bovenop komen? Zo worden we nooit echt beter. ‘Geen progressie,’ herhaal ik tegen mezelf als ik in mijn auto zit. Tot nu toe hebben uw adviezen tot niets geleid, had ik willen antwoorden. Sinds mijn psych een lijst heeft gemaakt van alles wat mij dwarszit, merk ik dat ik vaker langs de spoorlijn rijdt. Elke week haalt hij de lijst uit zijn koffer tevoorschijn en legt die voor mijn neus op tafel, alsof hij me vraagt om een
bekentenis te doen, die ik keer op keer weiger. Hij vraagt om een cijfer te geven. Een vijf, bijvoorbeeld, als ik er nog erg mee zit. Terwijl ik op het groene sein wacht, kijk ik hoe een overvolle trein voorbij racet. Mensen die doen alsof ze gelukkig zijn en zich elke dag op hetzelfde tijdstip moeten verplaatsten. Ik las ooit een interview met een machinist. Hij had twee keer meegemaakt dat er iemand zich voor zijn trein wilde gooien, maar hij had toen hard op de claxon gedrukt, wat zo’n angstaanjagend geluid geeft, dat ze beide keren zo snel ze maar konden overeind kwamen en maakten dat ze van het spoor afkwamen. Hoe graag je ook dood wilt, het geluid van de treinclaxon verdragen, blijkt vaak nog moeilijker te zijn. De machinist had ze graag nog een keer recht in de gezicht gekeken, de man en het meisje. Het meisje had zwart geverfd haar en was aan de magere kant, alsof ze nauwelijks nog bestond. Sinds hij van het bestaan van het meisje afwist, zocht hij haar overal in het dorp waar ze op het spoor had gestaan, in de supermarkt, in jeugdhonken, op schoolpleinen en in wachtkamers. Tevergeefs. lees meer in het nieuwe nummer
Muziek door J.M.A. Biesheuvel Kleine kinderen, vuurwerk, kerkklokken, sirenes, de huisbel, luidruchtig gebabbel, homerisch gelach, vallende glazen vazen, het geloei van koeien, het geblaat van schapen, het geknars van ijzer op ijzer; kortom het gebrek aan absolute stilte, dat was de hel voor Ivan Pavlovitsj. Het geluid van een papegaai was nog wel het ergste. Ivan was een virtuoos en als hij speelde – ‘Flügel spielte,’ zegt Tucholsky ergens – stroomden duizenden mensen toe. Toermier, een klein provinciestadje in Europa, was de zetel van Ivan. Hij was getrouwd met Olga, een echte radabarbára, een lieve, weelderige schoonheid. Ivan reisde veel; de concertzalen van Los Angeles, San Francisco, New York, Milaan, Wenen, Moskou, Tokio, Amsterdam, Berlijn, Madrid, Lissabon, Rome, Stockholm waren hem niet onbekend. Ja, hij reisde veel, maar nu woonde hij in een erg rustige buurt, een villawijk van Toermier. Het zonnetje scheen hier vaak en de omgeving was ravissant. Toch hield Ivan er niet van om met Olga en zijn drie kinderen in het park te gaan wandelen. Hij had thuis een fietsmachine en een roeimachine. En hij speelde thuis drie-en-een-half à vier uur per dag op de vleugel. Het gezinnetje bezat een huis met veertien kamers en een reusachtige tuin. Het kindermeisje Sonja, de drie kinderen (3, 5 en 7) en de herdershond Tommy voltooiden het beeld. Ivan speelde dus heel veel, vsjô ot Bacha do Offenbacha, zoals hij zei – alles van Bach tot Offenbach. Nu speelde hij eens op een van de Steinway concertvleugels – hij had er twee – in de muziekkamer, toen een zeer rauwe vloek uit zijn keel de muziek tot stoppen bracht. De kinderen, de huisbel, de hond Tommy maakten te veel lawaai. Ivan stond op, stampte met zijn rechtervoet driemaal op het parket, zo hard dat de Ruysdael, de Mondriaan en de drie Steinbergs aan de wand ervan tril-
den. Hij brulde: ‘Olga!’ Ze kwam aangesneld. ‘Zo gaat het niet langer,’ zei hij kwaad. Zijn gezicht was paars van opwinding. Hij pakte zijn oplaadbare scheerapparaat, zijn Elsschot, zijn Tjechow, zijn Conrad, zijn Nabokov, zijn Grahame, en zijn Kafka uit de kast – alsook zijn Heine en Goethe en Eliot en Frost niet te vergeten. lees meer in het nieuwe nummer
