HOL L A NDS
Maandblad inhoud no. 3 – 2013 vier-en-vijftigste jaargang • nummer 784 maart 2013 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Hollands Maandblad Beurzen Redactioneel – Deze maand Krijn Peter Hesselink – Anekdotes waar je niks mee kunt H.L. Wesseling – Nederland & Zuid-Afrika J.M.A. Biesheuvel – Kantlijnverhalen Kira Wuck – Wezen Leo Vroman – Gedichten F. Starik – Moeder doen Iris Le Rütte – Gedichten Dorien de Wit – Land in zicht Hugo Brandt Corstius – Hugo Brandt Corstius Arnon Grunberg – De slag der superego’s Froukje van der Ploeg – Gedichten Fredie Beckmans – Zwitserse woordsalade Mars Cramer – Vrijwillig & weloverwogen Tekeningen – Rudo Hartman Auteurs in dit nummer Colofon
hollands maandblad beurzen
* * * Redactie, redactieraad en uitgever van Hollands Maandblad, tezamen met het bestuur van de Stichting Hollands Maandblad, hebben het genoegen mede te delen dat tijdens een feestelijke bijeenkomst te Amsterdam op 5 maart 2013 de Hollands Maandblad Beurzen 2012/2013 zijn uitgereikt aan de laureaten. Op voordracht van redactie & redactieraad werden de volgende mede werkers van Hollands Maandblad aangewezen als winnaars: Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs – Categorie poëzie esther porcelijn
*
Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs – Categorie proza & essayistiek bregje hofstede
*
Hollands Maandblad Schrijversbeurs – Categorie proza maxim roozen De Hollands Maandblad Beurzen worden jaarlijks uitgereikt aan jonge c.q. debuterende auteurs die in de voorafgaande jaargang in Hollands Maandblad hebben gepubliceerd. De beurzen zijn beschikbaar voor elk der drie terreinen waarop Hollands Maandblad zich sedert de oprichting door K.L. Poll in 1959 (als toen nog Hollands Weekblad) een vooraanstaande plek in het Nederlandse literaire landschap heeft verworven: proza, poëzie en essayistiek. De Aanmoedigingsbeurzen betreffen een bedrag van 1000 euro en de Schrijversbeurs een bedrag van 2000 euro. Ze zijn behalve als aanmoediging bedoeld om ook in materiële zin het schrijverschap van de b ekroonde auteurs te stimuleren en tegelijkertijd bij te dragen aan de bestendiging van de band tussen de laureaten en het Hollands Maandblad.
*
De Hollands Maandblad Beurzen worden mogelijk gemaakt door de Stichting Hollands Maandblad en uitgeverij Nieuw Amsterdam.
* * * Verdere informatie over de Hollands Maandblad Beurzen is te vinden op www.hollandsmaandblad.nl.
