HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM
BEROEPSOPDRACHT Paramedisch Centrum Obdam Judith Groot & Lianne van Ruitenbeek 17-06-2012
VOORWOORD Het vraagstuk dat in deze scriptie wordt beantwoord is afkomstig van het “Paramedisch Centrum Obdam”. Zij zijn momenteel bezig met de HCA ― certificering. Om de kwaliteit van de FysioSport te vergroten hebben zij contact gezocht met de ‘Hogeschool van Amsterdam’. Vanaf februari 2012 tot en met juni 2012 hebben Judith Groot en Lianne van Ruitenbeek (de projectgroep) samen gewerkt om de kwaliteit te vergroten door middel van het oude testprotocol te analyseren. Ook hebben zij gelet op de trainingsdoelen van de deelnemers van de FysioSport. Met deze informatie is een “up ― to ― date testprotocol” ontwikkeld. Graag willen zij het “Paramedisch Centrum Obdam” en in het bijzonder Petra Ham ― Klamer bedanken. Gedurende de scriptie heeft Femke Pottinga de projectgroep de juiste richting opgestuurd, bedankt hiervoor. De coach vanuit de “Hogeschool van Amsterdam” mag ook niet vergeten worden, Colette van het Schip, bedankt.
2
SAMENVATTING
ACHTERGROND Het “Paramedisch Centrum Obdam” is het afgelopen jaar HKZ―gecertificeerd. Komend jaar werken zij verder aan de HCA―certificering. Om de kwaliteit binnen het “Paramedisch Centrum Obdam” te vergroten, willen zij de kwaliteit van de FysioSport verbeteren. De gezondheidstesten die nu worden afgenomen binnen “Paramedisch Centrum Obdam” zijn gericht op de bloeddruk, de conditie, het vetpercentage, de longfunctie en de spierkracht. De validiteit en betrouwbaarheid van deze testen zijn echter niet bekend onder de medewerkers van “Paramedisch Centrum Obdam”. Om de kwaliteit van de gezondheidstesten te verbeteren heeft de projectgroep middels een wetenschappelijk onderbouwd literatuurverslag, valide en betrouwbare functionele gezondheidstesten aan het “Paramedisch Centrum Obdam” aanbevolen voor in de FysioSport.
METHODE De projectgroep heeft middels een praktijkonderzoek de trainingsdoelen van de deelnemers aan de FysioSport geanalyseerd. Met deze doelen wordt rekening gehouden voor het “up ― to ― date testprotocol”. Alvorens de projectgroep de zoektocht in de literatuur zou gaan starten hebben zij inclusie― en exclusiecriteria opgesteld. Dit hebben zij gedaan om de zoekopdracht af te bakenen. Deze criteria kunt u terug vinden in bijlage 1. Ook hadden zij aan de hand van het praktijkonderzoek zoektermen opgesteld voor het literatuuronderzoek, zie bijlage 2. Gedurende de zoektocht kwam de projectgroep erachter dat deze termen niet het gewenste resultaat opleverde. Hierdoor werd er naar een andere zoekstrategie gezocht. De projectgroep zou alle testen die in hoofdstuk drie benoemd worden apart opzoeken in de zoekmachines. Dit zou veel extra tijd in beslag nemen en niet haalbaar zijn in de periode die voor de beroepsopdracht zou staan. Er werd opnieuw gezocht naar een juiste zoekstrategie, en dit keer werd hij gevonden. In het programma Health Software staan een aantal uitgangspunten waarmee de fysiotherapeut rekening dient te houden tijdens het testen van de deelnemers, namelijk: Test resultaten uit een herhalingstest horen een motiverend effect te hebben op de testdeelnemer. Het heeft geen zin om grondmotorische eigenschappen te testen als deze niet getraind worden. Het is onmogelijk om een trainingsschema samen te stellen op basis van algemene fitheidtesten. Met submaximale inspanningtesten kan het aanvangniveau van de training worden bepaalt. Met submaximale krachttesten kan het aanvangsgewicht van de training worden bepaalt. Met deze uitgangspunten kon de projectgroep een doorstart maken met het literatuuronderzoek. Voordat de doorstart werd gemaakt heeft de projectgroep eerst contact gezocht met de opdrachtgever. Deze stond positief tegenover de bevindingen. Op deze manier vielen er een hoop testen af die in hoofdstuk drie benoemd zijn. Zij willen van de projectgroep een praktisch testprotocol ontvangen. Het is belangrijk dat de projectgroep het oude testprotocol kritisch beoordeeld en aan de hand hiervan mogelijk testen laat vallen en testen zal toevoegen. Hierdoor zal een “up ― to ― date testprotocol” ontstaan. 3
RESULTATEN Door middel van bovenstaande zoekstrategie heeft de projectgroep bekeken welke testen uit het oude testprotocol valide en betrouwbaar zijn, dit in combinatie met de opgestelde doelen van de deelnemers. Hieruit kwam naar voren dat er coördinatietesten en krachttesten ontbreken in het testprotocol. Deze heeft de projectgroep dan ook toegevoegd aan het “up-to-date testprotocol”. CONCLUSIE Er is een “up-to-date testprotocol” opgesteld door middel van een gericht literatuur en praktijkonderzoek. De testen die in het “up ― to ― date testprotocol” zitten zijn allemaal valide, responsief en reproduceerbaar. Het testprotocol bestaat in het vervolg uit de volgende testen: Åstrand fietstest. Bloeddruk meting. Handknijp kracht. One repetition maximum. Rehab mr cube. Tanita.
4
INHOUDSOPGAVE Voorwoord .............................................................................................................................................. 2 Samenvatting........................................................................................................................................... 3 Achtergrond ......................................................................................................................................... 3 Methode .............................................................................................................................................. 3 Resultaten ............................................................................................................................................ 4 Conclusie .............................................................................................................................................. 4 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 5 Inleiding ................................................................................................................................................... 7 1. Waarom zijn er in de FysioSport gezondheidstesten? ........................................................................ 9 Testeisen .............................................................................................................................................. 9 2. Wat zijn de doelen van de mensen die deelnemen aan de FysioSport?........................................... 11 3. Welke gezondheidstesten staan er beschreven in Health Software? ............................................... 12 4. Oude testprotocol ............................................................................................................................. 15 Bloeddruk meting .............................................................................................................................. 16 Fitheidstesten submaximaal .............................................................................................................. 19 Hand―knijpkracht ............................................................................................................................. 22 Peakflow meting ................................................................................................................................ 24 Sit and reach ...................................................................................................................................... 26 Tanita ................................................................................................................................................. 29 5. Aanvulling op het oude testprotocol................................................................................................. 31 Coördinatie testen ............................................................................................................................. 32 One repetition maximum (1RM)........................................................................................................ 34 6. Up―to ― date testprotocol .............................................................................................................. 38 7. Verantwoording................................................................................................................................. 39 Judith Groot ....................................................................................................................................... 39 Lianne van Ruitenbeek....................................................................................................................... 39 5
Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 40 Inclusiecriteria ................................................................................................................................... 40 Exclusiecriteria ................................................................................................................................... 40 Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 41 Zoektermen........................................................................................................................................ 41 Pubmed limits .................................................................................................................................... 42 Bijlage 3 ................................................................................................................................................. 43 Evidence tabel.................................................................................................................................... 43 Bijlage 4 ................................................................................................................................................. 48 Bronvermelding ................................................................................................................................. 48
6
INLEIDING Het “Paramedisch Centrum Obdam” is momenteel bezig om de kwaliteit van de praktijk dusdanig hoog te krijgen dat zij komend najaar de HCA ― certificering in de wacht kunnen slepen. In samenwerking met de “Hogeschool van Amsterdam” willen zij de kwaliteit van de FysioSport vergroten door het huidige testprotocol up ― to ― date te maken zodat deze alleen valide, responsieve en reproduceerbare testen bevat. In het “Paramedisch Centrum Obdam” is het programma Health Software aanwezig. Hier wordt echter geen gebruik van gemaakt. De testuitslagen van de huidige testen worden in de documentatie van de deelnemers met de hand opgeschreven. De werkzame fysiotherapeuten zien dit graag anders. Het is dus van belang dat het “up ― to ― date testprotocol” in het programma kan worden opgenomen. Deze scriptie kent een beperking, alle geraadpleegde artikelen uit de recente literatuur zijn van A2 of B niveau. Hierdoor heeft de projectgroep geen goede score op de artikelen kunnen uitvoeren. Dit komt omdat alle score ― lijsten gebaseerd zijn op een Randomized Controlled Trials. De projectgroep heeft gebruik gemaakt van onderstaande tabellen om de kwaliteit van de artikelen te score: Mate van bewijskracht (levels of evidence) Interventie diagnostisch schade, bijwerkingen, accuratesseonderzoek etiologie, prognose A1 systematisch review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2 ― niveau A2 gerandomiseerd dubbelblind onderzoek ten opzichte van een prospectief vergelijkend klinisch referentietest met tevoren gedefi cohortonderzoek van onderzoek van voldoende nieerde afkapwaarden en voldoende omvang en kwaliteit onafhankelijke beoordeling van follow ― up, waarbij de resultaten van de indextest en adequaat gecontroleerd is de referentietest , betreffende voor confounding en een voldoende grote serie van selectieve follow ― up opeenvolgende patiënten die voldoende is uitgesloten allen de index- en referentietest hebben gehad B vergelijkend onderzoek, onderzoek ten opzichte van een prospectief maar niet met alle referentietest, maar niet met alle cohortonderzoek, kenmerken als genoemd kenmerken als genoemd onder maar niet met alle onder A2 (ook A2 kenmerken als genoemd patiëntcontroleonderzoek, onder A2, of retrospectief cohortonderzoek) cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen Tabel 1: Mate van bewijskracht (levels of evidence) (Kalf, 2011) Na het vaststellen van de mate van bewijs per artikel is gekeken hoe sterk de aanbevelingen zijn aan de hand van de score. Deze staat in onderstaande tabel.
7
Conclusies naar mate van bewijskracht Mate van bewijskracht Omschrijving, conclusie en advies 1 ondersteund door ten minste één SR van Het is aangetoond dat… niveau A1 of ten minste twee onafhankelijk of van elkaar uitgevoerde onderzoeken van Men dient… niveau A2 2 ondersteund door ten minste twee Het is aannemelijk dat… onafhankelijk van elkaar uitgevoerde of onderzoeken van niveau B Men zou… moeten… 3 ondersteund door één onderzoek van niveau Er zijn aanwijzingen dat... A2 of B of door onderzoeken van niveau C of Men kan… 4 op grond van meningen van deskundigen, De werkgroep is van bijvoorbeeld de werkgroepleden mening dat… Tabel 2: Conclusies naar mate van bewijskracht (Kalf, 2011) Met deze informatie is de projectgroep aan de slag gegaan. Aan de hand van vooraf opgestelde deelvragen bevelen zij verschillende testen aan en af. Dit document is verdeeld in zes hoofdstukken, te weten: 1. Waarom zijn er in de FysioSport gezondheidstesten? 2. Wat zijn de doelen van de mensen die deelnemen aan de FysioSport? 3. Welke gezondheidstesten staan er beschreven in Health Software? 4. Oude testprotocol 5. Aanvulling op het oude testprotocol 6. Up ― to ― date testprotocol 7. Verantwoording Op deze manier is de scriptie uiteengezet in dit literatuurverslag.