Crematie op Locatie™ door Erik Wietse Rietkerk ‘Nog een?’ vraagt Denny aan Cor, de weduwnaar naast hem op de bijrijdersstoel. Denny houdt een verfrommeld pakje Camel omhoog dat hij uit zijn binnenzak heeft gevist. Een paar nachten geleden heeft hij de gewoonte weer opgepakt, nadat Lianne de deur achter zich had dichtgetrokken. Misschien staart hij daarom wat afwezig naar de marmeren bedrijfsurn op het dashboard. Vanmorgen heeft hij de urn nog als asbak gebruikt; over een uur of twee gaat de vrouw van Cor erin. ‘Ja, doe maar,’ mompelt Cor. Hij zit in elkaar gezakt met de kraag van zijn jas over zijn oren. Hij kijkt recht vooruit. Een Unox-muts bedekt zijn voorhoofd en wenkbrauwen. Hij wrijft zijn handen over elkaar en steekt twee vingers als een schaar uit om de sigaret aan te pakken. Denny knipt zijn zippo open en geeft Cor een vuurtje. De klik en het vlammetje van de zippo maken hem steeds weer melancholiek. Hij had het ding op zijn achttiende verjaardag gekregen van Jordi, in een kroeg waar ze verder niemand kenden. Diezelfde nacht versierde hij de bloedmooie Lianne. In een donkere hoek van de bar zat ze naar hem te gluren. Die blik zou hij wat graag weer eens willen zien. De zippo had jarenlang in een la van zijn bureau gelegen, ergens weggemoffeld achter een perforator. Nog geen week geleden gebruikte hij het ding voor het eerst weer, toen hij midden in de nacht in zijn kantoor voor het raam ging staan en een sigaret opstak. Na het eerste haaltje in god weet hoeveel jaar kwamen de herinneringen terug. In het vlammetje van de zippo zag hij hun jonge gezichten. Nu ziet hij vooral de gedeukte sigaret tussen de gebarsten lippen van Cor. ‘We moeten bijna gaan,’ zegt Denny. Cor reageert niet. Hij staart naar buiten, naar het naambordje naast de voordeur met de goudkleurige letters van ‘Cor & Anita’. Misschien
stelt hij zich een naambordje met uitsluitend ‘Cor’ voor. De tranen barsten in elk geval weer los. Zijn lichaam schokt en bibbert. Hij hoest flink bij het inhaleren. Denny besluit de stakker nog even te geven. Hij weet wat het is om zonder vrouw door het leven te gaan. Langzaam sluit hij zijn ogen en denkt aan Lianne en wat hij allemaal met haar gaat doen wanneer ze met hangende pootjes bij hem terugkomt. Dat zal zeker gaan gebeuren. Daar durft hij vergif op in te nemen. Plotseling schrikt hij op uit zijn gemijmer door een zachte plof tegen het zijraam. Een dot sneeuw glijdt langzaam van het glas naar beneden. Hij laat zijn hoofd zakken en tuurt door het enige deel van het raam dat niet is beslagen. Op hooguit drie meter van de truck zit een jochie van een jaar of tien een nieuwe bal te kneden. Zijn wanten liggen voor hem in de sneeuw. Het mannetje loert om zich heen en springt op. Hij zwaait zijn arm naar achteren, maar net voordat hij kan gooien, spat een sneeuwbal op zijn eigen oor uit elkaar. Denny ziet het gezicht van het joch vertrekken, maar het ventje schudt snel de sneeuw weer af en rent met zijn eigen sneeuwbal in de richting van zijn belager. Denny grinnikt, goed geraakt worden heeft ook iets plezierigs, zoiets gun je de ander. lees meer in het nieuwe nummer
Een intellectueel als staatsman Helmut Schmidt (1918-2015) door Willem Wansink Een leven lang was Johann Sebastian Bach zijn spirituele houvast. Van Bachs Allegro kreeg hij tranen in zijn ogen, en dat zal zowat het enige zijn geweest waarvan deze hyper-intellectuele pragmatist tranen in de ogen kreeg. Van alle kunsten hield hij het meest van muziek, van jazz, vooral van Dave Brubeck, tot klassiek. Hij speelde orgel en piano op semiprofessioneel niveau en maakte diverse opnames van werken van Bach en Mozart, zoals diens Konzert für drie Klaviere und Orchester KV 242, dat hij in 1981 op de plaat zette met het London Philharmonic Orchestra. Geen wonder dat Bachs Brandenburgisches Konzert Nr. 5 D-Dur werd opgevoerd tijdens zijn staatsbegrafenis op een ijskoude herfstdag afgelopen november in de St. Michaelis kerk te Hamburg, ‘zijn’ stad. Met