Deze maand Schoorvoetend willen we deze maand wel toegeven dat er af en toe iets gebeurt dat ons wakker schudt. Ik bedoel dan in literaire zin, want in alle andere opzichten kunnen we nooit meer slapen nu de ‘air superiority’ definitief is veroverd door de verwoestende opgewektheid van de beeldschermcultuur. Wat ons echter kortstondig bevrijdde uit onze intellectuele bewusteloosheid was de ontdekking van een nieuw letterkundig genre, dat reeds iets van een eerbiedwaardige traditie lijkt te hebben. Het besef daagde bij bekendmaking van de shortlist van de twintigste Libris Literatuur Prijs, een van de talrijke onderscheidingen voor de beste Nederlandstalige roman van het afgelopen jaar die ons land rijk is. Hier gaat het mij niet om die lijst met mogelijke winnaars, maar wel om het commentaar waarmee de jury onder leiding van Clairy Polak de bekendmaking omlijstte. De jury had weinig plezier beleefd aan al het leeswerk. Ze hekelde in elk geval de vele ‘Ikea-romans’ waar men zich doorheen had moeten worstelen, boeken die zijn geschreven als ‘een bouwpakket bestaande uit een handvol personages, een groot geheim in het verleden, een verliefdheid hier of juist wroeging en verdriet over een verbroken relatie daar’. Dit deed de jury verlangen ‘naar een robuust, ouderwets, ambachtelijk meubelstuk’. Het werd niet helemaal duidelijk of men hiermee een roman van eikenhout bedoelde, maar zeker is wel dat deze jury aansloot bij wat onderhand een literair genre is geworden in Nederland. Ik bedoel de jurystijlfiguur van het kankeren, sneren en met onverholen tegenzin de oogst van de vaderlandse letteren verteren. Nog vorig jaar fulmineerde de jury van dezelfde Libris Literatuurprijs, toen onder leiding van Robbert Dijkgraaf, dat men zoveel romans had moeten lezen ‘waarin weinig op het spel stond’. Bij deze boeken bleef het, verzuchtte de jury, volko-
men onduidelijk ‘waarom nu juist voor de roman gekozen was om het verhaal te vertellen’. En dat terwijl in 2007 de jury van de Libris Literatuurprijs al luid geklaagd had dat ‘het literaire gehalte van de jaaroogst niet meegevallen was’. Men had ‘veel “workshopproza” gelezen’, ofwel ‘braaf maakwerk’ dat ‘onpersoonlijk en zielloos’ was. Onder leiding van voorzitter Cox Habbema foeterde men over de vele boeken ‘die blijven steken in een gemakzuchtig idee’ en ‘die lijden aan stilistische onbeholpenheid’. De romans van vrouwelijke auteurs waren het ergst: ‘lichtgewicht, persoonlijke wissewasjes, relatieproblemen’. In datzelfde jaar had de jury van de Gouden Uil Literatuurprijs reeds verzucht dat er in de Lage Landen nauwelijks ‘hoogvliegers’ zijn onder de overdaad aan boeken. En in 2005 had de jury van diezelfde Gouden Uil Prijs al de noodklok geluid omdat er ‘te veel olijke meisjesboeken’ onder de inzendingen waren. De jury van de Schaduwprijs had zich destijds zelfs ronduit ‘geërgerd’ aan het ‘teleurstellende’ aanbod van boeken. En twee jaar later voer de jury van de Gouden Strop uit over de grote hoeveelheid ‘gemakzuchtig Vinex-proza’. Emil Cioran schreeft ooit dat hij het liefst was opgegroeid in een land waar men in aforismen sprak. Een land waar men in juryrapportentaal spreekt, lijkt mij aanzienlijk prettiger. Je hoeft er niets meer te lezen, alleen zachtjes weg te dommelen onder het genot van het hartverscheurend juryledenleed. – bb
