Hogeschool Rotterdam HBO-Bachelor Logistiek en Economie Logistiek en Technische Vervoerskunde
© Netherlands Quality Agency (NQA) juli 2010
2/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) twee bestaande hbo-bacheloropleidingen heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleidingen Varianten Croho-nummers Locatie Auditdatum Auditteam
Hogeschool Rotterdam Logistiek en Technische Vervoerskunde Logistiek en Economie Beide opleidingen bieden voltijd en deeltijd aan. 34390 Logistiek en Technische Vervoerskunde 34436 Logistiek en Economie Rotterdam 18 mei 2010 De heer ir. E. Joustra CPIM (vakdeskundige en dagvoorzitter) De heer ir. J.A.H. Aarts (vakdeskundige) De heer P.A. Welten (studentlid auditteam) Mevrouw ing. I.J.M. de Jong (NQA-auditor) De heer drs. J. Betkó (NQA-juniorauditor)
Door Hogeschool Rotterdam is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Logistiek en Technische Vervoerskunde (LTV) en Logistiek en Economie (LE). Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleidingen heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleidingen gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Bij de beoordeling van de opleidingen zijn bevindingen vanuit de generieke audit meegenomen. De generieke audit heeft plaatsgevonden op woensdag 17 maart 2010. Onderwerp 1 Doelstellingen Zowel de voltijd als de deeltijd LE en LTV opleidingen hebben een relevante set eindkwalificaties vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op de eisen die horen bij de te behalen graad en de eisen die zijn vastgelegd door het logistieke beroepenveld. Afgestudeerden beschikken over de competenties die horen bij een beginnend beroepsbeoefenaar in de logistieke sector. De voltijdopleidingen hebben overtuigend aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij de Dublin descriptoren. Voor de deeltijdopleidingen stelt het auditteam vast dat de kerntaken impliciet aansluiten bij de Dublin descriptoren, maar dat explicitering (zoals bij de voltijdvariant) wenselijk is.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
3/85
Onderwerp 2 Programma Er is in beide opleidingen veel aandacht voor interactie met de beroepspraktijk: in opdrachten, projecten, stages, excursies, minoren en afstuderen. De vakliteratuur is naar mening van het auditteam in orde. In zowel de voltijd- als de deeltijdvarianten is voldoende aandacht voor praktijkgerichte onderzoeksvaardigheden. Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen onder andere aan de orde door de actieve inbreng van het lectoraat in de voltijdopleidingen. De deeltijdopleidingen lopen in betrokkenheid bij het lectoraat achter op de voltijdopleiding. De inhoud van de voltijdopleidingen sluit goed aan bij de eindkwalificaties. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen en onderdelen van het programma. In de voltijdopleidingen is deze vertaling ook expliciet duidelijk gemaakt voor studenten. In de deeltijdopleidingen is de vertaling tussen leerdoel en kerntaak minder expliciet uitgewerkt dan in de voltijdopleidingen. Uit het materiaal blijkt impliciet dat de kerntaken door middel van het programma wel behaald kunnen worden. Beide opleidingen bieden een duidelijk en samenhangend opleidingsprogramma. De balans tussen binnenschools en buitenschools leren is naar de mening van het auditteam goed. Het gebruik van inhoudelijke programmalijnen garandeert dat bepaalde thema’s, eventueel voortkomend uit hogeschoolbeleid, een plaats hebben in het hele curriculum. De programma’s zijn voldoende studeerbaar voor studenten, de studielast bij de logistieke opleidingen is reëel. De inhoud en de didactiek van de opleidingen sluiten goed aan bij relevante vooropleidingen. De startgesprekken leveren volgens het auditteam een nuttige bijdrage, door voor aanvang van de studie te bepalen waar in het programma studenten mogelijk extra ondersteuning nodig hebben. Het didactisch concept en het toetsbeleid van beide opleidingen is adequaat om de eindkwalificaties van de opleidingen te kunnen bereiken. De didactiek is uitgewerkt conform de centraal vastgestelde kaders, te weten het ROM en het OIIO-beleid. De logistieke opleidingen zijn gevorderd met de implementatie van het toetsbeleid, wat onder andere blijkt uit de toetsplannen en de notulen van de toetscommissie. Inhoudelijk zijn de toetsen bij de logistieke opleidingen in beide varianten goed en is de toetsing herkenbaar gekoppeld aan de leerstof. Onderwerp 3 Inzet personeel De docenten van beide opleidingen weten de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk te leggen. Ze houden het vakgebied bij en zijn op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het beroepenveld. Door de inzet van docenten bij zowel de voltijd als de deeltijdopleidingen borgt het management de uitwisseling van kennis en actuele ontwikkelingen in het beroepenveld bij beide opleidingen en varianten. De docenten houden vakkennis bij door het bestuderen van vakliteratuur en bezoeken aan bijeenkomsten van verschillende verenigingen en netwerken. De opleidingen zetten voldoende personeel in om de opleidingen te verzorgen. Er is sprake van een positieve docent-studentratio die voldoet aan de interne streefnormen.
4/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Onderwerp 4 Voorzieningen De opleidingen hebben in de voorzieningen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van deeltijdstudenten, bijvoorbeeld in de openingstijden. Ook is in de fysieke voorzieningen rekening gehouden met de vorm van zowel het deeltijd- als het voltijdonderwijs, wat terug te vinden is in de vele plekken die geschikt zijn voor groepswerk. Het auditteam stelt vast dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voor studenten op orde is. De opleidingen kennen verschillende goed functionerende vormen van zowel begeleiding als informatievoorziening. Zo is het systeem van peercoaching goed uitgewerkt en werkt tot ieders tevredenheid. Onderwerp 5 Kwaliteitszorg De opleidingen hanteren een groot aantal evaluatie-instrumenten. Op verschillende manieren worden docenten, studenten, afgestudeerden en het beroepenveld gevraagd om hun input op de opleidingen te geven. Verschillende managementlagen houden toezicht op de bewaking van de kwaliteit. Uit de documenten die het auditteam heeft bestudeerd en de gesprekken die zijn gevoerd, maakt het auditteam op dat de logistieke opleidingen in Rotterdam veel aandacht schenken aan het evalueren van de opleidingen en het op structurele wijze verbeteren van de kwaliteit. Het auditteam stelt vast dat de logistieke opleidingen beschikken over een degelijk kwaliteitszorgsysteem, waarbij de verschillende evaluaties leiden tot concrete verbetermaatregelen. Onderwerp 6 Resultaten Beide opleidingen en beide varianten zijn in staat de eindkwalificaties adequaat te toetsen in het afstudeerproject. De handleidingen voor het afstuderen zijn helder en afgestudeerden zijn positief over de beoordeling en procedures rond het afstuderen. De opdrachten zijn op niveau, relevant en gevarieerd. Ze hebben een goede opbouw en zijn analytisch uitgewerkt. Het gebruik van internationale literatuur is beperkt. De opleidingen moeten meer transparantie in de beoordeling van duo’s bieden. Voor de deeltijdopleidingen merkt het auditteam daarnaast op dat zij in duo’s met andere opleidingen binnen IBB kunnen samenwerken. Daarbij vraagt het auditteam aandacht voor de borging van de logistieke profilering in de opdrachten. Uit evaluaties en gesprekken met afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat beide opleidingen aansluiten op de beroepspraktijk. De opleidingen hebben passende streefcijfers geformuleerd. Het auditteam vindt het positief dat de opleidingen differentiatie in de streefcijfers hebben aangebracht, waardoor recht wordt gedaan aan de context van de opleidingen. De opleidingen ondernemen actie om de rendementen te verbeteren, zoals het voeren van startgesprekken met elke instromende student. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV van Hogeschool Rotterdam aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
5/85
6/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
12
2.2
Programma
17
2.3
Inzet van personeel
36
2.4
Voorzieningen
41
2.5
Interne kwaliteitszorg
45
2.6
Resultaten
51
Bijlagen
59
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
61
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
65
Bijlage 3
Bezoekprogramma
70
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
73
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
75
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
7/85
8/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Logistiek en Technische vervoerskunde en Logistiek en Economie zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling 2. Status instelling 3. Naam opleidingen in CROHO 4. Registratienummer in CROHO 5. 6. 7. 8. 9.
Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting Locatie Code of Conduct
10. Varianten 11. Inhoudelijk profiel opleidingen
Hogeschool Rotterdam Bekostigd Logistiek en Technische Vervoerskunde Logistiek en Economie 34390 Logistiek en Technische Vervoerskunde 34436 Logistiek en Economie Hbo-bachelor 240 nvt Rotterdam Hogeschool Rotterdam heeft de Code of Conduct ondertekend. Beide opleidingen bieden een voltijd- en deeltijdvariant aan. LE en LTV leiden beide studenten op voor logistieke beroepen. LE is generalistisch georiënteerd, met aandacht voor economische en bedrijfskundige vakken. De opleiding leidt op voor de graad Bachelor of Business Administration. In de opleiding LTV is meer aandacht voor de technische vakken. De opleiding leidt op tot de graad Bachelor of Engineering en transport. In beide opleidingen is aandacht in het programma voor de (Rotterdamse) haven. In vergelijking tot elkaar profileert LE zich meer op beleid, economie en beheer en profileert LTV zich meer op de gebieden proces, techniek, ontwerpen en transport. De deeltijdopleiding IBB (instituut voor Bouw en Bedrijfskunde) is opgericht in 2003. Het is destijds gestart als een samenwerkingsverband tussen vier deeltijdopleidingen, zijnde de twee logistieke opleidingen, Technische Bedrijfskunde en Facility Management. De twee logistieke opleidingen hebben zich sinds 2003 geprofileerd met één opleidingsprogramma voor studenten LE en LTV. In de gezamenlijke opdrachten brachten studenten de eigen opleidingsspecifieke context aan. In 2007 is gestart met een vernieuwingstraject naar aanleiding van de vernieuwde beroepsprofielen voor Logistiek. In het vernieuwingstraject is de beweging van generiek naar specifiek te herkennen. Er worden nog steeds gezamenlijke opdrachten uitgevoerd, maar de basis is opleidingsspecifiek. De resultaten van deze beweging zijn al wel in de programma’s te herkennen, maar nog niet in de afstudeerwerken. De deeltijdopleidingen volgen dezelfde profilering van de voltijdopleidingen met betrekking tot de aandachtsgebieden van LE en LTV.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
9/85
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleidingen in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleidingen sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
10/85
Afgestudeerden van beide opleidingen komen terecht in zowel profit als non-profitorganisaties: productie- en handelsbedrijven, overheidsinstellingen, logistiek dienstverleners, tussenpersonen en transport- en distributiebedrijven. Daarnaast komen logistici in de zakelijke dienstverlening terecht. Afgestudeerden komen zowel in het midden- en kleinbedrijf als bij grote industriële en dienstverlenende bedrijven terecht. Afgestudeerden LTV worden opgeleid voor functies als onder andere productieplanner, warehouse manager en logistiek manager. Afgestudeerden LE worden opgeleid voor functies als inkoopmanager, accountmanager logistiek, logistiek analist, manager logistieke dienstverlening en demand manager. Zowel de voltijd- als de deeltijdopleidingen LE en LTV behoren tot het Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde (IBB). Binnen IBB zijn negen bachelor-opleidingen, twee masteropleidingen, de deeltijdopleidingen en vijf lectoraten georganiseerd. Aan de voltijdopleiding LE studeren momenteel 337 studenten, voltijd LTV heeft 163 studenten. De deeltijdopleidingen LE en LTV vormen samen met de deeltijdopleidingen Facility Management (FM) en Technische Bedrijfskunde (TB) sinds 2003 de deeltijdIBB. Dit samenwerkingsverband heeft een eigen kernteam, bestaande uit één onderwijsmanager en vijf docenten. In de deeltijdopleiding LE zijn 72 studenten ingeschreven en in de deeltijdopleiding LTV zijn 25 studenten ingeschreven. Beide opleidingen zijn in 2004 gevisiteerd. Het positieve besluit voor beide opleidingen van de NVAO dateert van 19 oktober 2005. Ten opzichte van de vorige visitatie (2004) hebben de opleidingen de verschillen tussen beide meer expliciet gemaakt. De omvorming van de curricula is voor beide opleidingen afgerond. Zij draaien beide het volledig nieuwe programma. In samenwerking met het Lectoraat Logistics is de wetenschappelijke oriëntatie versterkt. De module Onderzoeksvaardigheden is bij LE in het curriculum opgenomen, LTV volgt in collegejaar 20102011. Daarnaast heeft het management op advies maatregelen genomen om het programma te verzwaren. De beroepenveldcommmissie komt vaker bij elkaar (drie keer per jaar). In bijlage 6 is voor beide voltijdopleidingen een curriculumschema bijgevoegd. De deeltijdopleidingen hebben een apart curriculumschema.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding LE: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen - programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving - inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel VT Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Goed
Oordeel DT Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Goed
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding LTV: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Oordeel VT Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Goed
Oordeel DT Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Goed
11/85
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleidingen Logistiek en Technische Vervoerskunde en Logistiek en Economie van Hogeschool Rotterdam aan de vereiste basiskwaliteit voldoen en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleidingen. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Voltijd • De opleiding LE leidt op voor de graad Bachelor of Business Administration (BBA) en de opleiding LTV leidt op voor de graad Bachelor of Engineering (BE). • De basis voor LTV-opleidingen in Nederland is een logistieke beroepscompetentie en vier domeincompetenties voor techniek (Engineeringprofiel). Deze landelijk vastgestelde competenties zijn vastgelegd in het Beroeps- en competentieprofiel van het Landelijk Platform Logistiek (2007). De logistieke beroepscompetentie is: ‘Het op professionele wijze ontwikkelen, uitvoeren en aansturen van logistieke processen’. • De basis voor de LE-opleidingen in Nederland zijn de BBA-competenties en dezelfde logistieke beroepscompetentie als LTV. Ook deze landelijk vastgestelde competenties zijn vastgelegd in het Beroeps- en competentieprofiel van het Landelijk Platform Logistiek (2007). • De domeincompetenties van beide opleidingen (BE en BBA) zijn vastgesteld door de HBO-raad. • Beide opleidingen hebben op basis van de Dublin descriptoren, de domeincompetenties en de algemene logistieke competentie een competentieprofiel bestaande uit vijf hoofdcategorieën opgesteld. De hoofdcategorieën zijn voor beide opleidingen gelijk, de invulling is verschillend. In bijlage 5 is een volledig overzicht van beide competentiesets opgenomen. De hoofdcategorieën zijn: - ontwikkelen van beleid - aansturen van werkzaamheden - uitvoeren - sociale en communicatieve competenties - zelfsturende competentie
12/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
•
•
•
•
•
Beide opleidingen hebben de competenties onderverdeeld in beroepsrollen en beroepssituaties. De beroepsrollen zijn overgenomen uit het Competentieprofiel Logistiek 2007 van het Landelijk Platform Logistiek: ontwikkelen, uitvoeren en aansturen. De beroepssituaties die door LE zijn uitgewerkt zijn: demand and supply chainmanagement, voorraad, warehousing, productie en extern transport. De beroepssituaties die door LTV worden onderscheiden zijn: transport, warehousing, productie, inkoop, markt/verkoop. De opleidingen hebben de verschillen tussen beide opleidingen expliciet uitgewerkt. Het voornaamste onderscheid is dat LE een meer generalistische opleiding is, waarin de nadruk ligt op beleid, economie en beheer. LTV is getypeerd als een specialistische opleiding, met de nadruk op proces, techniek, ontwerpen en transport. Op basis van de visie en ambitie van de Commissie van Laarhoven (2009) hebben de opleidingen een aantal innovatiethema’s voor de toekomst opgenomen in het opleidingsprofiel. Voor LE is dat servicelogistiek en voor LTV is dat de regierol van knooppunten. De opleidingen gaan deze thema’s opnemen in het programma, zo bleek uit het gesprek met het auditteam. De opleidingen nemen deel aan het Landelijk Platform Logistiek (LPL). In het LPL zijn vertegenwoordigers van het werkveld en de logistieke opleidingen in Nederland vertegenwoordigd. Zowel LE als LTV nemen deel aan het European Forum of Logistic Education, een Europees netwerk van logistieke opleidingen. Hier vindt uitwisseling plaats over inhoud en opbouw van opleidingen. Op initiatief van de Rotterdamse opleidingen is een benchmark uitgevoerd (2009), waardoor verschillen en overeenkomsten tussen logistieke opleidingen in Europa zichtbaar zijn gemaakt. Er is bijvoorbeeld gekeken naar de duur van opleidingen, de methode van toetsing en contacturen. Uit de rapportage blijkt dat er grote verschillen zijn tussen opleidingen binnen Europa. Zo hebben Nederlandse hogescholen relatief weinig contacturen en zijn er grote verschillen in uitval. De meeste Europese opleidingen bieden logistieke opleidingen op basis van BBA aan. In Nederland worden zowel BBA- als BE-gerelateerde logistieke opleidingen verzorgd. Bij de totstandkoming van de beide opleidingsprofielen is het werkveld geraadpleegd, zo blijkt uit de notulen van de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissies hebben de opleidingsprofielen gevalideerd en zijn betrokken bij herzieningen. Zij hebben inbreng met betrekking tot het curriculum en helpen landelijke en specifieke grootstedelijke ontwikkelingen in de opleidingen te vervlechten. In gesprek met het auditteam gaf de opleidingsmanager aan dat zowel LE als LTV zich profileert met havenlogistiek. Voor LE is dat haven, economie en management en voor LTV haven, vervoer en transport. Ook willen de logistieke opleidingen zich profileren op internationalisering en studieloopbaancoaching (SLC). Voor het facet studiebegeleiding hebben de opleidingen de ambitie om bij de volgende visitatie te excelleren.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
13/85
Deeltijd • Voor de deeltijdopleidingen is in 2003 een gezamenlijke competentiematrix opgesteld voor de opleidingen Facility Management, Technische Bedrijfskunde, Logistiek en Economie en Logistiek en Technische vervoerskunde. Deze aanpak is tot 2009 gehanteerd. Het gezamenlijke competentieprofiel is gebaseerd op een aantal gemeenschappelijke activiteiten van de beroepen waar de vier opleidingen toe opleiden. De opleidingsspecifieke profilering komt aan de orde via bedrijfsopdrachten, keuzevakken en minoren. Deze opdrachten worden in een opleidingsspecifieke context uitgevoerd. • In 2008 is begonnen met de revisie van de deeltijdopleidingen LE en LTV, op basis van de in 2007 veranderde beroepsprofielen van het Landelijk Platform Logistiek. In dezelfde periode zijn de competenties van Facility Management en Technische Bedrijfskunde herzien. In 2009 is gestart met een nieuw eerste jaar van de deeltijdopleiding IBB. Het tweede studiejaar wordt voor 2010-2011 gereviseerd en het derde studiejaar is inmiddels gereed. • Uit bovenstaande blijkt dat de opleidingen de afgelopen jaren een beweging van generiek (2003) naar opleidingsspecifiek (2009) hebben gemaakt. Het auditteam is positief over deze beweging en is van oordeel dat het opleidingsspecifieke karakter van beide opleidingen op deze wijze beter tot uiting komt. • De IBB-deeltijd gebruikt de term kerntaak in plaats van competentie om tegemoet te komen aan de verschillen in terminologie in de beroepsprofielen van de vier opleidingen. De kerntaken sluiten qua formulering aan op de beroepspraktijk waar deeltijdstudenten werkzaam zijn. Bij het formuleren van de kerntaken heeft IBB de landelijke beroeps- en competentieprofielen gebruikt. De specifieke uitwerking per opleiding is weergegeven in het Opleidingsprofiel deeltijd-IBB, 2009. Er is gekozen om te werken met kerntaken omdat deze beter aansluiten bij de beroepspraktijk van de bedrijven waar de deeltijdstudenten werkzaam zijn. • De logistieke deeltijdopleidingen kennen acht kerntaken. Deze komen voor LE en LVT grotendeels overeen, maar kennen een focusverschil in de uitvoering. LE richt zich meer op voorraad en warehousing en LTV meer op transport. In bijlage 5 is een overzicht van de kerntaken opgenomen. • De kerntaken zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers van logistieke bedrijven, die zich herkenden in de kerntaken. Doelstellingen en inhoud van het curriculum zijn besproken door de beroepenveldcommissie en de bedrijvengroep, zie facet 5.3. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat zowel de voltijd als de deeltijd LE en LTV opleidingen een relevante set eindkwalificaties hebben vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op de eisen die horen bij de te behalen graad en de eisen die zijn vastgelegd door het logistieke beroepenveld. Vertegenwoordigers uit het beroepenveld hebben de eindkwalificaties bestudeerd en gevalideerd. In het European Forum of Logistic Education is op initiatief van de Rotterdamse opleidingen een benchmark uitgevoerd.