een mengeling van ontroering, ontzag, bewondering en ontheemdheid namen de Duitse elite en de crème de la crème van de wereldpolitiek afscheid van de man die tussen 1974 en 1982 de vijfde Duitse bondskanselier was, en zoals The Guardian het uitdrukte ‘by a comfortable margin’ de competentste en begaafdste bleek van alle Duitse regeringsleiders. Onder de aanwezigen was ook Heinz Alfred ‘Henry’ Kissinger, die ooit zei dat hij hoopte eerder te overlijden dan zijn vriend, want hij kon de gedachte niet verdragen te moeten leven in een wereld zonder Helmut Schmidt. Helmut Heinrich Waldemar Schmidt (23 december 1918-10 november 2015) was dan ook niet de eerste de beste. In diverse opzichten doet hij denken aan de klassieke homo universalis. Ja, hij kon ongeduldig en cynisch zijn tegenover degenen die intellectueel zijn mindere waren, en
dat was bijna iedereen. En ja, als parlementariër was hij snoeihard in het politieke debat (zijn verbale botsingen met opponenten als Franz Joseph Strauss bezorgden hem de bijnaam Schmidt-Schnauze, ‘Schmidt met de grote bek’). Maar achter die arrogante façade was hij bovenal een intellectueel en cultureel breed georiënteerde, ruimdenkende en inspirerende persoonlijkheid – naast doener was hij wel degelijk ook een ziener, hoewel hij placht te sneren: ‘Wie last van visies heeft, moet naar de oogarts.’ lees meer in het nieuwe nummer
Alsof er niets is gebeurd door F. Starik Oudjaarsavond breng ik door met mijn lief in haar Utrechtse volkswijk, waar de vuurwerktraditie met een hartstocht een betere zaak waardig in ere wordt gehouden. Men brengt er bommen tot ontploffing die de ramen in hun sponningen doen trillen, daar zijn ze helemaal voor naar Duitsland gereden. Daar krijg je tenminste waar voor je geld, en is de diesel bovendien zes cent goedkoper. Vroeg in de avond begint het feest. Lugubere explosies weergalmen dreunend tot in het hart van de piano. Zo viert men dat, het jaar lang opgespaarde ongenoegen – het wordt er allemaal uit geknald. Op zaterdag de markt, waar het nieuwe jaar wordt ingeluid met het verse verbod op het witte, gratis plastic hemdtasje. De marktlui zijn er lankmoedig onder. ‘Het mag niet meer,’ klinkt het overal, ‘Sorry.’ Ik antwoord dat ik me heb voorbereid op de nieuwe tijd en tover triomfantelijk uit mijn binnenzak een geheime tas van de supermarkt tevoorschijn. Daar laat ik mijn vis in glijden. Hij spartelt niet eens tegen. Pas als ik thuiskom, verbaas ik me erover dat het nieuwe verbod zomaar wordt nageleefd. Voorlopig wordt er niet gecontroleerd, er worden geen boetes uitgedeeld, en toch klinkt het overal: ‘Sorry. Het is niet anders.’ Op de markt kun je doorgaans wel terecht voor een stevig potje opgespaard ongenoegen en een onversneden portie verontwaardiging, zeker als het gaat om die Haagse zakkenvullers met hun eeuwige maatregelen, maar de teloorgang van het traditionele gratis plastic tasje leidt tot niets. Het is voor het milieu of zoiets. Wen er maar aan. Geen gedoe. Er schijnt toch licht in de duisternis. Veranderen is mogelijk. *
Dinsdag. Ik moet een paar kunstwerken wegbrengen, voor een tentoonstelling in Groningen, de Rijke Buit, een tentoonstelling van dichters die ook kunstenaar zijn of van kunstenaars die bovendien aardig blijken te kunnen dichten. Als ze uit Amsterdam afkomstig zijn, en dat zijn ze meestal die dubbeltalenten, mogen ze hun werk afleveren bij Annemieke G., die een atelier heeft in Amsterdams enige vinex-achtige buurt: IJburg. Ik weet voornamelijk dat het ontzettend ver fietsen is. Als ik ergens talent voor heb, dan is het in verdwalen. Er staat me vaag iets bij dat je om in IJburg te geraken eerst Oost uit moet fietsen, langs het Flevopark, een zwembad, tevens eindpunt van tram 7 & 14, de langste tramlijnen van de stad. Daarna moet je een hele tijd door een halfleeg landschap rijden met hier en daar lukraak een verroeste loods tussen de weilanden, schaambosjes, omheinde terreinen. Braakland, heel veel braakland. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde talrijke verhalenbundels. In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. In 2015 verscheen Brief aan Vader, een keuze uit eigen werk, aangevuld met niet eerder gepubliceerde verhalen wim brands (1959) – Werkzaam voor de vpro en Human. Is al een leven lang in opleiding voor bouquiniste. In 2014 verscheen zijn nieuwste dichtbundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee en in 2015 verscheen onder zijn – en Jeroen van Kans – redactie Nederland; een objectief zelfportret in 51 voorwerpen. giovanni della chiusa (1969-2015) – Werkte enkele jaren aan de dichtbundel Een mens moet ook niet alles willen weten. jack druppers (1962) – Wijkagent & inspecteur van politie te Amsterdam. Is ook actief als acteur. Publiceerde eerder in het politievakblad Blauw en als ‘korpsblogger’. Voor zijn project ‘Politiekids’ ontving hij de lpb Award voor het beste buurtproject en werd hij genomineerd voor de Hein Roethofprijs. vicky francken (1989) – Publiceerde o.m. in Hollands Maandblad en De Revisor. Zij ontving de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 20082009 (Poëzie). Over enige tijd verschijnt haar debuutbundel. thomas heerma van voss (1990) – Publiceerde in 2009 zijn debuutroman De Allestafel waarna in 2013 de roman Stern volgde. Najaar 2014 verscheen zijn verhalenbundel De derde persoon.
paul van den hoven (1960) – Studeerde kunstgeschiedenis in Utrecht, alwaar hij werkzaam is in een antiquariaat. Publiceert met enige regelmaat poëzie in Hollands Maandblad. karen opstelten (1962) – Beeldend kunstenaar en celliste. Volgde haar opleiding aan de Rietveldacademie en de Rijksakademie. Exposeerde o.m. in Amsterdam, Den Haag, Tata (Hongarije), Haarlem, Roemenië en in Alkmaar. Woont in Heilo, alwaar ook haar atelier is. Zie ook: www.karenopstelten.nl. erik wietse rietkerk (1985) – Studeert aan de Schrijversvakschool te Amsterdam; publiceerde eerder in Hollands Maandblad. f. starik (1958) – Dichter, kunstenaar, zanger, schrijver. Publiceerde vele dichtbundels, zoals Victoria, of het Ministerie van Liefde, Zorg en Dood (2009), De gastspeler (2010), Door (2013) en Staat (2015), alsook de romans De gastspeler (2009) en Moeder doen; een lied van liefde, zorg en ouderdom (2013). willem wansink (1953) – Zelfstandig publicist. Hij groeide op in Wenen en werkte jarenlang voor de nos-tv (Panoramiek) en het weekblad Elsevier. Van 1996 tot 2002 was hij Duitsland-correspondent: eerst in Bonn, later Berlijn. In Hollands Maandblad publiceerde hij onder meer zijn ‘Bericht uit Berlijn’. dorien de wit (1980) – Beeldend kunstenaar en schrijver, volgde haar opleiding aan St. Joost en aan het Sandberg Instituut. Exposeert regelmatig in binnen- en buitenland. Zie ook: doriendewit.nl.
kira wuck (1978) – Dichter en schrijfster. Ontving de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2011/2012 (poëzie). Haar debuutbundel Finse Meisjes (2012) werd onderscheiden met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs en de Eline van Haaren-prijs. In januari 2016 verscheen haar verhalenbundel Noodlanding.
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema en Wim Brands Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • p/a Willem Fenengastraat 2-a • 1096 bn Amsterdam • Tel. 020-4213830 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Uitgeverij Podium in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Willem Fenengastraat 2-a • 1096 bn Amsterdam
Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 73,50 • voor stu-
denten en docenten € 55,00 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 7,25 • dubbelnummers € 9,50 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Uitgeverij Podium dan wel via www.hollandsmaandblad.nl –
[email protected]