Nederland & Zuid-Afrika Of de ironie der koloniale geschiedenis door H.L. Wesseling Vorig jaar las ik ergens dat Den Haag de grootste hindoestaanse gemeenschap van Europa herbergt. Daar stond ik wel even van te kijken, want bij Surinamers – en deze hindoestanen komen uit Suriname – denk ik eerder aan Amsterdam en de Bijlmer dan aan Den Haag. Maar dat beeld klopt dus kennelijk niet. Als ik zeg dat deze hindoestanen uit Suriname komen, is dat overigens, zoals men in politiek Den Haag pleegt te zeggen, wel ‘wat kort door de bocht’ want ze komen oorspronkelijk uit India. Dat ze naar Suriname zijn verhuisd, was een gevolg van de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën. Die afschaffing van de slavernij kwam in het geval van Nederland tamelijk laat, zoals men tegenwoordig zelden nalaat op te merken, namelijk in 1863, dit jaar dus 150 jaar geleden. De oorzaak van die vertraging was het feit dat de slaveneigenaren (niet de slaven!) schadeloos moesten worden gesteld voor het verlies van dit deel van hun bezit. Destijds deden parlementen nog datgene waarvoor ze oorspronkelijk zijn ingesteld, namelijk het de regeringen moeilijk maken om geld uit te geven en niet, zoals nu, ze daartoe juist aansporen. De ironie van de geschiedenis wil dat het de ‘Indische baten’ waren die het geld voor die schadeloosstelling leverden. Deze Indische baten waren het resultaat van het Cultuurstelsel in Nederlands-Indië dat sinds Multatuli en de Max Havelaar als een pervers systeem van uitbuiting van de inheemse bevolking de geschiedenis is ingegaan. Zo maakte de ene schandvlek uit de Nederlandse koloniale geschiedenis het mogelijk de andere uit te wissen. Na de afschaffing van de slavernij was in de West behoefte aan arbeidskrachten en die werden ditmaal geworven in de Oost. Omdat
‘onze eigen’ Javanen niet graag reisden, werden ze gevonden in Brits-Indië. Dat gebeurde volgens het klassieke systeem van de contractarbeid. De emigrerende arbeider verplichtte zich in ruil voor gratis overtocht enige tijd in de kolonie te werken. Dit systeem is vaak bekritiseerd als een stelsel van uitbuiting. Er is zelfs gesproken van ‘New Slavery’, maar dat is overdreven, zoals blijkt uit het feit dat de meeste hindoestanen na ommekomst van hun contractperiode geen gebruik maakten van hun recht op terugkeer, maar er de voorkeur aan gaven in hun nieuwe woongebied te blijven. Zij zagen daar kennelijk meer toekomstkansen dan in hun oorspronkelijke vaderland. Nog beter waren de toekomstkansen in het koloniale moederland, Nederland, waar de inwoners van Suriname, toen dat nog onderdeel van Nederland was, vrij toegang toe hadden. Zo kwamen de van oorsprong Brits-Indische hindoestanen voor een belangrijk deel terecht in Den Haag. lees meer in het nieuwe nummer
Wezen door Kira Wuck Ik ben wel eens met iemand naar bed geweest omdat hij een wees was. Misschien dat je zoiets instinctief aanvoelt. Misschien herken je een wees aan zijn richtingloze manier van bewegen. Zolang ik werd aangeraakt, wist ik dat er nog iets van mij over was. Van mijn buik, mijn armen, handen en haar. Mijn opgetrokken knieën tegen de morsige rug van een toneelschrijver of architect. Korsakof was de laatste plek waar je naar toe kon om de honger te stillen. Hier kon je redelijk goed jezelf zijn, tot het grote licht aanging. Als dat gebeurde, schoot iedereen naar buiten. Waar lucht zich tegen je oren drukte en leegte terugkaatste. Soms bleef ik nog om sigaretten uit te delen. Dan vroeg ik bijvoorbeeld aan iemand die een sigaret bietste of hij een