Het Spoor
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
1
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Inhoud Schoolondernemingsplan Voorwoord Directeur 1. Analyse van interne en externe ontwikkelingen 1.1 Externe maatschappelijke ontwikkelingen 1.1.1 Globalisering 1.1.2 Internationalisering 1.1.3 Nederland als kennisland 1.1.4 Sociale cohesie en burgerschap 1.1.5 Multi mediale technieken 1.2 Externe onderwijskundige ontwikkelingen 1.2.1 Zorgplicht en passend onderwijs 1.2.2 Arbeidsmarktproblematiek in onderwijs 1.2.3 Interne governance 1.2.4 Maatschappelijk ondernemen 1.2.5 Politieke opvattingen over goed onderwijs 1.3 Interne bestuurlijke ontwikkelingen 1.3.1 Leerlingenprognoses 1.3.2 Tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers . 1.3.3 Personeelsbestand 1.3.4 Financiën 1.3.5 Huisvesting 1.3.6 Besturingsfilosofie 1.4 Externe ontwikkelingen rondom de school 1.4.1 Hoe ziet de markt er uit? 1.4.2 Marktaandeel 1.4.3 Concurrentie analyse 1.5 Interne ontwikkelingen binnen de school 1.6 Sterkte Zwakte analyse 1.7 Conclusies op bestuurlijk niveau 1.7.1 Optimaal presteren: op naar Excellence! 1.7.2 Maatwerk gericht op ontplooiing en ontwikkeling 1.7.3 Intensieve samenwerking in de onderwijsketen 1.7.4 Aantrekkelijk werkgeverschap 1.7.5 Maatschappelijk ondernemerschap 1.7.6 Continue innovatie 1.8 Conclusies op schoolniveau 2 Missie en Visie van Rijn- en Heuvelland 2.1 Missie 2.2 Het Spoor een High Performance School 2.2.1 Resultaatgericht 2.2.2 Ontwikkelingsgericht 2.2.3 Toekomstgericht 3. Uitwerking van de strategische, collectieve ambitie 4. Financiëel kader 4. I Investerings- en lastenoverzicht
4 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7 7 8 8 8 9 9 9 9 10 10 10 11 12 12 14 14 15 15 15 15 15 16 21 21 22 25 26 27 30 35 35
2
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10
Literatuur…………………………………………………………………………………………………………………………….38 Uitwerking 21st Century Skills………………………………………………………………………………………………39 Uitwerking onderzoeksmatige cultuur………………………………………………………………………………….40 Innovatief onderwijsaanbod…………………………………………………………………………………………………41 Schoolplan incl. bijlage onderwijscontinuüm……………………………………………………………………… 42 De jenaplankernkwaliteiten………………………………………………………………………………………………….99 Referentieniveaus……………………………………………………………………………………………………………….101 Hoe vertalen we de beleidsspeerpunten naar schoolniveau……………………………………………….103 Hoe vertaalt de resultaatgerichte aanpak zich in de dagelijkse praktijk…………………………… 106 Formulieren ‘instemming met schoolondernemingsplan”………………………………………………….108
3
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Voorwoord Directeur “Education is the most powerful instrument Which you can use to change the world.” Nelson Mandela (bewerking originele tekst)
Voor u ligt het schoolondernemingsplan dat de beleidsspeerpunten van de jenaplanschool het Spoor beschrijft voor de periode 2012- 2016. Het schoolondernemingsplan is gekoppeld aan het Strategisch Beleidsplan waarin de stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland haar ambities naar de samenleving helder maakt. Deze ambities zijn geformuleerd in een missie, visie en strategische doelen. Met dit schoolondernemingsplan geven wij vanuit Het Spoor aan hoe we de bestuurlijk geformuleerde strategische speerpunten op schoolniveau willen realiseren. De inhoud van het schoolondernemingsplan is gericht op het organiseren, faciliteren en realiseren van de strategische speerpunten. Bijlage 5 van dit Schoolondernemingsplan is het schoolplan waarin de wettelijke kaders worden gekoppeld aan dit Schoolondernemingsplan. De strategische visie en de beleidskeuzen van Het Spoor zijn mede tot stand gekomen na de evaluatie van de nog lopende planperiode, de aanbevelingen uit het inspectierapport d.d. juni 2010, de aanbevelingen uit het tevredenheidonderzoeken van ouders, kinderen en personeel en de aanbevelingen van externe belanghebbenden. Dit schoolondernemingsplan heeft de goedkeuring van het College van Bestuur en de Medezeggenschapsraad. Directie en team zijn trots op dit plan en nodigen belangstellende lezers uit Het Spoor en haar ontwikkelingen kritisch te volgen. J.Hoogendoorn Directeur
Zeist, augustus 2011
4
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1
Analyse van interne en externe ontwikkelingen
In deze paragraaf brengen wij in kaart welk effect belangrijke maatschappelijke, economische en onderwijskundige ontwikkelingen hebben op de maatschappelijke vraag naar het onderwijs dat wij verzorgen. Ook brengen we aan de hand van een aantal thema’s interne ontwikkelingen binnen Rijn en Heuvelland en binnen de eigen school ter sprake.
1.1 Externe maatschappelijke ontwikkelingen 1.1.1 Globalisering De economische activiteiten van ons land worden toenemend internationaal bepaald. We kijken met een mengeling van ontzag maar ook zorg naar opkomende economieën als China en India. Deze landen konden nog niet zo heel lang geleden niet aan onze welvaart en ontwikkeling tippen, maar schieten ons intussen in internationale benchmarks, ook als het om onderwijsprestaties gaat, voorbij1. Ook zien we dat bedrijven over nationale grenzen heen fuseren en dat economieën steeds meer met elkaar verbonden raken. Deze trend van globalisering brengt met zich mee dat activiteiten daar ontwikkeld worden waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Zo besteden bedrijven laaggeschoolde arbeid uit aan lagelonenlanden. Wij moeten onze welvaart behouden en verzekeren voor de toekomst door blijvend te investeren in de ontwikkeling van onze kenniseconomie en de ontwikkeling van ons onderwijs. 1.1.2 Internationalisering Het thema internationalisering komt in het (Nederlandse) onderwijs steeds vaker en prominenter terug. In het primair en voortgezet onderwijs worden lesprogramma’s aangepast om kinderen kennis te laten nemen van de verschillende thema’s van internationalisering, waardoor zij later beter in staat hier op een goede wijze invulling aan te geven. Instellingen voor beroeps- en hoger onderwijs zoeken steeds meer internationale samenwerking (bijvoorbeeld in de vorm van uitwisselingsprogramma’s). Daarnaast is er internationale diploma-erkenning (zoals de bachelor-master-structuur). 1.1.3 Nederland als kennisland Gezamenlijk met andere EU-regeringsleiders heeft Nederland in 2000 haar doelstellingen op het gebied van kennisontwikkeling in het Lissabon-akkoord vastgelegd. Het strategische doel van het akkoord is om binnen tien jaar tijd (2000-2010) van Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken ten behoeve van een duurzame economische groei. Als Nederland de Lissabon-doelstellingen wil halen zal er dringend extra geïnvesteerd moeten worden in alle typen onderwijs, zo ook in het om- en bijscholen van de huidige beroepsbevolking. Intussen is het 2010 en de doelstellingen lijken nog ver weg.
1
Zie bijvoorbeeld de recente publicaties van de OESO, Education at a glance, waarin bijvoorbeeld naar voren komt dat landen als Korea en Singapore omhoog schieten als het gaat om de kwaliteit van hun onderwijssysteem.
5
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.1.4 Sociale cohesie en burgerschap Naast de noodzaak van kennisvermeerdering –verbreding is er ook internationale aandacht voor de ontwikkeling van burgerschapsvaardigheden. Omgaan met levensbeschouwelijke en multiculturele kwesties speelt een belangrijke rol om in de (Europese, multiculturele) samenleving van de toekomst te kunnen functioneren. Immigratie heeft Nederland tot een multi-etnisch land gemaakt. Verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn hierdoor toegenomen en het recente succes van de PVV laat zien dat niet iedere burger daar onverdeeld gelukkig mee is. De multiculturele samenleving vraagt scholen actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Scholen in het primair onderwijs zijn daarom sinds 1 februari 2006 verplicht om in hun onderwijs aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. 1.1.5 Multi mediale technieken Kinderen komen op steeds jongere leeftijd in aanraking met ICT. Kleuters leren al spelend met hun speciale kinderlaptops, kinderprogramma’s leren hen rekenen. Oudere kinderen leren op jonge leeftijd Engels spreken en de wereld onderzoeken. Zij spelen interactieve games op de pc van henzelf of hun ouders en het wereldwijde web kent weinig geheimen meer voor ze. Onderwijs is haar monopolie positie ten aanzien van solitair leer- en kennisinstituut kwijt. Het onderwijs zal in deze ontwikkeling mee moeten gaan en er vooral kansen in moeten zien om door de toepassing van ICT het onderwijs interessanter, relevanter en effectiever te maken. Digitale schoolborden zijn daar een mooi voorbeeld van, maar hier is het ophangen van deze borden op zich onvoldoende: er moet ook door de leraren vaardig mee om worden gegaan in de lessen en begeleiding.
1.2
Externe onderwijskundige ontwikkelingen
1.2.1 Zorgplicht en passend onderwijs Het onderwijsstelsel voor zorgleerlingen wordt de komende jaren sterk vereenvoudigd, overzichtelijker (onder meer voor ouders) en meer resultaatgericht gemaakt. Met de nieuwe Wet Passend Onderwijs, die in 2012 in werking zal treden, komt niet het aanbod, maar het kind centraal te staan. Hiermee wordt elk schoolbestuur verantwoordelijk voor het bieden van een onderwijsarrangement op maat aan iedere leerling, waarmee iedere leerling uitgenodigd en uitgedaagd wordt talenten te ontwikkelen. De door het nieuwe kabinet Rutte I aangekondigde bezuinigingen op het passend onderwijs lijken overigens strijdig met de ambitie om leerlingen met een zorgbehoefte goed op te vangen in het reguliere onderwijs. 1.2.2 Arbeidsmarktproblematiek in onderwijs Zowel voor het primair als voor het voortgezet onderwijs worden grote tekorten in het onderwijspersoneel verwacht. De effecten van vergrijzing in het onderwijs laten zich sterker voelen dan in andere sectoren. Het grootste probleem in het primair onderwijs blijft het tekort aan schoolleiders. Dit tekort loopt op tot 5 procent in 2013. Het Ministerie van OCW en sectororganisaties hebben de afgelopen jaren een scala aan maatregelen genomen om het tekort aan onderwijspersoneel op te vangen en het lerarenberoep aantrekkelijker te maken (bijvoorbeeld de lerarenbeurs en de functiemix). Alle inspanningen van de rijksoverheid ten spijt, moet de stichting Rijn en Heuvelland door middel van een boeiend en bindend HRM-beleid proberen een aantrekkelijke werkgever te zijn voor de professionals die hun loopbaan in het onderwijs willen vormgeven.
6
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.2.3 Interne governance Op 7 juli 2005 bracht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de ‘Beleidsnotitie governance: Ruimte geven, verantwoording vragen en van elkaar leren’ uit en zette daarmee een belangrijke beweging in gang. Good governance, oftewel goed bestuur, betekent in onze definitie dat scholen in direct overleg met belanghebbenden, inclusief onderwijsprofessionals en waar mogelijk leerlingen, (strategische) keuzes maken voor goed onderwijs die achteraf actief worden verantwoord en waarbij scholen zich afhankelijk maken van het oordeel van die belanghebbenden. Rijn- en Heuvelland zijn lid van de PO Raad, de brancheorganisatie voor het primair onderwijs. De PO Raad heeft een code voor goed bestuur opgesteld waaraan Rijn en Heuvelland als lid zich wil houden. Goed bestuur is volgens deze code het gezond tegenspel organiseren tussen belanghebbenden en de school zelf. De dialoog met direct betrokkenen en het aan elkaar verantwoording afleggen, ligt aan de basis van de code waarin transparantie, verantwoording, vertrouwen, integriteit leidende begrippen zijn. 1.2.4 Maatschappelijk ondernemen Moderne onderwijsinstellingen opereren door het hanteren van de governanceprincipes als maatschappelijke (of publieke) ondernemingen die de kritische reflectie van relevante belanghebbenden gebruiken om het onderwijs te verbeteren. Het gaat bijvoorbeeld om een verbinding tussen onderwijsinstellingen enerzijds en leerlingen en hun ouders (educatief partnerschap), het eigen personeel, gemeenten, deelgemeenten, jeugdzorginstellingen, GG&GD, welzijn, sport, kunst en cultuur, politie en justitie anderzijds. Zo ontstaan ketens of netwerken waarin men elkaar gezamenlijk vindt om een meerwaarde voor de leerling te bieden. In toenemende mate zien we in het primair onderwijs de noodzaak om intensiever samen te werken met peuterspeelzalen en kindervang aan de instroomkant en het voortgezet onderwijs aan de uitstroomkant. Dit wordt wel funderend onderwijs genoemd. 1.2.5 Politieke opvattingen over goed onderwijs Landelijke onderwijsontwikkelingen zijn uiteraard van invloed op een scholenorganisatie als Rijn en Heuvelland. De ambities die op politiek-bestuurlijk niveau in Den Haag worden geformuleerd en (soms) geconcretiseerd, vinden hun weg in diverse wet- en regelgevinginitiatieven, maar ook beleidsnota’s zoals de Koers PO en de Kwaliteitsagenda PO. Koers PO Centraal in de visie van de Koers PO staat het streven naar meer beleidsruimte voor de school opdat zij kan werken aan: 1. Onderwijs dat kinderen een optimale start geeft om uiteindelijk als volwaardig democratisch burger in onze samenleving te kunnen functioneren; de school speelt daarbij in op allerlei maatschappelijke ontwikkelingen; 2. Onderwijskundige profilering, vernieuwing van onderop en scholen die van elkaar leren; 3. De school als eigentijdse en professionele organisatie; 4. Goede relaties met leerlingen en hun ouders; 5. Onderwijs op maat voor iedere leerling, met extra aandacht voor de leerlingen die dit nodig hebben vanwege bepaalde achterstanden, individueel bepaalde leerstoornissen en handicaps. Kwaliteitsagenda PO Samen met het onderwijsveld heeft Staatssecretaris Dijksma in de Kwaliteitsagenda PO “Scholen voor morgen” vijf tijdgebonden en meetbare doelen geformuleerd: 1. In 2011 zijn de gemiddelde leerprestaties voor alle groepen leerlingen op het gebied van rekenen en taal aantoonbaar gestegen ten opzichte van 2005; 7
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2. In 2011 voldoet minimaal 70% van de scholen aan de indicatoren van goede kwaliteitszorg, zoals die zijn omschreven in het toezichtkader van de inspectie; 3. In 2009 is duidelijk vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het primair onderwijs op het gebied van taal en rekenen moeten weten; 4. In 2011 is het aantal zeer zwakke scholen gehalveerd en is een school niet langer dan één jaar zeer zwak; 5. In 2011 is er een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, en is de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van de basisschool met 40% gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002. Extra aandacht gaat uit naar het reduceren van zeer zwakke scholen en de toename van opbrengstgericht werken, dat als voorwaarde voor het versterken van reken- en taalprestaties van leerlingen wordt gezien. Wat uit de Koers PO en de Kwaliteitsagenda komt bovendrijven is een stevige focus op de maximale talentontwikkeling van het individu. Dat komt tot uitdrukking in meer vraaggestuurd, maatwerkgericht onderwijs en het in ieder geval voldoen aan de minimale kwaliteitseisen die aan scholen gesteld kunnen worden als het gaat om bijv. reken- en taalvaardigheden en de kwaliteit van de organisatie als geheel. De tolerantie voor falende basisscholen is steeds verder afgenomen. Het wordt ook steeds belangrijker om verbinding te zoeken met (maatschappelijke) partnerorganisaties zoals het vervolgonderwijs, culturele en sportorganisaties, jeugdzorg en welzijn, gemeenten etc. met als doel om aan de behoeften van leerlingen, ouders/verzorgers en andere belanghebbenden tegemoet te komen. Ook aan deze partnerorganisaties legt de moderne basisschool rekenschap af en betrekt hen meer bij het wel en wee van de school.
1.3 Interne bestuurlijke ontwikkelingen Hieronder wordt beknopt een aantal interne ontwikkelingen geschetst waarmee in de strategische doelstellingen van Rijn- en Heuvelland rekening gehouden moet worden: 1.3.1 Leerlingenprognoses Over het algemeen heeft ons land te maken met een krimpscenario van een paar procent, maar in sommige regio’s is het zorgwekkender. Een analyse van Rijn en Heuvelland laat zien dat er sprake is van een licht dalende trend van 1 tot 2% en dat we daarin de gemiddelde demografische trend in Nederland volgen. 1.3.2 Tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers . Uit onderzoek naar de tevredenheid van ouders komt naar voren dat zij de school gemiddeld een 7 geven. Er zijn wel aandachtspunten: de hygiëne, schoonmaak, onderhoud, klachtenafhandeling, ICT, leerlingvolgsysteem, begeleiding van zwakke leerlingen en gedragscorrecties. Onze leerlingen zijn meer tevreden: zij geven ons gemiddeld een 8. Zij wijzen ons op de veiligheid en de speelplaats als te verbeteren aspecten. Onze scholen hebben goede notie genomen van de resultaten van dit onderzoek en er verbeteracties op geformuleerd. Onze medewerkers waarderen hun baan gemiddeld met een 7,6 maar zijn ontevreden over de werkdruk. Op andere fronten zijn de resultaten vatbaar voor verbetering (loopbaanmanagement, inwerken nieuwe collega’s, interne communicatie, besluitvorming, hygiëne en onderhoud, ICT, reiskosten en relax ruimte in de pauze). Zie ook www. hetspoor.net: uitslag oudertevredenheid
8
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.3.3 Personeelsbestand Ons personeelsbestand laat een aantal uitdagingen zien. Zo is in totaal slechts 18,6% van alle OP een man. Dit is een verhouding die het onderwerp van feminisering van het onderwijs ook voor Rijn en Heuvelland van belang maakt. De samenstelling van ons personeelsbestand laat zien dat 61,3% van het OP ouder is dan 45 jaar. Ook bij onze instelling lijkt de verhouding tussen oudere en jongere leraren uit balans. De gemiddelde leeftijd van directie en leraren is met 46,2 jaar hoger in 2009-2010 dan het landelijke beeld (43,2 jaar). Bij ons werken meer mensen parttime dan landelijk (53% versus 49% in 2009-2010). Opvallend is dat Rijn en Heuvelland aanmerkelijk meer vrouwen in het management heeft dan landelijk te zien is. Onze organisatie scoort zeer positief op ziekteverzuim in vergelijking met het landelijke perspectief (4,6% versus 7,9%) en ook de verzuimdagen steken positief af. 1.3.4 Financiën Op het gebied van de financiën zit Rijn en Heuvelland op de gebieden solvabiliteit, rentabiliteit en kapitalisatiefactor onder de streefwaarde die we willen hanteren (en deels afkomstig is van de Commissie Don). Op het terrein van de liquiditeit zitten we boven onze streefwaarde. 1.3.5 Huisvesting De stichting streeft naar een zo doelmatig mogelijke inzet van de gebouwen, rekening houdend met minimale exploitatiekosten en maximale (onderwijs)prestaties. De stichting is in samenspraak met de directieleden van de scholen verantwoordelijk voor het beheer van de schoolgebouwen. Het bedrijfsbureau coördineert alle zaken gerelateerd aan huisvesting en onderhoud. Het dagelijks herstel onderhoud omvat alle kleine bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden in, aan en om het schoolgebouw, zodat het dagelijks gebruik niet gehinderd dan wel belemmerd wordt. Preventief onderhoud is onderhoud om gebreken te voorkomen. Veel klein en service onderhoud is preventief onderhoud; het voorkomen van erger. De technische kwaliteit van het schoonmaakonderhoud wordt periodiek gemeten door een onafhankelijk bureau. In een kwaliteitsmeting wordt zowel het hoog- als laagfrequente onderhoud gecontroleerd. Op basis van visuele controle wordt per handeling vastgesteld of dit correct is uitgevoerd. 1.3.6 Besturingsfilosofie Op het gebied van de besturing is door CBE in december 2009 een rapportage opgeleverd op grond van een zgn. besturingsaudit. Uit de risico inventarisatie die onderdeel is van deze audit blijkt, dat de grootste risico’s schuilen in het achterblijven van de cultuurontwikkeling op de scholen (in de richting van professioneel, maatschappelijk ondernemerschap), dat het HRM-instrumentarium op de scholen te diversen en soms ook gedeeltelijk wordt toegepast, de borging van beleid en activiteiten op de scholen onvoldoende tot stand komt en dat de planning en controlecyclus nog in de kinderschoenen staat.
9
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.4 Externe ontwikkelingen rondom de school 1.4.1 Hoe ziet de markt er uit? Het Spoor is een zg. centrumschool. De 6 basisscholen die hun (hoofd-) vestiging in Zeist Centrum hebben, geven samen les aan ruim een derde deel van de totale leerlingenpopulatie in Zeist. De doelgroep van Het Spoor bestaat uit overwegend hoger opgeleide ouders die beiden ( in deeltijd) werkzaam zijn. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin is 2.4. Het Spoor is een zg. witte school. Het Spoor kan rekenen op belangstelling vanuit een groot deel van de woonplaats. Ruim 50% van de doelgroep woont in de directe omgeving van de school. De overigen komen uit negen buurten van Zeist. De gemeentelijke prognoses geven aan dat het leerlingaantal voor alle scholen op termijn dalend is. 1.4.2 Marktaandeel Totaal aantal geprognosticeerde leerlingen per school binnen de marktpositie van het Spoor volgens de gemeente Zeist(IHP- 2011).
Schoolnaam
2011 2012 2013 2014 2025
Comeniusschool
359
356
352
348
309
Zeister Schoolvereeniging
247
245
242
237
209
Zeister Vrije School
252
249
244
240
209
De Ichthus(disloc)
209
209
211
209
199
Montessorischool
563
564
560
551
542
Het Spoor
322
322
316
311
283
Damiaanschool
512
515
519
515
466
Ontwikkeling en Prognoses Het Spoor Aantal kinderen Totaal
Gew 2009-2010 . 1,00 319 319
2011- 2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
320
320
320
320
320
320
320
320
10
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.4.3 Concurrentie analyse In het centrum heeft Het Spoor te maken met een 6-tal concurrerende scholen: Comeniususschool; Zeister Schoolvereeniging; Zeister vrije school; De Ichtus/locatie Hoeksteen; Montessorischolen en de Damiaanschool. Elk van deze scholen werkt vanuit een eigen onderwijsconcept dat een specifiek deel van de ouders aanspreekt. Zo is de Comeniusschool een christelijke klassikale school, is de Zeister schoolvereeniging een bijzonder neutrale school voor kapitaalkrachtige ouders en werken de vrije school, de montessorischolen en Het Spoor volgens de traditionele vernieuwingspedagogiek. Binnen deze concurrerende scholen neemt Het Spoor als jenaplanschool een specifieke positie in. De relatief beperkte omvang van de scholen zorgt mede voor de wachtlijstproblematiek. Het katholiek en christelijk schoolbestuur hebben geen leerling-stop. De komende paar jaar zal de druk op de wachtlijst niet afnemen. Vanaf 2013 komt het schoolgebouw van de van Lieflandschool/Meerklank beschikbaar. Op Het Spoor is in samenwerking met het bestuur van peuteropvang Het Eigen willetje en naschoolse opvang Kind en Co een proces gestart dat op basis van een wens tot intensievere samenwerking mogelijk leidt tot een multifunctioneel gebouw/terrein. Het Spoor wil zich de komende jaren onderscheiden met innovatieve projecten o.a. op het gebied van internationalisering en verhoging van het onderwijsrendement, ondersteund door een onderzoekende cultuur. Het Spoor onderzoekt samenwerking met de Hogeschool van Utrecht en de Universiteit. Door het openstellen van leerplekken voor studenten van de ALPO-opleiding wordt meer deskundigheid in school geïntroduceerd. Het Spoor is krachtig in haar rol in de pedagogische keten. De samenwerking met OSG Schoonoord heeft inmiddels geleid tot een stichtingsbrede aanpak om niet alleen de overstap van de 8e groepers te professionaliseren, maar ook om tot initiatieven om meer inhoudelijk tot afstemming tussen beide schooltypen te komen. Hoewel Het Spoor zich bewust is van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid is er incidentele maar nog geen structurele en planmatige inzet op dit vlak. 1.4.4 Ontwikkeling naar dagarrangementen. Het Spoor zoekt naar verbetering van de onderwijskwaliteit en samenhang in de contexten waarbinnen kinderen opgroeien: het gezin, de school, de opvang, de wijk en de club. Door betere samenhang in voorzieningen kunnen kinderen ook betere kansen krijgen zich te ontwikkelen. Deze samenhang te realiseren komt nu binnen ons bereik omdat na 2013 het gebouw van de van Lieflandschool/Meerklank ter beschikking komt. Het ligt voor de hand om in deze beleidsperiode de schooltijden beter op de maatschappelijke behoeften af te stemmen. Hierbij wordt gedacht aan dagarrangementen in de leeftijd van 0-12 jaar. Gelet op het toenemende belang van ouders en kinderen om de dagindeling van de kinderen beter af te stemmen, is in 2013 een continurooster gerealiseerd in combinatie met een aanbod onderwijs, ontspanning en opvang. Binnen de stichting is een tweetal projecten gestart onder de term Balansleren. Ervaringen rond deze projecten zullen meegewogen worden rond de ontwikkeling van dagarrangementen. 11
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.5 Interne ontwikkelingen binnen de school Zicht krijgen op en vergroten van de toegevoegde waarde van ons onderwijs is een belangrijk uitgangspunt voor de komende periode. Dit houdt o.a. in dat meer dan voorheen de in- en externe belanghebbenden worden betrokken bij de totstandkoming van de beleidskeuzes en bij de feed back over behaalde resultaten. Hiermee krijgt de school beter gereedschap om zich voortdurend te richten op die toegevoegde waarde zodat strategie en doelen beter afgestemd kunnen worden op de eisen van de omgeving. Deze hoge ambitie vertaalt zich in de keuze om van goed naar best te gaan en is gericht op het toenemen van het vertrouwen van ouders en kinderen en het vergroten van hun loyaliteit.( high trust) Voor directie en medewerkers houdt dit in dat deze gezamenlijke strategische denkrichting bijdraagt aan de excellentie van de school. Streven naar maatschappelijke meerwaarde vertaalt zich in: a. excellent onderwijsaanbod; b. effectievere resultaatverantwoording; c. op zoek naar onderwijsinnovatie, streven naar continue verbetering en vernieuwing; d. verder professionaliseren van schoolmanagement en leraren. Op basis van aanbevelingen van ouders, kinderen en personeel vanuit de tevredenheidonderzoeken, zijn er ook conclusies van de inspectie na haar onderzoek in 2010. Het is bovendien van belang om veranderingen en verbeteringen te bezien vanuit verbinding met het jenaplan; op basis van de biografische identiteit komen tot herijking van de pedagogische opvatting over ontwikkeling en groei van kinderen. In de komende beleidsperiode zal dan ook vanuit die zingeving( kernkwaliteiten) en biografische identiteit naar verbeteringen en veranderingen worden gezocht en plannen in uitvoering genomen. Het is de verwachting dat ontwikkeling tot meer deskundige leraren leidt tot interne specialismen, zoals de taal- en rekenspecialist. Dit leidt tot verhoging van de verandercapaciteit binnen de school. Meer aandacht voor een onderzoekende cultuur vraagt van alle medewerkers intrinsieke motivatie voor innovatie. Meer effectieve verantwoording van resultaten, zowel in- als extern vraagt om een extra impuls aan communicatie en samenwerking met partners. Een samenwerkingsovereenkomst tussen het Spoor en ouders behoort tot een van de te gebruiken instrumenten om elkaars verwachtingen scherp te houden.
1.6 Sterkte- en Zwakte analyse De beleidsspeerpunten van het schoolondernemingsplan 2009 – 2012 waren: 1. Inhoud en vorm geven aan pedagogisch partnerschap; 2. Uitbreiden mogelijkheden werken met getalenteerde kinderen; 3. Opzetten van een kwaliteitsmonitoringsysteem, werken met de pdca-cyclus; 4. Actualiseren van het ICTbeleid en uitvoering geven aan; 5. Voldoen aan de kerndoelen: actualiseren leerstofaanbod taal, rekenen, schrijven en nader inhoud geven aan actief burgerschap; 6. Inhoud en vormgeven aan samenwerking voor- en naschoolse opvang; 7. verbeteren kwaliteit schoonmaak en renoveren kleutergebouw. Op basis van de beschikbare uitkomsten van de ouder- personeels- en kindertevredenheid en het inspectierapport van juni 2010 kan vastgesteld worden dat goede resultaten zijn geboekt in de sa12
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
menwerking met externe partners. Zo is samenwerking opgezet met KMN Kind en Co, OSG Schoonoord en peuteropvang. Investering in de samenwerking heeft geleid tot een afspraak met OSG Schoonoord dat er op basis van het schooladvies altijd plaatsing is voor de achtste groepers. Ook het overleg tussen de peuteropvang en Kind en Co heeft geleid tot meer samenhang in opvang en onderwijs, hoewel hier nog een kwaliteitsslag te maken is. Ook de teamkwaliteit en het pedagogisch klimaat scoren hoog. Minder tevreden zijn ouders en inspectie over de verantwoording van de resultaten. Schoonmaakkwaliteit is verbeterd. Intern heeft het ICTplan tot gewenst effect geleid. Het is echter van belang IT ontwikkelingen blijvend te vertalen naar activiteiten in de school. Met behulp van een draadloos netwerk, digiborden in alle groepen en de toegenomen kennis en kunde van het team is het gebruik van ICT beduidend toegenomen. Toepassing van gaming is beperkt gebleven, evenals het gebruik van webbased leerstof. Het gebruik van nieuwe media zoals digitale fotografie, power point, gaming m.b.v. de WII is wel toegenomen. De renovatie van het kleutergebouw is gerealiseerd. Talentgestuurd onderwijs is voor verdere verbetering vatbaar evenals de borging van ingezette verbeteringen.