14/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen Voltijd • De opleidingen hanteren de concretisering van de Dublin descriptoren die de hogeschool voor al haar bachelor- en masteropleidingen heeft geformuleerd (Kwalificaties van de hbo-bachelor resp. de hbo-master; november 2003). • De opleidingen waarborgen het hbo-niveau door op verschillende manieren de Dublin descriptoren in het programma te gebruiken. In het Opleidingsprofiel, 2009 worden de competenties in verband gebracht met de Dublin descriptoren én met de specifieke bachelorgraden waarvoor wordt opgeleid. • De Dublin descriptoren zijn als volgt gekoppeld aan de competenties van beide opleidingen: Kennis en Inzicht komt aan de orde bij de competenties ‘Ontwikkelen van beleid’ en ‘Aansturen van werkzaamheden’. Het Toepassen van kennis en inzicht komt vooral terug in de competentie ‘Uitvoeren’. Oordeelsvorming komt aan de orde bij ‘Ontwikkelen van beleid’ en ‘Aansturen van beleid’. Communiceren is gekoppeld aan de sociale en communicatieve competenties. Leervaardigheden komen aan de orde bij de zelfsturende competenties. Deeltijd • De acht kerntaken, waar het deeltijd-IBBprogramma uit bestaat, zijn getoetst aan de Dublin descriptoren, zo meldt het Opleidingsprofiel Deeltijd-IBB (2009). Deze koppeling is voor het auditteam niet helder uiteengezet. De acht kerntaken zijn afgeleid van de landelijke competenties, zoals beschreven in facet 1.1. Bij het vaststellen van de landelijke competenties is gebruik gemaakt van de Dublin descriptoren. De Dublin descriptoren zijn vanuit die kant doorvertaald in de kerntaken. Impliciet herkent het auditteam de Dublin descriptoren in de kerntaken. De opleidingen zijn er niet in geslaagd de Dublin descriptoren ook expliciet weer te geven. Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat de voltijdopleidingen overtuigend hebben aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, i.c. de Dublin descriptoren. Voor de deeltijdopleidingen stelt het auditteam vast dat de kerntaken impliciet aansluiten bij de Dublin descriptoren, maar dat explicitering (zoals bij de voltijdvariant) wenselijk is.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
15/85
Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor de voltijdopleidingen tot het oordeel goed en voor de deeltijdopleidingen tot het oordeel voldoende.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen Voltijd en deeltijd • Bij dit facet worden de argumenten van de facetten 1.1 en 1.2 meegenomen, waaruit blijkt dat de opleidingscompetenties de landelijke domeincompetenties en landelijke logistieke competentie weerspiegelen. • Afgestudeerden van beide opleidingen komen terecht in zowel non-profit als profitorganisaties: productie- en handelsbedrijven, overheidsinstellingen, logistiek dienstverleners, tussenpersonen en transport- en distributiebedrijven. Daarnaast komen logistici in de zakelijke dienstverlening terecht. Afgestudeerden komen zowel in het midden- en kleinbedrijf als bij grote industriële en dienstverlenende bedrijven terecht. • In het Landelijk beroepsprofiel van de opleidingen zijn functies en taken beschreven waarin een beginnend beroepsbeoefenaar terecht kan komen. Afgestudeerden LTV worden onder andere opgeleid voor functies als productieplanner, warehouse manager, logistiek consultant of logistiek manager. Afgestudeerden LE worden opgeleid voor functies als inkoopmanager, accountmanager logistiek, logistiek analist, manager logistieke dienstverlening of demand manager. • Uit alumnionderzoeken en werkgeversonderzoeken (2009) blijkt dat de gekozen competenties van beide opleidingen herkenbaar zijn voor het toekomstige beroep. Alumni vinden dat de opleidingen aansluiten op de beroepspraktijk, zo blijkt uit het gesprek met alumni. Voltijd • De opleidingen LE en LTV hebben één werkveldadviescommissie die de opleidingen van feedback voorziet over de actualiteit, relevantie en het niveau van de opleidingsinhoud en doelstellingen (Notulen werkveldadviescommissie 2009). • Daarnaast nemen de opleidingen deel aan een project waarbinnen samenwerking met relevante partijen uit het beroepenveld binnen Rotterdam plaatsvindt. Zo is in samenwerking met ROC Albeda college en het Havenbedrijf op het voormalig RDMterrein een campus ingericht waar opleidingen en bedrijven in een leerwerkplaats samenwerken aan innovatieve projecten op het gebied van energie, bouw en
16/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
mobiliteit. Vanaf 2009 wordt het praktijkdeel van een aantal technische opleidingen op het RDM-terrein verzorgd (zie facet 4.1). Deeltijd • De kerntaken van de logistieke opleidingen zijn in 2008 uitgewerkt en vervolgens ter validering voorgelegd aan experts uit het relevante beroepenveld, zo blijkt uit notulen. Na validering is het eerste studiejaar aangepast op basis van het commentaar van de bedrijvengroep (zie facet 5.3). • Sinds het collegejaar 2008-2009 worden de werkgevers van deeltijdstudenten nadrukkelijker betrokken bij de opleidingen. Ze worden uitgenodigd om de studieopdrachten die de studenten in hun werk uitvoeren te bespreken met de opleidingen. • De deeltijdopleiding LE is de opleiding voor studenten die werken in logistieke functies in de handel, industrie en bouw, en zich bezig houden met distributie, inkoop, en planning. LTV is de deeltijdopleiding voor studenten die werken in vervoer en transport. Voor veel van de deeltijdstudenten zijn de opleidingen een manier om de carrière te bevorderen. Overwegingen De eindkwalificaties zijn ontleend aan de door het beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en besproken met vertegenwoordigers uit het logistieke werkveld. Afgestudeerden hebben de competenties die horen bij een beginnend beroepsbeoefenaar in de logistieke sector. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het oordeel op het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
17/85
Bevindingen Voltijd en deeltijd • Met de aanpak volgens het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM, zie ook facet 2.3 en 2.7) is er een kader voor een kennisgerichte benadering van het onderwijs, gekoppeld aan een gerichte betrokkenheid van en op de beroepspraktijk waartoe de studie opleidt. Vanaf het begin van de studie leren de studenten om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk echte vraagstukken met een echte opdrachtgever. Het IBB heeft het ROM verder uitgewerkt in het instituutsbeleid (Onderwijsvisie bacheloropleidingen IBB, 2009) • De kennisbasis van de opleidingen is beschreven in de Body of Knowledge and Skills (BOKS). Binnen de kennisgestuurde leerlijn dient de BOKS als uitgangspunt voor de te ontwikkelen kenniselementen. • Er wordt in beide opleidingen gebruik gemaakt van relevante vakliteratuur. Verplichte en aanbevolen literatuur wordt aan het begin van het jaar aan de studenten bekend gemaakt. De keuzes in literatuur worden door docenten gemaakt op basis van hun onderwijskundige en inhoudelijke visie. Het auditteam heeft de literatuurlijst bestudeerd en stelt vast dat beide opleidingen gebruik maken van relevante en actuele literatuur. Het auditteam constateert dat de vakliteratuur aansluit bij de doelstellingen van de opleidingen. In de bibliotheek heeft het auditteam onder meer voldoende Engelstalige literatuur aangetroffen, waaronder internationale vaktijdschriften. De opleidingen maken daarnaast gebruik van digitale bronnen en databanken. Eerstejaarsstudenten krijgen les in het gebruik van deze databanken. De literatuurlijsten van LE en LTV verschillen van elkaar. Dit heeft deels te maken met de verschillende oriëntaties van LE en LTV. De opleidingen hebben daarnaast onderscheid gemaakt in de literatuurlijst voor verschillende instromers: aangezien mbo en vwo-instromers een aangepast programma volgen, is er ook hier verschil in de gebruikte boeken. • Hogeschoolbreed wordt gewerkt met het OIIO-beleid (2008). OIIO staat voor outside in, inside out. Centraal in dit beleid zijn twee manieren om onderwijs en beroepspraktijk met elkaar te verbinden. Opdrachten en projecten uit de beroepspraktijk worden het onderwijs ingehaald (outside in) en studenten brengen via stages en afstudeeropdrachten hun opgedane kennis in de beroepspraktijk (inside out). Kenmerk van dit beleid is dat gewerkt wordt met Rotterdamse casussen. • Het Bureau Externe Betrekkingen (BEB) van het instituut draagt binnen het instituut de verantwoordelijkheid voor het op professionele wijze onderhouden van contacten met het werkveld. Het bureau heeft een grote rol bij het uitvoeren van het OIIO-beleid in relatie tot de praktijkgestuurde leerlijn. Stage- en werkveldcoördinatoren van de bacheloropleidingen zijn ondergebracht in BEB. Bedrijven kunnen er terecht met opdrachten voor bijvoorbeeld projecten of stages. Het hoofd van BEB is instituutsaccountmanager en vertegenwoordigt het instituut naar partners in het beroepenveld. • Het auditteam constateert dat de verdeling tussen theorie en praktijk in de logistieke opleidingen evenwichtig is. Studenten en alumni tonen zich tevreden over de balans tussen theorie en praktijk, zo blijkt uit het gesprek met het auditteam.
18/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Voltijd • De opbouw van het curriculum is, in grote lijnen als volgt: in het eerste jaar worden basiskennis en -vaardigheden aangeleerd en vindt oriëntatie op het logistieke beroep plaats. In het tweede jaar worden meer opleidingsspecifieke modulen aangeboden en ligt bij LE de nadruk meer op generalistische vakken, terwijl bij LTV meer aandacht is voor techniek en transport. In het derde jaar lopen studenten stage en sturen zij hun opleiding in de door hen gewenste richting. In het vierde studiejaar kunnen studenten zich verder specialiseren in de keuze voor de minor en de afstudeeropdracht. Sommige vakken zijn onderdeel van zowel LE als LTV, zoals de eerstejaarsvakken operationele technieken 1 en 2. De studenten LE en LTV volgen deze vakken niet gezamenlijk. • Zoals uit bovenstaande beschrijving blijkt, ligt in de eerste studiejaren de nadruk op het verwerven van kennis en vaardigheden, en in de latere jaren in het opdoen van praktijkervaring, of in termen van de leerlijnen uit het ROM-model: de kennisgestuurde leerlijn neemt af en de praktijkgestuurde en studentgestuurde leerlijnen nemen gedurende de opleiding toe. In het zelfevaluatierapport is een tabel opgenomen waarin, in EC, is aangegeven hoe deze opbouw is vormgegeven. • Uit het bestudeerde lesmateriaal blijkt dat de opleidingen gebruik maken van casussen en excursies om de opgedane kennis te koppelen aan de praktijk. Het auditteam heeft studenten gesproken die in het eerste jaar van de opleiding een excursie naar een vestiging van Spar hebben gemaakt. Studenten hebben ter plaatse aan een oplossing voor ruimtetekort gewerkt en mogelijkheden voor uitbreiding bekeken. • Daarnaast worden in de opleidingen verscheidene projecten uitgevoerd. Deze zijn gericht op een casus afkomstig uit de relevante beroepspraktijk in de regio, of hebben een reële, externe opdrachtgever. Zo hebben studenten van LE in het collegejaar 2005-2006 een checklist gemaakt over logistieke knelpunten in een bouwomgeving voor EVO, de ondernemersorganisatie voor logistiek en transport, en hebben studenten van LTV in collegejaar 2006-2007 een loods en buitenterrein ingericht voor Ship Spare’s Logistics. Ook binnen minoren is er ruimte voor het uitvoeren van externe opdrachten. • Conform hogeschoolbeleid hebben de opleidingen het thema ‘onderzoek’ expliciet opgenomen in het curriculum. Het doel is dat studenten in staat worden gesteld om wetenschappelijke artikelen te interpreteren en te benutten en om evidence based te werken in de praktijk, wat onder andere aan de orde komt in het afstuderen. Binnen de projecten is er eveneens aandacht voor toegepast onderzoek; in het eerste opleidingsjaar wordt geleerd hoe een onderzoeksvraag geformuleerd moet worden en hoe theorieën en modellen gebruikt kunnen worden om een dergelijke vraag te beantwoorden. • Daarbij leidt aansluiting bij het lectoraat Logistics tot mogelijkheden voor verdieping en verbreding. Het lectoraat Logistics houdt zich bezig met projecten waarbij docenten en studenten van de opleidingen zijn betrokken. Zo heeft het lectoraat een congres over ‘logistiek in de bouw’ georganiseerd, waaraan studenten bouwkunde en logistiek mee hebben geholpen. Daarnaast heeft het lectoraat een pioniersrol in het
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
19/85
•
•
•
ontwikkelen van zorglogistiek. Ook heeft het lectoraat inbreng in verschillende modulen van zowel LE als LTV, zoals in de module ‘Actualiteit’ in het vierde jaar. Vanaf collegejaar 2009-2010 wordt de module ‘Onderzoeksvaardigheden’ aangeboden bij LE. LTV zal volgend jaar volgen. Het auditteam heeft de mate waarin praktijkgericht onderzoek in beide opleidingen aan de orde komt bestudeerd en constateert dat deze in voldoende mate bijdragen aan de kennisontwikkeling van studenten. Door de directe interactie met de beroepspraktijk in stages en afstuderen doen de logistieke opleidingen recht aan het OIIO-principe. Deze interactie wordt gedurende de studie intensiever en betreft inhoudelijk toenemend complexere vraagstukken. In het eerste jaar is er een oriënterende stage (3 EC). In het derde jaar is er een stage (24 EC), waarin wat de eerste twee jaren geleerd is, in de praktijk wordt toegepast. In het vierde jaar studeert een student af bij een bedrijf: individueel of in duo’s leveren de studenten bij het afstuderen een beroepsproduct af (24 EC). Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen in de opleidingen mede aan de orde door de inzet van gastdocenten en docenten die werkzaam zijn in de praktijk. Daarnaast heeft het lectoraat een positieve invloed op het inbrengen van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het lectoraat betrekt docenten en studenten actief bij opdrachten en onderzoek.
Deeltijd • De opbouw van het curriculum is, in grote lijnen als volgt: in het eerste jaar wordt basiskennis aangeboden, het tweede jaar is bedoeld voor kennisverdieping en in het laatste jaar heeft de student de mogelijkheid om invulling te geven aan zijn eigen profiel, door middel van de minor, de keuzevakken en het afstudeerproject. • Deeltijdstudenten voeren twee soorten opdrachten in de eigen werkomgeving uit. In een projectopdracht staat de rol van onderzoeker/adviseur centraal. Studenten voeren een praktijkgericht onderzoek uit naar een knelpunt binnen hun eigen bedrijf en komen tot een advies. De opdrachten zijn van tactisch/strategische aard, zoals het herinrichten van bedrijfsprocessen. Het laatste project dat studenten hierbij uitvoeren is de afstudeeropdracht. Bij een bedrijfsopdracht staat de rol van adviseur en manager centraal. Studenten voeren interventies uit in hun eigen werkomgeving. De interventies zijn gericht op het planmatig verbeteren van facetten van het eigen werk of het verbeteren van bedrijfsprocessen. • Ieder kwartaal wordt een bedrijfsopdracht uitgevoerd. Niveau, omvang en complexiteit van de opdrachten nemen toe gedurende de studie. De studie wordt afgerond met ‘het laatste project’, een afstudeerproject van 18 EC dat bestaat uit een combinatie van praktijkoriëntatie en theoretische onderbouwing. Het afstudeerproject wordt meestal in tweetallen uitgevoerd en individueel beoordeeld. Studenten kunnen er echter ook voor kiezen individueel af te studeren. Vaak wordt het laatste project gedaan bij één van de twee bedrijven waar de studenten werkzaam zijn, maar dat is geen vereiste. De eisen die aan dit project worden gesteld zijn vastgelegd in de modulewijzer (2009). In alle projecten is een onderzoekscomponent opgenomen en wordt toegepast onderzoek uitgevoerd. Studenten worden getraind in
20/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
onderzoeksvaardigheden in een workshop. Studenten die zich verder willen verdiepen in onderzoek kunnen het keuzevak ‘het beoordelen van onderzoek’ volgen. Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen in de opleidingen mede aan de orde via de docenten die tevens werkzaam zijn in de voltijdopleidingen. Het lectoraat is tot nu toe niet betrokken bij de deeltijdopleidingen, blijkt uit het gesprek dat het auditteam gevoerd heeft met de lector. De positieve invloed van het lectoraat met betrekking tot actuele ontwikkelingen in het vakgebied bij de voltijdopleidingen, is daardoor minder prominent aanwezig de deeltijdopleidingen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen beroepsgericht zijn. Er is veel aandacht voor interactie met de beroepspraktijk: in projecten, stages, excursies, minoren en afstuderen. In opdrachten wordt gebruik gemaakt van studiemateriaal dat ontleend is aan de beroepspraktijk. De vakliteratuur is naar mening van het auditteam in orde. Deeltijdstudenten brengen theorieën in de praktijk in projecten en/of bedrijfsopdrachten. In zowel de voltijd- als de deeltijdvarianten is voldoende aandacht voor praktijkgerichte onderzoeksvaardigheden. In het programma komen actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk aan de orde via bedrijfscases, externe opdrachten en docenten die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen onder andere aan de orde door de actieve inbreng van het lectoraat in de voltijdopleidingen. De deeltijdopleidingen lopen qua inbreng van het lectoraat achter op de voltijdopleidingen. Actuele ontwikkelingen komen bij de deeltijdopleidingen onder andere aan de orde door de eigen werkpraktijk van de studenten. Het auditteam is van mening dat een grotere inbreng van het lectoraat bij de deeltijdopleidingen wenselijk is. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs en de leerdoelen van de modulen ligt bij de onderwijsmanagers. Zij worden van advies voorzien door de curriculumcommissies en de opleidingscommissies van LE en LTV.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
21/85
•
•
•
In de Body Of Knowledge and Skills (BOKS) zijn de kennis en vaardigheden opgenomen die noodzaak zijn voor het logistieke beroep. De BOKS is opgenomen in de opleidingsprofielen. De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor het beheer van de BOKS. Studenten kunnen een eigen accent aanbrengen in hun profiel via keuzemogelijkheden en verschillende soorten minoren binnen de studentgestuurde leerlijn. De keuzeruimte in het eerste studiejaar is gericht op ondersteuning van studenten, bijvoorbeeld doordat zij met achterstanden instromen. Voor zover een student de keuzeruimte niet voor dit doel nodig heeft, kan hij gebruik maken van het hogeschoolbrede keuzeonderwijs. LE en LTV kennen een verschillende oriëntatie, zoals al gezegd bij facet 1.1. Dit komt tot uiting in de modulen. Zo is er bijvoorbeeld in het eerste jaar voltijd LE 6 EC bedrijfseconomie, terwijl de voltijd opleiding LTV slechts 3 EC heeft. In datzelfde jaar heeft LTV twee modulen transporttechniek, die de studenten LE niet krijgen.
Voltijd • De competenties zijn de leidraad voor de inhoud van het programma. Ze zijn vertaald in praktische doelen voor de student, die per programmaonderdeel zijn vastgelegd in de modulehandleidingen. De competenties zijn verdeeld over het curriculum en de afzonderlijke modulen. Alle competenties komen meerdere malen binnen het curriculum aan bod en worden met modulen afgedekt. • In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen, waarin de Dublin descriptoren gekoppeld zijn aan competenties, leerlijnen en modulen. Zo komt bijvoorbeeld de Dublin descriptor ‘kennis en inzicht’ terug in de competenties ‘ontwikkelen van beleid’ en ‘aansturen van werkzaamheden’, in de kennisgestuurde leerlijn en in onder andere de module ‘actualiteit’. De Dublin descriptoren ‘kennis en inzicht’, ‘toepassen kennis en inzicht’ en ‘leervaardigheden’ komen uitgebreid aan de orde in de ROM-leerlijnen. Buiten deze leerlijnen zijn er voor beide opleidingen een aantal modulen die gekoppeld zijn aan de Dublin descriptoren ‘communicatie’ en ‘oordeelsvorming’. Voor ‘communicatie’ kennen LE en LTV een aantal samenhangende modulen waarin communicatievaardigheden zoals vergaderen en presenteren worden aangeleerd. Het aspect ‘oordeelsvorming’ komt terug in de module onderzoeksvaardigheden. • Beide opleidingen geven in een dekkingsmatrix (Opleidingsprofielen, 2009) weer hoe beroepssituaties en beroepsrollen (zoals beschreven in facet 1.1) met elkaar verbonden zijn. Iedere combinatie van beroepsrol en beroepssituatie komt tenminste in één module terug. • Het curriculum omvat een minor met een omvang van 30 EC. De student kan kiezen uit een reeks verbredende, verdiepende of doorstroomminoren die relevant zijn voor de opleidingen. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staat centraal in het minorprogramma.