architect was, waarop hij vroeg hoe ik dat kon weten. ‘Ik zie het aan je schoenen,’ zei ik dan. Ik had mijn jas nog aan toen de wees tegen me begon te praten. Ik zat op de grond tegen de muur geleund op de lege dansvloer. De wees sprak vrij ernstig dat er in Amsterdam 110 wezen onder de zevenentwintig woonden. Waarop we onze bierflesjes tegen elkaar aansloegen met een vreemd soort enthousiasme alsof we proosten op een prijs die we zojuist gewonnen hadden. Daarna haalde hij wodka met ijs en bekeken we de lijnen in elkaars gezichten alsof we door een spiegel heen keken. Op het toilet probeerde ik water te drinken maar de straal was te dun dus hield ik mijn hand eronder om genoeg voor een slok op te vangen. Met mijn andere hand leunde ik op de wasbak en nam de schade op. Ik zag er vrolijk uit, niet onbezonnen maar zeker niet ongelukkig. Daarna
liep ik weer naar de wees, hij hield zijn ogen gesloten en leunde zijn hoofd in zijn nek terwijl hij met de muziek meebewoog. Ik klopte zachtjes op zijn schouder. ‘Ben je er nog?’ ‘Ben ik waar nog’. ‘Hier’. ‘We zijn er nog,’ zei hij, ‘Laten we maar gaan’. In het huis van de wees rook het sterk naar schapenvlees omdat hij boven een shoarmatent woonde. Geur is een van de weinige dingen waar je niet aan kunt wennen. Je kunt aan een bepaald geluid wennen of aan licht, maar niet aan geur. Ik probeerde het schapenvlees te negeren terwijl we op zijn bank lagen. Ik voelde hoe ik tussen de gleuven van het leer verdween. Als kind vond ik de gedachte dat je altijd nog kon verdwijnen geruststellend. Mijn vriend had ik onderweg een berichtje gestuurd dat ik niet bij hem sliep. De wees zoende dorstig, zijn tong zwalkte door de drank. Alles begint bij nieuwsgierigheid. Als je met iemand naar bed geweest bent, kun je daarna alles vragen. Het is de snelste manier om over je schroom heen te komen. Je pelt elkaar laag voor laag. lees meer in het nieuwe nummer
Moeder doen door F. Starik spi j be l e n Donderdag, ik spijbel. Vandaag ga ik niet naar moeder toe. Ik zit lief thuis te werken. De klikjes van het toetsenbord klinken precies goed op de complexe maat van een stuk van DJ Shadow, van het album Endtroducing. Alles gaat vanzelf, ik ben de drummer van mijn eigen stuk, ik voeg een extra ritme toe, ik hoor mij gaan. Vandaag ben ik gelukkig, ik luister naar muziek, ik hoef van mezelf niet naar moeder toe, ik sla een dagje over, ik ga vandaag niet uitleggen waar ze is en wat ze daar doet en waarom toch, ik geef mezelf een dag dat ik geen huilbui hoef aan te horen waarna moeder sorry zegt, en dat ze het allemaal even niet begrijpt en dat ze dan opnieuw in huilen uitbarst en sorry zegt. Vandaag ga ik niet naar moeder toe en wacht tot ik me schuldig voel. s c h e pj e Stille dag. Ik luister vandaag niet naar het gejammer van de mensen. Niet naar de verlaten vriend, niet. Niet naar de mooie zanger die aan de kanker zal bezwijken. Niet naar moeder. Lief stuurt de groeten van kleine schepje, ook zij heeft een dag Niet, een dag die ze benut om de tuin alvast op de lente voor te bereiden, en daar kan ze kleine schepje natuurlijk goed bij gebruiken, kleine schepje, die ooit zo is genoemd omdat we in haar tuintje aan het rommelen waren en zij me vroeg of het ik het kleine schepje ergens had zien liggen, waarop ik het voorwerp riep zoals je een hond kunt roepen, of een kat, alleen die komt dan niet. Niet, of pas veel later: ‘Kleine schepje!’ Sindsdien leeft het.