STERK Leerstofoverstijgend onderwijs Afwisselende werkvormen Zorgsysteem Pedagogisch klimaat Kinderen worden gestimuleerd tot zelfstandigheid en initiatief nemen Sociale vaardigheden bij kinderen worden sterk gestimuleerd Spreekbeurten en creativiteit Hoge kwaliteit uitstroom Respect voor elkaar / leefregels/ schoolklimaat Goede directie/ goed en dynamisch team Leraren hebben goed beeld van kinderen (en dragen dit goed over aan VO) Goede regeling TSO Ouders worden goed betrokken Beter positioneren Spoor/Jenaplan bij kinderdagverblijven Spoor kan groeien Digitale communicatie uitbreiden (website, enieuwsbrief, html-mail etc ) ICT als instrument voor differentiatie Vaardigheden van kinderen op PC verbeteren/verdiepen (powerpoint, flash) Samenwerking met VO verder verbeteren Versterken studievaardigheden
ZWAK Kwaliteitszorgsysteem Resultaatverantwoording Veroudering medewerkers Beperkt gebruik methodeonafhankelijke toetsing Geen koplopers op het gebied van differentiatie Wachtlijst voor nieuwe instroom Te weinig communicatie, in het bijzonder over Jenaplan Toiletten en schoonmaak Verkeersveiligheid Rapporten onduidelijk
Invloed gebrekkige communicatie op positionering Spoor Ouders herkennen voordelen Jenaplan niet Wachtlijst werkt negatief uit Stilstand is mogelijk achteruitgang
KANS
BEDREIGING
13
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
van swot naar aanbevelingen
INTERN Swot bevindingen toetsen bij team, MR Maatschappelijke meerwaarde definiëren Resultaatgericht werken concretiseren Pedagogisch klimaat consolideren (team scherp houden) Vaardigheden team op PC gebied verbeteren Scenario‟s aanpak gedifferentieerde onderwijs uitwerken (naar boven en naar beneden) Behoeften inventariseren wat Het Spoor naast onderwijs wil bieden. Op basis daarvan onderzoeken wat ouders op die gebieden kunnen bijdragen. Vervolgens concretiseren. Communicatie met ouders alert houden Samenwerkingsovereenkomst met ouders
EXTERN Methodeonafhankelijke toetsing introduceren Overdrachtsproces (papier en warm) aanscherpen/ formaliseren Marktpositie bepalen (basisonderwijs in kaart brengen dmv swot) Groeiscenario ontwikkelen Netwerk verbreden (directie) Duidelijke positionering Spoor maken, incl. de waarde van Jenaplan t.o.v. andere onderwijsvormen Mailinglijsten maken voor diverse doelgroepen (ouders, collega scholen, kdv, bso, vo etc) en circa 4x per jaar een mailing via internet (koppeling naar website) doen. Zowel feitelijke informerend als imagobevorderend communiceren
Na analyse van de tevredenheidonderzoeken en aanbevelingen is op basis van 6 thema;s de onderwijskwaliteit in beeld gebracht en besproken welke actiepunten wenselijk zijn. Deze actiepunten zijn verwerkt in de strategische beleidspunten op schoolniveau. Leeropbrengsten vastleggen; Professionalisering directie en team; Didactisch en pedagogisch handelen i.c met ictbeleid; Kwaliteit met het onderwijscontinuüm; Communicatie. In samenhang met de conclusies op bestuurlijk niveau en de conclusies uit de Swot, leidt deze analyse van externe en interne ontwikkelingen tot de beleidsconclusies zoals beschreven in hoofdstuk 1.8 en nader uitgewerkt in hoofdstuk 3.
1.7 Conclusies op bestuurlijk niveau Waartoe leidt deze analyse van de belangrijkste externe en interne ontwikkelingen waar onze scholen binnen Rijn en Heuvelland mee te maken hebben? 1.7.1 Optimaal presteren: op naar Excellence! We zullen in toenemende mate rekenschap moeten geven aan een kritische samenleving die van ons verwacht dat we het maximale uit leerlingen halen en daar verantwoording over afleggen aan onze stakeholders. De tolerantie voor basisscholen die onderpresteren op bijvoorbeeld rekenen en taalvaardigheden is steeds meer afgenomen. Onze scholen willen echter meer dan voldoen aan het inspectietoezicht: zij willen zich richten op het behalen van optimale onderwijsrendementen van leerlingen.
14
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.7.2 Maatwerk gericht op ontplooiing en ontwikkeling In de leerpsychologie en ook de praktijk op scholen wordt steeds duidelijker dat leerstijlen van jongeren verschillen. Hierdoor is één passende onderwijsaanpak niet meer denkbaar en daarom dient ons onderwijs maatwerk te leveren ten behoeve van de talentontplooiing van jongeren. Met maatwerk wordt het daarnaast mogelijk individuele leerlijnen uit te stippelen en de leerlingen meer vrijheid te geven in de wijze waarop ze leren. Naast kennisverwerving is ook meer aandacht benodigd voor leren leren, een onderzoekende houding ontwikkelen en leren samenwerken. Digitale vaardigheden (ICT) spelen in het onderwijs van onze scholen een belangrijke rol om kinderen voor te bereiden op “21st century skills”. Onze leerlingen verwachten van ons een op ontwikkeling en vooruitgang gerichte omgeving waar ze door hun ouders en begeleiders gezamenlijk gestimuleerd worden om hun talenten optimaal te ontwikkelen. Voor leerlingen die dat nodig hebben, moet passend onderwijs beschikbaar zijn. 1.7.3 Intensieve samenwerking in de onderwijsketen Nabijheid van diverse aanbieders van (onderwijs)voorzieningen gericht op het kind lijkt een voorwaarde om tot meer synergie te komen. In het licht van het voorgaande heeft Rijn en Heuvelland het voornemen om een intensieve relatie aan te gaan met Kind & Co. Het doel van deze samenwerking is te komen tot kindcentra met daarin een versterking van de leerlijnen van kinderen die vanaf 0 jaar in de kdv/psz worden opgevangen en meestal vanaf een jaar of drie al pedagogisch-didactisch benaderd worden ter voorbereiding op de basisschool. Ook is R&H voornemens de relaties met het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs te versterken. 1.7.4 Aantrekkelijk werkgeverschap HRM, voluit human resource management, is een niet te onderschatten thema binnen het strategische beleid van R&H. De zorgen die landelijk spelen zijn ook in het HR-beleid van instellingen herkenbaar. De ambities op het gebied van onderwijs en zorg liegen er immers niet om, en dat veronderstelt bekwame leraren, management en staf en overige medewerkers, die duurzaam inzetbaar zijn, competent, betrokken en gezond. Het HR-beleid dient deze duurzaamheid van de inzetbaarheid te stimuleren, maar daarnaast in verband met de ‘war for talent’ ook onderscheidend te zijn van concurrenten en tot slot bij te dragen aan een professionele cultuur. 1.7.5 Maatschappelijk ondernemerschap Een school van Rijn en Heuvelland onderscheidt zich als maatschappelijke onderneming doordat dat zij complexe maatschappelijke problemen het hoofd kan bieden. Zij doet dat door de organisatie op een vernieuwende manier in te richten, gericht op samenwerking en dialoog met stakeholders. We zullen in het interne toezicht, verantwoording, sturing en beheersing het begrip ‘hoogwaardige kwa liteit van het onderwijs’ dan ook moeten herdefiniëren in termen van maatschappelijke waarde: wat draagt de organisatie bij aan het (samen met anderen) oplossen van vraagstukken in de regionale samenleving rondom Zeist? En welke bijdrage kunnen leraren, teams, scholen en het College van Bestuur daaraan leveren, evenals de externe partners? 1.7.6 Continue innovatie Als er één ding duidelijk wordt dan is het wel dat onderwijsvernieuwing en ondernemerschap binnen onze stichting, op de scholen en hun teams een constante is. Kortom: het werk is nooit klaar en we moeten altijd op actief zoek blijven naar nog betere antwoorden op de vragen van onze leerlingen en de samenleving. Daarbij hanteren we een ondernemende, onderzoeksmatige houding, waarbij het 15
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
analyseren van behaalde resultaten en het daarop ontwikkelen van actieplannen en de evaluatie daarvan centraal staan.
1.8 Conclusies op schoolniveau Motto: “Het grootste gevaar is niet dat we te hoog mikken en missen, maar dat we te laag mikken en raken” - Michelangelo ( 1475-1564) Op basis van de hoofdspeerpunten van beleid: Resultaatgericht; Ontwikkelingsgericht; Toekomstgericht, komen we, in samenhang met de strategische beleidsspeerpunten van de stichting Rijn- en Heuvelland, de conclusies uit de swotanalyse en tevredenheidonderzoeken, tot de volgende speerpunten op schoolniveau: 1. 2. 3. 4.
Zingeving op basis van de jenaplankernkwaliteiten; Excellerend onderwijsaanbod; verbinden formeel- en informeel leren; Internationalisering w.o. invoering Engels als 2e taal; Versterken van de professionele, onderzoekende cultuur, ontwikkelen van specialismen uitgaande van distributed leadership; 5. Pedagogisch partnerschap; 6. 21 century skills m.b.v. IT; 7. Maatschappelijke meerwaarde.
1.8.1 Zingeving op basis van de jenaplankernkwaliteiten –“ Een onderneming die een herkenbare balans heeft in cognitieve uitdaging en pedagogische veiligheid”.( J.W.Burnham) Het begrip ’onderwijskwaliteit’ wordt meestal gedefinieerd in termen van meetbare onderwijsresultaten, voornamelijk op het gebied van de instrumentele vaardigheden. De scholen moeten op dat gebied ’goede resultaten boeken’. Daarnaast is er de pedagogische kwaliteit van het onderwijs. Op onze school vinden we de sociaal-emotionele ontwikkeling ook betekenis in zichzelf. Het Spoor probeert de verschillende kwaliteitsdimensies in samenhang te doordenken. Het is goed om een breder begrip van ’onderwijskwaliteit’ te hanteren: de pedagogische kwaliteit van het onderwijs, waarbinnen het onderwijskundige een eigen plek heeft. De vorming van de kinderen tot verantwoordelijke en zelfstandige personen staat dan voorop (zie de eerste vijf basisprincipes Jenaplan). De belangen van kinderen in brede zin komen in beeld. Naast plezier in school is er de stabiele veilige werkomgeving voor kinderen en medewerkers. Tijdens deze beleidsperiode wordt, in samenwerking met de Nederlandse jenaplanvereniging en in contact met andere jenaplanscholen gefocust herijking van de kernkwaliteiten van het Spoor in relatie tot de kernkwaliteiten van het Jenaplan
16
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.8.2 excellerend onderwijsaanbod Het Spoor op weg naar excellent onderwijsaanbod en daarmee naar een hoge standaard door vanuit feiten( evidence inspired) en samenwerking de professionele en onderzoekende cultuur de onderwijskwaliteit meer inhoud te geven. Dit op basis van de prestatie-indicatoren van de High Performance school* In de komende periode wordt de feitenverzameling over het effect van het professioneel handelen door genormeerde toetsen versterkt. Samenwerking tussen leraren vanuit (analyse op leraarniveau) en tijdens (collegiaal leren) wordt verder ontwikkeld. Betekenisvol inhoud geven aan meten, weten en analyseren. Dit wordt bereikt door: 1. meer vraaggericht werken - verbinden formeel – en informeel leren; 2. meer ruimte voor talentontwikkeling en maatwerk; resultaatverwachting conform richtlijnen van de PO-raad.( zie bijlage 6) 3. Werken met groepsplannen en een uniforme toetsing m.b.v. toetskalender; 4. differentiëren in de groep, passend bij de leerlingenpopulatie( Wat werkt in de klas - Marzano); 5. concreet uitgewerkt onderwijscontinuüm( zie bijlage 6); 6. explicieter benoemen van transparante en beredeneerde doorgaande lijn van taal en rekenen; 7. structuur (effectiviteit en efficiency) en richting in het leren en onderwijzen in de school. Het hoogst mogelijk uit kinderen halen, verwacht van directie en het team dat zij individueel en van elkaar ook hoge verwachtingen hebben.( Fullan) 1.8.3 Internationalisering Bij internationalisering gaat het in brede zin om kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen in staat stellen om zich een oordeel te vormen over wat er internationaal speelt en samen te werken en leven met buitenlandse personen en instellingen in Nederland en in het buitenland. Naast de mogelijkheid een gevarieerd leerstofaanbod te hebben dat ruimte biedt voor talentontwikkeling, versterking van de sociale vorming door kennismaking en omgang met culturele verscheidenheid, biedt internationalisering ook vanuit maatschappelijke meerwaarde kansen. Nederland moet concurreren in een kenniseconomie waar Europa en de wereld het speelveld vormen. Het Spoor versterkt de internationale dimensie van haar onderwijs door: invoering van Engels als tweede taal, vanaf groep 1-2; het aangaan van structurele contacten cq. uitwisseling met scholen in Engeland; na te gaan of het Nederlands curriculum met internationale inbreng kan worden uitge breid met b.v. International Primary Curriculum(IPC) 1.8.4 Versterking van de professionele, onderzoekende cultuur, ontwikkeling naar specialismen en 'distributed leadership'. Om zicht te krijgen of kinderen op Het Spoor het uiterste bereiken met hun talanten, vraagt een hoge mate van inhoudelijke reflectie op het onderwijs door directie en team. - Het verbeteren van de professionaliteit en capacitybuilding van het team gebaseerd op de kernkwa 17
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
liteiten van een High performanceschool; - De nieuwe visie op leiderschap gericht op een team dat collectief werkt aan gezamenlijke doelen, waarbij de teamleden wederzijds afhankelijk van elkaar zijn(‘gedeeld leiderschap op basis van high trust’,) - Benutten van verschillen tussen leraren dat leidt tot specialismen op het gebied van pedagogisch klimaat, taal-lezen en rekenen, pedagogisch klimaat,…… Specialismen worden zo mogelijk gekop peld aan de lb-functie. Risicoanalyse De gemiddelde leeftijd van directie en leraren is met 46,2 jaar hoger in 2009-2010 dan het landelijke beeld (43,2 jaar). In deze beleidsperiode bereikt minimaal 40% van het huidige personeelsbestand van het Spoor de pensioengerechtigde leeftijd. Naar verwachting is er beperkte belangstelling om langer door te werken. De continuïteit van de onderwijskwaliteit van Het Spoor dient nadrukkelijk te worden geborgd. Leeftijdsbewust personeelsbeleid, gekoppeld aan instroom van jonge, startende leraren is hierbij van belang. 1.8.5 Pedagogisch partnerschap Samenwerken met andere organisaties die deel uitmaken van de pedagogische keten. Zoeken naar samenwerkingsverbanden en op basis van visie en strategie de ondersteunende processen te stroomlijnen en af te stemmen een nog beter ( onderwijs)rendement te behalen. Aangezien ouders in dit partnerschap de belangrijkste partij vormen gaat het hierbij ook om een partnerschap tussen ouders en school, waarbij directie en team en ouders hun eigen afzonderlijke rollen en verantwoordelijkheden houden. Ieder speelt een belangrijke rol, op verschillende manieren en op verschillende niveaus. Motto: Meeleven, Meehelpen, Meedenken Meebeslissen. Samenwerken met ouders gericht op het halen van hoogst mogelijke uit kinderen halen, versterkt de prestaties van de leerlingen in brede zin. Pedagogisch partnerschap vraagt dus ook om een overeenkomst tussen organisatie en ouders die de wederzijdse resultaatverwachtingen over onderwijs, opvoeding en ontspanning beschrijft. 1.8.6 21 century skills m.b.v .moderne technologie Media Het gaat hierbij om bekwaamheden die nodig zijn om ons staande te houden binnen de hedendaagse kennissamenleving. Thema’s zijn: • samenwerking; • communicatie; • ICT geletterdheid; • sociale en/of culturele vaardigheden (incl. Burgerschap); • creativiteit; • kritisch denken, en •probleemoplosvaardigheden.
18
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
http://theconnectedclassroom.wikispaces.com/Classroom
Moderne media spelen een steeds grotere en belangrijkere rol in het leven van volwassenen en kinderen. Twitter, Facebook, hyves, you tube, het toenemend gebruik van smartphones, gaming, allemaal ontwikkelingen die ook in het onderwijs een grotere rol spelen. Wat zet je wel of niet op het internet, zijn gedragscodes nodig, hoe zoek je handig, hoe ga je om met de overvloed aan informatie. Hoe kies je slim…… Ook leidt de inzet van ICT tot een hoger rendement in het onderwijs, maakt meer maatwerk mogelijk, leidt tot een efficiëntere inzet van middelen en tot betere leerresultaten. De komende vier jaar wordt verder gewerkt aan de vier bouwstenen: • aanscherpen visie; • toegenomen kennis; • digitaal leermateriaal; • ICT-infrastructuur. Doelmatig en veilig gebruik helpt kinderen om beter voorbereid gebruik te maken van de technologische ontwikkeling. Gebruik maken van technologische ontwikkeling daagt ook uit tot innovatieve projecten zoals leren op afstand, maatwerk leveren, verbinden van leren op school en leren thuis. Gelet op de financiële positie( meer doen met minder geld) is het wellicht niet haalbaar, maar het is een mooie ambitie als binnen deze planperiode alle kinderen van het Spoor kunnen beschikken over een computer-laptop-ipad/ en onbeperkt gebruik kunnen maken van digibord, touchscreens, digitale fotografie……
19
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1.8.7 Maatschappelijke meerwaarde De ontwikkelingen in de samenleving veranderen in hoog tempo en de situatie waarin jongeren verkeren is complex. Daarom investeert Het Spoor in samenwerking met relevante maatschappelijke partners. Het Spoor is in toenemende mate gesprekspartner van de omgeving en ambieert steeds meer de regisseursrol van de netwerken waarin de kinderen van Spoor zich bewegen. Het Spoor onderscheidt zich als maatschappelijke onderneming doordat dat zij een bijdrage wil leveren aan het duurzaam oplossen van complexe maatschappelijke problemen. Zij doet dat door keuzes voor verbetering en vernieuwing van het onderwijs te maken en zich te verantwoorden in dialoog met directe- en indirecte belanghebbenden. In deze dialoog komt het tot herdefiniëring van wat onze school bijdraagt in termen van maatschappelijke waarde. Aandachtsgebieden zijn: • het adequaat omgaan met de publieke respons op de innovatie van onderwijs en onderwijsorganisatie en het bijdragen aan publiek draagvlak voor deze ontwikkelingen; • de relatie tussen innovatie van het onderwijs en die van de onderwijsorganisatie in het bijzonder de bedrijfsvoering; • de nieuwe rol van de professionals in de school als maatschappelijke onderneming; • het bestuur en leiderschap van de onderwijsorganisatie als maatschappelijke ondernemingen. Resultaatverwachting: • excellent onderwijsaanbod; • effectievere resultaatverantwoording; • Op zoek naar Onderwijsinnovatie, streven naar continue verbetering en vernieuwing; • Verder professionaliseren van schoolmanagement en leraren.
20
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2
Missie en visie van Rijn- en Heuvelland
De analyse van de externe en interne ontwikkelingen heeft Rijn en Heuvelland geleid tot de formulering van de missie en visie voor de komende periode.
„We must plan for the future, Because people who stay in the present will remain in the past” Abraham Lincoln. 2.1 Missie De missie van Rijn en Heuvelland richt zich op kansen die voor ons liggen, het ontwikkelen van talent en het creëren van maximale mogelijkheden voor iedereen. Het credo waarin deze missie te vangen is, luidt:
Wij verleggen elke dag onze horizon! Rijn en Heuvelland creëert binnen haar regio op een innovatieve wijze maatschappelijke waarde voor haar omgeving. Daarbij gaat zij uit van de onbeperkte en grensverleggende mogelijkheden die onderwijs aan iedereen kan bieden. De scholen van Rijn en Heuvelland helpen mensen nieuwe kansen te ontwikkelen en uitdagingen aan te gaan. De scholen van Rijn en Heuvelland bieden de aan hun toevertrouwde kinderen binnen een vernieuwende en inspirerende leeromgeving, nieuwe perspectieven voor hun toekomst! Perspectieven die kinderen helpen hun ambities te verwezenlijken en ‘elke dag de horizon te verleggen’.
21
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Hoe vertalen we deze missie naar de schoolorganisatie? Het Spoor is een jenaplanschool waar je elke dag, samen met anderen, kunt werken aan je talenten, leren om trots te zijn op wat je bereikt, waar leraren je helpen om de hoge verwachtingen waar te maken zodat je sterker de wereld in kan. Kinderen worden geholpen en gesteund om, daar waar mogelijk, actief en onderzoekend bezig te zijn, zelfontdekkend d.m.v. interactie met de omgeving vorm te geven aan hun ontwikkeling. Zelf leren leren, leren kiezen en beslissen, meer verantwoordelijkheid nemen, zelfstandig leren werken, assertief gedachten te verwoorden en leren dat je elkaar nodig hebt om zelf verder te komen; dat zijn belangrijke leerprocessen voor kinderen. Als je die kunt combineren met steeds weer uitdagende leerstof én met de motivatie om graag naar school te gaan, ga je na acht schooljaren goed toegerust naar het voortgezet onderwijs. We vinden het belangrijk dat ‘onze’ kinderen zelfbewuste wereldburgers worden die uiteenlopende uitdagingen vormgeven en oplossen. Het Spoor is een school die: • Uitgaat van het eigene en unieke van ieder kind; • Uitgaat van het kind als sociaal wezen, dat met elkaar praten, werken; spelen en vieren nodig heeft; • Het kind leert omgaan met een zo groot mogelijke zelfstandigheid en verantwoordelijkheid; • Binnen een uitdagende functionele leef- en werkomgeving hoge resultaten nastreeft in een sfeer van veiligheid en geborgenheid; • Samen met in- en externe partners hoge verwachtingen van kinderen en medewerkers heeft.
Missie van Het Spoor: Leren Vertrouwen in jezelf en in de ander. 2.2 Het Spoor een High PerformanceSchool Binnen de stichting Rijn- en Heuvelland legt de jenaplanschool het Spoor de lat hoog en wil zij , samen met de Montessorischool en Op Dreef uit Zeist, de Anne Frankschool uit Bunnik en de Bongerd uit Odijk een voortrekkersfunctie vervullen om de leerprestaties en het leerrendement van de leerlingen substantieel vergroten. Gekozen is voor het profiel van de High Performance School. De uitgangspunten van de High Performance School liggen ten grondslag aan de gekozen beleidsspeerpunten in dit schoolondernemingsplan. High Performance Schools werken vanuit een maatschappelijke waardecreatie op langere termijn, waarin de verbinding gemaakt wordt tussen een breed en steeds vernieuwend mondiaal perspectief én een smaller, veilig en beschermend lokaal perspectief. De HPS geeft uiting aan ‘Think Global, act Local”(David Ulrich) en slaat voor haar leerlingen een brug tussen heden en toekomst. De High Performance School ziet ‘onderwijs als sleutel tot economische groei, welzijn en gezondheid’ en legt haar focus gericht op het verwerven van leerrendement op toekomstgerichte life-time skills (excellente beheersing van basisvaardigheden, eigenaarschap nemen voor eigen leerproces, probleem en oplossingsgericht kunnen denken, kunnen samenwerken, waarde- en omgevingsbewust leven).
22
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Concreet gaat het binnen het HPS-traject om de invloed van de school te vergroten door meer en gerichte samenwerking en betrokkenheid te generen met ouders, stakeholders en de verdere schoolomgeving. Een pedagogische en didactische lijn heeft een positief effect op het vergroten van het leerrendement (Marzano, 2006), waardoor evident wordt dat samenwerking met peuterspeelzalen, BSO en anders organisaties van belang is. Het HPS traject heeft als missie: het substantieel vergroten van het leerrendement en leerresultaten van de leerlingen in de betrokken scholen, want “We can do better!”. Om deze missie te verwezenlijken zijn binnen het HPS-traject 5 kernthema’s geformuleerd. Deze kernthema’s zijn tot stand gekomen op basis van wetenschappelijk onderzoek van onder andere Fullan, Marzano, Quin, Hargreaves, de Waal ea (zie bijlage…). De 5 kernthema’s die samen een fundamentele bijdrage leveren aan het verbeteren van het leerrendement en de leerresultaten zijn: a. b. c. d. e.
Maatschappelijk waarde creëren; Excellent onderwijs; Extra ordinary leadership; Innovatief vermogen; Het creëren van professionele teams.
Onderzoek van Marzano toont aan dat er sprake is van excellent onderwijs wanneer de school een haalbaar en gedegen lesprogramma aanbiedt, zij voor de school uitdagende doelen formuleert en regelmatig effectieve feedback organiseert. De ouders van de school zijn betrokken en vormen een hechte gemeenschap. De omgeving is ordelijk en veilig en cultuur van de school kenmerkt zich door professionaliteit en collegialiteit (schoolniveau). Op leraar-niveau zegt Marzano dat de kwaliteit van de leraren excellent is wanneer zij continu sturing geven aan het (her)ontwerpen van het programma, een excellente didactische aanpak verzorgen en een uitstekend klassenmanagement beheren. Tenslotte is het essentieel dat we bewust werken aan het vergroten van de onderwijstijd aan leerlingen door samenwerking aan te gaan met partners. Daarnaast hebben leraren kennis van de achtergrond van de leerlingen en weten zij de motivatie van hun leerlingen vanuit hun achtergrondkennis te stimuleren. Marzano (2006) beschrijft na uitvoerig secundair onderzoek, 9 onderwijskundige en didactische strategieën die essentieel blijken voor het verbeteren van de leerresultaten (zie: wat werkt in op school, Marzano 2006). De 9 strategieën zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Identificeren van overeenkomsten en verschillen; Samenvatten en notities maken; Inzet bevestigen en erkenning geven; Huiswerk en in-oefening; Gebruik van non-verbale (grafische) weergave, figuren en afbeeldingen; Coöperatief leren; Doelen stellen en feedback geven; 23
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
8. Formuleren van vragen en hypotheses en het toetsen hiervan; 9. Voorkennis activeren, d.m.v. vragen, aanwijzingen en kapstokken. Schematisch ziet het HPS traject er dan als volgt uit:
Binnen de stichting Rijn- en Heuvelland leggen we de lat hoog en wil onze school een voortrekkersfunctie vervullen om de leerprestaties en het leerrendement van onze leerlingen substantieel te vergroten. Door binnen onze school expliciet aandacht te hebben aan de bovengenoemde 5 kernthema’s is ons doel dat: 1. Het leerrendement van kinderen is 20% boven het verwachte niveau. (speerpunt 1) De verwachte resultaten op de andere thema’s is: a. De tevredenheid van stakeholders over de kwaliteit van de organisatie is 20% hoger dan vergelijkbare instellingen buiten R&H (maatschappelijk waarde creëren); b. Binnen onze scholen zijn de 9 strategieën van Marzano zichtbaar geïmplementeerd (excellent onderwijs); c. De kracht en stijl van de leidinggevenden wordt 20% hoger gewaardeerd dan bij vergelijkbare instellingen buiten R&H. (Extraordinary leadership); d. Het innovatieve vermogen en de onderzoekende cultuur van de school is 20% hoger dan bij vergelijkbare instellingen buiten R&H. (Innovatief vermogen); e. De tevredenheid en loyaliteit van medewerkers t.o.v. de organisatie is 20% hoger dan bij vergelijkbare instellingen buiten R&H. En medewerkers kwaliteit (flexibiliteit, verantwoordelijkheid) wordt 20% hoger gewaardeerd dan bij vergelijkbare instellingen buiten R&H f. (Professionele leraren). 24
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Zie hoofdstuk 3 voor nadere concretisering van bovenstaande effecten.
De visie van Rijn- en Heuvelland is uitgewerkt in een drietal strategische speerpunten waarmee aangegeven wordt hoe we aan willen sluiten op externe ontwikkelingen en welke toekomstbeelden we daarmee willen realiseren.
2.2.1
Resultaatgericht
Excellent en maatschappelijk betrokken onderwijs in de regio!
Rijn en Heuvelland biedt excellent onderwijs in de regio aan waardoor kinderen hun talenten ontwikkelen en toekomstkansen grijpen. Uitgedaagd door het beste onderwijs, halen kinderen - binnen hun eigen onderwijsprofiel maximaal leerrendement.
Wat willen we bereiken? Rijn- en Heuvellandscholen zien onderwijs als sleutel tot economische groei, welzijn en gezondheid. Zij creëren maatschappelijke waarde door excellent onderwijs in de regio te bieden. De aan Rijn- en Heuvelland toevertrouwde kinderen kunnen rekenen op innovatieve faciliteiten die hun ondersteunen in het behalen van maximale leerresultaten. De scholen betrekken hun omgeving bij beleidsbepaling en leggen rekenschap over de behaalde resultaten af. Op een ondernemende en innovatieve wijze, worden oplossingen gecreëerd voor niet eerder opgeloste systeemdoorbrekende vraagstukken. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in 2 strategische speerpunten: 1. Scholen bieden een excellent onderwijsaanbod: a. Kinderen behalen maximale resultaten; b. Scholen werken vanuit innovatieve onderwijsbenaderingen; 2. Rijn- en Heuvellandscholen hebben oog voor het creëren van maatschappelijke waarde a. R&H is transparant en legt rekenschap af over (onderwijs)resultaten; b. Belanghebbenden en -dragers worden bij beleidsbepaling betrokken. 25
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2.2.2
Ontwikkelingsgericht
Samen oneindig veel leren! Kinderen verhogen hun leerrendement optimaal doordat zij continu gestimuleerd worden veel te leren. Zij groeien op in een omgeving van ontwikkeling en vooruitgang waar ze door hun ouders en begeleiders gezamenlijk gestimuleerd worden hun talenten optimaal te ontwikkelen.
Wat willen we op bestuursniveau bereiken? Kinderen verwerven 20% van hun kennis op school terwijl overige percentages leerrendement verkregen wordt in activiteiten die na school of binnen het gezin plaats vinden (J. West Burnham). Binnen de leertijd op school worden kinderen gestimuleerd maximale resultaten te halen. Maar daarnaast wil Rijn en Heuvelland, in partnerschap met ouders, kansen van kinderen vergroten door de onderwijstijd uit te breiden met leer- en speeltijd buiten schooltijd. Rijn en Heuvelland gaat de verantwoording ten aanzien onderwijs en opvang op basis van gelijkwaardigheid met ouders aan. Scholen helpen ouders hun kinderen succesvolle leerrendementen te behalen. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in 3 strategische speerpunten: 1. Kinderen worden uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen: onderwijs wordt voor elk kind op maat vanuit een ontwikkelprofiel aangeboden; 2. Medewerkers koppelen professionele autonomie aan professionele verantwoording: a. Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s); b. Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting; c. Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. 3. Scholen versterken hun dienstverlening door samenwerking: a. Scholen werken vanuit partnership met ouders; b. In partnership met Vroeg Scholen, Kind en Ko en overige BSO partners wordt een geïntegreerd aanbod opvang, ontspanning en onderwijs aangeboden in de vorm van kindcentra; 26
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
c. In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht.
2.2.3
Toekomstgericht
Werelds leren! De aan Rijn en Heuvelland toevertrouwde kinderen ontwikkelen zich met behulp van nieuwe technologie. Internationalisering en multiculturele diversiteit zijn daarbij de context om hun creatieve vermogen, communicatieve vaardigheden en toekomstkansen te vergroten.