22/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Deeltijd • De acht kerntaken zijn per kerntaak uitgewerkt in het Opleidingsprofiel deeltijd-IBB, 2009. In de uitwerking zijn de volgende onderdelen omschreven: nadere omschrijving, context, rol, beroepsproducten, concepten en vaardigheden. In het Opleidingsprofiel is een matrix opgenomen die weergeeft in welke projecten en bedrijfsopdrachten specifieke kerntaken aan de orde komen. Zo komt de kerntaak ‘monitoren prestaties van logistieke processen’ onder andere aan de orde in het project 2: ‘verbeteren van prestaties van logistieke processen’. • De kerntaken waar de deeltijdopleiding mee werkt zijn geformuleerd op basis van het landelijk beroepsprofiel. De kerntaken zijn vervolgens aan projecten en bedrijfsopdrachten gekoppeld. De projecten en bedrijfsopdrachten zijn gekoppeld aan cursussen, waarin deeltijdstudenten de theorie aangeleerd krijgen om de betreffende opdrachten tot een goed einde te brengen. • In de modulebeschrijvingen van de deeltijdopleidingen is de koppeling tussen kerntaak en leerdoel minder expliciet uitgewerkt dan in de voltijdopleidingen. Uit het materiaal blijkt impliciet dat de kerntaken door middel van het programma behaald kunnen worden. De opleidingen kunnen extra aandacht schenken aan het expliciteren van de leerdoelen in relatie met de kerntaken. • Het deeltijdcurriculum omvat een minor van 18 EC. Daarnaast besteden deeltijdstudenten 20 EC aan keuzemodulen die door de deeltijdopleidingen ontwikkeld zijn. Overwegingen Het onderscheid tussen LE en LTV en de bijbehorende specifieke focus komen voldoende terug in het programma. De curricula bieden studenten de mogelijkheid om de, voor de verschillende opleidingen geformuleerde, eindkwalificaties te behalen. De inhoud van de voltijdopleidingen sluit goed aan bij de eindkwalificaties. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen en onderdelen van het programma. In de voltijdopleidingen is deze vertaling ook expliciet duidelijk gemaakt voor studenten. In de deeltijdopleidingen is de vertaling tussen leerdoel en kerntaak minder expliciet uitgewerkt dan in de voltijdopleidingen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor de voltijdopleidingen tot het oordeel goed en voor de deeltijdopleidingen tot het oordeel voldoende.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
23/85
Bevindingen Voltijd en deeltijd • Het programma van de opleidingen is vormgegeven volgens het ROM, waarin drie leerlijnen herkenbaar te onderscheiden zijn: 1. kennisgestuurd: deze lijn legt een fundament van kennis en vaardigheden. 2. praktijkgestuurd: in deze lijn leren studenten vraagstukken uit hun toekomstige beroepspraktijk aan te pakken in een (authentieke) relevante praktijksetting. 3. studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid worden vanuit studieloopbaancoaching. Iedere student krijgt in het keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen. • Uit de curriculumopbouw blijkt dat in alle jaren van beide opleidingen, zowel in de voltijd- als de deeltijdvariant, rekening wordt gehouden met de ROM-leerlijnen: alle drie de leerlijnen komen ieder studiejaar aan bod. Gedurende de opleiding is er een afname van sturing door de docent en een toename van sturing vanuit de student, steeds minder theorie en steeds meer praktijk. • Binnen de praktijkgestuurde leerlijn ontwikkelen studenten de eindcompetenties die ten grondslag liggen aan het programma. Naarmate het programma vordert, neemt de omvang en complexiteit van de opdrachten binnen deze leerlijn toe. Deze leerlijn draagt concreet bij aan de verticale samenhang in het programma. Deze verticale samenhang is mede te ontlenen uit het feit dat de mate van zelfsturing bij studenten toeneemt, naarmate het programma vordert. • Binnen de drie leerlijnen wordt het onderwijs in onderlinge samenhang aangeboden. Onderwijseenheden binnen de praktijkgestuurde leerlijn worden ondersteund door modulen vanuit de kennisgestuurde leerlijn. Binnen de studentgestuurde leerlijn komt ‘alles samen’. Deze leerlijn maakt de mate waarin sprake is van horizontale samenhang tussen de leerlijnen expliciet. • Het theorie- en praktijkonderwijs binnen de kennis- en praktijkleerlijnen zijn op elkaar afgestemd, gericht op een optimale ontwikkeling van de beoogde competenties. Binnen de praktijkleerlijn werken studenten aan praktijkopdrachten waarin zij verworven kennis toepassen in de praktijk. Studenten zijn erg positief over het feit dat ze waar mogelijk de theorie meteen in de praktijk kunnen toepassen, zo blijkt uit de gesprekken met studenten. • Uit de evaluaties (2009) blijkt dat studenten LE en LTV, zowel voltijd als deeltijd, tevreden zijn over de samenhang in het onderwijsprogramma. • De logistieke opleidingen kennen, naast de onderwijskundige leerlijnen, een aantal inhoudelijke programmalijnen. Een aantal daarvan zijn gebaseerd op hogeschool- of instituutsbeleid. Zo is er een internationale programmalijn en wordt er momenteel gewerkt aan een duurzaamheidsprogrammalijn. LE kent een opleidingsspecifieke economische programmalijn, terwijl LTV een transport-programmalijn kent. Een programmalijn is door het hele programma verweven, in plaats van dat het aspect aandacht krijgt in een specifieke module. Zo is er bijvoorbeeld geen module ‘internationalisering’, maar komen internationale aspecten terug in verschillende
24/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
modulen, is er aandacht voor onderwijs in vreemde talen, zijn er mogelijkheden tot internationale excursies en internationale minoren. Voltijd • In integrale opdrachten worden kennis, vaardigheden en gedrag geïntegreerd. De sturing van deze opdrachten neemt af: van geleid, naar begeleid, naar zelfstandig. Ook worden de integrale opdrachten steeds complexer, en worden de kaders van de opdracht steeds minder bepaald door de opleiding en steeds meer door de student. • De opleidingen kennen twee fasen: de propedeuse en de hoofdfase. Binnen de hoofdfase hanteren de opleidingen drie tussentijdse beslismomenten: toelating tot de stage, toelating tot de minor en toelating tot de afstudeerperiode. Om toegelaten te worden tot deze onderdelen dienen studenten aan een aantal voorwaarden te voldoen (zie ook facet 4.2). Zo bewaken de opleidingen dat de competentieontwikkeling zich langs alle leerlijnen relatief gelijkmatig ontwikkelt, en een student niet in een fase van de studie belandt met te grote hiaten in voorkennis. Deeltijd • Voor het onderwijs in de deeltijdvariant is het een vereiste dat de opleiding voor een deel plaatsvindt op de werkplek van de student. De praktijkomgeving van de student wordt gebruikt als leeromgeving. Een student werkt doorgaans vijf dagen per week binnen een logistiek bedrijf en voert binnen deze tijd opdrachten uit voor 16 EC per jaar. Deeltijdstudenten voeren gedurende het eerste studiejaar ieder kwartaal een bedrijfsopdracht en een project uit. Deze opdrachten worden gedurende de latere studie steeds omvangrijker (ook in EC) en complexer. In het tweede jaar krijgen de logistieke deeltijdstudenten twee bedrijfsopdrachten en projecten, in het derde jaar vindt het afstuderen plaats. Het curriculum is zo opgebouwd dat de theorie die wordt aangeboden in de cursussen relevant is voor de in dezelfde periode lopende projecten en bedrijfsopdrachten (zie ook facet 2.2). • In het eerste jaar zijn de projecten gebaseerd op door de opleiding aangedragen cases. De theorie en de specificaties van het te leveren product worden door de opleiding vastgesteld. In het tweede jaar worden projecten gebaseerd op actuele bedrijfsproblemen. De theorie wordt nog steeds door de opleiding voorgeschreven, maar studenten formuleren zelf (met de goedkeuring van de begeleidende docent en de opdrachtgever) de specificaties van het op te leveren product. In het derde jaar moet de student in het laatste project een reëel, substantieel en complex beroepsvraagstuk te lijf gaan, op basis van door de student zelf gekozen en verantwoorde theorie, onderzoeksaanpak en specificaties van het eindproduct (goedgekeurd door de begeleider). Overwegingen Het auditteam heeft geconstateerd dat er een duidelijke samenhang is in de opleidingsprogramma’s. Door het in de praktijk toepassen van het ROM en het gelijktijdig aanbieden van theorie in de kennisgestuurde leerlijn en de mogelijkheid de theorie in de praktijk toe te passen in de praktijkgestuurde leerlijn, nemen de studenten niet alleen kennis van theorieën, maar weten ze deze ook te plaatsen. Studenten zijn hier positief over. De
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
25/85
balans tussen binnenschools en buitenschools leren is naar mening van het auditteam goed. Het gebruik van inhoudelijke programmalijnen garandeert dat bepaalde thema’s, eventueel voortkomend uit hogeschoolbeleid, een plaats hebben in het hele curriculum. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Voltijd en deeltijd: • Het instituut heeft normen voor studeerbaarheid vastgelegd in de OER dat voor iedere opleiding van toepassing is. Deze normen bevatten onder andere richtlijnen voor het aantal studiepunten dat per onderwijsperiode gehaald dient te worden en zijn tevens opgenomen in de Opleidingsgids. De Opleidingsgids, het studentenstatuut en de OER zijn allen opgenomen in de Hogeschoolgids (2009). Deze grotendeels instellingsbrede hogeschoolgids is een omvangrijk document. Mede daarom hebben de opleidingen van IBB een eigen informatiegids, met informatie over onder andere het bindend studieadvies (BSA), studiebegeleiding en de opbouw van het curriculum. • De studieleiding doet structureel onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren. Daarbij wordt ook onderzocht in hoeverre de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. Zo blijkt uit studentevaluaties dat de modulen uit de kennisgestuurde leerlijn te groot werden gevonden wanneer ze uit vier of vijf EC bestonden en te klein wanneer de module één EC besloeg. Daarop is de omvang van de modulen aangepast (ze hebben nu alle een studielast van twee of drie EC). Ook bleek uit eerdere evaluaties en de voorgaande visitatie dat de studielast aan de lichte kant was, waarna deze door de opleidingen is verhoogd. • De opleidingen sluiten aan bij de richtlijnen van de hogeschool voor het versterken van de studeerbaarheid. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in de hogeschoolnotitie Werken aan attractief en intensief onderwijs (maart 2008). Hierin is onder andere vastgelegd dat: - het opleidingsjaar is ingedeeld in vier kwartalen van 9 lesweken; - keuzeonderwijs en minoren op vaste dagen worden verzorgd; - in het eerste kwartaal van de opleiding een nulmeting of diagnostische toets wordt afgenomen om achterstanden op te sporen, attitudes en motivatie te inventariseren en op basis daarvan eventueel afspraken te maken; - maximaal drie schriftelijke toetsen aan het einde van een kwartaal worden afgenomen.
26/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
Uit de studentenevaluaties (2009) blijkt dat bij de laatste evaluatie de studielast en de spreiding daarvan voor beide opleidingen als voldoende beoordeeld zijn bij de laatste evaluatie. In de jaren daarvoor lag de beoordeling soms iets onder de drie op de vijfpuntsschaal. Er is een duidelijk stijgende lijn te zien in de waardering van de studeerbaarheid. Het auditteam heeft met studenten van beide opleidingen gesproken over eventuele struikelvakken. Studenten LE geven aan dat het voor het logistieke vakgebied belangrijke vak Duits voor verschillende studenten een struikelvak is. Andere studenten LE menen dat de problemen met Duits niet aan het vak lagen, maar meer aan de inzet van studenten. Studenten met een mbo-vooropleiding wijzen er op dat ze op het mbo helemaal geen Duits hadden gehad en dat ze de overgang daarom lastig vinden. Voltijdstudenten LTV geven aan dat in het eerste jaar instromers met een technisch profiel op de middelbare school vaak moeite hebben met bedrijfseconomie, terwijl studenten zonder technisch profiel transporttechniek lastig vinden. Studenten ervaren deze vakken als moeilijk, maar niet als een obstakel dat de studievoortgang in de weg staat. Ook geven studenten aan dat de opleidingen aandacht hebben voor struikelvakken.
Voltijd • De hogeschool heeft het minimum aantal contacturen per studiejaar vastgelegd. Daarnaast is de omvang van de geroosterde lesuren vanaf het studiejaar 2009-2010 vastgesteld op 50 minuten (voorheen 40 minuten). Voor voltijdopleidingen is het aantal contacturen vanaf september bepaald op 580, 580, 310, 280 voor respectievelijk het eerste, tweede, derde en vierde studiejaar. Dit aantal uren heeft betrekking op een gemiddelde over een heel cursusjaar. Daarbij worden alle aantoonbaar begeleide contactmomenten meegerekend, zoals de stagebegeleiding. Voor voltijd geldt dat de contacturen in het eerste jaar 20 uur per week bedragen en voor de laatste twee jaar geldt een gemiddelde van 12 uur per week. • Toetsen worden gelijkmatig over de kwartalen verdeeld, zie facet 2.8. • Zoals eerder aangegeven maken de opleidingen gebruik van studieloopbaancoaching. Iedere student heeft een eigen studieloopbaancoach, met wie de studieloopbaan besproken wordt. Bij studievertraging is er extra begeleiding beschikbaar. Naast de studieloopbaancoach, kunnen eerstejaars gebruikmaken van een peercoach, een ouderejaarsstudent die extra begeleiding kan bieden (zie facet 4.2). De eerste twee jaar zijn er elke periode vier klassikale studieloopbaanlessen. Daarnaast is er elke periode een individueel gesprek tussen de studieloopbaancoach en de student. • Voltijdstudenten krijgen een BSA wanneer zij in het eerste jaar minder dan 37 EC halen. Ook zijn er kwalitatieve (vak)eisen waar studenten aan moeten voldoen. Deze eisen gelden niet wanneer ze meer dan 45 studiepunten hebben gehaald. Wanneer een student aan het einde van het tweede jaar nog geen propedeuse gehaald heeft, volgt een negatief BSA. Zie verder facet 4.2. • Tweedejaarsstudenten die een negatief bindend studieadvies dreigen te krijgen, wordt een extra toetsronde in augustus aangeboden. Wanneer een student persoonlijke problemen heeft, wordt deze doorverwezen naar de decaan. In het geval
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
27/85
•
van een beperking of handicap kan de studieloopbaancoach verwijzen naar het Steunpunt Studeren met een beperking van de Hogeschool Rotterdam. Studenten met wie het auditteam gesproken heeft geven aan dat de studiebelasting gemiddeld 30-35 uur per week is. In de eerste twee jaren van de studie is volgens studenten de studiebelasting het zwaarst.
Deeltijd • De deeltijd-IBB is bekend met de moeilijkheden die het combineren van een fulltime baan, studie en privéleven aan studenten stelt. De opleidingen proberen hier op in te spelen door middel van goede voorlichting en begeleiding. In de voorlichting is er nadrukkelijk aandacht voor de hoge studielast van het programma, zowel in het informatiemateriaal als in het intakegesprek. Uit het gesprek met studenten blijkt dat er in het startgesprek aandacht is voor de specifieke deeltijdproblematiek. Zo komt bijvoorbeeld de mate waarin het bedrijf, waar studenten werkzaam zijn, achter het volgen van de opleiding staat aan de orde. • Studenten, die worden toegelaten tot het driejarig traject, krijgen gehele of gedeeltelijke vrijstelling voor het 1e semester van het 1e jaar (60 EC). Als zij het volgende semester alle onderdelen voldoende afronden kunnen zij het propedeusediploma een half jaar na aanvang van de studie verkrijgen. Voor studenten die minder dan 37 EC van dit studieprogramma behaald hebben, krijgen een negatief bindend studieadvies. • Ook de deeltijdopleidingen maken gebruik van studieloopbaancoaching. In het eerste studiejaar is er extra aandacht voor studieplanning. Daarnaast zijn er keuzevakken en workshops, zoals timemanagement, voor studenten die daar behoefte aan hebben. Ook maken de deeltijdopleidingen gebruik van peercoaching. • De deeltijdopleidingen hanteren een vast rooster gedurende alle drie de opleidingsjaren, zodat studenten een vast studieritme kunnen opbouwen en werk, privé en studie goed op elkaar af kunnen stemmen. De vaste contactmomenten zijn vastgelegd op dinsdag- en donderdagavond, met een alternatief op donderdagmiddag en -avond. • De deeltijdopleidingen hebben de eerste twee jaar van de opleiding 8 contacturen per week en het laatste jaar 6 contacturen per week, zoals ook in de kaders van de Hogeschool is vastgelegd. • In gesprek met het auditteam geven deeltijdstudenten aan dat ze naast de lessen nog ongeveer 10 tot 20 uur per week bezig zijn met hun studie. Studenten ervaren de studielast als zwaar, maar acceptabel. • Bij de planning van modulen is rekening gehouden met de concentratieboog van de studenten. De kennismodulen vinden vroeg op de avond plaats, onderdelen waarbij de studenten actiever betrokken zijn later op de avond.
28/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
In de deeltijdopleidingen van IBB zijn de toetsmomenten gelijkmatig verdeeld over het jaar. In het toetsplan deeltijdopleidingen is een kwartaalschema opgenomen, waarin voor ieder kwartaal vastligt op welke momenten er getoetst wordt en wat de nakijktermijnen zijn.
Overwegingen Het auditteam stelt op basis van gesprekken en materiaalbestudering vast dat de studielast bij de logistieke opleidingen reëel is. De opleidingen pakken belemmeringen in de studievoortgang aan, door middel van onder andere SLC, peercoaching en startgesprekken. Het auditteam heeft geconstateerd dat in de deeltijdopleidingen specifiek aandacht is voor de combinatie opleiding-privé-werk voor deeltijdstudenten en waardeert dit positief. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen Voltijd en deeltijd: • De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving en dat de hogeschool aansluit bij de culturele diversiteit in Rotterdam. • De opleidingen sluiten aan bij de handreiking van de hogeschool in het project Studiesucces. Zo voeren de opleidingen met iedere student een startgesprek, waar mogelijk ‘voor de poort’. Het auditteam constateert dat dit inmiddels volledig is geïmplementeerd bij LE en LTV. Mede op basis van de uitkomst van dit startgesprek kan de student voor aanvang van het programma deelnemen aan een summerschool-programma of bijspijkermodules om eventuele deficiënties weg te werken. Studenten die een ‘risicoprofiel’ hebben, krijgen aanvullende begeleidingsgesprekken bij de studieloopbaancoaching. Ook kan de studieloopbaancoach peercoaching inzetten als aanvulling op het SLC-programma (vergelijk facet 4.2). • In de eerste twee studiejaren van het programma is 12 EC (totaal 5% van het hele programma) gereserveerd voor keuze- en bijspijkeronderwijs. Dit is bedoeld om studenten in staat te stellen eventuele achterstanden in hun beginsituatie in te lopen. Wanneer dat niet nodig is, kunnen studenten deze ruimte naar eigen wens invullen op basis van een aanbod van de hogeschool.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
29/85
•
•
In de voorlichting geven de opleidingen een realistisch beeld van de opleidingen. Op open dagen zijn het studenten en docenten van de opleidingen die zelf de voorlichting geven, waarbij onder andere aandacht is voor de verschillen en overeenkomsten tussen beide logistieke opleidingen. De evaluaties (2009) laten zien dat studenten tevreden zijn over de aansluiting met hun vooropleiding. In het gesprek met het auditteam geven studenten aan dat de opleidingen in de startgesprekken veel aandacht schenken aan van eventuele bijspijkercursussen.
Voltijd • De opleidingen kennen een gemengde instroom vanuit havo, vwo, mbo en een restcategorie. De instroom vanuit de havo is grofweg 50%. Het aandeel mbo’ers ligt bij LTV wat hoger dan bij LE, terwijl bij LE wat meer vwo’ers en studenten uit de restcategorie instromen. • Studenten uit het mbo volgen een verkort traject, waarbij de nadruk meer ligt op kennis en waarbij onderdelen uit de praktijkgestuurde leerlijn niet hoeven te worden gevolgd. Zo vervallen de eerste- en derdejaarsstage. Studenten uit het mbo kunnen een maatwerkprogramma volgen, waarbij rekening wordt gehouden met hun achterstand in de kennisgestuurde leerlijn en de al aanwezige ervaringen in de praktijkgestuurde leerlijn. Ook studenten die afkomstig zijn van het vwo volgen een verkort traject, waarbij juist wat minder kennisvakken gegeven worden en de nadruk meer ligt bij de praktijk. Zo krijgen instromers uit het vwo vrijstellingen voor basisvakken zoals informatica en een deel van het talenonderwijs. • De opleidingen hebben de vrijstellingen voor de verschillende instromers verantwoord en vastgelegd in het Opleidingsprofiel. Het auditteam vindt het positief dat de opleidingen differentiatie toepassen en daarmee aansluiten bij de kwalificaties van instromende studenten. • Instromers die afkomstig zijn van het Scheepvaart en Transport College kunnen in het laatste jaar van hun mbo een speciale doorstroommodule volgen. Deze duurt een halfjaar en geeft, indien succesvol afgesloten, recht op vrijstelling voor twee basismodules logistiek. Deeltijd • De instroomeisen voor de beide deeltijdopleidingen zijn: - drie jaar relevante werkervaring - werkzaam bij een bedrijf waar de studieopdrachten kunnen worden uitgevoerd (eisen hiervoor zijn vastgelegd in het document leren op de werkplek (2009); in het Opleidingsprofiel is een checklist opgenomen voor aankomende studenten, waarmee ze kunnen controleren of hun bedrijf aan de eisen voldoet) - een vooropleiding in een relevante mbo-opleiding, of aantoonbaar beschikken over gelijk niveau
30/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
Studenten die zich inschrijven voor LE en LTV-deeltijd moeten een intakeportfolio samenstellen. Dat wordt besproken bij het intakegesprek, met een docent van de opleiding. In dat gesprek komen de instroomeisen, motivatie en benodigde (studie)vaardigheden ter sprake. Studenten die aan de eisen voldoen krijgen een vrijstelling van een jaar. Dit eerste jaar bestaat uit dertig EC werkervaring en dertig EC opleidingsspecifieke basis (Opleidingsprofiel). Studenten die niet aan de instroomeisen voldoen moeten wel dit eerste jaar volgen. Waar dit precies uit bestaat verschilt per student en is afhankelijk van waar deze nog op tekort komt. Studenten die niet over de gevraagde vooropleiding beschikken, moeten een 21-plustoets doen om te worden toegelaten. Ook wordt van studenten gevraagd om een intakeopdracht te doen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de inhoud en de didactiek van de opleidingen goed aansluiten bij de relevante vooropleidingen. Intakegesprekken, voorlichting en begeleiding zijn er alle op gericht de overstap zo soepel mogelijk te laten verlopen. De startgesprekken leveren volgens het auditteam een nuttige bijdrage, door voor aanvang van de studie te bepalen waar in het programma studenten mogelijk extra ondersteuning nodig hebben. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen Voltijd • Beide curricula hebben een studielast van 240 EC. Deeltijd • De deeltijdopleidingen hebben een studielast van 240 EC, waarbij studenten die een verwante mbo-opleiding hebben afgerond, of aantoonbaar over dat niveau beschikken, voor 60 EC worden vrijgesteld (zie facet 2.5). Overwegingen Uit bovenstaande blijkt dat beide opleidingen aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum voldoen. Conclusie Beide opleidingen en beide varianten hebben aan de eisen van dit facet voldaan.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
31/85
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen Voltijd en deeltijd • Het Rotterdams Onderwijs Model is richtinggevend voor de ontwikkeling (zie 2.3) en uitvoering van het onderwijs. Binnen het ROM heeft de beroepspraktijk een centrale plaats in de opleiding, evenals een resultaatgerichte probleemaanpak, een basis voor kennisontwikkeling en gerichtheid op de diversiteit in de studentenpopulatie. • Binnen de leerlijnen in het ROM hanteren de opleidingen relevante werkvormen waarmee op een gewenste manier de vereiste competenties kunnen worden verworven. Werkvormen zijn gevarieerd en sluiten aan op de module-inhoud, de opleidingsvariant en de studiefase. Er is daarbij een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten in het verloop van de opleiding. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen diverse werkvormen gebruiken, waaronder werkgroepen, hoorcolleges, rollenspellen, reflectieverslagen en praktijkonderwijs. Er worden zowel individuele opdrachten als groepsopdrachten gebruikt. De visie die de opleidingen hebben op ‘leren in de praktijk’ komt duidelijk terug in deze werkvormen. • In het kennisgestuurde onderwijs staat de BOKS centraal, in het praktijkgestuurde onderwijs leren studenten de theorie in de praktijk toe te passen. In het studentgestuurde onderwijs kiest de student modulen en een minor op basis van de eigen leerdoelen en competenties. De student stuurt zijn of haar eigen competentieontwikkeling en reflecteert hier op. Zie verder facet 2.2 voor de manier waarop de eindkwalificaties (competenties) verweven zijn met het ROM. • De opleidingen maken gebruik van ICT om het onderwijs vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De hogeschool maakt gebruik van de elektronische leeromgeving N@tschool. Daarbinnen hebben studenten ruimte voor een digitaal portfolio waarbinnen zij hun geproduceerde studiematerialen kunnen verzamelen. • Uit evaluaties (2009) blijkt dat studenten tevreden zijn over de inrichting van het onderwijs. Studenten LE en LTV, voltijd en deeltijd, geven ruime voldoendes voor de afwisseling in werkvormen, de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal en de keuzemogelijkheden die ze hebben. Deeltijd • Het deeltijdse programma werkt nadrukkelijk vanuit het concept van action learning. Studenten leren aan de hand van de praktijk hun ervaring te verbreden door middel van reflectie en analyse, met behulp van theoretische concepten en door middel van de confrontatie met praktijkervaringen van medestudenten. • In het Opleidingsprofiel IBB is een matrix opgenomen waaruit blijkt welke modulen bij de verschillende onderwijskundige leerlijnen horen (zie facet 2.2). Zo hoort bij de kennisgestuurde leerlijn uit het ROM een conceptuele en een vaardigheidsleerlijn. De conceptuele leerlijn komt terug in cursussen, bij een aantal keuzevakken en in de
32/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
minoren. De vaardigheidsleerlijn komt onder andere terug in de modulen bedrijfscommunicatie en in keuzevakken. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept van beide opleidingen adequaat is om de eindkwalificaties van de opleidingen te bereiken. Zowel voltijd- als deeltijdopleidingen maken gebruik van een breed palet aan werkvormen. De didactiek is conform de centraal vastgestelde kaders, te weten het ROM en het OIIO-beleid. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen Voltijd en deeltijd • In de hogeschoolnotitie Attractief en Intensief Onderwijs (2008) is er een aantal nieuwe kaders afgesproken voor de toetsing. Binnen een hogeschoolbreed project wordt beoogd de kwaliteit en efficiency van de toetsing op een hoger plan te brengen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de signalen vanuit de interne kwaliteitszorg dat binnen enkele opleidingen de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing verbeterd kan worden. Dit is onderwerp van gesprek in de managementgesprekken tussen het College van Bestuur en de instituutsleiding. • Het toetsbeleid van IBB is op instituutsniveau vastgelegd in de notitie Toetsbeleid IBB, 2009. Conform dit instituutsbeleid hebben zowel de voltijd logistieke opleidingen als de IBB-deeltijd een toetsplan geschreven (2009). Een aantal uitgangspunten uit het instituutsbrede toetsbeleid zijn: - de toetsen sluiten aan bij de beroepspraktijk en weerspiegelen activiteiten en eisen die gesteld worden aan beginnende beroepsbeoefenaren, - de toetsen sluiten aan bij de gebruikte werkvorm, de te behalen competenties en bij het niveau dat in een betreffend leerjaar verwacht mag worden, - er wordt nooit alleen getoetst op het reproduceren van kennis, maar op de toepassing ervan in het toekomstige beroep, - toetsen zijn gekoppeld aan onderwijs en vervullen een duidelijke functie (sturend, stimulerend), - de toetsing is zo transparant mogelijk, studenten weten van tevoren wat voor toetsvorm gebruikt wordt en wat de criteria zijn, - toetsing gebeurt individueel, ook bij groepsopdrachten.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
33/85
•
•
•
• •
•
•
In het toetsbeleid is een aantal regels opgenomen om de toetslast te spreiden: 1) schriftelijke toetsen vinden alleen plaats in de negende week van ieder kwartaal, 2) herkansingen vinden plaats in de derde week van het daaropvolgende kwartaal, 3) het toetsrooster wordt digitaal aan alle studenten bekendgemaakt via HINT, het intranet van Hogeschool Rotterdam. De instituutsdirectie en de studieleiding zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van de toetsen. Docenten van de opleidingen voeren het toetsbeleid uit. Zij ontwikkelen de toetsen, stellen criteria en normen vast binnen de regels van het instituut. Modulenhouders dragen de eindverantwoordelijkheid voor het ontwerp en de constructie van toetsen in hun module. Conform het IBB-toetsbeleid houden verschillende commissies zich bezig met de toetsing. De examencommissie, die instituutsbreed functioneert, vervult de taken die haar krachtens de WHW zijn toegekend, zoals het benoemen van examinatoren. Ook houdt de examencommissie toezicht op een juiste naleving van de richtlijnen die gelden voor de uitvoering van toetsing, beoordeling en toekenning van studiepunten. De opleidingscommissie kan adviseren over de toetsing. De toetscommissie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, implementatie en uitvoering van het toetsplan. Per opleiding kan het verschillen of de toetscommissie of de curriculumcommissie verantwoordelijk is voor het waarborgen van een goede spreiding van toetsvormen. Toetsen worden in de toekomst steekproefsgewijs gescreend door het IBB-bureau BICK (Bureau voor Innovatie, Communicatie en Kwaliteit). De vaste nakijktermijn van toetsen die worden afgenomen bij opleidingen van het instituut IBB is 10 werkdagen. Uit gesprekken met studenten blijkt dat dit niet altijd gehaald wordt, dit beeld wordt bevestigd door de evaluatieresultaten op dit punt. Het auditteam heeft verschillende toetsen bestudeerd. Het auditteam vindt de toetsen gevarieerd en actueel. Er worden vragen gesteld die passen bij de leerstof en de beleving van de student. Daarnaast heeft het auditteam verschillende uitwerkingen van beoordeelde toetsen van studenten ingezien. Het auditteam stelt vast dat de beoordeling van de toetsen adequaat gebeurt. Studenten weten waar ze op beoordeeld worden en de totstandkoming van het cijfer is helder. De studentenevaluaties (2009) laten zien dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van toetsing bij het onderwijs en over de helderheid van criteria waarop ze beoordeeld worden. Studenten geven feedback op toetsen in steekproefsgewijze module-evaluaties en via de studentenvertegenwoordiging, in de opleidingscommissie en het studentenoverleg.
Voltijd • Er wordt door LE en LTV gebruik gemaakt van verschillende toetsvormen, zoals kennistoetsen, essaytoetsen, practicumtoetsen, presentaties en verslagen. • In het gezamenlijke toetsplan regelen de opleidingen zaken rond de toetscyclus, de organisatie van toetsen en het toetsprogramma. • Er is in 2009 een toetscommissie opgericht. Deze bestaat uit vier docenten. Het auditteam heeft notulen gezien van een vergadering van de toetscommissie. Uit de notulen blijkt dat de toetscommissie bezig is met het implementeren van het beleid uit
34/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
•
•
de toetsnota van de logistieke opleidingen. Daaruit blijkt onder andere dat de toetscommissie werkt aan een formulier voor beoordelen van toetsen op praktische kenmerken. Uit het gesprek met docenten blijkt dat de opleidingen voorzien in scholing op het gebied van toetsing voor docenten. Daarnaast worden er collegiale feedbackrondes gehouden over toetsing. Er wordt gebruik gemaakt van antwoordmodellen en checklists bij het toetsen. Toetsresultaten en opmerkingen uit de studenten- en docentenoverleggen worden geanalyseerd door de toetscommissie. Op basis daarvan wordt gekeken of een toets verbeterd kan of moet worden. Het onderwerp toetsing wordt structureel besproken bij de studentenoverleggen en docentvergaderingen. Wanneer een toets bestaat uit een tentamen maken de logistieke opleidingen gebruik van een tweede lezer. Dit is vastgelegd in het toetsplan 2009-2010. Hierin spreken LE en LTV ook de ambitie uit om in de nabije toekomst werk te maken van vastgelegde criteria voor die tweede lezer. Het beoordelen van het afstudeerproject gebeurt door een afstudeercommissie, bestaande uit twee docenten en een extern deskundige uit het werkveld. De begeleider uit het bedrijf waar de student het afstudeerproject gedaan heeft, heeft een adviserende rol. De curriculumcommissie ziet er op toe dat toetsvormen op een adequate manier gespreid zijn over de verschillende leerlijnen. Ook ziet zij toe op de kwaliteit van de toetsing.
Deeltijd • Ook de IBB-deeltijd maakt gebruik van verschillende toetsvormen, zoals rapporten, verslagen, presentaties, reflectieverslagen en tentamens. • De deeltijdopleidingen IBB kennen een gezamenlijk toetsplan. Hierin regelen de opleidingen zaken rond de toetscyclus, de organisatie van toetsen en het toetsprogramma. • In een bijlage van het toetsplan is een matrix opgenomen met daarin weergegeven de relatie tussen de Dublin descriptoren en kenmerken bij beoordeling. Zo hoort bij de descriptor ‘kennis en inzicht de kenmerken 1) de student toont aan in de behaalde resultaten zich de beoogde kennis en inzichten in de module eigen te hebben gemaakt 2) de student laat zien dat er door studie elementen aan zijn/haar bestaande kennis zijn toegevoegd 3) de student is in staat om kritische vragen te beantwoorden. Overwegingen Het toetsbeleid dat het auditteam op de verschillende niveaus is tegengekomen is degelijk uitgewerkt. De logistieke opleidingen zijn gevorderd met de implementatie van dat beleid, wat onder andere blijkt uit de toetsplannen en de notulen van de toetscommissie. Inhoudelijk zijn de toetsen bij de logistieke opleidingen in beide varianten goed en is de toetsing herkenbaar gekoppeld aan de leerstof. Terugkoppeling van toetsresultaten naar studenten toe gebeurt adequaat, maar duurt soms iets langer dan de aangegeven termijn.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
35/85
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De kernactiviteiten van de hogeschool in het HRM-beleid voor periode 2007-2012 zijn werven, ontwikkelen en binden van personeel. Met betrekking tot het werven van nieuw personeel richt de hogeschool zich op jonge medewerkers, talentvolle afstudeerders, dertigers die (tijdelijk) een andere professionele omgeving zoeken en ten slotte ook op professionals met een rijke ervaring die een deel van de tijd willen investeren in het opleiden van jonge mensen. Uit het overzicht van de cv’s blijkt dat beide opleidingen de aanname van nieuwe docenten de afgelopen periode op dit beleid hebben gebaseerd. • Uit verschillende evaluatieresultaten blijkt dat studenten van beide opleidingen positief zijn over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Ook uit het gesprek dat met studenten van beide opleidingen is gevoerd is een positief beeld van de docenten naar voren gekomen. Voltijd • Uit de cv’s van docenten LE en LTV blijkt dat 60% van de docenten beschikt over relevante werkervaring in de beroepspraktijk. Van de docenten beschikt 25% ook over actuele logistieke werkervaring, dat wil zeggen relevante werkervaring opgedaan in de laatste drie jaar. • Docenten krijgen van het management de gelegenheid om actuele praktijkervaring op te doen. Zo worden docenten ingezet als stagebegeleider en afstudeerbegeleider. Daarnaast kunnen docenten via projecten of het lectoraat betrokken worden bij de actuele beroepspraktijk. Andere voorbeelden van mogelijkheden zijn werkbezoeken, gastlezingen en minoren. In individuele scholingsafspraken behoren docentstages ook tot de mogelijkheden. Het auditteam stelt op basis van het gesprek met de docenten vast dat zij in ruime mate met de beroepspraktijk in aanraking komen. Zo noemen zij bijvoorbeeld het uitnodigen van gastsprekers en het opstellen van projectopdrachten.
36/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
• •
De opleidingen maken gebruik van actuele cases en projecten uit het werkveld en werken met reële externe opdrachtgevers, vergelijk facet 2.1. Naast het eigen docententeam zetten de opleidingen ook gastdocenten in. Het auditteam heeft inzage gekregen in de database, waarin de inzet van gastdocenten is bijgehouden. Het auditteam is positief over het aantal gastdocenten dat de opleidingen inzetten. Er treden frequent gastdocenten/-sprekers op die een gevarieerde achtergrond hebben. De voltijdopleidingen maken daarnaast gebruik van de contacten van de deeltijdopleidingen bij de inzet van gastdocenten.
Deeltijd • De deeltijdopleidingen worden door drie typen docenten verzorgd. De kerndocenten deeltijd zijn in dienst van de deeltijdopleidingen. Zij verzorgen naast het onderwijs ook de intake, studieloopbaancoaching, kwaliteitszorg, coaching van parttime docenten en organisatie van het onderwijs. De tweede groep docenten is in dienst van de voltijdopleidingen, maar geeft voor een deel les op de deeltijdopleidingen. Zij zorgen voor de inhoudelijke koppeling met de voltijdopleidingen en het betreffende beroep. De derde groep docenten zijn de parttime docenten. Zij vervullen gewoonlijk een functie in het beroep waarvoor wordt opgeleid en gedurende één of twee dagdelen verzorgen zij onderwijs op de deeltijdopleidingen. • Het auditteam heeft de cv’s van de docenten deeltijd bestudeerd en stelt vast dat met de hierboven beschreven mix van docenten de verbinding tussen de opleiding en de actuele beroepspraktijk geborgd is. Het auditteam stelt op basis van de cv’s vast dat de kerndocenten over weinig actuele logistieke werkervaring beschikken, maar dat zij door de interactie met de deeltijdstudent wel degelijk de relatie met de praktijk leggen. Daarnaast is het docentenbestand aangevuld met de inzet van zo’n 25 parttime docenten. Overwegingen Het auditteam stelt op basis van het bestuderen van de cv’s en de gesprekken vast dat de docenten van beide opleidingen de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk weten te leggen. Ze houden het vakgebied bij en zijn op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het beroepenveld, zo blijkt uit de gesprekken met het auditteam. Het auditteam is positief over de mix van docenten die in beide deeltijdopleidingen worden ingezet. De beide deeltijdopleidingen maken gebruik van een ruim bestand van parttime docenten. Door de inzet van docenten bij zowel de voltijd als de deeltijdopleidingen borgt het management de uitwisseling van kennis en actuele ontwikkelingen in het beroepenveld bij beide opleidingen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel ‘goed’.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
37/85
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen Voltijd en deeltijd • Het personeelsbeleid van het instituut is vastgelegd in Meerjaren Strategisch Personeelsplan IBB 2009-2011. De omvang en samenstelling van de personeelsformatie is afgeleid van de eisen die het instituut van de opleidingen stellen. De hogeschool heeft als norm gesteld dat minimaal 65% van het budget wordt besteed aan onderwijsactiviteiten. In de Organisatiebeschrijving IBB, december 2009 is opgenomen dat IBB maximaal 20% van het budget wil inzetten voor de organisatie van het onderwijs. In de begrotingen van 2009 en 2010 is dit percentage beperkt gebleven tot 18%. • Voor het toewijzen van onderwijstaken aan docenten is in 2008 het PTD-model (planning taaktoedeling docenten) ingevoerd, met als uitgangspunt de centrale rol van de onderwijsuitvoering in de taken van docenten, op basis van de contacttijd tussen docent en studenten. • Het ziekteverzuim ligt onder de hogeschoolnorm van 4,4%. In de periode 2007 tot 2009 is het ziekteverzuim gedaald van 4,3% naar 3,4%. • Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat docenten tevreden zijn over de werksfeer en de kwaliteit van de opleidingen. Docenten zijn minder tevreden met de werkdruk. In 2009 is het aantal contacturen uitgebreid, zonder uitbreiding van de formatie. Daarnaast is het PTD-systeem ingevoerd, wat tot efficiënter werken zou moeten leiden. Docenten krijgen scholing en ondersteuning op het gebied van efficiënter toetsen en activerende werkvormen. Naar aanleiding van het medewerkerstevredenheidsonderzoek heeft overleg plaatsgevonden over de werkdruk van docenten. Docenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij positief zijn over de wijze waarop het opleidingsmanagement aandacht heeft voor de werkdruk. In het overleg is naar voren gekomen dat docenten bijvoorbeeld meer gebruik kunnen maken van BICK (Bureau voor Innovatie, Communicatie en Kwaliteit) bij het verlagen van de werkdruk. Daarnaast geven docenten aan dat de systematiek rond peercoaching bijdraagt aan vermindering van de werkdruk. Docenten vinden het prettig dat de extra aandacht die zij graag aan studenten geven, zonder dat daar tijd voor is, nu deels door de peercoaches wordt opgevangen. Het docententeam heeft een enthousiaste en coherente indruk op het auditteam achtergelaten. • Uit evaluatieresultaten blijkt dat studenten positief zijn over de bereikbaarheid van docenten. Ook in het gesprek met het auditteam geven studenten van beide opleidingen aan dat de docenten goed bereikbaar zijn. Studenten kunnen snel bij docenten terecht met vragen, voor uitgebreide vragen kunnen studenten een afspraak plannen.