h i l ly Tante Hilly belt. Ze staat op mijn antwoordapparaat, ze heeft van moeders tegenspoed gehoord, ze wil graag weten of het al wat beter gaat, dat wil ik best vertellen, maar ik kan haar niet terugbellen, ze heeft om een of andere reden haar nummer afgeschermd. Ik vraag moeder naar het nummer van tante Hilly. Dat moet in haar agenda staan. De afdeling adressen. Moeder bladert verder en weer terug, speurt de bladzijden af met kleine beweginkjes van haar hoofd, die verraden of ze boven of juist onder aan de bladzijde is. En ja hoor, daar is Hilly al, Hilly en Bert, leest moeder voor, ‘maar Bert is waarschijnlijk overleden, want die heb ik doorgestreept.’ g e z e l l ig Moeder zegt lang niet meer zo vaak ‘gezellig’. Vroeger zei ze het voortdurend: ‘Gezellig.’ Als je pech had, kruidde ze deze uitspraak met ‘inderdaad’. Dat het inderdaad gezellig is. Je bent nog niet binnen of het begint al, de conclusie dat het zo gezellig is dat we gekomen zijn, en even later, als we zijn gezeten, dat we er nu zitten, inderdaad, gezellig, en als het stil is, omdat niemand meer weet wat nu nog voor gezelligs te zeggen, zegt ze het nog maar een keer. Gezellig. Dat vindt ze dus niet meer nodig. Om gezellig te zeggen. Het is er inderdaad een stuk gezelliger op geworden. lees meer in het nieuwe nummer
De slag der superego’s Moeten wij houden van Spinoza, van Freud, of van allebei? door Arnon Grunberg In zijn essay ‘Is it Possible Not to Love Spinoza?’, dat deel uitmaakt van de bundel Organs without Bodies; Deleuze and Consequences uit 2004, stelt de filosoof Slavoj Žižek dat de essentie van het denken van Spinoza kan worden samengevat met één woord: ‘superego’.1 De titel van deze bundel verwijst naar het concept ‘corps-sans-organes’ (ofwel ‘CsO’), dat in 1972 werd ontwikkeld door de Franse filosoof Gilles Deleuze en de Franse psychoanalyticus Félix Guattari. Mij gaat het om dat ‘superego’. Om nog even samen te vatten wat het superego is – Wilfred Oranje, de Nederlandse vertaler van Freud, duidde diens term ‘Über-Ich’ aan als ‘Boven-Ik’ – is het goed om Freud zelf te citeren. In zijn essay ‘Het Ik en het Es’ (‘Das Ich und das Es’; 1923) schrijft Freud dat het BovenIk zich niet beperkt tot ‘de maning’ maar dat het ‘het karakter van de vader’ zal bewaren en zal heersen over het Ik als ‘geweten, mogelijk als onbewust schuldgevoel.’2 Kortom, het Boven-Ik heeft een corrigerende en sturende functie. Je zou kunnen zeggen dat het Boven-Ik het geïnternaliseerde beschavingsproces is. Het is interessant dat Freud meent dat het Boven-Ik het karakter van de vader heeft, omdat hij elders stelt dat de menselijke behoefte aan een opperwezen weinig anders is dan de behoefte aan een surrogaatvader. Dus wellicht is die behoefte aan een opperwezen als surrogaatvader vooral een indicatie voor een gebrekkig functionerend Boven-Ik. Maar voordat we Žižeks interpretatie van Spinoza nader beschouwen, wil ik wijzen op de consequentie van zijn stelling. Is het niet prachtig als datgene waar Spinoza op uitkomt het interne beschavingsproces
is? En is het misschien precies dit aspect dat de voedingsbodem vormt van de verplichting om van Spinoza te houden, die Žižek in hedendaagse academische kringen ontwaart? Žižek lijkt zijn eigen vraag, ‘Is it Possible Not to Love Spinoza?’, overigens met ‘ja’ te beantwoorden, vermoedelijk een licht ironisch ‘ja’: als Spinoza’s denken kan worden samengevat met het begrip Boven-Ik, dan moeten wij Spinoza als surrogaatvader beschouwen en dus wel degelijk van hem houden. Overigens kunnen we er beter niet van uitgaan dat alles wat Žižek schrijft licht ironisch is bedoeld.