Wat willen we bereiken? De afgelopen drie decennia heeft technologie een verregaande impact gehad op onze manier van communiceren, werken, leren en spelen. Overal ter wereld kunnen we zowel mensen als informatie in een mum van tijd bereiken. Overal ter wereld wordt informatie binnen leer- werk- en speelomgevingen actief omgezet in contact, communicatie en kennis. Daarnaast zien we binnen onze scholen een -vanuit onze openbare signatuur zeer gewaarde - multiculturele leef en speel en leergemeenschappen. Rijn en Heuvelland wil de technologische ontwikkelingen en de multiculturele & internationale context actief inzetten bij het realiseren van haar onderwijsdoelen. Daarmee wil zij aansluiten op de nieuwe kenniseconomie waar afstand tussen mensen en middelen steeds onbelangrijker wordt en kennisgrenzen vervagen. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in twee strategische speerpunten: 1. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen: a. Leerlingen krijgen vanaf 4 jaar Engelse les; b. Kinderen en medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland; 2. De onderwijsinhoud sluit aan bij de ontwikkeling van een nieuwe kenniseconomie: a. Kinderen leren toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century, zie bijlage 1). b. Kinderen leren tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken. 27
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Hoe realiseren we de strategische speerpunten in de schoolorganisatie? Centraal in dit schoolondernemingsplan staat het verbeteren van de onderwijsrendement. (student achievement) De mate van succes wordt in belangrijke mate bepaald door de meerwaarde die het team kan leveren. Uitgangspunt hierbij is verandering door interactie en collegiale samenwerking; het leren van en met elkaar, het delen van ervaringen en kennis. De versterking van het team draagt bij aan de moral purpose, de reflectie op het eigen onderwijsgedrag en de onderliggende kennis. Het maakt impliciete theorieën en overtuigingen expliciet en leidt tot interactie en herbevestiging van idealen en overtuigingen. In die samenwerking en uitwisseling kunnen creatieve en innovatieve perspectieven worden ontdekt, dilemma’s overwonnen, inconsistenties en problemen doelgericht worden opgelost. Kortom de onderwijsresultaten zullen verbeteren. Korthagen en Kessels sluiten aan bij Fullan met hun opvatting dat het leerproces van leraren getypeerd kan worden als een proces van guided reinvention, dat start bij situated en actionguided knowledge, een type kennis dat verschilt van de meer objectieve, abstracte, algemene en gesystematiseerde expert knowledge die vaak in opleidingen en trainingen wordt gepresenteerd (Korthagen & Kessels, 1999, p. 5). Dit leren op de werkplek, ook wel informeel leren genoemd, gebeurt tijdens onderwijsactiviteiten, door observaties van het werk van collega’s, door reflecties op eigen en elkaars onderwijsactiviteiten, en door het bespreken en beschouwen van elkaars ideeën. Het is gericht op kritische reflectie op hun eigen en elkaars concrete onderwijsgedragingen, -praktijken en ervaringen. Fullan noemt dit het perfectioneren en verfijnen van waar we mee bezig zijn op school en in de stamgroep. “Als een team geschoold moet worden, is de beste plaats de school zelf, het lokaal, alles verbindend met het tegelijke werken in de klas”. De meerwaarde die het team gaat leveren, hangt samen met de noodzaak tot deskundigheidsbevordering. Door de scholing van individuele leraren direct te koppelen aan het schoolbeleid wordt een efficiencyslag gemaakt. De ontwikkeling naar interne specialismen en de mogelijkheid de professionele groei van de leraar te verbinden aan de LBfunctie ondersteunt deze efficiencyslag. Leraren formuleren hun individuele deskundigheidsontwikkeling en de daarmee parallel lopende scholing in hun Pop. De focus op hoe de onderwijsveranderingen tot stand komen ligt de komende periode dus vooral in de klas en met de leraren. De door Marzano onderscheiden 9 strategieën zijn daarbij richtinggevend. Op basis van “Wat werkt in de klas” van Marzano en m.b.v. leerstijlen van de kinderen worden didactische speerpunten geformuleerd. (De cijfers verwijzen naar de 9 strategieën van Marzano.) In het eerste beleidsjaar zijn dat: 7. Doelen stellen en feed back geven; 5. Het gebruik van grafische weergaven, figuren en afbeeldingen; 2. Samenvatten en notities maken; 6. Coöperatief leren. In samenhang met leerstijlen van kinderen worden deze vier speerpunten opgenomen in de jaarplanning v.a januari 2012, waarbij in een periode van telkens 3 maanden 1 speerpunt in de vier High Performance Scholen centraal komt te staan. Elke periode wordt afgesloten met een rapportage over resultaten, conclusies en aanbevelingen. 28
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Tevens wordt in november 2011 een uitwisselingsschema uitgewerkt op basis waarvan leraren v.a. januari 2012 elkaars lessen bezoeken en beoordelen op de speerpunten. Door afstemming te zoeken in de studiedagen worden ook de teams van de andere high performancescholen in deze aanpak betrokken. De relatie tussen de zeven bestuurlijke speerpunten (de gele getallen) en de 5 HPS-elementen is:
;
.
29
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
3
Uitwerking van de strategische, collectieve ambitie
De drie bestuurlijke strategische, collectieve speerpunten vanuit de visie worden hierna nader uitgewerkt. Tevens wordt de relatie gelegd met de randvoorwaarden die op Telkens stellen we ons bij elke strategische, collectieve ambitie de vragen: A.) Strategische speerpunten; Wat willen we bereiken? B.) Strategische actiepunten; Hoe gaan vreden en tot slot D.) Veranderinterventies: Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Resultaatgericht
Excellent en maatschappelijk betrokken onderwijs in de regio!
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Wat willen we Bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
1. Scholen bieden een excellent onderwijsaanbod
Kinderen behalen maximale leerresultaten waarbij het accent gelegd wordt op excellent goede prestaties ten aanzien van de basisvaardigheden (rekenen, taal, (begrijpend) lezen).
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
Rijn en Heuvelland heeft gedurende de gehele beleidsperiode geen rekenzwakke of taalzwakke scholen. Norm; 100% scholen in 2012
Tussentijdse Kwaliteitstoetsing MIS
via
*Gebruik maken van de Marzanostrategieën. Intercollegiale consultatie. Interscolaire consultatie met HPS scholen * Werken met groepsplannen - leraren geven aan: wat heb ik nodig - waarover beschik ik zelf - waarover beschikt het team - Wat haal ik van buiten naar binnen
* ontwikkelprofielen van alle kinderen, *de referentieniveaus uitgewerkt in tussendoelen en leerlijnen en verwerkten in het leerlingvolgsysteem. * Gebruik maken van formats voor groepsplannen en registratie van toetsgegevens. * beredeneerd aanbod taal/lezen groep 1-2) * Betere aansluiting leerstofaanbod bij interne doorstroming. * Kinderen behalen naar eigen leervermogen maximale resultaten * versterking van de onderzoekende
* s
* g v * o *
v
* d * d t p v * i e g
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Wat willen we Bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
* Resultaten invoeren in ESIS * Handelingsplannen invoeren in Esis B * Ontwikkelen digitaal rapport m.b.v ESIS
Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. De leerling-resultaten en schoolontwikkeling worden vanuit een evidence based werkwijze verbeterd.
2. R&H heeft oog voor ‟t creëren van maatschappelijke waarde
Alle scholen werken vanuit een onderzoeksmatige cultuur Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Opleiding in Academie Innovatietoets transparancylab
* v
* Leren maken van analyses en trends * Samenwerking met ALPO vanaf 2012 * Ontwikkeling lerarenspecialismen benoemen en verdelen.
* a * v * i * t
* Leraren zijn bekend met en kunnen uitvoering geven aan „effectief instrueren
* b i
R&H is transparant en legt rekenschap af over (onderwijs)resultaten
De onderwijskundige en bedrijfsmatige resultaten evenals de voortgang van de geformuleerde doelen uit het strategische beleidskater worden jaarlijks in het jaarverslag gepubliceerd.
Inrichting transparancylab Tussentijdse toetscyclus strategisch beleid
Jaarverslag maken over 2012 e.v.
P
Belanghebbenden en belangendragers worden bij beleidsbepaling betrokken
Er wordt minstens één maal per jaar een stakeholders congres georganiseerd. Norm; jaarlijks één congres
Innovatietoets transparancylab
Eens per jaar worden externe belanghebbenden gevraagd op basis van het jaarverslag te reageren op resultaten. Stakeholderstevredenheid meten op stichtingsniveau
3 r
Elke school heeft een leerlingenraad Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Kinderraad verder ontwikkelen. Uitwerken vaste agendapunten met de kinderen
J t
Ontwikkelingsgericht
Samen oneindig veel leren!
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Wat willen we bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
3. Kinderen worden uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen
Scholen werken vanuit innovatieve onderwijsbenaderingen, waarbij kinderen . Ontdekkend leren en projectmatige geïntegreerde benadering. Flexibel en gedifferentieerd onderwijsaanbod (doorbreken jaar klassensysteem en methode gestuurd onderwijs)
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
Van elk kind is het ontwikkelprofiel in kaart gebracht Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
* Realiseren indicatoren High Performance standaard
* Standaardtoetsen conform verantwoordingskader en toetskalender vormen de basis voor de ontwikkelperspectieven per kind. * Ontwikkeling digitaal rapport aangepast aan verantwoordingskader
Onderwijs wordt voor elk kind op maat vanuit een ontwikkelprofiel aangeboden.
* h * k * m * b s
A s s Aan de hand van het ontwikkelprofiel en de geanalyseerde data wordt het onderwijsaanbod aan leerlingen vastgesteld. Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
* Invoeren toetsresultaten in esis B. * Leren lezen van ontwikkelprofielen.
* Ouders kunnen webbased resultaten van hun kind volgen * portfolio uitbreiden en ontwikkelen
* e r o * r p *
s
4. Medewerkers koppelen hun professionele autonomie aan professionele verantwoording
Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s)
Medewerkers verantwoorden hun bijdrage aan de school en organisatieontwikkeling in Teachers agreements en managementcontracten. Norm: 100% van de medewerkers in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
* invoeren kind/ouder- leraargesprek m.b.v. portfolio * resultaatinformatie aan CvB volgens verantwoordingskader
J n
* POP- teachersagreements * Leren van andere scholen * Interscolaire uitwisseling met HPS * Intercollegiale visitaties * Centraal stellen van Marzanostrategieën per jaar te bepalen
* t k e * a
* in * le * p *
5. Scholen versterken hun dienstverlening door samenwerking
Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting.
Medewerkers voldoen aan de door Rijn en Heuvelland omschreven rolmodellen. Norm: 100% van de medewerkers in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
* Ontwikkeling tot specialisme gekoppeld aan de LB functie v.a. januari 2012 * Schoolprofiel v.a maart 2012 koppelen aan samenwerking passend onderwijs
S * * * * * * O w W b d
I s Scholen werken vanuit partnership met ouders
Alle scholen werken met een schoolouder -overeenkomst Norm; 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
* Opstellen concept ouderovereenkomst in samenwerking met interbestuurlijke werkgroep * Bespreken concept in team * Concept ouderovereenkomst met ouders bespreken. Als voorgenomen besluit richting MR
O o
*Realiseren digitale exitgesprekken
8 h d
L o o
In partnership met Vroeg Scholen, Kind en Ko en overige BSO partners wordt een geïntegreerd aanbod opvang, ontspanning en onderwijs aangeboden.
Elke school biedt een arrangement aan. Norm; 100% scholen in 2014
dag-
Innovatietoets transparancylab
*Werkgroep-school-kinden copeuteropvang en ouders inrichten v.a. 2012. * gezamenlijk gebouw Meerklank/Het Spoor v.a. 2013 *Inhoudelijke afstemming aanbod Onderwijs, ontspanning en Opvang ontwikkelen/balansleren? *Invoeringstraject schooltijdenaanpassing
* s t 6 * 5 * le
In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht
In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht.
Innovatietoets transparancylab
* Samenwerken m.b.v. convenant met OSG Schoonoord. Snuffelstages * Volgsysteem 8e groepers N+3
* s * h t a * g * k * k a
Toekomstgericht
Grenzeloos werelds leren!
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Wat willen we bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
Toekomstgericht
Tweetaligheid wordt gestimuleerd
Alle leerlingen krijgen vanaf groep 1 Engelse les. Norm; 50% scholen in 2012 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
* In 2012 starten met Early Bird Maken van een implementatieplan Engels als 2e taal * In wereldoriëntatie thema‟s in het Engels introduceren * Synchroniseren de werkwijze IPC met eigen meerjarenprogramma
* In 2014 is Engels als 2 volgens de doelstellinge uitgangspunten van Early gerealiseerd. * Jaarlijks 1 of 2 projecten Engels in groep 7-8 * Nieuwskring 3x per jaar Engels in groep 7-8
Kinderen en medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland
Norm; 50% scholen in 2012 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Aanhalen bilaterale banden bv. Via learning circles of contact leggen met North Lincolshire. Wisselwerking starten Met kinderraad de lijnen uitzetten
Maandelijkse uitwisseling culturele wetenswaardigh met een Engelstalige sch de groepen 5-6 en 7-8
Kinderen leren toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century)
Alle scholen hebben een aanbod waarin kinderen 21st Century Skills aangeboden krijgen. Norm; 100% scholen in 2012
Innovatietoets transparancylab
* Onderwijsinhoud en aanbod meer geïntegreerd aangeboden. * Deep learning acitvities * Coöperatief leren * Kwaliteit van werkstukken omhoog * Keuze-uren meer eisen * Filosoferen planmatig onderbouwen * Ondernemende projecten(IPC) * Maatsch.stage inhoudelijk vormgeven
Leerlingen meer eigenaa hun leerproces
Te ontwikkelen vaardigheden en gedragingen vastleggen in een teacheragreement.
Effectieve koppeling t schoolontwikkeling en bekw heidsontwikkeling leraren. Er is een teacheragree vanaf 2013
6. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen
7. De onderwijsinhoud en het onderwijsaanbod sluit aan bij de ontwikkeling van de nieuwe kenniseconomie
Leraren beheersen didactische vaardigheden om 21st Century skills aan te leren Norm: 100% leraren 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Kwaliteitsnormering schoolniveau
Wanneer zijn we tevrede
Onderwijs op Het Spoor in nue ontwikkeling Innovatief vermogen van Spoor is met 20% toegenom
Kinderen krijgen mede door de inzet van multimediale technieken een afwisselend en interactief onderwijsaanbod aangeboden
Er is een webbased programma waarin kinderen hun eigen vaardigheden kunnen beoordelen Norm: 2012 programma gereed 2014 in gebruik bij alle scholen.
Innovatietoets transparancylab
In 2012 heeft Het Spoor een aanbod waarin de kinderen 21st Century Skills aangeboden krijgen. Leraren beheersen didactische vaardigheden om 21st Century skills aan te leren in 2014 Rijn- en Heuvelland heeft in 2012 een webbased programma beschikbaar waarin kinderen hun eigen vaardigheden kunnen beoordelen, zodat in 2014 alle kinderen op Het Spoor daar gebruik van kunnen maken.
Gerealiseerd vanaf 2014 Op het Spoor leren Kin tijdens 25 tot 50% van de met behulp van multim technieken.
Kinderen leren tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken Norm; 50% scholen in 2012 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
• Rijn- en Heuvelland heeft in 2012 een webbased programma beschikbaar waarin kinderen hun eigen vaardigheden kunnen beoordelen, zodat in 2014 alle kinderen op Het Spoor daar gebruik van kunnen maken. • Resultaten van de kinderen, incl. handelingsplannen vanaf 2012 in ESIS • Kinderen zijn in staat om gericht gebruik te maken van internet, en weten om te gaan met minder geschikte informatie; • Webbasesdleerstof meer gebruik • kinderen maken gebruik van uiteenlopende ITmiddelen, zoals digibord, smartphones, digitale fotografie, PowerPoint, Ipads, gaming * Kinderen weten hoe om te gaan met sociale media zoals twitter, hyves, facebook, email
• ICT geïntegreerd aangebo binnen alle WO projecten; * Kinderen kunnen voor- en nadelen benoemen van soc media. *Kinderen spreken elkaar aa fout gebruik * In 5-6 en 7-8 wordt eens p week de klassehyves bekek * Kinderen maken bij presen ties gebruik van IT *50% van de werkplekken o Spoor zijn laptops in een dra loze omgeving
4
14DF
Investerings- en lastenoverzicht 2012-2016
Het Spoor
Leerlingenprognose
FORMATIE
321,0
FPE Gemiddeld
15,75
PERSONELE LASTEN Lonen en salarissen Salariskosten directie en Onderwijzend Personeel
Totaal lonen en salarissen
4.000.000
4.000.000
Overige personele lasten cursuskosten personeel
40.000
overige personele kosten
22.000
ondersteuning en begeleiding
20.000
Totaal overige
82.000
Totaal personele lasten
4.082.000
Huisvesting Renovatie gebouw Meerklank( co financiering door kind en co) Reguliere huisvestingslasten w.o. schoonmaak
Totaal huisvesting
90.000
bijdrage uit IHP ca € 800.0
360.000
450.000
Leermiddelen Leermiddelen
100.000
36
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Totaal leermiddelen
100.000
Methodenvervanging (afschrijvingen) Early Bird
7.500
IPC
7.500
software
8.000
licencies
10.000
lezen
7.500
meerbegaafden
20.000
€ 15000:8x4 € 15000:8x4
€ 15000:8x4
Vervanging meubilair (afschrijvingen) vervanging meubilair v.a. 2015
12.500
inventaris
16.000
leermethoden
68.000
250000:20x1/boven schoolse afschrijving
Lopende afschrijvingen
Totaal afschrijvingen
157.000
Kosten invoering beleidsthema's zingeving volgens jenaplan
12.000
excellerend onderwijsaanbod
25.000
versterking professionaliteit
20.000
pedagogisch partnerschap
5.000
ict incl. stepco
200.000
maatschappelijke meerwaarde
10.000
Totaal invoering beleidsthema's
256.000
Overige Marketing en profilering
9.000
Testen en toetsen
40.000
Representatiekosten
3.000
Conferenties, seminars en studiereizen
6.000
administratie en beheer
32.000
repro, abonnementen, contributies
72.000
Totaal overige
162.000
Totaal investering en lasten
5.207.000
37
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 1 Beknopte Literatuurlijst Bergenhenegouwen, G.J., Mooijman, E.A.M., en Tillema, H.H. (1999). Strategisch opleiden en leren in organisaties: Opleiden en leren. Deventer, Kluwer. Covey, S. (2004). Seven habits of highly effective people, Free Press Fullan, M. (2006). Turnaround leadership. San Francisco, CA: Jossey-Bass. Fullan, M. (2007). The new meaning of educational change, 4 th edition. New York: Teachers College Press. Fullan, M. (2008). The six secrets of change. San Francisco: Jossey-BassFullen, M.; & Beek, M. (2007) Leiding geven aan een cultuur van veranderin. Basisschool Management; Jr g 21, Nr . 2, oktober. Folkman, (2002). The Extraordinary Leader was, free press. Korthage, J., en A. Kessels, (1999). Linking theory into practice. Educational Researcher Vol. 28, No. 4, May, 1999 Lissabon-akkoord, (2007). OESO, (2010). Education at a glance. Marzano, R., (2007). Wat werkt op school, Middelburg; BAZALT Marzano, R., (2008). Wat werkt in de klas, Middelburg; BAZALT Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2005). Governance: Ruimte geven, verantwoording vragen en van elkaar leren’. Waal, de, A.,(2009). Maak van je bedrijf een toporganisatie, Van Duuren Media B.V. West Burnam, J. & Fergus O'Sulliva. (2002). Leadership and professional development in schools: how to promote techniques for effective professional learning
38
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 2 Uitwerking 21st Century Skills Mede gebaseerd op de inspirerende studiereis naar de UK, wil Rijn en Heuvelland met haar onderwijskundige ambities verder kijken dan de verengde blik die door ons land waart. Een nauwe visie waarin het hoogste goed vooral lijkt te bestaan uit het voldoen aan rekenen en taalvaardigheden. Wij zijn met andere woorden van mening dat onze leerlingen een breder perspectief moet worden geboden, en wel op het ontwikkelen van attitudes en vaardigheden die er voor hun toekomst echt toe doen. Naast het zich ontwikkelen op diverse gebieden zoals taal en rekenen, aardrijkskunde, maatschappijleer enzovoorts, onderscheiden we in ieder geval de volgende drie 21e eeuw thema’s: 1. Vaardigheden gericht op het leven en de loopbaan van kinderen. Hoewel onze leerlingen na de afronding van de basisschool nog niet direct op de arbeidsmarkt belanden, leggen we in het funderend onderwijs hiervoor wel de basis. Analyses van benodigde vaardigheden voor de toekomst laten zien2, dat het van steeds groter belang wordt dat leerlingen door hun complexe levensvraagstukken kunnen navigeren. Daarvoor zijn de volgende vaardigheden van belang: a. b. c. d. e.
flexibiliteit en aanpassingsvermogen; initiatief nemen en zelfsturing; Sociale en cross-culturele vaardigheden; productiviteit en rekenschap geven; leiderschap en verantwoordelijkheid durven en willen nemen.
2. Vaardigheden gericht op informatie, media en technologie. Onze leerlingen leven in een wereld die wordt gedomineerd door technologie en de media (zoals hyves, facebook en twitter). De technologische vooruitgang neemt zo snel toe dat het nauwelijks te registreren valt, de toegang via internet tot informatie is nog nooit zo gemakkelijk geweest of het aanbod aan informatie zo groot. Onze leerlingen, willen zij opgroeien tot effectieve burgers en werknemers, zullen een aantal functionele en kritische denkvaardigheden gaan ontwikkelen, zoals: a. informatievaardigheden; b. mediavaardigheden en c. ICT-vaardigheden. 3. Vaardigheden gericht op het leren en innovatie. Het zijn deze vaardigheden, gericht op leren en innoveren, die op latere leeftijd het verschil maken tussen personen die zijn voorbereid op de toenemende complexiteit van het leven en die dat niet zijn: a. creativiteit en innoveren; b. kritisch denken en probleem oplossen; c. communicatie en samenwerking.
2
Zie bijvoorbeeld het Partnership for 21st century skills, www.21stcenturyskills.org.
39
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 3 Uitwerking onderzoeksmatige cultuur Het is duidelijk dat onderwijsvernieuwing binnen de scholen van Rijn en Heuvelland nooit klaar is. In het strategisch beleidsplan 2011-2014 neemt de organisatie en daarmee de scholen zich voor om altijd actief op zoek te blijven naar mogelijkheden om de leerlingen nog beter en aanvullender te kunnen bedienen. Daarbij wordt “een ondernemende, onderzoeksmatige houding” aangenomen, “waarbij het analyseren van behaalde resultaten en het daarop ontwikkelen van actieplannen en de evaluatie daarvan centraal staan.” De uitwerking van bovenstaande kan gedaan worden door: Leraren: Het maken van trendanalyses n.a.v. de onderwijsresultaten afkomstig uit de stichting breed afgesproken toetsen uit het verantwoordingskader onderwijscontinuüm. Het maken van trendanalyses n.a.v. de door de individuele scholen gehanteerde methode gebonden toetsen. Directie: Op bouw- en schoolniveau trendanalyses en verbetervoorstellen maken t.a.v. het onderwijsleerproces. Wanneer genoemde voorbeelden van een onderzoeksmatige cultuur uitgevoerd worden, kunnen deze vertaald worden in de volgende resultaten: Algemeen: Verhoging van de leerrendementen Specifiek: Minimaal 3 x per schooljaar een presentatie van de leerresultaten binnen de bouwvergaderingen. Minimaal 2x per schooljaar een presentatie van de leerresultaten binnen de gehele school. Veralgemeniseerde opname van de resultaten van de toetsen uit het verantwoordingskader onderwijscontinuüm in de schoolgids en op de website van de school. Minimaal 1x per jaar de inzet van een stagiaire vanuit de ALPO. (Academische PABO-Utrecht) De school is voor kinderen vanaf groep 5 in staat een ontwikkelingsprofiel met een uitstroomverwachting voor iedere leerling te geven. Iedere school onderzoekt of de gegeven ontwikkelingsprofielen en uitstroomverwachting corresponderen met de N-1, N-2 en N-3 gegevens. Voorwaardelijk om bovenstaande uit te kunnen voeren is scholing van leraren en directies in onderzoek vaardigheden in relatie tot de gebruikte systemen.
40
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 4 Innovatief onderwijsaanbod De ambitie om tot de top vijf van kennissamenlevingen te behoren blijft onverminderd van belang. Dit vraagt een extra inspanning van het onderwijs als kennisinstelling. De snelle maatschappelijke- en technologische ontwikkelingen veranderen de wijze waarop we samen leven en werken drastisch. Dit heeft gevolgen voor het leren in algemeenheid en op school in het bijzonder. Om succesvol samen te werken en te leven in de toekomstige maatschappij zijn andere competenties nodig dan voorheen. Zowel de organisatie als de inhoud en de werkwijze in ons onderwijs staan ter discussie. Zeker ook omdat er meer effectiviteit en rendement gevraagd wordt met minder middelen. Dit uitgangspunt vraagt om een hoge mate van flexibiliteit van de directeur en het team, een openheid naar nieuwe ideeën en durven experimenteren, kortom leren vernieuwen. Innovatie is echter geen doel op zich maar een middel voor verbetering van het onderwijs. Te denken valt aan: • Internationalisering; • IPC-thema’s in het Engels; •Technologische ontwikkelingen implementeren; • Systeem doorbrekende samenwerking met het VO; • Leren: vrij van tijd en plaats, open, flexibel en resultaat gestuurd. Innoverend denken en op basis van een visie op de toekomst het juiste aanbod genereren is uitgangspunt. In ieder geval helpt een innoverend onderwijsaanbod om het maximale uit de talenten van kinderen te halen en meer aan te sluiten bij de mogelijkheden van kinderen. Teams zullen zelf, uitgaande van een innoverende grondhouding de concrete invulling moeten zoeken, passend bij hun omgeving en doelgroep.
41
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 5 Schoolplan 1. Inleiding 1.1. Doel en functie van het schoolplan Het Spoor is wettelijk verplicht om een schoolplan, schoolgids en klachtenregeling te hebben. De Inspectie van het Onderwijs controleert de inhoud en toepassing ervan. Het schoolplan verschijnt eens per vier jaar. In het schoolplan is beschreven hoe de school de kwaliteit van het onderwijs garandeert. Aan bod komen het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en de interne kwaliteitszorg. Het schoolplan verwijst naar het schoolondernemingsplan waarin de school verantwoording aflegt aan de in- en externe belanghebbenden over het schoolbeleid voor de komende vier jaar. De medezeggenschapsraad moet het schoolondernemingsplan/schoolplan goedkeuren. Pas daarna keurt het C.v.B. het plan goed. De schoolgids verschijnt jaarlijks. In de schoolgids staat informatie over het functioneren van de school. Het geeft inzicht in de praktijk van de school, de doelstellingen, de activiteiten om die te behalen en de resultaten daarvan. In de schoolgids staat ook informatie over:
de aandacht voor jonge kinderen en leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; de indeling van de verplichte onderwijstijd; wettelijk kader. De onderwijstijd De onderwijstijd op Het Spoor voldoet aan de normen: Leerlingen krijgen over 8 achtereenvolgende jaren in totaal 7520 uuronderwijs. Vroeger mocht een schooldag niet langer dan 5,5 uur duren. Dat mag nu wel. Scholen mogen ervoor kiezen om leerlingen in alle schooljaren evenveel urenonderwijs te geven. Als scholen hiervoor kiezen, krijgen alle leerlingenminimaal 940 uur onderwijs per jaar.Wanneer scholen er toch voor kiezen om leerlingen in de onderbouw minderuren les te geven, dan krijgen de leerlingen in de eerste 4 schooljarengemiddeld 880 uur en in de laatste 4 schooljaren gemiddeld 940 uur per schooljaar. De overige 240 uren mag de school over de verschillende leerjaren verdelen
De ouderbijdrage; Het Spoor kent een Ouderraad die een vrijwillige bijdrage vraagt. Deze ouderbijdrage wordt jaarlijks vastgesteld tijdens de Algemene Ouderavond. De financiële verantwoording voor inkomsten en uitgaven is gescheiden van de schoolbegroting. De Ouderraad legt alleen verantwoording van haar financiële beleid af aan de ouders. Rechten en plichten. De rechten en plichten van ouders, leerlingen en de schoolleiding vallen onder de wet primair onderwijs. In de schoolgids zijn deze wederzijdse verplichtingen en rechten nader toegelicht. In de komende beleidsperiode ontwikkelt Het Spoor met de ouders een zg ouderovereenkomst waarin beider verwachtingen worden geformuleerd( zie ook schoolondernemingsplan)
1.2. Evaluatie van het schoolplan De speerpunten die in de periode 2008-2011 zijn gekozen, waren: - Inhoud en vorm geven aan pedagogisch partnerschap; - Uitbreiden mogelijkheden werken met getalenteerde kinderen; - Opzetten van een kwaliteitsmonitoringsysteem, werken met de pdcacyclus; - Actualiseren van het ICTbeleid en uitvoering geven aan; - Voldoen aan de kerndoelen: actualiseren leerstofaanbod taal, rekenen, schrijven en nader inhoud geven aan actief burgerschap; - Inhoud en vormgeven aan samenwerking voor- en naschoolse opvang; - verbeteren kwaliteit schoonmaak en renoveren kleutergebouw. Zie ook: schoolondernemingsplan.
42
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2.
Bestuur Organogram van de stichting
43
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2.1 3
Gegevens van het bestuur Zie het schoolondernemingsplan. Schoolbeschrijving
Naam: Adres: Plaats: Tel: Web site Info: Directeur: Adjunct directeur: Teamsamenstelling:
Jenaplanschool Het Spoor. Stationslaan 3. 3701 EN Zeist. 030-6918615. www.hetspoor.net
[email protected] J.Hoogendoorn. A. Bozelie. 13 vrouwelijke- en 6 mannelijke teamleden.
Signatuur: Bestuur: Web site: College van Bestuur:
openbaar primair onderwijs. St. Openbaar Primair Onderwijs Rijn- en Heuvelland www.rijnheuvelland.nl L.W. de Wit
3.1. Van toen tot nu De school is gehuisvest in een deels naoorlogs gebouw dat dateert van 1957. In de oudbouw van Het Spoor was tot mei 1987 een combinatieklassenschool, ‟De Stationslaanschool‟, gevestigd. Structurele terugloop van het aantal leerlingen in die periode, de school bestond indertijd uit vijf groepen, heeft het toenmalige team doen besluiten om de positieve effecten van het werken met combinatieklassen uit te bouwen m.b.v. het jenaplanconcept. De Stationslaanschool is op 23 mei 1987 officieel de jenaplanschool Het Spoor geworden. Als gevolg van toenemende groei van het aantal kinderen is in 2001 de school met vijf lokalen en een gemeenschapsruimte uitgebreid. Tevens is het hoofdgebouw gerenoveerd. Met ingang van het schooljaar 2002-2003 is deze verbouwing afgerond. Op het terrein is een kleuterafdeling met 2 lokalen gevestigd waarvoor een aanvraag tot renovatie/nieuwbouw is gedaan. In 1992 is het schoolplein door een ouderwerkgroep ingrijpend aangepast. De voortuin van de school wordt momenteel als een ontdektuin samen met de kinderen ingericht. De wijk waarin de school staat is ruim opgezet met grotere huizen en villa's in een bosrijke omgeving. Het merendeel van deze huizen is koopwoningen. Op loopafstand is het winkelcentrum van Zeist gelegen. In de directe omgeving van de school zijn diverse scholen van andere signatuur gevestigd. Gelet op het specifieke schoolconcept heeft Het Spoor zich ontwikkeld van een sterk wijkgebonden school naar een school met een wijkoverstijgend voedingsgebied. In 2001 zijn er op een voormalig bedrijfsterrein en in de nabije omgeving van de school extra woningen en winkels gebouwd. Op dit moment (2006) wordt het Spoor bezocht door ca. 320 kinderen. Zij zijn verdeeld over 13 groepen, waarvan 4 kleutergroepen. Het streven is om deze kleutergroepen tot maximaal 24 kinderen gemiddeld te laten groeien. Voor de groepen 5 t/m 8 wordt gestreefd naar gemiddeld 28 kinderen. De Medezeggenschapsraad en het team zijn van mening dat de jenaplanschool met dertien groepen haar maximale omvang heeft bereikt. De leerling-populatie op Het Spoor is geen afspiegeling van de Zeister bevolking; allochtone kinderen vormen ongeveer 2% van de totale schoolbevolking. Het opleidingsniveau van de oudergroep is overwegend hoog. Er is geen gericht beleid geformuleerd om hierin verandering te brengen in verband met de wachtlijstproblematiek.