38/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Voltijd • Uit het Meerjaren Strategisch Personeelsplan IBB 2009-2011 blijkt dat voor de voltijdopleidingen de docent/studentratio 1:26 bedraagt. Daarmee vallen de opleidingen binnen de gewenste hogeschoolnorm van 1:25-30. De ratio is op docentformatie gebaseerd. Dat betekent dat peercoaches, lectoren en onderwijsmanagers, die ook een gedeelte van het directe onderwijs verzorgen, hierin niet zijn meegenomen. Deeltijd • Voor de deeltijdopleidingen wordt een iets andere berekening voor de docentstudentratio gehanteerd. De definitie is wel hetzelfde als bij de voltijdopleidingen. De docent-studentratio voor deeltijdopleidingen is 1:29 en valt daarmee ook binnen de hogeschoolnorm. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen voldoende personeel inzetten om de opleidingen te verzorgen. Er is sprake van een positieve docent-studentratio die ook voldoet aan de interne streefnormen. Docenten geven aan dat zij gehoord worden bij te hoge werkdruk en dat peercoaches een positieve invloed hebben op de beleving van werkdruk. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel ‘goed’.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De hogeschool heeft professionaliseringsbeleid vastgelegd in de Kadernotitie Professionalisering Hogeschool Rotterdam (2006). In deze notitie zijn de investeringen van de hogeschool beschreven voor de doorontwikkeling van de kwaliteit van personeel. Sinds 2008 wordt ingezet op het verhogen van het opleidingsniveau van het onderwijsgevende personeel. Per 2009 geldt als doelstelling het aantal op masterniveau opgeleide docenten gefaseerd te verhogen van 50% naar 60%. Jaarlijks starten 40 docenten aan een mastertraject binnen de hogeschool. • De personeelsontwikkeling wordt op instituutsniveau gestuurd vanuit de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken die voor iedere medewerker van toepassing is. Zo worden, aan het begin van de cyclus met iedere medewerker, resultaatafspraken gemaakt ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Afspraken worden vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelplan (Handreiking POP en voorbeeldformulieren POP). Vervolgens wordt,
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
39/85
•
•
•
• •
•
aan het eind van de cyclus, de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken (Handreiking gesprekscyclus Hogeschool Rotterdam 12 maart 2008; gesprekscyclusformulieren directeur, lector, docentfuncties en algemeen medewerker). Hiervoor stelt de medewerker een zelfevaluatie op waarbij verschillende evaluatie-instrumenten worden ingezet, zoals 360 graden feedback, een collega-evaluatie en een klantevaluatie. Het auditteam heeft bovenstaande werkwijze in het gesprek met de docenten bevestigd gekregen. Voor de invulling van afspraken in het kader van professionalisering is voor docerend personeel 10% van de arbeidstijd gereserveerd. Naast een eventueel mastertraject, kan de medewerker in aanmerking komen voor scholing georganiseerd door de Dienst P&O. Deze dienst biedt een divers palet aan trajecten voor deskundigheidsbevordering voor onderwijzend en ondersteunend personeel. Deze trajecten zijn bijvoorbeeld gericht op versterking van kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ICT of studieloopbaancoaching. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat zij gefaciliteerd worden om een masteropleiding te volgen. Dat kan facilitering in tijd en in financiële zin betekenen. Het auditteam stelt op basis van de gesprekken met de docenten vast dat de docenten handelen volgens het OIIO-principe. Docenten zijn gedreven om de actuele beroepspraktijk (van buiten) te verwerken in het onderwijs (naar binnen). In 2008-2009 is de groepsgewijze scholing bij de logistieke opleidingen met name gericht op: ICT/computervaardigheden, studieloopbaancoaching, Engels, adviesvaardigheden, inhoudelijke scholing en onderzoeksvaardigheden. Het lectoraat is betrokken bij de scholing van docenten op het terrein van onderzoek en bij deelname aan symposia en expertmeetings. De hogeschool wil in 2012 voor de docerende functies een functiemix realiseren die bestaat uit: docenten (schaal 10), kerndocenten (schaal 11), hogeschooldocenten (schaal 12) en hoofddocenten (schaal 13). In de functiemix beoogt de hogeschool een verdeling van 20% docenten, 40% kerndocenten, 30% hogeschooldocenten en 10% hoofddocenten. Het huidige logistieke docententeam is verdeeld in: 20% docenten, 44% kerndocenten, 35% hogeschooldocenten en geen hoofddocenten. Deze streefpercentages bieden de mogelijkheid voor docenten door te groeien. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2009 (voltijd en deeltijd) blijkt dat de studenten van beide opleidingen positief zijn over de kwaliteit van de docenten. Zij vinden docenten inhoudelijk deskundig en zijn positief over de didactische kwaliteiten van de docenten. Studenten van beide opleidingen tonen zich in het gesprek met het auditteam positief over de didactische vaardigheden van docenten.
Voltijd • Uit de cv’s van de docenten van beide voltijdopleidingen blijkt dat 18 van de 28 docenten over een academische graad beschikt. Van de 10 docenten met een hbodiploma hebben 3 docenten een hbo-masterdegree behaald. Dat betekent dat de voltijdopleidingen voldoen aan de norm van het IBB. In het Meerjarenbeleidsplan 2009-2011 is opgenomen dat 70% van de docenten een academische graad of mastertitel moet hebben.
40/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
Uit het bestuderen van de cv’s van de docenten van beide voltijdopleidingen blijkt dat alle docenten didactisch bevoegd zijn.
Deeltijd • Uit de cv’s van de docenten van beide deeltijdopleidingen blijkt dat 4 van de 6 kerndocenten over een academische graad beschikt. Van de 25 parttime docenten beschikken 16 docenten over een academische graad. Dat betekent dat de deeltijdopleidingen nagenoeg voldoen aan de norm van het instituut. In het Meerjarenbeleidsplan 2009-2011 is opgenomen dat 70% van de docenten een academische graad of mastertitel moet hebben. • Voor de deeltijdopleidingen geldt dat 5 van de 6 docenten een didactische aantekening heeft. De parttime docenten van deeltijd volgen niet de volledige didactische cursus van 300 uur. In 2008 is voor hen een aantal avonden een verkorte didactische training georganiseerd: 12 van de parttime docenten heeft deze training gevolgd. Overwegingen Het auditteam stelt op basis van bestudering van cv’s en gesprekken met docenten, studenten, afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld vast dat de docenten in staat zijn het onderwijsprogramma te verzorgen. De docenten houden vakkennis bij door het bestuderen van vakliteratuur en bezoeken aan bijeenkomsten van verschillende verenigingen en netwerken. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De opleidingen zijn gehuisvest in het gebouw Academieplein, waar het binnenschools onderwijs plaatsvindt. In 2009 heeft de hogeschool, in samenwerking met het Albeda College en met financiële hulp van de lokale en landelijke overheid, op het voormalige RDM-terrein de voormalige machinehal ontwikkeld voor en ingericht als een centrum voor innovatieve maakindustrie. De hal is begin 2009 als
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
41/85
•
•
•
•
•
onderwijslocatie in gebruik genomen voor het praktijkonderwijs van de opleidingen van het instituut voor Engineering en Applied Science zoals Industrieel Product Ontwerpen (IPO) en Autotechniek en het Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde, voor opleidingen op het terrein van bouw en water. Ook verschillende masteropleidingen van de betrokken instituten krijgen in 2009 een plek op het RDM-terrein, te weten in het voormalige hoofdkantoor van de RDM. In het gebouw Academieplein is de mediatheek gevestigd. De mediatheek heeft een opleidingsspecifiek budget van €16,- per student per jaar. Er is een ruime selectie van opleidingsspecifieke vakliteratuur aanwezig, zowel boeken als tijdschriften. Het auditteam heeft geconstateerd dat de logistieke vakliteratuur voldoet aan de eisen die gesteld mogen worden aan een logistieke opleidingen in het hbo. De hoeveelheid Engelstalige literatuur is naar mening van het auditteam adequaat. Studenten aan de logistieke opleidingen hebben beschikking over verschillende ICTvoorzieningen. In het gebouw Academieplein zijn ongeveer 1.200 pc’s aanwezig, wat neerkomt op ongeveer 1 pc op iedere 4 studenten. Daarnaast is het hele gebouw uitgerust met voorzieningen voor een draadloze verbinding met het internet en intranet. De intranetvoorziening van de Hogeschool Rotterdam is Hint, dit geeft studenten toegang tot onder andere het studentenstatuut, de mediatheek, de studiegids van de opleiding, roosters, roosterwijzigingen en tentamenuitslagen. N@tschool wordt gebruikt als elektronische leeromgeving. Het is een instrument voor het communiceren van studie-informatie, waarbij docenten de informatie kunnen beheren. Werkstukken kunnen worden ingeleverd via N@tschool, waarbij ze direct worden gescand op mogelijke overtreding van plagiaatregels. Het bedrijfsbureau houdt zich bezig met studievoortgangregistratie, leerplanbeheer, ondersteuning van de examencommissie en voorbereiding van de roostering van het onderwijs. Studenten met vragen over deze onderwerpen kunnen terecht bij de balie bedrijfsbureau. De balie van het bedrijfsbureau is de hele dag open, speciaal voor de deeltijdstudenten tot 20.00 uur. Uit evaluaties (2009) blijkt dat studenten LE en LTV grotendeels tevreden zijn over de huisvesting en voorzieningen. Onder de voltijdstudenten blijkt dat er enige onvrede is over de ICT-voorzieningen. Na onderzoek van de ICT-afdelingen bleek die onvrede met name gericht op studenten die een computer bezet hielden, terwijl ze bezig waren met zaken die niets met de studie van doen hadden. Hiertegen is volgens de opleidingen opgetreden. Studenten waar het auditteam mee sprak ervaren geen grote problemen met het vinden van een werkplek. Het auditteam is rondgeleid in het gebouw Academieplein. Het auditteam constateert dat de voorzieningen toereikend zijn voor het ficiliteren van het soort onderwijs dat LE en LTV aanbieden. Het gebouw Academieplein beschikt over vele werkplekken waar studenten in groepen kunnen overleggen en is ruimschoots voorzien van werkplekken waar studenten met een laptop kunnen werken.
Overwegingen Het auditteam heeft zowel de digitale als de fysieke voorzieningen van LE en LTV bestudeerd. Beide zijn geschikt voor het realiseren van het programma. Zo hebben de opleidingen in de voorzieningen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van
42/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
deeltijdstudenten, bijvoorbeeld in de openingstijden. Ook is in de fysieke voorzieningen rekening gehouden met de vorm van het onderwijs, wat terug te vinden is in de vele plekken die geschikt zijn voor groepswerk. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De studiebegeleiding is, in de vorm van studieloopbaancoaching (SLC), een belangrijk onderdeel van het ROM en is ondergebracht in de studentgestuurde leerlijn. Op die manier komt SLC terug in elke studiefase. De uitgangspunten voor SLC zijn door de hogeschool voor ieder instituut vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). • Binnen SLC vindt de integratie plaats van het geleerde gericht op de competentieontwikkeling van de student. Via SLC wordt onder andere gestuurd op beroepsoriëntatie, selectie en verwijzing alsmede op loopbaanoriëntatie. Hiermee wordt de gewenste studievoortgang, -planning en het bevorderen van de studentverantwoordelijkheid bewaakt en bevorderd. Ook staat de professionele ontwikkeling van de student centraal in de SLC. Studenten leren hun ontwikkeling van de studiecompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen. Dit gebeurt onder begeleiding van een studieloopbaancoach die, zo mogelijk, door Hogeschool Rotterdam is gecertificeerd. Vast staat dat iedere student tenminste vier individuele gesprekken heeft met zijn studieloopbaancoach. • In het kader van het hogeschoolbeleid om de diversiteit in de studentenpopulatie te vergroten, werkt de hogeschool met peercoaching (Peercoaching aan de Hogeschool Rotterdam, juni 2007). Binnen de opleiding zijn peercoaches actief. Peercoaches zijn studenten die fungeren als rolmodel, gastheer, vraagbaak en coach voor medestudenten. Peercoaching wordt in aanvulling op SLC ingezet. De studieloopbaancoach verwijst, wanneer de vraag daartoe is, een student door naar een peercoach. Afspraken met een peercoach zijn niet vrijblijvend. Deze worden vooraf vastgelegd. De coördinator peercoaching ziet toe op naleving hiervan. Vanaf 2008-2009 organiseren de peercoaches ook sociale activiteiten. Zo is er een voetbaltoernooi georganiseerd waaraan zowel studenten als docenten deelnamen. Zowel studenten als docenten waarmee het auditteam gesproken heeft, zijn enthousiast over peercoaching. Studenten geven aan dat het een belangrijke bijdrage
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
43/85
•
•
•
levert aan hun studiesucces en geven voorbeelden van hoe peercoaching hen met een struikelvak heeft geholpen. Studenten die zelf peercoach zijn, geven aan het een nuttige en verrijkende ervaring te vinden, onder andere omdat ze de leerstof uit eerdere jaren normaals bestuderen. Docenten geven ten slotte aan dat de peercoaching hen ontlast qua werkdruk (zie facet 3.2). Een onderdeel van de studiebegeleiding is de stagebegeleiding. Het stage- en afstudeerbureau maakt deel uit van BEB (zie ook facet 2.1). Het heeft een verbindende functie tussen studenten, stagebegeleiders en externe stage-aanbieders en is verantwoordelijk voor het aandragen van informatie aan studenten en docenten. De modulenhandleidingen voor stages en afstuderen zijn IBB-breed, maar kennen een opleidingsspecfieke bijlage. De beheerder van de stage- of afstudeermodule is hiervoor verantwoordelijk. Alle docenten kunnen stagebegeleider worden, om afstudeerbegeleider te worden moeten docenten eerst een training volgen en een keer meelopen met een ervaren docent. De opleidingen hanteren een norm van 37 EC voor een BSA in het eerste jaar van de propedeuse (OER 2009-2010), zie ook facet 2.4. Voor ondersteuning op het persoonlijke vlak kunnen studenten terecht bij het decanaat. Studenten waar het panel mee gesproken heeft bleken goed op de hoogte over de regels omtrent het BSA. Zij wijzen er op dat studenten per brief geïnformeerd worden over hun studieprestaties en dat er uitgebreid aandacht voor is in de SLC. Ze geven tevens aan dat SLC ondersteuning biedt aan studenten die moeite hebben met het halen van de norm. Studenten blijken ook goed op de hoogte te zijn van de regels omtrent de ‘beslismomenten’, de toegang tot de stage, de minor en het afstuderen. Deze zijn volgens de studenten duidelijk terug te vinden in de modulenhandleidingen en zijn eveneens onderdeel van de SLC. Informatievoorziening is gericht op de bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Via het studentvolgsysteem OSIRIS wordt de studievoortgang van studenten gevolgd en kunnen, wanneer gewenst, direct afspraken met studenten worden gemaakt om de gewenste studievoortgang te ondersteunen. Twee keer per jaar krijgen studenten een studiepuntenoverzicht per post. Daarnaast vindt informatievoorziening richting studenten plaats via N@tschool (zie facet 4.1), Hint, de Hogeschoolgids, de Studiegids en email.
Voltijd • Evaluaties (2009) laten zien dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de studiebegeleiding en informatievoorziening. Studenten zijn minder tevreden over zaken rondom de roostering, maar in het gesprek geven de studenten aan dat de opleidingen bij klachten hierover wel adequaat handelen. Deeltijd • In de studieloopbaancoaching bij de deeltijdopleidingen wordt extra aandacht gegeven aan de problemen die specifiek gelden voor deeltijdstudenten. Zo is in het eerste jaar aandacht voor studieplanning en het afstemmen van studie, werk en privé.
44/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
De begeleiding van het laatste project vindt onder andere plaats in intervisiegroepen; de zogenoemde Consultancygroepen. Studenten adviseren en beoordelen elkaar als duo’s met betrekking tot de inhoud en de voortgang van het project. De begeleiding van afstudeerprojecten vindt plaats op de opleiding. Naast intervisie krijgen studenten begeleiding van een docent van de opleiding. De begeleidend docent bezoekt de studenten ten minste één keer op het stagebedrijf. Evaluaties laten zien dat deeltijdstudenten LTV tevreden zijn over de studiebegeleiding en informatievoorziening. Deeltijdstudenten LE zijn wat minder tevreden op de punten studieloopbaanbegeleiding en informatie omtrent en afstuderen. De opleidingen onderzoeken momenteel wat hieraan verbeterd kan worden. Deeltijdstudenten geven aan dat de laatste jaren veel ten goede is veranderd met betrekking tot de bekendmaking van roosters en roosterwijzigingen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten op orde is. De opleidingen kennen verschillende goed functionerende vormen van zowel begeleiding als informatievoorziening. Studenten zijn erg tevreden over de begeleiding en de SLC. Over de informatievoorziening zijn studenten over het algemeen ook tevreden. Er zijn wat kanttekeningen bij de roostering, maar het auditteam vindt het belangrijk dat er de afgelopen jaren verbeteringen zijn opgetreden en dat de studenten waarmee gesproken is zich in het gesprek met het auditteam positief opstellen. Uit de gesprekken blijkt dat studenten goed op de hoogte zijn van regelingen die het onderwijs betreffen. Het systeem van peercoaching is naar mening van het auditteam goed uitgewerkt en werkt tot ieders tevredenheid, zo stelt het auditteam vast. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De Instituutsdirecteur is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid van het instituut en van de opleidingen van het instituut. Richtlijn daarbij is het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
45/85
•
•
•
•
•
46/85
doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader van de hogeschool is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. IBB heeft het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam vertaald in een eigen kwaliteitsbeleid, vastgelegd in het document Beleid Interne Kwaliteitszorg IBB (2008). Het kwaliteitsbeleid van het instituut berust, in het verlengde van het hogeschoolbeleid, op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming, vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs, en management & sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen tussen het Instituut en het CvB heeft hierbij een centrale rol. Elk instituut van de hogeschool heeft een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten, op basis waarvan het CvB de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan vaststellen. 2. Met de interne kwaliteitszorgsystematiek van de opleidingen wordt cyclisch en methodisch gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. De hogeschool heeft haar doelstellingen binnen deze domeinen en de NVAO-criteria uitgewerkt in toetsbare streefdoelen (Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam, 2006). Binnen dit kader heeft het instituut en vervolgens de opleiding eigen kwaliteitsbeleid vastgelegd. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie via het periodiek uitvoeren van (midterm) audits bij opleidingen en instituten, halverwege de accreditatieperiode. Dit gebeurt aan de hand van de facetten van het NVAO-kader. Hogeschoolbreed wordt sinds 2007 gebruik gemaakt van het softwaresysteem Infoland. Dit is een programma ten behoeve van de kwaliteitsbewaking. Het is gestructureerd via de facetten en criteria van het NVAO-kader. Documenten, processen, doelen, resultaten en verbeteracties worden in relatie tot elkaar opgeslagen. Het instituut heeft een eigen stafafdeling voor kwaliteitszorg, het Bureau voor Innovatie, Communicatie en Kwaliteit (BICK). Dit bureau ondersteunt en adviseert het management over onderwijsinnnovatie, onderwijsafstemming, communicatiebeleid en kwaliteitsvraagstukken. Meerdere malen per jaar vindt een kwaliteitsoverleg plaats tussen de IBB-directie, onderwijsmanagers en BICK. Op zowel instituuts- als opleidingsniveau zijn er verschillende PDCA-cycli. Doelstellingen worden SMART geformuleerd, om achteraf concreet vast te kunnen stellen of ze behaald zijn. Een voorbeeld van zo’n streefcijfer is te vinden in het rendementsplan LE-LTV 2010, waarin gestreefd wordt naar 55% LE-studenten die binnen 5 jaar afstuderen (zie verder facet 6.2). Beide opleidingen, voltijd- en deeltijdvariant, volgen het kwaliteitsbeleid van het instituut. Daarin is uiteengezet via welke instrumenten de opleidingen periodiek evaluaties uitvoeren. Dit zijn studententevredenheidsonderzoek, module-evaluaties, stage-evaluaties door studenten, stage-evaluaties door bedrijven, afstudeerevaluaties
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
door studenten, afstudeerevaluaties door bedrijven, minorenonderzoek door studenten, alumni-onderzoek, werkgeversonderzoek, exitonderzoek (onder studiestakers), medewerkerstevredenheidsonderzoek en de ‘collegameter’. Dit laatste is een instrument waarbij docenten elkaar beoordelen, onder andere door elkaars lessen bij te wonen. De opleidingen maken gebruik van het studententevredenheidsonderzoek (STO) dat de hogeschool eens per twee jaar uitvoert. Het laatste STO dateert van maart 2009. Via de verschillende evaluatie-instrumenten stellen de opleidingen vast in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Op basis van streefnormen voor tevredenheid worden evaluatie-uitkomsten geanalyseerd en, waar nodig of gewenst, verbetermaatregelen in gang gezet. In het jaarplan stellen de opleidingen doelen voor het komende jaar en is vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is. De opleidingen streven ten minste naar een score van ten minste 3 op een vijfpuntsschaal bij evaluaties.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen een groot aantal evaluatie-instrumenten hanteren. Op verschillende manieren worden docenten, studenten en het beroepenveld gevraagd om hun input op de opleidingen te geven. Verschillende managementlagen houden toezicht op de bewaking van de kwaliteit. Ter ondersteuning is er specifieke software en een ondersteunende dienst. Uit de documenten die het auditteam heeft bestudeerd en de gesprekken die zijn gevoerd, maakt het auditteam op dat de logistieke opleidingen in Rotterdam veel aandacht schenken aan het evalueren van de opleiding en het op structurele wijze verbeteren van de kwaliteit. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen Voltijd en deeltijd • Zoals vermeld in het vorige facet maken het instituut IBB en de logistieke opleidingen gebruik van verschillende PDCA-cycli. De aanpak komt overeen met de systematiek en uitgangspunten die gelden op hogeschoolniveau. • De verbeterplannen van het instituut vloeien voort uit de verschillende evaluaties bij verschillende stakeholders en worden opgenomen in het managementcontract dat de instituutsdirectie afsluit met het CvB en dat periodiek onderwerp van gesprek is. Het auditteam heeft een managementcontract van een instituut ingezien, een rapportage van een tussengesprek en van een bilateraal overleg tussen CvB en instituut als ook
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
47/85
•
•
•
•
•
48/85
een eindrapportage over een managementcontract. Deze documenten laten zien dat het instituut aanstuurt op vooraf vastgestelde resultaatsgebieden waarover periodiek verantwoording over de voortgang wordt afgelegd. Op opleidingsniveau wordt gewerkt volgens eenzelfde systematiek. Het auditteam heeft jaarplannen van de opleidingen bestudeerd waaruit een systematische sturing op resultaten blijkt. In het genoemde jaarplan van de opleidingen is uitgewerkt hoe de opleiding naar aanleiding van evaluaties en nader onderzoek verbetermaatregelen in gang zet. Dit doet de opleiding aan de hand van een verbeterplan waarin verbeteracties, doelen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. Resultaten vanuit evaluaties worden systematisch binnen het onderwijsteam besproken. De onderwijsdirecteur geeft op basis van de evaluaties de opdracht om verbetervoorstellen te formuleren, op curriculumniveau aan de curriculumcommissie en op moduleniveau aan de betreffende docent. Verbetervoorstellen worden besproken in de teamvergadering. De opleidingsdirecteur bespreekt de resultaten van de kwaliteitsmetingen en de eventuele daaruit voortvloeiende verbeteracties, ook met de opleidingscommissie. Ook rapporteert de onderwijsdirecteur aan het studentenoverleg (zie facet 5.3) over wat er gebeurd is met eerdere opmerkingen van studenten. Een voorbeeld van een verbetering naar aanleiding van evaluatie is te vinden in de opleidingsprofielen. De beroepenveldcommissie constateerde in 2009 dat het niet voldoende duidelijk was wat de verschillen en overeenkomsten tussen LE en LTV waren. Dit aandachtspunt is meegenomen toen er nieuwe opleidingsprofielen werden gemaakt en het verschil tussen beide opleidingen is nu veel helderder. Een ander voorbeeld van een verbetering is dat, toen uit de evaluaties in 2008 naar voren kwam dat de verdeling van studiepunten over de modulen niet altijd conform de werkelijke studiebelasting was, de studiepuntverdeling is aangepast voor collegejaar 20082009. De laatste interne audit bij de logistieke opleidingen vond plaats in 2007. Daaruit zijn een aantal aandachtspunten geformuleerd. Er werd geconstateerd dat veel gegevens werden verzameld, maar dat onvoldoende duidelijk was tot welke verbeteringen dit leidde. Commissievergaderingen werden niet altijd (voldoende) genotuleerd. Tot slot bleken studenten vaak niet of nauwelijks op de hoogte van evaluatiemomenten en de uitkomsten daarvan. Naar aanleiding van het visitatiebezoek stelt het auditteam vast dat er sindsdien aan de verbeterpunten is gewerkt. Er is een goed werkend kwaliteitszorgsysteem. Het auditteam heeft recente notulen van commissies kunnen inzien en studenten zijn positief over de wijze waarop zij geïnformeerd worden over evaluaties en de uitkomsten daarvan. Uit evaluaties (2009) blijkt dat studenten kritisch zijn over hun betrokkenheid bij onderwijsevaluaties. Gezien de scores was het niet altijd duidelijk wat er gedaan wordt met de uitkomsten van evaluaties en liet de terugkoppeling van de evaluaties ook te wensen over. Uit de gesprekken met studenten blijkt echter dat ze goed op de hoogte zijn van verbeteringen die hebben plaatsgevonden, gedurende hun studententijd. Ook zijn ze positief over de verbeteringen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, inclusief over de terugkoppeling van wat gedaan wordt met de opmerkingen van studenten. Daar was in het verleden kritiek op (wat ook blijkt uit de
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
evaluaties), maar studenten geven aan dat ze nu voldoende geïnformeerd worden over de uitkomsten van evaluaties, via de nieuwsbrief, SLC en het studentenoverleg. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de logistieke opleidingen beschikken over een degelijk kwaliteitszorgsysteem, waarbij de verschillende evaluaties leiden tot concrete verbetermaatregelen. De verschillende stakeholders zijn tevreden over de concrete verbeteringen die dit tot gevolg heeft. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel goed.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen Voltijd en deeltijd • Docenten zijn continu actief betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs en bij de kwaliteitszorg van de opleidingen. Docenten nemen periodiek deel aan teamoverleggen en hebben zitting in ontwikkelgroepen. Verder zijn ze vertegenwoordigd in verschillende organen waar kwaliteitszorg aan de orde komt, zoals de curriculumcommissie, de toetscommissie en de opleidingscommissie. Het functioneren van docenten zelf komt aan de orde in de gesprekscyclus met het management en hun tevredenheid wordt gemeten in het medewerkerstevredenheidsonderzoek. • Studenten zijn op verschillende manieren betrokken bij de verbetering van het onderwijs. Ze nemen deel aan module- en stage-evaluaties waarin de tevredenheid over docenten en de inhoud van het onderwijs wordt geëvalueerd. Eén keer per twee jaar nemen studenten deel aan het hogeschoolbrede STO. In het tussenliggende jaar zet het Instituut zelf evaluaties uit. Uitkomsten van evaluaties worden per instituut en per opleiding gepresenteerd op basis waarvan eventuele verbetermaatregelen in gang worden gezet. • Iedere klas vaardigt een student af naar het studentenoverleg. Dit overleg vindt vier keer per jaar plaats. In dit overleg worden resultaten van eerdere evaluaties en de acties die daar op volgden teruggekoppeld naar de klassenvertegenwoordigers, die deze informatie weer terugbrengen in hun eigen groep. Studenten bevestigen deze werkwijze in het gesprek met het auditteam. • Het studentenoverleg vaardigt enkele studenten af naar de opleidingscommissie van de opleidingen. Deze voert periodiek overleg over de inhoud van en organisatie rondom de opleiding. Binnen de opleidingscommissie worden tevens evaluatieuitkomsten besproken. De opleidingscommissie komt tweemaal per jaar bijeen.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
49/85
•
•
De opleidingen voeren een enquête uit onder afgestudeerden en nemen deel aan de HBO-Monitor (vergelijk facet 6.1). Evaluatie-uitkomsten worden binnen de interne kwaliteitszorg geanalyseerd en kunnen aanleiding zijn voor verbetermaatregelen. Uit gesprekken die het auditteam gevoerd heeft blijkt bij alle stakeholders tevredenheid over de mogelijkheden tot het geven van input en feedback en wat er vervolgens door de opleiding met die input gedaan wordt.
Voltijd • Vertegenwoordigers van het werkveld van de opleidingen hebben zitting in de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissie ondersteunt de opleiding door signalen uit het werkveld over actuele relevante ontwikkelingen aan te geven en samen met de opleiding te bediscussiëren. Verder voorziet de beroepenveldcommissie waar wenselijk de opleidingen van feedback over haar doelstellingen en curriculum. Het auditteam constateert dat de beroepenveldcommissie momenteel nog vooral reactief werkt. Wanneer de opleidingen om input vragen, krijgen ze deze van het beroepenveld, maar het gebeurt nog weinig dat de het werkveld pro-actief input levert of aanpassingen in het curriculum voorstelt. Het auditteam is positief over de samenstelling van de beroepenveldcommissie. De samenstelling van de commissie kan nog aan evenwicht winnen door aanvulling vanuit de productielogistiek/industrie. • Het alumnibeleid van de voltijdopleidingen is vastgelegd in het document Alumnibeleid LE & LTV (2009). Op LinkedIn hebben de logistieke opleidingen samen met enkele verwante opleidingen in Rotterdam een alumnigroep opgericht, die momenteel zo’n 250 leden heeft. Deeltijd • De deeltijdopleidingen hebben de afgelopen jaren geëxperimenteerd met verschillende vormen van beroepenveldcommissies, om de input van het werkveld zo goed mogelijk in de opleiding in te brengen. In de eerste beroepenveldcommissie kwam het deeltijdspecifieke aspect niet genoeg uit de verf. Vervolgens is gekozen voor een bedrijvengroep, met daarin vertegenwoordigers van bedrijven waar deeltijdstudenten (niet alleen de logistieke studenten) werkzaam zijn. Deze heeft enkele jaren gefunctioneerd, het auditteam heeft in notulen gezien dat de bedrijvengroep input gaf op het curriculum en de kerntaken. De opleidingen concludeerden echter dat, als gevolg van het gedifferentieerde werkveld, de bedrijvengroep te uiteenlopend was om goed te kunnen functioneren. Momenteel hebben de logistieke deeltijdopleidingen een commissie van extern deskundigen die ingezet worden bij het afstuderen en parttime docenten. Deze is tot nu toe één keer bij elkaar gekomen. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen het werkveld weliswaar bij de opleidingen betrekken, maar vraagt aandacht voor de borging van deze contacten. Het auditteam maakt uit de gesprekken op dat deze commissie een vrijblijvend karakter heeft en geen structurele input aan de opleidingen levert. • De alumnivereniging voor de deeltijdopleidingen Facility Management, Technische Bedrijfskunde en de logistieke opleidingen is opgericht in het collegejaar 2008-2009. De vereniging organiseert alumnidagen en heeft een eigen LinkedIn-pagina.
50/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Overwegingen Het auditteam constateert dat studenten, docenten, alumni en het afnemend werkveld via verschillende instrumenten betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg en worden uitgenodigd hun commentaar te geven. Op basis van deze input heeft het auditteam concrete verbeteringen gesignaleerd. De stakeholders zijn tevreden over hun betrokkenheid. Het auditteam vindt het positief dat de deeltijdopleidingen blijven zoeken naar de beste manier om input vanuit het werkveld vorm te geven. Wel vraagt het auditteam aandacht voor de structurele borging van deze input. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide voltijdopleidingen tot het oordeel goed en voor beide deeltijdopleidingen tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen Voltijd en deeltijd • De instituutsdirectie is er verantwoordelijk voor dat de opleidingen systematisch borgen dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding door de afgestudeerden zijn bereikt. • Enkele voorbeelden van bedrijven waar studenten LTV afstuderen zijn: Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht, Evergreen Netherlands BV, Kühne & Nagel en Base Logistics BV. Bij de afstudeerbedrijven voeren studenten opdrachten uit als: Het ontwikkelen van een nieuw (internationaal) logistiek concept, Op welke manier kan bedrijf X haar personeel en hulpmiddelen efficiënter inzetten, zodat dit leidt tot een gunstige kostprijs en een verbeterde dienstverlening. • Enkele voorbeelden van bedrijven waar LE-studenten afstuderen zijn: transportondernemingen, productiebedrijven, cargadoors, logistieke software leveranciers en logistieke consultants. Mogelijke opdrachten zijn: het verbeteren van inkoop inclusief leveranciersselectie, het verbeteren van productieplanning, het verbeteren van customer service processen en het verbeteren van automatiseringsprocessen inclusief selectie- en implementatieaspecten. • Het auditteam heeft tien eindwerkstukken LTV (9 vt en 1 dt) van recent afgestudeerden bestudeerd. Het auditteam heeft een positieve indruk gekregen van
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
51/85
•
•
•
•
52/85
de scripties van LTV. De onderwerpen zijn relevant voor het vakgebied en de vraagstellingen zijn van voldoende niveau. In de thesissen wordt de praktijkgerichte onderzoeksmethode in voldoende mate verantwoord. Zo worden in één scriptie een literatuuronderzoek, een benchmarkonderzoek, een surveyonderzoek en interviews uitgewerkt. Het auditteam vindt de bronnen relevant en actueel, maar de bronnen zouden aangevuld kunnen worden met meer internationale literatuur. Bij één deeltijdscriptie is het onderwerp te typeren als bedrijfskundig in plaats van logistiek. Dat is ten dele te verklaren door de geschiedenis van de deeltijdopleidingen, waarin de beweging van generiek (bedrijfskundig, 2003-2007) naar specifiek (logistiek, na 2007) te zien is. Het auditteam is wel positief over het niveau van deze deeltijdscriptie. De scriptie getuigt van een groot analytisch vermogen. Het auditteam heeft een overzicht bestudeerd van deeltijdscripties van 2009. Het valt het auditteam op dat studenten van verschillende opleidingen binnen IBB ook samen in een duo aan het afstudeerproject kunnen werken. Het auditteam ziet de voordelen van multidisciplinair werken, maar vraagt aandacht voor de borging van de logistieke profilering van de opdrachten. Het auditteam heeft tien eindwerkstukken LE (8 voltijd en 2 deeltijd) van recent afgestudeerden bestudeerd. Ook bij LE heeft het auditteam een positieve indruk van de scripties gekregen. De onderwerpen zijn relevant voor het vakgebied en sluiten aan op de competenties en kerntaken. De onderbouwing van de keuze voor een praktijkgerichte onderzoeksmethode is in de meeste gevallen verantwoord. Zo wordt bijvoorbeeld een visgraatdiagram, een PQRST-sleutel (Product Quantity Route Service Tijd) en literatuuronderzoek uitgevoerd. Het auditteam vindt de bronnen relevant en actueel, maar ook bij LE is het wenselijk het blikveld van studenten te verbreden door meer gebruik te maken van internationale bronnen. Bij de deeltijdscripties LE zijn de onderwerpen voldoende logistiek specifiek. Eén van de twee scripties is door de opleiding beoordeeld met een vier, het auditteam onderschrijft dit oordeel. Het afstuderen wordt afgerond met een afstudeerzitting waarop de studenten hun bevindingen presenteren en verdedigen. Er wordt met name gelet op de kwaliteit van het onderzoek (kennis hebben en toepassen), het functioneren in de afstudeerorganisatie (leervaardigheden), de argumentatie (oordeelsvorming) en de overtuigingskracht (communicatie). De beoordeling vindt plaats door een team van drie personen: de begeleidend docent, een tweede docent die niet begeleid heeft en een extern deskundige. De bedrijfsbegeleider wordt ook om een oordeel gevraagd, maar die beoordeling heeft een adviserend karakter. Het auditteam is bij beide opleidingen positief over de beoordeling van de scripties en vindt de beoordelingen realistisch. Beoordelaars hebben een format, waarin alle beoordelingscriteria opgenomen zijn. Het auditteam is van oordeel dat de wijze waarop het beoordelingsformulier is ingevuld verbetering behoeft. In een aantal gevallen is het formulier summier ingevuld, waardoor de transparantie in de beoordeling vermindert. Met name bij afstudeerduo’s is het niet volledig helder wat het aandeel van elke student in de scriptie is geweest. De formulieren zijn gemaakt om onderscheid in de beoordeling van beide studenten aan te brengen, maar in de
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
•
•
•
gevallen die het auditteam heeft bestudeerd, zijn de studenten identiek beoordeeld. Voor studenten is het overigens glashelder hoe beoordelaars tot het eindcijfer komen zo blijkt uit het gesprek met afgestudeerden. Extern deskundigen geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij wel degelijk onderscheid aanbrengen in de beoordeling, maar dat het onderscheid met name in de presentatie tot uiting komt. Aangezien de presentatie voor een klein deel meetelt, is het onderscheid in het eindcijfer vaak niet zichtbaar. Het auditteam heeft de afstudeerhandleidingen van de voltijd- en deeltijdopleidingen bestudeerd en is positief over de helderheid ervan. Studenten worden goed ingelicht over de werkwijze bij het afstuderen en het verloop van procedures, zoals het schrijven en laten goedkeuren van een plan van aanpak. Vertegenwoordigers van het werkveld typeren afgestudeerden als praktijkgericht, beroepsgericht, bedreven in projectmanagement, gedisciplineerd en breed opgeleid. Zij geven aan dat de opleidingen een goede basis bieden om door te stromen in het werkveld na de opleiding. Voor LTV geven vertegenwoordigers van het werkveld en alumni aan dat zij meer Duits in het curriculum wensen en voor LE meer verdieping in ERP-systemen. Via de beroepenveldcommissie worden deze punten ook met de opleidingen besproken. Naast de beoordeling van het gerealiseerde niveau binnen de afstudeerfase, verifiëren de opleidingen periodiek de tevredenheid in het veld over de opleiding. De opleidingen voeren eens per drie jaar een alumni-enquête uit waarin de tevredenheid onder afgestudeerden wordt gemeten over het niveau dat zij hebben bereikt in hun opleiding en over de mate waarin zij de aansluiting op de beroepspraktijk ervaren. Eens per drie jaar wordt het werkveld bevraagd in het werkgeversonderzoek naar de kwalificaties van afgestudeerden. Daarnaast wordt jaarlijks de HBO-Monitor ingezet als evaluatiemiddel. Volgens de beleidsnota Het Hoogste Goed (2007) van OCW, waaraan Hogeschool Rotterdam zich conformeert, dient in 2011 tenminste 60% van de ondervraagde afgestudeerden tevreden te zijn over het bereikte niveau. Uitkomsten van de verschillende enquêtes die in het veld worden afgenomen, worden binnen de systematiek voor interne kwaliteitszorg geanalyseerd en leiden waar wenselijk tot verbetermaatregelen. Evaluatie-uitkomsten (2009) laten zien dat afgestudeerden van beide opleidingen positief zijn over de opleidingen. De opleidingen sluiten in voldoende mate aan op de arbeidsmarkt. Ruim 70% van de afgestudeerden van beide opleidingen oefent een functie uit op hbo-niveau. Ook de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden is positief, geen enkele student is werkloos. Uit het Werkgeversonderzoek 2009 blijkt dat afgestudeerden voldoen aan het niveau dat werkgevers van hen verwachten.
Voltijd • De opleidingen hebben de eisen aan de afstudeeropdracht uitgewerkt in de Studiehandleiding Afstuderen voltijd IBB 2009-2010: - De opdracht vereist integraal denken en heeft betrekking op tenminste drie competenties. - De opdracht vloeit voort uit een reële vraag van de organisatie. - De opdracht is actueel.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
53/85
-
•
•
•
De opdracht is voldoende complex, studenten kunnen met de opdracht voldoen aan de Dublin descriptoren en de domeincompetenties van de opleiding. - De opdracht sluit aan bij de eigen belangstelling en POP van de student. - De opdrachten kan redelijkerwijs binnen de afstudeerperiode worden afgerond. De opleidingen hebben in het Opleidingsprofiel weergegeven op welke wijze de Dublin descriptoren gekoppeld zijn aan de beoordelingscriteria bij het afstuderen. Per onderdeel van het afstuderen is aangegeven aan welke Dublin descriptor wordt voldaan. Het auditteam is positief over deze uitwerking van de Dublin descriptoren ten opzichte van het afstuderen. De opleidingen maken hierdoor inzichtelijk dat met de beoordelingscriteria, zoals ze geformuleerd zijn op het beoordelingsformulier, getoetst wordt of aan de Dublin descriptoren is voldaan. Voordat studenten aan het afstuderen kunnen beginnen moeten zij aan bepaalde eisen voldoen. Zo moet het SLC-onderdeel afstudeervoorbereiding behaald zijn, studenten kunnen maximaal 15 EC studieachterstand hebben, er moeten afspraken gemaakt zijn over eventuele achterstanden en de afstudeerplaats en –opdracht moet goedgekeurd zijn. Het afstuderen heeft een omvang van 24 EC. Naast het afstuderen volgen studenten 6 EC onderwijsmodulen op de opleiding. Het afstuderen vindt in het algemeen plaats in koppels, dit is overigens niet verplicht, studenten mogen ook individueel afstuderen. Er worden wel individuele cijfers gegeven. De beoordeling omvat vier onderdelen: functioneren in de afstudeerorganisatie (20%), het afstudeerverslag (50%), de presentatie (10%) en de verdediging (20%). Alle onderdelen moeten voldoende zijn.
Deeltijd • De deeltijdopleidingen hebben de eisen aan de afstudeeropdracht uitgewerkt in de Modulewijzer Het laatste project IBB 2009-2010: - De opdracht sluit aan op de gewenste professionele ontwikkeling van studenten. - De opdracht is voldoende complex: heeft tenminste tactische en strategische componenten - De opdracht heeft substantiële relevantie voor de betreffende organisatie. - De opdracht vereist integraal denken: de opdracht beslaat tenminste twee relevante domeinen en meerdere kernactiviteiten uit de competentiematrix van de opleiding. - De opdracht kan redelijkerwijs binnen de afstudeerperiode worden afgerond. • Wanneer deeltijdstudenten willen starten met afstuderen, mogen zij niet meer dat 12 EC achterstand in de studie hebben opgelopen. • Het Laatste project heeft een omvang van 18 EC. Net als bij de voltijdvariant voeren deeltijdstudenten de afstudeeropdracht in duo’s uit, maar mogen een opdracht ook individueel uitvoeren. De opdracht komt meestal uit het bedrijf van één van de studenten, maar dat is geen vereiste. De beoordeling bij deeltijd is gebaseerd op dezelfde parameters als de voltijd, maar kent geen gewogen gemiddelde. Alle onderdelen moeten voldoende zijn en tellen even zwaar mee. Bij het deelcijfer ‘functioneren in de organisatie’ neemt de beoordelingscommissie ook de bijdrage van de student aan de voorbereiding en intervisie mee.
54/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
•
Ook uit alumnionderzoek van de deeltijdopleidingen blijkt dat afgestudeerden positief (70%) zijn over de aansluiting op de beroepspraktijk.
Overwegingen Uit de gesprekken blijkt dat beide opleidingen en beide varianten in staat zijn de eindkwalificaties adequaat te toetsen in het afstudeerproject. De handleidingen zijn helder en afgestudeerden zijn positief over de beoordeling en procedures rond het afstuderen. Uit evaluaties en gesprekken met afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat beide opleidingen aansluiten op de beroepspraktijk. Het auditteam is positief over de afstudeeropdrachten. De opdrachten zijn op niveau, relevant en gevarieerd. Ze hebben een goede opbouw en zijn analytisch uitgewerkt. De beoordelingen van de scripties zijn terecht, aldus het auditteam. Het gebruik van internationale literatuur is beperkt. Daarnaast is het auditteam van oordeel dat de opleidingen meer transparantie in de beoordeling van duo’s moeten bieden. Voor de deeltijdopleidingen merkt het auditteam tenslotte op dat zij in duo’s met andere opleidingen binnen IBB kunnen samenwerken. Daarbij vraagt het auditteam aandacht voor de borging van de logistieke profilering in de opdrachten. Het auditteam vindt het positief dat de deeltijdopleidingen zich naar een meer logistiek-specifieke setting ontwikkelen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen, overwegingen en kanttekeningen komt het auditteam voor beide opleidingen en beide varianten tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen Voltijd en deeltijd • In de gesprekken tussen instituutsdirectie en de opleidingen wordt geanalyseerd welke factoren van belang zijn in relatie tot de instroom, de doorstroom en het rendement van de opleidingen. Op grond van deze rendementsgesprekken formuleert de studieleiding een plan van aanpak voor versterking van de rendementen: Rendementsplan LE/LTV 2009-2010. • De rendementsgegevens van de opleidingen maken ook deel uit van het managementcontract tussen de instituutsdirectie en het CvB (vergelijk facet 5.2). De voortgang wordt bewaakt in bilateraal overleg tussen het college en de instituutsdirecteur. In het najaar worden aan de hand van de startmonitor de instroom, uitval en het opleidingsrendement besproken; in het voorjaar worden aan de hand van de voortgangsmonitor de studieresultaten in het lopende opleidingsjaar besproken.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
55/85
• •
•
•
•
•
•
•
Voor de deeltijdopleidingen LE en LTV geldt dat de rendementscijfers als gevolg van kleine studentenaantallen fluctueren. De streefcijfers van de opleidingen zijn gebaseerd op cijfers uit de Startmonitor van de hogeschool. De opleidingen hebben de volgende streefcijfers geformuleerd voor het onderwijsrendement: - propedeuserendement: LE voltijd 60%, LTV voltijd 65% en deeltijd 70% - onderwijsrendement (diploma binnen 5 jaar): LE voltijd 55%, LTV voltijd 60% en deeltijd 65% - studieduur afgestudeerden in maanden: LE voltijd: 50, LTV voltijd 48 en deeltijd 48 - de opleidingen hanteren impliciet een termijn van 17 maanden voor de studieduur van uitvallers, deze norm is niet expliciet vastgelegd in het rendementsplan. Voor de voltijdopleiding LE geldt dat zij het streefcijfer voor propedeuserendement de laatste cohorten net niet haalt. Het streefcijfer voor onderwijsrendement wordt wel gehaald. De gemiddelde studieduur van uitvallers is 17 maanden. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden is 50,9 maanden en voldoet net niet aan het streefcijfer. Voor de voltijdopleiding LTV geldt dat zij het streefcijfer voor propedeuserendement in de meeste cohorten ruimschoots behaald. Het streefcijfer voor onderwijsrendement wordt ook gehaald. De gemiddelde studieduur van uitvallers is 18,1 maanden. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden is 47,4 maanden en voldoet aan het streefcijfer. Voor de deeltijdopleiding LE ligt het propedeuserendement de afgelopen vier jaar tussen de 42% en de 73%. Het streefcijfer van 70% is in 2007 gehaald. Het streefcijfer voor diplomarendement is de afgelopen drie jaar van 30% naar 81% opgelopen, het laatste jaar is het streefcijfer behaald. Er is geen cijfer van studieduur van uitvallers bekend. Voor de deeltijdopleiding LTV ligt het propedeuserendement de afgelopen drie jaren tussen de 75% en de 100%, het streefcijfer wordt behaald. Het diplomarendement is de laatste drie jaar opgelopen van 63% naar 71%, waarmee het streefcijfer behaald wordt. Er is geen cijfer van studieduur van uitvallers bekend. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden van de beide deeltijdopleidingen is de afgelopen jaren gedaald van 60 maanden naar 50 maanden en voldoet net niet aan het streefcijfer. In het rendementsplan zijn een aantal acties opgenomen die de rendementen kunnen verbeteren, zoals: finetuning PR en studievoorlichting, goed presterende eerstejaars belonen, startgesprekken voeren en screening van aankomende studenten en het wiskundeprogramma voor mbo’ers verbeteren.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen passende streefcijfers hebben geformuleerd. Het auditteam vindt het positief dat de opleidingen differentiatie tussen de streefcijfers hebben aangebracht, waardoor recht wordt gedaan aan de context van de opleidingen. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen actie ondernemen om de rendementen te verbeteren, zoals het voeren van startgesprekken met elke instromende student.
56/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
De opleidingen halen niet in alle gevallen de streefcijfers, maar de mate waarin de streefcijfers niet gehaald worden is klein. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot voor beide opleidingen en varianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
57/85
58/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
3
Bijlagen
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
59/85
60/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: de heer drs. J.G. Betkó
X
Lid auditteam NQA: Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: De heer P.A. Welten
Lid auditteam: De heer Ir. J.A.H. Aarts
Lid auditteam: De heer ir. E. Joustra CPIM
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer ir. E. Joustra CPIM De heer Joustra is ingezet vanwege zijn ervaring als domeindeskundige op technisch en logistiek gebied in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. De heer Joustra heeft diverse opleidingen verzorgd op het gebied van logistiek, bedrijfskunde kostenbeheersing en management, onder meer voor de Rotterdam School of Management, TSM Business School, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en KPMG Management Trainingen. Hij heeft een lesboek over Logistiek op zijn naam staan, bijdragen geleverd aan diverse wetenschappelijke publicaties en tal van artikelen gepubliceerd in verschillende vakbladen. De heer Joustra heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Hij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek en is daarnaast voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
61/85
Opleiding: 1971 – 1977 1977 – 1982 Sinds 1982
V.W.O. Atheneum B Technische Hogeschool Delft -Werktuigbouwkunde, sectie Industriële Organisatie diverse bedrijfskundige, logistieke en automatiseringscursussen, opleiding adviesvaardigheden, Baan TRITON-gecertificeerd, APICS-gecertificeerd (CPIM)
Werkervaring: 1982 – 1984 Commercieel Planner, Planning & Logistics, Philips, Hoofd Industrie Groep Licht 1984 – 1987 Hoofd Planning / Programmaleider Logistiek Verbeteringsplan, Materials Management, Philips Terneuzen 1987 – 1997 Organisatie-adviseur Logistiek / Systems KPMG Management Consulting (vanaf 1994 tevens Manager van KPMG’s Global Baan Competence Center) 1997 – 2003 Diverse functies binnen de Vanenburg Group waaronder: Manager Strategy & Methods (verantwoordelijk voor onder meer de ontwikkeling van de BaanERP implementatiemethode) Program manager ontwikkeling e-Business solutions Interim CEO Topshare (bedrijf ontwikkelt en verkoopt kennismanagement-systemen) Boardmember Rissa Solutions Oy – Finland (bedrijf ontwikkelt en verkoopt service management-systemen) 2003 – heden Interim manager/zelfstandig organisatie-adviseur Joustra Management Consulting (JMC) en Principal Consultant PA Consulting Group
De heer Ir. J.A.H. Aarts De heer Aarts is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van logistiek. Bovendien heeft de heer Aarts jarenlange onderwijservaring opgedaan eerst als docent, vervolgens in verschillende managementfuncties bij Fontys Hogescholen. Hij heeft hierbij veel ervaring opgedaan in onderwijsvernieuwingsprojecten, waaronder ontwikkeling nieuwe Mechatronica- en Informatica-opleiding, vernieuwing logistieke opleidingen. Sinds 4 jaar is hij integraal verantwoordelijk voor de logistieke HBO-opleidingen (L&E, L&TV) in Venlo. Naast het totaaloverzicht van het domein, nodig om afstudeerders te kunnen beoordelen, heeft hij vooral veel kennis van de technische aspecten in de logistiek, zoals bijvoorbeeld toepassing van RFID in de logistiek en toepassing van mechatronica in de logistiek. Daarnaast heeft de heer Aarts stagiairs en afstudeerders begeleid van de elektrotechniek-, mechatronica- en logistieke opleiding. Hij heeft auditdeskundigheid opgedaan tijdens visitaties bij Fontys-opleidingen. Voor deze visitatie heeft de heer Aarts onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 - 1982 1982 - 1987 2002 - 2006
Atheneum B Elektrotechniek, Technische Universiteit Eindhoven TOP-programma Fontys: Management Development programma ter voorbereiding op (adjunct)directeurschap
Werkervaring: 1987 Rank Xerox Venray: medewerker engineering afdeling 1988 - 1989 Koninklijke Landmacht (dienstplicht) Tilburg en Venlo: Sergeant Wegtransport; Onderofficier Civiele Vakopleiding
62/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
1989 - 1990 1990 - heden 1990 - 1995 1995 - 1999 1999 - 2004 2004 - 2006 2006 - 2008 2008 - heden
Philips I&E Enschede: Elektronisch ontwerper Hogeschool Venlo, later Fontys Hogescholen: Docent Elektotechniek Opleidingscoördinator Elektrotechniek Teamleider Mechatronica Projectleider Fontysbreed vernieuwingstraject technische opleidingen (inclusief de logistieke opleidingen) Adjunctdirecteur Techniek en Bedrijfsmanagement, portefeuille Logistieke opleidingen Venlo Directeur Techniek en Logistiek
Overig: • Voorzitter bestuur ILEC (Internationaal Logistiek Expertise Centrum), verbonden aan Fontys Venlo • Lid bestuur ELC Limburg (European Logistics Center) • Lid projectgroep ‘Venlo, logistieke innovatieve regio’ • Lid Vereniging Logistiek Managers (vLm) • Lid Bundesverein Logistik (BVL) • Lid bestuur kenniscentrum RFID (Radio Frequency Identification), verbonden aan Fontys Venlo • Lid Landelijk Platform Logistiek (LPL) • Lid bestuur Ithaka Science Center in Venlo • Lid Raad van Advies, Master ‘Supply Chain Management and Change’ van de Universiteit Maastricht
Studentlid de heer P.A. Welten De heer Welten is ingezet als studentlid. Na de Havo te hebben doorlopen (profiel natuur & techniek) volgt hij momenteel de opleiding Logistiek en Economie aan de Fontys Hogescholen. Hij is daarnaast betrokken bij de organisatie van de introductieweek van zijn opleiding en levert een bijdrage aan de kwaliteitszorg van de opleiding door zijn lidmaatschap aan een feedbackgroep. De heer Welten is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1999 - 2005 2005 - 2007 2008 - heden
Havo HBO Technische Bedrijfskunde (voortijdig gestopt) HBO Logistiek en Economie
Werkervaring: 2003 - 2007 Laurus NV, bijbaan 2006 Oriënterende stage in een productiebedrijf 2007 - heden Sligro NV, bijbaan
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
63/85
Mevrouw ing. I.J.M. de Jong, NQA-auditor Mevrouw De Jong is ingezet als NQA-auditor. Sinds 2005 heeft zij ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Vanuit haar opleiding en ervaring heeft mevrouw De Jong kennis van organisatorische, didactische en onderwijskundige processen. Daarnaast is zij medeverantwoordelijk voor het samenstellen van panels. Mevrouw De Jong heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding 2000 - 2004 Werkervaring 2000 - 2004 2003 - 2004
2004 - 2005 2005 - heden
Educatie- en Kennismanagement in de Groene Sector aan de Stoas Hogeschool te Den Bosch. Diverse stages in het Middelbaar Beroepsonderwijs als docent en lesstofontwikkelaar. Afstudeerstages: Onderzoek naar de adviesbehoefte van stagebieders binnen de bloemenbranche. Uitkomsten in een onderzoeksrapport gepresenteerd aan Aequor. Nieuwe structuur aangebracht in avondopleiding voor Dutch Flower Arranger en de daarbij behorende docenten- en studentenhandleidingen geschreven. Essent, dossieranalist, afdeling debiteuren en incasso. Sogeti Nederland B.V., administratief medewerker, afdeling offerteafhandeling. Netherlands Quality Agency, auditor.
De heer drs. J.G. Betkó, NQA-auditor De heer Betkó is ingezet als NQA-auditor. In zijn functie als bestuurslid van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) heeft hij ervaring opgedaan met verschillende aspecten van het hoger onderwijs, zoals bekostiging, accreditatie, medezeggenschap en excellentie. Hij is in die hoedanigheid betrokken geweest bij de totstandkoming van het nieuwe accreditatiestelsel. In de beoordelingscommissies ‘Studiekeuzegesprekken – wat werkt?’ heeft hij tweemaal een subsidie van OCW helpen verdelen onder hogescholen en universiteiten die willen experimenteren met studiekeuzegesprekken. Hij is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding 1999 - 2007 Werkervaring 2007 - 2009 2008 - 2009 2009-heden
64/85
Geschiedenis, Radboud Universiteit.
Landelijke Studenten Vakbond: bestuurslid. Lid beoordelingscommissie ‘studiekeuzegesprekken – wat werkt?’ (deel I en II, onder begeleiding van SURF). Netherlands Quality Agency: junior auditor.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
65/85
66/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
67/85
68/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
69/85
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijd 08.30 – 09.45 uur
Activiteit Ontvangst, materiaalbestudering
Aanwezig vanuit opleiding -
09.45 – 10.15 uur
Dick Glasbergen / Bert Hooijer / Willy Leferink
11.15– 11.45 uur
Gesprek panelvoorzitters en secretarissen met instituutsdirectie en opleidingsmanager deeltijd in C 3.02 Terugkoppeling uit gesprek naar panels Gesprek met opleidingsmanager voltijd Gesprek met lector Logistics
11.45 – 12.00 uur
Pauze
12.00 -12.45 uur
Gesprek met docenten
10.15 – 10.30 uur 10.30 – 11.15 uur
Panel NQA Margriet Langenberg Frits Blessing
Docenten voltijd: Jan van Es (ook deeltijd) Remco de Vries (ook deeltijd) Marieke Klip, Annelies Sanders (ook deeltijd) Jeroen Visser (ook deeltijd) Alexander de Vries (ook deeltijd) deeltijd: Peter van der Schaaf, Ben Groenendijk (beide ook voltijd)
12.45 – 13.30 uur
LUNCHPAUZE
13.30 – 14.15 uur
Gesprek met studenten LTV
14.15 – 15.00 uur
Gesprek met studenten LE
Studenten LTV voltijd:Daphne Immerseel, Armyn Evink, Reinood Schoon, Jasper Ringoir, Tim Kooij, Matthieu van Eerden. Deeltijd: Carol Greenshields, Sanne de Laat. Studenten LE voltijd: Egbert Verzijl, Jeroen Dekker, Astrid van Heemst, Dave Leurs, Carola de Jongh, Kim Lakeman, Deeltijd: Marco Hazenbroek, Michael Legerstee.
70/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Tijd 15.00 – 15.30 uur
Activiteit Rondleiding
Aanwezig vanuit opleiding Reisleider: Elias Becker, student.
15.30 – 16.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Werkveldvertegenwoordigers: Sander Hoorweg (voltijd), Patrick de Potter (deeltijd) Alumni voltijd: Mechelien Post, René van Vlaanderen, Nick Vriens, Hanneke de Waal,
16.15 – 17.15 uur 17.15 – 17.45 uur
17.45 – 18.15 uur
Materiaal bestuderen, intern paneloverleg Tweede gesprek opleidingsmanagement, afronding
Deeltijd: Arjan de Vos, Tunay Ural. NQA Margriet Langenberg. Bert Hooijer, Dick Glasbergen of Willy Leferink*
Afsluitend paneloverleg
* is als opleidingsmanager deeltijd bij één van de afrondende gesprekken aanwezig
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
71/85
72/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Bijlagen bij zelfevaluatierapport: • Opleidingsprofiel Deeltijd – IBB • Opleidingsprofiel Logistiek & Economie (LE) • Opleidingsprofiel logistiek & Technische Vervoerskunde (LTV) Bijlagen bij zelfevaluatierapport op USB-stick: • Opleidingsgids 2009-2010 LE • Opleidingsgids 2009-2010 LTV • Opleidingsgids 2009-2010 brede deeltijd • Toetsbeleid IBB 2009 • Afstudeerhandleiding IBB 2009-2010 • Opleidingsspecifieke deel afstuderen LE/LTV • Afstudeerhandleiding Deeltijdopleiding IBB 2009-2010 • Derdejaars Stagehandleiding IBB 2009-2010 • Opleidingsspecifieke deel stage 3e jaar LE/LTV • Hogeschoolgids IBB augustus 2009 • Beleid Interne Kwaliteitszorg IBB 2008 • Strategisch beleidsplan IBB 2008-2011 • Personeelsbeleid IBB 220310 • Organisatiebeschrijving IBB 2009 Ter inzage gelegd materiaal: • Literatuur • Representatieve set (op basis van de literatuurlijst zoals opgenomen in en beschikbaar gesteld via de compliancemanager) over de verschillende leerjaren, leerlijnen en inhoudelijke onderwerpen van de opleiding. • Modulehandleidingen • Toetsen (indien niet opgenomen in de modulehandleidingen) • Toetsproducten o Projecten, cursussen, trainingen o Stage o Afstuderen o SLC (portfolio) • Beleidsdocumenten algemeen o Strategisch beleid o Onderwijsvisie o Personeelsbeleid o Kwaliteitszorgbeleid o Internationaliseringsbeleid o OIIO-beleid o Toetsbeleid (+ documenten van het toetsproject)
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
73/85
• •
• • • •
o SLC-beleid o Afstudeer- en stagebeleid Onderzoeksrapportages (alumni, werkveld, STO, stage, afstuderen, minoren, slc, etc.) Overlegverslagen + voorblad met leden o Studentoverleg o Beroepenveldcommissie o Curriculumcommissie o Opleidingscommissie o Examencommissie Documenten als voorbeeld van de pdca-cyclus Documenten van het kenniscentrum Representatieve voorbeelden van samenwerking tussen opleiding en het kenniscentrum PR-documenten en artikelen
Overig: Naast bovengenoemde documenten zijn nog een aantal overige brondocumenten opgenomen in en beschikbaar gesteld via de compliancemanager, denk aan: • Cv’s docenten • Rendementsplan LE/LTV • Toetsplan LE/LTV • Jaarplan LE/LTV • HR-beleidsdocumenten • Landelijk competentieprofiel • Internationaliseringsbeleid • Duurzaamheidsbeleid • Scholingsdocumenten • Documenten t.a.v. de gesprekscyclus • Huisvestingsjaarplan • Etc.
74/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader voor BE en BBA is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl.
Opleidingscompetenties LTV A. Ontwikkelen van Beleid 1. Kan door middel van diagnose en analyse inzicht krijgen in logistieke vraagstukken op het gebied van ‘‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’ en/of ‘inkoop’, markt/verkoop’ 2. Kan het ondernemingsbeleid vertalen naar consequenties op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’ en/of ‘inkoop’, ‘markt/verkoop’. 3. Kan door middel van conceptualiseren, ontwerpen en modelleren een oplossing vinden voor een (technisch) logistiek probleem op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’, ‘inkoop’ en/of ‘markt/verkoop’ B. Aansturen van werkzaamheden 1. Kan leidinggeven aan operationele processen op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’, ‘inkoop’ en/of ‘markt/verkoop’ of aan een combinatie van deze schakels binnen de logistieke keten; 2. Kan de logistieke werkzaamheden op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’, ‘inkoop’ en/of ‘markt/verkoop’ plannen en voorbereiden, uitwerken en concretiseren, budgetteren en contracteren. 3. Kan ondersteunen bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van (eenvoudige) veranderingsprocessen C. Uitvoeren: 1. Kan zorgdragen voor de uitvoering van logistieke operaties op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’, ‘inkoop’, en/of ‘markt/verkoop’ door middel van het sturen en managen van mensen en middelen. 2. Kan (technisch) logistieke operaties op het gebied van ‘transport’, ‘warehousing’, ‘productie’ ‘inkoop’ en/of ‘markt/verkoop’ realiseren en implementeren. D. Sociale en communicatieve competenties 1. Kan samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit en leiding geven. 2. Kan effectief en in de gangbare bedrijfstaal (Nederlands en in bepaalde beroepssituaties ook in het Engels en Duits) zakelijk communiceren op alle niveaus; dat wil zeggen rapporteren, presenteren, corresponderen, onderhandelen, overleg voeren, actief luisteren, draagvlak creëren, informeren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden en besluiten. E. Zelfsturende competentie 1. Kan de eigen ontwikkeling sturen en reguleren op het gebied van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen, zelfstandig optreden en flexibiliteit 2. Kan nadenken over, reflecteren op en verantwoording nemen voor het eigen handelen, wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling;
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
75/85
3. Kan een beroepshouding ontwikkelen met ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen.
Opleidingscompetenties LE A. Ontwikkelen van beleid: 1. Kan externe en interne ontwikkelingen en financiële en juridische aspecten analyseren en vertalen naar consequenties voor de organisatie 2. Kan beleid formuleren op het gebied van voorraad, warehousing, en transport en de financiële consequenties (bijvoorbeeld investeringsbeslissingen) hiervan aangeven. 3. Kan een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van relaties, ketens en netwerken B. Aansturen van werkzaamheden 1. Kan leiding geven aan het uitvoeren van logistieke processen (demand- en supply chain management, voorraad, warehousing, productie en extern transport). 2. Kan de logistiek (demand- en supply chain management, voorraad, warehousing, productie en extern transport) inrichten, beheersen en verbeteren en de financiële consequenties hiervan aangeven. 3. Kan human resource managementtechnieken toepassen. 4. Kan ondersteunen bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van een (eenvoudig) veranderingsproces. C. Uitvoeren 1. Kan logistieke operaties (demand- en supply chain management, voorraad, warehousing, productie en extern transport) plannen en uitvoeren 2. Kan problemen binnen de logistieke operaties onderkennen, diagnoses stellen en correcties doorvoeren 3. Kan prestaties van logistieke processen (demand- en supply chain management, voorraad, warehousing, productie en extern transport) monitoren D. Sociale en communicatieve competenties 1. Kan samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit en leiding geven. 2. Kan effectief en in de gangbare bedrijfstaal (Nederlands, en in bepaalde beroepssituaties ook in het Engels en Duits) zakelijk communiceren op alle niveaus; dat wil zeggen rapporteren, presenteren, corresponderen, onderhandelen, overleg voeren, actief luisteren, draagvlak creëren, informeren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden en besluiten. E. Zelfsturende competentie 1. Kan de eigen ontwikkeling sturen en reguleren op het gebied van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen, zelfstandig optreden en flexibiliteit 2. Kan nadenken, reflecteren over en verantwoording nemen voor het eigen handelen, wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; 3. Kan een beroepshouding ontwikkelen met ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen;
76/85
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Logistieke kerntaken deeltijdopleiding Logistieke kerntaken Kerntaken Logistiek en Economie Kerntaken Logistiek en Technische Vervoerskunde 1. Plannen van logistieke processen 1. Plannen van transportprocessen 2. (Laten) uitvoeren van bovenstaande 2. (Laten) uitvoeren van bovenstaande planningen planningen 3. Monitoren prestaties van logistieke processen 3. Monitoren prestaties van transportprocessen 4. Verbeteren van prestaties van logistieke 4. Verbeteren van prestaties van processen transportprocessen 5. Ontwikkelen Logistieke Service concepten 5. Ontwikkelen Logistieke/Transport Service (passend bij strategie) concepten (passend bij strategie) 6. Implementere logistieke serviceconcepten 6. Implementere logistieke/transport serviceconcepten 7. Analyseren, ontwikkelen en implementeren van 7. Analyseren, ontwikkelen en implementeren van verbeteringen voor complexe processen verbeteringen voor complexe processen 8. Identificeren, initiëren, participeren en 8. Identificeren, initiëren, participeren en implementeren in integratieprojecten tussen implementeren in integratieprojecten tussen schakels in de keten. schakels in de keten.
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
77/85
Bijlage 6 Curriculumschema LE en LTV
LE – Propedeuse voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn Verbeterplan – 4 magazijninrichting LOGPRJ11
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Project 4 Modaliteitkeuze
Project Voorraadverbeterplan
LOGPRJ14
LOGPRJ13
Kwartaal 4 4
Project Productie- en verkoopplan
4
LOGPRJ12
Oriëntatiestage
3
ISMSTG10 Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Werken met logistiek 1
2
ILEWLO10 Wk9
Werken met logistiek 2
2
ILEWLO11 Wk9
Modaliteiteninzicht
2
ILEMOD10 Wk9
Recht
2
Operationele technieken 1
2
Economie & Bedrijf 2
2
2
Operationele technieken 2
2
ILEOPT11 Wk9 2
ILEEIB20 Wk9 2
Inkoop
ILEPMA10 Wk9
ILEOPT10 Wk9
ILEEIB10 Wk9 Vaardigheden- Engels leerlijn ILEENG10 Wk9
2
ILECON10 Wk9
LTVREC10 Wk9 Economie & Bedrijf 1
Omgevingsanalyse
Economie & Bedrijf 3
2
ILEEIB30 Wk9
Duits
2
ILEDUI10 Wk9
Informaticatoepassingen
2
ISMINF10v Wk9
Data-analyse
2
LOGDAN10 Wk9
Communicatie 1
2
LOGCOM10 TOTAAL
8 ErvaringsStudieloopbaancoaching reflectie leerlijn ILESLC11R1
Studentgestuurd
Keuzeruimte TOTAAL
78/85
12
10
21 3
6 60
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
LE – Tweede studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Kwartaal 2
Integrale leerlijn Project 4 Orderpick- en transportplanning
LOGPRJ21
Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Customer Service & kwaliteitszorg
2
LOGCSK21 Forecasting
2
LOGFCA21 Wk9
Kwartaal 3
Kwartaal 4
Project 4 Entepreneurship
Project Inkoop- 4 voorraad- en productieplanning
LOGPRJ22
LOGPRJ23
LOGPRJ24
Voorraadbeheer 3
Productielogistiek 2
Transport
ILEVDH20R2
LOGPLO21 Wk9
LOGTRA21 Wk9
Project Implementatieplan automatisering
Recht 2
4
2
ILEREC20 Wk9 Strategisch management
Onderzoeksvaardigheden
2
LOGWHS21 Wk9 2
ILEMAN20R2 Vaardigheden- Duits leerlijn ILEDUI13
Warehousing
Databases
2
ILEEIB40 Wk9 2
ILEDAB20R2 Wk9 4
Economie & Bedrijf 4
2
Fysieke distributie
2
LOGFYD20 WK9
Engels
4
ILEENG12 2
LOGOND20 Communicatie 2
2
LOGCOM20 TOTAAL
10
15
10
Ervaringsreflect Studieloopbaancoaching ie leerlijn
16 3
ILESLC20R2 Studentgestuurd
Keuzeruimte
6 Aan het einde van kwartaal 3 is een internationale excursie
TOTAAL
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
60
79/85
LE – Derde studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Kwartaal 2
Stage
Kwartaal 3 24 Beleidsplan ketenintegratie
ILESTG30
Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Logistiek en informatica
Kwartaal 4 4
LOGPRJ33
3
ISMLIN30
Kwaliteitszorg & Customer Service
3
ILEKCS33 Wk9
TOTAAL
Fysieke distributie
2
International business
2
LOGINT40 6
6
ErvaringsStudieloopbaancoaching reflectieleerlijn ILESLC30 Studentgestuurd
4
LOGPRJ34
LOGFYD20 Wk9 30
Implementatieplan Europese distributie
3
Minor
7 Minor
TOTAAL
8 60
LE – Vierde studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Value Added Logistics
4
LOGPRJ41 Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Human Resource Management
2
LTVHRM40 Vaardighedenlijn
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Project Enterprise 4 Resource Planning
Afstuderen
LOGPRJ42
ILEAFS40SC
Enterprise 2 Resource Planning
Actualiteit
LOGERP42 Wk9
LOGACT40 Wk9
Beroepsvaardigheden
Kwartaal 4 24
4
2
LOGBVH40 TOTAAL
6
8
Ervarings(Studie)loopbaancoaching reflectieleerlijn ILESLC40 Studentgestuurd
Minor TOTAAL
80/85
7
Minor
28 3
8 60
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
LTV – Propedeuse voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Startproject
Kwartaal 2 4
LTVSTP11
Productiebesturing
Kwartaal 3 5
LTVPRJ22
Modaliteiten
Kwartaal 4 5
LTVPRJ36
Voorraadbeheer
5
LTVPRJ46
Oriëntatiestage
3
ISMSTG10 Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Logistiek
2
LLEWLO10 C.t. Modaliteiteninzicht
2
LLEWLI1 C.t. 2
LLEMOD10 C.t. Transporttechniek 1
Logistiek
Informatica 2 Visual Basic
Transport techniek 2
2
LTVTRT20 C.t.
LTVTRT10 C.t.
Operationele technieken 1
2
Databases
2
ISMINF30v C.t. 2
ILEOPT10 C.t. Bedrijfseconomie1
2
LTVREC10 C.t.
LTVINF27 2
Recht 1
Operationele technieken 2
2
ILEOPT11 3
LTVBEC25 C.t. Vaardigheden Informatica 1 leerlijn toepassingen
2
Duits1
ISMINF10v C.t. TOTAAL
LTVDUI16 C.t. 12
Ervaringsreflectie leerlijn Studentgestuurd
2
14
Studieloopbaan
Business English 1
2
ILEENG10 C.t. 11
14 3
LTVSLC10 Keuzeruimte
TOTAAL
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
6 60
81/85
LTV – Tweede studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Inkoop
Kwartaal 2 5
Techniek en Kosten
5
Kwartaal 3
Kwartaal 4
Integrale logistiek 5
Informatisering
5
LTVPRJ85 LTVPRJ35 Kennisgericht
LTVPRJ12
Conceptuele leerlijn
Out of the Box
LTVPRJ81 2
LTVOOB25 C.t. Statistiek
3
LTVSTA35 C.t. Fysieke distributie
3
2
Studentgestuurd
2
LTVBEC26 C.t.
LTVDOU75 C.t.
Marktgericht functioneren
2
Duits 2
Recht 2
3
Transportkunde
2
2
LTVTRK40 C.t. 2
ILEREC20 C.t.
LTVDUI25 C.t.
10 Ervaringsreflectie leerlijn
Simulatie
LTVSIM20
LTVTEC20 C.t.
TOTAAL
Douane
ILEMAF10 C.t.
LTVDIS30 C.t. Vaardigheden Transport Leerlijn Economie
Bedrijfseconomie 3 2
Transporttechniek
3
LTBTRT36 C.t.
Business English 2
LTVENG20 C.t.
15
14
Studieloopbaan
12 3
LTVSLC20 Keuzeruimte
6 Aan het einde van kwartaal 3 is er een internationale excursie
TOTAAL
82/85
60
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
In het tweede jaar is het mogelijk om één project in te ruilen voor een praktijkopdracht. LTV – Derde studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Kwartaal 2
Stage
Kwartaal 3 24
LTVSTG30 Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Logistiek en Informatica
Traffic management
Kwartaal 4 3
LTVTRA65 3
ISMLIN30
Management 3 en Organisatie
Traffic management
LTVMEO30 C.t.
LTVTRA65 C.t. Transportdocumenten
Customer Service
3
LTVCUS65 2
Customer Service
2
LTVCUS65 C.t. 2
LTVTRD30 C.t.
TOTAAL
3
27
7
5
ErvaringsStudieloopbaan reflectieleerlij n LTVSLC30
3
Studentgestuurd
Minor
7
Minor
TOTAAL
8 60
LTV – Vierde studiejaar voltijd reguliere route Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Tendering
Kwartaal 2 5
LTVTRO80 Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Internationaal zakendoen
2
LOGINT40 TOTAAL
Gaming SCM
Studentgestuurd
5
Afstuderen
LTVGAM80
LTVAFS40
Human Resource 2 Management
Actualiteit
LTVHRM40 C.t.
LOGACT40
7 Ervaringsreflectie leerlijn
Kwartaal 3
7
Studieloopbaan
Kwartaal 4 24
4
28 3
LTVSLC40 Minor
8
Minor
7
TOTAAL
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
60
83/85
Deeltijd – Logistiek & Economie en Logistiek & Technische Vervoerskunde – eerste jaar Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Stagelijn
Kennisgericht
Conceptuele leerlijn
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
Project 2: 5 Verbeteren van prestaties van logistieke processen
Project 3: Inkoop 5 en sourcing
Project 4: 5 Ontwikkelen logistieke service concepten
ISMBSP10
ISMVPL10
ISMISO10
ISMOLS10
Bedrijsopdracht 4 1:
Bedrijsopdracht 4 2:
Bedrijsopdracht 3:
ISMBOD1
ISMBOD2
ISMBOD3
ISMBOD4
Cursus 3: 3 Voorraad beheer
Cursus 4: Human Resources Management
ISMVOB11
ISMHRM11
Project 1: Businessplan
Cursus 1: Supply Chain Management
5
3
ISMSCM11 Studentgericht
Vaardigheden Schriftelijke leerlijn bedrijfscommunicatie
Cursus 2: Financieel Management
ISMFIM11 2
ISMBDC10B
Mondelinge bedrijfscommunicatie
2
Keuze 1
2
Loopbaan 2
2
Bedrijsopdracht 4:
4
3
Keuze 2
2
ISMMBCDK
Ervarings- en Loopbaan 1 reflectie leerlijn ISMLPB1 TOTAAL
3
4
2
ISMLPB2 15
15
15
15
Deeltijd – Logistiek & Economie en Logistiek & Technische Vervoerskunde – tweede jaar Kwartaal 1 Praktijkgericht
Integrale leerlijn
Project 5: Distributieplan
Kwartaal 2 4
ISMDIP10B Stagelijn
Project 6: Fysieke distributie
Kwartaal 3 4
ISMFYD10B
Reflectie op werkervaring:
Conceptuele leerlijn
Cursus 5: Onderzoek
Vaardigheden Keuze 3 leerlijn
2
12 Reflectie op werkervaring:
84/85
Cursus 6: Kostprijs
2
ISMKST10B 2
Ervarings- en Studieloopbaan 1 reflectie leerlijn ISMSTL20B TOTAAL
8
12
ISMWKE26B
ISMOND10B Studentgericht
Project 7: Integrale kwaliteit: Customer service
ISMCUS20B
ISMWKE25B Kennisgericht
Kwartaal 4
Keuze 4
Cursus 7: Productielogistiek
2
ISMCPL10B 2
Keuze 5
2
Studieloopbaan 2
Cursus 8: Recht
2
ISMCRE10B 2
Keuze 6
2 2
ISMSTL21B
15
15
15
15
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
Deeltijd – Logistiek & Economie en Logistiek & Technische Vervoerskunde – derde jaar Kwartaal 1 Praktijk- en studentgericht
Integrale leerlijn
Kwartaal 2
Laatste project (afstuderen)
Kwartaal 3 18
Minoren: Strategisch Management ISMSTM18 Real estate & Housingmanagement ISMHEG18 Management of technology & innovation ISMTLM18 Financieel Mangement ISMFIM18 Projectmanagement ISMPRM18 Human Resource Mangement ISMHRM18 Informatie en Supply Chain Management ISMISC18 Management of Services ISMMOS18
18
6
Leren in het bedrijf:
6
ISMLPA30
Stagelijn
Leren in het bedrijf: ISMLIB30
Studentgericht
Vaardigheden Keuze7 leerlijn
ISMLIB40 2
Keuze 8
Ervarings- en Regie of studieloopbaan 1 reflectie leerlijn ISMLIB30 TOTAAL
Kwartaal 4
15
2
Keuze 9
2
Keuze 10
2
Regie of studieloopbaan 2
2 2
ISMLIB40 15
© NQA - HRO: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen LE en LTV
15
15
85/85