8
1. WAAROM ZIJN ER IN DE FYSIOSPORT GEZONDHEIDSTESTEN? Bij oefentherapie is meten van belang omdat daarmee vastgesteld kan worden of er een indicatie is om de grondmotorische eigenschappen te trainen. Meten stelt de therapeut ook in staat om te toetsen of er (voldoende) progressie aanwezig is en of de gestelde trainingsdoelen zijn behaald. Met het afnemen van een inspanningstest kunnen meerdere doelen worden nagestreefd. Het meest voorkomende doel is het bepalen van de belastbaarheid. Daarbinnen kunnen nog subdoelen onderscheiden worden zoals: Het bepalen van het (aanvangs)niveau (bijv. hoe hoog is de Hfmax of de VO₂). Het inschatten van de trainingsintensiteit (bijv. hoe groot is 50% van de Fmax). Het bepalen van de bereikte trainingseffecten. De trainingsprioriteiten (waar zit de beperking). De toelaatbaarheid van een belasting. (De Morree, 2006)
TESTEISEN Een test voor het lichamelijke prestatievermogen moet voldoen aan bepaalde eisen om een goede, betrouwbare en representatieve meting te waarborgen. Belangrijke eisen zijn: Betrouwbaarheid. Validiteit. Normen en referentiegroepen toepassen. Risico’s schatten. Kostenaspect. Uitvoerbaarheid. Veiligheid. (De Morree, 2006) Responsiviteit. (Beurskens, 2006) Betrouwbaarheid Onder betrouwbaarheid verstaat men reproduceerbaarheid, dat wil zeggen dat bij herhalingen van een test onder gelijke condities het resultaat hetzelfde moet zijn. (De Morree, 2006) Validiteit Validiteit betekent: meten wat je wilt meten. Beantwoordt de test aan het gekozen testdoel? Doet men een test voor het uithoudingsvermogen, dan is het belangrijk te weten in hoeverre het testresultaat inderdaad iets zegt over dit aspect van het fysieke prestatievermogen. Testen met een correlatiecoëfficiënt van 0,8 of hoger (op een schaal van 0 – 1) kunnen als betrouwbaar en/of valide worden beschouwd. (De Morree, 2006) Normen en referentiegroepen In sommige gevallen zijn de therapeut en de deelnemer uitsluitend geïnteresseerd in de vraag of de deelnemer in de loop van de tijd voor ― of achteruitgaat. In dat geval worden de resultaten van dezelfde persoon op verschillende momenten met elkaar vergeleken. Het is dan niet belangrijk hoe hoog iemand scoort in vergelijking met andere deelnemers, uitsluitend de toename van de score ten opzichte van de vorige test is belangrijk. In de meeste gevallen is het echter wenselijk om het testresultaat als zodanig te beoordelen en te kunnen zeggen of het testresultaat goed of slecht is. Dat kan alleen als je beschikt over representatieve normen. Normwaarden geven aan wat ‘normaal’ is, welke waarden gemiddeld zijn (goed), welke beter dan gemiddeld (heel goed), welke slechter zijn dan gemiddeld (matig), enzovoort. Bij de beoordeling van een testresultaat moet je de score van de 9
deelnemer altijd vergelijken met de juiste referentiewaarden, met de normscores van vergelijkbare (groepen) personen. Het is zinloos de scores van kinderen te vergelijken met referentiewaarden van volwassenen, scores van vrouwen te vergelijken met die van mannen of hartpatiënten te vergelijken met mensen zonder aandoening. (De Morree, 2006) Risico’s Het afnemen van testen brengt risico’s met zich mee. Vooral maximale inspanningstesten kunnen erg belastend zijn. Hierdoor ontstaat het risico op blessures voor de test deelnemer. De risico’s die verbonden zijn aan het afnemen van testen moeten aanvaardbaar zijn. Op grond van de vermelde gegevens lijken submaximale inspanningstesten, na het uitvoeren van een medische screening met een geschikte vragenlijst zoals de PAR―Q, redelijk veilig binnen de fysiotherapeutische praktijk uitgevoerd te kunnen worden. (De Morree, 2006) Kosten Het afnemen van een test brengt ook kosten met zich mee. Niet alleen wordt er vaak gebruikt gemaakt van kostbare apparatuur, het kost ook tijd om voorbereidingen te treffen, de test af te nemen en de testresultaten te verwerken. Ook die tijd moet betaald worden. De kosten van de test moeten aanvaardbaar zijn. (De Morree, 2006) Uitvoerbaarheid Het is belangrijk om in te schatten of de test in therapeutische setting uitvoerbaar is. Afgezien van de risico’s en kosten stellen testen eisen aan de accommodatie. Voor het uitvoeren van een shuttle run― test moet een traject van minstens 20 meter uitgezet kunnen worden. Verder spelen de mogelijkheden tot klimaatcontrole (temperatuur en luchtvochtigheid) een rol. De paramedicus dient bevoegd te zijn om de vereiste handelingen uit te voeren. Het prikken van bloed, wat noodzakelijk is voor het meten van lactaat, is een handeling die je als trainer of paramedicus niet mag uitvoeren. (De Morree, 2006) Veiligheid Bij het uitvoeren van inspanningstesten, maar ook bij het trainen en het uitvoeren van oefentherapie zijn er veiligheidseisen waaraan de therapeut zich moet houden. Internationaal bestaat er consensus over de te hanteren veiligheidseisen. In de Verenigde Staten zijn die geformuleerd door de American College of Sports Medicine (ACSM). (De Morree, 2006) Responsiviteit De responsiviteit van een meetinstrument verwijst naar de mate waarin het werkelijke verbetering kan detecteren, bijvoorbeeld hoe goed het een onderscheid kan maken tussen patiënten die ‘verbeterd’ zijn en die ‘niet verbeterd’ zijn. (Beurskens, 2006)
10
2. WAT ZIJN DE DOELEN VAN DE MENSEN DIE DEELNEMEN AAN DE FYSIOSPORT? De FysioSport in “Paramedisch Centrum Obdam” heeft 287 mensen die deelnemen. Bij aanvang van de training vindt een intake plaats. Tijdens de intake wordt de gezondheidstoestand van de deelnemer in kaart gebracht, evenals de doelen voor de FysioSport. Dit laatste is voor de projectgroep van belang. Zij willen aan de hand van de doelen van de deelnemers een valide en betrouwbaar testprotocol opstellen voor de werkzame fysiotherapeuten in het “Paramedisch Centrum Obdam”. Het is belangrijk om te kijken op welke facetten de deelnemer vooruitgang wil realiseren. Met deze doelen dient de projectgroep rekening te houden als zij het testprotocol gaan aanpassen. De projectgroep heeft alle intakes van de deelnemers van FysioSport geanalyseerd en geturfd hoe vaak de doelen voorkomen. Zie hieronder het resultaat: Plaats 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Doel Aantal keer genoemd Conditie verbeteren 204 Rug- + buikspieren versterken 105 Afvallen 67 Beenspieren versterken 51 Fitter worden 49 Algehele spierkracht vergroten Leniger worden 38 Belastbaarheid vergroten 36 Knieën versterken 30 Schouders versterken 26 Armspieren versterken 23 Heupen versterken 13 Nek versterken 12 Enkels versterken 9 Evenwicht vergroten 3 Tabel 3: Doelen deelnemers FysioSport
Uit bovenstaande gegevens kan de projectgroep opmaken dat conditie verbeteren bij 71% van de deelnemers in de doelen staat. Dit is dus een belangrijk doel om meetbaar te maken door middel van testen. Ook de rug― en buikspieren versterken komen vaak terug in de doelen van de deelnemers, namelijk 37%. De overige doelen zijn eveneens belangrijk om meetbaar te maken, toch zal de projectgroep kijken in hoeverre zij rekening kunnen houden met de doelen van alle deelnemers in het testprotocol. De projectgroep wil wel een paar noten zetten bij de geformuleerde doelen, namelijk: Met de doelen die staan beschreven als gewrichten versterken wordt de stabiliteit en coördinatie bedoeld. Een aantalmaal kwam de projectgroep het volgende doel tegen: De belastbaarheid vergroten. De projectgroep heeft het idee dat dit doel niet door de deelnemers zelf wordt opgesteld. Zij hebben de belastbaarheid vergroten en fitter worden om die reden onder dezelfde noemer gebracht. De doelen staan vaak vaag geformuleerd. Aanbeveling om de doelen SMART te formuleren.
11
3. WELKE GEZONDHEIDSTESTEN STAAN ER BESCHREVEN IN HEALTH SOFTWARE? Health Software is het enige bedrijf dat zich gespecialiseerd heeft in de bedrijfsmatige ontwikkeling van kennisintensieve software voor met name sportcentra, fitnesscentra, fysiotherapiepraktijken en personal trainers. Health Software ontwikkeld o.a. Survival of the fit-test voor het verwerken van testuitslagen van gezondheidstests. Van Survival of the fit-test zijn drie versies beschikbaar. In het “Paramedisch Centrum Obdam” hebben zij de meest uitgebreide versie, namelijk de Pro versie. De overige twee versies zijn Start Finally Lifestyle Program en Start Fitness. De testen die in de Survival of the Fit- test staan beschreven zijn ingedeeld in kopjes. De volgende kopjes komen voor in het programma Pro: Intake / Conclusie. Antropometrie. Bloeddruk. Bloed / urinewaarden. Coördinatie. Flexibiliteit. Functie vragenlijsten. Kracht statisch. Kracht dynamisch. Sprongvormen. Ventilatie. Uithoudingsvermogen (Aeroob). Uithoudingsvermogen (Anaeroob). Life fitness. Technogym. Precor. Star trac. Niet alle zeventien kopjes zijn van belang voor het testprotocol. De kopjes die van belang zijn worden bepaald aan de hand van hoofdstuk één en twee. Hieronder worden de testen per bruikbaar kopje uiteengezet: Intake / Conclusie: PAR-Q vragenlijst. Individuele conclusie. Antropometrie: Lichaamslengte. Lichaamsgewicht. Body Mass Index. Huidplooidiktemeting (4-punts). Bio-electrische impedantiemeting Tanita. Omvangmeting middel. Omvangmeting bovenbeen. Omvangmeting bovenarm. Omvangmeting borst. Omvangmeting heup. Omvangmeting kuit. 12
Bloeddruk: Bloeddrukmeting. Bloed / Urinewaarden: Saturatiemeting. Coördinatie: One-leg balance-test. One-leg balance-test (revalidatie). Trampoline balanstest. BOSE balanstrainer balans-test. Flexibiliteit: Sit-and-reach test. Side bend-test. Schouderlenigheidstest. Circumductietest. Kracht statisch: Statische handknijpkrachttest. Statische handknijpkrachttest (revalidatie). Quadriceps zittest. hyperextentie test. Kracht dynamisch: Sit up 3x5. Bench press test – lichaamsgewicht afhankelijk. Bench press submaximaaltest (1 RM). Dumbbell row submaximaaltest (1RM). Squat submaximaaltest. Triceps extension submaximaaltest. Biceps curl submaximaaltest. Leg press submaximaaltest. Leg extension submaximaaltest. Push up test. Stiffed leg deadlift submaximaaltest. BOSU Balanstrainer push up test. Ventilatie: Expiratoire Piekflow-meting (PEF). Uithoudingsvermogen (Aeroob): Astrand fietstest. Submaximale WHO&IBP fietsergometertest. YMCA submaximale steptest. 2 kilometer UKK wandeltest (fitscore). 2 kilometer UKK wandeltest (conditiegetal). 6 minuten wandeltest. 2 minuten wandeltest. Submaximale Bruce tredmolentest. 20 meter shuttle run test. 13
10 meter shuttle wandeltest. Coopertest. Conconi looptest. Conconi fietstest. Rusthartslagmeting. Polar own index fitnesstest.
Dit zijn de testen die de projectgroep gedurende het project in een bijzonder in het vizier gaat houden. Dit is omdat de opdrachtgever het testprotocol het liefst in combinatie met het Health Software programma wilt gebruiken.
14
4. OUDE TESTPROTOCOL Het oude testprotocol dat de werkzame fysiotherapeuten van het “Paramedisch Centrum Obdam” nu gebruiken bestaat uit de volgende testen: Bloeddruk meting. Fitheidstest submaximaal. Hand knijpkracht. Peakflow meting. Sit and reach. Tanita. Iedere bovengenoemde test begint met een inleiding, gevolgd door het literatuuronderzoek en ten slotte zal deze eindigen met de aanbeveling.
15
BLOEDDRUK METING INLEIDING De bloeddruk is de druk van het bloed op de slagaderwand. Arteriële bloeddruk verandert voortdurend tijdens de hartcyclus. De hoogste bloeddruk in deze cyclus wordt de Systolische bloeddruk genoemd, de laagste de Diastolische bloeddruk. Beide drukmetingen, de systolische en diastolische, zijn voor een arts noodzakelijk om de status van de bloeddruk van een patiënt te kunnen beoordelen. (Vos, 2004) Er is de gehele dag door sprake van flinke schommelingen in de bloeddrukwaarden, afhankelijk van onze fysieke en mentale activiteiten. Een jonge volwassen man of vrouw laat gemiddeld een rustbloeddruk ― waarden meten van ongeveer 120 mmHg systolisch en ongeveer 80 mmHg diastolisch. Vooral de diastolische waarde moet niet te hoog zijn, dat wil zeggen niet boven 90 ― 95 mmHg. Bij ouderen (> 60 jaar) mogen we iets toegeeflijker zijn, maar bij voorkeur moet de diastolische waarde niet boven de 95 mmHg uitkomen. Rustbloeddruk― waarden boven 160 mmHg (systolisch) en 9 ― 100 mmHg (diastolisch) moeten als grenswaarden gezien worden waarboven sprake is van hypertensie. (Vos, 2004) Hypertensie-patiënten Niet iedereen die in deze groep kan domweg gaan trainen. Wanneer de rustbloeddruk ― waarden systolisch > 200 mmHg en diastolisch meer dan 115 mmHg bedraagt dan wordt geadviseerd om niet te starten met trainen. Hypertensie is en blijft een belangrijke risicofactor te noemen, vooral omdat op gevorderde leeftijd het vaatstelsel niet altijd naar behoren blijft functioneren. Toename van het zuurstofopnamevermogen, eventueel een combinatie van verbeteren van het uithoudingsvermogen en kracht zijn de typische doelstellingen op dit gebied. (Vos, 2004) Bloeddruk en inspanning Bij inspanning wordt het sterk toegenomen bloedaanbod aan de aorta zodanig gedistribueerd dat er geen onacceptabel hoge druk in andere weefsels ontstaat. De herverdeling van bloed tijdens inspanning ondervangt dit grotendeels door aanpassing van de perifere weerstand. Toch neemt de systolische bloeddruk lineair toe met de prestatie. De verhoogde druk zorgt dat het bloed sneller door de weefsels stroomt, zodat effectief transport van zuurstof en kooldioxide gewaarborgd is. Door de snelle afvoer van arterieel bloed is de bloeddruk bij de volgende hartcyclus weer gedaald tot normale, lage diastolische waarden. De bloeddruk in de capillairen (hydrostatische druk) is ook hoger, zodat de energievoorziening van essentiële voedingsstoffen sneller met het uittredende vocht bij de cellen kunnen komen. Een dynamisch werkende spierpomp zorgt samen met de adempomp en de hartwerking voor een lage veneuze druk zodat capillair bloed en weefselvloeistof weer naar het hart worden teruggevoerd. Hoewel de systoliche druk bij toenemende belasting verhoogt, blijft de diastolische druk bij dynamische arbeid met grote spiergroepen vrijwel ongewijzigd (hardlopen, fietsen). Bij armactiviteiten zijn de systolische― en diastolische druk beide hoger dan bij beenactiviteiten, omdat de kleinere spiermassa in de armen een hogere perifere weerstand heeft en de afvoer van arterieel bloed kleiner is. Hiermee moet zeker rekening gehouden worden bij rolstoelgebruikers met onderbeenamputaties. Ook hartpatiënten hebben eerder klachten bij armactiviteiten dan bij wandelen. Bij krachtsporten zoals gewichtheffen is de situatie afwijkend. Er zijn daarbij systolische drukken gemeten tot 500 mmHg. (De Morree, 2006)
16
Testuitvoering Om een betrouwbare meting te krijgen, is het beter minimaal 30 minuten voor de meting niets meer te eten, te roken of lichamelijke inspanning te verrichten. Ga op een stoel zitten met de voeten plat op de vloer en leg de arm op een tafel zodanig dat de armmanchet op dezelfde hoogte zit als het hart. (Trek strak zittende kleding aan de bovenarm uit). Doe de armmanchet om de bovenarm. De gekleurde markering moet zich aan de binnenzijde van de arm bevinden en naar beneden gericht zijn, zodat de luchtslang naar beneden loopt over het midden van de onderarm, ongeveer ter hoogte van de middelvinger. Maak de manchet vast om de arm met behulp van de sluitstrip. Druk op de O/I START―knop. Nadat de meting is voltooid, toont de meter de bloeddruk en hartslag, de manchet wordt automatisch ontlucht. De Omron M6 digitale manchetbloeddrukmeter meet de bloeddruk op de oscillometrische methode. Met deze methode worden trillingen in de bloedvatwand gemeten die ontstaan door het dichtdrukken en weer opengaan van de slagader in de arm. (Omron, 2006) Opmerkingen: Wacht minimaal twee, drie minuten voordat de bloeddruk nogmaals gemeten wordt. Wijzig nooit zelf de dosering van de door de arts voorgeschreven medicijnen, door de gemeten waarden te noteren kun je wel de arts helpen bij het vinden van een optimale behandeling. Als deze waarden ongebruikelijk zijn, moet de arts hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gesteld. (Omron, 2006) LITERATUURONDERZOEK De Omron M6 is vergeleken met de gouden standaard, namelijk de kwikkolom bloeddrukmeter. Onderzoek in de dagelijkse patiëntpopulatie uit een huisartsenpraktijk, N = 33. Hierin werd het verschil berekend tussen twee beoordelaars (één gebruik makend van de Omron M6, de ander van de gouden standaard): 0,1 ± 2,0 mmHg en 0,4 ± 1,5 mmHg respectievelijk voor de systolische― en diastolische druk. Een andere studie vond vergelijkbare resultaten, ook via hetzelfde internationale protocol gemeten. N = 80, het is onduidelijk waar de patiënten/ participanten vandaan komen. Resultaten: 0,8 ± 2,7 mmHg en -1,9 ± 3.3 mmHg respectievelijk voor de systolische― en diastolische druk. De methodologische kwaliteit van de Omron M6 is bepaald via het internationale validatie protocol. Dit protocol is opgesteld door de European Society ofHypertension. Beide studies concluderen dat de Omron M6 voldoet aan de eisen die het Internationale Protocol stelt. (Kuijk, 2007) Normgegevens: Category Systolische druk (mmHg) Diastolische druk (mmHg) Optimale druk <120 <80 Normale druk <130 <85 Hoog-normale druk 130-139 85-89 Milde hypertensie 140-159 90-99 Gemiddelde hypertensie 160-179 100-109 Ernstige hypertensie >180 >110 Tabel 4: Normgegevens, opgesteld door de Britisch Hypertension Society (BHS, 2004) Er bestaat geen universeel geaccepteerde definitie van hypotensie. Een systolische druk van minder dan 100 mmHg wordt echter beschouwd als hypotensie. (Omron, 2006) 17
AANBEVELING Het meten van de bloeddruk van de deelnemers aan de FysioSport is erg belangrijk voordat er een trainingsprogramma opgesteld wordt. Aan de hand van de bloeddruk kan een passend trainingsprogramma opgesteld worden. Bij deelnemers met een milde tot ernstige hypertensie moet rekening gehouden worden met het trainingsprogramma, deze moet dan matig intensief zijn. Bij personen met een ernstige hypertensie zou de project groep adviseren om eerst langs de huisarts te gaan voordat er gestart wordt met training. Er is dan een te hoog risico om te gaan trainen.
18
FITHEIDSTESTEN SUBMAXIMAAL INLEIDING Uit de literatuur blijkt dat submaximale inspanningstesten een grotere toepasbaarheid hebben voor fysiotherapeuten in de praktijk dan maximale inspanningstesten. Hoewel een maximale inspanningstest wordt beschouwd als de gouden standaard voor de beoordeling van de maximale aerobe capaciteit, zijn deze testen minder geschikt voor mensen bij wie prestaties kunnen worden beperkt door pijn of vermoeidheid en in gevallen waarbij een maximale inspanningstest niet geïndiceerd is. (Noonan, 2000) Het uithoudingsvermogen, in dit geval het aerobe of duur ― uithoudingsvermogen, wordt bepaald door de hoeveelheid zuurstof die het lichaam maximaal op kan nemen, het zogeheten maximaal zuurstofopnamevermogen. Dit maximaal zuurstofopnamevermogen kan ook bij indirecte submaximale inspanningstests worden gemeten. De maximale zuurstofopname wordt bij submaximale inspanningstests niet direct gemeten door een ademgas― analyse, maar de submaximale metingen worden geëxtrapoleerd naar (veronderstelde) maximale waarden, waarbij er een schatting wordt gemaakt van de maximale zuurstofopname. Voor deze testen geldt dat niet zeker is of de veronderstelde maximale waarden ook daadwerkelijk haalbaar zijn. (Software, 2012) Uitgangspunt is dat geprobeerd wordt met eenvoudige meetapparatuur toch zo nauwkeurig mogelijk te meten en de risico’s zoveel mogelijk te beperken . Voordelen van de Åstrand fietstest zijn dat de test een eenvoudig protocol heeft en er geen kostbare apparatuur voor nodig is. De testuitvoering brengt weinig risico’s mee omdat de testdeelnemer geen maximale belasting hoeft te leveren. Een extra voordeel van de Åstrand fietstest is dat er zeer veel metingen zijn uitgevoerd, waardoor er veel referentiewaarden beschikbaar zijn. (Vos, 2004) Daarnaast is het een ideale test om de voortgang van het aerobe uithoudingsvermogen te bepalen en te evalueren. (Noonan, 2000) (Vos, 2004) (Takken, 2004) De Åstrand fietstest is een methode om een indruk te kunnen krijgen van iemands VO2max, waarbij er een voorspelling van het maximale zuurstofopnamevermogen wordt gedaan aan de hand van een nomogram dat ontwikkeld is door P.O. Åstrand en I. Ryhming in 1954. Zij toonden in een onderzoek aan dat er een negatief verband bestaat tussen de hartslag tijdens een stationaire inspanning van zes minuten en de maximale zuurstofopname. Dit betekent dat hoe lager de hartslagfrequentie is, hoe hoger de maximale zuurstofopname en daarmee het aerobe uithoudingsvermogen is. De originele data van dit onderzoek zijn gebaseerd op een groep van 86 vrouwelijke en mannelijke studenten. Aan de hand van dit onderzoek hebben zij het nomogram ontwikkeld. Door dit nomogram werd de VO2max van testdeelnemers boven de 30 jaar en ouder vaak overschat. Dit werd verklaard doordat de hartslagfrequentie met het ouder worden, tijdens rust en tijdens inspanning, lager wordt. Daarom werd in 1960 de leeftijdscorrectie factor geïntroduceerd door Åstrand. Doelgroep De Åstrand fietstest is van toepassing voor personen voor wie het duur ― uithoudingsvermogen van belang is. De Åstrand fietstest is niet geschikt voor zeer specifiek getrainde duursporters (top- en subtopatleten). De voorspelling van het maximaal zuurstofopnamevermogen leidt bij hen tot te grote afwijkingen van de werkelijke waarde. De normen zijn bekend in de leeftijdscategorie vijf tot en met 99 jaar. (Software, 2012)
19
Testuitvoering Bij de Åstrand fietstest laat men de testdeelnemer gedurende een zes minuten durend testgedeelte een bepaald vermogen leveren op een fietsergometer. In totaal dient men ongeveer een kwartier te fietsen. Vijf minuten warming ― up. Zes minuten de werkelijke test. Vier minuten cooling ― down. De Åstrand fietstest is een submaximaal test, wat wil zeggen dat men niet tot het uiterste hoeft te gaan. (Software, 2012) De hartfrequentie wordt een aantal malen gedurende de inspanning gemeten. Met bepaalde formules wordt het maximaal zuurstofopnamevermogen (VO2max in ml O2/min*kg) als maat voor het uithoudingsvermogen berekend. Het maximaal zuurstofopnamevermogen wordt gerelateerd aan het lichaamsgewicht, de uitkomst noemen we het conditiegetal. (Vos, 2004) LITERATUURONDERZOEK Op pubmed is gezocht naar de Åstrand fietstest. Er is veel onderzoek gedaan naar deze submaximale inspanningstest in de jaren ’60 en ’70. Door de in- en exclusiecriteria komen er op deze manier geen bruikbare artikelen naar voren die van toepassing zijn. Daarnaast is op Pubmed gezocht naar alle verschillende submaximale inspanningtests, echter om al deze submaximale tests met elkaar te vergelijken is het een te grote opdracht en niet haalbaar voor de projectgroep. Daarom is gericht gezocht naar de Åstrand fietstest in de literatuur die recent zijn geschreven door inspanningsfysiologen (o.a. Dr. Jan A. Vos, Drs. Gerard van der Poel, Drs. Tinus Jongert, Drs. E. Hulzebos, Dr. T. Takken). Naast deze inspanningsfysiologen zijn twee goede artikelen gevonden in 2000 en 2001 (V. Noonan, 2000) (Macsween, 2001) waarin de Åstrand fietstest onderzocht wordt op betrouwbaarheid en validiteit. Ook is de uitgebreide toelichting van het meetinstrument de Åstrand fietstest geraadpleegd die beschreven wordt door Swinkels-Meewisse in2011. In het onderzoek van Noonan en Dean wordt de Åstrand fietstest beschreven als een goede test om in de praktijk te gebruiken. Het kan gebruikt worden om een trainingsprogramma op te stellen en de resultaten te evalueren. In de uitgebreide toelichting van de Åstrand fietstest volgens Swinkels-Meewisse komt de betrouwbaarheid op 0,96. (De betrouwbaarheid wordt in het algemeen weergegeven door de ICC waarde (IntraClass Correlation coëfficiënt) die wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 en 1 (de ICC wordt bepaald door de variatie van de meetuitslagen bij patiënten te delen door de som van de variatie van de meetuitslagen bij patiënten plus de variatie op basis van meetfouten; ICC = σ2pat / σ2pat + σ2error). Een ICC waarde boven de 0,8 wordt aangemerkt als voldoende). In Inspanningstests van T. Takken is de Åstrand fietstest minder geschikt om de conditie van een individu nauwkeurig te schatten en geschikter om de trainingsvooruitgang te volgen of de conditie van een groep te bepalen, omdat dan de meetonnauwkeurigheden tegen elkaar wegvallen. Ook blijkt uit de verschillende literatuur dat er een meetfout voor deze test is die zo’n 10-15% bedraagt van de VO2 max. Met behulp van de Åstrand―Ryhming―nomogram kan er een schatting gemaakt worden van de maximale zuurstofopname. Echter blijft de gouden standaard (de maximale inspanningstest met ademgas ― analyse) het meest nauwkeurig om de VO2max te berekenen.
20
AANBEVELING Bij de FysioSport maken zij nu gebruik van een fietstest die ingesteld is op de fietsergometer. Deze fietstest is echter niet betrouwbaar en nauwkeurig. Daarom adviseert de projectgroep om de Åstrand fietstest uit te voeren en heeft de projectgroep deze aan het testprotocol toegevoegd. Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag wat de allerbeste submaximale inspanningstest is, maar uit de literatuur blijkt dat met de Åstrand fietstest uitstekend de vooruitgang van het aerobe uithoudingsvermogen bepaald kan worden en geëvalueerd. Voor de FysioSport is dit laatste het meeste van belang. Voordelen van de Åstrand fietstest zijn dat de test eenvoudig uit te voeren is, het is een submaximale test waardoor de geteste persoon geen maximale belasting hoeft te leveren, hierdoor kent de test weinig risico’s en voor de test is geen extra kostbare apparatuur nodig. Daarnaast is de test op een fietsergometer, waardoor deze vaak makkelijker uit te voeren is dan een steptest of een wandeltest. Nadelen van de Åstrand fietstest is dat de test minder nauwkeurig is dan maximale testen (meetfout van 10 ― 15%) en dat de test minder specifiek is om het maximaal aerobe uithoudingsvermogen te bepalen voor activiteiten waarbij gelopen wordt. Ten slotte is de test niet geschikt om de maximale zuurstofopname in te schatten van patiënten die als gevolg van een aandoening een abnormale inspanningsbeperking hebben (zoals longpatiënten) of patiënten die bètablokkers gebruiken. (De Morree, 2006) Omdat de Åstrand fietstest geen geschikte test blijkt te zijn voor deelnemers die bètablokkers gebruiken, is er gekeken naar de steep ramp test, omdat deze test wel bruikbaar blijkt te zijn om het maximale zuurstofopname te bepalen bij deelnemers met bètablokkers. Echter zijn hier geen recente artikelen over gevonden, en daarom zal er eerst meer onderzoek gedaan moeten worden om te kunnen zeggen dat de steep ramp test de betrouwbaarste test is om uit te voeren bij deelnemers met bètablokkers.
21
HAND―KNIJPKRACHT INLEIDING Met de statische hand ― knijpkracht ― test (HGS) wordt de spierkracht van de onderarmen gemeten. De onderarmkracht is met name van belang voor het gripvermogen. Bij de statische HGS test wordt een handdynamometer met maximale kracht ingedrukt. (Software, 2012) Doelgroep De statische HGS test kan uitgevoerd worden bij specifieke doelgroepen voor wie het gripvermogen van belang is, zoals bij judo, turnen en diverse krachtsporten. De HGS kan ook als algemene test dienen. De normen zijn bekend in de leeftijdscategorie twaalf tot en met 99 jaar. (Software, 2012) Testuitvoering De arm wordt gestrekt naast het lichaam gehouden. Afbeelding 1: Hand-held Hydraulic De wijzerplaat van de handdynamometer moet naar Dynamometer. (Medical, 2011) buiten wijzen en de arm en de hand, waarin de handdynamometer zich bevindt, mogen niet in contact komen met het lichaam. Bij jongeren van twaalf tot en met zestien jaar en bij ouderen vanaf 55 jaar dient de handdynamometer in de voorkeurshand genomen te worden. Bij hen wordt uitsluitend de HGS van de onderarm van de voorkeurshand gemeten, aangezien er geen normen beschikbaar zijn van de gecombineerde HGS van de linker― en rechterhand. De dynamometer moet met maximale kracht worden ingedrukt. Het is hierbij wel zaak dat er niet abrupt wordt geknepen, maar dat de testdeelnemer de knijpkracht relatief langzaam opvoert tot het maximum en dit vervolgens circa twee seconden vasthoudt. Herhaal dit vervolgens met de andere hand voor deelnemers jonger dan 55 jaar. Zet de wijzer van de handdynamometer na iedere poging weer op nul. Voer de test twee keer uit. Houdt slechts een korte pauze (hierin wordt de wijzer weer op nul gezet). Dat is dus voor iedere hand twee keer, bij deelnemers jonger dan 55 jaar. Het beste resultaat telt. (Software, 2012) LITERATUURONDERZOEK De projectgroep heeft de zoekactie naar de HGS gestart op Pubmed. De zoekactie op Pubmed heeft uiteindelijk geen resultaten opgeleverd. Hierdoor is de projectgroep verder gaan zoeken. Met behulp van internet kwam de projectgroep vier bruikbare artikelen tegen die hebben zij opgevraagd via Pubmed. Deze hebben zij dan ook gebruikt voor dit onderwerp. De HGS is een veel gebruikte test in ziekenhuizen om risico patiënten op te sporen. Een verandering in de voedingswaarde van de patiënten geeft een lagere HGS score, terwijl antropometrische eigenschappen pas na lange tijd veranderingen geven. (Schlüssel 2008) De HGS is een simpele en goedkope methode om de spierfunctie te meten. (Günter, 2008) De HGS een goede voorspeller voor lichaamsuitputting, functionele status in het ziekenhuis en het meten van de efficiëntie van voedingswaarde therapie, post―operatieve complicaties en sterfte. (Schlüssel 2008), (Günter 2008) 22
De informatie omtrent de HGS en gezonde mensen is beperkt. Er is dan ook geen duidelijk afkappunt bij welke waarde je een gezonde spierfunctie hebt en bij welke waarde je een ongezonde spierfunctie hebt. Over het algemeen wordt 85% van de HGS norm aangehouden, is de meting onder de 85% heb je grotere kans op ziekte. (Schlüssel 2008) Wel is bekend dat over het algemeen de dominante hand sterker is. (Luna-Heredia, 2004) Terwijl andere onderzoeken dit weerleggen en aangeven dat het verschil tussen te rechter en linkerhand bij linkshandige significant laag is. Dit is de reden dat bijna altijd de rechterhand getest moet worden. (Günter, 2008), (Jakobsen, 2010) In de praktijk kan de HGS wel uitkomst geven over blessures van de bovenste extremiteit, de norm die men dan aanhoudt is de gezonde zijde. (Günter 2008) AANBEVELING Uit bovenstaande heeft de projectgroep opgemaakt dat de HGS met name in het ziekenhuis een veel gebruikte test is. Overigens kan de HGS wel gezien worden als screenende test. Om deze reden neemt de projectgroep de test op in het testprotocol als screenende test. De HGS zal niet in de tijd herhaald worden. Aanbevolen wordt de test alleen te herhalen als de deelnemer klaagt over algemeen onwel bevinden, zodra de HGS meting onder 85% van de norm is heeft de testdeelnemer een grotere kans op ziekte en is het raadzaam om deze te verwijzen naar de huisarts.
23
PEAKFLOW METING INLEIDING Een piekstroommeter (peakflowmeter) is een apparaat met een mondstuk om op te blazen. De expiratoire piekflow (PEF) is de maximale volumestroom die ontstaat tijdens een zo krachtig mogelijk uitgevoerde uitademing begonnen na een maximaal diepe inademing. Een metertje geeft de hoeveel lucht dat er wordt uitgeblazen aan. Door de piekstroom te meten, kun je zien of er sprake is van een astma aanval en of de medicijnen aanslaan. Hoe wijder de luchtwegen, des te groter is de piekstroom. Bij astma zijn de luchtwegen tijdelijk vernauwd, uitademen gaat dan minder gemakkelijk en is de piekstroom kleiner. De piekstroom verschilt van persoon tot persoon en is afhankelijk van het geslacht, leeftijd en lichaamslengte. Ook het moment van de dag heeft invloed op de meting. De piekstroom wordt bepaald door de ernst van de luchtwegvernauwing. Medicijnen tegen astma kunnen de piekstroom vergroten. De piekstroommeting geeft informatie over: De maximale piekstroom op het moment dat de persoon geen last heeft van astma; het verschil tussen de ochtend en de avond. Het verschil van dag tot dag. Het effect van de medicijnen.
Afbeelding 2: Peak flow meter ‘Micropeak’ (FysioSupplies, 2012)
De dagelijkse variabiliteit in PEF is groter bij astmatici dan bij gezonden, en kan goed worden gebruikt om de activiteit van het ziekteproces te bewaken. Daartoe wordt dagelijks tenminste bij het opstaan, omstreeks twaalf uur en voor het slapen gaan de PEF gemeten. De variabiliteit wordt uitgedrukt als de ratio van het verschil tussen de hoogste en laagste waarde gedeeld door het gemiddelde van alle waarden. Een verbetering of verslechtering van het niveau van PEF, van de variabiliteit, of van beiden, duidt dan op verbetering c.q. verslechtering van het astma. Bij niet-astmatici is de variabiliteit < 20% bij volwassenen en < 31% bij kinderen, door toepassing bij sterke verdenking op astma zal het aantal vals ― negatieve bevindingen sterk afnemen. (Quanjer, 1997)r Vergelijking van de verkregen waarden met referentiewaarden ter opsporing van ziekte heeft een beperkte functie. De variabiliteit tussen gezonde personen is daarvoor te groot, zodat een waarde in het ‘normale bereik’ luchtwegobstructie allerminst uitsluit. De beste referentiewaarde voor een persoon is de maximale waarde die deze persoon in een klinisch goede fase bereikte. Bij ernstig obstructieve longziekten draagt de snelle en uitgebreide compressie van luchtwegen belangrijk bij aan de gasstroom uit de longen, zodat op basis van de PEF de mate van luchtwegobstructie kan worden onderschat. De PEF wordt niet vaak gebruikt om het effect van een bronchus ― verwijdend medicament te onderzoeken. Een toename van de PEF met 60 L/min werd bij volwassenen als een significante verbetering beschouwd, maar recent werd geadviseerd PEF niet voor het beoordelen hiervan toe te passen. Een te lage PEF ontstaat bij: Obstructieve longaandoeningen. Onvoldoende medewerking. 24
Onvoldoende inademing ten opzichtte van de totale long capaciteit. Onvoldoende expansiemogelijkheid thorax (stijve thorax, spier, neurogeen, ETC.). (Quanjer, 1997)r
Testuitvoering Rapporteer de grootste waarde van 3 goed uitgevoerde manoeuvres, d.w.z. waarbij het verschil tussen de grootste twee van drie goed uitgevoerde bepalingen minder dan 40 L/min bedraagt; is het verschil groter, laat dan nog maximaal 2 pogingen uitvoeren. Verschillen de twee grootste waarden dan nog > 40 L/min, noteer dan naast de grootste geproduceerde PEF dat geen reproduceerbare waarden werden verkregen. LITERATUURONDERZOEK Op Pubmed is gezocht naar de screening van long-functie stoornissen met behulp van de peak flow meter. Er is één bruikbaar artikel gekomen uit deze zoekactie. Uit dit artikel blijkt dat het toevoegen van de peak flow meter aan een testprotocol zinvol lijkt, de peak flow meter kan uitsluiten of er is sprake is van ernstige tot zeer ernstige COPD. (Perez-Padilla, 2009) Omdat dit artikel op zich nog weinig zegt, is de projectgroep verder op zoek gegaan naar hoe de huisarts COPD en astma kan diagnosticeren. Om nauwkeurig een diagnose te kunnen stellen is het gebruik van spirometrie raadzaam. De belangrijkste meetwaarden bij de diagnostiek en controle van COPD en astma zijn de FEV1 (‘forced expiratory volume in one second, ook wel ‘éénsecondewaarde’), FVC (‘forced vital capacity’) en het quotiënt van de beide waarden, de FEV1/FVC ratio. Voor het bepalen van alleen de PEF (‘peak expiratory flow’, ook wel ‘piekstroom’) is niet per se een spirometer nodig; een eenvoudige piekstroommeter voldoet ook aan de eisen. De meeste spirometers kunnen naast de bovengenoemde (vele) andere longfunctiewaarden weergeven, zoals de FEF50% (FEF: forced expiratory flow als nog 50% van de FVC uitgeblazen moet worden), de FEF25-75% (forced expiratory flow in het traject waarin 25 tot 75% van de FVC is uitgeblazen), etc. Hoewel deze meetwaarden wel inzicht kunnen geven in nuances van eventuele longfunctieafwijkingen, is de FEV1 van meeste waarde om de diagnose te stellen. (Schermer, 1999) AANBEVELING De peak flow meter is handig voor deelnemers met astma. De peak flow meter geeft oriënterende informatie omtrent longfunctie stoornissen. Het is als meetinstrument aanvaardbaar om te gebruiken bij medicamenten onderzoek, bevolkingsonderzoek, poliklinisch of thuis om de patiënten te volgen, mits de metingen deskundig worden uitgevoerd. Omdat de peak flow meter niet gebruikt kan worden als meetinstrument om Astma of COPD te diagnosticeren of een andere uitkomst geeft zoals conditie, voegt de projectgroep de peak flow meter niet toe aan het “up-to-date testprotocol”. Echter wanneer personen met longfunctie stoornissen bij FysioSport komen trainen, kan de peak flow meter gebruikt worden om PEF te controleren.
25
SIT AND REACH INLEIDING Met de sit-and-reach test (SR) wordt de lenigheid bij voorwaarts buigen gemeten. De SR geeft inzicht in de mate waarop de testdeelnemer in staat is de hamstrings en de onderrug te rekken. Een goede lenigheid kan in bepaalde gevallen sportblessures voorkomen en is gunstig voor het verrichten van sportprestaties. Op een SR box moet men in zittende positie de handen zo ver mogelijk naar voren strekken. Zie afbeelding 3. (Software, 2012) Doelgroep De SR is een algemene test die bij uiteenlopende doelgroepen kan worden uitgevoerd. Ook voor ouderen is het een aangename test. De normen zijn bekend in de leeftijdscategorie vijf tot en met 69 jaar. (Software, 2012) Testuitvoering Afbeelding 3: SR positie t.o.v. de SR box. De testdeelnemer dient de schoenen uit te (a) Begin positie (b) eind positie. (Roger trekken, waarna de voeten plat tegen de W. Earle, 2004) voorkant van de box worden geplaatst. De benen dienen volledig gestrekt te zijn. De testdeelnemer mag niet rekken en strekken voorafgaand aan de test! Dit is oefenen van de testsituatie. De testbegeleider knielt naast de testdeelnemer. Plaatst één hand lichtjes boven de enkels ter stabilisatie, plaatst de andere arm, zo'n vijf tot tien centimeter boven de knieën, over de bovenbenen van de testdeelnemer. Zorg met een lichte druk van deze arm dat de knieën van de testdeelnemer tijdens de 'reach' gestrekt blijven. De testdeelnemer dient de armen en de vingers volledig te strekken, waarna het bovenlichaam langzaam naar voren wordt gebogen. Dit dient in één vloeiende beweging te gebeuren en zonder stotende of ongecontroleerde bewegingen. Met de vingertoppen van beide handen wordt de schuif van de SR box zo ver mogelijk naar voren geduwd. De testdeelnemer dient deze positie twee seconden vast te houden. De benen moeten dan nog volledig gestrekt zijn en blijven! Voer de test twee keer uit. De verste uitslag telt. De benen mogen even ontspannen worden tussen de twee testen door. (Software, 2012) LITERATUURONDERZOEK De projectgroep heeft de zoekactie naar de SR gestart op Pubmed. De zoekactie heeft uiteindelijk drie resultaten opgeleverd. Hier heeft de projectgroep goede informatie uit gehaald. Echter heeft de projectgroep voor meer informatie twee boeken gebruikt, namelijk; Exercise Physiology for Health, Fitness, and Performance van Sharon A. Plowman, en Elenmentaire trainingsleer en trainingsmethoden van Tjaard Kloosterboer. Hieronder zijn de bevindingen uiteengezet.
26
De SR is de meest populaire test voor het meten van de lenigheid. (Plowman, 2007) De test is simpel uit te voeren en heeft een goede uitrusting. (López-miñarro, 2010) Echter zijn om deze reden de testuitslagen minder accuraat. Ook is er een grote variatie bij routine matige testen, zoals de SR. De SR gaat uit van een volledige range of motion (R.O.M.) van de heup. (Bozic, 2010) In de literatuur zijn de meningen verdeeld over de validiteit van de SR, zo geeft Predrag R. Bozic aan dat de SR de lenigheid van hamstrings en de wervelkolom spieren meet, terwijl Pedro A. Lópezmiñarro dit weerlegt. Wel is zeker dat niet alleen de lenigheid van de hamstrings invloed heeft op de testuitslag. Zo heeft de R.O.M. van heup invloed, de R.O.M. van de lage rug, de scapulaire abductie, verschillen in de wervelkolom curve en antrometristische factoren ook een rol op de testuitslag. (López-miñarro, 2010), (Bozic, 2010) De straight leg raise test (SLR) wordt in onderzoeken naar de lenigheid van de hamstrings vaak gebruikt in combinatie met de SR. Uit onderzoek blijkt de correlatie van de SR en de SLR laag. Een grotere testuitslag voor de SR werd meestal gevonden door een verschil in de R.O.M. van de heupen. Mannen hebben vrijwel altijd een lage score in de SR, dit kan te maken hebben met een verminderde R.O.M. in de heupen en de anatomie verschillen van de wervelkolom ten opzichte van vrouwen. Hierdoor is de SR ook minder valide voor mannen dan voor vrouwen. Uit dit onderzoek kwam tevens dat de SR een lage responsiviteit heeft, zeker bij een verminderde lenigheid van de hamstrings. (López-miñarro, 2010) Doordat de deelnemers in de doelen niet specifiek de m. hamstring aangaven qua lenigheid is de projectgroep opzoek gegaan naar meer informatie omtrent lenigheid. Al snel kwam naar voren dat de lenigheid belangrijk is voor veilig en effectieve sportbeoefening. (Lemos, 2011) Te korte of gespannen spieren kunnen zorgen voor blessures in met name de onderste extremiteit. Uit onderzoek blijkt dan ook dat de hamstrings en adductoren het meest blessure gevoelig zijn. (Bozic, 2010) Verkorte hamstrings zijn dus meer blessure gevoelig, ook kunnen zij zorgen voor een verandering in het lumbosacrale ritme en / of voor lage rugklachten. (Lópezmiñarro, 2010) Lenigheid van gewrichten wordt voor een groot deel bepaald door structuren in en rond een gewricht, dit noemen we de interne factoren, namelijk: De bouw en vorm van gewrichten. Het gewrichtskapsel. De gewrichtsbanden. De lengte van pezen en spieren. De belangrijkste factor zijn de spieren met betrekking tot lenigheid. Dit komt doordat de overige structuren niet of nauwelijks te veranderen zijn door training. (Kloosterboer, 2008) De externe factoren die de lenigheid beïnvloeden zijn de volgende: Leeftijd. Geslacht. Bouw en lichaamshouding. Oefengesteldheid en / of vermoeidheid. Geestelijke gesteldheid. Tijd van de dag. Temperatuur. (Kloosterboer, 2008) Rek technieken. Trainingsvariabelen. (Lemos, 2011) 27
Spierlenigheid kan door regelmatig trainen snel vergroten. Na vier tot vijf keer trainen van een spiergroep kan de lenigheid aanzienlijk verbeterd zijn. Om dit resultaat vast te houden is iedere dag oefenen van belang. (Kloosterboer, 2008) Echter geeft alleen lenigheidtraining niet het beste resultaat. Lenigheidtraining in combinatie met krachttraining geeft de beste resultaten. (Lemos, 2011) Zoals al eerder staat aangegeven is het verschil in geslacht een belangrijke factor qua lenigheid. Zo hebben mannen een grotere lumbale flexie dan vrouwen. Vrouwen een grotere laterale flexie dan mannen en een grotere heupflexie. (Plowman, 2007), (López-miñarro, 2010) AANBEVELING Om nog even terug te blikken op de methode in de samenvatting, hier werd al even aangeschreven dat het geen zin heeft om grondmotorische eigenschappen te testen als deze niet getraind worden. Gedurende de FysioSport wordt weinig aandacht besteed aan de spierlenigheid. Het is van belang dat het “Paramedisch Centrum Obdam” gaat kijken wat zij de 38 deelnemers (13 %) gaan doen om de lenigheid te vergroten. Zij kunnen rek methode gaan toepassen aan het eind van het uur van de Fysiosport. De vraag is alleen of dit genoeg vorderingen geeft aangezien de meeste deelnemers één keer in de week sporten in het “Paramedisch Centrum Obdam”. Het “Paramedisch Centrum Obdam” kan er tevens voor kiezen om individuele instructie te geven aan de 38 deelnemers die de lenigheid willen vergroten. De projectgroep heeft er om bovenstaande redenen voor gekozen om de SR of andere lenigheidtesten niet in het testprotocol op te nemen.
28
TANITA INLEIDING In de literatuur worden verschillende meetmethoden beschreven die een schatting geven van het vetpercentage en daarmee de vetmassa. Deze meeste methoden zijn echter relatief dure en ingewikkelde procedures, die veel tijd en kostbare apparatuur vereisen. Om het individuele lichaamsvetpercentage te kunnen beoordelen zijn daarom ook meer praktische, eenvoudige en nauwkeurige meetmethodes zoals de Tanita die het vetpercentage meet middels bio-elektrische impedantie analyse (BIA). (Vos, 2004) De Tanita is de meest eenvoudige en snelste methode van alle bestaande meetinstrumenten en geeft het minste ongemak. Als de testdeelnemer met blote voeten op de voetelektroden van het weegplateau gaat staan, wordt er een niet voelbaar en ongevaarlijk zwakstroomsignaal door het lichaam gestuurd. Lichaamsvet biedt een hoge weerstand aan zo’n elektrisch signaal, terwijl het lichaamsvocht in vlees- en spiermassa het signaal gemakkelijk geleiden. (Tanita, 2008) Testuitvoering Afbeelding 4: De Tanita weegschaal 1. Druk op de AAN/UIT knop om de stroom in te (Tanita, 2012) schakelen. 2. Controleer of lichaamsvetmeter is geselecteerd en voer het kledinggewicht in. Gebruik hier standaard 1.0 kg voor. 3. Druk op enter / het lampje voor opstappen knippert. 4. Selecteer het lichaamstype (standaard / atletisch). 5. Selecteer het geslacht (man / vrouw). 6. Voer de leeftijd in, druk vervolgens op enter. 7. Voer de lengte in, druk vervolgens op enter. 8. Stap met blote voeten op de elektroden. 9. De metingen worden verricht, het meetresultaat en het lichaamsvetpercentage worden weergegeven. De resultaten worden automatisch afgedrukt. (Tanita, 2008) De Tanita rekent dit direct na de meting uit, zodat het na enkele seconden in het display kan worden afgelezen. Gemakkelijk en sneller is eigenlijk niet mogelijk, terwijl het meetresultaat altijd reproduceerbaar is. Dat wil zeggen, dat bij meerdere keren direct na elkaar meten men steeds vrijwel dezelfde waarde als uitkomst zal krijgen. (Tanita, 2008) LITERATUURONDERZOEK Op Pubmed is gezocht naar het meten van vetpercentage middels de Tanita weegschaal. Met deze zoekactie werden twee bruikbare artikelen gevonden, daarnaast is gebruik gemaakt van de literatuur
29
die werd aanbevolen door de ontwikkelaars van de Tanita en is gebruik gemaakt van de richtlijn ‘Lichaamsvetpercentage’ geschreven door de Vereniging van Sportgeneeskunde. In de literatuur wordt de Tanita vergeleken met de gouden standaard om lichaamssamenstelling te kunnen meten zoals onder water weging, MRI (magnetic resonance imaging) en zelfs DXA (röntgen). (Ritchie, 2005), (Pateyjohns, 2006), (Lazzer, 2003)Op basis van deze onderzoeken lijkt de Tanita een aanvaardbaar en nauwkeurig alternatief om de lichaamssamenstelling te kunnen beoordelen. Echter wordt ook in de artikelen beschreven dat de Tanita meting beter gebruikt kan worden voor het meten van groepen dan voor individuen, omdat de meetfout dan beduidend kleiner is. (Lazzer, 2003), (Ritchie, 2005), (Pateyjohns, 2006), (Vereniging voor Sportgeneeskunde, 2006) In de richtlijn ‘Lichaamsvetpercentage’ van de Vereniging van Sportgeneeskunde wordt de huidplooimeting vergeleken met een bio ― impedantie ― meter van Tanita. Hierbij is de bepaling door middel van huidplooidikte ― meting meer valide, omdat er meer uniforme onderzoeksgegevens bekend zijn. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van deze metingen, kunnen nogal variëren. Zorgvuldige standaardisatie van de te volgen procedure is noodzakelijk omdat vele factoren negatief effect hebben op het resultaat . De hoeveelheid lichaamsvocht is doorslaggevend voor het resultaat van de metingen, daarom moeten de testdeelnemers aan een aantal eisen voor de testen voldoen om de nauwkeurigheid van de meting te kunnen garanderen. Het is belangrijk dat de testdeelnemer niet eet of drinkt binnen vier uur voor de test, geen cafeïne of alcohol nuttigt binnen twaalf uur voor de test en geen zware training / wedstrijd heeft binnen twaalf uur voor de test. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de menstruele cyclus en de omgeving― en lichaamstemperatuur. Belangrijk is dat de metingen gedaan worden op hetzelfde tijdstip van de dag en onder dezelfde omstandigheden. (Ritchie, 2005) (Vos, 2004) (Tanita, 2008) AANBEVELING Omdat de Tanita een eenvoudige, snelle, klantvriendelijke en (uit de literatuur blijkt) een aanvaardbare methode is om de lichaamssamenstelling te beoordelen, is de Tanita in het testprotocol gehouden. Ondanks dat de huidplooidikte ― meting betere resultaten geeft, zijn de voordelen van de Tanita erg belangrijk voor de projectgroep. De huidplooidikte ― meting kost aanzienlijk meer tijd om te testen, vaak is het niet prettig voor de testdeelnemer, en de werkzame fysiotherapeuten moeten hier veel ervaring voor hebben om de test valide en reproduceerbaar uit te voeren. Echter is het zeer belangrijk om de testen op de Tanita te standaardiseren zoals beschreven wordt in het testprotocol. Belangrijke note: Deze BIA methode mag niet gebruikt worden bij vrouwen die zwanger zijn en testdeelnemers met een pacemaker. Om bij deze deelnemers toch de lichaamssamenstelling te kunnen beoordelen wordt de huidplooidikte ― meting in het protocol toegevoegd als extra optie om deze deelnemers toch te kunnen meten. De huidplooidikte ― meting wordt onder andere ook aanbevolen door de richtlijn ‘Lichaamsvetpercentage’ van de Vereniging van Sportgeneeskunde.
30
5. AANVULLING OP HET OUDE TESTPROTOCOL Na de analyse van het oude testprotocol is gekeken wat er mist aan de hand van de doelen van de deelnemers. Er zijn 217 doelen gesteld op het vergroten van spierkracht. In het “up ― to ― date testprotocol” zijn nog geen krachttesten opgenomen. Er zijn 90 doelen gesteld op het vergroten van de coördinatie. In het oude testprotocol zijn geen coördinatietesten opgenomen. Hieronder zal op dezelfde wijze de spierkracht― en coördinatietesten uiteenworden gezet.
31
COÖRDINATIE TESTEN INLEIDING De opdrachtgever gaf in een eerder gesprek aan dat zij graag een coördinatietest willen gebruiken die staat geprogrammeerd in de MFT Challenge disk of in de Rehab MR Cube. Allereerst zal de projectgroep productinformatie geven over beide apparaten. Rehab MR Cube De MR Cube biedt een scala aan functionele oefeningen en testen. De MR Cube stelt de deelnemer in staat om de eigen voortgang via grafische feedback te volgen. Met de MR Cube is het mogelijk om, door middel van visuele feedback, met de deelnemer te oefenen en deze te begeleiden tijdens de revalidatie. Dit zorgt voor een ongeëvenaarde cognitieve betrokkenheid en optimale activiteit bij iedere oefening. De MR Cube fungeert als intermediair tussen de deelnemer en de oefening. De interactieve feedback begeleidt de deelnemer bij de functionele oefeningen en biedt tegelijkertijd duidelijke visuele Afbeelding 3: Rehab MR Cube. (Sport, feedback. Op deze wijze verbetert de coördinatie, 2012) proprioceptie en het uithoudingsvermogen van de deelnemer, die zich bovendien beter aan de oefeninstructies houdt. De MR Cube kan voor vrije oefeningen worden gebruikt, maar ook aan ieder willekeurig trainingsapparaat worden gekoppeld. De snelheid en range of motion kunnen worden afgestemd op de individuele behoefte van de deelnemer. Na iedere oefensessie worden de resultaten getoond waarmee zowel de deelnemer als de fysiotherapeut de voortgang kunnen zien. (Systems, 2012) MFT Challenge disk De MFT Challence Disk is een elektronische oefentol met hele specifieke functies die aangesloten wordt op de PC die werkt met een 4 punts balansmeting. Verschillende spellen zorgen voor nieuwe bewegingen in de training. Het kantelen van de onstabiele oefentol moet worden gecompenseerd door systematische bewegingen. De feedbackfunctie maakt het mogelijk om op verschillende niveaus te trainen, waardoor de deelnemer altijd een nieuwe uitdaging aan kan gaan. De MFT Challenge disk levert een meetbaar trainingssucces op. De resultaten van Afbeelding 4: MFT Challenge disk. het trainingssucces worden inzichtelijk gemaakt door middel van de Fast Test. De MFT Challenge Disc zorgt (Fysiomed, 2011) voor een sterk verbeterde coördinatie, concentratie en balans. Deze training is uitdagend vanaf het begin. (Premed, 2011)
32
LITERATUURONDERZOEK Zoekacties van de projectgroep in de literatuur databases hebben geen resultaat opgeleverd voor beide apparaten en de daarbij behorende testen. Hierdoor kan de projectgroep geen uitspraak doen over de reproduceerbaarheid, responsiviteit en de validiteit. De projectgroep zal wel één coördinatie test aanbevelen voor de opdrachtgever. AANBEVELING In de samenvatting bij de methode werd al even aangehaald dat het testen van grondmotorische eigenschappen geen zin heeft als deze niet worden getraind. Dit is een belangrijke overweging voor de projectgroep om er toch voor te kiezen, ondanks dat er geen bewijzen zijn vanuit de literatuur toch één van de coördinatie trainingsapparaten aan te bevelen aan de opdrachtgever. Mede doordat op deze apparaten de coördinatie wordt getraind zou je ook middels de aanwezige testen op de apparaten een goede vooruitgang moeten zien ten opzichte van de aanvang van de training. De projectgroep heeft zelf een klein praktisch onderzoek gedaan naar de trainingsmogelijkheden op beide apparaten. Zij zijn tot de volgende conclusie gekomen: De MFT Challenge disk is erg gebruiksvriendelijk en ‘leuk’ om mee te trainen. Op de MFT Challenge disk kun je gemakkelijk compenseren en hierdoor de resultaten positief beïnvloeden. De Rehab MR Cube heeft vele specificatie waardoor het trainen in ieder stadia van de revalidatie mogelijk is. Met de Rehab MR Cube is het bijna niet mogelijk om te compenseren, zou men wel compenseren zou dit ten nadele zijn voor de resultaten. De Rehab MR Cube kun je bij alle oefeningen toepassen, hierdoor is deze meer functioneel dan de MFT Challenge disk. Uit bovenstaande informatie wordt duidelijk dat de MFT Challenge disk zich voornamelijk richt op de onderste extremiteit in tegenstelling tot de Rehab MR Cube. Dit is het belangrijkste punt waarop de projectgroep de Rehab MR Cube opneemt in het testprotocol in plaats van de MFT Challenge disk. Zeker gezien een aantal deelnemers ook de schouders willen versterken.
33
ONE REPETITION MAXIMUM (1RM) INLEIDING Met de 1RM test worden submaximale krachttesten uitgevoerd. De 1RM is krachtoefening specifiek. De testdeelnemer neemt plaats op de krachtmachine en probeert een, door de instructeur bepaald gewicht op correcte wijze te verplaatsen. De test is bedoeld om de voortgang van een proefpersoon in de tijd te kunnen evalueren en het trainingsgewicht vast te stellen. (Software, 2012) Doelgroep De 1RM test kan voor een brede doelgroep worden gebruikt. Omdat de uitslag van deze test lichaamsafhankelijk is, wordt de uitslag niet getoetst aan een normtabel. (Software, 2012)
Afbeelding 5: Oddvar Holten diagram. (Quizlet, 2012)
Testuitvoering Het aanvangsgewicht dient zo ingeschat te worden, zodat de test tussen de 5 en 15 herhalingen eindigt. Een goede warming ― up is van groot belang. De warming ― up dient ten minste een aantal sets van desbetreffende krachtmachine te bevatten. Hierbij moet een relatief groot aantal herhalingen met een licht gewicht worden uitgevoerd. De testdeelnemer neemt plaats op de krachtmachine. Het gewicht wordt rustig omlaag gebracht en vervolgens weer omhoog gedrukt. Het totaalgewicht van de krachtmachine wordt net zo lang verhoogd tot het maximale gewicht is bereikt. De beweging wordt uitgevoerd in het tempo 2:1 (2 seconden indien het gewicht zakt en 1 seconde terwijl het gewicht stijgt). Er mag geen rustmoment in de uitvoering voorkomen. (Software, 2012) LITERATUURONDERZOEK De projectgroep heeft de zoekactie gestart op Pubmed. De zoekactie heeft uiteindelijk twee resultaten opgeleverd. Dit komt waarschijnlijk door de volgende inclusie criteria: - Het artikel is geschreven tussen 2002 en heden (april 2012). Naar de 1RM test is voor 2002 al veel onderzoek gedaan, hierdoor zijn er weinig recente onderzoeken uitgevoerd. De projectgroep heeft in de bibliotheek van de Hogeschool van Amsterdam gezocht naar geschikte boeken die de gepubliceerde artikelen van voor 2002 behandeld. De naam van het boek die voldoet aan de eisen van de projectgroep heet: NSCA Essentials of personal training van Roger W. Earle & Thomas R. Beachle. De 1RM is een test om de maximale kracht te meten. Maximale 1RM testen worden alleen in ziekenhuizen en in ingerichte testlaboratoria uitgevoerd. Het is dus niet mogelijk om een maximale 1RM test in de particulieren fysiotherapiepraktijk af te nemen. (Earle, 2004) Het grote verschil met een maximale en submaximale krachttest is de invloed van het zenuwstelsel. Bij de maximale krachttest is deze doorslaggevend. Bij een submaximaal test zijn de energie leverende systemen van 34
invloed. Hierdoor mag de 1RM test maar één minuut duren. Als de test langer zou duren kan melkverzuring een negatieve invloed hebben op het testresultaat. Om een juiste submaximale 1RM test uit te voeren dient het gewicht continue in beweging te zijn. (Kloosterboer, 2008) Gedurende de test kan gebruik worden gemaakt van een metronoom. Op deze manier kan goed het tempo van de oefening worden aangegeven. Een vaak gebruikt tempo ligt op 60 beats per minuut. (Reynolds, 2006) Percentage 1RM in relatie tot het aantal herhalingen % 1RM Maximum aantal herhalingen die kunnen worden uitgevoerd 100 1 95 2 93 3 90 4 87 5 85 6 83 7 80 8 77 9 75 10 70 11 67 12 65 15 Tabel 5: Percentage 1RM in relatie tot het aantal herhalingen. (Roger W. Earle, 2004)
In tabel 5 staat aangegeven hoeveel herhalingen de deelnemer kan maken in relatie tot de 1RM. Even een uitleg om dit te verduidelijken. De testdeelnemer zit op de Leg Press en gaat de submaximale 1RM test uitvoeren. Het gewicht staat ingesteld op 130 kg, de testdeelnemer kan met dit gewicht maximaal zes herhalingen maken. Dit is dus 85% van zijn maximale kracht. De maximale kracht van deze deelnemer is: 153 kg op de Leg Press. Uit onderzoek is gebleken dat 5RM testen de beste resultaten geven voor de 1RM berekening. (Reynolds, 2006) Overigens geven testen op 80 ― 90 % van de 1RM een meer exacte 1RM meting dan testen met tien herhalingen of meer. (Earle, 2004), (Horvat, 2003) 1RM testen zijn oefening specifiek (Reynolds, 2006) en mogen alleen worden uitgevoerd als deze veilig, accuraat en consequent kunnen worden beoordeeld op de maximale kracht. (Earle, 2004) Tevens kwam uit onderzoek naar voren dat het verschil in geslacht, antropometrie en trainingsvariatie geen significante verschillen
op de test weergaf. (Reynolds, 2006) In onderstaande tabel is precies af te lezen wat de 1RM van de testpersoon is. Weer even een uitleg. We gebruiken hetzelfde voorbeeld als net. Iemand zit op de Leg Press en kan met 130 kg maximaal zes herhalingen maken. We kijken dan in de tabel in de kolom onder 6 max reps. en zoeken 130 kg op. Nu blijkt dat 130 kg niet in de kolom staat. Een deelnemer kan nooit meer dan zijn maximale kracht leveren, in dit geval lezen we zijn 1RM af in de rij van 128 kg in plaats van de rij van 132 kg. (Earle, 2004)
Max reps. % 1RM Kg
1
2
3
100 5 10 15 20 25 30 35
95 5 10 14 19 24 29 33
93 5 9 14 19 23 28 33
1RM berekenen en het trainingsgewicht 4 5 6 7 8 90 5 9 14 18 23 27 32
87 4 9 13 17 22 26 30
85 4 9 13 17 21 26 30
83 4 8 12 17 21 25 29
80 4 8 12 16 20 24 28
9
10
12
15
77 4 8 12 15 19 23 27
75 4 8 11 15 19 23 26
67 3 7 10 13 17 20 23
65 3 7 10 13 16 20 23 35
40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 105 110 115 120 125 130 135 140 145 150 155 160 165 170 175 180 185 190 195 200 210 220 230 240 250 260 270 280 290 300 310 320
38 43 48 52 57 62 67 71 76 81 86 90 95 100 105 109 114 119 124 128 133 138 143 147 152 157 162 166 171 176 181 185 190 200 209 219 228 238 247 257 266 276 285 295 304
37 42 47 51 56 60 65 70 74 79 84 88 93 98 102 107 112 116 121 126 130 135 140 144 149 153 158 163 167 172 177 181 186 195 205 214 223 233 242 251 260 270 279 288 298
36 41 45 50 54 59 63 68 72 77 81 86 90 95 99 104 108 113 117 122 126 131 135 140 144 149 153 158 162 167 171 176 180 189 198 207 216 225 234 243 252 261 270 279 288
35 39 44 48 52 57 61 65 70 74 78 83 87 91 96 100 104 109 113 117 122 126 131 135 139 144 148 152 157 161 165 170 174 183 191 200 209 218 226 235 244 252 261 270 278
34 38 43 47 51 55 60 64 68 72 77 81 85 89 94 98 102 106 111 115 119 123 128 132 136 140 145 149 153 157 162 166 170 179 187 196 204 213 221 230 238 247 255 264 272
33 37 42 46 50 54 58 62 66 71 75 79 83 87 91 95 100 104 108 112 116 120 125 129 133 137 141 145 149 154 158 162 166 174 183 191 199 208 216 224 232 241 249 257 266
32 36 40 44 48 52 56 60 64 68 72 76 80 84 88 92 96 100 104 108 112 116 120 124 128 132 136 140 144 148 152 156 160 168 176 184 192 200 208 216 224 232 240 248 256
31 35 39 42 46 50 54 58 62 65 69 73 77 81 85 89 92 96 100 104 108 112 116 119 123 127 131 135 139 142 146 150 154 162 169 177 185 193 200 208 216 223 231 239 246
30 34 38 41 45 49 53 56 60 64 68 71 75 79 83 86 90 94 98 101 105 109 113 116 120 124 128 131 135 139 143 146 150 158 165 173 180 188 195 203 210 218 225 233 240
27 30 34 37 40 44 47 50 54 57 60 64 67 70 74 77 80 84 87 90 94 97 101 104 107 111 114 117 121 124 127 131 134 141 147 154 161 168 174 181 188 194 201 208 214
26 29 33 36 39 42 46 49 52 55 59 62 65 68 72 75 78 81 85 88 91 94 98 101 104 107 111 114 117 120 124 127 130 137 143 150 156 163 169 176 182 189 195 202 208 36
330 340 350 360 370 380 390 400 410 420 430 440 450 460 470 480 490 500 510 520 530 540 550 560 570 580 590 600
314 307 297 287 281 274 264 254 248 323 316 306 296 289 282 272 262 255 333 326 315 305 298 291 280 270 263 342 335 324 313 306 299 288 277 270 352 344 333 322 315 307 296 285 278 361 353 342 331 323 315 304 293 285 371 363 351 339 332 324 312 300 293 380 372 360 348 340 332 320 308 300 390 381 369 357 349 340 328 316 308 399 391 378 365 357 349 336 323 315 409 400 387 374 366 357 344 331 323 418 409 396 383 374 365 352 339 330 428 419 405 392 383 374 360 347 338 437 428 414 400 391 382 368 354 345 447 437 423 409 400 390 376 362 353 456 446 432 418 408 398 384 370 360 466 456 441 426 417 407 392 377 368 475 465 450 435 425 415 400 385 375 485 474 459 444 434 423 408 393 383 494 484 468 452 442 432 416 400 390 504 493 477 461 451 440 424 408 398 513 502 486 470 459 448 432 416 405 523 512 495 479 468 457 440 424 413 532 521 504 487 476 465 448 431 420 542 530 513 496 485 473 456 439 428 551 539 522 505 493 481 464 447 435 561 549 531 513 502 490 472 454 443 570 558 540 522 510 198 480 462 450 Tabel 6: 1RM berekenen en het trainingsgewicht. (Roger W. Earle, 2004)
221 228 235 241 248 255 261 268 274 281 288 295 302 308 315 322 328 335 342 348 355 362 369 375 382 389 395 402
215 221 228 234 241 247 254 260 267 273 280 286 293 299 306 312 319 325 332 338 345 351 358 364 371 377 384 390
AANBEVELING Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat submaximale 1RM testen reproduceerbaar, responsief en valide zijn. Om deze reden neemt de projectgroep de submaximale 1RM testen op in het “up ― to ― date testprotocol”. Echter is het wel van belang dat de fysiotherapeuten van het “Paramedisch Centrum Obdam” de test allemaal op dezelfde wijze uitvoeren, hiervoor verwijst de projectgroep naar de handleiding van het testprotocol.
37
6. UP―TO ― DATE TESTPROTOCOL Het “up to date testprotocol” bevat de volgende testen: Åstrand fietstest. Bloeddruk meting. Handknijp kracht. One repetition maximum. Rehab mr cube. Tanita. De handleiding van het “up ― to ― date testprotocol” kunt u vinden in een apart document dat bij deze scriptie is gevoegd.
38
7. VERANTWOORDING Deze scriptie is tot stand gekomen na een goede samenwerking van de projectgroep. Beide studenten hebben een even grote taak afgewerkt. Hieronder zal per student uiteengezet worden welk aandeel zij in deze scriptie hebben gehad.
JUDITH GROOT
Contact persoon. Trainingsdoelen deelnemers FysioSport geanalyseerd en beschreven. Inclusie― en exclusiecriteria opgesteld. Zoektermen opgesteld. Coördinatie testen onderzocht en beschreven. Hand ― knijpkracht onderzocht en beschreven. One repetition maximum onderzocht en beschreven. Sit & Reach onderzocht en beschreven. Overige delen literatuurverslag beschreven. Feedback functie op stukken van Lianne. Inhoud presentatie opgesteld. Laatste punten in het literatuurverslag verwerkt.
LIANNE VAN RUITENBEEK
Waarom zijn er in de FysioSport gezondheidstesten? beschreven. Inclusie― en exclusiecriteria opgesteld. Zoektermen opgesteld. Bloeddruk onderzocht en beschreven. Fitheidstesten submaximaal onderzocht en beschreven. Peak flow onderzocht en beschreven. Tanita onderzocht en beschreven. Testprotocol beschreven. Feedback functie op stukken van Judith. Inhoud presentatie opgesteld. PowerPoint presentatie gemaakt.
39
BIJLAGE 1
INCLUSIECRITERIA
Het artikel is geschreven tussen 2002 en heden (april 2012). De leeftijd van de proefpersonen ligt tussen de twintig en 66 jaar. De onderzochte test mag maximaal twaalf minuten duren. Artikelen zijn in het Engels of Nederlands geschreven. De artikelen zijn full text beschikbaar. Er is in de artikelen getest naar validiteit of reproduceerbaarheid of responsiviteit van de desbetreffende test. De artikelen hebben betrekking op de doelen van de deelnemers van de FysioSport. Er wordt gezocht in de database Pubmed. Diagnostische meetinstrumenten.
EXCLUSIECRITERIA
Maximaal €2 0,- voor aanschaffing nieuwe testattributen. De proefpersonen uit de artikelen zijn niet afkomstig uit de westerse cultuur. Populatie proefpersonen minder dan 30.
40
BIJLAGE 2
ZOEKTERMEN Conditie verbeteren condition OR fitness OR physical OR endurance OR stamina AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Rug & buikspieren versterken back OR back muscles OR belly OR abdominal OR core stability OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Afvallen fall OR slimming OR thin OR weight loss OR weight reduction OR bodyweight OR fat percentage AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement OR anthropometry AND validation OR reproducibility OR responsiveness Beenspieren versterken strengthen leg muscle OR leg muscle control OR strengthen muscle contraction OR muscle mass OR muscle atrophy OR strengthen muscles quadriceps OR strengthen muscles hamstrings OR strengthen muscles gastrocnemius OR strengthen muscles glutei AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Fitter worden / belastbaarheid vergroten fitter OR taxability AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Algehele spierkracht vergroten muscle strength OR overall strength OR muscle function OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Leniger worden agile OR agility OR limber OR flexible OR flexibility OR nimble OR lithe OR lissome OR lithesome OR suppleness OR range of motion OR joint motion AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Knieën versterken strengthen knee OR knee stability OR knee strength OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Schouders versterken strengthen shoulder OR shoulder stability OR shoulder strength OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness 41
Armspieren versterken strengthen arm muscle OR arm muscle control OR strengthen muscle contraction OR muscle mass OR muscle atrophy strengthen OR strengthen muscles biceps OR strengthen muscles triceps AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Heupen versterken strengthen hip OR hip stability OR hip strength OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Nek versterken strengthen neck OR strengthen cervical OR neck stability OR cervical stability OR neck strength OR cervical strength OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Enkels versterken strengthen ankle OR ankle stability OR ankle strength OR muscle control AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Evenwicht vergroten balance OR equilibrium OR equilibration OR poise OR equipoise OR coordination OR stability AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness Diagnostische meetinstrumenten health OR diagnostic wellbeing AND test OR meter OR metering OR questionnaire OR measurement AND validation OR reproducibility OR responsiveness
PUBMED LIMITS
Dates: 10 years. Type of article: Meta – Analysis, Randomized Controlled Trial. Species: Humans. Subsets: Systematic Review. Languages: English, Dutch. Ages: All Adult 19+ years.
42
BIJLAGE 3 EVIDENCE TABEL
HAND KNIJP KRACHT Eerste auteur, jaar van publicatie
Type studie Mate van bewijs
Patiënten populatie
N (aantal patiënten)
Diagnostische tests
Controle (referentie test/ gouden standaard) Hand width, HGS hand length, NexGen wrist Ergonomics circumference, dynamo forearm meters length, forearm circumference, height, weight, BMI
Christian M. Günter, 2008
Crosssectioneel onderzoek
B
Gezonde Duitse ouderen, 20 – 95 jaar
769 totaal, 403 vrouwen, 366 mannen
Lene H. Jakobsen, 2010
Crosssectioneel onderzoek
B
Gezonden mannen en vrouwen, 20 – 65 jaar + patiënten
41 gezonde PA, Qol, mannen, 51 mobility, HGE, gezonde HGW, TUG vrouwen, 25 mannelijke patiënten, 20 vrouwelijke patiënten
HGS ElectroFluidGraph
Uitkomst maat
Resultaten
Opmerkingen
r, p
Hand size & body weight hebben een significante relatie met de HGS, tot 35 jaar toename HGS > daarna afname
HGS wordt gebruikt voor - blessure meten li = re, - Functionele indexwaarde voeding, - Meten van de efficiëntie van voedingswaarde in zh.
r
HGS associatie met mobiliteit bij ptt en gezonde mensen, HGS en mobiliteit hebben een relatie met Qol 43
Esther LunaHeredia, 2004
Crosssectioneel onderzoek
B
Michael M. Schlüssel, 2008
Crosssectioneel onderzoek
A2
bij ptt Geen correlatie Gemeten met 5 HGS en BMI, seconde interval HGS voor dominante hand groter Lage maar over het algemeen significant relatie BMI en HGS, < 85% norm HGS = matig afknappunt voor ziekterisico
Gezonde Spaanse deelnemers , 17 – 97 jaar Populatie uit Brazilië, mannen en vrouwen
517 totaal, 267 vrouwen, 229 mannen
Age, weight, lenght
HGS BASELINE and GRIP-D
Kg, r
3050 totaal, 1122 mannen, 1928 vrouwen
BMI
HGS Jamar mechanic dynamo meters
Kg
Controle (referentie test/ gouden standaard) 1RM
Uitkomst maat
Resultaten
Opmerkingen
Kg, r
Warming-up 10 hh met licht gewicht, 3 minuten hersteltijd
1RM
% 1RM
10 hh of minder hebben een hoge correlatie met de 1RM > namelijk: 55% 95% 5RM testen geven beste
ONE REPETITION MAXIMUM Eerste auteur, jaar van publicatie
Type studie Mate van bewijs
Patiënten populatie
N (aantal patiënten)
Diagnostische tests
Michael Horvat, 2003
Longitudinaal onderzoek
A2
Vrouwlijke atleten, 17 – 23 jaar
65 totaal
BP
Jeff R. Reynolds,
Crosssectioneel
B
Mannen en vrouwen,
70 totaal, 34 mannen,
5RM, 10RM, 20RM: BP + LP
Gebruik gemaakt van 44
2006
onderzoek
18 – 69 jaar
36 vrouwen
Eerste auteur, jaar van publicatie
Type studie Mate van bewijs
Patiënten populatie
N (aantal patiënten)
Diagnostische tests
R. Perez – Padilla,
Cross sectioneel onderzoek
Mannen en vrouwen, 40 – 98 jaar
13708 totaal, 45% mannen, 55 % vrouwen
PEF, spirometrie, peakflowmete r
resultaten voor 1RM berekening
metronoom om snelheid aan te geven
PEAKFLOW
A2
Controle (referentie test/ gouden standaard) PEF
Uitkomst maat
Resultaten
Opmerkingen
correlatie
In 70% van de gevallen is de PEF voorspellend om COPD te herkennen bij gezonden volwassen
Er moet nog meer onderzoek gedaan worden naar het meten van de PEF met een peakflowmeter
Controle (referentie test/ gouden standaard) LRSP, HAT, SLKB, SdLS, SR, SsLS,
Uitkomst maat
Resultaten
Opmerkingen
ICC, CV, CI, relatie, significatie
SLKB ↓ICC, SR hoogste score CV & ICC
SIT & REACH Eerste auteur, jaar van publicatie
Type studie Mate van bewijs
Patiënten populatie
N (aantal patiënten)
Diagnostische tests
Predrag R. Bozic, 2010
Longitudinaal onderzoek
Blanke mannen universiteit
84 totaal
LRSP, HAT, SLKB, SdLS, SR, SsLS, LLS
B
45
Simão R. Lemos, 2011
Longitudinaal onderzoek
A2
Pedro A. Lópezmiñarro, 2010
Crosssectioneel onderzoek
A2
+/- 21 jaar Ongetraind vrouwen
80 totaal, ST: 20 FLEX: 20 ST + FLEX: 20 CG: 20
10 RM: BP, LP
LLS SR
ICC
Recreatieve sporters universiteit , 20 – 31 jaar
240 totaal, A: pSLR < 75 % = 120, B: pSLR > 75 % = 120
SR, TT
SR, TT
ICC, r
Controle (referentie test/ gouden standaard) bodyfat
DXA
r
Test-retest 10RM 0.90 t.o.v. 0.92 16 weken later, ST en ST + FLEX > 10RM score, SR nam met 35% toe in ST + FLEX groep ICC SR en TT = 0.97 – 0.99, r heeft hogere waarden van de SR en TT voor de B groep
Standaard instructies bij 10RM testen, Voor SR warming-up en 4 strek oefeningen
Uitkomst maat
Resultaten
Opmerkingen
r
Het percentage lichaamsvet heeft een goede correlatie met de meting volgens Tanita r=0.84 (P<.0001) Alle drie de BIA
Er moet rekening gehouden worden standaardisatie van de test
Geen warmingup, niet rekken van te voren
TANITA Eerste auteur, jaar van publicatie
Type studie Mate van bewijs
Patiënten populatie
N (aantal patiënten)
Diagnostische tests
Julie D. Ritchie, 2005
Longitudien A2 aal onderzoek
Gezonde mannen en vrouwen, 56 – 94 jaar
50 totaal, 66% vrouw 34 % man
BMI, weight, bodyfat
Ian R.
Longitudina
Mannen
43 mannen
BIA, DXA,
B
Door de 46
Pateyjohns , 2006
al onderzoek
Stefano Lazzer, 2003
Longitudina al onderzoek
A2
met obesitas of overgewich t, 25 – 60 jaar, BMI 28 tot 43 Jongeren met obesitas of overgewich t, 13 – 16 jaar
weight, BMI
53 totaal, 20 jongens, 33 meisjes
BIA, DXA
metingen hebben een relatief goede correlatie met DXA meting DXA
ICC
meetfout is het beter om groepen te vergelijken dan individuen
De BIA metingen zijn te gebruiken om het verschil in groepen te meten, maar zijn minder geschikt om individuen betrouwbaar te meten
47
BIJLAGE 4 BRONVERMELDING Beurskens, A.J.H.M. (2006). Meten van veranderingen: responsiviteit van meetinstrumenten. In A.J.H.M. Beurskens, Meten van veranderingen: responsiviteit van meetinstrumenten (p. 85). Houten:Bohn Stafleu van Loghum BHS. (2004, November 23). Retrieved Mei 15, 2012, from British Hypertension Society: http://www.bhsoc.org/default.stm Bozic, P. R. (2010). Evaluation of the field tests of flexibility of the lower extremity: Reliability and the concurrend and factoral validity. Journal of Strength and Conditioning Research , 2523-2531. FysioSupplies (2012). Gezondheidsproducten voor professionals. Retrieved Juni, 15, 2012, from FysioSupplies: http://www.fysiosupplies.nl/testen-meten/peakflowmeters/micropeak-2207 Fysiomed. (2011, November 24). MFT Challenge Disc. Retrieved Mei 29, 2012, from The Physio Company: http://www.fysiomed.com/nl/producten/16820-mft-challenge-disc Günter, C. M. (2008). Grip strenght in healthy caucasian adults: Reference values. American Society for Surgery of the Hand , 558-565. Horvat, M. (2003). A Method for predicting maximal strength in collegiate women athletes. Journal of Strength and Conditioning Research , 324-328. Jakobsen, L. H. (2010). Validation of handgrip strenght and endurance as a measure of physical function and quality of life in healthy subjects and patients. Elsevier , 542-550. De Morree, J.J., J. M. (2006). Inspanningsfysiologie oefentherapie en training. In J. M. De Morree JJ, Inspanningsfysiologie oefentherapie en training. (pp. 70 - 71, 160 - 166). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kalf H., J. d. (2011). Evidence-based Logopedie. In J. d. H. Kalf, Evidence-based Logopedie (pp. 25, 26). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kloosterboer, T. (2008). Elementaire trainingsleer en trainingsmethoden. In T. Kloosterboer, Elementaire trainingsleer en trainingsmethoden (pp. 106, 123-125). Utrecht: Tirion. Kuijk, S. v. (2007, Mei 23). Toelichting meetinstrumenten. Retrieved Mei 17, 2012, from Meetinstrumenten zorg: http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/219_1.pdf Lazzer, S. (2003). Evaluation of two foot-to-foot bioelectrical impedance analysers to assess body composition in overweight and obese adolescents. British Journal of Nutrition. 90; 987 - 992 Lemos, S. R. (2011). The influence of strength, flexibility, and simultaneous training on flexibility and strength gains. Journal of Strength and Conditioning Research , 1333-1338.
48
López-miñarro, P. A. (2010). Hamstring muscle extensibility influances the criterion-related validity of sit-and-reach an toe-touch tests. Journal of Strength and Conditioning Research , 1013-1018. Luna-Heredia, E. (2004). Handgrip dynamometry in healthy adults. Elsevier , 250-258. Medical, P. (2011). Grip-Dynamometer. Retrieved Juni 1, 2012, from Physiomed: http://www.physiomed.com/Grip-Dynamometer.html Meten met een tanita weegschaal. Retrieved mei 17, 2012, from Tanita: http://www.tanita.nl/professioneel/informatie/meten-met-een-tanita-weegschaal.html Noonan V, D. E. (2000). Submaximal Exercise Testing: Clinical Application and Interpretation. Journal of the American Physical Therapy Association , 782 - 807. Omron. (2006, Juni 19). Handleiding Omron M6 comfort. Retrieved Juni 4, 2012, from Cardiofit: http://static.cardiofit.nl/Files/5/19000/19065/Attachments/Product/0Yw6WE03G7B5qh6Y5ww4z0b 660030l2O.pdf Pateyjohns, I.R. (2006). Comparison of three bioelectrical impedance methods with DXA in overweight and obese men. Obesity. 2064 - 2070 Perez-Padilla, R., e. a. (2009). Can a normal peak expiratory flow exclude severe chronic obstructive pulmonary disease? . The International Journal of Tuberculosis and Lung Disease , 387 – 393. Premed. (2011, December 23). MFT Challenge Disc. Retrieved Mei 29, 2012, from Health Care BV: http://www.premed.nl/catalog/partdetail.aspx?PartNo=04925 Quanjer, P.H (1997). Conclusions and recommendations of a working party of the European Respiratory Society. Eur Respir J 1997; 10 suppl 24: 2S-8S. Quizlet. (2012, Februari 24). Quizlet LLC. Retrieved Juni 1, 2012, from Happy Studies: http://quizlet.com/9449843/print/ Reynolds, J. M. (2006). Prediction of one repetition maximum strength from multiple repetitions maximum testing and anthropometry. Journal of Strength and Conditioning Research , 584-592. Ritchie, J.D. (2005). Tanita foot-to-foot bioelectrical impedance analysis system validated in older adults. Journal of the American dietetic association, 105: 1617 - 1619 Roger W. Earle, T. R. (2004). NSCA's Essentials of Personal Training. In T. R. Roger W. Earle, NSCA's Essentials of Personal Training (pp. 238, 371-375). United Kingdom: Human Kinetics. Schermer, T.R.J. (1997) De plaats van spirometrie in de eerste lijn. Ned Tijdschr Geneeskd. 143: 2246 - 51 Schlüssel, M. M. (2008). Reference values of handgrip dynamometry of healthy adults: A population based study. Elsevier , 601-607.
49
Sharon A. Plowman, D. L. (2007). Exercise Physiology for Health, Fitness, and Performance. In D. L. Sharon A. Plowman, Exercise Physiology for Health, Fitness, and Performance (p. 580). Philedelphia: Lippincott Williams and Wilkins. Software, H. (2012, Mei 29). Survival of the Fit-test. Uitvoeringsprotocollen . Obdam, Noord-Holland, Nederland: Health software. Sport, C. (2012, Maart 26). MR Cube. Retrieved Juni 1, 2012, from CDM Sport: http://www.cdmsport.com/products/mrs_cube.html Systems, M. (2012, Maart 6). MR Cube. Retrieved Mei 10, 2012, from Monitored Rehab Systems: http://www.mrsystems.nl/MR%20Cube/MRCube_Leaflet.pdf Swinkels-Meewisse (2011). Meetinstrumentenzorg. Retrieved April 16, 2012, from Meetinstrumentenzorg: http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/101_1_N.pdf Takken, T. (2004). Inspanningstests. In T. Takken, Inspanningstests (pp. 86 - 87). Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Tanita. (2008). Gebruikershandleiding lichaamsvetmeter. Retrieved Juni 4, 2012, from Tanita: http://www.tanita.nl/Layout/cache/filecache/203_047060.pdf/047060.pdf Tanita. (2012). Producten: Body composition analysers. Retrieved Juni 15, 2012, from Tanita: http://www.tanita.nl/professioneel/products/0/9/Body+composition+Analyzers/82/SC-330S.html Vos, J.A. (2004). Ergometrie en trainingsbegeleiding. In V. JA., Ergometrie en trainingsbegeleiding (pp. 20-21 , 34 , 45 , 64 - 65). Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut.
H. Kalf, J. d. (2011). Evidence-based Logopedie. In J. d. H. Kalf, Evidence-based Logopedie (pp. 25, 26). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
50