44
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Het Spoor staat in Zeist bekend om de goede balans tussen enerzijds vernieuwende impulsen en ruimte voor muziek, toneel en beeldende vorming en anderzijds ruime aandacht voor de cognitieve ontwikkeling. Het Spoor kan trots zijn op de kwaliteit van het pedagogisch klimaat en de hoge betrokkenheid van ouders bij de school. De activiteiten rond wereldoriëntatie, maar zeker ook de projectsluitingen, de zomerfeesten en de werkweek geven Het Spoor een specifieke uitstraling. 3.1.1 Personeelsgegevens Op het Spoor werken naast de directeur en de adjunct-directeur 18 personeelsleden, waaronder een vakleraar gymnastiek en een administratief medewerker. Het team bestaat uit 4 mannelijke en 16 vrouwelijke medewerkers 60% van het personeel werkt in deeltijd. Het merendeel van de deeltijders heeft een betrekkingsomvang van drie dagen. De minimale taakomvang omvat 2 dagen. 3.2 4.
toekomstige schoolontwikkelingen Zie Schoolondernemingsplan Onderwijskundig beleid Visie van de school
4.1 Pedagogische visie De jenaplanschool het Spoor sluit met haar visie aan bij de denkbeelden van Peter Petersen, de grondlegger van het jenaplanonderwijs. Petersen stelt in het jenaplanconcept de opvoeding centraal. Positief welbevinden en betrokkenheid zijn voorwaarden voor de ontwikkeling van het kind. De kinderen krijgen veel mogelijkheden om zelf initiatieven te nemen en hun eigen leerproces te volgen. Op die manier kunnen we, waar mogelijk, aansluiten bij het natuurlijke ontwikkelingsproces van ieder kind. Het Spoor onderschrijft de uitgangspunten van de Nederlandse Jenaplanvereniging Kernwaarden daarbij zijn: - Authenticiteit; - Betrokkenheid; - Nieuwsgierigheid; - Samenwerken en ambitie; - Pedagogisch partnerschap. Het is belangrijk om de talenten van ieder kind te ontdekken, te benoemen en kinderen de ruimte te geven zich daar verder in te ontwikkelen. Om hieraan tegemoet te komen, heeft het Spoor een breed aanbod van activiteiten op het gebied van kunst, cultuur, natuur, muziek, sport en techniek. Deze activiteiten zijn ingebed in Wereldoriëntatie dat het hart vormt van ons onderwijs. Wereldoriëntatie is letterlijk: het aangaan van relaties met de wereld. Voor de manier waarop het leren in de Jenaplanschool plaats vindt, is pedagogische situatie het kernbegrip. Voor wat betreft de inhoud is wereldoriëntatie het basisbegrip. Het gaat erom dat het kind precies die vaardigheden leert die het nodig heeft om zich in de wereld te kunnen redden. Het doel is levensecht onderwijs, waardoor elk kind een deel van de wereld leert kennen. Het kind leert over de kennisgebieden en over het leven met zichzelf en de anderen (bijv. samenwerken, kritisch denken, normbesef en respect hebben, jezelf zijn, initiatieven nemen, enz.). Enkele kernbegrippen die bij wereldoriëntatie horen zijn: Verwondering en nieuwsgierigheid; Ontdekken en onderzoeken; Omgaan met ruimte; Omgaan met tijd;
45
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
-
Het gebruik van de schoolomgeving.
Het leren omgaan met zelfstandigheid, meer verantwoordelijkheden en meer vrijheid mag nooit inhouden dat een kind kan verdwalen in die vrijheid. Kaderen in afspraken en regels horen er dus ook bij. Samengevat leiden de visie en de missie van Het Spoor tot: - onderwijs op maat van hoge kwaliteit met aandacht voor hoofd, hart en handen; - ontdekken, ontwikkelen en gebruik maken van ieders talenten; - begeleiding van het leerproces door deskundige en gemotiveerde lerarendie hoge verwachtingen van elkaar en van de kinderen hebben; - grote betrokkenheid door het geven van veel verantwoordelijkheid; - het afleggen van verantwoording op alle niveaus over de behaalde resultaten; binnen een continu proces van kwaliteitsverbetering; - duidelijke, transparante, respectvolle communicatie; - goede en veilige leef – en werkomstandigheden. 4.2 Missie van de school De missie van Het Spoor beschrijft datgene wat de jenaplanschool wil zijn, wat de kern van haar bestaan is en waarin zij zich onderscheidt van andere scholen. Het Spoor is een jenaplanschool waar je elke dag, samen met anderen, kunt werken aan je talenten, leren om trots te zijn op wat je bereikt zodat je sterker de wereld in kan. Kinderen worden in de gelegenheid gesteld om, daar waar mogelijk, actief en onderzoekend bezig te zijn, zelfontdekkend d.m.v. interactie met de omgeving vorm te geven aan hun ontwikkeling.Zelf leren leren, leren kiezen en beslissen, meer verantwoordelijkheid nemen, zelfstandig leren werken, assertief gedachten leren verwoorden en leren dat je elkaar nodig hebt om zelf verder te komen, vinden wij belangrijke leerprocessen voor kinderen. Als je die kunt combineren met steeds weer uitdagende leerstof én met de motivatie om graag naar school te gaan, ga je na acht schooljaren goed toegerust naar het voortgezet onderwijs. We vinden het belangrijk dat „onze‟ kinderen zelfbewuste mensen worden die uiteenlopende uitdagingen vormgeven en oplossen. Kortom, Het Spoor is een school die: • Uitgaat van het eigene en unieke van ieder kind; • Uitgaat van het kind als sociaal wezen, dat met elkaar praten, werken, spelen en vieren nodig heeft; • Het kind leert omgaan met een zo groot mogelijke zelfstandigheid en verantwoordelijkheid; • Een uitdagende functionele leef- en werkomgeving schept in een sfeer van veiligheid en geborgenheid; • Streeft naar een leef- en werkgemeenschap waarin respect voor jezelf, respect voor de andere(n) en respect voor het andere centraal staan.
Missie: Leren vertrouwen in jezelf en in de ander. 4.3
Identiteit en profilering Zie schoolondernemingsplan
4.4
Leerstofaanbod
Op onze school gebruiken we eigentijdse, realistische methodes.( zie bijlage methodenoverzicht) Deze methodes voldoen aan de wettelijk verplichte kerndoelen. Voor de toetsing van de leerstof maken we gebruik van methodeonafhankelijke en methodegebonden toetsen. Samengevat:· · Het leerstofaanbod heeft een doorgaande lijn; · Het leerstofaanbod sluit aan bij het werken op niveau; · Het leerstofaanbod voorziet in de ondersteuning van de sociaal-emotionele en creatieve ontwikke
46
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
ling; · Het leerstofaanbod voorziet in het gebruik leren maken van ICT; · Het leerstofaanbod voorziet in aandacht voor intercultureel onderwijs; · Het leerstofaanbod bereidt kinderen optimaal voor op het vervolgonderwijs en biedt een meerwaarde in maatschappelijk opzicht. De resultaten en het rendement van het onderwijs worden zowel in de bouw als op schoolniveau gemonitord, geanalyseerd en gebruikt om waar nodig het leerrendement te verhogen. 4.5 Leertijd · Op schoolniveau wordt voldaan aan de wettelijk vastgestelde onderwijstijd; · Meer dan de helft van de onderwijstijd wordt ingezet voor de instrumentale vaardigheden taal en rekenen nen; · Leraren zorgen voor een effectief klassenmanagement; · Leraren variëren de hoeveelheid leertijd afhankelijk van de onderwijsbehoeften; · Leraren hebben een klassenmap waarin o.a. schriftelijk het programma en de voortgang genoteerd staat; · Leraren hanteren heldere roosters, deze zijn aanwezig in de klassenmap. Groep 1 en 2: -Minimaal 300 – 480 min per week Groep 3: -Minimaal 420 - 480 min per week Groep 4: -Minimaal 435 - 540 min per week, waarvan 150 – 180 min voor technisch lezen Groep 5 en 6 -Minimaal 465 - 555 min per week, waarvan 120 – 150 min voor technisch lezen Groep 7 en 8: - Minimaal 390 - 480 min per week, waarvan 30 – 60 min voor technisch lezen Voor de Risicolezers: -1 uur per week extra ingeroosterd.
Taal
Onderwijstijdentabel Lezen Schrijven Rekenen
4.75 uur 3.5 uur 4.75 uur 5.75 uur
1.5 uur 4.00 uur 4.00 uur 3.00 uur
Groep/ Vak Gr.1 / 2 Gr.3 / 4 Gr.5 / 6 Gr.7 / 8
Spreken luisteren 5.5 uur 2.30 uur 2.00 uur 1.5 uur
4.6
Pedagogisch klimaat en schoolklimaat
2.00 uur 2.5 uur 0.75 uur 0.25 uur
1.5 uur 3.75 uur 5.00 uur 5.00 uur
Wereldoriëntatie 7.25 uur 5.25 uur 5.5 uur 7.25 uur
Creatief
Totaal
3.25 uur 2.00 uur 3.75 uur 3.00 uur
23.75 23.75 25.75 25.75
De school is een ontmoetingsplaats van vele mensen. Onze school is dus geen gebouw waar uitsluitend kennis wordt overgedragen, maar een speel-, leef- en werkgemeenschap van waaruit kinderen, leraren en ouders de wereld, de omgeving verkennen. Voor deze verkenningstocht heeft het kind bewegingsruimte, maar ook bewegingsvrijheid en afspraken en regels nodig. Dit is essentieel voor hun identiteitsontwikkeling. Het kind krijgt de kans om fouten te maken en van die fouten te leren. Kinderen leren situaties in te schatten, zichzelf te leren kennen, leren dat andere kinderen ook een wil hebben, leren dat volwassenen zich verschillend gedragen, enz. De school heeft aldus de taak om ontmoetingsplaatsen ( pedagogische situaties) voor de kinderen te creëren, waarbinnen de sociale, emotionele en cognitieve aspecten van ontwikkeling de kans krijgen zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Wij vinden, dat de school die ontmoetingsplaat-
47
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
sen zo natuurlijk, zo gewoon mogelijk moet houden voor het kind. Het kind ziet zijn omgeving niet in vakken, maar als totaliteit, als totaalbeleving. Binnen deze ontmoetingsplaatsen kunnen jonge kinderen en oudere kinderen samen leven, spelen en leren
Veiligheid en sfeer Alle kinderen moeten zich op Het Spoor veilig voelen. In contact met (onbekende) leerstof, aardige en niet aardige kinderen, uitdagingen op sociaal en intellectueel gebied worden kinderen met hun mogelijkheden en beperkingen geconfronteerd. Een aantal beperkingen kan tot ongewenste faalangst leiden. Een veilige school en een zorgzame sfeer zijn voorwaardelijk voor de kinderen. Nadruk op veiligheid en sfeer impliceert tevens dat het aanleren van verantwoordelijkheidsgevoel bij de kinderen samen moet gaan met eenduidigheid in straffen en belonen. Succeservaringen zijn voor alle kinderen wezenlijk. Leraren zorgen ervoor dat alle kinderen op individuele basis worden beloond bij goede prestaties en vorderingen. Ook is er aandacht voor complimenten voor de hele stamgroep. Belangrijk is dat belonen 'verdiend' moet worden. Uitgangspunt bij straffen is dat de straf in positieve zin moet bijdragen tot houding en/of gedragsverbetering. De straf is nooit doel op zich. Teamleden streven er dan ook naar om zinvol te straffen en zich consequent op te stellen. In conflicten tussen kinderen onderling is het de gewoonte op Het Spoor dat zij de problemen met elkaar uitpraten vanuit een respectvolle houding. Een veilige omgeving is hierbij een strikte voorwaarde. Door samen met ouders, kinderen en leraren regels en afspraken te maken over de wijze van omgaan met elkaar, ontstaat een sfeer waarin weliswaar soms ruzie wordt gemaakt en kinderen elkaar pesten, maar waar de problemen altijd met elkaar besproken worden en naar oplossingen wordt gezocht. In een dergelijke omgeving behoeven fouten niet onmiddellijk tot negatieve faalangst te leiden maar maken deel uit van het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen, Het team is van mening dat de kwaliteit van het schoolklimaat een directe relatie heeft met het welbevinden en de prestaties van kinderen. Het is juist daarom dat er bijzondere aandacht uitgaat naar het creëren van een veilige omgeving, een vertrouwensrelatie leraar-kind en leraar-groep op basis van respect voor elkaar. Een sterk pedagogisch klimaat werkt in het kader van de zorgbreedte naar alle kinderen, zij kunnen zich optimaal in de breedte ontwikkelen, zij weten zich geholpen en vinden dat fijn. Dit schept een basis om verder te werken. Voor kinderen die in hun schoolloopbaan problemen ontmoeten, speelt het belang van veiligheid en vertrouwen mogelijk nog nadrukkelijker. Een en ander heeft ertoe geleid dat het team zich fundamenteel bewust is van het feit dat zorgverbreding structureel zijn inbedding heeft in een specifieke pedagogische context.
4.7 Didactisch handelen In het didactisch handelen van de leraar wordt een koppeling gemaakt tussen en de manieren waarop kinderen leren. In onze snel veranderende maatschappij en m.b.v. nieuwste wetenschappelijke inzichten ( zie ook Wat werkt in de klas van Marzano), is het didactisch handelen van de leraar aan verandering onderhevig. In 2000 noemt Veen (2000) vier kenmerken van de huidige generatie jongeren, namelijk: · ze kunnen omgaan met discontinue informatie; · ze zijn gewend aan „multitasking‟; . ze lezen teksten niet maar scannen informatie ; · ze gebruiken niet lineaire aanpakken om kennis te verwerven. Volgens Veen sluiten twee leertheorieën aan bij deze kenmerken van jongeren, te weten het constructivisme en brain based learning, waarin de brug wordt gelegd tussen de werking van de hersenen en intentioneel leren kinderen en de manieren waarop zij leren. Uitgangspunten voor didactisch handelen zijn: Ieder kind is enthousiast om veel te leren; • Leren komt het best tot stand als gebruik gemaakt wordt van al eerder opgedane
48
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
• • • • • •
Leerervaringen; Er is sprake van een ononderbroken lijn in pedagogische en in didactische werkvormen binnen de gehele school; Eigen initiatief en verantwoordelijkheid van kinderen worden gestimuleerd en zijn uitgangspunt voor de didactische en pedagogische werkvormen; Teamleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het samen leren en samen leven en de leerresultaten van de kinderen; Leraren weten dat zij begeleiders in het leerproces zijn. De leerlingen zijn de spil van het proces; Hoge verwachtingen ten aanzien van ieder kind, de waardering voor dit kind met al zijn/haar talenten/mogelijkheden, leiden tot prestaties. Gezamenlijk gedragen pedagogische en didactische uitgangspunten zijn de basis voor het handelen in de verschillende jaargroepen. • Het leergesprek levert de belangrijkste gegevens op om te komen tot een zo goed mogelijke begeleiding. Alle leraren voldoen aan de criteria van effectief instrueren. Zie ook: Schoolondernemingsplan 4.8
Zorg en begeleiding Zie bijlage onderwijscontinuüm
4.9
Informatie- en communicatietechnologie ( ICT) Zie schoolondernemingsplan
5
Organisatie en beleid en communicatie
5.1 Besluitvormingsprocedures Op "Het Spoor" wordt wekelijks vergaderd. Een maal per maand is er een huishoudelijke vergadering waar de lopende zaken besproken worden. De directie draagt zorg voor een agenda. Afspraken worden genotuleerd Twee keer per maand wordt overlegd met de bouwcollega‟s. Deze vergaderingen staan onder leiding van een technisch voorzitter. Een aantal agendapunten is vast. Zo wordt er elke vergaderingen over de opbrengsten van het onderwijs gesproken en is er eens per zes weken overleg over de bespreekkinderen. Tijdens deze bijeenkomsten worden de vorderingen van de bespreekkinderen aan de hand van de handelingsplannen besproken. Drie keer per jaar vergadert de bouw met de directeur over de leerresulaten op groeps- en bouwniveau. De technische voorzitters geven terugkoppeling aan de directie over relevante afspraken, knelpunten en of wensen. Drie maal per jaar vergaderen deze technisch voorzitters over de doorgaande lijn tussen de bouwen. Een keer per maand is er een inhoudelijke teamvergadering. De globale inhoud van deze teamvergaderingen wordt a.d.h.v. het activiteitenplan in juni van elk schooljaar in het team afgesproken. Deze inhoud is afgeleid van de doelen in het Onderwijsondernemingsplan Beurtelings worden deze vergaderingen voorgezeten en genotuleerd door de teamleden. De directie heeft een maal per maand overleg met de IB over interne aangelegenheden, w.o. de top 10 aandachtskinderen. Aangezien het essentieel is dat alle teamleden elke onderwijsinnovatie op "Het Spoor" zien als ook hun veranderingsproces, is een actieve betrokkenheid bij beleidsvorming- en uitvoering een voorwaarde. Het hanteren van de juiste besluitvormingsprocedures is hierbij van belang. In de teamvergadering van april doet de directie voorstellen m.b.t. de jaarplanning, groeps- en lerarenverdeling. Het is niet vanzelfsprekend dat een groepsleraar elk jaar dezelfde groep houdt.
49
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Er wordt naar gestreefd om ten minste twee jaar bij een stamgroep te blijven. Afgesproken is dat wisseling van groep van groepsleraar een dimensie aan de schoolorganisatie moet toevoegen. Dit ter beoordeling van de directie. Consensus bij de besluitvorming wordt nadrukkelijk nagestreefd. Indien noodzakelijk, beslist de directeur. Voor wat betreft de vaststelling van de beschikbare groepsleraren over de stamgroepen wordt jaarlijks door de directeur een concept formatieplan opgesteld op basis van het bestuursformatieplan dat via het bestuur aan de MR wordt aangeboden. De personeelsgeleding van de MR heeft instemmingsrecht. Vervolgens worden de concepten van de jaarplanningen naar het C.v.B gestuurd. De MR heeft in deze adviesrecht. Herkenbaar, zowel bij de besluitvorming rondom de jaarplanningen, (organisatorisch en inhoudelijk), maar ook bij de inhoudelijke teamvergaderingen, zijn de volgende fasen: • Oriëntatiefase, waarbij de directie of een teamlid voorstellen doet voor organisatori Sche of onderwijsinhoudelijke aanpassingen/vernieuwingen; • Beslissings- of adoptiefase, waarbij het team de voorliggende problemen bespreekt en op haalbaarheid toetst; • Plannings- en voorbereidingsfase waarbij de inhoudelijk te zetten stappen worden afgestemd met de jaarplanning van vergaderingen; • Uitvoeringsfase; • Evaluatiefase. De directie draagt er zorg voor dat voldoende tijd gegeven wordt om tot een afgewogen afstemming in het team te komen.
5.2 School- en klassenorganisatie Het Spoor is een jenaplanschool en kiest voor het werken met heterogene stamgroepen. In afwijking met het oorspronkelijke Jenaplanmodel, waarbij driejarige heterogene groepen worden gevormd, heeft het team gekozen voor een tweejarige heterogeniteit. Het is gebleken dat de verschillen tussen kinderen in een driejarige heterogene stamgroep voor te grote aanpassingen van leraaren en kinderen leiden. In het bijzonder de begeleiding van het lees- en schrijfproces en de daaraan gekoppelde individualisering is voor de leraar in een driejarige heterogeniteit gecompliceerder. In een tweejarige heterogene stamgroep kan adequater worden aangesloten bij de verschillen tussen kinderen. Het is het streven om bij het verdelen van de groepen de kinderen minimaal twee jaar in dezelfde stamgroep te houden bij dezelfde leraar. Het schoolteam hanteert een speciale procedure bij het verdelen van de kinderen over de stamgroepen Nadat het schoolteam de stamgroepen voor het nieuwe schooljaar heeft ingedeeld, vindt uiterlijk een week voor de zomervakantie de publicatie naar de ouders plaats door middel van het huishoudelijke boekje. Bij projecten, weeksluitingen en creatieve vorming kan de stamgroepenstructuur doorbroken worden door groeperingsvormen te gebruiken tussen de verschillende stamgroepen. Binnen stamgroepverband wordt een variatie aan groeperingsvormen gehanteerd om tegemoet te komen aan de diverse doelstellingen. Voor een concrete invulling van deze doelstellingen wordt verwezen naar de diverse handelingsplannen. Doorstroming Doorstroming naar een volgende stamgroep vindt plaats als een kind de bouw heeft doorlopen en altijd aan het einde van het schooljaar. Aangezien de kinderen in tweejarige heterogene stamgroepen zitten, vindt de doorstroming intern 'als vanzelfsprekend' plaats. Pas van de ene naar de andere stamgroep kan een probleem ontstaan. Bijvoorbeeld wanneer het voor een kind op grond van persoonlijkheidskenmerken beter is om nog een
50
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
jaar in de 'oude' stamgroep te blijven. Een kind doet een extra jaar, nadat gemotiveerd kan worden dat het in het belang van het kind is. De principebeslissing hierover wordt in de teamvergadering tijdens de zgn. bespreekkinderenvergadering genomen, of zoveel eerder als de betrokken leraar dit noodzakelijk acht. Vroegtijdig dient de leraar de ouders op een dergelijke belangrijke stap voor te bereiden (zie bijlage: Procedure oudergesprekken). De directie neemt, alle betrokkenen gehoord hebbend de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de plaatsing van een kind in de stamgroep. Bij doorstroming van de ene- naar de andere stamgroep is het mogelijk dat de kinderen opnieuw gegroepeerd moeten worden. Het team besluit welk kind in welke stamgroep wordt geplaatst. De ouders worden hierover tijdig geïnformeerd (zie bijlage: Procedure verdeling van de kinderen). Als duidelijk is hoe de verdeling van de kinderen over de stamgroepen voor het komende schooljaar zal zijn, worden de kinderen door de diverse leraaren doorgesproken en de handelingsplannen overgedragen. Deze handelingsplannen worden als interne documenten beschouwd en zijn als zodanig niet voor ouders ter inzage. Overplaatsing naar andere onderwijsinstellingen gebeurt nadat hierover in de bespreekkinderenvergadering een principebesluit is genomen om de ouders te adviseren naar een andere school om te zien. Ouders kunnen uiteraard zelf ook besluiten om te zien naar een andere school. Uitdrukkelijk wordt gestreefd naar een gezamenlijk optrekken van ouders en school. De overgang naar een andere school voor Primair Onderwijs wordt ondersteund door een onderwijskundig rapport evenals mondeling contact met de andere onderwijsinstelling. De overgang naar het voortgezet onderwijs wordt ondersteund door: • Een schriftelijk rapport over het kind naar de ontvangende school, daarna overleg van de leerkracht met de brugklascoördinator; • kennismakingsbezoek van de kinderen aan de betrokken scholen; • als de kinderen ongeveer 2 maanden de vervolgschool hebben bezocht, vindt er een nagesprek plaats tussen de voormalige leraar en de leraren waarvan het kind op dat moment les krijgt. 5.3 Toelating, verwijzing en verwijdering Toelatingsregeling kleuters Een eerste kennismaking met Het Spoor vindt plaats na toezending van de schoolbrochure evenals informatie van de Nederlandse Jenaplanvereniging. Ook is de mogelijkheid voor geïnteresseerde ouders om de schoolgids te lezen. Vaak gaat deze informatie naar ouders via de website. Alvorens kinderen worden ingeschreven, vindt een uitgebreid gesprek plaats met de ouder(s). In dit gesprek wordt gestreefd naar een afstemming tussen de verwachtingen van de ouder(s) enerzijds en de feitelijke gang van zaken op "Het Spoor" anderzijds. Nadrukkelijk worden de achtergronden van het Jenaplanschoolconcept belicht. Deze achtergronden worden afgezet tegen de keuzes die de Jenaplanschool "Het Spoor" kenmerken. Tevens wordt ingegaan op de persoonlijke kenmerken van het kind en eventuele speciale aandachtspunten, voornamelijk op het gebied van extra zorg i.v.m. zindelijkheid, gezondheid, gedrag en eventuele ontwikkelingskenmerken. Het team gaat er overigens van uit dat een kleuter bij intrede op Het Spoor zindelijk is.Indien dit niet het geval is, is toelating niet mogelijk of zal de leraar hierover bindende afspraken maken met de ouders. Indien de ouder(s) na dit intakegesprek de kennismaking met "Het Spoor" willen voortzetten, vindt een kort bezoek aan een kleutergroep plaats. Gezien het verstoren van het ritme van de kinderen en de extra aandacht die de groepsleider aan de bezoekende ouder moet geven, is het noodzakelijk dat de tijdsduur van een dergelijk bezoek beperkt blijft. Na de feitelijke inschrijving van het kind wordt een periode van kennismaking tussen de ouder(s) en de groepsleider afgesproken. Formeel kan dit geschieden nadat het kind de leeftijd heeft bereikt van drie jaar en tien maanden. De kennismakingsperiode wordt gespreid over maximaal vier dagdelen en vindt plaats in de groep waarin het kind uiteindelijk wordt geplaatst. De leraren in de onderbouw
51
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
verdelen de nieuwe kinderen op basis van een zo heterogeen mogelijke spreiding van de kinderen. De directie wordt van de verdeling in kennis gesteld. Vanaf het moment dat het kind vier jaar is, vindt de definitieve instroming in de school plaats. Nadat het inschrijvingsformulier door de ouder(s) is ingevuld, draagt de directie er zorg voor dat de inschrijving schriftelijk wordt doorgegeven aan Bron. Toelatingsregeling voor kinderen > 4 jaar Wordt een kind voor een hogere groep aangemeld, dan vindt, indien de leeftijd van het kind dit toelaat, een extra gesprek plaats waarbij het kind aanwezig is. Indien het kind door problemen op een andere school gedwongen is/wordt van school te wisselen, wordt in dit extra gesprek geanalyseerd in hoeverre de problemen zich na instroom in onze school kunnen voortzetten en welke consequenties dat mogelijk heeft.E.e.a. zo mogelijk als BaO-BaOverwijzing, met inschakeling van de PCL. In teamverband wordt vervolgens afgewogen in hoeverre deze problemen kunnen worden aangepakt binnen het kader van al aangegane verplichtingen tegenover de 'bespreekkinderen'. Eveneens wordt ingegaan op de vraag in welke mate het kind en de ouder(s) bereid zijn om zich daadwerkelijk in te zetten om eventuele problemen gezamenlijk aan te pakken. Ook wordt contact opgenomen met de directie van de afleverende basisschool. Niet alleen wordt extra toelichting en advies gevraagd, tevens wordt nagegaan of de afleverende school in principe bereid is om het kind uit te schrijven. Indien tot goede werkafspraken gekomen kan worden met de ouder(s) en het kind kan tot inschrijving worden overgegaan. 5.4 Taakbeleid De taken van groepsleraren vallen binnen de afspraken van de normjaartaak. Leraren ontwikkelen binnen de kaders van de strategische beleidspunten specialismen. Uitvoering van de hieruit voortvloeiende taken vallen ook binnen deze context. Scholing om te ontwikkelen in het specialisme wordt binnen vastgestelde kaders gefaciliteerd en maakt deel uit van het personeelsbeleid van het bevoegd gezag. In de teamvergadering van juni worden nu aan de hand van een algemeen activiteitenoverzicht de taken voor het komend schooljaar verdeeld. Op deze lijst staan taken als: • Leerlingenadministratie; • verwerking rekeningen; • contacten schoonmaakbedrijf; • organisatie werkweek • mededelingenblad; • contact Ouderraad; • bestellingen; • organisatie huishoudelijke dienst.... . Ook hier geldt consensus bij de besluiten. Indien consensus niet wordt bereikt, beslist de directie. Bij de taakverdeling wordt rekening gehouden met belangstelling, belastbaarheid, (nascholings)belasting en interesse van de individuele teamleden. In de functioneringsgesprekken wordt de uitvoering van deze taken individueel geëvalueerd.
5.5 Communicatie “Communicatie is de belangrijkste vaardigheid in je leven. Van alle uren dat we niet slapen, brengen we de meeste tijd door met communicatie. We hebben leren lezen en schrijven, we hebben er jaren over gedaan om te leren spreken. Maar hebben we ook leren luisteren?” (Stephen Covey) Dit communicatieoverzicht is een ontwikkeldocument dat bijtijds en structureel wordt besproken en geëvalueerd met alle betrokkenen en zo nodig wordt bijgesteld/geactualiseerd.
52
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Overzicht inzet van communicatie(middelen) Voor wie
Medium
Frequentie
Schoolgids
Eenmaal per jaar
In- en extern
Web site Het Spoor
Permanent
Directie en leraren
Ouders
SMS-alert
5x per jaar minimaal
directie
In- en externe belanghebbenden. w.o. C.v.B en Inspectie Intern: ouders en leraren
Schoolondernemingsplan/schoolplan
Eenmaal per vier jaar
directie
Jaarplanning via de Schoolka- Eenmaal per jaar lender
Behorend bij het Spoorboekje (directie)
Leraren, ·ouders en kinderen (gr. 1 t/m 8)
Schoolrapport
Tweemaal op jaarbasis, in januari en juni
Leraren
Leraren
Nieuwsbrief Stichting
4x per jaar
MR
MRvergaderingen
5x per jaar
Bovenschools m.b.v. werkgroep directeuren Voorzitter MR i.o. met directie
Ouderraad
Ouderraadvergadering
7x per jaar
Ouders
Algemene Ouderavond
1x per jaar
Ouders en 2 vaste vertegenwoordigers uit het team Ouderraad
Ouders
Klankbordavond
1 a 2 x per jaar
MR
Ouders
Groepsouderavond
Jaarlijks in september
leraren
Ouders
Inloopmiddad kleuterbouw
Jaarlijks in februari
leraren
Ouders
Oudergesprekken
Ouders
Oudergesprekken
2x per jaar, in oktober en leraren mei Afhankelijk van de extra Leraren en op initiatief van zorg en aandacht. Door het individuele ouder jaar heen.
Nieuwe ouders
Brochures; kennismakingsgesprek. Rondleiding
C.v.B en Inspectie
Verantwoording onderwijsresul- Minimaal 1x per jaar taten
directie
In- en extern
Tevredenheidonderzoeken Eens per drie jaar ouders, kinderen en medewerkers Exit gesprekken met ouders die Gesprekken met 4 ouders geen kinderen meer op Het v.a. januari Spoor hebben
directie
Het Spoornieuws
Leraren met bijdragen van directie, team, MR, Ouderraad, Kinderraad, bevoegd gezag .
Intern: ·leraren, Extern: ouders en nen
exter-
Intern
Leraren, ·leiding, oudersen peuterspeelzaal
individueel
6x per jaar
Overig/coördinatie, wie doet wat, etc. Bij aanvang van het schooljaar verschijnt een actuele digitale versie van de schoolgids. (directie)
directie
directie
53
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Kinderen,ouders, leraren
Schoolkrant
3x per jaar
leraren
Intern: ouders
Mededelingenbrieven
Incidenteel
Directie en leraren
Team, kinderen, ouders, omgeving, lokale media
Radio, TV en dag/week bladen
Incidenteel
Profilering van school. Schoolleiding, coördinator, geledingen, werkgroepen, leraren, ouders.
5.6 Schooladministratie en procedures Op stichtingsniveau zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de directie zich verantwoordt v.w.b. de leerling-administratie, de personele- en de financiële administratie. Een extern administratiekantoor en medewerkers P& O en controle van het bedrijfsbureau ondersteunen de directeur. Hier wordt ook verwezen naar uiteenlopende procedures die via de website toegankelijk zijn voor de directeur m.b.v. de zg. AO/IC 6.
Personeelsbeleid
Binnen Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland, is er één personeelsbeleid. Het personeelsbeleid ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: Aantrekkelijk werkgeverschap HRM, voluit human resource management, is een niet te onderschatten thema binnen het strategische beleid van Rijn- en Heuvelland en binnen het onderwijskundig beleid van de school. De zorgen die landelijk spelen zijn ook in het HR-beleid van scholen herkenbaar. De ambities op het gebied van onderwijs en zorg liegen er immers niet om, en dat veronderstelt bekwame leraren, management en staf en overige medewerkers, die duurzaam inzetbaar zijn, competent, betrokken en gezond. Het HRbeleid dient deze duurzaamheid van de inzetbaarheid te stimuleren, maar daarnaast in verband met de „war for talent‟ ook onderscheidend te zijn van concurrenten en tot slot bij te dragen aan een professionele cultuur. In navolging hierop staan binnen het personeelsbeleid de volgende thema‟s centraal. Resultaatgericht Ontwikkelingsgericht en Toekomstgericht. 6.1 Gesprekscyclus Conform de wet BIO wordt er binnen onze scholen jaarlijks met iedere medewerker één functioneringsgesprek gevoerd. Dit mag in combinatie met het POP gesprek plaatsvinden. Verder wordt er elk jaar wordt er één POP-gesprek gevoerd. Dit POP-gesprek mag in combinatie met het functioneringsgesprek plaatsvinden. Om vanuit gezamenlijke verantwoordelijkheid de afspraken te volgen en te evalueren, die zijn gemaakt tijdens het functioneringsgesprek c.q. POP-gesprek, vindt er tussen de directeur en de leraar minimaal 1 evaluatie POP-gesprek plaats (of zo vaak als is afgesproken tijdens voorgenoemde gesprekken), voordat er een (functionerings- of) beoordelingsgesprek wordt ingepland. Het beoordelingsgesprek wordt tenminste één keer in de drie jaar gevoerd, of voordat een tijdelijke aanstelling wordt omgezet in een vast dienstverband. Dit gesprek wordt door de directeur gevoerd. Gedurende de gesprekscyclus kan de leraar feedback op diens functioneren vragen door gebruik te maken van het 360-graden feedback instrument. Elke medewerker benut het 360 graden feedback instrument minimaal één keer in de drie jaar. 6.2 Functiemix Conform de CAO PO zal per 1 augustus 2014 de functiemix gerealiseerd zijn. Medewerkers worden jaarlijks in de gelegenheid gesteld te solliciteren naar vacatures in het kader van de functiemix, conform de doelstellingen zoals beschreven in de CAO PO.
54
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Tijdens de gesprekken die gevoerd worden conform de wet BIO is er aandacht voor ambities en talenten van medewerkers met betrekking tot de functiemix. Opleiden en ontwikkelen tot professionals Concreet impliceren de thema‟s resultaatgericht, ontwikkelingsgericht en toekomstgericht het volgende voor medewerkers binnen de scholen: 1. Medewerkers koppelen hun professionele autonomie aan professionele verantwoording: Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s); Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting; Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. 2. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen: Medewerkers zijn in staat kinderen vanaf 4 jaar Engelse les te geven; Medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland. 3. De onderwijsinhoud sluit aan bij de ontwikkeling van een nieuwe kenniseconomie: Medewerkers zijn in staat leerlingen toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century) aan te leren. Medewerkers zijn in staat 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken kinderen te ontwikkelen. Er zal gewerkt gaan worden met kwaliteitsprofielen voor directeuren en leraren. Deze profielen zijn gerelateerd aan het kunnen behalen van de hiervoor geschetste doelstellingen. Bronnen voor deze kwaliteitsprofielen zijn de huidige wet en regelgeving rondom competentie profielen (wet BIO) en de functiemix De kwaliteitsprofielen worden aangevuld met cultuuraspecten als waarden, overtuigingen en bevlogenheid waaruit het werkplezier, de energie en motivatie van mensen in kaart te brengen is. Het is van belang dat naast het formuleren van beleid en het vaststellen van kwaliteitsnormeringen ook aandacht bestaat voor het opleiden en ontwikkelen van medewerkers tot professionals. Rijn- en Heuvelland voorziet hierin door het inrichten van een eigen Academie. Deze Academie is een instituut waarin alle medewerkers van Rijn en Heuvelland de mogelijkheid geboden wordt de persoonlijke kwaliteitsgarantie waar Rijn en Heuvelland voor staat waar te maken door middel van professionalisering, ontwikkeling en innovatie. De academie is ook gericht op het verleggen van de horizon, en in gezelschap van collega‟s onderzoekend en resultaatgericht van paden af te wijken, te allen tijde gericht op het verbeteren van de onderwijspraktijk binnen de school. De Academie wordt een faciliteit die zich voor alle medewerkers richt op professionalisering, kennisuitwisseling en collegiale ontmoeting op basis van innovatie en performanceverbetering. De academie zal een professionele, kwalitatief hoogstand, ambitieus en inspirerend karakter hebben waarbinnen onderstaande doelstellingen vorm krijgen: 1. Komen tot verdere professionalisering en performanceverbetering van de medewerkers, teams, scholen en Rijn en Heuvelland als geheel; 2. Ondersteuning bieden bij het waarmaken van strategische ambities; 3. Aantrekkelijke opleidings- en carrièreperspectieven te bieden voor zittend en komend personeel, 4. Te kunnen komen tot intensivering van de loopbaanontwikkeling en mobiliteit in elke fase van het arbeidzame leven; 5. Leren en ontwikkeling een zichtbare plek te geven waardoor de academie een belangrijke aanjaagfunctie van het realiseren van de innovatie binnen de scholen De Academie zal een actieve rol spelen in het begeleiden en vormgeven van de loopbaan van medewerkers. Ook voor onze school geldt dat er sprake is van een toenemend besef dat werkgeverschap “verplicht” tot het realiseren van een prettige, uitdagende en inspirerende leer-arbeidsorganisatie voor zowel nieuw als zittend personeel. Opleiden op de werkplek verwordt steeds meer tot uitgangspunt.
55
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
6.3 ARBO-, Verzuim- en Reintegratiebeleid Het Arbo-, Verzuim- en Re-integratiebeleid (AVR-beleid) van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijnen Heuvelland berust op twee peilers, te weten arbeidsrisico (preventie) en verzuim en re-integratie (curatief). Onze visie op AVR houdt integraal rekening met preventie, verzuim en re-integratie. In ons beleid staat preventie voorop, maar ook voor verzuim en noodzakelijke re-integratie hebben wij beleid opgesteld. Het motto dat gehanteerd wordt binnen de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland is: “Hard on the matter, soft on the person”. Dit houdt in dat er een evenwicht gevonden dient te worden tussen het behartigen van het organisatiebelang (inzetbaarheid medewerker) enerzijds en het aansluiten bij en het behartigen van de belangen en behoeften van de medewerker (vertrouwen, acceptatie, bevorderen genezing) anderzijds. In dit kader speelt de schooldirecteur een centrale rol in het voorkomen en terugdringen van verzuim op haar/zijn school. Hij wordt daarbij professioneel ondersteund door verschillende adviseurs (b.v. de arbodienst en de Stafmedewerker P&O van de Stichting). De algemene doelstellingen van het AVR-beleid zijn: het bevorderen van de motivatie en gezondheid van medewerkers. verhogen en borgen van de inzetbaarheid van medewerkers. zorg dragen dat medewerkers en leerlingen zich veilig voelen op onze scholen. het bevorderen van gewenst gedrag. voldoen aan de wettelijke voorschriften op dit terrein. het terugdringen van de kosten die ontstaan door verzuim. Het AVR-beleid van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland maakt integraal onderdeel uit van het totale schoolbeleid en daarom gelden de algemene beleidsuitgangspunten ook voor dit beleid. Ieder jaar wordt vastgesteld wat de te behalen verzuimpercentages en meldingsfrequenties zijn. Op basis van de doelstellingen op Stichtingsniveau, worden tussen de voorzitter van het college van bestuur en de schooldirecteur afspraken gemaakt over de eigen doelstellingen en acties. Deze afspraken worden opgenomen in het managementcontract. Jaarlijks wordt in het jaarverslag gerapporteerd over de resultaten van het achterliggende jaar en nodige acties voor het voorliggende jaar. 6.4
Personeelsbeleid op schoolniveau en gesprekscyclus
Op het Spoor hebben alle medewerkers jaarlijks een functioneringsgesprek conform de richlijnen van de wet bio. Hiertoe worden standaardformulieren gebruikt. De verslaglegging wordt door de medewerker zelf gedaan. Een door de mederwerker en directeur ondertekend verlsag wordt gearchiveerd op het bedrijfsburaeu in het personeelsdossier. Eens per drie jaar vindt minimaal een beoordeling plaats. De directeur zorgt voor verslaglegging en archivering zoals op stichtingsniveau is vastgesteld. ( zie ook procedurers AO/IC) Personeelslijst 2011 Directie Functie directeur adj.directeur
Netto WTF 0.6000 0.9337
FPE-verbruik 0.80 0.79
Personeel Functie groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar
Netto WTF 0.8975 1.0000 1.0000 0.6217
FPE-verbruik 0.90 1.00 1.00 0.62
56
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar groepsleraar adm. onderst.
1.0000 1.0000 1.0000 0.6239 0.3794 1.0000 0.6240 0.6954 0.6239 0.9272 0.9337 0.6217 0,1918
1.00 1.00 1.00 0.62 0.38 1.00 0.62 0.70 0.62 0.93 0.93 0.62 0.12
Totaal personele verplichtingen
15.56 FPE
Vastgestelde personeelsomvang volgens managementcontract = 15.75 FPE Totale personele uitgaven vacatureruimte
= 15,56 FPE = 0,19 FPE
Totale personeelsbegroting 2011
= 15.75 FPE
Toelichting op de personeelsbegroting Uitgaande van de vastgestelde basisformatieplaatsen voor het komende schooljaar, de huisvestingsruimte en de beschikbare ( aanvullende) formatieruimte, blijft het aantal stamgroepen 13. In verband met effectuering van de Baporegeling maken vier leraren gebruik van de Baporegeling.(0.46 FTE) Wegens terugkeer in deeltijd na zwangerschap en een vacature wegens vrijwillig ontslag, is enige vacatureruime beschikbaar. De vacatureruimte wordt bij voorrrang ingevuld op stichtingsniveau bij verplichte herplaatsing.( bestuursbenoeming) De directie acht het van belang om binnen de beschikbare functies te streven naar taakdifferentiatie. Inmiddels is 1 leraar m.i.v. 1 augustus 2011 benoemd in LB Getracht wordt per 1 augustus 2011 nog een leraar in de lB te benoemen. De directeur wordt voor drie dagen uit het schoolbudget bekostigd. Organisatorische consequenties Gelet op het aantal kinderen per 1 –10-2010( 319 ), verdeeld over de leeftijden, kunnen 13 stamgroepen geformeerd worden. Het aantal aanmeldingen voor Het Spoor is structureel hoger dan de huisvestingsruimte toelaat. Daarom blijft de wachtlijst gehandhaafd. Het aantal Bapo-ers staat op drie. Dit heeft versnippering in het personeelsplan tot gevolg. De directie maakt zich zorgen over deze ontwikkeling ook i.r.t. de kosten. Jaarlijks wordt nagegaan of het tegemoet komen aan de Baporegeling nog in de schoolorganisatie past. Budget personeelsbeleid Op 1 augustus 2006 is een CAO Primair Onderwijs in werking getreden. Op basis van deze CAO ontvangt het bestuur extra gelden voor de bekostiging van de invoering integraal personeelsbeleid, de professionalisering van het management, het betalen van ouderschapsverlof en het mogelijk maken van functiedifferentiatie. Er is afgesproken dat dit budget deel uit maakt van de werkbegroting van Het Spoor Bovenschool wordt op GMRniveau de begroting P en A ter instemming voorgelegd.
57
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
6.5
Professionalisering Zie schoolondernemingsplan
7. Kwaliteitsbeleid Lange termijndoel Het management van het Spoor verwacht dat het team: de goede dingen doet en dat het team de dingen goed doet; in staat is buiten de eigen stamgroep te denken en te handelen; inzicht heeft in de sterke en zwakke kanten van de schoolorganisatie en het eigen functioneren; concrete aanknopingpunten vindt en voorstellen doet voor verbetering van het onderwijs. Kortom: zich eigenaar toont van beleidsdoelen, de verbeter- en veranderdoelen. Adequate instrumenten, kengetallen en een heldere planning- en beleidscyclus.(PDCA)zijn hierbij onontbeerlijk. Het gaat bij het gebruik van de instrumenten uitdrukkelijk niet om de resultaten zelf, maar om er lering uit te trekken. Van onze school wordt verwacht dat zij publieke verantwoording aflegt over de resultaten en uitleg geeft over de manier van werken, verantwoord in een in- en extern kwaliteitsbeleid. Wat is kwaliteit Kwaliteit is de mate waarin scholen erin slagen hun doelen te bereiken naar tevredenheid van zichzelf, de overheid, team en ouders en kinderen. Als kwaliteit gaat over de mate waarin scholen erin slagen hun doelen te bereiken, gaat kwaliteitszorg om de zorg voor die kwaliteit. Kwaliteitszorg strekt zich uit over alle beleidsterreinen van de school, maar heeft haar basis in het primaire proces. Kwaliteitszorg begint intern en eindigt extern. Inrichting van de kwaliteitszorg Kenmerkend voor de huidige situatie is dat er weliswaar diverse toetsmetingen, procedures en formulieren worden gebruikt, maar dat de cyclische aanpak een ontwikkelpunt voor de komende planperiode is. Cyclisch werken aan kwaliteitszorg betekent: • Kwaliteitsbepaling; • Kwaliteitsborging (of kwaliteitsbewaking); • Kwaliteitsverbetering. Op Het Spoor wordt een kindvolgsysteem gebruikt dat op basis van methodegebonden- en, selectief, methodeongebonden toetsing de resultaten van de kinderen vastlegt. Eveneens worden observaties gebruikt om de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in beeld te brengen. Twee keer per jaar vult de leraar het computerprogramma SEO van Eduforce in om een gedetailleerd beeld te krijgen van de sociaal emotionele aandachtspunten van de kinderen. Door alle leerjaren heen wordt een meerjarenregistratie bijgehouden van de zg. harde vakgebieden. Hierbij wordt overwegend gebruik gemaakt van methodegebonden toetsing Methodeonafhankelijke toetsing( Cito/AVI) wordt ingezet voor de bespreekkinderen, m.u.v. de herfstsignalering en de twee dmt toetsmomenten in groep 3. De eindtoets van groep 8 is de NIO. Citotesten en toetsen worden op het Spoor selectief ingezet. De directie van het Spoor vindt dat op basis van methodegebonden en selectieve inzet van methode ongebonden toetsing, in samenhang met het kindvolgsysteem, voldoende inzicht geeft in de schoolresultaten van de kinderen. Voor het overzicht van de leervorderingen wordt een meerjarenregistratie gebruikt
58
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
De zorg voor kwaliteit van het onderwijs wordt op twee niveaus ingezet: ontwikkelen van het kwaliteitsdenken; gebruik maken van kwaliteitsmonitoring. Doelen voor de komende 4 jaar Ontwikkelen van het kwaliteitsdenken. Het management stelt zich tot doel om beter zicht te krijgen en te houden op de kwaliteit van de organisatie, het leiderschap, personeelsmanagement. strategie en beleid, uitstroomcijfers en waardering door direct bij de school betrokkenen.( stakeholders) Centraal hierin staat het kwaliteitsdenken van de leraar. Hij is de spil van de kwaliteitsborging en de kwaliteitsontwikkeling. Van belang hierbij is de koppeling tussen persoonlijke en professionele ontwikkeling. Kwaliteitsmonitoring Op het Spoor wordt de komende planperiode de PDCAcyclus gehanteerd. Deze PDCA-cirkel wordt straks als een automatisme in alle lagen van de organisatie toegepast en de organisatiecultuur daarop afgestemd. Het is dus van belang dat de directie en leraren zich bij voortduring afvragen welke richting het Spoor op gaat, welke veranderingen goed gaan en of het nodig is om de plannen en de daarmee samenhangende acties tussentijds aan te passen. Samengevat: De Planning & Controle cyclus heeft tot doel de organisatie te ondersteunen in: • Richting (plan) vast te houden; • Resultaten te boeken; • Ruimte te benutten (delegatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden); • Verantwoording af te leggen. Deze begrippen komen terug in de PDCA-cirkel (of: cirkel van Deming). • P: PLAN Dit omvat het plan van aanpak voor de noodzakelijke verbetering of innovatie en de formulering van het gewenste resultaat en hoe (en wanneer) getoetst gaat worden of het gewenste resultaat is bereikt. • D: DO Het plan wordt uitgevoerd zoals is beschreven. • C: CHECK Door middel van controle en evaluatie wordt bekeken in hoeverre het gewenst resultaat behaald is. • A: ACT Dit is de fase van bijstelling. Als het gewenste resultaat bereikt is, wordt gestart met de volgende verbetering en wordt de cirkel opnieuw doorlopen
59
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
missie en visie
strategisch beleid, meerjarenplannen en begroting
eventueel bijstellen en verbeterplannen maken
verantwoording: jaarverslag met jaarrekening
Jaarplannen met jaar(deel) begrotingen
realiseren doelen: besteden geld en inzet kwaliteiten van mensen interne controle en evaluatie resulta-
externe controle (rijksaccountantcontrole en inspectiedienst)
ten
overzicht instrumenten kwaliteitszorg Tabel 2. Overzicht instrumenten externe en interne evaluatie Ouderenquête
Opzetten van een gestandaardiseerde vragenlijst gericht op de oudertevredenheid Kindervragenlijst Idem voor de kinderen in de groepen 6-7-8 Personeelsenquête Tevredenheid medewerkers. Uitbesteed Onderzoek uitstroomcijfers Opzetten format Outputinformatie Gegevens Audit Invoeringstraject onder externe begeleiding Exitgesprekken Opzetten van een vragenlijst voor ouders van 8e groepers en voor schoolverlaters Rapportages inspectie PKO,JO, KO Benchmarking
In ontwikkeling
Aandachtsgebied
Frequentie
Eindresultaten
1x per 4 jaar
Schoolveiligheid i.h.a. Medewerkers Leiderschap Eindresultaten
Jaarlijks
Procesevaluaties
3e jaar van de beleidscyclus Jaarlijks
Toetsing vastgestelde indicatoren Vergelijken om er van te leren
Doorlopend
2 jaar 1x per 4 jaar
Horizontale en verticale verantwoording Er bestaat een duidelijke relatie tussen de effectiviteit van een school en: opbrengstgericht klimaat;
60
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
accent op leren; voortgangstoetsing; professionele ontwikkeling van leraren en team; professioneel leiderschap; betrokkenheid van ouders; hoge verwachtingen en ordelijk klimaat.
De komende planperiode stelt de directie deze variabelen binnen de context van de beleidsvoorstellen in een evenwichtige samenhang aan de orde. In deze periode wordt vorm en inhoud gegeven aan de horizontale- en verticale verantwoording. Bij publieke verantwoording, of horizontale verantwoording, werkt de school samen met partners in de wijk, zoals de ouders, de peuterspeelzaal, het voortgezet onderwijs, het welzijnswerk, de leerplichtambtenaar, de sportvereniging en legt over deze samenwerking verantwoording af over de behaalde resultaten. De verticale verantwoording richting inspectie, (gemeentelijke) overheid, bestuur is ook op Het Spoor al ingeburgerd. Educational governance is nadrukkelijk niet alleen een managementaangelegenheid. Ook leraren moeten het normaal en belangrijk vinden dat de school de omgeving uitnodigt om ideeën aan te dragen en dat de school zich verantwoordt tegenover haar “omgeving.” De komende periode vraagt de directie ook van kinderen of hun leraren, kinderen en ouders op de goede weg zijn. In deze gedachte past de oprichting van de Spoorraad. Deze raad, bestaande uit kinderen uit diverse bouwen, komt 3 keer per jaar bijeen onder voorzitterschap van de directeur om onderwerpen te bespreken die de kinderen aangaan. Deze onderwerpen hebben betrekking op de schoolveiligheid, de relatie met leraren, maar ook onderwerpen die in het beleidsplan staan. Over de resultaten van de Spoorraad wordt verslag gedaan. 7.1
Kwaliteitszorgsysteem op school Zie schoolondernemingsplan en bijlage „onderwijscontinuüm‟.
7.2
Opbrengsten Het Spoor verantwoordt jaarlijks de opbrengsten richting ouders, overheid en bevoegd gezag m.b.v. de afgesproken procedures.
Doorstroompercentage naar schooltype Periode
VMBO/K+B
04 - 05
17%
05 06 07 08 09 10
1% 5% 8% 3% 6% 10%
- 06 – 07 - 08 - 09 - 10 - 11
MAVO/ VMBO-T 24% 36% 38% 20% 7% 21% 18%
HAVO
VWO
25%
34%
33% 36% 45% 35% 19% 31%
30% 21% 27% 55% 54% 41%
61
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
7.3 Methodes en methodevervanging Op Het Spoor wordt een aantal methodes en materialen gebruikt die het onderwijs ondersteunen. Deze methodes en materialen behoren tot de meest gangbare in het Nederlandse basisonderwijs. De belangrijkste methodes zijn: Lezen - Veilig leren lezen - Spelling in Beeld - Leeswerk - Met inzicht leren lezen - Humpy-dumpy - Spelling in de lift - Vooruit - Ondersteunende soft ware (Begrijpend) lezen -Varia -Tekstverwerken -Estafette Engels -Real English, -Engelse leesboekjes -Hello you Taal -Taal in Beeld - Ondersteunende soft ware Rekenen -Alles Telt -Somplex -Ondersteunende soft ware -Wereld in getallen -Plustaak -Kennisnet Rekenweb Wereldoriëntatie -Meerjarenoverzicht Wereldoriëntatie -Werkmappen intercultureel onderwijs, -Ontdekdozen -Bij de Tijd -Themamappen SLO -Informatie junior series Bronnenboeken voor gymnastiek, spel en bewegen op muziek. Liedrepertoire voor het basisonderwijs; Orff-instrumentarium; Het grote liedjesboek – Marianne Busser; Zoek zoek teddybeer – Ingrid Rietveld; Ding-dong deel 1 en 2; 50 kleuterliedjes – Annie Langelaar; Praxis; Kleuterliedjes – H.Broekhuizen; Ondersteunend materiaal van het SKV.
62
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Overzicht methodevervanging Methode Veilig leren lezen Taal actief Alles telt Taal in Beeld Spelling in Beeld Estafette Tekst verwerken Schrijven in de basisschool Hello You Early Bird Methode begrijpend lezen Op voeten en fietsen
Jaar van aanschaf
Vervanging
2002
Niet vervangen Vanaf 2010
Niet vervangen
Nieuwe methode investering
2011 2011 2012 2012
Continu Niet vervangen 2011-2012 2012 Jaarabonnement
Aangezien er tussen kinderen grote verschillen bestaan, is niet elke methode voor elk kind even geschikt. Daar waar noodzakelijk worden (delen van) methodes aangeschaft om aan de specifieke behoeften van deze kinderen te kunnen voorzien. De laatste jaren tracht Het Spoor ook specifieke materialen aan te schaffen voor kinderen die extra moeite hebben om zich bepaalde leerstofonderdelen eigen te maken of materialen voor hoogbegaafde kinderen. Zo zijn Spelling in de Lift, Kids week, Kids week junior, Maatwerk, Somplex, Varia begrijpend lezen, Estafette, Taalbeschouwing, cursus Spaans/Engels en Vooruit aangeschaft. In toenemende mate wordt ook ondersteunende soft ware in gebruik genomen. B.v. Kurzweil voor dyslectische kinderen. Voor veel kinderen is het werken aan hun portfolio een grote uitdaging. Op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling zijn materialen ter ondersteuning voorhanden( bv. Soemokaarten 8.
Financiën
Algemeen
De wet- en regelgeving, het besturingsconcept, het managementstatuut en de overige elementen van het strategisch beleid geven de belangrijkste kaders aan voor het financieel beleid. Het beleidsterrein levert een belangrijk aandeel in het realiseren van de doelstellingen van de overige beleidsterreinen in dit strategisch beleidsplan. De scholen van Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland worden voor 95% gesubsidieerd door de Rijksoverheid. De overig inkomsten bestaan uit subsidies van lagere overheden en Samenwerkingsverbanden. Het financiële beleid van Stichting Openbaar Onderwijs Rijn en Heuvelland en de scholen is gericht op het waarborgen van de continuïteit van de kwaliteit van het onderwijs. Daarom dient in dat beleid steeds de balans te worden gevonden tussen eisen van de maatschappelijke functie van de onderwijsorganisatie en de inkomsten. De stichting heeft deze continuïteitseisen gewaarborgd door een weerstandsvermogen op te bouwen om zoveel mogelijk „bedrijfseconomische risico‟s‟ van de scholen af te dekken. Het grootste bedrijfseconomische risico wordt gevormd door bedreigingen van de continuering van de bekostiging als gevolg van veranderingen van het overheidsbeleid en dalende leerlingenaantallen. Een
63
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
ander belangrijk bedrijfseconomisch risico betreft de bekostiging voor de uitgaven voor personeel op de scholen in relatie tot de realiseerbare groepsgrootte op bepaalde onderwijslocaties. Verder streven stichting en scholen er naar zoveel mogelijk schaalgebonden mogelijkheden te benutten door de inkoopkosten door gebundelde inkoopkracht te verlagen en de risico‟s van schaden te spreiden.
Financiële beheersingsmodel
Het financiële beheersingsmodel is afgeleid op de besturingsfilosofie van de organisatie, namelijk die van een integraal verantwoordelijke schooldirectie. Naast de verantwoordelijkheid voor de school heeft de schooldirecteur ook een gedeelde verantwoordelijkheid richting collega-directeuren van de stichting. De stichting heeft een laag eigen vermogen. Het streeft er namelijk naar zoveel mogelijk middelen die het ontvangt van de overheid en samenwerkingsverbanden door te sluizen naar de individuele scholen. Hiervoor hanteert de stichting een verdelingssystematiek waarbij de scholen, na aftrek van middelen voor stichting brede projecten, reserveringen, centrale inkoopkosten, en bovenschoolse salarissen (de “bovenschoolse” begroting), een jaarbedrag mogen uitgeven dat is gebaseerd op het aantal leerlingen, de jaarplannen van de school en uitgaven die behoren bij de eigen identiteit van de school, zoals specifieke projecten. Het toegekende jaarbedrag van de school wordt inzichtelijk gemaakt in de jaarbegroting. De financiële afspraken van de begroting en de afspraken op het gebied van kwaliteit van onderwijs, personeel en huisvesting worden vastgelegd in het managementcontract. Het managementcontract wordt ondertekend door het College van Bestuur en de schooldirectie. De schooldirectie is door het College van bestuur gemandateerd om de uitgaven die zijn vastgelegd in de begroting en het managementcontract te doen. De specifieke spraken hieromtrent zijn vastgelegd in de mandaatregeling van de stichting Meer dan 80% van de uitgaven bestaat uit salarissen van personeel. Daarmee is er voor de scholen nog maar een beperkte ruimte voor het realiseren van andere doelen. Door het grote beslag dat de personeelsuitgaven op de financiële ruimte van scholen legt is het financiële beheer van de stichting en de scholen vanzelfsprekend sterk gericht op de beheersing van deze kosten en de professionaliteit van de medewerkers. Om zorg te dragen dat het financiële beleid ook daadwerkelijk geeffectueerd kan worden is een betrouwbare financiële informatievoorziening essentieel. Het juist, tijdig en volledig verwerken van de inkoopfacturen, betalingen, inkomsten en alle overige financiële mutaties in de financiële administratie en de inrichting ervan, dragen bij aan het realiseren van deze doelstelling. Bij de financiële administratie wordt gebruik gemaakt van een administratiekantoor. Het administratiekantoor ondersteunt de scholen en de stichting bij het verwerken van de financiële mutaties. De verantwoordelijkheid voor de tijdige verwerking van de mutaties ligt bij de scholen en stichting.
Verantwoording
De dagelijkse controle ligt in handen van de controller van de stichting. Het College van Bestuur, de schooldirectie, de Raad van Toezicht en GMR worden middels tussentijdse rapportages periodiek (per kwartaal) geïnformeerd over het gerealiseerde beleid in relatie tot de begroting. Indien noodzakelijk wordt het beleid aangepast aan de huidige financiële ontwikkelingen. In het financieel jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de realisatie van het gevoerde financiële beleid, in relatie tot de begrotingen, van het kalender jaar. Het financieel jaarverslag wordt gecontroleerd door een openbaar accountant. Het gecontroleerde verslag is uiterlijk 1 juli van het kalender jaar volgend op het verslagjaar beschikbaar voor belanghebbenden.
64
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
8.1
Begroting 2011
14DF
LASTEN 2011
FORMATIE
Spoor
Leerlingen 1 okt 2009
321,0
Leerlingen 1 okt 2010
321,0
FPE Directie FPE OP FPE OOP FPE BAPO
PERSONELE LASTEN
Lonen en salarissen
per 01/01
15,75
per 01/08 Gemiddeld
15,75 15,75 v
40110
Salariskosten directie (-/- lopende Bapo)
40120
Salariskosten OP
40130
Salariskosten OOP
968.625
Dotatie Bapo voorziening Onttrekking bapo voorziening Kosten lopende Bapo Premies UWV, Vervangingsfonds
Totaal lonen en salarissen
968.625
Overige personele lasten
40520
Salariskosten derden
40521
Salariskosten derden (FPE)
40620
Werving en selectie
40630
Cursuskosten personeel
10.000
65
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
40640
ARBO diensten
40650
Overige personele kosten
40652
Ondersteuning en begeleiding
Totaal overige
5.500
15.500
Totaal personele lasten
984.125
AFSCHRIJVINGEN
20 per LL
###
41100
Afschrijving gebouwen
41120
Afschrijving schoolinventaris
41130
Afschrijving electrische inst 26KN
41135
Afschrijving infrastructuur
41140
Afschrijving ICT 3 jaar
41145 41160
Afschrijving ICT 5 jaar Afschrijving machines en gereedschappen
41195
Afschrijving leermiddelen (boeken)
41190
Afschrijving leermethoden (OLP)
Totaal afschrijvingen
4.000
17.000
21.000
HUISVESTINGSLASTEN
42120
Huur exploitatiekosten gebouwen
€18,40 BVO
42210
Dotatie onderhoudvoorziening
32.000
MOP
42211
Onttrekking onderhoudvoorziening
-27.000
MOP
42300
Eigenaarsonderhoud
27.000
MOP
42305
Gebruikersonderhoud
4.500
42390
Tuin onderhoud
400
42410
Gas en electriciteit
20.000
42440
Water
1.000
42510
24.000
42520
Schoonmaakonderhoud Schoonmaakonderhoud (niet HAGO)
42610
Publiekrechtelijke heffingen
1.000
42700
Niet verzekerde schades
42705
Verzekerde schades
42760
Bewakingskosten
4.000
42761
Alarmopvolging
500
LONDO
€14 BVO
### €5
2.000
66
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Totaal huisvestingslasten
89.400
OVERIGE INSTELLINGSLASTEN
Administratie- en beheerslasten
Bedrijfbureau
43100
Administratie en beheer
1.500
43110
Telefoon, fax en porti
2.500
43150
Drukwerk
4.000
43190
Ouderavonden en MR
43270
Doorbelasting AK (dOO)
43280
Accountants- en advieskosten
Totaal administratie- en beheerslasten
8.000
Inventaris en apparatuur 40.950 43140
Reprokosten
9.000
43141
1.000
43160
Reprokosten overig Automatiseringskosten (Stepco en ECS)
41.000
43161
Automatiseringskosten (overig)
500
43170
Aanschaf kleine inventaris
2.000
43180
Abonnementen en contributies
4.000
43601
Media/Bibliotheek
2.000
Totaal inventaris en apparatuur
59.500
Overige
Bedrijfsbureau
43210
Vergaderkosten
43250
Overige beheerslasten
2.000
43260
Marketing en profilering
2.000
43340
Testen en toetsen
7.500
43342
Leerlingzorg
43510
Overige exploitatiekosten
3.000
43520
Representatiekosten Conferenties, seminars en studiereizen Culturele activiteiten, excursies, werkweek
500
43560 43600 43610 43620
bovenschools
1.500 3.000
Buitenschoolse activiteiten Contributies bestuurlijke organisaties
67
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
43630
Verzekeringen
43515
Kosten voorgaand jaar Overlopende lasten (tijdelijk geboekt)
47000
Totaal overige
19.500
Totaal overige instellingslasten
79.000
LEERMIDDELEN
###
43310
Leermiddelen
Totaal leermiddelen
Totaal lasten
25.000
25.000
1.206.525
8.2 Huisvesting Het Spoor is gehuisvest in 13 lokalen, waarvan 11 in het hoofdgebouw en 2 in een dislocatie. Vanaf 2013 komt het gebouw van de Meerklank beschikbaar. Op basis van een huisvestingsplan wordt in samenwerking met peuterspeelzaal Het Eigen Willetje en KMN Kind en Co een plan van aanpak en een programma van eisen opgesteld. De stichting is in samenspraak met de directieleden van de scholen verantwoordelijk voor het beheer van de schoolgebouwen. Het bedrijfsbureau coördineert alle zaken gerelateerd aan huisvesting en onderhoud. De bekostiging van schoolgebouwen is verdeeld over de schoolbesturen en de gemeentes. De gemeentes dragen, op aanvraag van het schoolbestuur, de zorg voor bekostiging van het onderhoud aan de buitenkant van het schoolgebouw. Het schoolgebouw en terrein worden door het schoolbestuur onderhouden. Het bedrijfsbureau beschikt over de meerjaren onderhoudsplanning. Het dagelijks herstel onderhoud omvat alle kleine bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden in, aan en om het schoolgebouw. Preventief onderhoud is onderhoud om gebreken te voorkomen. Veel klein en service onderhoud is preventief onderhoud, het voorkomen van erger. De schooldirectie is budgetverantwoordelijk. Schoonmaak Het schoonmaakonderhoud wordt vanaf 2008 centraal ingekocht. Dit is middels een Europese aanbesteding gegund. De gunning heeft zowel plaatsgevonden op basis van de prijsstelling als ook op basis van andere criteria: Uren schoonmaak productief Uren direct toezicht Uren additionele werkzaamheden
68
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Kosten totaal Kosten glasbewassing Regietarieven Staffelprijzen De technische kwaliteit van het schoonmaakonderhoud wordt periodiek gemeten door een onafhankelijk bureau. In een kwaliteitsmeting wordt zowel het hoog- als laagfrequente onderhoud gecontroleerd. Beveiliging De beveiliging (alarmmeldingen, alarmopvolging en onderhoud) is vanaf 2010 centraal ingekocht. De surveillancedienst staat 24 uur per dag klaar om te reageren op alarmmeldingen, assistentieverzoeken en technische meldingen. Behalve het reageren op meldingen van het alarmsysteem kan deze service ook worden gebruikt voor: onen/instanties rzieningen bij glasschade. Werkwijze alarmopvolging / assistentieverlening: Bij een alarmmelding wordt de beveiligingsbeambte opgeroepen. Ten behoeve van de school wordt door de beveiligingsbeambte rapport opgemaakt. Een surveillance rapport vermeldt de tijdstippen, aangetroffen bijzonderheden en personenverkeer. Bij een inbraak of onregelmatigheid informeert de beveiligingsbeambte direct de politie. De surveillancedienst heeft een reactietijd van 20 minuten. De beveiligingsorganisatie voldoet aan de wettelijk gestelde eisen. Brandblusmiddelen en noodverlichting De brandveiligheid wordt jaarlijks beoordeeld door de brandweer. Een NCP REOB gecertificeerd bedrijf draagt zorg dat de scholen voldoen aan gestelde NEN normen. Meubilair Voor inkoop van meubilair is een mantelovereenkomst afgesloten. Op basis van het meerjaren vervangingsplan wordt beoordeeld of een aanvraag tot aanschaf van meubilair wordt ingewilligd.
Copiers Op stichtingsniveau is een mantelovereenkomst afgesloten voor copiers / printers. Dit contract is gesloten op basis van de verbruikscompensabel-tabel. Meerverbruik wordt hierbij gecompenseerd door minderverbruik van de scholen vallende onder de stichting. 8.3 Sponsoring, subsidies, incidentele bekostiging De Scholen van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland krijgen steeds vaker te maken met sponsoring. Sponsoring is een mooie gelegenheid om de maatschappij dichterbij het kind te brengen. Sponsoring biedt kansen, maar ook bedreigingen. Het kan een uitkomst zijn om extraatjes van te betalen. Maar er zijn ook risico‟s aan verbonden. Leerlingen zijn makkelijk te beïnvloeden:het is dus belangrijk dat sponsoring zorgvuldig gebeurt. Ook moet sponsoring een gezonde en verantwoorde leefstijl aanmoedigen.
Aanleiding Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft samen met onderwijsorganisaties en andere belangenorganisaties begin 2009 opnieuw een convenant gesloten waarin afspraken voor sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs zijn vastgelegd. Het geeft aan onder welke voorwaarden sponsoring kan plaatsvinden
69
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Aan sponsoring zijn ook verplichtingen verbonden, daarom moet er een breed draagvlak zijn bij alle betrokkenen. Schoolbesturen nemen samen met personeel, ouders en, in het voortgezet onderwijs, ook leerlingen in de medezeggenschapsraad (MR) een weloverwogen beslissing om wel of niet tot sponsoring over te gaan. Draagvlak voor sponsoring binnen de school is belangrijk. Dit is te bereiken door alle betrokkenen goed te informeren Het bevoegd gezag is verantwoordelijk Elke school maakt een eigen afweging om tot sponsoring over te gaan en overweegt de maatschappelijke betrokkenheid van de sponsor, het sponsorbedrag en de verlangde tegenprestatie; het bevoegd gezag is uiteindelijk verantwoordelijk Belangrijk is dat de directie zich vooraf afvraagt of de sponsorbijdrage goed of slecht is voor de ontwikkeling van de leerlingen? Het bevoegd gezag dient met een aantal zaken rekening te houden. • Het stelt een algemeen sponsorbeleid vast, dat wordt vastgelegd in het schoolplan. Een algemeen sponsorbeleid biedt een kader waarbinnen het bevoegd gezag of de schoolleiding kan handelen bij het aangaan van sponsorovereenkomsten. • Het is verplicht om een sponsorovereenkomst voor te leggen aan de gehele medezeggenschapsraad, die daarbij instemmingbevoegdheid heeft • De school is verplicht informatie over het eigen sponsorbeleid in de schoolgids op te nemen. In de schoolgids moet beschreven worden welke normen de school hanteert bij het eventueel aangaan van sponsorovereenkomsten. • Voor sponsoring moet een breed draagvlak binnen de school zijn. Dat begint met het goed informeren van alle betrokkenen. Voor leerlingen, leraren en ouders moet duidelijk zijn wanneer sprake is van sponsoring. • De samenwerking met een sponsor wordt vastgelegd in een(sponsor)overeenkomst. • De school moet zich verantwoorden voor alle middelen die door sponsoring verkregen zijn. De inkomsten en uitgaven door en voor sponsoringmoeten afzonderlijk in de jaarrekening worden opgenomen. De jaarrekening moet voor alle betrokkenen toegankelijk zijn.gen? stelregel: is het goed of slecht Het bevoegd gezag is altijd verantwoordelijk voor wat er in schoolverband plaatsvindt. Dat geldt ook als bijvoorbeeld de oudervereniging een sponsorovereenkomst aangaat waarbij een tegenprestatie wordt gevraagd waarmee ouders of leerlingen in schoolverband te maken krijgen. Ook dan moet het bevoegd gezag beoordelen of de activiteiten die in het kader van de sponsorovereenkomst gaan plaatsvinden,verantwoord zijncht voor de ontwikkeling Waar moet de school zich aan houden? Bij het sluiten van een sponsorovereenkomst gelden de volgende gedragsregels. • De samenwerking mag de ontwikkeling van kinderen niet schaden. • Sponsoring mag de onderwijsinhoud niet beïnvloeden en de uitvoering van de kernactiviteiten van de school mag hiervan niet afhankelijk worden. • In lesmaterialen mag geen reclame voorkomen. Ook niet impliciet. De objectiviteit en betrouwbaarheid van het onderwijs mag niet in het geding zijn. • Sponsoring mag niet misleidend zijn en mag niet appelleren aan gevoelens van angst of bijgelovigheid van leerlingen. • Sponsoring moet een gezonde leefstijl aanmoedigen. • Bij de aanschaf van (computer)apparatuur mag het niet zijn dat een aanvullende afname van bijvoorbeeld software van de sponsor verplicht is, of dat het gebruik van software van een ander bedrijf dan de sponsor wordt verboden. • De mogelijkheden om leerlingen op stage te laten gaan, mag er niet toe leiden dat de school een andere afweging maakt ten aanzien van mogelijke sponsorovereenkomsten, dan zonder die stages.
70
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
De rol van de medezeggenschapsraad De MR heeft een belangrijke rol bij sponsoring. Op verschillende momenten heeft de medezeggenschapsraad bevoegdheden bij de besluitvorming rondom sponsoring. • Als de school een sponsorovereenkomst aangaat, is zij verplicht deze overeenkomst voor te leggen aan de gehele MR. Leraren, ouders (en leerlingen in het voortgezet onderwijs) hebben instemmingsrecht over sponsorbijdragen waarmee leerlingen te maken krijgen. Dit geldt voor activiteiten die binnen het onderwijs plaatsvinden en voor activiteiten die georganiseerd worden onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, zoals een excursie of een activiteit tijdens het overblijven (artikel 10, lid f WMS). • Het bevoegd gezag moet in het schoolplan een algemeen sponsorbeleid vastleggen. In het sponsorbeleid wordt uitgelegd hoe de school handelt bij sponsoring waarmee leerlingen te maken krijgen. Dit is verplicht als de school een algemeen sponsorbeleid heeft vastgesteld, maar ook als de school over elk individueel geval van sponsoring apart beslist. De MR heeft instemmingsbevoegdheid over het vaststellen of wijzigen van het schoolplan (artikel 10, lid b WMS, artikel 12 WPO, artikel 24 WVO en artikel 2 (WEC). • Het ouder- en leerlingendeel van de MR moet instemmen bij het vaststellen of wijzigen van de schoolgids. In de schoolgids worden ouders, verzorgers en leerlingen geïnformeerd over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met bijdragen die door sponsoring zijn verkregen (artikel 13, lid g en artikel 14, lid 1a WMS, artikel 13 WPO, artikel 24a WVO en artikel 22 WEC). • De gehele MR heeft adviesrecht over een voorgenomen besluit van het schoolbestuur over het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, zoals de samenwerking met een sponsor (artikel 11, lid d WMS). • Sponsoring kan ook aan de orde komen bij de vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid van de school. Ook in dat geval heeft de gehele medezeggenschapsraad een adviesbevoegdheid (artikel 11, lid b WMS). • De MR kan zelf het initiatief nemen om onderwerpen met het bevoegd gezag te bespreken. Zo kan de MR besluiten om het sponsorbeleid of een sponsorovereenkomst aan de orde te stellen(artikel 6 WMS). De sponsorovereenkomst Klachten over reclame Het moet duidelijk zijn wat er wordt gesponsord. Als bijvoorbeeld sponsorproducten worden uitgereikt als prijs of beloning na een sportwedstrijd, moet iedereen weten dat het om gesponsorde bijdragen gaat. producten gaat. Bij het wel of niet aangaan van een sponsorovereenkomst is het raadzaam om je de volgende vragen te stellen. • Wat zijn de intenties van de sponsor? • Hoe groot is de sponsorbijdrage? • Hoe staan de tegenprestaties in verhouding tot de bijdrage van de sponsor? • Wat zijn de consequenties voor de school, de leerlingen, het personeel en de ouders? Sponsoring gaat vaak samen met reclame uitingen. Als een ouder, leraar of leerling een klacht heeft over de inhoud van de reclame, kan hij of zij een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Zie: www.reclamecode.nl. Wanneer er andere klachten zijn over de invulling en/of uitvoering van het sponsorbeleid op de school, dan kunnen deze worden aangekaart bij de klachtencommissie van de school. Brochure Convenant sponsoring Utrecht, september 2009lingen?
71
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
8.4
Interne geldstromen. Het Spoor kent een centrale geldstroom, nl. die van het bevoegd gezag naar de school op basis van een ingediende en goedgekeurde werkbegroting. De vrijwillige ouderbijdragen t.b.v. schoolactiviteiten zoals Sinterklaas, kerst ……. worden beheerd door de stichting Ouderraad van het Spoor. Deze Ouderraad is in strkte zin juridisch onafhankelijk van de school en legt jaarlijks verantwoording af aan de ouders in de Algemene Ouderavond. De tussenschoolse opvang wordt financieel en organisatorisch geregeld door de Stichting Vrienden van het Spoor. De voor- en naschoolse opvang vindt plaats op basis van een contract met een commerciële partij, afgesloten met het College van Bestuur. Ook deze geldstroom is onafhanhankelijk van de werkbegroting van het Spoor.
9. Klachtenregeling Het is voor de school belangrijk dat de kinderen en de ouders/verzorgers tevreden zijn over de kwaliteit van het onderwijs. Toch komt het ook op onze school voor dat u als ouder/verzorger niet tevreden bent over de begeleiding van uw kind of van uzelf. Lukt het niet om in het overleg met de groepsleraar en/of de directeur uw probleem op te lossen of te bespreken, dan kunt u een klacht indienen. Het betreft formele klachten over: * (seksuele)intimidatie; * Pesten; * Mishandeling; * Onheuse bejegening; * Inbreuk op privacy; * Didactische aanpak; * Pedagogische aanpak; * Organisatorische aanpak. De bedoeling van de klachtenregeling is om samen te zoeken naar een oplossing en om gevoelens van ongenoegen en frustratie zo veel mogelijk weg te nemen. Ingediende klachten stelt de school bovendien in staat om maatregelen te treffen die het onderwijs verder kunnen verbeteren. De school heeft een klachtenreglement dat is af te halen bij de directeur. In dit reglement staat uitgebreid beschreven hoe u een klacht kunt indienen bij een teamlid, de directeur of bij het Bestuur en hoe deze klacht wordt afgehandeld. Er is op elke school een interne contactpersoon die u kan helpen bij het afhandelen van uw klacht of u verwijst naar de externe vertrouwenspersoon. Deze interne contactpersoon is mw. J.Jaasma( tel:) Hij/Zij is uitsluitend telefonisch bereikbaar op werkdagen tussen 19.00 uur en 21.00 uur. Hij/zij zal u over de te volgen procedure informeren, u wat dat betreft adviseren en u verwijzen naar de externe vertrouwenspersoon. Het Bestuur heeft twee externe vertrouwenspersonen aangewezen; de heer K. Sweers en mevrouw D. Gerritsma, die ter zake deskundig zijn bij het afwikkelen van een eventuele klacht. Beide externe vertrouwenspersonen zijn telefonisch bereikbaar onder nr.: 0346219777 De externe vertrouwenspersoon wordt benaderd door de interne vertrouwenspersoon, het Bestuur of rechtstreeks door de klager. Deze vertrouwenspersoon draagt zelfstandig zorg voor de eerste opvang van slachtoffers van ongewenst gedrag en gaat samen na welke vervolgstappen mogelijk zijn, zoals verwijzing naar instanties die gespecialiseerd zijn in opvang en nazorg. Jaarlijks vindt afstemming plaats tussen de externe vertrouwenspersonen en het Bestuur over het resultaat van het beleid ten aanzien van de klachtenregeling. Voor de goede orde: Zowel de interneals de externe vertrouwenspersonen hebben een geheimhoudingsplicht, waardoor privacy van de klager volledig is gegarandeerd. De klachtenprocedure in het kort.
72
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
1. Indien een ouder/verzorger een klacht heeft over een dienst van de school dan zal hij/zij de klacht in eerste instantie met het betrokken teamlid en eventueel met behulp van de directeur dienen op te lossen. 2. Indien de klacht niet met het betrokken teamlid kan worden opgelost, of indien het een klacht betreft die niet is terug te brengen op het individuele teamlid, dan zal klager zijn/haar klacht op schrift stellen en deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een 14 dagen, aan de directeur doen toekomen. 3. De directeur zal binnen 14 dagen na indiening van de schriftelijke klacht zijn/haar standpunt schriftelijk aan klager kenbaar maken. Een afschrift van de beslissing wordt tevens aan het teamlid toegezonden. 4. Indien klager met het standpunt van de directeur niet instemt, dan kan hij/zij zich wenden tot het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland; Laan van Vollenhove 2935 te Zeist. 5. Informatie over de klachtenprocedure zal door de directeur worden verstrekt. Deze klachtenprocedure acht de school wenselijk, wat niet wegneemt dat de klager zich te allen tijde rechtstreeks kan wenden tot de interne contactpersonen, de externe contactpersonen of de genoemde klachtencommissie. Indien er sprake is van zeer ernstige klachten bijvoorbeeld bij seksuele intimidatie of discriminerend gedrag, agressie of geweld dan wordt door de klager het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland altijd schriftelijk benaderd. Bij seksuele agressie of geweld door een medewerker van de Stichting wordt te allen tijde aangifte bij justitie gedaan. Indien er een klacht binnen komt gericht aan het bestuur van de stichting, dan treedt de volgende procedure in werking. - Binnen 5 werkdagen bericht van ontvangst van de klacht - Mededeling aan klager, aangeklaagde - Binnen 14 dagen na ontvangst klacht een hoorzitting; - Binnen 14 dagen na hoorzitting advies aan het Bestuur; - Binnen 14 dagen neemt het Bestuur een besluit op basis van het advies en meldt dit aan; klager, aangeklaagde en de directie van de school. Het Bestuur is aangesloten bij de landelijke klachtencommissie: Onderwijsgeschillen, Klachtencommissie, Postbus 85191, 3508 AD Utrecht, tel. 030-2809590,
[email protected]. Het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland voldoet hiermee aan de wettelijke verplichting betreffende de klachtenregeling. Bovendien wil zij met een goede uitwerking van deze regeling bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van het pedagogisch klimaat op haar scholen. 10.
Uitwerking beleidsvoornemens Zie schoolondernemingsplan
11. Schoolgegevens Ouders – pedagogisch partnerschap - ouderparticipatie Inspraak en medezeggenschap Het centraal stellen van de opvoeding op Het Spoor houdt in dat Directie en team de ouders zien als belangrijke partners die betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind in brede zin. Ouders van kinderen op "Het Spoor" zijn geen toevallige passanten maar participanten van de school.
73
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Het pedagogisch partnerschap,“mede-eigenaarschap”, wordt vorm gegeven door veel aandacht en tijd te besteden aan de communicatie en samenwerking met de ouders ten behoeve van de gezamenlijke zorg voor de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen. Serieus nemen betekent dat vanaf het moment van aanmelding duidelijk wordt gesproken over de verwachtingen van school en ouders en elkaar daarop ook aan te spreken zodra dat gewenst is. Hoewel pedagogisch partnerschap verder gaat dan ouderparticipatie, vervult ouderparticipatie een wezenlijke rol van betekenis. Aangezien het merendeel van de ouders op Het Spoor beide werkzaam is, zal het bevorderen van de ouderparticipatie ook de komende beleidsperiode een beleidsonderwerp blijven.
"Elke vorm van opvoeding en leiding in een Jenaplanschool ontleent onmiskenbaar haar uiteindelijke kracht aan het feit dat in alle openheid, voor de ogen van alle kinderen, de leraren met de ouders samenwerken; dat school en gezin ineengrijpen en dat zo het beste verbond gesloten wordt in de bescherming waarvan de school gedijen kan: de schoolgemeenschap" - Peter Petersen. De komende planperiode willen directie en team verder vorm en inhoud geven aan het pedagogisch partnerschap met ouders. Dit houdt in dat: het beleid en de resultaten beter afgestemd worden; de activiteiten richting ouders doelgerichter opgezet worden, meer duidelijkheid ontstaat over elkaars rollen en verantwoordelijkheden. Kortom, zo gunstig mogelijke voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Daarnaast maakt pedagogisch partnerschap met ouders een goede zeggenschap en verantwoording mogelijk. De feedback van ouders op plannen en resultaten van de school vormen een belangrijke aanzet voor schoolontwikkeling, professionele ontwikkeling en kwaliteitszorg. Het doel is om meer betrokken te zijn bij elkaars opvoedsituatie, Het gaat hierbij om een gelijkwaardig partnerschap waarbij directie en team en ouders hun eigen afzonderlijke rollen en verantwoordelijkheden houden. Ieder speelt een belangrijke rol, op verschillende manieren en op verschillende niveaus. Het pedagogisch partnerschap wordt formeel ondersteund door een ouderovereenkomst.( zie ook schoolondernemingsplan) Motto: Meeleven, Meehelpen, Meedenken, Meebeslissen. Samengevat: Pedagogisch partnerschap: – past bij Het Spoor als leef- en werkgemeenschap; – dient een gezamenlijk belang; – is doelgericht; – gaat uit van gelijkwaardigheid; – impliceert wederzijdse betrokkenheid; – erkent verschillen in eindverantwoordelijkheden; – vraagt een investering van beide partners; – vraagt een consistente toonzetting; – vraagt een partner die het initiatief neemt. Op deze wijze wil Het Spoor een vernieuwende impuls geven aan de schoolontwikkeling en verhoging van haar kwaliteit en toegevoegde waarde. De school betrekt ouders bij vele activiteiten door vijftig procent van de ouders te laten participeren in projecten op schoolniveau, groepsniveau of individueel niveau. De school verwacht dat ouders dat doen vanuit een positief kritische houding.
74
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Inspraak Participatie van ouders op schoolorganisatorisch- en beleidsniveau is wettelijk geregeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen(WMS). Deze wet maakt moderne medezeggenschap mogelijk in het primair onderwijs. Een belangrijk uitgangspunt is dat ouders en personeel samen inspraak hebben op het beleid van de school. De nieuwe wet zorgt voor kansen om ouders en personeel te betrekken bij veranderingen op scholen. Leden van een raad moeten volgens de wet hun achterban informeren en raadplegen. Op "Het Spoor" functioneert de medezeggenschapsraad (M.R.) onder de door het bestuur geformuleerde en door de M.R. onderschreven reglementen.( 6 leden, resp.3 personeelsgeleding en 3 oudergeleding) De directeur treedt op als bevoegd gezag en is adviseur van de MR. De ouderraad van "Het Spoor" kent geen vastgestelde reglementen maar werkt op basis van afspraken met de directie. De ouderaad heeft minstens 2x per jaar formeel overleg met de directie van het Spoor Het team is structureel vertegenwoordigd bij de ouderraadvergaderngen. Voorstellen ter verandering c.q. verbetering van schoolorganisatie of -beleid worden voorgelegd aan de M.R.. Besluiten worden zo mogelijk met algehele instemming van M.R. en schoolteam genomen. Tot de taken van de M.R. behoort eveneens het behartigen van de public relations van de school. Desgevraagd kan de M.R. voorstellen aan het team voorbereiden. Directie en team van het Spoor vinden het ook van belang om in de komende planperiode het pedagogisch partnerschap met voor- en naschoolse opvang verder uit te werken. Komende ontwikkelingen, gesteund door de overheid, dagen scholen uit nieuwe wegen in te slaan en te werken aan een „ opvoedingsketen‟, al dan niet met onderwijsarrangementen, vormgegeven in samenwerking met instanties die onderwijs niet als hun corebusiness hebben. Kinderen ontwikkelen zich immers niet van half negen tot half drie, maar de hele dag door en op verschillende gebieden. Zelden volgens een rechte lijn, maar met sprongen in verschillende situaties en op verschillende plaatsen.
Bijlage bij Schoolplan: Onderwijscontinuüm Rijn- en Heuvelland 2011 Inhoudsopgave 0.
Vooraf Samenvatting
4 4
1.
Op weg naar een onderwijs continuüm met Rijn- en Heuvelland
5
2. 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
Passend onderwijs, uitgangspunten en kaders Aanleiding De nieuwe koers in twaalf punten Referentiekader passend onderwijs Uitgangspunten van het referentiekader Transparante inzet en betere verantwoording van zorgmiddelen.
6 6 6 7 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1
Relatie Passend Onderwijs en Stichting Rijn- en Heuvelland Visie op Passend Onderwijs binnen Stichting Rijn- en Heuvelland Missie Stichting Rijn- en Heuvelland t.a.v. passend onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland en werken met samenwerkingsverbanden Zorgadviesteam (ZAT)
8 8 9 10 10
75
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
3.3.2 3.3.3
Schoolprofiel Zorgplicht
11 13
4. 4.1 4.2 4.3
Onderwijs continuüm, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten Eén-onderwijsroute Onderwijsarrangementen Onderwijsresultaten in relatie met het onderwijs continuüm en Onderwijsarrangementen Verantwoording en toetsingskader Bao Verantwoording en toetsingskader Praktijkonderwijs(V0) Verantwoording en toetsingskader van Lieflandschool( So)
13 13 17 18
Aansluiting Primair- en Voortgezet Onderwijs
21
4.4 4.5 4.6 5.
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
19 21 21
stroomdiagrammen werkwijze zorgniveaus werkdocument verantwoording onderwijsresultaten Rijn- en Heuvelland Referentieniveaus Taal en Rekenen
Vooraf Dit beleidsdocument is opgesteld door de leden van de werkgroepen zorg en verantwoording onderwijsresultaten i.s.m. de staf onderwijs en kwaliteit van het bedrijfsbureau. Het is een combinatie van algemene zaken zoals deze staan beschreven in de diverse uitgaven rondom passend onderwijs en de wijze waarop de stichting Rijn en Heuvelland aan dit onderwerp beleidsmatig vorm wil geven. De route van dit document is als volgt: 1. bespreken en vaststellen van het concept document tijdens het directorium Rijn en Heuvelland door directeuren en algemeen directeur. (november/december 2010) 2. vaststellen beleidsdocument door bestuur stichting Rijn en Heuvelland. (december 2010) 3. advisering door GMR Rijn en Heuvelland. (januari 2011) 4. in werking treden beleid onderwijs continuüm / één zorgroute stichting Rijn en Heuvelland. (januari 2011) 0 Samenvatting. In 2012 treedt de herziene wet passend onderwijs in werking. Kinderen moeten ondersteuning op maat krijgen. Individuele ouders worden beter ondersteund tijdens hun gesprek over het passend onderwijsaanbod en de keuzevrijheid die zij hebben. Daarnaast zijn ouders als collectief betrokken bij het vaststellen van het onderwijsprofiel. Leraren worden ondersteunt in het vergroten van deskundigheid en met extra ondersteuning in de klas en op school. Om deze ontwikkelingen goed vorm te geven wordt samenwerking tussen Stichting en de verschillende samenwerkingsverbanden op regionaal niveau geïntensiveerd om te komen tot schoolprofielen die een dekkend aanbod aan onderwijs bieden in de regio. Daarnaast worden adviesteams ingesteld om vanuit specifieke deskundigheid ondersteuning aan scholen te kunnen bieden bij specifieke leer- en onderwijsvragen van leerlingen. Scholen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland hebben een onderwijsplicht en zijn verplicht om ouders en hun kinderen een passend onderwijsaanbod te bieden in eigen scholen. Het formuleren van een schoolprofiel is hierbij en hulpmiddel. Om de ontwikkeling van leerlingen binnen scholen op een kwalitatief goede manier vorm te kunnen geven, wordt gewerkt vanuit uitgangspunten van één onderwijsroute en een onderwijs continuüm. Het aanbieden van onderwijs op maat, vanuit 5 niveaus staat hierin centraal, Leidraad voor het uitvoeren van verschillende onderwijsarrangementen wordt gevonden in het kennen van de eigen leerling-populatie, het schoolklimaat en het pedagogisch-didactisch handelen van leerkrachten, de leerlingbegeleiding, de voortgang in ontwikkeling van de leerlingen, leerstofaanbod, leertijd, inhoud, niveau, uitvoering van toetsen en leerresultaten t.o.v. landelijke gemiddelden. Zowel op school- als stichtingsniveau worden ontwikkelingen in scholen op het gebied van passend onder-
76
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
wijs, één-onderwijsroute, gevolgd om de kwaliteit te waarborgen. Leerling-resultaten worden aan de hand van stichting brede afgesproken, landelijk genormeerde, toets gegevens gevolgd om de kwaliteit te meten en bij te sturen waar nodig.(verantwoordingskader) Scholen kunnen hun toetsingsrepertoire naar eigen inzicht verder invullen, afhankelijk van wat de situatie op dat moment is en wat de context vraagt. 1
Op weg naar een onderwijs continuüm met Rijn- en Heuvelland
Voor u ligt het beleidsstuk van Stichting Rijn- en Heuvelland, waarin is beschreven wat de consequenties zijn van de herziene wet passend onderwijs die in 2012 in werking treedt. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en kaders uiteengezet met betrekking tot de wet passend onderwijs. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de visie en missie van Stichting Rijn- en Heuvelland en de consequenties van de wet passend onderwijs voor de Stichting. Hoofdstuk 4 beschrijft de éénonderwijsroute, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten en de wijze waarop de scholen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland hieraan op operationeel niveau vorm geven. Hiermee is de relatie gelegd tussen beleid t.a.v. passend onderwijs op landelijk/regionaal en stichtingsniveau en de uitvoering ervan op schoolniveau binnen de scholen van Rijn- en Heuvelland. Hoofdstuk 5 geeft een korte samenvatting. Verschillende ontwikkelingen binnen de stichting zijn de afgelopen jaren in gang gezet en hebben een directe relatie tot het voorliggende beleidsstuk over passend onderwijs. Binnen Stichting Rijn- en Heuvelland wordt verder gebouwd aan ontwikkelingen, waarin passend onderwijs in de vorm van een onderwijs continuüm een plaats heeft. Om die reden is bij het maken van dit beleidsstuk gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen en onderliggende documenten; notitie “Herziening van passend onderwijs, oktober 2009”, zie www.passendonderwijs.nl/; wetgeving “Zorgplicht”; notitie “één-zorgroute WSNS+”. Strategisch Beleidsplan Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland 2005; nota “Onderwijs en kwaliteit”; notitie rolmodel directeur, locatieleider en intern begeleider; functiebouwhuis en functieomschrijving leerkracht LA/LB, Stichting Openbaar Onderwijs Rijnen Heuvelland; Jaarverslag Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland 2008; Rapportage Besturingsaudit Bestuur Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland 2009, CBE; notitie “de school is een maatschappelijke onderneming”; presentatie Bas de Koning, directeur Eduniek, tijdens het directorium Rijn en Heuvelland september 2010 2.
Passend onderwijs, uitgangspunten en kaders
2.1
Aanleiding
In augustus 2012 treedt de herziening van de wet passend onderwijs in werking. Met deze wet geeft het kabinet besturen en scholen de ruimte om onderwijs aan kinderen te bieden dat nauw aansluit op hun mogelijkheden. De versterking van de samenwerking met jeugdzorg en jeugdhulpverlening is een belangrijk uitgangspunt. In plaats van de huidige rugzakfinanciering komt een flexibele inzet van middelen. Met het omvormen van deze financiering zullen scholen die onderwijs op maat verlenen ook de meeste middelen krijgen. Het beschikbare budget voor het aanbieden van passend onderwijs groeit niet.
77
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
2.2 1.
De nieuwe koers in twaalf punten
Sectororganisaties stellen een helder referentiekader op, waarin onder meer aandacht is voor de bandbreedte voor het onderwijs in een reguliere school. Het referentiekader passend onderwijs moet scholen helpen om met het team van leraren en in overleg met ouders een "onderwijsprofiel" vast te stellen, dat inzicht geeft in het totaal aan onderwijs- en speciale voorzieningen in een school. 2. Schoolbesturen krijgen de verplichting om onderwijs binnen of buiten de eigen mogelijkheden aan te bieden. Ouders die hun kind aanmelden bij een school krijgen een onderwijsaanbod bij de school of bij een andere school. Bij het aanbod wordt rekening gehouden met de voorkeur van de ouders. 3. Kinderen moeten ondersteuning op maat krijgen. In plaats van het huidige rugzakje komt een handelingsgerichte diagnostiek, met flexibele inzet van middelen en voorzieningen. De scholen met het breedste profiel, krijgen relatief gezien binnen hun samenwerkingsverband ook de meeste middelen. 4. Individuele ouders worden ondersteund tijdens hun gesprek over het onderwijsaanbod en de keuzevrijheid die zij hebben. Daarnaast zijn ouders als collectief betrokken bij het vaststellen van het onderwijsprofiel. 5. Leraren worden gesteund bij het vergroten van deskundigheid (bijscholing, aandacht voor leerlingen die speciale aandacht nodig hebben tijdens de lerarenopleiding) én door extra ondersteuning in de klas en in de school (klassenassistenten, (intern) begeleiders, speciale klassen). 6. Het onderwijs wordt zo goed mogelijk afgestemd op jeugdgezondheidszorg, jeugdhulpverlening en maatschappelijk werk. Dit gebeurt in het Zorg- en Adviesteam (ZAT). 7. De inrichting van regionale netwerken (PO, VO en (V)SO gezamenlijk) wordt losgelaten. Onderwijs wordt gebundeld in de bestaande samenwerkingsverbanden voor PO, VO en (V)SO. 8. Het geld voor passend onderwijs wordt gebudgetteerd op het niveau van de Rijksbegroting 2008.( inmiddels is bekend dat er € 300 miljoen bezuinigd wordt op de invoering van passend onderwijs; nov‟2010) 9. De inzet van middelen welke worden besteed aan passender onderwijs moet transparanter worden en beter worden verantwoord. 10. Het geld voor passend onderwijs wordt gelijkmatiger over het land verdeeld (verevend). De omvang van de verevening wordt bezien in samenhang met andere middelen voor begeleiding en achterstandenbestrijding. 11. Een deel van het geld voor ambulante begeleiding gaat voortaan naar de Samenwerkingsverbanden. Het (voortgezet) speciaal onderwijs houdt een deel van het geld om expertise te delen met het regulier onderwijs. 12. Speciaal onderwijs blijft hard nodig en wordt rechtstreeks gefinancierd. De kwaliteit in het (V)SO moet sterk verbeterd worden 2.3
Referentiekader passend onderwijs
De overheid biedt bij de invoering van Passend Onderwijs een referentiekader. In het landelijk referentiekader komen verschillende onderwerpen aan de orde. Bijvoorbeeld: 1 wat is nodig voor passend onderwijs in termen van ondersteuning in de school en in de klas? 2 wat is de bandbreedte voor het bieden van specifieke aandacht voor een reguliere school? 3 hoe wordt handelingsgerichte diagnostiek vormgegeven? 4 hoe wordt de medezeggenschap zowel voor ouders als voor leraren georganiseerd? Het kader zorgt voor een inspirerende discussie in de praktijk over het onderwijs en de mate waarin in scholen specifieke kennis en kunde hebben. Het referentiekader biedt duidelijkheid over wanneer scholen leerlingen kunnen verwijzen omdat het de mogelijkheden van de school te boven gaat. Een beroep op vormen van hulpverlening is dan mogelijk aan de orde, bijvoorbeeld jeugdzorg of gezond-
78
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
heidszorg. Het kader biedt een basis voor het opstellen van het zogenaamde „onderwijsprofiel‟ van de school. Scholen zijn verplicht een onderwijsprofiel op te stellen. Over het onderwijsprofiel en de inzet van de middelen daarvoor vindt vooraf overleg plaats in de medezeggenschaps-kaders met ouders en leraren in de context van de formatieve en financiële mogelijkheden. 2.3.1
Uitgangspunten van het referentiekader
De huidige indicatiestelling voor de clusters verdwijnt, waarbij de directe toegang tot het speciaal onderwijs nog nader moet worden bezien. Handelingsgerichte criteria (gebaseerd op de verschillende modellen die het referentiekader aangeeft) bepalen welke hulp welke leerling en welke school ontvangt. De hoofdlijn is dat een school en de ouders door middel van handelingsgerichte diagnostiek inzicht verkrijgen in de hulpvraag van leerling en school. Het gaat dan om de mate en omvang van de belemmerende en bevorderende factoren van de leerling én de mate en omvang van de gewenste ondersteuning van de leraar/leraren. Indien de school en de ouders tot de conclusie komen dat de beide hulpvragen niet beantwoord kunnen worden in de basisvoorziening onderwijs, doen zij een beroep op het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband zal met behulp van classificatie systematieken, (bijvoorbeeld de ICF1)en haar kennis over gangbare, handelingsgerichte oplossingen en ondersteuningsmogelijkheden, een uitspraak doen over de aard en omvang (zowel personeel als financieel) van de ondersteuning van leerling en school, conform de afspraken in het onderwijszorgplan. Het referentiekader beschrijft eveneens de procesgang van aanmelding tot plaatsing. 2.3.2
Transparante inzet en betere verantwoording van middelen
De inzet van de onderwijsmiddelen moet transparant zijn voor alle betrokkenen. Middelen moeten zoveel mogelijk in de school en in de klas ingezet worden, onnodige overhead en bureaucratie moeten worden tegengegaan. Onderwijs begint met het vaststellen van de onderwijsbehoefte, op basis van handelingsgerichte diagnostiek. Het totaal aan onderwijs en speciale voorzieningen dat in een school wordt geboden, maakt het “onderwijsprofiel” van de school. Het bevoegd gezag overlegt binnen het samenwerkingsverband over de totstandkoming van een dekkend onderwijsaanbod. Over de invulling van het onderwijs op school is afstemming nodig tussen onderwijs, gemeenten en partners uit gezondheidszorg, jeugdzorg en welzijn. Schoolbesturen brengen dit onderwerp in in het overleg met gemeenten in het kader van speciale middelen in en om de school. De huidige rugzakmiddelen worden aan de samenwerkingsverbanden toegekend. In de school wordt het gesprek gevoerd tussen (teams van) leraren, schoolmanagement en bevoegd gezag over het opvangen van leerlingen en wat leraren daarvoor nodig hebben. 3 3.1
Relatie Passend Onderwijs en Stichting Rijn- en Heuvelland Visie op Passend Onderwijs binnen Stichting Rijn- en Heuvelland
Passend Onderwijs is er voor alle kinderen binnen het onderwijs continuüm van Rijn- en Heuvelland. Dit geldt echter binnen de kaders en doelen die door de organisatie gesteld zijn. Binnen dit Rijn en Heuvelland raamwerk krijgt minimaal 98% van de leerlingen het onderwijs dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten. Dit betekent dat kinderen die dat volgens de school nodig hebben, extra voorzieningen in kennis, kunde en materialen krijgen. Daarbij vormen de instructie- en ondersteuningsmogelijkheden van de school het uitgangspunt. Verschillen tussen leerlingen zijn geen afwijking van het gemiddelde maar een uitdrukking van het unieke van ieder kind. Het onderwijs binnen de Rijn en Heuvellandscholen wordt afgestemd op de mogelijkheden en behoeften van minimaal 98% van alle leerlingen.
79
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Rijn en Heuvelland- onderwijs wordt zo goed mogelijk afgestemd in de pedagogische keten. D.w.z. met de expertise die geboden wordt door samenwerkingsverbanden en centra voor jeugd en gezin (jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk) en de jeugdhulpverlening. Uitgewerkt: op weg naar één preventieve en proactieve aanpak, gericht volgen van ontwikkelingen binnen de leerlingenresultaten; stichting breed met behulp van trendanalyses, horizontale en verticale verantwoording van onderwijsresultaten (checks and balances tussen onder ander college van bestuur- schooldirecteuren, schooldirectie-leerkracht, school-ouders), versterken van de planning- en controlcyclus, stakeholdermanagement en de noodzaak tot het ontwikkelen van onderwijsrijke ken- en stuurgetallen, kwaliteit van onderwijs borgen en versterken met behulp van PDCA-cirkel, het bundelen van krachten, erkennen en benutten van vaardigheden en kwaliteiten binnen de verschillende scholen van de stichting (Learning Academy), versterking pedagogisch partnerschap en stakeholders (de school is een maatschappelijke onderneming), versterken relatie strategisch beleid “Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland “Bonding and Bridging”. Per vak- en vormingsgebied formuleert iedere Rijn en Heuvellandschool haar doelen en geeft in percentages aan welke prestaties/resultaten met welke leerlingen gehaald moeten worden. Als ondergrens worden hiervoor de geldende inspectienormen gehanteerd. De leerkracht staat centraal; zij/hij is het vertrekpunt voor werkbaar onderwijs en gebruik van differentiatiemodellen. 3.2
Missie Stichting Rijn- en Heuvelland t.a.v. passend onderwijs
De stichting heeft in de beleidsnota “Sturing en beleid” haar visie, missie, (meerjaren) doelen en beleidskaders geformuleerd. De Stichting wil haar missie realiseren door het tot stand brengen van een organisatie waarbij scholen met beleidskaders vanuit een eigen identiteit en cultuur werken aan een veilige leef- en werkomgeving. Tegelijk wordt gewerkt aan voortdurende kwaliteitsverbetering van onderwijs en opvoeding, bedrijfsmatige ontwikkeling, uitvoering en verantwoording van beleid. Centraal in dit beleid staan drie beleidsspeerpunten: Opzetten van en deelnemen aan regionale netwerken. Een onderwijsprofiel voor iedere Rijn en Heuvellandschool. Het bieden van een onderwijsroute voor ieder kind binnen het onderwijs continuüm van Rijn en Heuvelland. 3.3
Stichting Rijn- en Heuvelland en werken met samenwerkingsverbanden
Het College van Bestuur (CvB) is verantwoordelijk voor de onderwijsresultaten /kwaliteit van onderwijs van scholen binnen de stichting en heeft, samen met andere besturen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de organisatie, de inhoud en de inrichting van het onderwijs in de samenwerkingsverbanden. Dit wordt vorm gegeven door de aard en de wijze waarop, passend binnen het zorgplan, in de eigen school invulling geven wordt aan de leerlingen met speciale aandachtsgebieden. De stichting werkt samen in de volgende WSNS verbanden. Samenwerkingsverband Maarssen Samenwerkingsverband Zorggebundeld Samenwerkingsverband NIS Samenwerkingsverband de Bilt Samenwerkingsverband Veenendaal Samenwerkingsverband VO
80
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Dit maakt het voeren van eenduidig beleid niet eenvoudiger. In het strategisch beleid stelt de stichting dat pedagogisch partnerschap; het samenwerken in de pedagogische keten met zowel in- als externe partners speerpunt van beleid is. Samenwerking tussen de stichting met organisaties voor zorg en hulpverlening in de regio is daarom een noodzakelijke randvoorwaarde voor het realiseren van het onderwijs continuüm en één kind, één plan. Er zal gezorgd moeten worden voor een sluitende aanpak. 3.3.1
Zorgadviesteam (ZAT)
In het kader van Passend Onderwijs wordt gesproken van een zorgadviesteam (ZAT). Rijn en Heuvelland spreekt hierbij liever over een “onderwijs advies team”. Een ZAT is een multidisciplinair team dat bovenschools de aansluiting met partners maakt; o advisering richting de school zelf en op bovenschools niveau, o op de school zelf samenwerken, noemen we landelijk het zorgteam en de boven schoolse samenwerkingsvorm met partners noemen we landelijk het Zorg- en adviesteam (ZAT) Gemeenten en samenwerkingsverbanden hebben een leidende rol bij het inrichten en vormgeven van centra voor jeugd en gezin en de “ZAT‟s”. Op dit moment is er nog geen sprake van eenduidigheid. Verwacht wordt dat de komende periode meer zicht komt op de totstandkoming van de “ZAT‟s” in de Rijn en Heuvelland regio. Ook kunnen nieuwe regio‟s ontstaan door fusie/samenwerking. Partners kunnen zijn: o het WSNS-verband, o bureau jeugdzorg en o de REC‟s o de jeugdarts van de jeugdgezondheidszorg en het algemeen of o schoolmaatschappelijk werk Het ZAT sluit aan bij de ervaringskennis, informatie over leerlingen en diagnostische gegevens van de school. Op bovenschools niveau wordt in het ZAT de aansluiting gemaakt met het centrum voor jeugd en gezin, het onderwijs in het kader van WSNS, inclusief de toeleiding naar het speciaal basisonderwijs (SBO) door de PCL, en de indicerende en ambulante taken van de REC‟s /CvI‟s. Voor de handelingsadvisering aan scholen is het van belang dat in elk geval een orthopedagoog / psycholoog aan het “ZAT” deelneemt. Bij het “ZAT” kunnen andere partijen /functionarissen op verzoek aansluiten, zoals de leerplichtambtenaar en (preventief) ambulant begeleiders van SBO en REC‟s, de politie of de jeugdgeestelijke gezondheidszorg. Dit hangt af van de aard van de ingebrachte casussen en het functioneren van de regionale structuur. De verantwoordelijke voor de gang van zaken en uitvoering van functies in het “ZAT” is de WSNScoördinator. 3.3.2
Schoolprofiel
Niet alle scholen hebben evenveel leerlingen waarvoor speciale aandacht en aanpak noodzakelijk is. Ook is de aard en ernst van de belemmeringen sterk uiteenlopend. Binnen de kaders van het strategisch beleid van de stichting en op basis van de visie van de school, ambitieniveau en deskundigheid van leraren ontwikkelt elke school een onderwijsprofiel, zodat herkenbaar wordt welke mogelijkheden en onmogelijkheden een school kenmerkt. De keuze voor een onderwijsprofiel berust op een afgewogen beslissing in regionaal verband omdat binnen de regio in principe alle leerlingen thuisnabij onderwijs moeten kunnen volgen. Het is de verwachting dat niet alle regio‟s dezelfde profielnamen gebruiken. Dit hangt o.a. samen met de verschillende samenwerkingsverbanden (zie 3.3.) waar de Rijn en Heuvellandscholen deel uit ma-
81
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
ken en waar binnen de samenwerkingsverbanden diverse profielnamen zijn afgesproken. De volgende instrumenten kunnen worden ingezet ter bepaling van het schoolprofiel: BCDE-model Kind op de Gang Onderwijs continuüm HGPD/onderwijskundige zorganalyse Invoeringsprogramma passend onderwijs Aprilprofiel Zorg in Beeld Audit onderwijszorg DVIC Alle profielen verwijzen naar: o Wat kunnen leraren aan als het gaat om leerlingen die speciale aandacht vragen? o Waar liggen de grenzen van de mogelijkheden van de school? Op welke gebieden zijn leraren handelingsbekwaam, op welke handelingsverlegen? o Waar liggen de kansen en mogelijkheden voor de school om het onderwijs inhoudelijk op groeps-, bouw- en schoolniveau te verbeteren? Stichting Rijn en Heuvelland gaat bij haar schoolprofielen uit van het volgende schema:
Niveau 3 en 4 Niveau 1b en 8% 80%
Niveau 2 1c 10%
Niveau 1a
Binnen de scholen van Rijn en Heuvelland wordt er van uitgegaan dat leraren de competenties bezitten om zelf circa 98 % van de leerlingen “passend”, binnen het Rijn en Heuvelland onderwijs continuüm te kunnen onderwijzen. (niveau 1a,1b, 1c, 2, 3 en 4). Binnen circa 10% van deze niveaus van de leerlingen maakt de leraar gebruik van interne ondersteuning/coaching door de intern begeleider/collega leraren (niveau 2). Voor circa 8% van de leerlingen is er intensieve tot zeer intensieve begeleiding noodzakelijk met eventuele gebruikmaking van externe deskundigheid.(niveaus 3 en 4). De niveaus 2, 3 en 4 kunnen zowel betrekking hebben op leerlingen met een relatief zwak/laag ontwikkelingsprofiel als leerlingen met een relatief sterk/hoog ontwikkelingsprofiel. Voor circa 2% van de leerlingen is het niet mogelijk om binnen het Rijn en Heuvelland onderwijs continuüm een passend onderwijsaanbod te creëren.(niveau 5) Dit schema met deze verdeling past zowel binnen de PO- als de VO-scholen binnen de stichting Rijn en Heuvelland. Het schoolprofiel levert op schoolniveau een duidelijk zicht op de (on)mogelijkheden en van individuele scholen. Naast het bovenstaande basismodel onderwijs continuüm voor Rijn en Heuvellandscholen kunnen individuele scholen hun eigen “onderwijsarrangement” uitbreiden. Dit wel binnen de kaders van het hierboven beschreven model. (zie verder hoofdstuk 4.2; onderwijsaanbod) Naar aanleiding van het geformuleerde schoolprofiel en onderwijsarrangement kan het wenselijk en/of noodzakelijk zijn dat leraren bepaalde cursussen volgen. Deze vervolgstappen worden onderdeel van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan en/ of het Team Ontwikkelings Plan.
82
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
3.3.3
Zorgplicht
Passend Onderwijs wordt op Rijn en Heuvelland scholen gerealiseerd op basis van onderwijsplicht. Dit betekent dat ouders die hun kind aanmelden bij een school van Stichting Rijn- en Heuvelland recht hebben op een passend onderwijsaanbod bij de school zelf of bij een andere school (van hetzelfde bestuur of van een ander bestuur). Onderwijsplicht veronderstelt een niet vrijblijvende regionale samenwerking tussen scholen en besturen. In de onderlinge samenwerking wordt de komende planperiode een sluitend onderwijsaanbod ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van het aanbod wordt rekening gehouden met de voorkeur van de ouders. Uitgangspunten; geen kind tussen wal en schip, voor elk kind een passende plek in het onderwijs, een dekkend net van samenwerkende besturen uit de sectoren PO/VO/WEC/BVE. Om dit te kunnen realiseren; o samenwerking met organisaties voor maatschappelijke ondersteuning, gezondheidszorg en jeugdzorg, o betrokkenheid op basis van gelijkwaardigheid van alle betrokkenen (bestuur, directies/locatieleiders, leerkrachten, internbegeleiders personeel en ouders). Doet de school de goede dingen met een goed resultaat: Bij het vormgeven van deze kwaliteitszorg wordt uitgegaan van; o het primaire proces als basis, o interne kwaliteitszorg als vertrekpunt. Centraal staat het zichtbaar maken van de onderwijsresultaten. 4
Onderwijs continuüm, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten
4.1 Eén-onderwijsroute Een passende onderwijsroute geldt niet alleen voor kinderen met speciale behoeften. In één onderwijsroute naar het bieden van onderwijskwaliteit is gekozen voor het onderwijs continuüm. De éénonderwijsroute omvat zowel de interne inzet op school, als de externe inzet van buiten de school. De kern van de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm bestaat uit handelingsgericht werken met groepsplannen. De leerkracht doet dat in de groep met behulp van twee instrumenten: groepsoverzichten en groepsplannen. Het verschil met gangbare plannen is dat in de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm groepsplannen aansluitend aan elkaar zijn én dat alle leerlingen er een plek in hebben. Eén leerling is óók een groepje binnen het groepsplan. Als het echt niet anders kan, wordt er een individueel plan opgesteld dat als aanhangsel aan het groepsplan wordt toegevoegd. Voor de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm zijn de volgende aspecten essentieel: 1. Resultaatgericht werken met de groepsplannen 2. De groepsbespreking 3. De klassenconsultatie 4. De leerling-bespreking De 1 onderwijsroute/ het onderwijs continuüm gaat uit van 5 niveaus( zie ook bijlage 1) en houdt in dat alle leraren van de stichting Rijn en Heuvelland streven naar vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van alle leerlingen. Doel is een eenduidige route, waarin voor alle betrokkenen de beslismomenten en de stappen transparant en op elkaar afgestemd zijn. Centraal in één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm staat de ontwikkeling van de mogelijkheden en talenten van leerlingen in relatie tot de mogelijkheden van de school. Het biedt leerkrachten en intern begeleider steun om planmatig om te gaan met de vaak grote verschillen in onderwijsbehoeften
83
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
tussen leerlingen in een groep. Met de één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm beoogt men niet alleen risicoleerlingen op een zo vroeg mogelijk tijdstip te signaleren en zo onderwijsleerproblemen aan te pakken, maar de onderwijsmogelijkheden van élke Rijn en Heuvellandschool in kaart te brengen. Deze onderwijsmogelijkheden zijn het uitgangspunt voor het samenstellen van het onderwijsaanbod. Uitgangspunten: 1. Alle kinderen hebben onderwijs nodig. Zorgleerlingen bestaan dus niet. Leerlingen verschillen in de mate waarin en de manier waarop ze onderwijs nodig hebben. Ter bevordering van de sociale cohesie in de groep en om het klassenmanagement uitvoerbaar te houden, worden bij de éénonderwijsroute/ het onderwijs continuüm de individuele onderwijsbehoeften zoveel mogelijk geclusterd en verwerkt in een groepsaanbod. De één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm werkt niet vanuit individuele handelingsplannen, maar vanuit groepsplannen. 2. In de tweede plaats gaat het bij de één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm om het werken, praten en denken vanuit onderwijsmogelijkheden, in plaats van vanuit kind kenmerken. Kind kenmerken leveren nauwelijks aanwijzingen op hoe een kind te begeleiden in de groep. Zo werkt een kenmerk als „snel afgeleid‟ eerder bevestigend (Zo is het kind nu eenmaal, daar valt niets aan te doen.) dan dat het uitnodigt tot actie (Hoe kan ik mijn onderwijs afstemmen op dit kind, wat kan ik doen?). Onderwijsbehoeften formuleer je door aan te geven wat een kind nodig heeft om de volgende stap in zijn ontwikkeling te kunnen zetten. 3. De één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm streeft naar een verschuiving naar proactief denken. In plaats van vooral achteraf te bekijken of een kind de doelen behaald heeft (bijvoorbeeld door te toetsen) en te „repareren‟ als dit niet het geval blijkt te zijn, hanteert de 1- onderwijsroute/ het onderwijs continuüm een werkwijze waarbij de leerkracht vooraf nadenkt over wat een kind nodig heeft om de gestelde doelen te bereiken. 4. Er wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan wat de kinderen nodig hebben om de onderwijsdoelen te bereiken. Als het nodig is kan een specialist van buiten de school de leerkracht ondersteuning bieden. 5. Tot slot nemen ouders een belangrijke positie in. Ouders en leerkrachten hebben een gezamenlijk doel: ze willen het beste voor het kind. Ouders zijn samenwerkingspartners en worden betrokken bij de onderwijskwaliteit rondom hun kind. Voor het handelen van leerkrachten, intern begeleiders en directie in de school heeft het werken in niveaus consequenties. In de bijlage is in overzichtelijke stroomdiagrammen weergegeven hoe deze processen verlopen. Onderstaand staan de kenmerken per niveau kort weergegeven; niveau 1 (a,b,c) Het regulier volgen en begeleiden van het kind door de leraar Het onderwijs op de basisschool wordt zo ingericht dat de uitgangspunten van doelgericht werken in de groepen 1-8 zijn te herkennen. (circa 80% van de leerlingen) Dit betekent; o elke groep kan worden ingedeeld in minimaal 3 niveaus met betrekking tot de vakken rekenen, spelling, technisch lezen, begrijpend lezen en woordenschat. o elke groep hanteert het model „directe instructie‟; o per periode van 8-10 weken stelt de leerkracht de tussendoelen voor de jaargroep vast, o per jaargroep stelt de leerkracht de einddoelen vast, o per periode wordt een groepsplan opgesteld m.b.v. tussendoelen, o de cyclus van doelgericht werken wordt bij start van het schooljaar, in november, begin maart en in juni uitgevoerd. Handelen van de leerkracht staat centraal; hij/zij is verantwoordelijk voor de resultaten van zijn/haar groep.
84
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
niveau 2
Extra aandacht in de groep
Voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften waaraan in niveau 1 niet kan worden voldaan. Interactie leerkracht - leerling staat centraal. IB-er is coach en samen met de leerkracht zoekt hij/zij een passend antwoord. niveau 3
Speciale aandacht in samenwerking met de intern begeleider
Voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, waarbij de leerkracht extra hulp zoekt op schoolniveau d.m.v. inschakelen IB-er, leerlingbespreking en/of gespecialiseerde collega. Onderscheidend hierbij kan het aanbod/arrangement/profiel zijn dat de school te bieden heeft; waar is de school sterk in? Bijv. Aanbod voor kinderen met hoogbegaafdheid of voor kinderen met een achterstand op het gebied van bv. taal.
Handelingsplannen in niveau 3.
Een handelingsplan is voor kinderen die extra zorg en aandacht nodig hebben en vanaf niveau 3 een inzetbaar document. Niet alleen geeft een handelingsplan concreet zicht op verwachte resultaten ook biedt het ouders en het kind een houvast waaraan samen gewerkt wordt en extra energie wordt ingezet. Een handelingsplan is letterlijk een „plan van handelen‟ met als doel op basis van analyse en diagnose van gegevens de problematiek van een leerling in positieve richting te beïnvloeden om daarmee het schoolsucces te vergroten. Het gaat hierbij om doelen “smart” te beschrijven, registreren wat de resultaten zijn, evalueren van het handelen en vervolgens nieuwe doelen vaststellen. Dus een concrete beschrijving van: wat, wie, waar, wanneer, waarmee. Te onderscheiden zijn: Individueel handelingsplan, Afspraken die je voor of met een leerling maakt voor een bepaalde periode. Groepsplan Afspraken die je voor of met een aantal leerlingen maakt voor een bepaalde periode. Het gaat bij een handelingsplan om; o leerontwikkelingsproblemen, o fysiek-medische problemen, o sociaal emotionele problemen, o gedragsproblemen, o problemen met werkhouding, o problemen in de thuissituatie. Handelingsplannen vormen een belangrijke basis in het werken met die leerlingen waarvoor schoolsucces niet vanzelfsprekend is. Handelingsplannen worden ondertekend door de leraar, ouder en, zo mogelijk door het kind. niveau 4
Speciale aandacht met inzet van externen
De school is handelingsverlegen en loopt bij het geven van hulp aan kinderen tegen grenzen aan. Extern wordt op zoek gegaan naar nieuw perspectief voor een passend onderwijsarrangement bij collega scholen binnen en buiten bestuurlijk, samenwerkingsverbanden (PAB, Zorgcommissie e.d.) of Giralis Groep (consultatie/ consultatieve begeleiding of diagnostiek). niveau 5
Passend onderwijs met specialistische hulp
De school kan geen passend onderwijsarrangement aanbieden. Verwijzing naar SBO of SO.
85
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bij de verwijzing naar SBO of SO staat de 1- loketgedachte centraal Het gaat hierbij om een breed gedragen loket voor handelingsgerichte toewijzing voor leerlingen die extra ondersteuning / aandacht nodig hebben door het regionale netwerk (PO /VO /REC‟s). Indicatiestelling vindt integraal plaats. De realisatie van 1 loketgedachte is afhankelijk van de stappen die samenwerkingsverbanden gaan zetten, samen met de gemeenten. 4.2
Onderwijsarrangementen
“Een onderwijsarrangement is het geheel aan pedagogische, didactische en/of specialistische handelingen die de school, binnen een bepaalde organisatorische context en in samenwerking met derden, uitvoert met het doel de ontwikkeling van de leerling te optimaliseren.” Voor inhoudelijk en organisatorisch goed doordachte arrangementen is een sterke interne onderwijsstructuur en een visie op de (on)mogelijkheden van de school noodzakelijk. Voor een breed scala van passende arrangementen is een sterke interne en externe onderwijsstructuur en visie op regionaal niveau nodig. Dit vraagt dat de school kan laten zien wat ze te bieden heeft. Maar ook dat ze kan aangeven wat ze wil bieden en wat ze gaat ondernemen om dat te kunnen. Even belangrijk is dat de school haar grens stelt: „Wat bieden we niet!‟. De school moet gericht kunnen doorverwijzen en zicht hebben op het aanbod van andere scholen in de omgeving. De groepsleraar is de eerstverantwoordelijke voor de leerling. De groepsleraar vraagt en regisseert de ondersteuning die nodig is om aan de verschillen tegemoet te komen, met het oogmerk de leerling zo lang mogelijk binnen het reguliere onderwijs de mogelijkheid te geven zich te ontplooien. De directeur, het team en de IB-er ondersteunen dit proces. Cruciaal is dat de leraar in de klas voldoende is toegerust op het verzorgen van onderwijs aan leerlingen met verschillende capaciteiten en onderwijsbehoeften en de communicatie met ouders hierover. Het vergroten van de deskundigheid van leraren speelt daarin een belangrijke rol. Gekozen kan worden voor de inzet van klassenassistenten, (intern) begeleiders, de inrichting van een aparte klas met een gespecialiseerde leraar, etc. Centrale vraag is of de school een onderwijsarrangement kan bieden dat aansluit op; o de hulpvraag van de leerling, o de competenties van de betrokkenen, o de kenmerken van de groep, o de (leer)opbrengsten, o het profiel van de school, o het landelijk beleid 'passend onderwijs'. Het arrangement omschrijft; o geschikte leeractiviteiten, o geschikte groeperingsvormen, o duidelijkheid over rol van de leerkracht en medeleerlingen, o aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling. Instructie; o o o
wanneer, hoe lang, hoe vaak, met wie, rol van de leerkracht en medeleerlingen, aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling.
Begeleiding; o o o
wanneer, hoe lang, hoe vaak, met wie, rol van de leerkracht en medeleerlingen, aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling,
86
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Inhouden; o o
reguliere methode, alternatieve methode.
o o
speciale rekenmaterialen, software.
o o o o o o
wanneer, wie betrokkenheid leerling en ouders is arrangement goed uitgevoerd? zijn de doelen bereikt? zijn leerling, leraar, ouders tevreden? is bijstelling arrangement nodig?
Materialen;
Evaluatie;
Het gaat bij het bieden van een passend onderwijsarrangement nadrukkelijk om preventieve en interveniërende maatregelen op basis van te behalen doelen en te verwachten resultaten. 4.3 Onderwijsresultaten in relatie met het onderwijs continuüm en onderwijsarrangementen Uitgangspunt is dat elke school systematisch zorgt voor behoud en verbetering van de kwaliteit van haar onderwijs, waarbij de kinderen zich naar verwachting ontwikkelen en de resultaten ten minste liggen op het niveau dat mag worden verwacht in relatie tot de referentiegroepen. Al onze scholen kijken hierbij specifiek naar; o de eigen leerling-populatie op school, o het schoolklimaat en het pedagogisch-didactisch handelen van leerkrachten, o voortgang in ontwikkeling van de leerlingen, o leerstofaanbod, o leertijd, o inhoud, niveau en uitvoering van toetsen. o leeropbrengsten t.o.v. landelijke gemiddelden. 4.4 Verantwoording en toetsingskader basisonderwijs Om het CvB in staat te stellen uitspraken te doen over de kwaliteit van onderwijs en zicht te hebben op de resultaten, is een toetsingskader vastgesteld waar elke school van de stichting Rijn en Heuvelland zich aan houdt. Dit toetsingskader biedt het CvB de mogelijkheid om proactief te reageren op de effecten van het onderwijs en sturing te geven aan die processen die de kwaliteit van onderwijs verbeteren. De directeur informeert het CvB over de leeropbrengsten in de kwartaalgesprekken (Bila‟s) Hierbij gaat het om inzicht in de leerrendementen, de daaruit voortvloeiende trendanalyses, de kwaliteit van de leraar en de door de directeur getrokken conclusies en aanbevelingen. Het C.v.B gaat in haar beoordeling ervan uit dat elke leraar van de Stichting Rijn en Heuvelland voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die de inspectie voor het Onderwijs stelt. (van de wet BIO) Per vak- en vormingsgebied formuleert iedere Rijn en Heuvellandschool haar doelen en geeft het in percentages aan welke prestaties/resultaten met welke leerlingen gehaald moeten worden. Als ondergrens worden hiervoor de geldende inspectienormen i.r.t. de eigen referentiegroep gehanteerd. Het toetsingskader voor de scholen van de Stichting Rijn en Heuvelland voor de PO-scholen betreft; o technisch leesresultaten in groep 3 en 4 m.b.v. Cito Technisch lezen,
87
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
o o o o o o
een resultaatmeting sociaal emotionele ontwikkelingen m.b.v. SCOL in groep 4 en 6 in maart van elk jaar, rekenvaardigheid toets groep 4 en 6 m.b.v. Cito Rekenen en Wiskunde, begrijpend lezen in groep 6 m.b.v. Cito, Cito entreetoets groep 7, Nederlands Intelligentie Onderzoek (N.I.O) in groep 8, de doorstroomcijfers naar het VO ; N+1, N+2 en N+3
In overzicht: Toets CITO
Leer- en vormingsgebied
Afname moment
Technisch lezen
Groep 3: jan/feb mei/juni Groep 4: jan/feb
SCOL
Sociaal emotionele ontwikkeling
CITO Rekenen/Wiskunde
Rekenvaardigheid
mei/juni Groep 4: maart Groep 6:maart Groep 4: jan en juni Groep 6: jan en juni
CITO Begrijpend lezen
Begrijpend lezen
Groep 6: jan
CITO Entreetoets
Taal, Rekenen/Wiskunde en studievaardigheden
Groep 7: sep
NIO (Nederlands Intelligentie Onderzoek)
Intelligentie
Groep 8: okt
Aanleveren resultaten in ESIS/LOVS Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 maart resp. 1 juli
Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 april Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 februari en 1 juli Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 februari en 1 juli Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 februari Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 30 september Binnen 1 week na afname toets, uiterlijk 1 november
Alle door de overheid verplicht gestelde toetsen worden, indien ter zake, aan dit kader toegevoegd. In dit verband moet gedacht worden aan een mogelijke eindtoets in mei van het 8 e leerjaar van de basisschool, waarin oa bezien wordt hoe de referentiekaders Taal en Rekenen (zie bijlage 3) aansluiten op de VO-keuze voor de leerling. De scholen van Rijn en Heuvelland hanteren dit toetsing /borgingskader als basis voor verantwoording naar buiten en als basis voor het leerlingvolgsysteem. Het staat directeuren van scholen vrij om op basis van dit kader meerdere toetsen in te passen. Wanneer een Rijn en Heuvellandschool één of meerdere toetsen uit het toetsingskader nog niet gebruikt, wordt er door de directeur een invoerings/stappenplan gemaakt dat er op gericht is om alle genoemde onderdelen per 1-1-2012 ingevoerd te hebben. Met dit toetsings- en borgingskader kunnen de scholen beter analyseren en trends waarnemen, hun onderwijs effectief vormgeven en voortdurend nagaan of de gestelde doelen worden gerealiseerd.
88
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Met behulp van de monitoring van de resultaten kan een goed beeld wordt opgebouwd van de vorderingen die met leerlingen worden behaald en welke ontwikkeling het kind door maakt. Bovendien kan de directeur zowel op klassen-, groeps- , op school- als bovenschools niveau de risico‟s beter in beeld krijgen en adequate maatregelen treffen of het beleid bij stellen. Na een periode van twee jaar wordt nagegaan in hoeverre dit kader voldoende is om enerzijds inzicht te krijgen in de leerrendementen op Rijn en Heuvelland scholen en anderzijds om een voldoende inschatting te kunnen maken over ontwikkelingen en risico‟s. In bijlage 2 is het werkdocument “verantwoording onderwijsresultaten Rijn- en Heuvelland”, zoals verwoord door de werkgroep, toegevoegd. 4.5 verantwoording en toetsingskader praktijkonderwijs Tekst volgt na landelijke vaststelling van de referentiekaders (Marjan vd Haak) 4.6 Verantwoording en toetsingskader SO. Tekst volgt na landelijke vaststelling van de referentiekaders (Willemijn Kop) 5.
Aansluiting PO naar VO
Een van de belangrijke speerpunten van (landelijk) onderwijsbeleid is de aansluiting tussen PO en VO. Uit beschikbare onderzoeken wordt duidelijk dat deze aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs beter kan. Oorzaken liggen op verschillende gebieden. Zo wordt gewezen op: onvoldoende afstemming van leerstof en pedagogisch didactische processen, de kennis in het primair onderwijsveld van de leerwegen in het vmbo, de kwaliteit van het onderwijs in de scholen voor voortgezet onderwijs, de manier van overdragen van gegevens van leerlingen en de toevalligheid van individuele contacten. De stichting Rijn en Heuvelland zoekt nadrukkelijk contact met scholen voor VO om samenwerking een structureel karakter te geven. Als uitgangspunt hierbij geldt dat er zorg is voor de juiste schoolkeuze en elke leerling de juiste ondersteuning krijgt bij de overstap naar het VO. Op gemeentelijk/ lokaal niveau zullen verschillen in aanpak ontstaan, maar op hoofdlijnen zijn de inspanningen gericht op; overleg over de overdracht van leerling-gegevens van de scholen van PO naar VO. Van iedere individuele leerling wordt alle relevante informatie ontvangen van de basisschool en doorgegeven aan de betrokken docenten. overleg over aansluiting van de speciale aandacht bij leerlingen welke in de niveaus 3 en 4 gewerkt hebben. In het bijzonder voor wat betreft de overdracht van informatie; overleg over aansluiting voor wat betreft de pedagogische en didactische invulling van het onderwijsaanbod; vastleggen van afspraken rond de overdracht van leerlingen van PO naar VO vastleggen van afspraken over de toetsen en testen in het eerste jaar voor spelling, (cijferend) rekenen, studerend lezen en sociaal emotionele ontwikkeling, vastleggen van afspraken over de inhoud van de voorlichting aan de ouders, vastleggen van afspraken over de terugrapportage en plaatsingsadviezen tot N+3 over de vorderingen/adviezen.
89
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 1
Niveau 1: Regulier volgen van het kind door de leraar leraar
Resultaten kind noteren in klassenmap Afgesproken genormeerde toetsen kind volgsysteem Na elke periode vaststellen welke lln‟n extra aandacht nodig hebben Groepsbespreking per bouw 5x per jaar Opbrengstgesprek per bouw met directeur 2x per jaar Gesprekken met ouders in nov en mei Observaties Methode gebonden toetsen Gesprekken met het kind Gesprek vorige leraar + dossier Teambespreking in nov en april Nee
Opvallende resultaten/gedragingen?
Leraar biedt regulier programma aan
Ja
Kind werkt volgens regulier programma Leerkracht biedt extra aandacht in de klas Analyse werk/gedrag kind – aangepast werk Leerkracht noteert in klassenmap waaruit extra aandacht bestaat en welk resultaat wordt verwacht
Ja Heeft de extra aandacht geholpen?
90
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Niveau 2: Extra aandacht in de groep
De extra aandacht heeft niet geholpen
leraar
Leraar informeert ouders, overlegt over de handelingsadviezen en maakt vervolgafspraak
Leerkracht consulteert collega‟s in bouwoverleg Leerkracht informeert IB-er. Resultaat: handelingsadviezen
Kind werkt volgens regulier programma
Ja Handelingsadviezen leiden tot verwachte resultaten. Notities in groepsmap./dossier
nee
Leerkracht biedt extra aandacht in de klas. Analyse werk/gedrag kind – aangepast werk Leerkracht noteert in klassenmap waaruit extra aandacht bestaat en welk resultaat wordt verwacht. Goed resultaat?
Ja
nee Naar niveau 3
91
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Niveau 3: speciale aandacht in samenwerking met de intern begeleider
Bespreekkinderenformulier wordt door leraar ingevuld
leraar
Leraar consulteert IB-er. Samen bespreken ze de analyse, de diagnose en de opzet handelingsplan. Leraar schrijft het handelingsplan Leraar voegt handelingsplan toe aan lln. dossier. Ib-er ontvangt kopie Resultaat: handelingsadviezen
Leraar informeert ouders, en geeft inzicht in het handelingsplan en maakt vervolgafspraak.
Ja Handelingsplan leidt tot verwacht resultaat.( 6-8 wkn.) Evaluatie samen met IB groepsmap./dossier
Kind werkt volgens regulier programma – niveau 2 of 1 -
nee
IB-er bespreekt verwachtingen in regulier overleg met de directeur en stemt vervolgstappen intern af.
Ouders, leraar en IB-er bespreken vervolgstappen. Afstemmen buitenschoolse consultatie
92
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Niveau 4: speciale aandacht met inzet van externen Leraar stuurt dossiergegevens inclusief de hulpvraag naar externe instantie. Voert overleg Stemt nader onderzoek af Informeert IB-er
Leraar
Leraar voert overleg met externe instantie. Ontvangt handelingsadviezen Maakt nieuw handelingsplan op basis van adviezen
Leraar informeert ouders, en geeft inzicht in het handelingsplan en maakt vervolgafspraak.
Ja Handelingsplan leidt tot verwacht resultaat.( 6-8 wkn.) Evaluatie samen met IB groepsmap./dossier
Kind werkt volgens regulier programma – niveau 2 of 1 -
Nee
IB-er bespreekt verwachtingen in regulier overleg met de directeur en stemt vervolgstappen intern af. Ouders, leraar en IB-er bespreken vervolgstappen. Afstemmen buitenschoolse consultatie
93
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Niveau 5: passend onderwijs met specialistische hulp Vraagt toestemming aan de ouders voor eventuele verwijzing Leraar
Toestemming Ja nee
Directeur en IB-er voeren gesprek met ouders.
Ouders gaan alsnog akkoord
IB-er start aanmeldingsprocedure SBO in samenwerking met ouders en leraar. Aanvraag voor de PCL Beschikking?
Ouders gaan niet akkoord
nee Ouders tekenen overeenkomst waarin zij aangegeven het verwijzingsadvies naast zich neer te leggen. School formuleert dat ouders akkoord gaan met de beperkte begeleidingsmogelijkheden van de school. Advies om samen een andere school voor Bao te zoeken.
Leraar + IB-er vragen consultatie extern+ adviezen handelingsplan. Eigen leerlijn Zorgniveau 4
Ja
SBO plaatsing SO plaatsing
94
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 2 Werkdocument verantwoording Onderwijsresultaten Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland Aanleiding Inzicht bieden in onderwijskwaliteit betekent verantwoording afleggen over de resultaten. Goed kwaliteitsbeleid dient twee algemene doelen: verantwoorden en informeren aan de ene kant en… verbeteren en borgen aan de andere kant. Verantwoorden
is: doelgericht; cyclisch; systematisch; integraal en van iedereen.
Als de professionals op Rijn en Heuvellandscholen de onderwijsdoelstellingen benoemd hebben en hun onderwijs volgens de 5 handelingsniveaus aanpassen aan de capaciteiten van de leerlingen, leidt dat tot betere resultaten. Visie De Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland wil het beste onderwijs in de regio realiseren onder het motto: “samen de horizon verleggen”. Deze ambitie geldt op het niveau van de stichting, op schoolniveau en op het niveau van de leraar in de klas en wordt zowel naar binnen als naar buiten tastbaar gemaakt in de beschrijving van de resultaten. Hierbij gaat het allereerst om het leren van basisvaardigheden voor taal, rekenen en (begrijpend) lezen die bepalend zijn voor verder schoolsucces en deelname aan de samenleving. Doel Op basis van inzicht in de behaalde resultaten kan zowel op school- als op bovenschools niveau inzicht verkregen worden over de effectiviteit van het onderwijs. Zo komen ook de risico‟s beter in beeld en kunnen directies en het bevoegd gezag adequate maatregelen treffen of het beleid bij stellen . Verantwoording van resultaten dient om: Directeuren en leraren de gelegenheid te bieden om evidence based na te gaan of de leerprestaties van kinderen optimaal bereikt zijn en wanneer het nodig is om tijdig bij te stellen. Ouders inzicht te bieden in de resultaten van hun kind en te beoordelen of dit volgens verwachting is. Externe stakeholders in te zetten om beleid te toetsen op resultaten. Dit bepaalt in hoge mate de kwaliteitsbeleving en daarmee het succes. Risico‟s in te schatten door het bevoegd gezag. De inspectie van het onderwijs in de gelegenheid te stellen haar toezichtstaak uit te voeren. Bij het vaststellen van dit toetsingskader wordt rekening gehouden met het toezichtkader en de normering van de Inspectie BaO.
95
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Toetsingskader Het gaat in dit referentiekader vooral over de basisvakken, het „wat‟ van het onderwijs. Dit toetsingskader betreft het vastleggen van:
De technisch leesresultaten in groep 3 en 4 m.b.v. CITO Leestechniek. Een resultaatmeting sociaal emotionele ontwikkeling in groep 4 en 6 in maart van elk jaar d.m.v. SCOL. Rekenvaardigheid toets eind groep 4 en 6 met behulp van CITO Rekenen en Wiskunde Begrijpend lezen in groep 6 met behulp van CITO CITO entreetoets groep 7 N.I.O. in groep 8 De doorstromingscijfers naar het VO ; N+1, N+2 en N +3
Alle door de overheid verplicht gestelde toetsen worden, indien ter zake, aan dit kader toegevoegd. De scholen van onze stichting hanteren dit toetsing/borgingskader als basis voor het leerlingvolgsysteem. Het biedt de directeuren en het bevoegd gezag de mogelijkheid om te “benchmarken”. Het staat directeuren van scholen vrij om op basis van dit kader meerdere toetsen in te passen. Opbrengstgericht werken Uit de literatuur over duurzame organisatieontwikkeling (onder meer Fullan en Marzano) komen belangrijke proceselementen naar voren op basis van wetenschappelijk onderzoek. (Evidence based Education). Volgens Michael Fullan is het belangrijk om de lat voor de basisvakken (taal, lezen en rekenen) hoog te leggen. Als de basisvakken niet op orde zijn, is er onvoldoende fundament voor alle andere vakken. Focussen op resultaat in een lerende, onderzoekende samenwerkende schoolcultuur zorgt ervoor dat kinderen het beste uit zichzelf halen. Opbrengstgericht werken kenmerkt zich door: het stellen van doelen ten aanzien van de verwachte leerprestaties het specifiek inrichten van het onderwijs programma en – proces met meten van de opbrengsten het analyseren van de gegevens bijstellen van de instructie, het programma en ( soms) de doelen. Voor de professionele leraar betekent dit focussen op de juiste didactische aanpak, toepassen van coöperatieve werkvormen, effectief klassenmanagement en sturen en bijstellen op basis van resultaatanalyses. Aan de basis ligt een analyse van de toets gegevens van meerdere leerlingen of groepen over één of meerdere perioden. Voor leraren zijn de trendanalyses bevorderend voor het professioneel bewustzijn en een ondersteuning om op basis van toets gegevens hun instructies ook effect hebben. Het is voor de directeur van belang om (beleids)keuzes te maken en te bepalen welke trends voor de school relevant zijn. Bijvoorbeeld: Wat is het effect geweest van de invoering van onze nieuwe rekenmethode? Hoe komt het dat leerlingen in groep 5 elk jaar in januari laag scoren op spelling? Wat is de verwachte ontwikkeling van de huidige groep 3 voor de komende twee jaar? Is de veranderde leerlingenpopulatie terug te zien in de opbrengsten? Bij trendanalyses gaat het om het gebruik van systematisch verzamelde objectieve gegevens over de resultaten van het onderwijs. De informatie uit die analyse voorziet in een ontwikkelingsperspectief. Met de gegevens uit het volgsysteem bepalen de leraren welke aspecten van het onderwijs kunnen verbeteren.
96
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Managementoverleg Goede managementinformatie geeft het bevoegd gezag inzicht in geleverde prestaties en biedt een handvat om toekomstige prestaties tijdig te beïnvloeden. Het geeft informatie over de realisatie van strategische doelstellingen en laat zien hoe de operationele processen worden uitgevoerd. In de rapportage legt elke directeur 4x per jaar verantwoording af over de onderwijsresultaten zoals afgesproken in het toetsingskader. Het gaat immers om actie op alle lagen: de leraar in de klas, de schoolleiding en het bestuur. Bij elke actie is het van belang de bewezen percentage leerwinst aan te tonen. Gedrag
Professioneel gedrag Aansluitend op de competenties van SBL de leerkracht: kan leerdoelen benoemen en inzetten in het groepsplan; werkt resultaatgericht; werkt volgens het model van de effectieve instructie; legt verantwoording af aan ouders /stakeholders over de resultaten kan omgaan met feedback
97
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 3 Referentieniveaus Taal en rekenen. De referentieniveaus Taal en Rekenen per oktober 2010 zijn te lezen op: http://www.slo.nl/downloads/2009/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf
Onderwijscontinuum in een schema
GROEPSLERAAR X
INTERACTIE
RELATIE
UITDAGING ONDERSTEUNING
KIND COMPETENTIE
AUTONOMIE
INSTRUCTIE
STAMGROEPMANAGEMENT
VERTROUWEN
98
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 6 De jenaplankernkwaliteiten Het jenaplanconcept 1. De relatie van het 2. De relatie van het 3. De relatie van het
is een concept, waarin relaties centraal staan: kind met zichzelf; kind met de ander en het andere; kind met de wereld.
Om het belang van deze relaties in het jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden.
Jenaplankernkwaliteit 1
1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen. 1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken. 1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling. 1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
Bijbehorende Sleutelwoorden/zinnen
Dialoog van het kind met zichzelf Uitgaan van verschillen Uitgaan van de kracht en kwaliteit van elk kind Recht om zich competent te voelen. Recht op succeservaringen Werken met de zone van naastbije ontwikkeling Betekenisvol onderwijs Plezier in leren Werken met onderzoeksvaardigheden op basis van eigen vragen Autonomie Morele ontwikkeling
Jenaplankernkwaliteit 2
2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep. 2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren. 2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieussamenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren.
Bijbehorende Sleutelwoorden/zinnen Leven/werken in een stamgroep en school. Jezelf leren kennen in relatie met anderen. Aandacht voor de (niet-) zintuigelijk waarneembare werkelijkheid. Meerwaarde van samen ontdekken. Verschillen bij andere kinderen herkennen en respecteren.
Jenaplankernkwaliteit 3
3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties. 3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving. 3.3.Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen. 3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
99
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.
Bijbehorende Sleutelwoorden/zinnen
Onderwijs in samenhang in betekenisvolle, levensechte contexten. Relatie cursus en WO. Toegepast leren. Werken met primaire bronnen. Betekenisvol onderwijs.
100
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 7 Referentieniveaus De Wet Referentieniveaus Nederlandse Taal en Rekenen is per 1 augustus 2010 van kracht In de wet is vastgelegd dat scholen vanaf het schooljaar 2010/2011 de referentieniveaus in het onderwijsaanbod als uitgangspunt moeten nemen. De referentieniveaus gelden voor het primair onderwijs, het voorgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Voor het primair onderwijs worden twee beheersingsniveaus onderscheiden: het fundamentele niveau 1F en het hogere streefniveau 1S. De wet beoogt : een goede zichtbaarheid van het niveau van beheersing van de Nederlandse taal en het rekenen voor zowel de leerling als de leraar en de school; meer eenduidigheid in taal- en rekenonderwijs in de gehele onderwijskolom; meer doelgericht taal- en rekenonderwijs door nauwkeurig omschreven doelen; een betere overdracht van leerlingen tussen de verschillende onderwijssectoren door de introductie van een eenduidige en gemeenschappelijke taal; het ontstaan van beter doorlopende leerlijnen voor taal en rekenen; het (opnieuw) doordenken door scholen van de aanpak van taal en rekenen; het verleggen van accenten binnen het huidige taal- en rekenonderwijs. Het referentiekader vormt de basis voor (aanpassing van) lesmethoden, leermiddelen en toetsen/examens. Daardoor zal het ook uitgangspunt zijn bij het ontwerpen van taal- en rekenonderwijs binnen scholen en lerarenopleidingen." Doel referentieniveaus Op basis van wetenschappelijke inzichten blijkt dat een meer opbrengstgerichte manier van werken op het niveau van de klas, de school en het bestuur een belangrijke bijdrage levert aan het fundamenteel en duurzaam verbeteren van de taal- en rekenprestaties. De referentieniveaus vormen een instrument om het opbrengstgericht werken in de praktijk te realiseren. Met de referentieniveaus kunnen doelen worden vastgesteld en leerprestaties van individuele leerlingen worden gemeten, gevolgd en waar nodig bijgesteld. Bovendien bevorderen de referentieniveaus een soepelere aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren doordat in elke fase van de opleiding van een leerling zijn of haar niveau op eenduidige wijze kan worden vastgelegd en kan worden doorgegeven aan het vervolgonderwijs. Voor het primair onderwijs is er overigens geen sprake van ingrijpende veranderingen met de komst van de referentieniveaus. Taal en rekenen vormen immers al de kern van het curriculum van de basisschool. Er komt dus geen leerinhoud bij. op termijn uit uw informatie blijken waar de individuele leerling voor taal en rekenen staat ten opzichte van de referentieniveaus. De referentieniveaus moeten voor 75% van de leerlingen haalbaar zijn(F1), met een ambitie van vijf tot tien procent meer(S1) Op dit moment zijn de toetsen die meten in welke mate de referentieniveaus op de school wordt gehaald, nog niet vastgesteld. Binnen onze school hebben we een gewenst percentage A t/m C-leerlingen vastgesteld. Na elke toetsronde evalueren we of het doel is bereikt. Aan de hand van de evaluaties zullen nieuwe activiteiten worden uitgezet. •Technisch lezen: 70% A- en B-leerlingen •Begrijpend lezen/ Rekenen: 65% A- en B-leerlingen Streefdoel voor lezen 95% van de kinderen lezen eind groep 6 teksten van het niveau AVI-E6 (AVI 9).
101
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Te realiseren subdoelen in dat verband zijn: eind groep 2: - een goede mondelinge taalvaardigheid en woordenschat - een goed ontwikkeld fonemisch bewustzijn - 95 % kent 15 letters eind groep 3: - 90 % beheerst minimaal AVI-E3 eind groep 4: - 90 % beheerst minimaal AVI E4 eind groep 5: - 90 % beheerst minimaal min AVI E5 eind groep 6 t/m 8: - 95 % beheerst minimaal AVI E6/E7/AVI Plus •85% •90% •95% •85% •85% •85% •85%
A A A A A A A
t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m
Rekenen
C C C C C C C
resultaat op Taal voor Kleuters (nieuw) op DMT in groep 3 t/m 5 op DMT in groep 6 t/m 8 op Begrijpend Lezen bij Woordenschat bij Spelling bij Rekenen
Doel Cito A t/m C
Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Begrijpend lezen
Gewenst
Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
85 % 85 % 85 % 85 %
Gewenst
Lezen
85 % 85 % 85 % 85 % 85 % 85 %
Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
DMT Cito A t/m C
Gewenst
Spelling
Gewenst
95 % 95 % 95 % 95 % 95 % 95 %
Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
85 % 85 % 85 % 85 % 85 % 85 %
Taal voor kleuters
Gewenst
Ordenen voor kleuters
Gewenst
Groep 1 Groep 2
90 % 90 %
Groep 1 Groep 2
90 % 90 %
102
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 8 Hoe vertalen we de beleidsspeerpunten naar schoolniveau Uitgaande van de strategisch keuzes van het bevoegd gezag en de analysegegevens rond opbrengsten, tevredenheidcijfers en inspectierapporten is gekozen om: ● De school te brengen naar een hoge standaard van opbrengsten door vanuit feiten en samenwerking de professionele cultuur meer inhoud te geven; ● Het substantieel verhogen van het onderwijsrendement en ● Het versterken van de talentontwikkeling. Dit volgens de prestatie-indicatoren van de High Performance School. Excellent en maatschappelijk betrokken onderwijs 1. Scholen bieden een excellent onderwijsaanbod ● Excellent onderwijsaanbod vastgelegd. ( groepsplannen – ontwikkelprofielen van alle kinderen ren, beredeneerd aanbod taal/lezen groep 1-2); ● Kinderen behalen maximale resultaten( toetskalender gebaseerd op resultaatverwachtingen versterking van de onderzoekende cultuur, trendanalyses – evidence inspired werken, portfolio; ● Werken met een onderwijscontinuüm ter versterking van de onderliggende structuren en begeleiding; ● Prognoseadvies VO v.a. groep 6 m.b.v. ontwikkelprofiel voor alle kinderen beschikbaar; ● Ontwikkeling van een digitaal rapport; ● Optimaal gebruik maken van de beschikbaar onderwijsleermateriaal en vernieuwing van de taalmethode en materiaal voor begrijpend lezen; ● Ontwikkeling van een digitaal rapport; ● Versterken van de kernkwaliteiten Jenaplan( zie bijlage schoolplan) 2: Enerzijds de dienstverlening te versterken en anderzijds de maatschappelijke meerwaarde op basis van pedagogisch partnerschap ● Ontwikkelen en gebruik maken van een samenwerkingsovereenkomst met ouders; ● Het versterken van de publieke verantwoording, waarbij belanghebbenden en belangendragers zoals ouders, kinderen, VO, BSO, kunst en cultuur worden betrokken bij beleidsvor ming en waaraan actief verantwoording wordt afgelegd. Samen oneindig veel leren 3. Kinderen worden uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen ● Verdere kwaliteitsverbetering van het Pedagogisch gesprek; ● Consolideren en uitwerken van de Kinderraad; ● Kinderen behalen maximale resultaten( toetskalender gebaseerd op resultaatverwachtingen, versterking van de onderzoekende cultuur, trendanalyses – evidence inspired werken, portfolio; ● Rijn- en Heuvelland heeft in 2012 een webbased programma beschikbaar waarin kinderen hun eigen vaardigheden kunnen beoordelen, zodat in 2014 alle kinderen op Het Spoor daar gebruik van kunnen maken. 4. Medewerkers koppelen hun professionele autonomie aan professionele verantwoording. ● Leraren leggen verantwoording af vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur verantwoording resultaten m.b.v. verantwoordingskader en interne audits ; ● Professionalisering en talentontwikkeling binnen het team, meer zicht op complementaire kwaliteiten.- weten wat werkt – Marzano; ● Versterken van de interne deskundigheid door samenwerking met studenten van de Alpo
103
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
5. Scholen versterken hun dienstverlening door samenwerking ● Het versterken van de interne samenhang van voorschoolse educatie, naschoolse educatie primair, voortgezet l onderwijst en behoeve van doorlopende leerlijnen en monitoring van resultaten van de kinderen; ● Op weg naar balansleren in een multifunctionele omgeving; ● Versterken van de interne deskundigheid door samenwerking met studenten van de Alpo. Grenzeloos werelds leren! 6. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijs doelen ● Internationalisering; - versterken van de maatschappelijke meerwaarde door te starten met tweetalig onderwijs v.a. groep 1-2. (Invoering methode Early Bird.); - Kinderen voorbereiden op het wereldburgerschap - WO-actualiseren m.b.v. IPC; - vaste contacten leggen tussen de kinderen van Het Spoor met een Engelstalige school 7. De onderwijsinhoud en het onderwijsaanbod sluit aan bij de ontwikkeling van de nieuwe kenniseconomie (zie ook bijlage 21st century skills) ● Leraren beheersen didactische vaardigheden om 21st Century skills aan te leren in 2014 ● Op het Spoor leren Kinderen tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken vanaf 2013 ● Resultaten van de kinderen, incl. handelingsplannen vanaf 2012 in ESIS ● ICTopdrachten geïntegreerd aangeboden binnen projecten; > Webbased leerstof meer gebruiken > kinderen maken gebruik van uiteenlopende ITmiddelen, zoals digibord, smartphones, digitale fotografie, PowerPoint, Ipads…… > Kinderen weten de weg met de meest voorkomende sociale media kunnen een website bouwen…….. ● Kinderen zijn in staat om gericht gebruik te maken van internet, en weten om te gaan met minder geschikte informatie; ● We lerende kinderen om meer na te denken over hoe ze ( willen) leren;
Communicatie als permanent aandachtpunt Maatschappelijk ondernemen brengt voor onze school nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee die tot veranderingen leiden in de communicatieve strategie en de inzet van (nieuwe) communicatiemiddelen. Verantwoording afleggen over de resultaten, rekening houden met interne en externe belanghebbenden, tussentijdse evaluaties,rapportages. Dit alles vraagt extra aandacht voor communicatieve vaardigheden van alle medewerkers in onze organisatie. “Communicatie is de belangrijkste vaardigheid in je leven. Van alle uren dat we niet slapen, brengen we de meeste tijd door met communicatie. We hebben leren lezen en schrijven, we hebben er jaren over gedaan om te leren spreken. Maar hebben we ook leren luisteren?” (Stephen Covey) Nadruk op open communicatie dient als basis voor een dialoog met de belangrijkste belanghebbenden. Door openheid wint Het Spoor vertrouwen bij haar stakeholders, versterkt haar reputatie en bindt ouders en kinderen. Richtlijnen voor informatie en verslaglegging ondersteunen de publieke verantwoording van de school en helpen de interne gang van zaken te structureren, overzichtelijk en inzichtelijk te maken en de communicatie op consistente wijze te ondersteunen. Hantering van richtlijnen is van belang voor de transparantie en bevor-
104
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
dert de openheid. Aldus kan publiek geverifieerd worden of en in hoeverre de school zich gedraagt in overeenstemming met haar beleidsdoelstellingen. Inzet van de moderne communicatiemiddelen maakt het mogelijk om nog transparanter onze publieke verantwoording nemen en ook af te leggen: - Gebruik van social media zoals: o Twitter o Blogs o Schoolsite - You-tube-filmpjes ter ondersteuning - Digitale rapportages - Ouderportal LVS Als richtlijn voor effectieve communicatie geldt dat communicatie tijdig, eerlijk, toegankelijk en consistent is. De komende periode zullen we de bestaande communicatiemiddelen analyseren op bruikbaarheid en effectiviteit en gebruik maken van nieuwe media.( zie ook bijlage 5 schoolplan)
105
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 9 Hoe vertaalt de resultaatgerichte aanpak zich in de praktijk Voorbeeld:
Focus: Coöperatief leren( Marzano 6) Wat zie je in klassen “Actieve” luisteractiviteiten Discussies Gastsprekers Werken in groepen Integratie van ‘vakken’.( ipc) Mind mapping Persoonlijk verslag schrijven Opinie onderzoek Pre assessment activiteiten Wat doet de leraar? Motivatie, nieuwsgierigheid van de leerlingen tot stand brengen Aansluiten bij het niveau van de verschillende leerlingen Thematisch werken Verkeerde opvattingen uit de weg ruimen Discussies uitlokken Leerlingen met respect behandelen Visualiseren van de content (video/power point) Globaal beeld geven van wat er komen gaat De context weergeven waarbinnen de les een rol speelt.
Wat doen de leerlingen? Brainstormen Reflecteren Opvattingen delen Observeren Vragen genereren Onderzoeken Het geleerde in andere situaties gebruiken In groepjes vragen genereren en discussiëren
Focus: Doelen stellen en feed back geven( Marzano 7) Wat zie je o.a. in de klas Debatteren Presentaties Taakgericht en zelfstandig werken Portfolio’s Zelf-evaluaties Peer-evaluaties Toetsing
106
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Wat DOEN de leerlingen o.a.? Elkaar helpen Nieuwe kennis construeren, experimenteren Reflectief denken Presentatie geven van nieuw ontdekte zaken, experimenten Met elkaar in debat gaan Wat doet de leerkracht? Ruimte bieden aan verschillende oplossingen Effectief instrueren Rekening houden met verschillen in leerstijlen Evidence inspired werken “Nieuwe” kennis consolideren en integreren Uitdagen tot nieuwe vragen en nieuwe oplossingen Leerlingen begeleiden bij reflectie en het schrijven daarover Nieuwe, minder voor de hand liggende oplossingen, voor het voetlicht brengen
107
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 10 Formulier “Instemming met Schoolondernemingsplan.”
School:
Jenaplanschool Het Spoor
Adres:
Stationslaan 3
Postcode/plaats:
3701 EN Zeist
--------------------------------------------------------------------------------------------------------VERKLARING Hierbij verklaart de medezeggenschapsraad van Het Spoor in te stemmen met het Schoolondernemingsplan.
Planperiode van 2012 tot 2016
Namens de MZR Plaats _______________________ Datum ______________________ Handtekening________________ Naam_______________________ Functie______________________
108
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander
Bijlage 10 Formulier ” Vaststelling Schoolondernemingsplan.”
School:
Jenaplanschool Het Spoor
Adres:
Stationslaan 3
Postcode/plaats:
3701 EN Zeist
--------------------------------------------------------------------------------------------------------VERKLARING
Het College van Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Rijn& Heuvelland heeft het Schoolondernemingsplan vastgesteld.
Planperiode van 2012 tot 2016
Namens het bevoegd gezag,
________________________ plaats ________________________ datum ________________________ handtekening ________________________ naam ________________________ functie
109
Schoolondernemingsplan 2012 – 2016
Leren vertrouwen in jezelf en in de ander