Of wij inderdaad verplicht zijn om van Spinoza te houden weet ik niet, maar als het werkelijk om een verplichting tot liefde gaat, kan deze verplichting worden opgevat als weinig anders dan een sabotage van die liefde. Dat lijkt me iets waarmee Spinoza zelf het vermoedelijk eens zou zijn; verplichting maakt waarachtige liefde onmogelijk. Žižek schrijft met (dit keer opzichtige) ironie dat je wel van deze Spinoza moet houden, een eenzame jood die ook nog eens uit de joodse gemeenschap was geëxcommuniceerd. Hiermee suggereert hij dat de liefde voor Spinoza ten dele verklaard kan worden door diens biografie. lees meer in het nieuwe nummer
Zwitserse woordsalade Toespraak, niet uitgesproken tijdens een bitterballenborrel door Fredie Beckmans Maandagmiddag 12:30 uur; ergens op een Zwitserse berg; de supermarkt Manor. Ik sta bij de verschillende soorten sla en een kennis spreekt me aan. Het is Susan, een Nederlandse psychotherapeute die hier al lang woont. Net als ik. Ze was zaterdag nog met haar zoon op bezoek in mijn atelier. En daar wilde ze nog wel even op terug komen. Ze vond het gezellig, maar wat kon ik kletsen. Je kent het woord diarree wel, dat komt er van onderen uit. Aan de bovenkant heet het ‘logorroe’, en het komt er net zo dun uit. Hier in Zwitserland noemen ze het ook wel ‘Wortsalat’. Ze keek me ernstig aan en zei: ‘Het is de medische benaming voor het symptoom waarbij een patiënt vanwege een gestoord taalbegrip in een verhoogd tempo, in normale intonatie, allerlei woorden en zinsdelen aaneenschakelt, zonder dat daarin enig verband te vinden is. Het treedt op bij patiënten met een sensorische afasie, veroorzaakt door een laesie in het gebied van Wernicke, in de temporale kwab. De patiënt begrijpt dan anderen, maar ook zichzelf niet en kan derhalve zijn woordenstroom niet corrigeren. Logorroe kan echter ook optreden bij psychiatrische patiënten die een manische, paranoïde of schizofrene episode doormaken.’ ‘That’s me,’ zei ik in mijn beste Zwitsers, en zweeg. Daar stonden we dan, bij de verschillende soorten sla en ik krabde me achter mijn oren. Wortsalat, meen je dat serieus, vroeg ik nog. Ze zei alleen ‘bitterbal’ en ik vertelde haar vorige week nog wat over de bitterbal in een van mijn oude mails te hebben ontdekt.
8 nov 2006 15:01 (cet) terugzetten niet encyclopedische informatie op bitterbal Wikipedia is bedoeld als een vrij beschikbare, vrij bewerkbare en neutrale encyclopedie voor iedereen. Hoewel iedereen van harte is uitgenodigd om Wikipedia te bewerken, vond een medewerker van Wikipedia een of meer van uw bewerkingen niet constructief. Deze bewerking(en) is/zijn daarom teruggedraaid of verwijderd. Experimenteren kan in de speciaal daarvoor bedoelde Wikipedia-zandbak. Zie ook: Welkom voor nieuwkomers. Maanden achter elkaar zit ik hier in mijn atelier in de Zwitserse Jura te schilderen. ’s Avonds ga ik vaak nog snel naar een kunstenaarsclub en drink bier van het merk 2 (Zwei). In het begin kon ik mijn vrouw voor de gek houden door te zeggen dat ik maar 2 bier had gedronken. Tot ze een keer mee ging en zag dat ik grote hoeveelheden flessen bier van het merk 2 achteroversloeg. Haar woede maakte al gauw plaats voor verwondering toen ik zei dat je zelf geld in een bak moest gooien, naar gelang je goed had verdiend of helemaal blut was. Wat dat betreft ben ik net een metronoom die op zijn langzaamste stand staat en zachtjes tussen arm en rijk en arm en rijk heen en weer pendelt. Een geniale uitvinding van de uitbater want ik heb altijd en eeuwig dorst, ook zonder geld. De man die de tent runt is natuurlijk ook niet helemaal gek. Hij krijgt geld van de gemeente om de club te runnen en in plaats van de exposerende kunstenaars uit te betalen, zuivert hij met dat geld de tekorten aan die door het niet betalen van de consumpties ontstaan. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer fredie beckmans (1956) – Schilder, voordrachtskunstenaar, voorzitter van de Worstclub, ex-wereldkampioen kookperformance. Winnaar Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2006-2007 (Essayistiek). j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde o.m. de verhalenbundels In de bovenkooi (1972), Slechte mensen (1973), De verpletterende werkelijkheid (1979) en Het wonder (1995). In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. hugo brandt corsius (1935) – Woont in Parijs. mars cramer (1928) – Was hoogleraar econometrie aan de Universiteit van Amsterdam. arnon grunberg (1971) – Schrijver en columnist. Zijn recentste roman is Huid en haar (2010). Ontving o.m. de Anton Wachterprijs, de F. Bordewijkprijs, tweemaal de Gouden Uil, tweemaal de ako-litera tuurprijs, de Libris literatuurprijs, de Constantijn Huygens-prijs en de Frans Kellendonk-prijs. rudo hartman (1945) – Illustratief-typografisch ontwerper. Publiceert vanaf 1967 met enige regelmaat ‘waarnemingen en onverwachte momenten’ in Hollands Maandblad. Verzorgde in 2004 tekstdecoraties en een epitaaf voor het Catshuis. Diverse door hem vormgegeven boeken werden bekroond.
krijn peter hesselink (1976) – Dichter, podiumkunstenaar en vertaler. Publiceerde de bundels Als geen ander (2008), Stil alarm (2009) en De uitputting voorbij(2011). Winnaar Hollands Maandblad Schrijversbeurs (poëzie) 2007/2008 en Hollands Maandblad Schrijversbeurs (essayistiek) 2010/2011. iris le rütte (1960) – Maakt beelden en ontwerpt voor de openbare ruimte; illustreert tevens boeken en publiceert tekeningen en poëzie in Hollands Maandblad. In 2007 verscheen de oeuvrecatalogus Iris Le Rütte; Sculpturen, openbare ruimte, tekeningen, gedichten. Zie: www. irislerutte.nl. froukje van der ploeg (1974) – Dichter en performer. Winnares Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2004/2005 (poëzie). In 2006 verscheen haar debuutbundel Kater, deze zomer volgt de bundel Zover. f. starik (1958) – Dichter, kunstenaar, schrijver. Publiceerde zeven dichtbundels, als Songloed (2007) en Victoria, of het Ministerie van Lief de, Zorg en Dood (2009) alsook twee romans. In 2011 verscheen Een steek diep; schetsen van verloren levens. Onlangs verscheen zijn nieuwste bundel Door (2013). leo vroman (1915) – Schrijver, dichter, tekenaar, hematoloog. Ontving de P.C. Hooftprijs (1964) en de VSB Poëzieprijs (1996). Recent verschenen Nee, nog niet dood (2008), Zodra (2010) en Daar (2011). h.l. wesseling (1937) – Emeritus-hoogleraar Algemene Geschiedenis aan de RU Leiden en van 1995 tot 2002 rector van het nias te Wassenaar. Publiceerde o.m. Verdeel en heers; de deling van Afrika (1991), Zoon en vader, Vader en zoon (2008) en De man die nee zei; Charles de Gaulle 18901970 (2012).
dorien de wit (1980) – Beeldend kunstenaar en schrijver, volgde haar opleiding aan St. Joost en aan het Sandberg Instituut. Exposeert regelmatig in binnen- en buitenland. Zie: www.doriendewit.nl. kira wuck (1978) – Dichter en schrijfster. Won het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam 2011 en de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2011/2012 (poëzie). In 2012 verscheen haar debuutbundel Finse Meisjes waarvoor zij onlangs werd onderscheiden met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2013.
HOL L A NDS
Maandblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 70,00 • voor stu-
denten en docenten € 52,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 6,95 • dubbelnummers € 8,95 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers