Het
programmeren
van
duurzaamheid
Afstudeeronderzoek
Michiel
Rogaar
|
Januari
2011|
Bouwkunde
TU
Delft
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
2
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
programmeren
van
duurzaamheid
Naam:
Michiel
Rogaar
Studienr:
1199013
Adres:
Sint
Jorisstraat
3
1017
BC
Amsterdam
Email:
[email protected]
Telefoon:
06‐41376180
TU
Delft,
Faculteit
Bouwkunde
Real
Estate
&
Housing
Design
&
Construction
Management
19
januari
2011
Mentoren
Ir.
A.
van
Doorn
Dr.
Ir.
D.J.M.
van
der
Voordt
Gecommitteerde
Ir.
G.J.
Hobbelman
Bedrijf
Royal
Haskoning
Begeleider
Ir.
E.
ten
Dam
Michiel
Rogaar
3
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
4
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Voorwoord
Dit
rapport
is
geschreven
in
het
kader
van
het
afstudeeronderzoek
‘Het
programmeren
van
duurzaamheid’.
Het
onderzoek
is
uitgevoerd
aan
de
faculteit
Bouwkunde
op
de
Technische
Universiteit
Delft.
Het
onderwerp
is
verbonden
aan
het
afstudeerlaboratorium
Design
&
Construction
Management
(DCM).
Het
onderzoek
gaat
dieper
in
op
de
betekenis
van
duurzaamheid
en
hoe
deze
wordt
geïnterpreteerd
door
opdrachtgevers
in
de
bouw.
Ik
hoop
dat
het
onderzoek
opdrachtgevers
kan
helpen
hun
soms
beknopte
duurzaamheidvisie
te
verruimen.
Het
is
de
bedoeling
dat
opdrachtgevers
na
het
lezen
van
dit
rapport
zichzelf
niet
beperken
tot
het
slechts
noemen
van
het
begrip
duurzaamheid,
maar
dat
ze
zich
ook
verdiepen
in
wat
het
voor
hun
project
betekend.
Het
onderzoek
was
een
duurzaam
proces,
niet
alleen
in
de
zin
dat
het
voltooien
ervan
lang
heeft
geduurd,
maar
dat
het
mijn
visie
op
de
toekomst
heeft
verruimd.
Dank
gaat
uit
naar
mijn
mentoren
van
de
TU
Delft:
Alijd
van
Doorn
&
Theo
van
der
Voordt.
Een
team
met
zowel
veel
methodologische
kennis
als
veel
ervaring
met
het
onderwerp.
De
kritische
vragen
hebben
mij
ertoe
bewogen
meer
uit
het
onderzoek
te
halen.
Ook
gaat
veel
dank
uit
naar
Ellis
ten
Dam
van
Royal
Haskoning,
die
veel
kennis
heeft
op
het
gebied
van
programmeren
en
duurzaamheid.
Haar
praktijkervaring
is
van
grote
betekenis
geweest
voor
dit
onderzoek.
Daarnaast
wil
ik
mijn
ouders
graag
bedanken
voor
hun
hulp
met
dit
rapport
en
de
leuke
en
interessante
discussies
over
duurzaamheid,
die
mij
tot
vernieuwde
inzichten
hebben
gebracht.
Michiel
Rogaar
Amsterdam
Januari
2011
Michiel
Rogaar
5
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
6
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Samenvatting
Duurzaamheid
is
een
overheersend
begrip
geworden
in
de
maatschappij.
Bedrijven
willen
steeds
duurzamer
ondernemen
en
ook
de
bouw
lijkt
hiervan
in
de
ban
te
zijn.
In
steeds
meer
bouwprojecten
is
duurzaamheid
zelfs
een
van
de
belangrijkste
criteria
geworden.
Sommige
opdrachtgevers
beweren
zelfs
de
duurzaamste
te
zijn.
Andere
zijn
huiverig
voor
duurzaam
bouwen,
omdat
het
nog
steeds
de
naam
heeft
duur
te
zijn.
Probleemstelling
Dit
onderzoek
is
begonnen
met
de
verwachting
dat
de
duurzaamheidambitie
duidelijk
wordt
omschreven
in
het
Programma
van
Eisen
(PvE).
De
literatuur
beschrijft
het
PvE
namelijk
als
het
belangrijkste
sturingsdocument
in
de
bouw.
Deskundigen
beweren
zelfs
dat
een
goed
PvE
een
van
de
succesfactoren
kan
zijn
bij
duurzame
projecten.
Er
is
echter
weinig
bekend
hoe
duurzaamheid
in
het
PvE
omschreven
kan
worden
en
wanneer
dit
in
het
proces
dient
te
gebeuren.
Het
vroegtijdig
vastleggen
van
de
duurzaamheidambitie
en
aandacht
voor
de
financiële
consequenties
van
deze
ambitie
zou
extra
kosten
kunnen
besparen.
Binnen
deze
ontwikkelingen
van
toenemende
vraag
naar
duurzaam
vastgoed
is
het
interessant
om
te
onderzoeken
a)
wat
de
duurzaamheidambitie
van
opdrachtgevers
kan
inhouden
b)
hoe
dit
wordt
geformuleerd
in
het
PvE
en
c)
hoe
hierop
gestuurd
wordt.
Daarvoor
zal
de
volgende
vraag
beantwoord
worden:
Hoe
sturen
Nederlandse
opdrachtgevers
op
duurzaamheid
in
nieuwbouw
en
wat
is
daarbij
de
rol
van
het
Programma
van
Eisen.
Onderzoeksaanpak
Het
onderzoek
bestaat
uit
drie
fasen:
De
eerste
fase
bestaat
uit
een
literatuurstudie,
de
tweede
uit
vier
casusanalyses
en
voor
de
derde
fase
van
het
onderzoek
is
een
zestal
experts
vanuit
verschillende
disciplines
geïnterviewd.
Op
basis
van
de
drie
onderzoeksfases
is
antwoord
gegeven
op
de
hierboven
genoemde
vraagstelling.
Het
resultaat
van
het
onderzoek
is
naast
het
doen
van
aanbevelingen
een
model
ter
verbetering
van
het
proces.
Het
onderzoek
is
afgebakend
op
duurzame
nieuwbouwprojecten
binnen
de
utiliteitsbouw
in
Nederland.
De
nadruk
ligt
op
het
proces
van
de
initiatief‐
tot
en
met
de
ontwerpfase.
Er
wordt
alleen
gekeken
naar
projecten
met
traditionele
contracten.
De
casusselectie
bestaat
uit
een
viertal
projecten,
waarbij
duurzaamheid
nadrukkelijk
is
uitgesproken
als
ambitie.
Wat
de
duurzaamheidambitie
precies
inhoud
en
het
effect
daarvan
kan
verschillen
per
project.
Ook
kan
de
rol
van
het
PvE
per
project
verschillen.
Er
is
gekeken
naar
de
ontwikkeling
van
de
duurzaamheidambitie
en
welke
stappen
in
de
initiatief
en
ontwerpfase
zijn
genomen
om
de
duurzaamheidambitie
te
realiseren.
Daarbij
zijn
de
volgende
vragen
beantwoord:
• Wat
houdt
de
duurzaamheidambitie
van
Nederlandse
opdrachtgevers
in?
• Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
ambitie
tot
eisen?
• Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
• Hoe
stuurt
de
opdrachtgever
op
de
duurzaamheidambitie
tijdens
het
ontwerp?
• Welke
invloed
heeft
de
duurzaamheidambitie
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
Na
afloop
van
de
casusanalyses
heb
ik
hypothesen
opgesteld
die
ik
aan
de
hand
van
interviews
met
zes
experts
heb
getoetst.
Conclusies
Dit
onderzoek
maakt
onderscheid
tussen
ambities
en
concrete
eisen.
In
interviews
en
literatuur
wordt
het
woord
‘ambitie’
te
pas
en
te
onpas
gebruikt.
Men
heeft
het
ook
vaak
over
doelstellingen
en
concrete
eisen.
Het
door
elkaar
gebruiken
van
deze
termen
zorgt
voor
verwarring.
Michiel
Rogaar
7
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
onderzoek
spreekt
van
ambities
wanneer
een
opdrachtgever
iets
wil
bereiken,
wat
te
vaag
is
om
als
eis
te
worden
gezien.
De
ambities
kunnen
later
vertaald
worden
naar
eisen.
Dit
onderzoek
heeft
het
dan
over
eisen
die
concreet
en
meetbaar
zijn.
Zo
kan
de
opdrachtgever
een
ambitie
uitspreken
t.a.v.
de
flexibiliteit
van
een
gebouw:
“Het
gebouw
dient
flexibel
te
zijn.”
Een
voorbeeld
van
een
eis
die
hier
aan
verbonden
kan
worden
is
“tussenwanden
dienen
verplaatsbaar
te
zijn”.
Initiatieffase
Duurzaamheid
is
geen
eenduidig
begrip.
Uit
dit
onderzoek
is
gebleken
dat
duurzaamheid
op
meerdere
manieren
valt
te
interpreteren.
Het
casusonderzoek
laat
zien
dat
de
invulling
van
het
begrip
afhangt
per
project.
Ook
de
geïnterviewden
voor
dit
onderzoek
hebben
allen
een
andere
kijk
op
de
betekenis
van
duurzaamheid.
Het
blijkt
dat
opdrachtgevers
zich
voorafgaand
aan
het
ontwerpproces
niet
altijd
wezenlijk
verdiepen
in
hun
eigen
duurzaamheidambitie.
Duurzaamheid
staat
dan
vaak
als
een
enkele
alomvattende
eis
geformuleerd
in
het
PvE.
Men
verwijst
in
zo’n
geval
vaak
naar
een
label,
zoals
GPR‐gebouw,
EPC
of
Breeam
of
men
noemt
termen
als
‘Cradle
to
Cradle’
of
‘de
duurzaamste’.
Het
uitspreken
van
een
duurzaamheidambitie
an
sich
is
niet
duidelijk
genoeg
om
het
ontwerpteam
aan
te
sturen
en
de
juiste
beslissingen
te
laten
nemen.
De
verschillende
interpretaties
van
duurzaamheid
kunnen
namelijk
voor
verwarring
zorgen
bij
het
ontwerpteam.
Vaak
wordt
de
duurzaamheidambitie
aangewakkerd,
omdat
opdrachtgevers
waarde
hechten
aan
een
duurzaam
imago.
Dit
imago
is
in
sommige
commerciële
projecten
zelfs
de
belangrijkste
drijfveer.
De
duurzaamheidambitie
van
opdrachtgevers
begint
soms
met
alleen
een
ambitie
op
energiereductie
en
materiaal.
Na
gesprekken
met
een
adviseur
wordt
daar
soms
een
ambitie
voor
een
gezond
binnenklimaat
bij
uitgesproken.
Door
het
betrekken
van
stakeholders
van
het
project
en
het
in
kaar
brengen
van
hun
ambities,
hebben
overeenkomstige
ambities
door
samenwerking
een
grotere
kans
van
slagen.
Een
gezond
binnenklimaat
en
energiereductie
staan
op
gespannen
voet
met
elkaar.
Daarom
leidt
deze
interpretatie
van
het
begrip
meestal
tot
een
technische
gecompliceerd
ontwerp.
Geen
enkel
PvE
dat
voor
dit
onderzoek
is
bestudeerd
is,
geeft
prioriteiten
aan,
hoewel
uit
literatuur
en
interviews
blijkt
dat
dit
toch
dient
te
gebeuren.
Dit
kan
het
ontwerpteam
helpen
de
juiste
keuze
te
maken
wanneer
eisen
conflicteren.
“Het
ontwerp
blijft
een
compromis”.
Haalbaarheidonderzoek
Eisen
dienen
op
het
budget
te
zijn
afgestemd.
Alleen
bestaan
er
geen
kengetallen,
op
basis
waarvan
een
schatting
gemaakt
kan
worden
of
een
eis
financieel
haalbaar
is.
Om
die
reden
wordt
de
haalbaarheidstudie
gebaseerd
op
ontwerpverkenningen,
waarin
concrete
duurzame
toepassingen
zijn
verwerkt.
Het
budget
kan
dan
geschat
worden
op
basis
van
de
kostprijs
van
deze
toepassingen.
Omdat
de
duurzaamheidambitie
vaak
een
technische
uitwerking
tot
gevolg
heeft,
kan
hiervoor
een
technisch
ontwerpdeskundige,
zoals
een
installatieadviseur,
worden
aangetrokken.
De
haalbaarheidstudie
en
het
formuleren
van
een
weloverwogen
ambitie
vraagt
om
extra
procestijd
in
de
initiatieffase.
Twee
onderzochte
casussen
laten
zien
dat
de
opdrachtgever
ook
kan
kiezen
om
direct
aan
de
ontwerpfase
te
beginnen
zonder
eerst
de
financiële
consequenties
van
zijn
duurzaamheidambitie
te
onderzoeken.
De
opdrachtgever
kan
dan
de
expertise
van
het
ontwerpteam
gebruiken
om
de
verschillende
aspecten
van
zijn
duurzaamheidambitie
te
bepalen
en
deze
direct
te
vertalen
naar
het
ontwerp.
Financiële
ramingen
zullen
dan
op
basis
van
het
ontwerp
worden
gemaakt.
De
opdrachtgever
loopt
zo
Michiel
Rogaar
8
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
wel
het
risico
dat
of
een
gewenst
ambitieniveau
niet
wordt
gehaald
of
dat
het
budget
hoger
zal
oplopen
dan
verwacht.
Ontwerpproces
De
opdrachtgever
stuurt
in
de
eerste
plaats
op
zijn
duurzaamheidambitie
door
het
selecteren
van
een
architect
waarvan
de
duurzaamheidvisie
overeenkomt
met
zijn
visie
of
een
ontwerpteam
dat
ervaring
heeft
met
duurzaam
bouwen.
De
rol
van
het
PvE
tijdens
de
ontwerpfase,
is
afhankelijk
van
hoe
de
duurzaamheidambitie
hierin
is
omschreven.
Wanneer
niet
duidelijk
uit
het
PvE
naar
voren
komt
wat
de
opdrachtgever
met
duurzaamheid
bedoelt,
kan
de
opdrachtgever
zelf
intensief
bij
het
proces
betrokken
blijven
om
de
duurzaamheidambitie
mondeling
over
te
brengen.
Hij
kan
ook
een
externe
duurzaamheidadviseur
inschakelen
die
zijn
rol
als
opdrachtgever
overneemt
en
het
ontwerpteam
controleert.
Een
score
voor
een
bepaald
duurzaamheidlabel
kan
het
ontwerpteam
een
richtlijn
geven
welk
ambitieniveau
gewenst
is.
Dit
brengt
wel
een
risico
met
zich
mee.
De
labels
meten
duurzaamheid
namelijk
op
basis
van
verschillende
aspecten.
De
aspecten
en
de
waardering
per
aspect
sluiten
niet
altijd
even
goed
aan
op
de
specifieke
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever.
Wanneer
het
ontwerpteam
de
werkelijke
ambities
van
de
opdrachtgever
uit
het
oog
verliest
en
zich
slechts
richt
op
het
behalen
van
het
label,
bestaat
de
kans
dat
het
ontwerp
uiteindelijk
niet
conform
de
ambities
van
de
opdrachtgever
uitvalt.
Reflectie
De
literatuur
noemt
‘het
aanzetten
tot
reflectie
op
de
opgave’
een
van
de
functies
van
het
PvE.
Het
lijkt
er
echter
op
dat
het
opstellen
van
het
PvE
in
duurzame
projecten
(twee
casussen
daargelaten)
de
opdrachtgever
nauwelijks
aanzet
tot
reflectie
op
zijn
duurzaamheidambitie.
De
term
‘duurzaamheid’
lijkt
door
veel
opdrachtgevers
eenduidig
gebruikt
te
worden.
De
formulering
van
de
duurzaamheidambitie
in
PvE’s
blijft
vaak
beperkt
tot
het
noemen
van
een
bepaald
label,
maar
een
beschrijving
van
een
visie
of
motivatie
blijft
achterwege.
Leden
van
de
ontwerpteams
lijken
juist
daar
behoefte
aan
te
hebben:
“het
formuleren
van
het
‘waarom’
is
minstens
net
zo
belangrijk”.
Ook
zal
de
formulering
van
‘het
waarom’
de
rol
van
het
PvE
als
communicatie‐
document
verbeteren.
Echter
zal
het
PvE
in
dat
geval
nooit
de
gesprekken
tussen
opdrachtgever
en
architect
kunnen
vervangen.
Aanbevelingen
• Het
verdient
aanbeveling
wanneer
de
opdrachtgever
een
afzonderlijke
interpretatiefase
inlast
waarin
hij
zijn
idee
van
duurzaamheid
specificeert.
In
de
interpretatiefase
kan
hij
vermelden
wat
hij
onder
duurzaamheid
verstaat
en
welke
specifieke
aspecten
hij
belangrijk
vindt.
Met
name
dient
hij
te
vermelden
waarom
hij
een
duurzaamheidambitie
heeft.
Deze
ambitie
kan
bijvoorbeeld
voortkomen
uit
de
visie
van
zijn
organisatie
en
samenhangen
met
de
hoofdactiviteiten
ervan.
Door
het
moeten
formuleren
van
zijn
motivatie,
wordt
hij
gedwongen
hierover
goed
na
te
denken.
• De
opdrachtgever
dient
zijn
ambities
uit
te
spreken
op
die
aspecten,
die
volgens
hem
bepalend
zijn
voor
de
duurzaamheid
van
het
gebouw.
• De
ambities
per
aspect
kunnen
op
hun
beurt
vertaald
worden
naar
een
of
meerdere
concrete
eisen.
Aan
energiereductie,
kan
een
meetbare
waarde
worden
verbonden.
Ambities
op
andere
aspecten
zijn
niet
of
niet
direct
in
meetbare
eisen
weer
te
geven.
• Het
is
aan
te
bevelen
om
de
ambities
van
stakeholders
in
kaart
te
brengen.
Overeenkomstige
ambities
zouden
door
samenwerking
een
grotere
kans
hebben
gerealiseerd
te
worden.
• Het
is
aan
te
bevelen
prioriteiten
aan
te
geven.
Bij
conflicterende
ambities
(hiervan
zijn
een
gezond
binnenklimaat
en
energiereductie
een
goed
voorbeeld)
kan
men
Michiel
Rogaar
9
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
• •
voorwaarden
stellen.
“Energiereductie
dient
geoptimaliseerd
te
worden,
onder
voorwaarde
dat
een
gezond
binnenklimaat
gewaarborgd
blijft”.
Wanneer
men
gebruik
wil
maken
van
een
bepaald
label
dient
de
opdrachtgever
erop
toe
te
zien
dat
het
label
niet
het
doel
wordt.
D.w.z.
dat
men
slechts
‘lijstjes’
van
duurzame
toepassingen
afwerkt
om
een
zo
hoog
mogelijke
score
te
halen.
Het
label
dient
juist
als
middel
gebruikt
te
worden,
waarbij
het
ontwerp
in
de
eerste
plaats
aansluit
op
de
ambities
van
de
opdrachtgever
en
vervolgens
gecontroleerd
wordt
op
het
duurzaamheidnivieau.
Hoe
eerder
de
duurzaamheidambitie
wordt
vastgelegd,
des
te
meer
tijd
is
er
om
voldoende
middelen(budget)
vrij
te
maken,
die
nodig
zijn
om
de
duurzaamheidambitie
te
realiseren.
Wanneer
een
snel
proces
gewenst
is,
kan
men
kiezen
om
na
de
‘interpretatiefase’
direct
aan
het
ontwerpproces
te
beginnen
en
een
tijdrovende
haalbaarheidstudie
in
de
initiatieffase
over
te
slaan.
Men
kan
er
dan
voor
kiezen
minder
rigide
vast
te
houden
aan
of
het
budget
of
de
eis.
Conclusie
De
opdrachtgever
kan
pas
sturen
op
zijn
duurzaamheidambitie
als
alle
betrokkenen
begrijpen
wat
hij
onder
duurzaamheid
verstaat.
Ter
bevordering
van
het
begrip
kan
hij
in
het
begin
van
de
initiatieffase
een
interpretatiefase
in
lassen,
waarin
hij
zijn
idee
van
duurzaamheid
specificeert.
Dit
kan
door
ambities
uit
te
spreken
op
verschillende
aspecten
die
volgens
hem
van
invloed
zijn
op
duurzaamheid.
Na
het
duiden
van
de
financiële
consequenties
van
die
ambities
en
het
eventueel
extra
geld
vrijmaken
neemt
de
kans
toe
dat
het
gewenste
ambitieniveau
wordt
gehaald.
Wanneer
de
opdrachtgever
zijn
visie
en
motivatie
opneemt
in
het
PvE,
vergroot
dit
de
rol
van
het
PvE
als
communicatiemiddel
en
reflectiedocument.
Het
selecteren
van
een
ervaren
ontwerpteam
is
vervolgens
minstens
zo
belangrijk
als
een
goed
PvE.
Michiel
Rogaar
10
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Summary
Sustainability
has
become
a
dominant
idea
in
today’s
society.
Companies
develop
in
a
more
sustainable
way
and
also
the
building
construction
is
subject
of
this
trend.
In
most
of
the
latest
building
projects
sustainability
has
become
one
of
the
main
criteria.
Some
of
the
clients
even
pretend
to
build
the
most
sustainable
building
ever.
Others
are
still
reluctant
as
it
is
still
considered
to
be
very
expensive.
Definition
of
the
problem
This
research
has
started
from
the
expectation
that
the
ambition
for
sustainability
(sustainability
ambition)
has
clearly
been
specified
in
the
Program
of
Requirements
(PoR).
From
literature
we
can
learn
that
the
PoR
is
considered
to
be
the
most
important
steering
instrument
during
the
design
and
construction
process.
Experts
maintain
that
a
solid
PoR
can
be
one
of
the
success
factors
to
reach
sustainability
in
building
projects.
Only
little
is
known
about
how
sustainability
can
be
described
in
the
PoR
and
at
what
moment
exactly
the
description
process
should
start.
Early
documentation
of
the
sustainable
goals
and
consideration
of
its
financial
consequences
could
save
extra
expenses.
Within
these
developments
of
increasing
demand
for
sustainable
real
estate
it
is
interesting
to
examine
a)
what
the
sustainability
ambition
of
the
client
contains
b)
how
it
has
been
expressed
in
the
PoR
and
c)
how
he
tries
to
reach
his
goal.
Therefore
the
following
question
has
to
be
answered:
How
do
Dutch
clients
try
to
attain
sustainability
in
their
projects
and
which
role
can
play
the
PoR
to
reach
this
goal.
Research
Approach
The
research
can
be
divided
into
three
parts:
the
first
consists
of
a
thorough
examination
of
literature;
the
second
consists
of
four
case
studies
and
the
third
of
interviews
with
six
experts
from
different
disciplines.
These
three
phases
form
the
base
for
a
solution
of
the
question
mentioned
above.
The
result
contains
recommendations
and
a
model
for
improvement
of
the
process
of
sustainable
building
in
the
future.
This
study
will
confine
itself
to
sustainable
new
building
projects
within
the
utility
building
in
the
Netherlands.
The
emphasis
lies
on
the
process
from
the
initiative
phase
until
the
design
phase.
Only
projects
with
traditional
contracts
will
be
examined
in
this
research.
The
case
selection
consists
of
four
projects,
in
which
the
ambition
for
sustainability
has
been
pronounced
explicitly.
What
the
ambition
for
sustainability
means
exactly
and
which
effect
it
has
on
the
building
process
varies
per
project.
Also
the
role
of
the
PoR
can
vary
per
project.
The
development
of
the
ambition
for
sustainability
has
been
examined
as
well
as
the
steps
taken
in
the
initiative
and
design
phase
to
realize
this
ambition.
The
following
questions
had
to
be
answered:
• What
does
the
ambition
for
sustainability
of
Dutch
clients
really
stands
for
• How
does
the
client
translate
his
ambition
to
requirements?
• How
have
ambition
and
requirements
been
described
in
the
PoR?
• How
does
the
client
influence
sustainability
during
the
building
process?
• Which
impact
has
the
ambition
for
sustainability
on
time
and
costs?
After
analysing
the
four
case
studies,
I
formulated
hypotheses,
which
I
have
verified
by
interviewing
six
experts.
This
study
distinguishes
ambition
and
concrete
requirements.
In
literature
one
uses
the
word
“ambition”
rather
haphazardly.
Often
they
mean
specific
goals
or
concrete
requirements.
The
way
one
uses
these
terms
often
leads
to
confusion.
Michiel
Rogaar
11
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
This
study
speaks
of
“ambition”
when
a
client
wants
to
achieve
a
sustainable
goal,
which
is
still
too
vague
to
translate
into
a
requirement.
Later
on
one
can
translate
this
ambition
into
requirements,
which
will
be
more
concrete
and
measurable.
For
instance
can
the
client
express
his
ambition
for
a
flexible
building:
“The
building
ought
to
be
flexible”.
The
requirement,
which
may
follow
from
this,
can
be:
“dividing
walls
must
be
transferable”.
Initiative
phase
Sustainability
is
not
an
unequivocal
concept.
From
this
study
is
clear
that
it
has
various
interpretations.
The
case
studies
show
that
the
interpretations
vary
per
project.
Also
the
interviewed
had
all
a
different
explanation
of
sustainability.
It
became
clear
that
preceding
the
designing
process
clients
not
really
asked
themselves
what
sustainability
really
meant
for
them.
In
that
case
it
appeared
as
a
general
requirement
in
the
PoR.
They
give
it
a
general
label
like
GPR‐building,
EPC
of
Breeam,
Cradle
to
Cradle
of
“the
most
sustainable”.
Expressing
the
ambition
to
reach
sustainability
as
such
is
not
sufficient
enough
to
guide
the
design
team
and
let
it
make
the
right
decisions.
The
different
meanings
of
sustainability
may
cause
a
lot
of
confusion.
Very
often
sustainability
is
only
mentioned
because
of
the
concern
about
one’s
good
image.
For
some
people
their
image
of
sustainability
is
the
main
motive
for
their
ambition.
Other
clients
express
only
their
wish
for
energy
reduction
and
sustainable
material,
sometimes
with
an
additional
requirement
for
a
healthy
interior
climate.
Healthy
interior
climate
and
energy‐reduction
are
often
conflicting
requirements
and
thus
complicating
the
design
process.
None
of
the
examined
PoR’s
expresses
priorities,
although
literature
and
interviews
emphasize
their
importance.
Expressing
priorities
can
help
tremendously
in
case
of
conflicting
requirements.
Feasibility
study
Requirements
should
be
in
accordance
with
the
budget.
However
there
exist
no
fixed
numbers
based
on
which
a
designer
can
measure
the
feasibility
of
a
special
requirement.
That’s
why
this
feasibility
study
is
based
on
design
scouting
comprising
concrete
sustainable
solutions.
The
budget
can
thus
be
estimated
based
on
the
prime
cost
of
these
concrete
applications.
Important
here
fore
is
the
employment
of
a
technical
advisor/designer.
A
feasibility
study
and
description
of
the
client’s
ambition
for
sustainability
ask
for
extra
processing
time
in
the
initiative
phase.
In
two
case
studies
the
client
has
chosen
to
immediately
start
the
designing
process
before
examining
the
financial
consequences
of
his
ambition
for
sustainability.
Doing
so
the
client
can
use
the
expertise
of
the
designing
team
to
concretise
the
different
aspects
of
his
ambition
and
having
them
translated
into
the
design.
Financial
estimations
have
to
be
made
based
on
the
design
itself.
Doing
so
the
client
takes
a
risk
in
either
not
reaching
his
ambition
level
or
being
confronted
with
a
higher
budget
than
expected.
Design
process
The
client
can
fulfil
his
ambition
by
choosing
an
architect
or
a
design
team
with
expertise
in
sustainable
building.
The
function
of
the
PoR
during
the
design
process
depends
on
how
the
ambition
for
sustainability
has
been
described
in
that
program.
In
case
the
client’s
ambition
has
been
vaguely
described
the
client
can
stay
involved
during
the
design
process
and
orally
explain
his
ambition.
He
also
can
employ
a
sustainability
advisor
to
represent
him
and
who
can
supervise
the
design
team.
Michiel
Rogaar
12
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
A
score
for
a
sustainability
label
can
give
an
indication
to
the
design
team
of
the
ambition
level
required.
But
it
may
cause
a
risk.
The
labels
measure
sustainability
following
different
aspects.
Those
aspects
and
their
value
do
not
always
agree
with
the
client’s
ambition.
When
the
design
team
misses
the
real
intention
of
the
client
by
focussing
too
much
on
the
label,
it
may
occur
that
the
final
design
does
not
really
meet
the
expectations
of
the
client.
Reflection
From
literature
one
learns
that
“stimulating
reflection
on
the
assignment”
is
one
of
the
main
functions
of
the
PoR.
Nevertheless
it
seems
that
in
most
cases
composing
the
PoR
does
not
stimulate
the
client
to
reflect
on
his
ambition
for
sustainability.
Usually
the
client
only
mentions
a
label,
but
reflection
and
motivation
are
nowhere
to
be
found.
Especially
members
of
design
teams
regret
this
very
much
as
for
them
the
underlying
motivation
is
essential
as
a
guideline.
The
“why”
is
just
as
important.
Describing
“why”in
the
PoR
will
improve
the
effectiveness
of
the
PoR
as
communication
tool.
However
the
PoR
can
never
replace
the
interaction
of
the
client
and
the
architect.
Recommendations
• Before
starting
the
process
the
client
should
insert
an
interpretation/motivation
period,
in
which
he
defines
his
ideas
of
sustainability.
In
this
period
he
can
express
why
he
wants
sustainable
building
and
which
specific
aspects
are
very
important
to
him.
By
formulating
his
ideas,
the
client
is
forced
to
really
reflect
on
what
is
important
to
him.
• The
client
must
express
which
sustainability
aspects
are
essential
for
him.
• His
ambition
concerning
special
aspects
can
be
translated
to
special
requirements.
Concerning
energy
reduction
one
can
measure
the
consequences.
Other
aspects
are
more
difficult
to
measure
in
terms
of
financial
consequences.
• It
is
advisable
to
define
priorities.
In
case
of
conflicting
ambitions
(like
interior
climate
and
energy
reduction)
it
is
possible
to
state
special
conditions:
“Energy
reduction
must
be
optimized
on
the
condition
of
preserving
a
healthy
interior
climate.”
• One
should
be
careful
not
to
use
a
label
as
a
target.
The
label
should
be
used
first
as
a
tool
to
define
the
ambition
of
the
client
and
later
to
measure
the
level
of
sustainability.
• The
sooner
the
client’s
ambition
has
been
defined
the
more
time
is
available
to
acquire
necessary
financial
means.
• When
time
is
restricted
the
client
can
choose
to
immediately
start
the
designing
process
after
the
reflection
phase.
In
that
case
he
will
skip
the
time‐consuming
feasibility
study.
However
this
will
ask
for
a
greater
flexibility
concerning
budget
and
requirements.
Conclusion
The
client
can
only
fulfil
his
ambition
for
sustainability
when
all
parties
involved
know
what
the
client
exactly
means
by
sustainability.
To
stimulate
client’s
reflection
on
the
issue,
it
is
important
to
insert
an
extra
interpretation
phase
within
the
initiative
phase
in
which
he
can
specify
his
ideas.
This
can
be
structured
by
asking
the
client
to
express
which
of
the
different
aspects
that
are
qualifying
for
sustainability
are
most
important
to
him
and
what
has
his
priority.
After
calculating
the
financial
consequences
of
these
aspects
and
funding
the
necessary
extra
means,
the
chance
of
reaching
client’s
ambition
level
will
increase
by
doing
so.
When
the
Program
of
Requirements
include
the
client’s
vision
and
motivation
it
can
be
very
valuable
as
a
communication
tool
with
the
design
team.
Selection
of
a
design
team
which
has
experience
in
the
field
of
sustainability
is
at
least
as
important
as
a
good
Program
of
Requirements.
Michiel
Rogaar
13
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
14
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Inhoudsopgave
VOORWOORD .................................................................................................................... 5
SAMENVATTING................................................................................................................. 7
SUMMARY ....................................................................................................................... 11
LEESWIJZER ...................................................................................................................... 17
1
ONDERZOEK............................................................................................................... 19
1.1
MONDIALE
ONTWIKKELINGEN ........................................................................................ 19
1.2
AANLEIDING .............................................................................................................. 21
1.3
ONDERZOEKSOPZET ..................................................................................................... 22
1.3.1
PROBLEEMSTELLING .........................................................................................................22
1.3.2
DOEL
VAN
HET
ONDERZOEK ...............................................................................................22
1.3.3
CENTRALE
VRAAGSTELLING ................................................................................................22
1.3.4
DEELVRAGEN ..................................................................................................................22
1.3.5
METHODE ......................................................................................................................23
1.3.6
INKADERING ...................................................................................................................23
1.4
RELEVANTIE ............................................................................................................... 24
1.4.1
MAATSCHAPPELIJKE
RELEVANTIE ........................................................................................24
1.4.2
WETENSCHAPPELIJKE
RELEVANTIE ......................................................................................24
1.4.3
PERSOONLIJKE
RELEVANTIE ................................................................................................24
2
DUURZAAMHEID ....................................................................................................... 25
2.1
2.2
2.3
2.4
DEFINITIES ................................................................................................................. 25
LABELS...................................................................................................................... 27
DUURZAAMHEIDASPECTEN ............................................................................................ 30
CONCLUSIES ............................................................................................................... 32
3
PROGRAMMEREN...................................................................................................... 35
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
DE
OPDRACHTGEVER.................................................................................................... 35
PROGRAMMA
VAN
EISEN .............................................................................................. 36
HET
PROCES ............................................................................................................... 37
DUURZAME
PVE’S....................................................................................................... 40
CONCLUSIES ............................................................................................................... 44
4
CASUSANALYSES ........................................................................................................ 45
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
CASE
SELECTIE ............................................................................................................ 45
HAAGSE
HOGESCHOOL ................................................................................................. 46
HOTEL
AMSTELKWARTIER ............................................................................................. 54
OSG
SCHRAVENLANT
SCHIEDAM .................................................................................... 60
CASE
TRANSPORT........................................................................................................ 68
CROSS
CASUS ............................................................................................................. 78
CONCLUSIES ............................................................................................................... 83
5
EXPERT
INTERVIEWS .................................................................................................. 85
5.1
HYPOTHESEN ............................................................................................................. 85
Michiel
Rogaar
15
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
5.2
EXPERT
SELECTIE ......................................................................................................... 85
5.3
INTERVIEWRESULTATEN ................................................................................................ 87
5.4
CONCLUSIES ............................................................................................................... 90
6
CONCLUSIES
&
AANBEVELINGEN................................................................................ 93
6.1
6.2
6.3
6.4
CONCLUSIES ............................................................................................................... 93
SAMENVATTING.......................................................................................................... 97
AANBEVELINGEN
OPDRACHTGEVERS ................................................................................ 99
AANBEVELINGEN
VERVOLG
ONDERZOEK ......................................................................... 100
7
MODEL .................................................................................................................... 101
8
REFLECTIE ................................................................................................................ 105
9
BRONNENLIJST......................................................................................................... 109
BEGRIPPENLIJST
&
GEBRUIKTE
AFKORTINGEN................................................................ 111
BIJLAGEN ....................................................................................................................... 113
Michiel
Rogaar
16
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Leeswijzer
Deze
leeswijzer
zal
kort
de
structuur
van
het
verslag
toelichten.
Het
verduidelijkt
de
samenhang
tussen
de
verschillende
hoofdstukken.
Hoofdstuk
1
Onderzoeksopzet
In
hoofdstuk
1
wordt
het
onderzoek
geplaatst
binnen
de
huidige
ontwikkelingen
in
de
maatschappij.
Aan
de
hand
daarvan
zal
de
probleemstelling
en
onderzoeksvragen
worden
geformuleerd.
Vervolgens
zal
de
onderzoeksmethode
worden
uitgelegd
en
waarop
dit
onderzoek
is
afgebakend.
Ten
slotte
wordt
de
relevantie
van
het
onderzoek
gegeven.
Fase
1
Hoofdstuk
2
en
3
Duurzaamheid
&
Programmeren
Het
tweede
en
derde
hoofdstuk
vormen
het
theoretisch
kader
van
dit
onderzoek.
Deze
hoofdstukken
zijn
het
resultaat
van
het
literatuuronderzoek.
Hoofdstuk
2
gaat
dieper
in
op
de
betekenis
van
duurzaamheid.
Het
begrip
wordt
uitgelegd
en
verschillende
benaderingen
van
duurzaamheid
worden
gegeven.
Het
programmeren
wordt
in
hoofdstuk
drie
toegelicht.
De
rol
en
de
inhoud
van
het
PvE
wordt
toegelicht
en
de
manier
waarop
het
zich
kan
ontwikkelen
in
het
proces.
Daarnaast
worden
drie
duurzame
PvE’s
bekeken.
Fase
2
Hoofdstuk
4
Casusanalyses
&
Crosscasus
In
hoofdstuk
4
zijn
de
resultaten
van
het
de
casusanalyses
beschreven.
Vervolgens
worden
de
casusanalyses
met
elkaar
vergeleken
in
een
‘crosscasusanalyse’.
Fase
3
Hoofdstuk
5
Expert
interviews
In
hoofdstuk
5
zullen
hypothesen
worden
gesteld
die
naar
voren
zijn
gekomen
uit
de
casus
interviews.
Dit
hoofdstuk
beschrijft
de
reacties
op
de
hypothesen
van
de
experts
die
zijn
geïnterviewd.
De
reacties
zijn
meegenomen
in
de
slotconclusies,
maar
vormen
vooral
de
basis
voor
het
advies
dat
uit
dit
onderzoek
komt.
Hoofdstuk
6
Conclusies
&
Aanbevelingen
In
hoofdstuk
6
worden
de
conclusies
van
de
drie
fasen
met
elkaar
vergeleken.
Aan
de
hand
van
deze
reflectie
zullen
de
slotconclusies
worden
getrokken.
Hierna
worden
ook
de
aanbevelingen
gegeven
en
aanbevelingen
voor
vervolgonderzoek.
Hoofdstuk
7
Model
Hoofdstuk
7
geeft
het
model
weer,
dat
een
stappenplan
weergeeft
voor
opdrachtgever
die
hun
duurzaamheidambitie
willen
ontwikkelen
en
formuleren
in
het
PvE.
Hoofdstuk
8
Reflectie
In
hoofdstuk
8
wordt
een
reflectie
gegeven
op
het
begrip
duurzaamheid
en
hoe
ik
daar
na
het
doen
van
onderzoek
tegenaan
kijk.
Michiel
Rogaar
17
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
18
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
1 Onderzoek
1.1 Mondiale
ontwikkelingen
7
december
2009
begon
de
klimaattop
van
Kopenhagen.
De
twee
weken
durende
conferentie
was
georganiseerd
om
internationaal
tot
een
nieuw
akkoord
te
komen
op
het
gebied
van
het
milieu
en
klimaat.
Een
nieuw
akkoord
werd
gesloten
als
vervolg
op
het
Kyoto‐verdrag
uit
1997.
Het
nieuwe
akkoord
is
niet
bindend
verklaard,
waardoor
landen
ongestraft
door
kunnen
gaan
met
het
uitstoten
van
broeikasgassen.
Dat
de
nadruk
werd
gelegd
op
het
terugdringen
van
broeikasgassen
valt
te
verklaren.
De
meeste
rapporten
voorspellen
dat
de
broeikasgassen
zullen
leiden
tot
een
temperatuurstijging
van
vermoedelijk
meer
dan
twee
graden.1
Dit
zou
nadelige
gevolgen
voor
het
milieu
hebben;
door
smeltende
ijskappen
zou
het
zeewaterpijl
stijgen
en
een
extremer
klimaat
ontstaan
in
de
vorm
van
langdurige
droogtes
en
zware
regenval.
Inderdaad
zou
je
zeggen
dat
de
effecten
van
klimaatverandering
de
laatste
jaren
steeds
meer
te
merken
zijn.
Droogtes
hebben
in
2010
geleid
tot
gigantische
bosbranden
en
misoogsten
in
Rusland;
gigantische
regenval
in
Pakistan
heeft
geleid
tot
overstromingen,
die
tot
de
grootste
rampen
ooit
worden
gerekend.
Sceptici
achten
de
relatie
tussen
opwarming
en
de
toename
van
broeikasgassen
nog
niet
bewezen.
De
gemiddelde
wereld‐
temperatuur
is
de
laatste
tien
jaar
namelijk
gedaald,
terwijl
de
CO2
concentratie
wel
is
gestegen.2
Dit
is
in
strijd
met
de
uitkomst
van
alle
klimaatmodellen.
Klimaatverandering
zou
ook
van
alle
tijden
zijn
en
voornamelijk
worden
veroorzaakt
door
schommelingen
in
intensiteit
van
de
zon.3
Het
is
een
zinloze
discussie
volgens
Janssen
Groesbeek.“Of
het
klimaat
wel
of
niet
verandert
en
of
dat
door
menselijk
handelen
gebeurt
of
niet,
met
een
reductie
op
de
CO2
emissies
zijn
we
er
nog
niet”.
Waar
het
eigenlijk
om
gaat
is
het
probleem,
dat
we
al
sinds
de
industriële
revolutie
net
doen
alsof
de
natuurlijke
hulpbronnen
die
we
onttrekken
aan
de
aarde
oneindig
zijn
en
dat
de
schade
die
we
toebrengen
aan
de
flora
en
fauna
geen
consequenties
heeft.
Waar
het
in
de
discussies
rond
klimaat
en
duurzame
ontwikkeling
eigenlijk
om
zou
moeten
gaan,
is
de
verantwoordelijkheid
die
de
mens
voor
elkaar
heeft
of
ten
minste
zou
moeten
voelen.
De
westerse
wereld
is
pas
laat
doordrongen
geraakt
van
de
urgentie,
verwoord
in
het
Brundtlandrapport
betreffende
de
steeds
maar
schaarsere
bronnen
van
onze
planeet.
Als
wij
ons
zouden
richten
naar
dit
rapport
zouden
wij
weer
meer
zoals
de
oude
economen
deden,
in
gesloten
kringlopen
moeten
denken.4
De
beslaglegging
van
de
mondiale
ruimte
vormt
namelijk
ook
een
gevaar
voor
de
mensheid.
Toenemende
welvaart
en
groei
van
de
wereldbevolking
lijken
er
onvermijdelijk
toe
te
leiden
dat
natuurlijk
kapitaal
in
een
hoog
tempo
verloren
gaat.
Aan
de
ene
kant
stijgt
in
de
westerse
wereld
de
levensstandaard
en
de
daarbij
behorende
behoeften
van
de
mens,
waardoor
de
productie
en
de
daarmee
gepaard
gaande
vervuiling
toenemen.
Aan
de
andere
kant
exploiteert
men
met
name
in
ontwikkelingslanden
de
natuur
om
te
overleven.
Deze
landen
zijn
ook
verantwoordelijk
voor
de
groei
van
de
wereldbevolking.
Om
steeds
meer
monden
te
voeden
legt
de
landbouw
een
grote
druk
op
de
mondiale
ruimte
en
daarmee
op
de
nog
resterende
biodiversiteit,
vooral
door
de
voortdurend
stijgende
vraag
naar
voedsel
1
Hoekstra, R. & Smits, J. P. (2009). Monitor duurzaam Nederland. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. 2 Hans Labohm, Financieel Dagblad extra 7 december p.7 3 Kroonenberg, S. (2007). De menselijke maat, De aarde in tienduizend jaar. Amsterdam/Antwerpen: Atlas. 4 Janssen Groesbeek, M. (2009). Terug naar de Kringloop. Financieel Dagblad extra. 7 december
Michiel
Rogaar
19
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
en
hout.
De
biodiversiteit
gaat
daarmee
steeds
verder
verloren.5
30
procent
van
de
hoeveelheid
grondstoffen
op
de
wereld
is
al
verbruikt6
en
ongeveer
40
procent
van
de
originele
hoeveelheid
bos
is
gedurende
de
laatste
11000
jaar
verdwenen.
Driekwart
hiervan
is
gekapt
sinds
het
begin
van
de
industriële
revolutie.7
De
Ecologische
Voetafdruk
meet
het
menselijk
beslag
op
ecosystemen
en
vertaalt
deze
naar
aantallen
mondiale
hectares,
dat
zijn
hectares
die
de
gemiddelde
mondiale
productie
en
CO2
vastlegging
weergeven.
Met
onze
huidige
consumptie
heeft
de
aarde
anderhalf
jaar
nodig
om
te
produceren
wat
we
in
1
jaar
gebruiken.
Volgens
schattingen
van
de
groei
van
de
wereldbevolking,
consumptie
en
klimaatverandering
zullen
we
in
2050
bij
ongewijzigd
beleid
2,8
planeten
nodig
hebben
voor
onze
consumptie
en
de
vastlegging
van
CO2
uit
fossiele
brandstoffen,
verandering
van
landgebruik
en
chemische
processen.8
Figuur 1.1 Toenemende beslaglegging op mondiale ruimte door mens. Bron: Living Planet Report.
De
Club
van
Rome
voorspeld
dat
drinkwater
steeds
schaarser
zal
worden.
Vooral
de
landbouw,
maar
ook
de
industrie
en
huishoudens
eisen
een
steeds
groter
deel
van
de
watervoorraad
op.9
Men
schat
dat
de
laatste
30
jaar
40
procent
van
het
water
is
vervuild
en
daardoor
niet
meer
drinkbaar
is.10
Het
besef
dat
en
dat
men
op
dit
moment
verkeerd
bezig
is,
is
inmiddels
weid
verspreid.
Zorgen
voor
de
aarde
is
zorgen
voor
onszelf.
De
Nederlandse
regering
wil
van
Nederland
een
van
de
schoonste
en
energiezuinigste
landen
van
Europa
maken.
Nederland
voldoet
al
bijna
aan
de
Kyoto
norm
van
5%
minder
uitstoot
in
de
periode
2009‐2012
ten
opzichte
van
1990,
maar
wil
met
een
aantal
doelstellingen
voor
het
jaar
2020
vooruit.
Ze
wil
de
uitstoot
van
broeikasgassen
met
30%
verminderen
ten
opzichte
van
1990;
de
energiebesparing
verdubbelen
naar
2%
per
jaar
en
het
aandeel
duurzame
energie
verhogen
van
ongeveer
2%
naar
20%
van
het
totale
energiegebruik.11
Natuurlijk
is
de
houding
van
de
overheid
essentieel
voor
verandering,
maar
uiteindelijk
moet
de
verandering
in
de
maatschappij
zelf
plaatsvinden.
Bedrijven
spelen
al
in
op
de
veranderingen
die
moeten
komen
en
gaan
‘groener’
ondernemen.
5
Hoekstra, R. & Smits, J. P. (2009). Monitor duurzaam Nederland. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. 6 Leonard, A, www.storyofstuff.com 7 http://www.earth-policy.org/index.php?/indicators/C56/ 8 Grooten, M., Oerlemans, N., & Zwaal, N. (2010). Nederlandse samenvatting Living Planet Report 2010. Leusden: WWF. 9 Gerbrands, P. (2008). Over Bevolking, van biowetenschappen en maatschappij van 2008 [Electronic Version] 10 Leonard, A, www.storyofstuff.com 11 http://www.regering.nl
Michiel
Rogaar
20
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
begrip
duurzaamheid
is
daarom
niet
meer
weg
te
denken
in
de
huidige
maatschappij.
Overal
verschijnen
nieuwe
producten
die
steeds
milieuvriendelijker
zijn,
langer
mee
gaan
of
gezonder
zijn.
Het
is
een
wereldwijde
hype
geworden.
De
betekenis
van
het
woord
wordt
daardoor
wel
steeds
vager.
Duurzaamheid
is
een
containerbegrip
dat
inspeelt
op
meerdere
problemen
waarbij
het
energievraagstuk
en
gerelateerde
CO2‐emissies
in
de
discussies
de
boventoon
lijken
te
voeren.
Maar
de
definitie
wordt
steeds
breder
doordat
meer
kwaliteiten
onder
deze
paraplu
worden
geschoven.
1.2 Aanleiding
Een
groot
verschil
is
te
maken
in
de
gebouwde
omgeving.
Want
de
bebouwde
omgeving
is
verantwoordelijk
voor
het
gebruik
van
ongeveer
30%
van
de
ruwe
materialen,
42%
van
de
totale
energieconsumptie,
25%
van
het
gebruikte
water,
12%
van
het
gecultiveerde
land,
40%
van
de
broeikasgassen.
Het
afval
wordt
geschat
op
25%
tot
wel
40%
van
het
afval.1213
Bij
de
ontwikkelaars
is
het
enthousiasme
groot.
De
ambitie
voor
duurzaam
bouwen
is
er;
Bepaalde
opdrachtgevers
claimen
zelfs
de
duurzaamste
te
zijn.
Technisch
en
financieel
is
het
haalbaar,
maar
het
gewenste
resultaat
wordt,
op
een
aantal
projecten
na,
niet
behaald.14
Helaas
heeft
duurzaam
bouwen
nog
steeds
de
naam
duur
te
zijn.15
Opdrachtgevers
en
bouwondernemers
denken
dat
het
bij
voorbaat
meer
geld
gaat
kosten.16
Maar
niet
alle
duurzame
maatregelen
hoeven
tot
meerkosten
te
leiden
en
bovendien
kunnen
meerkosten
over
de
langere
termijn
worden
terugverdiend.17
Kennis
over
technische
oplossingen
is
er
in
overmaat
en
voortdurend
wordt
deze
aangevuld.
We
moeten
alleen
oppassen
dat
we
niet
te
dogmatisch
de
methodieken
en
systemen
toepassen
door
als
het
ware
de
lijstjes
af
te
strepen
en
de
systematiek
precies
te
volgen.18
Sommigen
pleiten
voor
een
totaal
herontwerp
van
de
keten.19
20
Wat
het
herontwerp
precies
inhoud
is
niet
zeker.
Het
is
interessant
om
te
kijken
welke
invloed
duurzaamheid
heeft
op
het
ontwerp
en
het
gehele
proces
eromheen.
Maarten
Dansen
heeft
in
zijn
onderzoek
het
Programma
van
Eisen
(PvE)
als
een
van
de
factoren
tot
succes
benoemd.21
Ook
volgens
van
Hal
is
het
PvE
één
van
de
succesfactoren22.
Zij
geeft
aan
dat
hoge
ambities
vaak
stranden,
omdat
de
eisen
in
het
PvE
op
verschillende
manieren
geïnterpreteerd
kunnen
worden.
Ze
is
van
mening
dat
al
in
een
vroeg
stadium
de
opdrachtgever
de
ambitie
dient
vast
te
leggen
en
te
concretiseren
in
bijvoorbeeld
het
PvE
of
een
ambitiedocument.
Vroegtijdig
aandacht
schenken,
bij
voorkeur
in
de
initiatieffase,
aan
de
consequenties
van
duurzaam
bouwen
zouden
meerkosten
kunnen
beperken.23
Dit
onderzoek
zal
hier
verder
op
ingaan.
Er
wordt
echter
weinig
aandacht
geschonken
aan
de
wijze
waarop
architecten
PvE’s
in
de
praktijk
gebruiken.
In
hun
ogen
verzuipt
de
essentie
van
een
project
veelal
in
de
overvloed
12
Australian
Federal
Department
of
Industry
Science
and
Tourism,
Environmental
&
Economic
Life
Cycle
Costs
of
Construction,
No.
Canberra:
1998.
13 http://www.wbdg.org/resources/cwmgmt.php (9/12/2009) 14 Dansen, M. (2009). Hoge duurzame ambities in de praktijk. TU Delft, Delft. 15 Senter Novem. Duurzaam Bouwen http://www.senternovem.nl 16 Lameris, L. (2007). De ambities van duurzaam bouwen. 163. 17 Morris, P., & Fay Matthiessen, L. (2007). Cost of Green Revisited. 18 Bergen, P. v. (2009) Duurzaam bouwen is een proces, www.duurzaamgebouwd.nl (14/12/09) 19 De winst van duurzaam bouwen, Anne-marie Rakhorst, Search Knowledge 2008; quote uit ronde tafel gesprek 20 Brink, B., & Dam, E. t. (2009). Duurzame huisvesting vraagt om een integrale aanpak. Facility management Jaarboek 2009, 40-43. 21 Dansen, M. (2009). Hoge duurzame ambities in de praktijk. TU Delft, Delft. 22 SEV (stuurgroep experimenten volkshuisvesting), NOVEM (Nederlandse onderneming voor energie en milieu), Nationaal Dubocentrum (1999). Duurzame schoolgebouwen. Wat leren voorbeeldprojecten ons? Ouderkerk aan de IJssel: Drukkerij Goos. 23 Hal, A. v. (2004). Bouwen met ambitie. Boxtel Aeneas.
Michiel
Rogaar
21
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
aan
technische
detailspecificaties.
PvE
zal
nooit
communicatie
met
opdrachtgever
kunnen
vervangen,
maar
is
essentieel
in
de
communicatie.24
Waar
het
niet
concreet
is
vastgelegd
wordt
dit
daarom
als
positief
ervaren,
omdat
het
zo
in
overleg
met
de
partijen
gedurende
het
proces
kan
worden
ingevuld.25
Paul
van
Bergen
waarschuwt
voor
het
noemen
van
een
label
of
reductiedoelstelling
als
eis
of
als
doel.
Volgens
hem
mag
het
halen
van
een
label
nooit
het
doel
zijn.26
Dit
onderzoek
zal
ook
ingaan
op
de
voor‐
en
nadelen
van
het
gebruik
van
labels
in
de
verwoording
van
de
duurzaamheidambitie.
Binnen
deze
ontwikkelingen
van
toenemende
vraag
naar
duurzaam
vastgoed
is
het
interessant
om
te
onderzoeken
hoe
opdrachtgevers
kunnen
sturen
op
de
realisatie
van
hun
duurzaamheidambitie
en
hoe
ze
daarbij
gebruik
kunnen
maken
van
het
PvE.
1.3 Onderzoeksopzet
1.3.1 Probleemstelling
Deskundigen
beweren
dat
een
goed
Programma
van
Eisen
een
van
de
succesfactoren
kan
zijn
bij
duurzame
projecten.
De
literatuur
beschrijft
het
PvE
als
het
belangrijkste
sturingsdocument
in
de
bouw.
Duurzaamheid
is
voor
verschillende
interpretaties
vatbaar,
wat
voor
verwarring
kan
zorgen
bij
het
ontwerpteam.
Het
vroegtijdig
vastleggen
van
de
ambitie
en
aandachtschenken
aan
de
financiële
consequenties
van
de
ambitie
zouden
extra
kosten
kunnen
beperken.
1.3.2 Doel
van
het
onderzoek
Op
basis
van
dit
onderzoek
is
een
model
ontwikkeld
voor
opdrachtgevers
en
hun
adviseurs.
Het
model
kan
als
extra
‘stap’
aan
het
traditionele
bouwproces
worden
toegevoegd.
Deze
extra
stap,
die
in
het
onderzoek
‘de
interpretatiefase’
wordt
genoemd,
dwingt
de
opdrachtgever
zich
verder
te
verdiepen
in
zijn
duurzaamheidambitie.
Na
afloop
van
deze
fase
ligt
er
een
ambitiedocument
waarin
de
duurzaamheidambitie
is
omschreven.
1.3.3 Centrale
vraagstelling
Hoe
sturen
Nederlandse
opdrachtgevers
op
de
realisatie
van
hun
duurzaamheidambitie
en
wat
is
hierbij
de
rol
van
het
Programma
van
Eisen.
1.3.4 Deelvragen
• Wat
houdt
de
duurzaamheidambitie
van
Nederlandse
opdrachtgevers
in?
o Waarom
wil
de
opdrachtgever
duurzaamheid?
o Welke
kwaliteiten
streeft
de
opdrachtgever
na?
• Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
ambitie
tot
eisen?
o Hoe
worden
duurzaamheideisen
bepaald?
o Wanneer
worden
duurzaamheideisen
bepaald?
• Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
o Hoe
en
waar
staat
de
duurzaamheidambitie
geformuleerd?
o Hoe
en
waar
staan
de
duurzaamheideisen
geformuleerd?
• Hoe
stuurt
de
opdrachtgever
op
de
duurzaamheidambitie
tijdens
het
ontwerp?
o Hoe
stuurt
de
opdrachtgever
op
duurzaamheid
tijdens
het
ontwerp?
o Hoe
gebruikt
het
ontwerpteam
het
PvE?
• Welke
invloed
heeft
de
duurzaamheidambitie
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
24
Tetske Bogers, Meel, J. v., & Voordt, T. v. d. (2008). Architectenvisie op het Programma van Eisen. Facility Management Magazine | Jaarboek 2008, 38 - 43. 25 Verlinden, I. (2008). Duurzaamheid, ontwerp om te sturen op de gewenste ambitie. Technische Universiteit eindhoven, Eindhoven. 26 P. van Bergen, (2010). Van labelcompetitie naar duurzame processen, mijn wens voor 2010. www.duurzaamgebouwd.nl (Feb 2010)
Michiel
Rogaar
22
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
1.3.5 Methode
In
onderstaand
figuur
is
schematisch
weergegeven
hoe
het
onderzoek
wordt
aangepakt.
Het
onderzoek
zal
in
drie
fasen
verlopen:
Figuur
1.2
Schematisch
model
onderzoeksmethode
De
eerste
fase
vormt
het
theoretisch
kader.
Hierin
wordt
aan
de
hand
van
literatuur
het
proces
van
het
programmeren
en
de
betekenis
van
duurzaamheid
gegeven.
Fase
2
vormt
het
praktijkonderzoek.
Een
viertal
casussen
worden
geanalyseerd.
Deze
worden
vervolgens
in
een
cross
casusanalyse
met
elkaar
vergeleken.
In
de
conclusies
zullen
het
theoretisch
kader
en
bevindingen
uit
de
casusanalyses
met
elkaar
worden
vergeleken.
In
Fase
3
worden
hypotheses
opgesteld
op
basis
van
de
conclusies
van
fase
2.
Deze
zullen
worden
bevestigd
of
verworpen
aan
de
hand
van
interviews
met
experts.
De
laatste
colom
vormen
de
resultaten
van
het
onderzoek.
Hierin
wordt
boven
genoemde
onderzoeksvraag
beantwoord.
Daarnaast
komt
hier
het
model
aan
de
orde
dat
ik
op
basis
van
dit
onderzoek
gebaseerd.
Het
onderzoek
geeft
uiteindelijk
aanbevelingen
voor
vervolgonderzoek.
1.3.6 Inkadering
Om
in
het
onderzoek
een
duidelijkere
focus
te
krijgen
en
ingekaderd
om
de
verschillende
casussen
beter
met
elkaar
te
kunnen
vergelijken
is
het
onderzoek.
Het
onderzoek
wordt
uitgevoerd
in
Nederland.
Het
rapport
is
bovendien
in
het
Nederlands
geschreven.
Het
onderzoek
richt
zich
daarom
ook
op
duurzaam
bouwen
in
Nederland.
Dit
onderzoek
borduurt
verder
op
het
onderzoek
van
Maarten
Dansen.
Zijn
onderzoek
was
afgebakend
op
utiliteitsbouw
en
nieuwbouw.
Dit
onderzoek
zal
zich
ook
richten
op
nieuwbouw
en
utiliteitsbouw.
Bovendien
worden
casussen
geselecteerd,
die
gebruik
maken
van
traditionele
contracten.
Er
wordt
dus
niet
gekeken
naar
geïntegreerde
contracten,
of
andere
contractsvormen.
De
focus
bij
het
gehele
onderzoek
ligt
op
de
initiatief‐
tot
en
met
de
ontwerpfase.
De
rol
van
het
PvE
is
in
deze
fasen
het
grootst.
Het
onderzoek
gaat
over
duurzaamheidambities.
Het
onderzoek
moet
nog
uitwijzen
op
welke
manier
deze
duurzaamheidambities
worden
uitgesproken
en
geformuleerd
en
vervolgens
getoetst.
Het
onderzoek
zal
zich
richten
op
projecten
waarbij
de
duurzaamheidambitie
expliciet
is
uitgesproken.
Ik
heb
als
onderzoeker
bewust
gekozen
duurzaamheid
niet
vooraf
te
definiëren
en
projecten
uit
te
zoeken,
die
aansluiten
op
deze
definitie.
Daarmee
hoop
ik
inzicht
te
krijgen
in
de
verschillende
interpretaties
van
het
begrip
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
23
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
1.4 Relevantie
1.4.1 Maatschappelijke
relevantie
Het
PvE
staat
bekend
als
het
sterkste
sturingsinstrument
wanneer
men
stuurt
op
kwaliteit
tijdens
de
ontwerpfase.
De
vraag
is
of
de
opdrachtgever
het
PvE
ook
gebruikt
om
te
sturen
op
duurzaamheid.
Er
is
geen
eenduidige
methode
voor
formulering
van
het
duurzaamheidbegrip.27
Een
mogelijkheid
is
het
opgeven
van
een
duurzaamheidlabel.
Er
bestaan
verschillende
‘duurzaamheidmeters’
als
Greencalc,
EPC
(energie
prestatie
coëfficiënt)
en
Breeam.
Ze
geven
allemaal
van
een
bepaald
gebouw
een
mate
van
duurzaamheid
aan
maar
allen
meten
duurzaamheid
op
andere
aspecten.
Volgens
Van
Bergen
is
het
opgegeven
label
niet
altijd
even
goed
doordacht
door
de
opdrachtgever.28
Er
is
behoefte
aan
inzicht
hoe
men
de
labels
kan
gebruiken
bij
het
sturen
op
duurzaamheid.
1.4.2 Wetenschappelijke
relevantie
Tot
nu
toe
is
er
nog
weinig
onderzoek
gedaan
over
hoe
een
duurzaamheidambitie
kan
worden
geprogrammeerd
en
wordt
omschreven
in
het
Programma
van
Eisen.
Ook
kennis
over
sturing
op
deze
duurzaamheidambitie
ontbreekt.
De
meest
gebruikte
formulering
van
het
begrip
duurzaam
komt
uit
het
Brundtland
rapport.
Weinig
‘duurzaamheidrapporten’
laten
deze
term
ongemoeid,
maar
de
connectie
met
de
toepassingen
in
de
praktijk
ontbreekt.
Dit
onderzoek
gaat
dieper
in
op
de
betekenis
van
duurzaamheid
en
tracht
een
connectie
te
geven
met
duurzaam
bouwen.
Duurzaamheid
is
een
van
de
belangrijkste
criteria
geworden
in
de
bouw.
Toch
geeft
een
PvE
opgesteld
door
SBR
(stichting
bouwresearch)
geen
apart
hoofdstuk
voor
duurzaamheid,
of
is
bekend
waar
dit
aan
de
orde
dient
te
komen.
1.4.3 Persoonlijke
relevantie
Ik
ben
persoonlijk
erg
geïnteresseerd
in
de
betekenis
van
duurzaamheid
en
hoe
het
in
de
praktijk
is
toe
te
passen.
Het
lijkt
wel
of
elk
bedrijf
en
iedereen
met
duurzaamheid
bezig
is,
terwijl
iedereen
een
eigen
benadering
voor
duurzame
ontwikkeling
heeft.
De
bouw
is
een
belangrijke
sector
in
de
maatschappij
en
daarom
wil
ik
mij
graag
meer
verdiepen
welke
betekenis
duurzaam
bouwen
heeft
en
welke
invloed
het
heeft
op
de
bouw.
Omdat
het
PvE
bekend
staat
als
het
belangrijkste
sturingsdocument
was
mijn
verwachting
dat
duurzaamheid
omschreven
zou
worden
in
het
PvE
en
dat
de
betekenis
van
duurzaam
bouwen
hieruit
te
herleiden
zou
zijn.
Deze
methode
om
achter
de
betekenis
van
duurzaamheid
in
de
bouw
te
komen,
bleek
een
relevant
onderzoek
te
zijn.
27
Lameris, L. (2007). De ambities van duurzaam bouwen. 163. P. van Bergen, (2010). Van labelcompetitie naar duurzame processen, mijn wens voor 2010. www.duurzaamgebouwd.nl (Feb 2010) 28
Michiel
Rogaar
24
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
2 Duurzaamheid
Het
onderzoek
gaat
er
van
uit
dat
de
duurzaamheidambitie
invloed
heeft
op
het
proces.
Het
is
echter
mogelijk
dat
dit
niet
het
geval
is
en
dat
een
bouwproces
van
een
‘niet
duurzaam
gebouw’
niet
zou
verschillen
van
een
wel
duurzaam
gebouw.
Het
onderzoek
gaat
daarom
in
op
de
betekenis
van
duurzaamheid
en
probeert
te
verklaren
waarin
een
duurzaam
gebouw
verschilt
van
een
gebouw
waar
geen
duurzame
ambitie
was.
Allereerst
zullen
de
meest
gebruikte
definities
worden
gegeven,
waarna
met
een
reflectie
op
het
begrip
een
benadering
van
de
waarde
van
duurzaamheid
zal
worden
gegeven.
Vervolgens
worden
enkele
thema’s
toegelicht
waarmee
het
duurzaamheidbegrip
kan
worden
ingevuld.
De
twee
begrippen
eco‐efficiëntie
en
eco‐effectiviteit
zijn
twee
veel
voorkomende
benaderingen
van
duurzaamheid.
Deze
zullen
met
elkaar
worden
vergeleken.
Aangezien
het
onderzoek
spreekt
over
duurzaamheidambitie
zal
in
paragraaf
4.5
ingegaan
worden
op
wat
de
duurzaamheidambities
van
opdrachtgevers
zou
kunnen
zijn
en
hoe
ze
geformuleerd
kunnen
worden.
2.1 Definities
Brundlandt
Report
De
meest
gebruikte
definitie
is
van
de
World
Commission
on
Environment
van
de
United
Nations
en
omschrijft
het
begrip
als
volgt: "Duurzame
ontwikkeling
is
ontwikkeling
die
aansluit
op
de
behoeften
van
het
heden
zonder
het
vermogen
van
toekomstige
generaties
om
in
hun
eigen
behoeften
te
voorzien
in
gevaar
te
brengen.”29
De
huidige
ontwikkeling
waarmee
men
in
de
behoeften
voorziet
is
in
principe
niet
duurzaam.
Men
wordt
ervan
bewust
dat
we
op
één
aarde
niet
eindeloos
kunnen
doorgroeien
met
een
ontwikkeling
van
nu.
Dit
gebeurt
door
een
productie
van
goederen
en
diensten
dat
een
lineair
patroon
vertoont.
Van
grondstoffen
worden
producten
gemaakt(of
tot
energie
om
de
producten
te
laten
functioneren),
die
vervolgens
na
gebruik
worden
“weggegooid”
en
op
die
manier
de
aarde
vervuilen.
Deze
vervuiling
en
uitputting
kan
de
mens
in
de
toekomst
in
gevaar
brengen.
Het
Living
Planet
Report
voorspelt
dat
we
als
de
huidige
ontwikkeling
aanhoud
we
in
2050
drie
keer
de
aarde
nodig
hebben
om
ons
gebruik
te
ondersteunen.30
Gaan
we
op
de
huidige
manier
door,
dan
laten
we
steeds
minder
over
voor
toekomstige
generaties
en
zullen
we
dus
de
mogelijkheden
voor
toekomstige
generaties
verminderen
of
zelfs
in
gevaar
brengen.
Duurzame
ontwikkeling
vraagt
om
een
productie
en
een
gebruik
waarbij
hulpbronnen
niet
worden
uitgeput
en
het
milieu
niet
wordt
aangetast.
Het
Brundlandt
rapport
heeft
een
belangrijke
rol
gespeeld
in
het
onder
de
aandacht
brengen
van
het
milieuprobleem,
maar
het
was
hierin
niet
de
eerste.
Wat
het
rapport
eigenlijk
aan
de
kaak
stelt
is
hoe
de
huidige
milieuproblemen
verband
houden
met
de
ontwikkeling
van
de
mens
in
westerse
landen
enerzijds
en
ontwikkelingslanden
anderzijds.
Daarom
dient
hieraan
een
tweetal
opmerkingen
te
worden
toegevoegd:
Een
groot
deel
van
de
huidige
wereldbevolking
leeft
in
armoede
en
is
daardoor
niet
in
staat
in
haar
behoeften
te
voorzien.
Daar
zal
men
geneigd
zijn
de
omgeving
te
vernietigen
en
te
exploiteren
om
te
kunnen
overleven.
Een
goed
voorbeeld
hiervan
is
de
zeer
actuele
grootschalige
boskap
en
overbevissing.
Ook
overbevolking
is
hiervan
een
indirect
gevolg.
29
Brundlandt report, Our Common Future (1987) World Commission on Environment and Development, United Nations 30 Grooten, M., Oerlemans, N., & Zwaal, N. (2010). Nederlandse samenvatting Living Planet Report 2010. Leusden: WWF.
Michiel
Rogaar
25
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
In
westerse
landen
daarentegen,
leidt
economische
groei
tot
een
steeds
meer
toenemende
levensstandaard,
die
gepaard
gaat
met
het
toenemende
gebruik
van
grondstoffen,
energie,
chemicaliën
en
andere
synthetische
middelen.31
‘Triple
P’
In
de
jaren
90
presenteerde
John
Elkington
in
zijn
boek
‘Canibals
with
Forks’
het
model,
the
‘Tripple
Bottom
Line’,
wat
een
reactie
was
op
bedrijven
die
slechts
aandacht
besteedden
aan
de
‘single
bottom
line’,
oftewel
‘Profit’.
Het
model,
ook
wel
het
‘triple
P’
of
‘PPP
model’
genaamd.
vraagt
van
bedrijven
om
naast
het
streven
naar
winst
ook
aandacht
te
schenken
aan
de
sociale
consequenties
en
de
ecologische
gevolgen.32
Daarom
dient
bij
een
bedrijfsactiviteit
aan
elke
‘P’
een
minimale
eis
te
worden
verbonden.33
Ook
zouden
de
drie
P’s
met
elkaar
in
evenwicht
dienen
te
staan
of
dat
men
ernaar
moet
streven
deze
drie
P’s
harmonieus
met
elkaar
te
laten
samenwerken.34
Later
werd
Profit
vervangen
door
Prosperity,
omdat
men
behalve
economische
winst
ook
moest
denken
aan
maatschappelijke
winst.
Figuur
2.1
Tripple
Bottom
Line,
John
Elkington
Duurzaamheid
in
de
bouwkunde
Het
Triple
P
model
is
met
name
bedacht
om
bedrijfsprocessen
aan
te
passen.
In
de
bouwkunde
zien
we
hierop
een
variant.
Het
gaat
om
een
uitbreiding
waarbij
een
extra
P
is
toegevoegd,
waardoor
het
quadruple
p
model
ontstaat.
Samenvattend
onderscheidt
men
dus
vier
categorieën
voor
duurzame
ontwikkeling:
Onder
‘People’
verstaat
men
nu
niet
alleen
het
beperken
van
de
sociale
consequenties
van
een
ontwikkeling,
maar
het
gaat
hier
juist
om
het
optimaliseren
van
kwaliteiten,
die
betrekking
hebben
op
de
gebruiker
van
het
gebouw.
Belangrijke
thema’s
zijn
welzijn,
gezondheid
en
veiligheid.
Onder
‘Planet’
valt
alle
schade
aan
het
milieu
zoals
klimaatverandering,
luchtkwaliteit,
Figuur
2.2
De
Dubo
tetraëder
van
Duijvestein.
Bron:
boomdelft.nl
giftige
stoffen,
uitsterven
van
soorten
en
schade
aan
leefomgevingen.
Bij
een
duurzame
ontwikkeling
dient
schade
aan
deze
aspecten
beperkt
te
blijven.
Het
punt
‘Prosperity’
werd
hiervoor
al
behandeld.
Het
zou
moeten
gaan
om
maatschappelijke
winst.
Daarin
zijn
ook
betaalbaarheid
en
transparantie
belangrijk.
31
Brundlandt report, Our Common Future (1987) World Commission on Environment and Development, United Nations 32 D. ter Haar (1999) Duurzame kannibalen http://nl.odemagazine.com/doc/0025/duurzame-kannibalen (8/10/2010) 33 S.Rauwerdink (2009) Nog één keer: de tripple P uitgelegd http://supermanagement.wordpress.com (8/10/2010) 34 Verlinden, I. (2008). Duurzaamheid, ontwerp om te sturen op de gewenste ambitie. Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven.
Michiel
Rogaar
26
Figuur 1
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
vierde
hoekpunt
is
‘Project’
en
vertegenwoordigd
ontwerpkwaliteit
waar
bijvoorbeeld
ook
de
eigenschappen
als
“stevigheid”
en
“schoonheid”
in
meegenomen
worden.
Iets
dat
duurzaam
is
ontwikkeld
hoeft
niet
perse
lang
mee
te
gaan
en
vise
versa.
Deze
twee
verschillende
vormen
van
duurzaamheid
kunnen
elkaar
echter
wel
aanvullen
en
zouden
dus
beiden
in
ogenschouw
genomen
moeten
worden.
Bouwkundige
Kees
Duijvestein
verwoordt
het
alsvolgt:
“Duurzaam
bouwen
is
niet
allen
voor
het
‘hier
en
nu’,
maar
ook
voor
het
‘daar
en
later’.”
Figuur 2.3 Bron: K. Duijvestein boomdelft.nl
Wanneer
een
project
nu
wel
of
niet
duurzaam
is,
is
lastig
te
bepalen.
Duijvestein
maakt
de
vergelijking
met
een
peloton
in
een
wielerwedstrijd.
Er
zijn
achterblijvers.
Voor
hen
is
de
bezemwagen:
het
bouwbesluit.
Voor
het
peloton
zijn
er
nationale
pakketten,
zodat
zij
het
tempo
houden.
Er
is
een
kopgroep
die
geholpen
kan
worden
door
premiesprints
of
structurerende
middelen.35
Het
begrip
duurzaamheid
is
hoe
dan
ook
niet
eenduidig
te
gebruiken
en
slaat
in
feite
op
alles
wat
voor
onze
toekomst
belangrijk
is.
We
kunnen
concluderen
onafhankelijk
van
de
opgave
duurzaamheid
op
meerdere
manieren
valt
te
interpreteren.
Daarnaast
kunnen
we
aannemen
dat
de
invulling
van
duurzaamheid
zal
verschillen
per
bouwproject.
2.2 Labels
De
behoefte
bestaat
om
het
duurzaamheidgehalte
te
meten
en
aan
te
tonen.
Daardoor
zijn
door
verschillende
(markt)partijen
een
aantal
‘duurzaamheidlabels’
ontwikkeld,
die
een
gebouw
toetsen
op
de
mate
van
duurzaamheidwaarde.
Hiermee
kan
de
opdrachtgever
gemakkelijk
een
niveau
vaststellen
aan
zijn
duurzaamheidambitie.
Het
inzetten
van
methodieken
om
de
ambitie
vast
te
leggen
en
te
meten
kan
de
duurzaamheid
bevorderen.36
Het
toetsbaar
vastleggen
zorgt
ervoor
dat
deze
uiteindelijke
ook
terugkomt
in
het
gebouw.
Vaak
begint
een
project
met
‘vage’
duurzaamheidambities.
Er
zijn
diverse
instrumenten
die
deze
vage
ambities
concreet
kunnen
maken.
Ze
zijn
onder
te
verdelen
in
prestatie
instrumenten,
Checklisten
en
ambitie‐instrumenten.
Volgens
van
Ruyven
zijn
breeam,
LEED
en
GreenCalc+
de
belangrijkste
beoordelingsmethoden.37
Daarnaast
is
het
berekenen
van
de
EPC
wettelijk
verplicht.
Hieronder
worden
enkele
in
de
praktijk
veelgebruikte
instrumenten
besproken.
EPC
Bij
een
bouwaanvraag
is
de
berekening
van
de
Energie
Prestatie
Coefficient
sinds
1995
verplicht
gesteld
in
het
bouwbesluit
onder
de
Nen
2916.38
De
norm
staat
voor
een
bepaalde
energiezuinigheid
van
een
gebouw.
Hoe
lager
de
norm,
hoe
energiezuiniger
het
gebouw
is.
De
EPC
is
een
berekening,
die
door
het
gebruiken
van
meer
energiezuinige
toepassingen
een
lager
cijfer
kan
krijgen.
Het
is
geen
meting,
waarbij
precies
voorspeld
kan
worden
wat
het
energieverbruik
zal
zijn.39
35
Duijvestein, K. (2000). Hoe duurzaam/durable is duurzaam/sustainable? Best: Aeneas. Hal, A. v. (2004). Bouwen met ambitie. Boxtel Aeneas. 37 Ruyven, M. v. (2008). Win win in duurzame bouw. Rotterdam: Royal Haskoning. 38 http://www2.nen.nl/nen/servlet/dispatcher.Dispatcher?id=195702 (23-6-2010) 39 http://www.leerwiki.nl/Wat_is_EPA_en_EPC 36
Michiel
Rogaar
27
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Breeam
Breeam‐nl
is
vrij
recentelijk
in
Nederland
ingevoerd
en
is
gebaseerd
op
het
instrument
breeam,
dat
Engeland
al
jaren
gebruikt.
Het
gaat
hier
om
een
instrument
dat
een
bepaald
gebouw
kan
toetsen
op
haar
duurzaamheid
en
doet
dit
op
negen
verschillende
thema’s:
management,
gezondheid,
energie,
water,
materiaal,
afval,
vervuiling,
transport
en
ecologie
&
landgebruik.
Het
instrument
kent
punten
toe
voor
het
voldoen
aan
bepaalde
duurzame
toepassingen
en
met
een
bepaalde
weging
per
thema
kan
uiteindelijk
een
score
worden
uitgerend.
Er
zijn
vijf
verschillende
gradaties:
‘pass’,
‘good’,
‘very
good’,
‘excellent’
en
‘outstanding’.
Door
het
aanleveren
van
bewijslast
aan
de
DGBC
(Dutch
Green
Building
Council),
die
het
instrument
heeft
gelanceerd,
kan
een
label
worden
toegekend.40
Het
thema
energie
kent
punten
toe
voor
het
behalen
van
een
bepaalde
EPC
score.
Leed
Leed
hanteert
een
vergelijkbare
meetmethode
als
breeam‐nl.
Dit
label
is
opgezet
vanuit
de
US
Green
Building
Council
en
kan
wereldwijd
behaald
worden.
GreenCalc+
De
GreenCalc+methode
kijkt
naar
vier
thema’s:
energie,
materiaal,
water
en
transport.
Het
instrument
berekent
de
impact
van
een
gebouw
op
het
milieu
en
drukt
dit
uit
in
de
milieu‐index.
De
MIG
(milieu‐index
gebouw)
geeft
de
duurzaamheid
van
een
gebouw
weer,
onafhankelijk
van
het
gedrag
van
de
gebruiker
die
in
het
gebouw
gehuisvest
is.
De
MIG
maakt
het
mogelijk
om
gebouwen
met
een
zelfde
gebruiksfunctie
onderling
te
vergelijken.
GPR
Gebouw
GPR
gebouw
behoort
tot
de
prestatie‐instrumenten.
Het
beoordeeld
duurzaamheid
op
de
thema’s,
energie,
milieu,
gezondheid,
gebruikskwaliteit
en
toekomstwaarde.
Het
kent
rapportcijfers
toe
per
thema,
waarbij
een
5
volgens
het
bouwbesluit
is
en
10
het
maximale
haalbare.
Daarnaast
bestaan
nog
verschillende
checklisten
waaraan
het
ontwerp
gecheckt
kan
worden,
waarvan
de
DuBo
checklist
een
veelgebruikte
is.
De
checklisten
zijn
bruikbaar
in
de
zin
dat
het
aangeeft
waar
het
ontwerpteam
aan
moet
denken
bij
het
realiseren
van
een
duurzaam
gebouw.
Het
kijkt
naar
de
drie
onderwerpen
energie,
water
en
materiaal,
die
vervolgens
zijn
onderverdeeld
in
subcategorieën.
In
verschillende
PvE’s
wordt
vaak
naar
de
DuBo
lijst
materialen
verwezen,
om
zo
te
verkomen
dat
milieu‐schadelijke
materialen
worden
gebruikt.
40
www.breeam.nl (23-6-2010)
Michiel
Rogaar
28
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Ventilatie Ventileren is noodzakelijk om een goede luchtkwaliteit in een gebouw te bekomen. Dit is belangrijk voor een gezond binnenklimaat.De belangrijkste redenen om te ventileren zijn: • • • •
het aanvoeren van zuurstof voor de bewoners en voor verbrandingstoestellen het afvoeren van hinderlijke en schadelijke stoffen uit bouwmaterialen,onderhoudsproducten, keukengeuren, tabaksrook, afvalstoffen, en dergelijkemeer het afvoeren van het teveel aan warmte en vochtigheid om condens en schimmelvorming te vermijden het afkoelen van een gebouw 's nachts in de zomer wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan de binnentemperatuur
Figuur
x.x
Voorbeeld
subcategorie
‘energie’
van
de
DuBo
checklist.41
De
rekenmethoden
zijn
echter
minder
geschikt
om
persoonlijke
of
specifieke
motivaties
aan
te
geven.42
Deze
kunnen
verschillen
van
het
voorop
willen
lopen
in
de
markt
of
vanwege
maatschappelijke
verantwoordelijkheid.
Het
is
de
vraag
welke
invloed
de
vermelding
van
de
motivatie
in
het
programma
van
eisen
heeft
op
het
ontwerpteam
en
betrokken
partijen.
Cradle
to
Cradle
“Cradle
to
Cradle”
is
na
het
verschijnen
van
het
gelijknamige
boek
ook
een
begrip
geworden.
Deze
filosofie
pleit
ervoor
om
vanuit
het
goed
doen
in
plaats
van
minder
slecht
doen,
naar
duurzaamheid
te
kijken.
Dit
concept
beschouwt
afval
als
voedsel.
Alle
gebruikte
materialen
zouden
grondstoffen
moeten
zijn
van
nieuwe
producten.
De
boodschap
die
het
boek
meegeeft
is
dat
men
in
kringlopen
moet
denken
bij
wat
men
gebruikt.
Hierbij
zou
geen
kwaliteitsverlies
mogen
optreden
en
alle
restproducten
moeten
hergebruikt
kunnen
worden
of
afgebroken
kunnen
worden
in
de
natuur.43
Mc
Donough
baseert
zijn
concept
op
de
natuur
waarbij
ook
alles
plaats
heeft
in
cyclische
processen.
Een
ontwikkeling
die
gebruik
maakt
van
aardse
hulpbronnen
door
ze
te
gebruiken
in
een
cyclisch
proces,
zou
de
enige
manier
zijn,
waarop
we
tot
in
de
eeuwigheid
kunnen
door
ontwikkelen.44
Een
mogelijkheid
is
de
technische
cyclus.
Dit
kan
door
het
kiezen
van
materialen
en
een
constructiewijze
die
na
een
aantal
jaar
makkelijk
uit
elkaar
kunnen
worden
gehaald
en
elders
opnieuw
kunnen
worden
gebruikt.
De
ander
cyclus
is
de
biologische,
waarbij
materialen
composteren
in
de
grond.45
Belangrijk
op
te
merken
is
dat
een
ontwikkeling
volgens
het
Cradle
to
Cradle
concept
oneindig
is.
Het
streeft
een
ontwikkeling
na
die
rekening
houdt
met
toekomstige
generaties
tot
in
de
eeuwigheid.
Dit
betekent
dat
de
levensduur
van
een
product
of
materiaal
eigenlijk
geen
invloed
zou
moeten
hebben
op
de
mate
van
duurzaamheid.
Een
100%
Cradle
to
Cradle
gebouw
zal
op
korte
termijn
momenteel
in
de
praktijk
niet
mogelijk
zijn.
Op
de
lange
termijn
heeft
dit
wel
veel
kansen.46
Het
concept
is
moeilijk
meetbaar
en
daarom
is
een
‘cradle
to
cradle
ambitie’
niet
uit
te
drukken
in
een
bepaald
getal.
Het
is
echter
wel
mogelijk
om
een
Cradle
to
Cradle
certificaat
te
halen.
41
www.bouwwijzer.be/checklist/index.php?l=03 (23-6-2010) Wetering, W. (2003). Duurzaam en gezond bouwen met smaak. 's-Hertogenbosch: SVE. 43 McDonough, W., & Braungart, M. (2002). Cradle to Cradle (1 ed.). New York: North point press. 44 http://www.cradletocradle.nl (15/10/2009) 45 http://www.duurzaamgebouwd.nl/index.php?pageID=3946&messageID=729 (16/12/2009) 42
Michiel
Rogaar
29
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Tekortkomingen
labels
In
de
bouw
bestaat
een
hoeveelheid
aan
labels,
waarmee
de
mate
van
duurzaamheid
aangegeven
en
gemeten
kan
worden.
Elk
label
meet
de
duurzaamheid
in
een
gebouw
op
basis
van
een
verschillende
selectie
van
aspecten.
Sommige
meten
de
duurzaamheid
in
een
gebouw
alleen
op
‘Planet’
gerelateerde
onderwerpen
(EPC,
GreenCalc)
andere
meten
duurzaamheid
ook
op
menselijke
aspecten
(Breeam‐nl,
GPR‐Gebouw,
Leed).
Hoeveel
aspecten
of
kwaliteiten
het
label
ook
hanteert,
het
zal
nooit
elke
kwaliteit
die
bijdraagt
aan
de
duurzaamheid
van
een
gebouw
meten.
Geen
enkele
van
de
besproken
labels
beoordelen
duurzaamheid
op
schoonheid
en
stevigheid,
hoewel
deze
volgens
de
leermeester
Vitruvius
tot
de
twee
van
de
drie
kernbegrippen
behoren.
De
vraag
is
in
hoeverre
deze
begrippen
de
aandacht
krijgen
en
of
ze
niet
moeten
wijken
voor
de
aspecten
die
wel
worden
meegenomen
in
de
beoordeling.
2.3 Duurzaamheidaspecten
In
de
tetraeder
van
Duijvestein
werden
aan
de
verschillende
hoekpunten
meerdere
aspecten
benoemd
die
invloed
hebben
op
de
duurzame
kwaliteit.
In
duurzame
projecten
wordt
de
nadruk
vaak
gelegd
op
de
technische
kwaliteit.47
Men
kijkt
dan
naar
de
besparing
op
het
energiegebruik
of
de
CO2
uitstoot.
Dit
kan
verklaard
worden
door
de
mondiale
aandacht
die
het
klimaatprobleem
ten
gevolge
van
de
CO2
uitstoot
krijgt.
Daarnaast
is
energieverbruik
relatief
makkelijk
te
meten,
vergeleken
met
andere
duurzame
kwaliteiten.
In
deze
paragraaf
worden
enkele
belangrijke
aspecten
in
de
bouw
kort
besproken.
Dit
is
gedaan
d.m.v.
de
‘duurzaamheidlabels’
uit
de
vorige
paragraaf
met
elkaar
te
vergelijken
op
de
aspecten
waarop
ze
duurzaamheid
beoordelen.
Figuur 2.4 Vergelijking duurzaamheidaspecten per label. Eigen analyse.
De
aspecten,
energie,
water,
materiaal
en
gezondheid,
worden
bijna
in
elk
label
behandeld.
Dat
gezondheid
geen
onderdeel
van
de
GreenCalc+
uitmaakt,
komt
omdat
het
hier
om
een
milieu‐index
gaat
en
die
zich
slechts
op
onderwerpen
focust
die
van
invloed
zijn
op
onze
planeet.
Ook
afval,
transport
en
flexibiliteit
van
het
gebouwde
zijn
veel
voorkomende
aspecten.
De
belangrijkste
aspecten
zullen
kort
worden
toegelicht.
Energie
Energie
heeft
betrekking
op
onze
planeet
omdat
bij
de
traditionele
opwekking
ervan
gebruik
wordt
gemaakt
van
verbranding
en
uitputting
van
fossiele
brandstoffen.
Hierbij
komt
er
CO2
vrij
wat
vervolgens
leidt
tot
opwarming
van
de
aarde,
met
alle
gevolgen
van
dien.
Bovendien
maakt
het
landen
zonder
brandstoffen
afhankelijk
van
landen
die
deze
fossiele
brandstoffen
wel
leveren.
47
A. van Doorn duurzame kwaliteit
Michiel
Rogaar
30
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
energie
vraagstuk
is
tweeledig.
Enerzijds
gaat
het
om
het
verwarmen
van
het
gebouw.
Anderzijds
gebruikt
een
gebouw
elektriciteit
voor
koeling,
verlichting
en
elektrische
apparaten.
Trias
Energetica
Trias
Energetica
is
een
begrip
waarmee
de
volgorde
van
drie
stappen
naar
een
zo
duurzaam
mogelijke
energievoorziening
wordt
aangeduid:
• Beperk
de
vraag
naar
energie
door
toepassen
van
vraagbeperkende
maatregelen;
• Gebruik
zoveel
mogelijk
duurzame
energiebronnen
om
de
energie
die
nog
nodig
is
op
te
wekken;
• Zet
efficiënte
technieken
in
om
het
resterende
energieverbruik
op
te
wekken.
48
Figuur
2.5
Trias
energetica.
Bron:
SenterNovem
Water
Ook
het
gebruik
van
water
heeft
invloed
op
de
gesteldheid
van
de
planeet.
Onze
afhankelijkheid
en
het
gebruik
ervan
maakt
dit
een
belangrijk
aspect.
De
‘duurzaamheidlabels’
geven
punten
wanneer
het
ontwerp
tracht
het
drinkwaterverbruik
terug
te
brengen
en
wanneer
hemelwater
wordt
afgekoppeld
van
de
riolering.
Materiaal
De
complexiteit
bij
gebouwen
zit
hem
in
het
feit
dat
gebouwen
niet
alleen
tijdens
de
gebruiksfase
impact
hebben
op
mens
en
planeet,
maar
ook
tijdens
de
bouw.
Materiaalkeuze
is
daarom
essentieel
in
de
bouw.
De
bouw,
het
onderhouden
en
beheren
is
namelijk
verantwoordelijk
voor
het
gebruik
van
grote
hoeveelheden
materiaal.
Milieubelasting
kan
optreden
in
de
verschillende
stadia
van
de
levenscyclus
van
een
materiaal.
Deze
cyclus
loopt
van
winning
van
grondstoffen,
via
transport
en
bewerking
naar
gebruik
en
afvalfase.
Bekende
posten
van
milieubelasting
zijn
ondermeer:
aantasting
van
het
landschap,
uitputting
van
grondstoffen,
ecotoxiteit,
schade
aan
ecosystemen
en
schadelijke
emissies.49
De
schadelijke
emissies
hebben
een
belangrijk
effect
op
de
gezondheid
van
het
binnenklimaat,
omdat
de
gebruikers
deze
emissies
ademen.
Afval
Dit
onderwerp
komt
voor
een
deel
overeen
met
materiaal.
Het
gaat
hier
om
managen
en
beperken
van
afval
op
de
bouwplaats
enerzijds
en
het
voorkomen
en
scheiden
van
afval
tijdens
de
gebruiksperiode.
Gezondheid
48
http://www.senternovem.nl/duurzameenergie/DEtechnieken/Energiebesparing_en_DEconcepten/Index.asp (7/6/10) 49 http://www.vrom.nl/pagina.html?id=42887 ( 12/8/10)
Michiel
Rogaar
31
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Gezondheid
is
een
aspect
dat
de
menselijke
kant
van
duurzaamheid
bepaalt.
Hierbij
is
het
binnenklimaat
van
een
gebouw
erg
belangrijk.
Subaspecten
die
hier
aan
bod
komen
zijn
licht,
luchtkwaliteit,
temperatuur
en
geluid.50
Een
gezond
binnenklimaat
kan
bijvoorbeeld
ziekteverzuim
beperken
en
zorgen
voor
een
hogere
productiviteit
bij
kantoren
en
scholen.51
Aspecten
waar
bij
deze
vorm
van
duurzame
kwaliteit
bijzondere
aandacht
aan
wordt
besteed
zijn
lucht,
thermisch
comfort,
geluid
en
licht.52
Transport
De
ligging
van
het
gebouw
bepaalt
in
zekere
zin
de
bereikbaarheid
ervan.
Door
de
locatie
zo
te
kiezen
of
door
voorzieningen
te
plaatsen
dat
men
kan
kiezen
tussen
verschillende
soorten
transport
en
zelfs
gebruikers
te
stimuleren
sneller
zullen
kiezen
voor
duurzame
transportmiddelen,
zoals
de
fiets
en
het
openbaar
vervoer,
levert
dit
aspect
een
belangrijke
bijdrage
aan
duurzaamheid.
Flexibiliteit
Een
gebouw
dient
dusdanig
flexibel
te
zijn
dat
het
gemakkelijk
in
de
toekomst
aangepast
kan
worden
aan
veranderend
gebruik.
Dit
verkomt
niet
alleen
onnodig
afval,
maar
het
vergroot
ook
de
toekomstwaarde
van
het
gebouw.
Ingrepen
zullen
minder
kostbaar
zijn,
dan
wanneer
men
hier
geen
rekening
mee
heeft
gehouden.
53
Figuur
2.6
Voorkeur
voor
aspecten
van
consumenten.
Bron:
Philip
Visser
De
consument
hecht
de
meeste
waarde
aan
gezondheid
en
energie.
Ook
materiaal
is
een
belangrijk
aspect.
Dit
blijkt
uit
een
kwantitatief
onderzoek
waarbij
de
negen
aspecten
van
Breeam
zijn
voorgelegd
aan
opdrachtgevers
in
de
bouw.
Bepaalde
aspecten
kunnen
aan
zowel
‘People’,
‘Planet’
als
‘Profit’
worden
toegeschreven.
Bijvoorbeeld
transport,
dat
waarde
kan
leveren
voor
zowel
People
als
Planet.
Wanneer
het
gebouw
minder
energie
verbruikt
beperkt
dit
zowel
uitputting
van
fossiele
brandstoffen
en
CO2‐uitstoot
(Planet)
als
dat
het
energiekosten
reduceert
tijdens
de
exploitatiefase
(Profit)
2.4 Conclusies
•
De
meest
gebruikte
omschrijving
van
duurzaamheid
komt
uit
het
Brundland
Report:
"Duurzame
ontwikkeling
is
ontwikkeling
die
aansluit
op
de
behoeften
van
het
heden
50
http://www.wiki.dgbc.nl/index.php?title=Gezondheid 12/8/10 Boersma, A. C., & Leijten, J. L. (2003). Binnenmilieu en productivitieit: eindelijk harde cijfers. verwarming & Ventilatie, p 393. 52 Alijd 53 Visser, P. (2010). Sustainable offices. Financial feasible to what extent? 51
Michiel
Rogaar
32
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
• • • • • •
zonder
het
vermogen
van
toekomstige
generaties
om
in
hun
eigen
behoeften
te
voorzien
in
gevaar
te
brengen.” Iedereen
is
afhankelijk
van
moeder
aarde
en
haar
hulpbronnen.
Uitputting
van
bronnen
en
vervuiling
van
het
milieu
heeft
negatieve
gevolgen
voor
iedereen
in
de
toekomst.
De
tetraëder
van
Duijvestein
geeft
inzicht
in
de
aspecten
die
voor
duurzaam
bouwen
van
belang
zijn.
In
de
praktijk
kan
men
gebruik
maken
van
een
label
om
een
ambitieniveau
aan
te
geven
en
de
duurzaamheid
te
toetsen.
Niet
elk
instrument
meet
dezelfde
aspecten
van
duurzaamheid
en
is
op
eenzelfde
manier
te
gebruiken.
Veelvuldig
voorkomende
duurzaamheidaspecten
zijn:
energie,
water,
materiaal,
gezondheid,
afval,
transport
en
flexibiliteit.
De
gebruiker
hecht
het
meeste
waarde
aan
energie
en
gezondheid.
Duurzaamheid
lijkt
een
containerbegrip
te
zijn
dat
op
verschillende
manieren
valt
te
interpreteren.
Er
bestaat
geen
eenduidige
betekenis.
Michiel
Rogaar
33
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
34
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
3 Programmeren
In
dit
hoofdstuk
zal
dieper
worden
ingegaan
op
programmeren
als
proces
en
op
de
inhoud
van
het
PvE.
Ook
wordt
hierbij
de
initiatieffase
betrokken
en
zal
gekeken
worden
hoe
het
PvE
is
te
gebruiken
tijdens
ontwerpfase.
Het
onderzoek
richt
zich
op
de
opdrachtgever,
daarom
is
ook
zijn
rol
beschreven.
3.1 De
opdrachtgever
Rol
opdrachtgever
De
opdrachtgever
is
een
natuurlijk
persoon,
maatschap,
vennootschap
of
rechtspersoon
die
aan
de
architect
het
verrichten
van
werkzaamheden,
de
bouwkunst
betreffende,
opdraagt.54
Hij
is
de
eindverantwoordelijke
van
het
project
en
is
daarom
de
enige
bevoegde
instantie
van
het
project.
Omdat
hij
het
risico
draagt,
is
het
belangrijk
dat
deze
persoon
de
beslissingen
maakt
en
de
knopen
doorhakt.
Daarom
wordt
in
zijn
naam
het
PvE
opgesteld.
De
opdrachtgever
moet
bepalen
wat
hij
wil
en
is
daarom
verantwoordelijk
voor
het
PvE.
Ze
kennen
hun
eigen
doelstellingen,
maar
hebben
vaak
weinig
ervaring
met
het
programmeren.55
Dat
is
logisch,
omdat
de
meesten
onbekend
zijn
met
huivesten
en
bouwen.56
De
opdrachtgever
kan
hulp
inschakelen
van
andere
partijen,
zoals
een
architect
of
een
adviseur,
die
gespecialiseerd
is
in
het
opstellen
van
het
PvE.57
Dit
is
vooral
zinvol
voor
complexere
huisvestingsopgaven,
waarbij
meer
kennis
vereist
is.
Het
is
ook
mogelijk
dat
er
sprake
is
van
gedeeld
opdrachtgeverschap.
Hierbij
staat
de
risiconemende
partij
los
van
de
uiteindelijke
gebruiker.
De
gebruiker
laat
dan
aan
de
risiconemende
partij
weten
welke
eisen
en
wensen
hij
heeft.
Dit
wordt
vervolgens
contractueel
vastgelegd
in
het
PvE,
waarna
de
risiconemende
opdrachtgever
het
ontwerpteam
aanstuurt.
De
praktijk
laat
zien
dat
een
hoge
mate
van
professionaliteit,
een
grote
betrokkenheid
en
een
hoog
ambitieniveau
van
de
opdrachtgever
voorwaarden
zijn
voor
een
goed
eindresultaat.
Wanneer
dit
minder
aanwezig
is,
vraagt
dit
om
extra
inspanning
van
andere
partijen.
Slechte
informatievoorziening
met
betrekking
tot
zaken
als
het
programma
en
het
proces
en
een
slecht
inzicht
in
het
eigen
huisvestingsprobleem
kunnen
knelpunten
zijn
voor
het
ontwerpproces.58
Waarde
voor
de
opdrachtgever
In
de
figuur
hiernaast
staat
schematisch
weergegeven
dat
de
waarde
voor
de
opdrachtgever
wordt
bepaald
door
de
kwaliteit
geld
en
tijdsverhouding.
Stelt
de
opdrachtgever
prioriteit
aan
realisatie
binnen
het
budget,
dan
heeft
dit
effect
op
de
gewenste
kwaliteit
of
zal
dat
kunnen
leiden
tot
uitloop
van
procestijd.
Dit
werkt
vice
versa
wanneer
men
stuurt
op
tijd
of
kwaliteit.
Er
zullen
dus
afwegingen
gemaakt
worden
gebaseerd
op
de
verhouding
tussen
geld,
tijd
en
kwaliteit.
De
Figuur
3.1
Waarde
opdrachtgever.
opdrachtgever
zal
de
waarde
proberen
te
Bron:
Inleiding
bouwmanagement.
maximaliseren
door
deze
drie
goed
op
elkaar
af
te
54
Homan, R. (1997). Standaardvoorwaarden, Rechtsverhouding opdrachtgever - architect. Amsterdam: Kon. Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, Bond van Nederlandse Architecten. 55 Voordt, T. v. d., & Wegen, H. v. (2009). Architectuur en Gebruikswaarde, programmeren, ontwerpen en evalueren van gebouwen. Bussum: Thoth. p.47 56 Spekkink, D. (2006). Bouwen aan het programma van eisen. Delft: Thieme Media Services. 57 Wamelink, J. W. F. (2007). Inleiding Bouwmanagement. Delft: TU Delft. 58 Doorn, A. v. (2004). Ontwerp/proces. Amsterdam: SUN.
Michiel
Rogaar
35
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
stemmen.
Hierbij
probeert
de
opdrachtgever
onder
andere
een
maximale
kwaliteit
te
realiseren
voor
minimale
kosten.
In
principe
betekent
dit
ook
dat
de
kosten
zullen
toenemen,
wanneer
de
kwaliteit
wordt
vergroot.
3.2 Programma
van
eisen
Functies
Het
PvE
is
een
belangrijk
instrument
om
te
sturen
op
kwaliteit.
Het
is
een
essentieel
tussenresultaat
in
het
huisvestingsproces,
waarover
de
opdrachtgever
moet
beslissen,
voordat
er
verder
stappen
in
dat
proces
kunnen
worden
gezet.
Pas
wanneer
de
vraag
helder
en
eenduidig
is
geformuleerd,
kan
passende
toekomstgerichte
huisvesting
worden
gerealiseerd.
Het
PvE
heeft
vijf
belangrijke
functies:59
Het
PvE
is
in
de
eerste
plaats
een
communicatiemiddel
tussen
de
opdrachtgever,
gebruikers
en
andere
belanghebbenden.
Het
vormt
de
leidraad
voor
de
communicatie
over
de
gewenste
huisvestingskwaliteit
vanuit
verschillende
invalshoeken,
zoals
die
van
de
organisatie,
de
omgeving,
de
gebruikers
en
de
eigenaar.
Daarnaast
is
het
PvE
het
toetsingskader
voor
het
ontwerp
in
diverse
stadia
van
ontwikkeling
en
als
zodanig
een
instrument
voor
kwaliteitsbeheersing.60
Het
is
een
contractstuk.
Op
basis
van
het
PvE
sluit
de
opdrachtgever
met
een
of
meer
van
de
bouwpartners
een
contract
voor
het
maken
van
een
ontwerp;
een
reflectiemiddel,
dat
de
opdrachtgever
dwingt
goed
na
te
denken
over
de
te
huisvesten
organisatie
en
gebruikers;
een
middel
tot
budgetbepaling.
Indeling
Het
PvE
kent
verschillende
vormen
van
opbouw.
In
de
praktijk
worden
diverse
methoden
gebruikt,
waarvan
niet
per
se
de
meest
ideale
is
aan
te
wijzen.
Benaderingswijzen,
structuren
en
terminologieën
mogen
verschillen,
maar
goede
methoden
voor
het
inrichten
van
PvE’s
gaan
dikwijls
uit
van
dezelfde
basisprincipes.
Het
SBR
geeft
vijf
soorten
informatie
die
onderscheiden
dienen
te
worden
en
die
een
plaats
moeten
krijgen
in
het
PvE:61
• De
gebruikseisen
die
duidelijk
maken
welke
activiteiten
plaatshebben
in
een
gebouw.
• De
prestatie‐eisen:
eisen
op
het
gebied
van
functionaliteit,
comfort
en
veiligheid,
die
zoveel
mogelijk
in
meetbare
oplossingsongebonden
termen
zijn
geformuleerd.
• Beeldverwachtingen:
verwachtingen
wat
betreft
uitstraling
en
beleving.
• Interne
voorwaarden:
beperkende
voorwaarden
aan
de
huisvestingsoplossingen
in
termen
van
geld,
tijd
milieu
en
arbeidsomstandigheden.
Ook
deze
dienen
in
meetbare,
oplossingsgebonden
eisen
te
worden
geformuleerd.
• Externe
eisen
en
voorwaarden:
de
beperkende
voorwaarden
die
van
buitenaf
rusten
op
het
project.
Een
PvE
kan
opgesteld
worden
naar
het
voorbeeld
van
de
gids
‘bouwstenen’
van
het
SBR.
Het
SBR
sorteert
onderwerpen
onder
de
volgende
categorieën:
Projectdefinitie,
Gebruiksfuncties,
Prestatie‐eisen,
Beeldverwachtingen,
Budgetten
en
Externe
voorwaarden.
Het
eerste
deel
is
de
projectdefinitie.
Hierin
wordt
de
huisvestingsopgave
beschreven.
Dit
deel
is
op
te
splitsen
in
de
organisatie,
locatie
en
de
ruimtelijst.
Ook
dienen
hier
de
toekomstvisie
en
ambities
aan
bod
te
komen.
In
het
tweede
deel
worden
de
gebruikseisen
beschreven.
In
principe
moet
per
soort
ruimte
van
de
ruimtelijst
worden
nagegaan
welke
kwaliteitsaspecten
van
belang
zijn
en
welk
kwaliteitsniveau
wordt
nagestreefd.
Deze
moeten
zodanig
worden
aangegeven
dat
59
Tetske Bogers, Meel, J. v., & Voordt, T. v. d. (2008). Architectenvisie op het Programma van Eisen. Facility Management Magazine | Jaarboek 2008, 38 - 43. 60 Spekkink, D. (2006). Bouwen aan het programma van eisen. Delft: Thieme Media Services. 61 Wijk, M., & Spekkink, D. (1998). Bouwstenen voor het PvE. Delft: W.D. Meinema B.V.
Michiel
Rogaar
36
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
deskundigen
deze
eisen
later
kunnen
vertalen
naar
prestatie‐eisen.62
Een
onderdeel
van
dit
hoofdstuk
zijn
de
comforteisen.
Het
laatste
deel
biedt
ruimte
voor
de
beeldverwachtingen
en
de
interne
en
externe
voorwaarden.
Tot
de
interne
voorwaarden
behoren
de
budgetten.
Het
gaat
hier
om
zowel
het
investeringsbudget
als
het
exploitatiebudget.
Daaraan
verwant
zijn
ook
de
milieuaspecten
als
energiegebruik,
watergebruik
en
materiaalgebruik.
Het
PvE
wordt
niet
altijd
voorzien
van
budgetinformatie,
wat
het
lastig
kan
maken
voor
architecten
de
eisen
te
interpreteren.63
3.3 Het
proces
De
ontwikkeling
van
het
Programma
van
Eisen
heeft
plaats
in
de
initiatieffase.
Het
centrale
doel
van
de
programmafase,
ook
wel
definitiefase
genoemd,
bestaat
uit
het
zo
concreet
en
eenduidig
mogelijk
formuleren
van
het
geëiste
en
gewenste
projectresultaat.
Deze
ontwikkeling
kan
doorgaan
gedurende
het
ontwerpproces.
Het
PvE
maakt
een
ontwikkeling
door
van
globaal
naar
basis,
tot
definitief
PvE.
Figuur
3.2
Ideaaltypisch
model
voor
de
ontwikkeling
van
het
programma
van
eisen.
Bron:
Bouwstenen
64 voor
het
PvE.
Het
globaal
PvE
In
de
initiatieffase
wordt
gestart
met
het
bepalen
van
het
‘wat’
en
‘waarom’.
Het
gaat
bij
de
‘waarom’
om
het
bepalen
van
het
probleem,
in
dit
geval
de
huisvestingsbehoefte.
Het
bepalen
van
de
‘wat’
houdt
in
welk
projectresultaat
gewenst
is.
Wat
is
de
vraag,
wat
wil
de
opdrachtgever
bereiken,
wat
is
het
ambitieniveau
en
wie
zijn
de
belanghebbenden?
Ook
de
toekomstvisie
wordt
in
deze
fase
vastgelegd.
De
informatie
van
de
te
huisvesten
organisatie
dient
te
worden
verzameld.
Gekeken
wordt
hoe
de
organisatie
is
gestructureerd
en
welke
processen
er
zich
afspelen.
Dit
kan
gedaan
worden
door
middel
van
interviews
en
enquêtes
met
de
organisatie
en
de
toekomstige
gebruikers.
De
analyse
van
de
te
huisvesten
organisatie
kan
uitgewerkt
worden
in
de
vorm
van
gebruiksfuncties,
waarvan
het
gebouw
onderdak
moet
bieden.
Aan
de
gebruiksfuncties
worden
‘waarden’
gekoppeld,
die
het
minimale
kwaliteitsniveau
uitdrukken
dat
de
huisvesting
moet
bieden.
Vervolgens
dienen
de
beeldverwachtingen
geformuleerd
te
worden
in
termen
als
‘openbaar
–privé’,
of
‘extravert
of
introvert’.
Op
basis
van
het
geheel
aan
gebruiksfuncties,
waarden
en
beeldvorming
kunnen
nu
de
interne
voorwaarden
als
budgetten
worden
bepaald
voor
investering,
exploitatie
en
62
Wijk, M. (2004). Bouwstenen, Gids bij het maken van een programma van eisen. Delft: SBR. Dam, E. A. M. t., Smits, F. J., & Spekkink, D. (1996). Programma van Eisen: Instrument voor kwaliteitsbeheersing. Rotterdam: Stichting Bouwresearch. 64 Wijk, M., & Spekkink, D. (1998). Bouwstenen voor het PvE. Delft: W.D. Meinema B.V. 63
Michiel
Rogaar
37
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
milieulast.
Onder
budgetten
valt
ook
de
hoeveelheid
materiaal,
energie
en
water
die
een
bepaalde
activiteit
moeten
accommoderen.
Verschillende
en
vaak
tegengestelde
belangen
van
de
te
huisvesten
organisatie
(de
feitelijke
gebruikers)
van
omwonenden,
maar
ook
van
de
samenleving
als
geheel
moeten
worden
meegenomen.65
Tot
slot
dienen
de
externe
randvoorwaarden
te
worden
bepaald.
Hiertoe
behoren
wet
en
regelgeving
die
voor
de
huisvesting
van
toepassing
is.
Het
projectresultaat
moet
overigens
ook
worden
afgebakend.
Hierbij
moet
men
aangeven
wat
wel
en
niet
tot
het
projectresultaat
gaat
behoren.66
Het
resultaat
wordt
vastgelegd
in
het
globaal
PvE.
De
haalbaarheidstudie
Een
goed
programma
maakt
het
mogelijk
om
al
in
een
vroeg
stadium
van
het
proces
te
toetsen
of
de
opgave
haalbaar
is
en
het
ambitieniveau
past
bij
het
budget.
Zo
niet,
dan
kunnen
er
tijdig
aanpassingen
gedaan
worden.67
Deze
toetsing
vindt
plaats
door
middel
haalbaarheidstudie.
Dit
is
een
analyse
van
functionele,
ruimtelijk,
financiële,
juridische
en
meestal
ook
technische
mogelijkheden
om
een
huisvesting,
gegeven
de
vraagstelling
te
realiseren.
Een
haalbaarheidstudie
is
vaak
een
tussenstap,
volgend
op
een
globaal
PvE
en
vooruitlopend
op
de
verdere
uitwerking
daarvan.
Aan
de
hand
van
een
haalbaarheidsstudie
of
een
‘alternatievenanalyse’
kunnen
verschillende
mogelijkheden
met
elkaar
worden
vergeleken.
Men
geeft
aan
dat
het
maken
van
een
investerings‐
en
exploitatie
berekening
goed
inzicht
geeft
in
de
haalbaarheid.68
Het
basis
en
definitief
PvE
Het
resultaat
van
de
haalbaarheidfase
is
het
basis
PvE.
Hierin
formuleert
men
de
prestatie‐ eisen
aan
het
eindresultaat.
In
deze
fase
staat
het
formuleren
van
prestatie‐eisen
voor
de
diverse
ontwikkelingsstadia
van
het
PvE
op
basis
van
de
gebruikseisen
centraal.
Met
andere
woorden:
De
gebruikseisen
worden
vertaald
naar
meetbare
prestatie‐eisen.
Deze
eisen
zijn
immers
nodig
voor
het
sturen
en
toetsen
van
het
structuurontwerp
of
het
voorlopig
ontwerp.
Prestatie‐eisen
die
betrekking
hebben
op
bouwdelen
en
componenten
komen
vooral
in
het
definitief
PvE
terecht
en
worden
dus
voornamelijk
tijdens
de
ontwerpfase
vastgesteld.
Deze
eisen
en
het
definitief
ontwerp
vormen
de
basis
voor
het
bestek.
Men
moet
oppassen
niet
te
vroeg
te
denken
in
oplossingen,
het
is
beter
om
van
prestaties
te
spreken
in
een
PvE.6970
Ontwerpfase
In
onderstaand
figuur
is
te
zien
dat
het
opstellen
van
het
PvE
al
kan
beginnen
zodra
de
ambities
worden
neergelegd.
Nadat
de
ambities
en
globale
ruimtebehoefte
zijn
getoetst
in
een
haalbaarheidstudie
start
de
fase
projectdefinitie
of
de
programma
fase.
Deze
figuur
laat
duidelijk
een
overlapping
zien
van
de
verschillende
fasen.
65
Spekkink, D. (2006). Bouwen aan het programma van eisen. Delft: Thieme Media Services. Wijnen, G., Renes, W., & Storm, P. (1999). Projectmatig Werken. Utrecht: Het Spectrum. 67 Wamelink, J. W. F. (2007). Inleiding Bouwmanagement. Delft: TU Delft. 68 Verlinden, I. (2008). Duurzaamheid, ontwerp om te sturen op de gewenste ambitie. Technische Universiteit eindhoven, Eindhoven. 69 Voordt, T. v. d., & Wegen, H. v. (2009). Architectuur en Gebruikswaarde, programmeren, ontwerpen en evalueren van gebouwen. Bussum: Thoth. p.46 70 Wamelink, J. W. F. (2007). Inleiding Bouwmanagement. Delft: TU Delft. 66
Michiel
Rogaar
38
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
3.3
Schematische
weergave
van
de
processtappen
in
projectmanagement.
Bron:
Bouwen
aan
71 het
Programma
van
Eisen.
Volgens
Van
Doorn
bestaat
er
een
spanningsveld
tussen
beschikbare
informatie
en
invloed
op
het
ontwerp.
Het
spanningsveld
zou
kunnen
worden
verminderd,
wanneer
in
de
initiatieffase
de
hoeveelheid
informatie
wordt
vergroot.
Dit
kan
gedaan
worden
door
de
ontwerpvraag
nauwkeuriger
te
formuleren.72
Daar
kan
aan
toegevoegd
worden
dat
een
onvolledig
PvE
sommige
kwaliteiten
aan
het
toeval
worden
overgelaten.
De
Praktijk
leert
dat
dit
tijdens
het
gebruik
van
het
gebouw
vaak
tot
ongemakken
en
kosten
leidt.73
Bovendien
dwingt
het
de
opdrachtgever
bewust
na
te
denken
over
de
eigen
organisatie.74
Voor
zover
is
niet
Figuur 3.4 Invloed op het ontwerp. Bron: Ontwerp/Proces. bekend
of
dit
ook
geldt
voor
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever.
Het
zal
mogelijk
goed
kunnen
dat
de
opdrachtgever
beter
na
zal
denken
hoe
zijn
huisvestingsopgave
duurzamer
aangepakt
kan
worden.
Aan
de
andere
kant
wordt
de
informatie
in
het
PvE
gaandeweg
het
proces
verfijnd.
Ook
zijn
organisaties
dynamischer
geworden,
waarbij
bedrijfsprocessen
voortdurend
in
ontwikkeling
zijn.
Het
heeft
dan
geen
zin
om
een
zeer
gedetailleerd
programma
te
maken.
De
kans
is
groot
dat
inzichten
veranderen
gedurende
het
proces.
De
praktijk
zou
vragen
om
een
stapsgewijze
ontwikkeling
van
het
PvE,
omdat
tussentijdse
ontwerpresultaten
aanleiding
kunnen
zijn
om
het
PvE
verder
te
detailleren.
Een
voorafgaand
PvE
zou
handig
zijn
wanneer
de
opdrachtgever
duidelijke
eisen
stelt
aan
de
kwaliteit.
Echter
kan
het
de
kwaliteit
ten
goede
komen
wanneer
men
ontwerpt
met
een
gelijktijdig
PvE.
Ook
zou
dit
de
creativiteit
bevorderen.75
Architecten
zouden
de
voorkeur
geven
aan
een
PvE
dat
niet
te
gedetailleerd
is.
Het
project
zou
pas
echt
gaan
leven
voor
opdrachtgevers,
op
het
moment
dat
de
ontwerptekeningen
op
tafel
liggen.
De
opdrachtgever
zou
dan
op
dat
moment
beter
weten
wat
hij
wil
en
zal
aan
de
hand
van
het
ontwerp
zijn
eisen
kunnen
aanvullen.
Daarom
is
behoefte
dat
de
essentie
van
het
project
duidelijk
wordt
gemaakt.
Deze
komt
vaak
niet
duidelijk
meer
naar
voren
in
een
PvE
dat
te
gedetailleerd
is.76
71
Spekkink, D. (2006). Bouwen aan het programma van eisen. Delft: Thieme Media Services. Doorn, A. v. (2004). Ontwerp/proces. Amsterdam: SUN. p.13 73 Wijk, M. (2004). Bouwstenen, Gids bij het maken van een programma van eisen. Delft: SBR. 74 Voordt, T. v. d., & Wegen, H. v. (2009). Architectuur en Gebruikswaarde, programmeren, ontwerpen en evalueren van gebouwen. Bussum: Thoth. p.45 75 Alblas, A. (2008). Programmeren en de relatie met ontwerpen (Afstudeerrapport). Delft: TU Delft. 76 Tetske Bogers, Meel, J. v., & Voordt, T. v. d. (2008). Architectenvisie op het Programma van Eisen. Facility Management Magazine | Jaarboek 2008, 38 - 43. 72
Michiel
Rogaar
39
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
3.4 Duurzame
PvE’s
Uit
de
literatuur
kwam
geen
hoofdstuk
voor
duurzaamheid
naar
voren,
noch
werd
vermeld
waar
en
wanneer
dit
onderwerp
behandeld
dient
te
worden.
Om
een
beter
idee
te
krijgen
hoe
de
duurzaamheidambitie
van
opdrachtgevers
momenteel
in
het
PvE
wordt
verwoord,
worden
drie
PvE’s
van
projecten
met
duurzame
ambities
bekeken.
In
deze
paragraaf
zullen
twee
fragmenten
uit
de
PvE’s
volgen
waarin
de
duurzaamheidambitie
duidelijk
wordt
gemaakt.
Er
wordt
nog
niet
ingegaan
op
het
proces.
Nieuwbouw
gemeentehuis
Figuur
3.5
Fragment
uit
PvE
van
gemeente
Montferland.
Het
duurzaamheid
hoofdstuk
begint
met
een
visie
op
duurzaam
bouwen.
Deze
visie
lijkt
op
het
duurzame
proces
te
zijn
toegespitst
waarbij
wordt
verwezen
naar
‘integraal
ontwerpen’.
In
de
ambities
van
de
gemeente
vraagt
men
om
een
kwalitatief
goed
gebouw
met
eventueel
maatregelen
van
de
‘Dubo‐methodiek’.
De
ambitie
zal
worden
uitgedrukt
in
GPR
Gebouw.
GPR
gebouw
kan
rapportcijfers
toekennen
aan
bepaalde
aspecten.
Wanneer
men
voor
het
rapportcijfer
5
gaat
streeft
men
bouwbesluit
na
(het
minimale,
door
de
wet
vereist).
Michiel
Rogaar
40
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
3.6
Fragment
uit
PvE
van
gemeente
Montferland.
De
gemeente
stelt
dus
alleen
ambitie
op
energiereductie.
Voor
de
rest
zal
dus
bouwbesluit
worden
nagestreefd.
Waarom
alleen
op
dit
aspect
wordt
ingezet
is
niet
duidelijk.
Shell
Alaska
Van
dit
inmiddels
opgeleverde
gebouw
is
bekend
dat
het
de
Leed
Silver
status
heeft
gekregen.
Duurzame
ambities
kwamen
als
volgt
terug
in
het
PvE.
Figuur
3.7
Hoofdstuk
duurzaamheid.
Bron:
PvE
Alaska.
Ook
hier
is
een
apart
hoofdstuk
‘Duurzaamheid’
toegevoegd.
Hierin
staan
de
ambities
op
gebied
van
duurzaam
bouwen.
De
ambities
worden
verder
uitgewerkt
in
hoofdstuk
7.
Figuur
3.8
Fragment
uit
hoofdstuk
7
Bron:
PvE
Alaska.
Het
hoofdstuk
spitst
duurzaamheid
op
in
de
onderwerpen
materiaal,
energie
en
thermisch
comfort.
Later
wordt
verwezen
naar
de
DUBO‐methode:
Michiel
Rogaar
41
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
3.9
Fragment
uit
hoofdstuk
7
Bron:
PvE
Alaska.
Het
ambitieniveau
wordt
aan
de
hand
van
de
DUBO
weergegeven.
Uitgegaan
moet
worden
van
een
DUBO‐plus.
Stadskantoor
Venlo
Het
stadskantoor
Venlop
heeft
als
algemene
alomvattende
duurzaamheidambitie
als
eis
Cradle
to
Cradle
opgegeven.
De
Cradle
to
Cradle
filosofie
staat
in
een
bijlage
uitgelegd.
De
gehele
indeling
van
het
pvE
is
gebaseerd
op
de
onderwerpen
die
voortkomen
uit
de
Cradle
to
Cradle
filosofie.
Figuur
3.10
Fragment
uit
PvE
Stadskantoor
Venlo.
Michiel
Rogaar
42
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
De
hoofdstukken
beschrijven
vervolgens
slechts
ambities.
Er
worden
dus
geen
meetbare
eisen
neergelegd.
Een
hoofdstuk
begint
met
het
in
woord
omschrijven
wat
de
ambities
zijn
op
dat
bepaalde
aspect.
Figuur
3.11
Fragment
uit
hoofdstuk
‘Mens’
Bron:
PvE
Stadskantoor
Venlo.
Vervolgens
wordt
deze
ambitie
verder
uitgewerkt
in
suggesties
en
aandachtspunten.
Hieronder
volgt
een
voorbeeld.
Figuur
3.12
Fragment
uit
hoofdstuk
‘Mens’
Bron:
PvE
Stadskantoor
Venlo.
De
punten
in
het
bovenstaande
fragment
dienen
niet
als
optie
en
niet
als
eis.
Met
andere
woorden,
het
ontwerpteam
wordt
gevraagd
na
te
denken
hoe
de
ambities
die
betrekking
hebben
op
het
aspect
mens
kunnen
worden
gehaald.
Er
zijn
twee
soorten
PvE’s
te
onderscheiden.
De
eerste
twee
Programma’s
van
Eisen
uit
de
praktijk
voegen
een
hoofdstuk
duurzaamheid
toe.
Hierin
staat
op
welke
aspecten
er
Michiel
Rogaar
43
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
ambities
zijn.
Aan
de
ambitie
wordt
vervolgens
aan
de
hand
van
GPR‐Gebouw
en
de
DUBO‐ methode
een
doelstelling
verbonden.
Waarom
de
ambitie
er
is,
is
niet
beschreven.
Het
PvE
van
Stadskantoor
Venlo
is
heeft
een
hoofdstukindeling
naar
de
aspecten
die
voortkomen
uit
de
overkoepelende
duurzaamheidambitie.
In
de
hoofdstukken
staan
voornamelijk
ambities
en
worden
opties
gegeven
hoe
bepaalde
ambities
ingevuld
kunnen
worden.
3.5 Conclusies
• • • • •
• • •
Het
PvE
kan
beginnen
met
een
projectdefinitie,
waarin
de
ambities
worden
omschreven.
Bij
het
bepalen
van
ambities
dient
men
zowel
het
‘wat’
als
het
‘waarom’
te
bepalen
De
literatuur
geeft
geen
apart
hoofdstuk
voor
duurzaamheid.
Echter
kunnen
menselijke
aspecten
onder
‘gebruikseisen’
worden
aangegeven
en
milieu
aspecten
kunnen
onder
‘budgetten’
worden
aangegeven.
In
de
praktijk
wordt
soms
een
hoofdstuk
duurzaamheid
toegevoegd.
Daarmee
wordt
de
duurzaamheidambitie
als
extra
ambitie
aan
de
rest
van
het
PvE
toegevoegd.
Het
PvE
kan
ook
opgesteld
worden
aan
de
hand
van
een
hoofdstukindeling
volgens
aspecten
die
voortkomen
uit
een
overkoepelende
duurzaamheidambitie.
Duurzaamheid
is
dan
het
centrale
thema
voor
het
gehele
PvE
en
wordt
niet
als
extra
toegevoegd.
In
het
PvE
kan
de
opdrachtgever
Prioriteiten
aangeven.
Het
PvE
kan
zowel
voorafgaand
aan
de
ontwerpfase
worden
opgesteld
als
gelijktijdig
met
het
ontwerp.
Voordeel
van
een
aparte
programmafase,
is
dat
expliciet
tijd
en
aandacht
wordt
besteed
aan
het
helder
formuleren
van
de
eisen,
zonder
direct
in
oplossingen
te
denken.
Dit
kan
handig
zijn
wanneer
de
opdrachtgever
duidelijke
eisen
stelt
aan
de
kwaliteit.
Het
PvE
heeft
verschillende
functies.
In
dit
onderzoek
zal
vooral
worden
gekeken
naar
het
PvE
als
‘communicatiedocument’
en
het
PvE
als
‘middel
tot
reflectie’.
Michiel
Rogaar
44
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4 Casusanalyses
Dit
hoofdstuk
beschrijft
de
tweede
fase
van
het
onderzoek,
het
praktijkonderzoek.
Dit
deel
van
het
rapport
bevat
de
resultaten
van
de
casusanalyses.
Tot
slot
worden
de
verschillende
casusanalyses
met
elkaar
vergeleken
in
een
‘cross
casus’
analyse.
Het
onderzoek
heeft
een
viertal
casusanalyses
uitgevoerd,
die
in
dit
hoofdstuk
worden
besproken.
Voor
de
casus
analyses
zijn
de
PvE’s
geanalyseerd
en
zijn
de
betrokken
personen
geïnterviewd.
Aan
de
hand
van
de
verkregen
data
is
een
antwoord
gegeven
op
de
onderzoeksvragen.
Per
casus
worden
conclusies
getrokken
die
aan
het
eind
van
het
hoofdstuk
met
elkaar
worden
vergeleken
in
een
crosscasus
analyse.
Uit
het
theoretisch
kader
is
naar
voren
gekomen
dat
duurzaamheid
op
verschillende
manieren
valt
te
interpreteren.
In
deze
fase
is
gekeken
wat
de
opdrachtgever
precies
onder
duurzaamheid
verstaat
en
wat
daarbij
zijn
ambitie
is.
Een
van
de
vijf
functies
van
het
PvE
is
de
opdrachtgever
bewegen
tot
reflectie
op
de
te
huisvesten
organisatie
en
gebruikers.
De
vraag
die
hier
wordt
beantwoord
is
in
hoeverre
de
opdrachtgever
het
PvE
gebruikt
om
te
reflecteren
op
de
duurzaamheidambitie.
Ook
is
het
PvE
als
communicatiemiddel
onderzocht.
Staat
de
duurzaamheidambitie
in
het
PvE
en
wordt
duidelijk
gemaakt
wat
de
opdrachtgever
onder
duurzaamheid
verstaat?
Daarbij
is
gekeken
of
het
‘wat’
en
‘waarom’
van
de
duurzaamheidambitie
duidelijk
naar
voren
komt.
Ook
kwamen
twee
verschillende
indelingen
naar
voren.
Een
mogelijke
indeling
beschrijft
wat
onder
duurzaamheid
wordt
verstaan
in
een
aparte
paragraaf.
Een
andere
indeling
ziet
duurzaamheid
als
centraal
thema,
waarop
de
gehele
hoofdstukindeling
is
gebaseerd.
In
de
casussen
zal
gekeken
worden
welke
indeling
wordt
gehanteerd
en
of
er
eventueel
nog
andere
mogelijke
indelingen
bestaan.
De
haalbaarheidstudie
wordt
bekeken:
In
hoeverre
is
duurzaamheid
meegenomen
in
het
haalbaarheidonderzoek?
4.1 Case
selectie
Om
de
casussen
beter
met
elkaar
te
vergelijken
is
gekozen
voor
een
viertal
projecten
met
een
omvang
van
groter
dan
5000
m2
BVO.
De
casusanalyses
worden
voor
een
groot
deel
gebaseerd
op
data
uit
de
interviews.
Het
is
opgevallen
dat
de
recentere
gebeurtenissen
beter
in
het
geheugen
zitten
bij
de
geïnterviewden.
Daarom
is
gekozen
voor
recentere
casussen.
Hierbij
is
het
niet
noodzakelijk
dat
het
project
al
is
afgerond,
maar
dat
de
ontwerpfase
in
een
gevorderd
stadium
is.
Ten
derde
vraag
ik
mij
als
onderzoeker
af
of
er
een
verschil
zit
in
de
ambitie
van
een
commerciële
opdrachtgever
en
een
niet
commerciële
opdrachtgever.
Het
is
interessant
om
te
zien
of
dat
van
invloed
is
op
het
proces.
Van
beiden
zijn
twee
projecten
behandeld.
Case Functie Jaar Doelstelling Commercieel Haagse Hogeschool Onderwijs 2003-2009 EPC 0,7 Nee Hotel Amstelside Hotel 2008-nu Leed Platinum Ja Osg Schravenlant Onderwijs 2008-nu Energie-0 Nee TransPort Kantoor 2006-2010 Leed Platinum Ja
Michiel
Rogaar
45
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4.2 Haagse
Hogeschool
Algemene
informatie
Locatie
Delft
Jaar
2003
‐
2009
Functie
15.000
m2
onderwijs
Opdrachtgever
Haagse
Hoogeschool
Architect:
Royal
Hakoning
architecten
Duurzaamheid:
50%
energiebesparing
De
Haagse
Hogeschool
(HHS)
fuseert
in
2002
met
de
Technische
Hogeschool
Rijswijk.
Een
voorwaarde
voor
de
fusie
was
de
bouw
van
een
nieuw
schoolgebouw
op
de
campus
van
de
TU
Delft.
Hier
verwachten
ze
een
betere
concurrentiepositie
te
kunnen
krijgen.
Het
moet
onderdak
gaan
bieden
aan
de
studies:
Bedrijfswiskunde,
Technische
Informatica,
Technische
Natuurkunde,
Werktuigbouwkunde,
Technische
Bedrijfskunde,
Elektrotechniek
en
Installatietechniek.77
De
projectdirecteur
van
de
Haagse
Hogeschool
noemt
het
nieuwe
schoolgebouw
in
Delft
al
“het
duurzaamste
schoolgebouw
van
Nederland”.78
Het
gebouw
heeft
een
technische
uitnodigende
uitstraling
en
is
zodanig
met
hoge
flexibiliteit
ontworpen
dat
de
gebruiker
het
gemakkelijk
kan
aanpassen
aan
veranderende
eisen
en
wensen
in
de
toekomst.
Er
zijn
hoge
eisen
gesteld
aan
de
duurzaamheid
in
relatie
tot
het
binnenmilieu
en
het
energiegebruik.
De
uiteindelijke
EPC
is
0,59
en
een
GreenCalc+score
van
MIG
256.
De
Haagse
Hogeschool
is
winnaar
van
de
NET‐Trofee
2009,
de
prijs
voor
het
beste
initiatief
op
het
gebied
van
energiezuinig
wonen
en
werken
in
Nederland.79
Het
gekozen
installatieconcept
bevat
onder
andere
een
warmte‐koudeopslag
in
de
bodem,
gebalanceerde
ventilatie
en
een
innovatief
asfaltcollector
in
het
parkeerdek
dat
op
het
dak
is
gesitueerd.
De
afgifte
gebeurt
door
middel
van
vloerverwarming/‐koeling,
geactiveerde
verlaagde
plafonds
met
actieve
panelen.
De
klimaatinstallatie
zal
volledig
vraaggestuurd
verwarmen,
koelen
en
ventileren.
Figuur
4.1
Interieur
atrium
Haagse
Hogeschool.
Bron:
Architectenweb.nl.
77
www.architectenweb.nl (21/5/10) www.architectenweb.nl (1/6/10) 79 http://www.senternovem.nl/kompas_nettrofee (1/6/10) 78
Michiel
Rogaar
46
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Betrokken
Partijen
Haagse
Hogeschool
Wanneer
het
initiatief
start
in
2002
is
de
projectdirecteur
van
de
Haagse
Hogeschool
zich
zeer
bewust
van
de
huidige,
afhankelijkheid
van
eindige
energiebronnen.
Volgens
de
projectdirecteur,
die
zelf
een
technische
achtergrond
heeft,
zal
het
energievraagstuk
steeds
belangrijker
worden.
Het
zal
bovendien
een
steeds
grotere
rol
gaan
spelen
in
het
onderwijs.
In
een
eerder
bouwproject
waar
hij
betrokken
was
maakte
hij
kennis
met
technische
energiebesparende
toepassingen,
zoals
een
warmtekoude
opslaginstallatie.
Zijn
ambitie
is
een
gebouw
te
realiseren
dat
minder
afhankelijk
is
van
eindige
energiebronnen.
De
energiezuinige
technische
toepassingen
dienen
zichtbaar
te
zijn,
opdat
studenten
zich
bewust
worden.
Alphaplan
De
projectmanager
van
het
project
was
Alphaplan.
Deze
partij
werd
al
vroeg
bij
het
project
betrokken
voor
het
kostenadvies.
Later
heeft
het
bureau
de
rol
als
projectmanager
vervult
tijdens
de
programmafase
en
de
ontwerpfase.
Alphaplan
voelt
de
noodzaak
tot
duurzaam
bouwen,
waarbij
CO2
emissies
moeten
worden
teruggedrongen.
Het
voelt
de
urgentie
tot
het
maatschappelijk
verantwoord
ondernemen
met
oog
voor
mens,
natuur
en
maatschappij.80
Royal
Haskoning
Architecten
Royal
Haskoning
architecten
(RH)
wordt
via
Europese
selectie
geselecteerd
voor
de
uitvoering
van
het
ontwerp.
RH
heeft
het
Cradle
to
Cradle
principe
omarmt
en
probeert
dit
te
vertalen
in
het
ontwerp.
DWA
installatie
adviseurs
DWA
is
een
van
de
voorlopers
op
het
gebied
van
duurzaamheid.
Men
zegt
al
10
jaar
geleden
de
noodzaak
te
hebben
gezien
voor
het
zuiniger
omspringen
met
de
aarde
en
het
milieu.
Duurzaamheid
is
daarmee
in
hun
bedrijfsstrategie
verankerd.
DWA
zit
graag
vroeg
in
het
proces
aan
tafel
bij
de
opdrachtgever
waarbij
vooral
in
de
conceptensfeer
gedacht
kan
worden.
Hierin
probeert
DWA
de
opdrachtgever
alle
mogelijkheden
van
de
markt
te
laten
zien,
waarna
de
opdrachtgever
een
keuze
kan
maken.
DWA
is
op
twee
verschillende
momenten
in
het
proces
actief;
in
de
initiatieffase
en
na
de
Europese
selectie
worden
ze
geselecteerd
als
installatieadviseur
voor
het
ontwerp.
Peutz,
bouwfysisch
adviseur
Peutz
is
bouwfysisch
adviseur.
Ze
gaven
in
het
HHS
project
advies
op
het
gebied
van
geluid,
veiligheid,
energieprestatie,
trillingen
en
daglicht.
Ze
bewaken
de
kwaliteit
van
het
comfort.
DHV
DHV
vervulde
een
dubbele
rol
in
het
proces.
Eerst
heeft
het
bureau
meegeholpen
aan
het
opstellen
van
het
onderwijskundig
PvE.
Tijdens
het
ontwerpproces
vervulde
ze
de
taak
van
constructeur.
Proces
en
PvE
Initiatieffase
De
opdrachtgever
voelt
de
noodzaak
tot
duurzaam
bouwen.
Deze
duurzaamheidambitie
komt
voort
uit
zijn
visie
op
de
maatschappij
waarin
hij
verwacht
dat
de
schaarste
aan
fossiele
brandstoffen
zal
toenemen.
Men
dient
zuiniger
met
energie
om
te
springen.
Duurzaamheid
is
bovendien
een
grote
rol
gaan
spelen
in
het
technisch
onderwijs.
Het
ontwerp
moet
daarom
een
duurzame
en
technische
uitstraling
hebben.
80
www.alphaplan.nl (21/5/10)
Michiel
Rogaar
47
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Duurzaamheid
wordt
opgesplitst
in
drie
aspecten:
energie,
materiaal
en
gezondheid.
Ook
drie
andere
ambities
komen
naar
voren:
Technische
uitstraling,
flexibiliteit
en
laag
in
onderhoud.
Deze
laatste
drie
ambities,
worden
los
van
de
duurzaamheidambitie
beschreven.
De
opdrachtgever
stapt
op
het
installatiedeskundig
bureau
DWA
af
om
ze
te
vragen
naar
kengetallen,
die
aangeven
welke
energiereductie
voor
welke
kosten
zijn
te
realiseren.
De
opdrachtgever
heeft
op
dat
moment
nog
geen
concrete
eis
voor
ogen.
In
gesprekken
tussen
DWA
en
de
opdrachtgever
wordt
de
duurzaamheidvisie
duidelijk
gemaakt
en
verder
ontwikkelt.
De
opdrachtgever
bepaalt
welke
eisen
hij
stelt
aan
het
binnenklimaat
en
welk
budget
hij
voor
ogen
heeft.
Begin
2003
begint
DWA
met
een
financieel
en
technisch
haalbaarheidonderzoek
van
het
gebouw.
In
de
haalbaarheidstudie
wordt
gekeken
wat
de
mogelijkheden
zijn
van
een
aantal
ontwerpvarianten
die
verschillen
in
de
hoeveelheid
energiereductie.
Er
wordt
gezocht
hoeveel
energie
bespaard
kan
worden,
binnen
het
budget
dat
de
opdrachtgever
voor
ogen
heeft.
Zes
concepten
worden
bedacht.
Ze
bestaan
uit
massastudies
met
daarin
combinaties
van
concrete
(installatie)technieken,
waarvan
de
investeringskosten
reeds
bekend
zijn.
Deze
zijn
naast
elkaar
gelegd
en
beoordeeld
op
hun
technische,
financiële,
en
bruikbare
haalbaarheid.
Deze
studie
duurt
ongeveer
drie
maanden.
Op
basis
van
de
haalbaarheidstudie
besluit
men
50%
energiebesparing
als
eis
te
hanteren.
Programmafase
Men
besluit
dat
deze
eis
op
te
schrijven
als
een
meetbare
eis
van
50%
van
de
wettelijke
EPC‐ eis:
De
Energie
Prestatie
Coefficient
zal
niet
meer
mogen
bedragen
dan
0,7.
Alphaplan
die
het
PvE
opstelt,
betrekt
wederom
DWA
voor
het
formuleren
van
de
eisen
van
het
binnenklimaat.
Vergaderingen
en
een
aantal
werkgroepbesprekingen
worden
gehouden
om
op
die
manier
andere
ambities
en
eisen
vast
te
stellen.
Voorafgaand
aan
de
architecten
selectie,
ligt
er
een
vrij
gedetailleerd
PvE,
waarin
ook
prestatie‐eisen
staan
opgenomen.
Het
programma
van
eisen
Het
PvE
is
opgesteld
volgens
een
SBR‐publicatie.
Het
begint
met
een
samenvatting
waarin
de
vier
belangrijkste
ambities
worden
genoemd:
uitstraling,
onderhoud,
flexibiliteit
en
duurzaamheid.
Deze
ambities
staan
in
woord
omschreven.
Onder
duurzaamheid
wordt
onderscheid
gemaakt
tussen
drie
ambities:
een
gezond
binnenklimaat,
energiereductie
en
het
gebruik
van
duurzame
materialen.
Aan
de
ambitie
voor
energiereductie
is
een
prestatie‐eis
verbonden.
De
EPC
mag
niet
meer
bedragen
dan
50%
van
de
wettelijke
eis.
Duurzaamheid De HHS wil in haar nieuwe onderwijsgebouw het aspect duurzaamheid nadrukkelijk vormgeven. Dit wordt bereikt door eisen te stellen aan duurzaamheid in relatie tot het binnenmilieu, duurzaamheid in relatie tot het energiegebruik en duurzaamheid in relatie tot materiaalgebruik. Dit dient te worden bereikt door de wettelijke eis, zoals deze volgt uit de energieprestatie normering met 50% te verlagen. Dit betekent dat in het ontwerp van het gebouw concrete duurzame opties integraal moeten worden beoordeeld en meegenomen in het ontwerpproces. Daarnaast moet het onderwijsgebouw voldoen aan eisen zoals gesteld volgens het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen en de GreenCalc methode. Tenslotte dient de duurzaamheid tot uiting te komen in de onderwijsomgeving. Het gebruik van duurzame installaties zal ingepast worden in het onderwijskundige programma. Figuur
4.2
uit
Samenvatting
van
het
TPvE.
Michiel
Rogaar
48
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
De
visie
van
de
opdrachtgever,
die
eerder
dit
hoofdstuk
werd
toegelicht
staat
niet
beschreven.
In
het
kader
van
mijn
onderzoek
zullen
alleen
de
eisen
die
betrekking
hebben
op
energie
en
het
binnenklimaat
(gezondheid)
worden
behandeld.
Naast
een
EPC
staat
ook
een
GreenCalc‐score
als
eis
gegeven,
maar
deze
blijkt
uiteindelijk
geen
uitdaging
te
zijn,
gezien
het
feit
de
score
al
behaald
zou
worden,
wanneer
men
voldoet
aan
de
EPC
eis
van
0,7.
De
concepten
die
gebruikt
zijn
voor
de
haalbaarheidstudie
worden
bewust
niet
meegenomen
om
het
ontwerpteam
vrijheid
te
geven.
Om
de
technische
toepassingen
uit
de
haalbaarheidstudie
wel
mee
te
geven
aan
het
ontwerpteam,
is
een
optionele
lijst
meegegeven
van
bestaande
concepten
en
installaties
die
in
de
haalbaarheidstudie
ook
zijn
onderzocht.
Bij
stap
1
moet
worden
gekeken
naar
de
vorm
van
het
gebouw
in
relatie
tot
de
buitenschil,
de
plaats
en
situering
van
de
atria,
de
kwaliteit
van
de
buitenschil
voor
wat
betref
opslag
van
energie,
zon
en
luchtwering,
en
de
afkoeling
(transmissie)
van
het
gebouw.
Een
integrale
benadering
van
de
bouwopgave
is
hierbij
noodzakelijk.
Het
gebouw
dient
onderdeel
te
worden
van
de
installatie
en
de
installaties
onderdeel
van
het
gebouw.
Om
aan
dit
vierstappenmodel
verder
inhoud
te
geven,
dienen
met
nadruk
de
volgende
duurzame
installatieonderdelen
te
worden
onderzocht
op
toepasselijkheid
voor
de
nieuwbouw:
‐ Bio
WKK
of
gebruik
van
biobrandstoffen.
‐ Brandstofcellen
‐ Zonneenergie
passief
en
actief
‐ Betonkernactivering
‐ Windwall
‐ Warmteen
koudeopslag
i.c.m.
wamrtepompen
‐ …
Figuur
4.3
Fragment
uit
‘specifieke
voorwaarden’
onder
hoofdstuk
‘interne
voorwaarden’.
Duurzaamheid
in
relatie
tot
het
binnenklimaat
wordt
verder
uitgediept
in
de
paragraaf
‘specifieke
voorwaarden’
onder
het
hoofdstuk
‘Interne
voorwaarden’.
Hier
komen
andere
aspecten
aan
bod
die
betrekking
hebben
op
duurzaamheid.
•
Duurzaamheid en binnenmilieu … Het aspect binnenmilieu speelt hierbij een belangrijke rol. Bij het ontwerp van de installaties dient daarom rekening te worden gehouden met het onderhouden van een goed binnenklimaat. Dit binnenklimaat laat zich vertalen in concrete parameters als temperatuur, relatieve vochtigheid, luchtsnelheid, stralingsasymmetrie, emissie van vluchtige stoffen, dag- en kunstlichtaspecten, zicht naar buiten, kleurgebruik van de bouwkundige omgeving, kleur van het licht, bereikbaarheid van voorzieningen, geluidsproductie en geluidsreductie etc.
Figuur
4.4
fragment
uit
paragraaf
‘specifieke
voorwaarden’
onder
hoofdstuk
‘interne
voorwaarden’.
De
‘gezondheidseisen’
(binnenmilieu)
staan
beschreven
in
de
paragraaf
‘Comfort’
onder
het
hoofdstuk
‘Prestatie‐eisen’.
Het
gaat
hier
om
thermisch
comfort,
luchtkwaliteit,
visueel
comfort,
akoestisch
comfort
en
trillingen.
Het
zijn
noemers
voor
allemaal
meetbare
waarden.
Aan
deze
noemers
heeft
men
dus
al
voor
het
ontwerpproces
meetbare
prestatie‐ eisen
verbonden.
De
ontwerpfase
Na
de
programmafase
wordt
een
architect
geselecteerd
via
Europese
aanbesteding.
De
architect
wordt
geselecteerd,
omdat
zijn
duurzaamheidvisie
overeen
komt
met
wat
de
opdrachtgever
in
gedachte
had.
De
gebouwvorm
die
ze
in
een
visiedocument
presenteren
sluit
ook
aan
op
de
eerdere
ontwerpstudies
die
zijn
gedaan
in
het
haalbaarheidsonderzoek.
Michiel
Rogaar
49
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Wanneer
ook
de
andere
partijen
zijn
geselecteerd
gaat
het
ontwerpteam
van
start
met
het
VO.
Alle
partijen
waren
over
het
algemeen
tevreden
met
het
PvE.
Echter
toen
Peutz
aan
tafel
kwam
werden
gelijk
de
eisen
m.b.t.
comfort
(gezondheid)
aangescherpt.
In
hun
ogen
voldeden
de
eisen
die
waren
opgesteld
door
Alphaplan
en
met
hulp
van
DWA,
niet
aan
de
gezondheidambitie
die
de
opdrachtgever
nastreefde.
Alphaplan
heeft
het
PvE
intensief
gebruikt
om
het
ontwerp
te
sturen.
Het
ontwerp
wordt
tijdens
de
ontwerpfase
naast
het
PvE
neergelegd
om
te
toetsen
in
hoeverre
het
ontwerp
voldoet
aan
de
ambities
en
eisen.
Er
ligt
een
strakke
tijdsplanning
waar
men
zich
aan
Figuur 4.2 Organogram tijdens ontwerpfase houdt
tijdens
het
ontwerpproces.
Na
een
jaar
ontwerpen
werd
in
juli
2006
het
DO
opgeleverd.
De
energie‐eis
is
gedurende
het
project
niet
veranderd.
Uiteindelijk
is
het
gebouw
gerealiseerd
met
een
EPC
van
0.59.
De
comfort
parameters
zijn
aangescherpt
ten
opzichte
van
het
PvE
dat
er
lag
voor
de
ontwerpfase.
Het
budget
is
nagenoeg
constant
gebleven.
De
duurzaamheidambitie
heeft
men
ruim
kunnen
realiseren
binnen
het
voorafgestelde
budget.
Daarmee
lijkt
de
(financiële)
haalbaarheidstudie
in
de
initiatieffase
goed
te
zijn
uitgevoerd.
Figuur
4.3
Interieur
Haagse
Hogeschool
Bron:
Architectenweb.nl
Reflectie
Duurzaamheid
Het
lijkt
duidelijk
te
zijn
dat
energiebesparing
de
hoofdambitie
was
van
het
project.
Dit
mocht
niet
ten
kostte
gaan
van
het
binnenklimaat
en
men
moest
gebruik
maken
van
duurzame
materialen,
in
de
zin
dat
ze
robuust
moesten
zijn
en
dus
bestendig
voor
een
lange
levensduur.
Bovendien
is
flexibiliteit
en
lage
exploitatie
(lage
onderhoudskosten)
zeer
van
belang.
Volgens
Drissen
ontstaat
een
groter
spanningsveld
tussen
steeds
hogere
comfort
eisen
en
een
lager
energieverbruik
(een
hoger
comfort
vraagt
in
principe
vaak
om
hogere
energielasten).
Het
is
niet
meer
mogelijk
dit
alleen
bouwkundig
(passief)
op
te
lossen,
maar
moet
vooral
installatietechnisch
opgelost
worden.
Daarmee
wordt
de
kennis
van
de
installatieadviseur
belangrijker.
Achteraf
denkt
de
opdrachtgever
dat
de
installatiedeskundige
misschien
wel
net
zo
belangrijk
of
misschien
wel
belangrijker
wordt
dan
de
architect
in
projecten
met
een
hoge
duurzaamheidambitie.
Volgens
de
projectmanager
is
het
zelfs
essentieel
dat
een
installatieadviseur
vroeg
in
het
proces
van
duurzame
projecten
wordt
betrokken.
De
architect
zou
in
die
fase
minder
belangrijk
zijn.
Michiel
Rogaar
50
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
In
het
hoofdstuk
duurzaamheid
worden
meerdere
aspecten
toegeschreven
aan
duurzaamheid.
Zo
zou
ook
schoonheid
bijdragen
aan
de
duurzaamheid.
De
architect
van
het
project
zegt
inderdaad
dat
ook
de
esthetische
kwaliteit
bijdraagt
aan
de
duurzaamheid:
“In
tegenstelling
tot
wat
iedereen
denkt,
is
duurzaamheid
helemaal
niets
nieuws.
Want
als
je
verder
terug
kijkt
waren
architecten
altijd
al
duurzaam.
Maar
de
laatste
jaren
was
dat
allemaal
los
gelaten.
We
zijn
gewoon
een
stap
achteruit
gegaan
en
nu
gaan
we
gewoon
weer
verder
waar
we
gebleven
waren.”
(De
Moura)
De
opdrachtgever
en
de
technisch
adviseurs
lijken
vooral
de
technische
kant
van
duurzaam
belangrijk
te
vinden:
“Een
architect
kan
een
heel
leuk
gebouw
maken,
maar
het
zou
nooit
een
duurzaam
gebouw
worden.
De
installatiedeskundige
wordt
misschien
wel
net
zo
belangrijk
of
in
eerste
instantie
belangrijker
dan
de
architect.”
(Gubbens)
“Dan
moet
hij
mij
maar
eens
uitleggen
hoe
die
kwaliteit
en
uitstraling
bijdragen
aan
de
duurzaamheid.”
(Drissen)
Het
project
lijkt
met
de
focus
op
energiebesparing,
flexibiliteit
en
een
gezond
binnenklimaat
voornamelijk
een
technische
benadering
van
duurzaamheid
te
hebben.
EPC
als
middel
Het
ontwerpteam
geeft
aan
dat
wanneer
men
op
de
hoogte
is
van
de
visie
van
de
opdrachtgever
die
ten
grondslag
ligt
aan
de
duurzaamheideis
(EPC
0,7),
het
mogelijk
is
de
EPC‐eis
te
gebruiken
als
middel
en
niet
als
doel.
Men
bedoelt
hiermee
dat
men
alleen
duurzame
oplossingen
toepast
die
ook
daadwerkelijk
bijdragen
aan
een
lagere
energiebehoefte
en
niet
slechts
zorgen
voor
een
lagere
EPC
berekening.
Zo
is
besloten
geen
windmolen
op
het
dak
te
plaatsen,
omdat
dit
nauwelijks
een
bijdrage
zou
leveren
aan
de
energieopwekking,
hoewel
dit
wel
tot
een
lagere
EPC
berekening
zou
leiden.
Een
ander
voorbeeld
is
de
implementatie
van
het
systeem
‘Octalix’.
Dit
is
een
‘intelligent
energie
en
comfort
management
systeem’,
dat
met
behulp
van
sensoren
energie
kan
besparen
door
te
reageren
op
de
directe
vraag
van
de
gebruikers
van
een
gebouw.81
Dit
systeem
leidt
niet
direct
tot
een
lagere
EPC
berekening,
maar
zal
wel
leiden
tot
een
lagere
energievraag.
De
ontwerpbeslissingen
zijn
gebaseerd
op
basis
van
de
visie
en
deze
lijkt
daarmee
essentieel
te
zijn.
Hoewel
de
visie
niet
stond
omschreven,
was
het
ontwerpteam
via
gesprekken
met
de
opdrachtgever
wel
op
de
hoogte
hiervan.
In
deze
gesprekken
fungeerde
het
PvE
als
discussiedocument,
waarbij
het
ontwerpteam
aan
de
opdrachtgever
vroeg
waarom
bepaalde
eisen
waren
opgeschreven.
Het
ontwerpteam
leek
ook
op
de
hoogte
te
zijn
van
het
vooronderzoek
voorafgaand
aan
de
programmafase.
Hierdoor
wist
men
dat
de
opdrachtgever
goed
had
nagedacht
over
zijn
ambities
en
eisen.
Functies
PvE
Het
PvE
bleek
een
voldoende
vertaling
te
zijn
van
wat
de
opdrachtgever
wilde.
Het
functioneerde
daarom
als
communicatiedocument.
Het
PvE
is
intensief
gebruikt
tijdens
de
ontwerpfase.
Het
ontwerp
is
na
elke
fase
naast
het
PvE
gelegd
om
te
controleren
of
het
ontwerp
voldeed.
Daarmee
voldeed
het
aan
de
functie
als
toetsingsinstrument.
De
visie
van
de
opdrachtgever
leek
zich
vooral
te
richten
op
het
terugdringen
van
de
energievraag
van
het
gebouw.
Na
gesprekken
met
DWA
bleek
dat
ook
een
goed
binnenklimaat
erg
van
belang
was.
Het
lijkt
erop
dat
deze
gesprekken
de
opdrachtgever
dwongen
tot
reflectie.
81
http://www.octalix.com
(3/6/10)
Michiel
Rogaar
51
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
NB:
De
integrale
samenwerking
binnen
het
ontwerpteam
werd
door
elke
betrokkene
aangegeven
als
een
belangrijke
factor
in
het
slagen
van
project.
Dit
valt
buiten
het
kader
van
mijn
onderzoek.
Algemeen
verloop
project.
De
opdrachtgever
heeft
een
duidelijke
visie
aan
de
start
van
het
project
op
gebied
van
duurzaamheid.
Hij
stapt
op
een
installatietechnisch
bureau
af
om
deze
visie
te
vertalen
naar
een
haalbare
en
concrete
eis.
Dit
doet
men
aan
de
hand
van
ontwerpverkenningen
met
daarin
concrete
technische
(installatie)toepassingen.
Men
denkt
binnen
het
budget
dat
de
opdrachtgever
voor
ogen
heeft
een
energiereductie
te
realiseren
van
50%
en
daarbij
toch
een
goed
binnenklimaat
te
realiseren.
Men
kiest
de
EPC
om
op
de
energieambitie
te
sturen.
Er
heeft
een
uitgebreide
voorafgaande
programmafase
plaats
waarin
verschillende
toekomstige
gebruikers
worden
betrokken.
Energieprestatie
en
prestatie‐eisen
t.a.v.
het
binnenklimaat
worden
dan
vastgesteld
voor
de
ontwerpfase.
De
architect
maakt
het
schetsontwerp,
waarna
de
rest
van
het
ontwerpteam
wordt
betrokken.
Aan
de
start
van
de
VO‐fase
komt
de
bouwfysicus
en
de
installatiedeskundige
direct
met
een
aanpassing
op
de
binnenklimaatparameters
in
het
PvE.
Daarna
heeft
een
integraal
ontwerpproces
plaats.
Na
elke
fase
vindt
wederzijdse
toetsing
plaats
tussen
PvE
en
ontwerp,
waarbij
telkens
voor
de
meest
duurzame
oplossing
wordt
gekozen.
Het
PvE
wordt
op
enkele
punten
aangepast.
Conclusies
Wat
houdt
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
in?
• De
hoofdambitie
is
zoveel
mogelijk
energie
besparen
zonder
dat
dit
ten
koste
gaat
van
het
gezonde
binnenklimaat.
De
opdrachtgever
lijkt
duurzaamheid
voornamelijk
te
zien
als
technisch
vraagstuk.
• Daarnaast
heeft
de
opdrachtgever
een
lange
levensduur
voor
ogen
met
het
gebouw.
Dit
vertaald
zich
in
ambities
van
hoge
flexibiliteit,
laag
in
onderhoud,
en
materialen
die
robuust
zijn
en
lang
meegaan.
• De
ambitie
komt
voort
uit
de
visie
dat
de
huidige
manier
van
energie
opwekken
eindig
is.
Het
gebouw
dient
daarom
minder
afhankelijk
te
zijn
van
fossiele
brandstoffen
en
moet
studenten
hiervan
bewust
maken.
• Als
eis
wordt
een
percentage
gegeven
van
50%
energiebesparing
ten
opzichte
van
een
‘normaal’
gebouw.
Om
deze
50%
te
monitoren
kiest
men
de
EPC
berekening
en
stelt
deze
vast
op
een
maximale
waarde
van
0,7.
Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
duurzaamheidambitie
tot
zijn
eisen?
• De
opdrachtgever
heeft
aan
de
start
een
duidelijke
duurzaamheidvisie.
• Een
installatiedeskundige
helpt
de
opdrachtgever
in
de
initiatieffase
zijn
ambitie
te
vertalen
naar
een
concrete
eis.
• Er
wordt
een
haalbaarheidstudie
gedaan
naar
duurzaamheid.
Hierin
is
berekend
welke
energiebesparing
mogelijk
is
tegen
welke
investering.
Deze
haalbaarheidstudie
is
gedaan
aan
de
hand
van
ontwerpverkenningen
met
concrete
toepassingen.
• Het
budget
en
de
EPC‐eis
worden
na
de
haalbaarheidstudie
vastgesteld
en
opgenomen
in
het
PvE.
Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
• In
de
inleiding
van
het
PvE
staat
de
duurzaamheidambitie
beschreven
samen
met
de
drie
andere
hoofdambities.
De
duurzaamheidambitie
is
beschreven
in
een
EPC‐eis
en
aparte
ambities
op
gebied
van
materiaal
en
gezondheid.
• De
visie
van
de
opdrachtgever
staat
hier
niet
beschreven.
• Er
is
een
duidelijke
scheiding
gemaakt
tussen
de
eisen
m.b.t.
het
reduceren
van
het
energieverbruik
(interne
voorwaarden)
en
het
verhogen
van
de
comfort
(prestatie‐ eisen).
Michiel
Rogaar
52
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
• •
Energie
staat
nogmaals
de
EPC
van
0,7.
Ook
staat
een
GreenCalc‐score
vermeld.
Als
gezondheideisen
worden
prestatie‐eisen
omschreven
voor
‘thermisch
comfort’,
‘luchtkwaliteit’,
‘visueel
comfort’,
‘akoestisch
comfort’
en
‘trillingen’.
Hoe stuurt de opdrachtgever op de duurzaamheidambitie tijdens het ontwerp? • Er
wordt
een
architect
gekozen
waarvan
de
visie
overeenkomt
met
die
van
de
opdrachtgever.
Het
team
wordt
aangevuld
met
technische
specialisten.
• PvE
heeft
een
belangrijke
rol
in
de
communicatie
van
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
naar
het
ontwerpteam.
• Het
ontwerpteam
is
zeer
tevreden
met
het
PvE.
Het
PvE
omschreef
duidelijk
wat
de
ambities
waren
voor
het
gebouw.
• De
projectmanager
stuurt
op
de
eisen
in
het
PvE.
Omdat
de
visie
niet
duidelijk
staat
geformuleerd,
zijn
onderbouwende
gesprekken
nodig
met
de
opdrachtgever
om
te
weten
te
komen
waar
de
eisen
precies
vandaan
komen.
• Er
is
sprake
van
een
doorontwikkeling
van
het
PvE.
Na
elke
fase
worden
PvE
en
ontwerp
naast
elkaar
gelegd
en
worden
verschillen
beoordeeld.
Hierbij
vinden
ook
aanpassingen
op
het
PvE
plaats.
Er
is
daarom
sprake
van
een
dynamisch
gebruik
van
het
PvE.
• De
EPC‐eis
is
geen
doel,
maar
wordt
gebruikt
als
middel,
door
te
checken
of
elke
duurzaamheidingreep
ook
daadwerkelijk
bijdraagt
aan
een
energiereductie
en
niet
allen
aan
een
lagere
EPC‐score. Welke
invloed
heeft
duurzaamheid
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
• Het
project
wordt
gekenmerkt
door
een
relatief
lange
initiatief‐
en
programmafase.
• Met
name
voor
de
technische
installaties
is
meer
geld
uitgetrokken.
• Het
opstellen
van
het
PvE
dwingt
de
opdrachtgever
tot
reflectie
op
zijn
duurzaamheidambitie.
Deze
casusanalyse
is
gebaseerd
op
de
volgende
bronnen:
Documenten
• Technisch
PvE,
door
H.Straathof
10
juni
2005
Interviews
• Drissen,
R.
DWA
(20
mei
2010)
• Eijsackers,
J.
Peutz
(21
mei
2010)
• Gubbens,
J.A.
Haagse
Hogeschool
(6
mei
2010)
• Noguiera
de
Moura,
J
Royal
Haskoning
architecten
(7
mei
2010)
• Straathof,
H.
Alphaplan
(17
mei
2010)
Websites
• www.alphaplan.nl
(21/5/10)
• www.architectenweb.nl
(21/5/10)
• www.architectenweb.nl
(1/6/10)
• www.octalix.com
(3/6/10)
• www.senternovem.nl/kompas_nettrofee
(1/6/10)
Michiel
Rogaar
53
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4.3 Hotel
Amstelkwartier
Algemene
informatie
Locatie
Start
jaar
Start
bouw
Functie
Opdrachtgever:
Architect:
Amsterdam
2009
2011
18.500
m2
hotel
Amstelside
MulderBlauw
|
Paul
de
Ruiter
Duurzaamste
hotel
Europa
Duurzaamheid:
Januari
2007
stelt
de
gemeenteraad
het
stedenbouwkundige
plan
Amstelkwartier
vast.
Het
uitgangspunt
voor
heel
Overamstel,
waarbinnen
het
gebied
ligt,
is
het
realiseren
van
een
dynamisch
stuk
stad,
waar
zowel
gewoond
als
gewerkt
wordt.
In
het
plan
is
tevens
een
plek
aangewezen
voor
de
realisatie
van
een
hotel.
Op
dit
moment
is
er
één
hotel
gevestigd
in
Overamstel
en
ter
ontlasting
van
de
druk
op
de
binnenstad
en
vanuit
de
potenties
van
Overamstel
wil
men
een
hotel
toevoegen
aan
het
gebied.
In
het
plangebied
wordt
ruimte
geboden
aan
een
hotel.
Voorwaarde
wordt
dat
de
hotelplint
een
aantrekkelijke
invulling
krijgt
die
een
meerwaarde
heeft
voor
de
omwonenden,
zoals
een
restaurant
of
lunchroom.82
Duurzaamheid
behoort
niet
tot
de
criteria
die
opgesteld
zijn
door
de
gemeente.
In
2008
verwerft
de
ontwikkelaar
Amstelside
de
bouwenvelop,
die
ingevuld
wordt
met
een
hotelfunctie.
De
opdrachtgever
van
het
hotel
heeft
de
ambitie
het
duurzaamste
hotel
van
europa
te
bouwen.
Figuur
4.4
Impressie
uit
Stedenbouwkundig
Plan
Amstelkwartier
Bron:
Gemeente
Amsterdam.
82
Gemeente Amsterdam, Dienst ruimtelijke ordening (2007). Stedenbouwkundig plan Amstelkwartier. http://www.overamstel.amsterdam.nl (21/9/2010)
Michiel
Rogaar
54
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Betrokken
partijen
Amstelside
De
ontwikkelaar
kan
worden
beschouwd
als
niet
professionele
opdrachtgever.
Hotel
Amstelkwartier
is
haar
eerste
project
en
heeft
direct
al
de
ambitie
om
het
duurzaamste
hotel
van
Europa
te
worden.
Hij
is
eerder
bezig
geweest
met
duurzame
projecten
en
heeft
daardoor
een
ontwikkelde
visie
op
het
begrip
duurzaamheid.
De
ontwikkelaar
is
nog
in
gesprek
met
een
internationale
hotelketen,
die
via
een
managementovereenkomst
het
hotel
zal
exploiteren.
De
juridische
exploitatie,
alle
winst
en
verlies
is
voor
rekening
van
de
ontwikkelaar.
De
ontwikkelaar
heeft
voor
deze
constructie
gekozen,
omdat
hij
op
deze
manier
de
hotelketen
middels
een
langlopend
contract
(ca
25
jaar)
kan
vastleggen
op
het
gebruik
van
het
hotel.
Op
deze
manier
zal
het
hotel
gemanaged
worden
zoals
het
tijdens
de
realisatiefase
is
bedacht.
Mocht
de
ontwikkelaar
van
plan
zijn
het
in
de
toekomst
te
verkopen,
dan
verkoopt
hij
het
hotel
inclusief
het
contract
met
de
hotelketen.
Hiermee
verwacht
de
ontwikkelaar
de
waarde
van
het
duurzame
project
behouden
blijft.
Een
ander
voordeel
van
deze
constructie
is
dat
de
ontwikkelaar
bij
de
bouw
van
het
hotel
vrij
is
in
het
naleven
van
het
standaard
PvE
van
de
hotelketen
en
daarom
zelf
het
eisenpakket
kan
samenstellen
voor
het
ontwerp.
4Building
4Building
vervult
het
project‐
management
van
het
hotel.
Dit
is
begin
2010
bij
het
bureau
neergelegd.
Op
hetzelfde
moment
worden
ook
de
andere
leden
van
het
ontwerpteam
betrokken.
Mulderblauw
|
Paul
de
Ruiter
Mulderblauw
architecten
(MB)
heeft
ervaring
als
het
gaat
om
het
ontwerpen
van
hotels.
Paul
de
Ruiter
(PdR)
maakt
ook
deel
uit
van
het
ontwerpteam.
PdR
richt
specifiek
op
Figuur 4.5 Organogram ontwerpproces Amstel Hotel. duurzame,
energiezuinige
architectuur.83
Contractueel
is
PdR
adviseur
van
MB
maar
ze
treden
naar
buiten
als
co‐ architecten.
Paul
de
Ruiter
is
bij
dit
project
betrokken
om
zijn
kennis
op
gebied
van
duurzaam
bouwen
en
om
de
samenwerking
tussen
de
verschillende
disciplines
te
bevorderen.
Arup,
van
Rossem
en
BenR
Arup
is
verantwoordelijk
voor
de
installaties
in
het
ontwerp.
Arup
raakt
betrokken
aan
het
begin
van
de
VO
fase.
Tijdens
de
VO
fase
houdt
het
zich
bezig
met
het
onderzoeken
van
verschillende
duurzaamheidconcepten.
Van
Rossum
was
verantwoordelijk
voor
de
constructie
van
het
gebouw
en
BenR
begeleidt
het
team
in
het
certificeringstraject
van
Leed.
83
www.duurzaamgebouwd.nl (31/3/10)
Michiel
Rogaar
55
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Proces
en
PvE
De
duurzaamheidambitie
Aan
de
start
van
het
project
heeft
de
opdrachtgever
een
duidelijke
eis:
‘Het
duurzaamste
hotel
van
Europa.”
Men
heeft
dan
nog
geen
idee
hoe
ze
dit
willen
aantonen.
De
duurzaamheidvisie
van
de
opdrachtgever
komt
voort
uit
een
maatschappelijk
verantwoordelijkheidsgevoel,
waarbij
de
impact
op
het
milieu
van
de
ontwikkeling
beperkt
dient
te
worden.
De
voorwaarde
is
dat
dit
niet
ten
koste
mag
gaan
van
de
luxe
in
het
hotel.
Volgens
de
ontwikkelaar
zijn
met
duurzaamheid
bovendien
veel
winsten
te
realiseren.
“Er
is
eigenlijk
geen
reden
om
het
niet
te
doen”.
Men
begint
direct
aan
de
ontwerpfase,
zonder
eerst
een
programmafase
te
houden
overgeslagen.
Er
wordt
dus
geen
PvE
opgesteld
en
er
wordt
ook
geen
haalbaarheidstudie
naar
de
haalbaarheid
van
de
duurzaamheidambitie
gedaan
door
de
opdrachtgever,
voordat
hij
het
ontwerpteam
samenstelt.
Er
is
daarom
sprake
van
een
gelijktijdige
programmafase.
Ontwerpfase
De
opdrachtgever
heeft
bewust
geen
programma
opgesteld,
omdat
hij
wil
beginnen
met
een
discussie
hoe
de
eis
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
precies
in
gevuld
kan
worden.
Met
een
PvE
zou
hij
het
team
teveel
vastleggen,
wat
een
negatief
effect
zou
kunnen
hebben
op
het
volbrengen
van
de
duurzaamheidambitie.
Nu
was
het
mogelijk
om
aan
de
hand
van
discussies
binnen
het
ontwerpteam
de
duurzaamheidambitie
te
interpreteren
en
concreet
te
maken.
De
opdrachtgever
heeft
geen
meetbare
eisen
geformuleerd
en
is
zoekende
op
welke
manier
het
begrip
is
te
meten.
Er
wordt
gesproken
hoe
deze
ambitie
zich
vertaalt
naar
dit
hotel
en
welke
eisen
aan
het
ontwerp
gesteld
kunnen
worden.
Men
bekijkt
hoe
de
stromen
in
en
uit
het
hotel,
zoals
CO2,
water,
energie
en
afval,
beperkt
kunnen
worden.
Verschillende
systemen
worden
met
elkaar
vergeleken
op
onder
andere
energiereductie
en
terugverdientijden.
Deze
onderzoeken
worden
gedaan
door
de
installatiedeskundige
Arup.
De
concepten
zijn
voorgelegd
aan
de
opdrachtgever
om
hierover
te
besluiten.
De
meetbare
(aan
te
tonen)
eis
het
hotel
autarctisch
(zelfvoorzienend)
te
maken
wordt
onderzocht
en
wordt
later
weer
verworpen.
In
dit
geval
vindt
men
deze
ambitie,
met
de
randvoorwaarden
die
er
zijn
minder
duurzaam
dan
het
gebouw
gebruik
te
laten
maken
van
de
nutsvoorzieningen.
Dan
komt
het
Leed‐label
ter
sprake.
Men
onderzoekt
welk
Leed‐label
haalbaar
is.
Bij
dit
label
wordt
de
mate
van
duurzaamheid
aangetoond,
wanneer
men
bewijst
dat
voldaan
is
aan
een
hoeveelheid
duurzaamheideisen.
Men
kijkt
welke
punten
(lees
eisen)
gemakkelijk
te
behalen
zijn,
welke
onhaalbaar
zijn
en
welke
een
extra
investering
nodig
hebben.
Men
denkt
onder
andere
een
energiereductie
te
realiseren
van
50%
en
rekent
op
10%
tot
15%
extra
bouwkosten.
Men
spreekt
af
om
de
duurzaamheidambitie,
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
met
het
Leed‐label
Platinum
(hoogste
Leed
label)
aan
te
tonen.
Vanaf
dat
moment
wordt
Leed
Platinum
aan
het
ontwerpteam
opgelegd
als
eis.
Eisen
De
eisen
met
betrekking
op
de
ruimtelijk
en
functionele
invulling
van
het
hotel
worden
herleid
uit
een
standaard
PvE
van
een
hotel’brand’
van
de
hotelketen,
waarmee
de
ontwikkelaar
in
gesprek
is.
Elke
‘hotelbrand’
hanteert
of
een
zachte
of
een
harde
standaard.
In
een
harde
variant
staat
tot
in
detail
beschreven
hoe
een
kamer
eruit
moet
zien.
Het
schrijft
zelfs
specifieke
materialen
voor.
Een
zachte
variant
beschrijft
hotels
op
basis
van
prestatie‐eisen.
Ook
technische
eisen
worden
hierin
beschreven.
Om
ruimte
te
laten
in
het
ontwerp
heeft
de
opdrachtgever
gekozen
voor
een
‘hotelbrand’
die
een
zachte
standaard
gebruikt.
Dit
laat
ruimte
voor
het
ontwerp
en
meer
vrijheid
voor
oplossingen,
die
passen
bij
dit
specifieke
project
met
hoge
duurzaamheidambitie.
Samen
met
de
eisen
voor
het
te
behalen
Leed
Platinum
vormen
deze
eisen
het
uitgangspunt
voor
het
ontwerp.
Tijdens
de
ontwerpfase
wordt
geen
PvE
opgesteld.
Wel
worden
de
uitgangspunten
bepaald
en
vastgelegd
in
de
verschillende
fasedocumenten.
Michiel
Rogaar
56
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
4.6
Zuidaanzicht
hoteltoren.
Bron:
Architectenweb.nl
Reflectie
Leed
label
Als
eerder
vermeld
is
de
opdrachtgever
niet
gebonden
aan
de
standaard
van
de
hotel’brand’.
Het
voordeel
is
dat
de
opdrachtgever
vrij
is
in
welke
eisen
uit
de
standaard
wel
en
welke
niet
worden
nagevolgd.
Dit
geldt
ook
voor
de
eisen
die
verbonden
zijn
met
het
behalen
van
het
Leed
Platinum
label.
De
opdrachtgever
wil
verkomen
dat
het
Leed
Platinum
label
het
doel
wordt,
waarbij
maatregelen
worden
toegepast,
die
slechts
een
hogere
score
tot
gevolg
hebben,
maar
in
werkelijkheid
niet
duurzamer
zijn.
Het
ontwerpteam
overweegt
bovendien
maatregelen
die
noch
tot
de
standaard,
noch
tot
Leed
behoren,
maar
die
in
hun
ogen
wel
een
positief
effect
hebben
op
de
duurzaamheid
van
het
gebouw.
Het
label
wordt
daarom
gebruikt
als
middel
om
de
eis
te
monitoren.
Geen
PvE
Het
ontwerpen
zonder
PvE
heeft
voordelen
en
nadelen.
Het
niet
houden
van
een
programmafase
bespaart
procestijd,
maar
kan
negatieve
gevolgen
hebben
voor
de
fasen
erna.
Een
ontwerpfase
zonder
PvE
geeft
het
ontwerpteam
minder
grip
op
wat
de
opdrachtgever
precies
wilt.
De
ambitie
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
is
niet
voldoende.
Ook
miste
het
ontwerpteam
randvoorwaarden,
waarbinnen
deze
voorstellen
moesten
voldoen.
Zo
was
het
budget
niet
duidelijk
vastgesteld.
Er
was
behoefte
aan
een
duidelijker
‘vertrekpunt’.
De
installatiedeskundige
geeft
aan
dat
een
PvE,
hoe
gedefinieerd
dan
ook,
wel
een
startpunt
geeft.
Het
kan
tijdens
het
ontwerpproces
dan
discussie
opwekken,
waarna
er
op
‘geschoten’
kan
worden.
Dit
kan
uiteindelijk
de
daadwerkelijke
ambities
van
de
opdrachtgever
boven
water
krijgen.
Het
ontwerpteam
kon
zonder
randvoorwaarden
bij
het
voordragen
van
ontwerpoplossingen
wel
verder
gaan
dan
het
gewend
was.
De
opdrachtgever
gaf
het
ontwerpteam
veel
vrijheid
en
het
ontwerpproces
was
daarmee
veel
innovatiever;
men
mocht
zo
ver
gaan
als
men
wilde.
De
architect
vindt
dat
de
opdrachtgever
een
actievere
rol
vervult
dan
hij
gewend
is.
Dit
is
te
verklaren
door
het
feit
dat
er
geen
PvE
is
om
mee
te
sturen.
Je
zou
kunnen
stellen
dat
dit
komt
omdat
het
PvE
als
communicatiedocument
ontbreekt.
De
opdrachtgever
moet
nu
tijdens
het
ontwerp
direct
reageren
op
ontwerpbeslissingen.
Duurzaamheid
Men
heeft
getracht
de
kringlopen
zoveel
mogelijk
te
willen
sluiten.
De
stromen
in
en
uit
het
gebouw
heeft
men
willen
beperken,
te
denken
aan
energie,
water,
CO2,
afval
en
afvalwater.
Michiel
Rogaar
57
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Dit
vraagt
om
extra
techniek
in
het
gebouw.
Ook
is
getracht
het
materiaalgebruik
zoveel
mogelijk
te
beperken
en
bij
voorkeur
lokale
leveranciers
en
fabrikanten
te
gebruiken.
Hoewel
hier
niet
expliciet
naar
gevraagd
is
leek
vanuit
de
opdrachtgever
een
duurzaamheidambitie
te
zijn
die
niet
alleen
technisch
van
aard
was.
Allereerst
is
dit
te
zien
aan
de
management
overeenkomst
die
ze
willen
sluiten
met
de
hotelketen.
Hierdoor
blijft
de
opdrachtgever
verantwoordelijk
voor
hoe
het
gebouw
geexploiteerd
wordt.
Men
verwacht
dat
de
exploitatie
dan
beter
zal
aansluiten
op
hoe
het
gebouw
ontworpen
is.
De
opdrachtgever
heeft
ook
de
ambitie
om
energieverbruik
en
dergelijke
te
controleren
tijdens
de
gebruiksfase
om
te
kijken
of
dit
volgens
de
verwachtingen
is.
Ook
lijkt
men
aandacht
te
hebben
besteed
aan
duurzame
kwaliteit
in
esthetisch
opzicht.
Zo
wordt
gezocht
naar
een
specifieke
relatie
met
de
stad
in
de
hotelkamers
en
probeert
met
het
hotel
in
ruimtelijke
en
sociale
zin
met
de
buurt
en
de
stad
te
verbinden.84
Algemeen
verloop
project
In
2008
verwerft
de
opdrachtgever
de
hotelenvelop
in
het
Amstelkwartier.
De
ambitie
wordt
dan
al
duidelijk
door
de
eis
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
te
worden.
Er
wordt
geen
haalbaarheidsonderzoek
gedaan
waarin
duurzaamheid
is
meegenomen
en
er
wordt
ook
geen
PvE
opgesteld
voorafgaand
aan
de
ontwerpfase.
Begin
2010
besluit
de
opdrachtgever
het
ontwerp
te
laten
uitvoeren
door
een
ontwerpteam.
De
opdrachtgever
gaat
samen
met
het
ontwerpteam
op
zoek
naar
de
interpretatie
van
de
eis
en
hoe
dit
is
aan
te
tonen.
In
gesprekken
wordt
de
visie
van
de
opdrachtgever
duidelijk.
Tijdens
de
VO‐fase
worden
technische
en
financiële
onderzoeken
uitgevoerd
door
de
installatiedeskundige.
Men
besluit
om
duurzaamheid
aan
te
tonen
a.d.h.v.
een
leed‐label.
Leed
Platinum
wordt
als
eis
aan
het
ontwerpteam
opgelegd.
In
fasedocumenten
worden
ontwerpbeslissingen
vastgelegd.
In
2011
zal
de
bouw
starten.
Conclusies
Wat
houdt
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
in?
• Het
proces
begint
met
de
eis
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
te
worden.
Wat
de
invulling
van
duurzaamheid
was
en
hoe
dit
aangetoond
moest
worden
was
toen
nog
niet
duidelijk.
• De
visie
van
de
opdrachtgever
wordt
in
ontwerpbesprekingen
aan
het
ontwerpteam
duidelijk
gemaakt.
• De
opdrachtgever
wil
de
impact
op
de
planeet
zo
veel
mogelijk
beperken,
door
‘stromen’
(water,
energie
en
materiaal)
in
en
uit
het
gebouw
te
beperken.
Dit
mag
niet
ten
kosten
gaan
van
de
luxe
in
het
hotel.
• De
opdrachtgever
heeft
een
visie
op
gebruik
voor
lange
termijn.
De
duurzaamheidambitie
is
niet
alleen
technisch
van
aard,
maar
spreekt
zich
ook
uit
op
esthetische
aspecten.
• Tijdens
de
ontwerpfase
besluit
men
de
ambitie
aan
te
tonen
door
middel
van
het
Leed
Platinum
label.
Vanaf
dat
moment
is
dit
de
meetbare
eis
(lees:
eisen
pakket)
voor
de
duurzaamheidambitie.
Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
ambitie
tot
zijn
eisen?
• De
invulling
van
de
ambitie
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’
blijft
tot
aan
het
ontwerpproces
onduidelijk.
De
opdrachtgever
doet
dit
bewust,
omdat
hij
eerst
de
duurzaamheidambitie
wil
concretiseren
en
hierbij
gebruik
wil
maken
van
de
expertise
van
het
ontwerpteam.
• Tijdens
de
ontwerpfase
vinden
onderzoeken
plaats
van
bepaalde
duurzame
concepten.
De
concepten
die
worden
bedacht
door
het
ontwerpteam,
bestaande
uit
concrete
maatregelen,
worden
met
elkaar
vergeleken
op
het
gebied
van
duurzaamheid,
84
http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=24775&s=1
Michiel
Rogaar
58
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
terugverdientijden
en
investering.
Deze
studies
worden
uitgevoerd
door
de
installatiedeskundige.
Na
afloop
van
de
onderzoeken
stelt
men
een
budget
vast
waarmee
het
Leed
Platinum
label
gehaald
moet
worden.
Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
• Er
is
geen
PvE
opgesteld
voorafgaand
aan
de
programmafase.
• Als
uitgangspunt
voor
het
ontwerp
worden
eisen
uit
de
standaard
van
de
hotel’brand’
en
duurzaamheideisen
die
Leed
voorschrijft
gehanteerd.
Deze
eisen
zijn
niet
bindend.
• Voorwaarden
aan
het
budget
zijn
voor
de
ontwerpfase
nog
niet
duidelijk
gedefinieerd.
Hoe
stuurt
de
opdrachtgever
op
de
duurzaamheidambitie
tijdens
het
ontwerp?
• De
opdrachtgever
stuurt
door
een
ontwerpteam
te
selecteren
met
expertise
op
het
gebied
van
duurzaam
bouwen.
• De
opdrachtgever
is
goed
betrokken
bij
het
ontwerpproces
en
vervult
een
actieve
rol.
De
duurzaamheideis
en
achterliggende
visie
wordt
mondeling
overgebracht
aan
het
otnwerpteam.
• Het
niet
hebben
van
duidelijke
randvoorwaarden,
zoals
een
duidelijk
budget
maakt
het
een
innovatief
proces.
Het
ontwerpteam
miste
echter
wel
een
uitgangspunt.
• De
standaard
van
de
hotelketen
en
de
Leed
eisen
dienen
als
uitgangspunt
voor
het
ontwerp.
• Men
gebruikt
het
Leed
label
als
middel
om
op
de
duurzaamheidambitie
te
sturen.
• Het
programma
wordt
tijdens
het
ontwerpproces
vastgelegd.
We
kunnen
daarom
spreken
van
een
geïntegreerde
programmafase.
Welke
invloed
heeft
duurzaamheid
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
• Men
heeft
tijd
kunnen
besparen
door
geen
aparte
initiatieffase
en
programmafase
te
doen.
• De
opdrachtgever
heeft
10%
tot
15%
extra
bouwkosten
voor
duurzaamheid
in
begroot
ten
opzichte
van
een
hotel
met
dezelfde
luxe.
Deze
casusanalyse
is
gebaseerd
op
de
volgende
informatie:
Interviews
• Interview
Bueno
Mesquita,
X.
Amstelside
(17
aug.
2010)
• Interview
Mulder,
R.
Mulderblauw
Architecten
(20
aug.
2010)
• Interview
Vaan,
C.
de
Arup
(13
augustus
2010)
• Interview
Wenneker,
P.
4Building
(4
augustus
2010)
Websites
• www.overamstel.amsterdam.nl
(23/9/10)
• www.duurzaamgebouwd.nl
(31/3/10)
• www.architectenweb.nl
(23/12/10)
Michiel
Rogaar
59
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4.4 OSG
Schravenlant
Schiedam
Algemene
informatie
Locatie
Schiedam
Jaar
2008
–
nog
in
ontwikkeling
Functie
5.000
m2
onderwijs
Opdrachtgever
OSG
Schravenlant
Architect:
Liag
Architecten
Duurzaamheid:
Cradle
to
Cradle
In
2008
is
het
schoolbestuur
van
het
OSG
Schravenlant
het
initiatief
gestart
een
nieuwe
school
te
bouwen.
De
nieuwe
middelbare
school
met
een
omvang
van
ca.
5.000
m2
BVO
zal
gerealiseerd
worden
op
de
huidige
locatie
van
de
school
in
Schiedam.
De
gemeente
Schiedam,
die
nauw
bij
de
realisatie
is
betrokken
en
voor
de
financiering
zorgt
van
het
duurzame
deel
van
het
project,
heeft
Royal
Haskoning
gevraagd
onderzoek
te
doen
naar
de
mogelijkheden
en
haalbaarheid
van
duurzaamheid.
Duurzaamheid
zal
zoveel
mogelijk
gebaseerd
worden
op
het
Cradle
to
Cradle
concept.
Deze
casus
is
gebaseerd
op
zowel
het
PvE
als
de
rapportage
van
het
onderzoek
van
Royal
Haskoning.
De
casusanalyse
is
gestart
voordat
de
architectenselectie
bekend
was.
Alle
betrokkenen
gingen
er
toen
vanuit
dat
nieuwbouw
gerealiseerd
zou
worden.
Later
heeft
de
school
op
aanraden
van
de
architect
besloten
het
bestaande
schoolgebouw
te
hergebruiken.
Ten
tijde
van
de
afronding
van
deze
casusanalyse
was
men
halverwege
de
VO
fase.
Figuur
4.7
Organogram
ontwikkeling
OSG
Schravenlant
school
Betrokken
partijen
OSG
Schravenlandt
OSG
Schravenlandt
is
een
openbare
scholengemeenschap
voor
havo,
atheneum
en
vwo+
en
geeft
onderwijs
aan
600
leerlingen.
De
missie
van
Schravenlant
is
het
stimuleren
van
een
creatieve
sociale
en
intellectuele
ontwikkeling
van
elke
leerling
in
een
plezierige
en
veilige
omgeving.85
De
leerlingen
leren
samenwerken
en
ontwikkelen
zich
tot
actieve
burgers,
die
een
positieve
bijdrage
kunnen
leveren
aan
de
maatschappij.
Het
schoolbestuur
vindt
dat
het
huidige
gebouw
niet
voldoet
aan
de
huisvestingsbehoefte
en
heeft
besloten
een
nieuw
gebouw
te
bouwen.
Hierbij
zijn
hoge
duurzame
ambities
gesteld.
De
reden
hiervoor
zijn
onder
andere
de
stijging
van
de
energieprijzen
in
de
toekomst
en
een
betere
concurrentiepositie.
Maar
vooral
kwaliteit
in
het
onderwijs,
want
dat
levert
minder
zittenblijvers
en
ziekteverzuim
op.
Dit
is
gunstig
voor
leerlingen
en
docenten
en
voor
de
begroting.
Duurzaamheid
wordt
de
laatste
paar
jaar
heel
actief
opgepakt
in
de
vorm
van
scholing
van
docenten,
workshops
aan
alle
docenten
en
aan
al
twee
jaar
succesvol
lesproject
voor
leerlingen
over
duurzaamheid
en
C2C.
Het
is
tevens
het
doel
de
leerlingen
bewust
te
maken
van
hun
gedrag
en
de
gevolgen
hiervan
op
de
omgeving.
Ze
moeten
leren
respectvol
met
het
milieu
om
te
gaan.
85
http://www.schravenlant.nl/ (12-10-10)
Michiel
Rogaar
60
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Gemeente
Schiedam
De
gemeente
is
bij
het
project
betrokken,
omdat
het
voor
de
financiering
van
de
duurzaamheid
zal
zorgen.
De
gemeente
heeft
klimaat
in
haar
beleid
verankerd.
Het
omarmt
hierbij
de
C2C
filosofie
en
wil
de
nieuwbouwplannen
van
de
school
aangrijpen
om
de
ambities
op
het
gebied
van
hun
duurzame
ambities
te
verwezenlijken.
De
mens
staat
hierbij
centraal.
Daarnaast
wil
de
gemeente
een
energie‐0
gebouw
op
de
locatie
realiseren,
waarbij
alle
energie
wordt
opgewekt
op
eigen
kavel.
Waar
mogelijk
dient
C2C
materiaal
toegepast
te
worden.
Op
de
derde
plaats
komt
de
omgeving
en
natuur/vegetatie.
Liag
architecten
Liag
architecten
is
gekozen
na
de
Europese
selectie
en
zal
de
rol
van
de
architect
vervullen
in
het
ontwerpteam.
Hevo
Hevo
is
een
projectmanagement
bureau
dat
door
het
schoolbestuur
bij
dit
project
is
betrokken.
Hevo
stelt
het
programma
van
eisen
op
en
zal
tijdens
de
ontwerpfase
als
projectmanager
optreden.
Royal
Haskoning
Royal
Haskoning
is
een
internationaal
ingenieursbureau
dat
door
de
gemeente
Schiedam
is
betrokken
om
een
onderzoek
te
doen
naar
de
extra
kosten
die
de
duurzaamheidambitie
tot
gevolg
heeft.
Dit
onderzoek
heeft
op
basis
van
een
workshop
met
de
stakeholders
een
inventarisatie
gemaakt
welke
financiële
consequenties
duurzaamheid
met
zich
meebrengt.
Het
heeft
hierbij
behalve
kosten
ook
gekeken
naar
de
opbrengsten
en
terugverdientijden
tijdens
de
exploitatiefase.
Michael
Braungart,
Vintens
en
Peutz
Michael
Bruangart
(MB)
is
een
van
de
twee
bedenkers
van
het
boek
Cradle
to
Cradle.
MB
is
betrokken
als
duurzaamheidadviseur
om
het
ontwerp
te
controleren
op
de
Cradle
to
Cradle
toepassingen.
Peutz
is
betrokken
als
bouwfysisch
adviseur.
Vintens
is
betrokken
als
installatietechnisch
adviseur.
Proces
en
PvE
Initiatieffase
In
2008
besluit
men
op
basis
van
onderzoek
het
bestaande
gebouw
duurzaam
te
slopen
en
nieuwbouw
te
realiseren.
Het
schoolbestuur
heeft
een
duurzaamheidambitie
die
voortkomt
uit
een
heldere
motivatie
en
visie.
De
opdrachtgever
wil
inspelen
op
stijgende
energieprijzen
en
wil
de
concurrentiepositie
verstevigen.
Hij
wil
de
productiviteit
verhogen,
met
minder
zittenblijvers
tot
gevolg.
Bovendien
wil
de
school
de
leerlingen
bewust
maken
van
hun
impact
op
het
milieu.
Ze
willen
daarom
graag
dat
de
toepassingen
zichtbaar
zijn,
opdat
leerlingen
hiermee
geconfronteerd
worden.
De
gemeente
heeft
een
uitgebreid
klimaatbeleid,
wat
zich
onder
andere
uitspreekt
over
alle
nieuwbouw.
De
speerpunten
van
het
beleid
van
de
gemeente
zijn
energie
en
C2C‐materiaal.
De
gemeente
heeft
de
ambitie
om
de
school
energieneutraal
te
maken
met
gebruik
van
zoveel
mogelijk
Cradle
to
Cradle
materiaal.
Wanneer
extra
geld
voor
duurzame
toepassingen
wordt
vrijgemaakt,
zal
de
prioriteit
op
de
realisatie
van
de
klimaatambities
van
de
gemeente
(energieneutraal
en
materiaal)
komen
te
liggen.
De
energiebesparing
mag
dan
niet
ten
koste
gaan
van
een
goed
binnenklimaat.
Het
onderzoek
Michiel
Rogaar
61
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
basisbudget
van
de
centrale
overheid
voor
de
bouw
van
scholen
is
erg
krap.
Het
schoolbestuur
en
de
gemeente
vrezen
dat
voor
het
basisbudget
de
ambities
niet
zijn
te
realiseren
en
dat
de
nieuwe
school
slechts
aan
het
bouwbesluit
zal
voldoen.
De
gemeente
heeft
Royal
Haskoning
de
opdracht
gegeven
een
onderzoek
te
doen,
waarmee
de
kosten
en
opbrengsten
van
duurzame
toepassingen
inzichtelijk
konden
worden
gemaakt.
Daarmee
krijgt
de
gemeente
een
idee
hoeveel
ze
moeten
investeren
en
welk
effect
het
heeft
op
het
behalen
van
de
ambitie
en
de
meetbare
eis
energieneutraal
te
zijn.
Ten
tijde
van
de
architectenselectie
is
nog
geen
extra
budget
vrijgemaakt
door
de
gemeente.
In
april
2010
wordt
een
workshop
gedaan
met
de
twee
belangrijkste
stakeholders
van
het
project:
de
gemeente
en
het
schoolbestuur.
De
workshop
is
in
de
eerste
plaats
gedaan
om
achter
de
motivatie
te
komen
van
bepaalde
ambities
en
de
werkelijke
ambities
te
verduidelijken.
In
de
tweede
plaats
zal
het
extra
budget
bepaald
moeten
worden
dat
nodig
is
voor
de
realisatie
van
de
ambities.
Op
grond
van
de
ambities
is
een
aantal
verschillende
scenario’s
bedacht.
Deze
zijn
samengesteld
uit
duurzame
maatregelen
die
aansluiten
op
de
visie
van
de
school.
Het
onderzoek,
door
RH
een
businesscase
genoemd,
wordt
gedaan
op
basis
van
aannames,
diverse
referenties
en
kennis
van
RH.
De
ambities
zijn
vertaald
naar
concrete
maatregelen
waarvan
de
investering
en
terugverdientijden
konden
worden
berekend.
De
maatregelen
zitten
verwerkt
in
een
ontwerpverkenning.
De
gekozen
maatregelen
hebben
zich
al
bewezen
in
referentieprojecten.
Ze
zijn
zo
geselecteerd
dat
het
effect
ervan
overeenkomt
met
de
ambitie.
Het
gaat
hier
dus
niet
om
de
maatregelen
zelf,
maar
om
het
effect
ten
gevolge
van
de
maatregel.
Maatregel 11 Hogere isolatiewaarde (Rc=5,0) d.m.v. extra gevel-, dak- en vloerisolatie, betere kierdichitng en drievoudig glas. Bouwkundige/instaltietechnische gevolgen: Extra isolatie kan gevolgen hebben voor de dikgte van de gevel, daken en vloeren. Een andere optie is te kiezen voor meer hoogwaardige isolatiematerialen (bijvoorbeeld Aerogel) Beide opties zijn kostenverhogend. Extra kosten € 190.000,Opbrengsten: Deze maatregelen verdienen zich terug in 10 jaar op energieverbruik. Relatie met: Materiaalgebruik en gezondheid (kierdichting)
Figuur
4.8
Voorbeeld
van
maatregel
“energie”
uit
definitief
rapportage
duurzaamheid.
De
scenario’s
worden
vergeleken
met
het
basisscenario,
waarbij
men
geen
duurzame
toepassingen
zal
realiseren
en
uitgaat
van
het
basis
budget.
Programmafase
De
programmafase
is
in
januari
2010
gestart.
Hierbij
is
een
ruimtelijk,
functioneel
PvE
en
een
globaal
technisch
PvE
opgesteld,
welke
verder
uitgewerkt
worden
tijdens
het
voorlopig
ontwerp.
De
school
heeft
een
goed
beeld
waar
het
nieuwe
gebouw
aan
moet
voldoen.
Het
PvE
is
daarom
bewust
specifiek
opgesteld.
De
school
wil
niet
dat
ambities
ten
koste
gaan
van
de
gebruiksvriendelijkheid
en
functionaliteit
van
het
gebouw.
Hevo
was
aanwezig
bij
de
duurzaamheidworkshop
en
heeft
de
ambities
en
eisen
met
betrekking
tot
duurzaamheid
in
het
PvE
overgenomen.
PvE
Michiel
Rogaar
62
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
In
de
analyse
van
het
PvE
is
gekeken
in
hoeverre
al
aandacht
is
besteed
aan
de
ambities,
die
uit
het
onderzoek
naar
voren
zijn
gekomen.
De
onderzochte
PvE’s
houden
nog
geen
rekening
met
extra
budget
voor
duurzaamheid.
In
de
inleiding
wordt
verwezen
naar
het
Cradle
to
Cradle
concept.
Er
is
een
hoofdstuk
‘De
visie’
gewijd
aan
het
formuleren
van
kenmerken,
waarden
en
uitgangspunten
voor
het
nieuwe
schoolgebouw.
Dit
is
een
opsomming
en
geen
omschreven
visie.
HEVO
heeft
de
indeling
van
het
PvE
gebaseerd
op
de
thema’s
die
Breeam
hanteert.
Duurzaamheid
is
het
centrale
thema,
waaraan
de
verschillende
hoofdstukken
op
gebaseerd
worden.
In
het
algemene
deel
staat
beschreven
dat
deze
structuur
is
gekozen
om
duurzaamheid
concreet
te
maken.
De
inleiding
van
het
PvE
refereert
ook
naar
het
Cradle
to
Cradle
concept.
De gemeente Schiedam en OSG Schravenlant willen dat het gebouw zoveel als mogelijk aan het Cradle to Cradle concept voldoet. Cradle to Cradle (C2C) is een concept dat valt binnen het duurzaamheidspectrum. Er zijn echter ook verschillen. In het algemene duurzaamheidsdenken wordt er naar gestreefd om de milieueffecten van ons handelen te minimaliseren. C2C draait dit om en stelt dat we niet ‘minder slecht’ moeten handelen, maar juist de ‘goede dingen’ moeten doen. Door materialen te gebruiken die eeuwig her te gebruiken zijn en geen schadelijke stoffen bevatten wordt het milieu niet belast. Materialen in de biologische sfeer zijn daar voorbeeld van, waarbij deze op nieuwe grondstof kunnen zijn voor een nieuwe levenscyclus. Energiegebruik is een ander voorbeeld. C2C stelt dat als alle energie 100% groen is, het niet meer uitmaakt hoeveel we consumeren, aangezien het geen negatieve effecten heeft. Omdat die situatie nog lang niet bereikt is, is het noodzakelijk om maximaal in te zetten op het verminderen van de energiebehoefte en het resterende deel door middel van groene energie op te wekken. Figuur
4.9
Fragment
uit
PvE
‘Algemeen’.
Het
PvE
heeft
daarnaast
enkele
concrete
maatregelen
die
in
het
onderzoek
zijn
gebruikt
als
opties
overgenomen.
De
gemeente
had
ten
tijden
van
het
opstellen
van
het
PvE
nog
geen
besluit
genomen
over
het
extra
budget.
Daarom
zijn
ze
vermeld
als
opties
en
niet
als
eis.
De
architect
is
vrij
in
het
gebruiken
van
de
opties.
Hevo
heeft
getracht
in
het
PvE
voornamelijk
prestatie‐eisen
te
formuleren.
De
ontwerpfase
De
architect
is
geselecteerd
op
basis
van
zijn
visie
en
zijn
ontwerp
voor
de
architectenselectie.
Hij
heeft
zijn
eigen
onderzoek
uitgevoerd
op
het
hergebruiken
van
het
bestaande
schoolgebouw.
Zijn
onderzoek
wijst
uit
dat
het
huidige
schoolgebouw
goed
hergebruikt
kan
worden.
Dit
sluit
bovendien
aan
op
de
C2C
ambitie
van
het
schoolbestuur
en
de
gemeente.
Voor
het
basisbudget
voor
de
school
verwacht
hij
wel
een
duurzamer
gebouw
te
realiseren
dan
het
bouwbesluit,
maar
het
zal
onmogelijk
zijn
om
voor
datzelfde
budget
een
energieneutraal
gebouw
te
realiseren.
De
architect
was
niet
ontevreden
met
het
PvE,
maar
een
interpretatie
van
het
cradle
to
cradle
ambitie
stond
niet
in
het
PvE
vermeld.
De
architect
vindt
begrip
Cradle
to
Cradle
namelijk
heel
breed.
In
de
inleiding
van
het
PvE
staat
ook
niet
omschreven
waarom
de
opdrachtgever
de
C2C
ambitie
heeft
en
welke
vertaling
van
dit
begrip
door
de
opdrachtgever
precies
wordt
verlangt.
De
ontwerpfase
is
daarom
begonnen
met
een
goed
overleg
tussen
de
architect
en
de
opdrachtgever,
waarin
via
discussies
de
onderbouwing
van
de
eisen
en
ambities
van
de
opdrachtgever
boven
tafel
is
gekomen.
In
deze
gesprekken
blijkt
dat
de
opdrachtgever,
het
hoofd
van
de
school,
wel
degelijk
goed
over
zijn
ambities
en
eisen
heeft
nagedacht.
De
architect
geeft
aan
dit
heel
prettig
te
vinden.
Omdat
de
visie
en
motivatie
van
bepaalde
geheel
duidelijk
worden
en
dat
blijkt
dat
de
opdrachtgever
ook
daadwerkelijk
een
sterke
duurzaamheidambitie
heeft,
is
het
mogelijk
om
ontwerpkeuzes
te
baseren
op
de
visie
en
ambities
in
plaats
van
de
eisen
in
het
programma.
“Het
wordt
steeds
duidelijker
waarom
iets
is
opgeschreven”.
Hij
weet
uit
ervaring
dat
dit
Michiel
Rogaar
63
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
uitzonderlijk
is
voor
een
opdrachtgever,
omdat
opdrachtgevers
volgens
hem
hier
niet
vaak
over
nadenken.
Michael
Braungart
is
ook
bij
het
ontwerpproces
betrokken
om
de
Cradle
to
Cradle
ambities
te
bewaken
en
het
ontwerp
te
controleren.
Er
wordt
behalve
de
wettelijk
verplichte
EPC‐ methode
nog
geen
gebruik
gemaakt
van
een
meetmethode
om
het
ontwerp
te
toetsen
op
de
verschillende
ambities.
De
kosten
van
het
certificeren
worden
door
de
opdrachtgever
liever
besteedt
aan
het
gebouw.
Figuur
4.8
Interieur
en
exterieur
van
de
school.
Bron:
LIAG
Architecten
Reflectie
Gebruik
PvE
tijdens
ontwerpfase
Het
schoolbestuur
komt
terug
op
het
besluit
om
nieuwbouw
te
realiseren.
De
architect
heeft
namelijk
voor
de
architectenselectie
eigen
onderzoek
gedaan,
naar
de
mogelijkheid
om
het
oude
gebouw
te
hergebruiken.
Volgens
hem
is
dit
met
de
gestelde
ambitie
van
de
opdrachtgever
een
veel
betere
optie.
De
opdrachtgever
wordt
overtuigd
en
besluit
met
deze
architect
in
zee
te
gaan.
Daarmee
lijkt
de
opdrachtgever
niet
direct
te
kiezen
voor
het
ontwerp
dat
het
beste
bij
de
‘nieuwbouweis’
aansluit,
maar
voor
een
architect,
waarvan
de
visie
aansluit
op
de
ambities
en
de
visie
van
de
opdrachtgever.
Er
is
sprake
van
een
doorontwikkeling
van
het
PvE.
Er
kan
lichtelijk
van
de
eisen
afgeweken
worden.
Ambitie
in
het
PvE
De
architect
is
twee
keer
geïnterviewd.
Tijdens
de
eerste
keer
was
hij
van
mening
dat
de
werkelijke
ambities
niet
duidelijk
naar
voren
kwamen
uit
het
PvE,
omdat
het
Cradle
to
Cradle
begrip
op
meerdere
manieren
is
te
interpreteren.
De
visie
en
de
werkelijke
ambitie
(energieneutraal)
staan
niet
beschreven
in
het
PvE.
De
school
heeft
dat
weliswaar
bewust
laten
doen
om
te
voorkomen
dat
de
duurzaamheidambitie
ten
koste
gaat
van
het
gebruiksgemak,
maar
volgens
Bart
Brink
blijven
de
ambities
ongeacht
het
budget
hetzelfde.
Alleen
de
bijbehorende
eisen
zullen
wel
realistisch
moeten
worden
aangepast.
Het
schoolbestuur
legt
de
schuld
bij
de
gemeente,
die
niet
meteen
extra
budget
heeft
vrijgemaakt.
“Nu
wordt
duurzaamheid
als
extra
gezien”
in
plaats
een
zo
duurzaam
mogelijk
gebouw
te
realiseren.
Dit
lijkt
ook
uit
het
PvE
naar
voren
te
komen,
dat
op
veel
punten
het
bouwbesluit
nastreeft.
Een
goed
voorbeeld
hiervan
is
‘energie’,
waarvop
de
gemeente
een
hoge
ambitie
heeft.
Michiel
Rogaar
64
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Energie Algemeen De energie dient minimaal te voldoen aan het bouwbesluit. Cursief zijn de opties weergegeven. Onderwerp Bouwbesluit/klasse c (optie) Energieprestatie EPC Voldoet aan Bouwbesluit EPC -15% (klasse c) Isolatie van de Bouwbesluit Rc>2,5m2K/W Gevel/dak RC>3,5m2K/W gebouwschil Energiezuinige Als WTW aanwezig rendement ventilatie >60% Figuur
4.9
Fragment
uit
TPvE
hoofdstuk
‘Energie’.
Bron:
TPvE
OSG
Schravenland.
De
duurzaamheideisen
worden
als
opties
weergegeven.
Wanneer
extra
budget
wordt
vrijgemaakt,
zullen
de
opties
de
nieuwe
eisen
vormen.
De
gezondheidsambitie
staat
als
volgt
weergegeven:
Kwaliteitsniveau leefomgeving In het PvE Frisse Scholen kunnen scholen hun ambitieprofiel voor wat betreft binnenmilieu en energiezuinigheid vaststellen. ISSO (het kennisinstituut voor de installatiesector) heeft en ambitieprofiel neergelegd op het gebied van energie, luchtkwaliteit, thermisch comfort, visueel en akoestisch comfort. Er zijn drie ambitieniveaus vastgelegd: van basisklasse C (acceptabel niveau, dat gebaseerd is op geldende wet- en regelgeving), via klasse B (goed) naar klasse A (zeer goed). De aanbeveling van de GGD Schiedam en HEVO is om voor binnenklimaat, visueel en akoestisch comfort zoveel mogelijk klasse B te realiseren. Dit is ook de wens van OSG Schravenlant en daarom als optie meegenomen. Aanvullend budget is hiervoor wel noodzakelijk. Figuur
4.10
Fragment
uit
TPvE
onder
hoofdstuk
‘gezondheid’.
Bron:
TPvE
OSG
Schravenland.
Het
schoolbestuur
vindt
de
gezondheidambitie
niet
sterk
naar
voren
komen.
Dit
wordt
bevestigd
door
de
architect.
De
gemeente
stelt
zelfs
dat
een
goed
binnenklimaat
zelfs
een
vereiste
is
voor
het
realiseren
van
een
energieneutraal
gebouw.
Inderdaad
vermeldt
het
PvE
niet
dat
een
gezond
binnenklimaat
de
hoogste
prioriteit
heeft.
In
het
hoofdstuk
‘gezondheid’
wordt
slechts
verwezen
naar
het
‘PvE
Frisse
Scholen’
waarbij
een
ambitieniveau
aangegeven
kan
worden
op
het
gebied
van
binnenmilieu
en
energiezuinigheid.
Hierbij
is
het
niveau
C
de
basis
en
komt
overeen
met
wat
het
bouwbesluit
voorschrijft.
Toch
komen
de
ambities
van
opdrachtgever
en
architect
overeen:
beiden
stellen
een
gezond
binnenklimaat
voorop.
Het
is
opmerkelijk
dat
de
architect
zichzelf
in
de
twee
interviews
tegenspreekt.
In
het
eerste
gesprek
vindt
hij
de
ambitie
Cradle
to
Cradle
niet
duidelijk
onderbouwd.
In
het
tweede
gesprek
zegt
hij
dat
de
ambities
wel
goed
naar
voren
komen
uit
het
PvE.
Het
kan
zijn
dat
de
architect
onderscheid
maakt
tussen
een
visie
die
niet
voldoende
duidelijk
wordt
gemaakt,
hoewel
de
ambities,
en
eisen
wel
duidelijk
zijn
in
het
PvE.
Hij
geeft
aan
dat
de
rapportage
gemaakt
door
RH
de
vraag
niet
helderder
heeft
gemaakt,
hoewel
hier
wel
expliciet
aandacht
wordt
besteedt
aan
het
toelichten
van
de
visie
en
de
prioritering
van
de
verschillende
ambities.
Michiel
Rogaar
65
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
4.11
Fragmenten
uit
de
‘Definitief
rapportage
onderzoek
duurzaamheid’
Het
PvE
omschrijft
de
visie
en
argumenten
voor
duurzaamheid
van
de
opdrachtgever
niet
duidelijk.
De
architect
is
toch
tevreden
met
het
PvE,
omdat
het
opstellen
ervan
de
opdrachtgever
heeft
doen
nadenken
over
zijn
duurzaamheidambitie.
Het
lijkt
er
sterk
op
dat
gesprekken
tussen
opdrachtgever
en
architect
noodzakelijk
zijn
voor
de
architect
om
gegronde
keuzes
te
maken
in
het
ontwerp.
Algemeen
verloop
proces
Ten
tijde
van
deze
casusanalyse
bevond
het
proces
zich
in
de
VO‐fase.
Het
schoolbestuur
besteedt
veel
aandacht
aan
haar
duurzaamheidvisie
en
het
opstellen
van
de
ambities
en
eisen.
Hierbij
betrekt
ze
verschillende
partijen.
In
de
initiatieffase
wordt
onderzocht
of
het
huidige
schoolgebouw
hergebruikt
kan
worden.
Men
besluit
dit
duurzaam
te
slopen
en
nieuwbouw
te
realiseren.
Daarnaast
wordt
in
april
2010
op
verzoek
van
de
gemeente
onderzoek
uitgevoerd
naar
de
mogelijkheid
en
haalbaarheid
van
duurzame
toepassingen.
Ondertussen
wordt
het
PvE
opgesteld.
Op
basis
van
het
PvE
vindt
de
architectenselectie
plaats.
De
opdrachtgever
kiest
de
architect
die
een
visie
heeft
die
het
beste
aansluit
op
zijn
visie.
De
architect
heeft
echter
zelf
onderzoek
uitgevoerd
en
is
onder
andere
van
mening
dat
hergebruik
van
het
gebouw
heel
veel
kansen
biedt.
Bij
aanvang
van
het
ontwerpproces
achterhaald
de
architect
middels
gesprekken
met
de
opdrachtgever
de
visie
van
de
opdrachtgever.
Op
basis
van
deze
gesprekken
maakt
de
architect
een
ontwerp
dat
aansluit
op
de
visie
van
de
opdrachtgever.
Conclusies
Wat
is
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever?
• Er
zijn
twee
opties
voor
de
school:
wanneer
de
gemeente
besluit
geen
extra
budget
vrij
te
maken
dan
wordt
er
een
school
gebouwd
conform
bouwbesluit.
Het
andere
scenario
is
dat
er
wel
extra
budget
wordt
vrijgemaakt.
Dan
zal
er
extra
geïnvesteerd
worden
in
duurzaamheid
en
zijn
de
duurzaamheideisen
wel
haalbaar.
• De
visie
van
het
schoolbestuur
leidt
tot
de
duurzaamheidambitie.
Deze
wil
inspelen
op
stijgende
energieprijzen
en
haar
rol
in
de
maatschappij,
waarin
het
leerlingen
opleidt
voor
de
toekomst.
• De
duurzaamheidambitie
van
het
schoolbestuur
wordt
vertaald
in
meerdere
ambities.
Men
wil
een
gezond
binnenklimaat,
duurzaam
gedrag
stimuleren
bij
de
leerlingen,
energiereductie
en
Cradle
to
Cradle
materiaal.
• De
gemeente
heeft
twee
ambities:
energiereductie
en
het
gebruik
van
Cradle
to
Cradle
materiaal.
• Alleen
aan
de
energieambitie
wordt
een
meetbare
eis
verbonden:
energieneutraal.
Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
ambitie
tot
eisen?
• In
een
workshop
is
de
duurzaamheidambitie
vertaald
naar
meerdere
ambities.
Hierbij
was
de
gemeente
ook
betrokken.
• Op
verzoek
van
de
gemeente
is
een
financiële
raming
gemaakt
van
de
ambities
en
eisen:
Ook
heeft
men
hier
gekeken
naar
terugverdientijden
en
eventuele
opbrengsten.
• Het
onderzoek
is
gebaseerd
op
ontwerpverkenningen
met
daarin
een
samenstellingen
van
concrete
duurzame
ontwerptoepassingen
die
aansluiten
op
de
ambities.
Michiel
Rogaar
66
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
• Het
PvE
beschrijft
het
Cradle
to
Cradle
concept
in
de
inleiding.
Een
motivatie
voor
C2C
of
een
ruimere
visie
staat
niet
omschreven.
Welke
ambities
binnen
dit
begrip
de
prioriteit
krijgen
staat
ook
niet
beschreven.
• Het
PvE
is
opgesteld
om
duurzaamheid
in
de
breedte
te
beschrijven.
De
hoofdstukindeling
is
gedaan
a.d.h.v.
de
negen
thema’s
van
breeam.
Vanwege
het
lage
budget
worden
hierin
geen
hoge
eisen
vermeld.
• Sommige
duurzaamheideisen
die
wenselijk
zijn
maar
niet
haalbaar
worden
geschat
binnen
het
basisbudget
staan
als
opties
beschreven.
Wat
is
de
invloed
van
de
duurzaamheidambitie
op
de
ontwerpfase
en
wat
is
daarbij
de
rol
van
het
PvE?
• De
opdrachtgever
stuurt
op
duurzaamheid
door
een
architect
te
kiezen
waarvan
de
visie
overeenkomt
met
de
ambities
die
hij
heeft.
Daarnaast
betrekt
hij
Michael
Braungart
bij
het
proces
om
het
ontwerp
te
controleren
op
het
C2C
concept.
• De
opdrachtgever
stuurt
meer
op
zijn
ambities
dan
op
de
concrete
eisen
in
het
PvE.
De
ambities
worden
via
gesprekken
aan
de
architect
gecommuniceerd.
• De
opdrachtgever
gebruikt
geen
label
om
bepaalde
ambities
te
monitoren
of
te
controleren.
• Het
is
moeilijk
te
zeggen
of
het
PvE
of
het
onderzoek
van
Royal
Haskoning
de
opdrachtgever
heeft
bewogen
tot
reflectie
op
zijn
duurzaamheidambitie.
In
elk
geval
heeft
de
opdrachtgever
hier
voldoende
over
nagedacht.
• Er
is
sprake
van
een
doorontwikkeling
van
het
PvE.
Welke
invloed
heeft
duurzaamheid
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
• De
onderzoeken
wijzen
uit
dat
een
hogere
investering
nodig
is
om
de
hoge
ambities
waar
te
maken.
• Het
proces
wordt
gekenmerkt
door
een
langdurige
initiatieffase.
Deze
casusanalyse
is
gebaseerd
op
de
volgende
informatie:
Documenten
• Definitief
rapportage
onderzoek,
door
J.
Roelofs
7
mei
2010
• Exploitatiemodel,
door
J.
Roelofs
28
juni
2010
• Ruimtelijk
functioneel
PvE,
door
W.J.
Adriaanssen
2
juni
2010
• Technisch
PvE,
door
W.J.
Adriaanssen
12
juli
2010
Interviews
• Adriaanssen,
W.
J.
Hevo
(16
juli
2010)
• Bögl,
T
Liag
architecten
(30
september
2010)
• Brink,
B.
Royal
Haskoning
(9
juli
2010)
• Graaf,
A.
de
OSG
Schravenlant
(7
september
2010)
• Huis,
R.
van
Gemeente
Schiedam
(15
juli
2010)
• Roelofs,
J.
Royal
Haskonig
(5
augustus
2010)
Website
• www.schravenlant.nl
(12‐10‐10)
Michiel
Rogaar
67
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4.5 Case
Transport
Algemene
informatie
Locatie
Schiphol‐Oost
Jaar
2006
‐
2010
Functie
12.000
m2
kantoor.
Opdrachtgever
Schiphol
Real
Estate
Huurder
Transavia
Architect:
Paul
de
Ruiter
Duurzaamheid:
LEED
Platinum
Het
eerste
gesprek
tussen
Schiphol
Real
Estate
(SRE)
en
Transavia
was
in
oktober
2006.
Transavia
maakte
daarin
de
wens
om
te
verhuizen
duidelijk.
Transavia
huurde
een
kantoor
aan
de
voorzijde
van
Schiphol
langs
de
A4,
van
SRE.
De
verhuizing
biedt
kansen
voor
SRE,
omdat
er
dan
een
aantrekkelijke
zichtlocatie
langs
de
snelweg
vrijkomt.
Daarmee
hoopt
SRE
nieuwe
huurders
aan
te
trekken.
SRE
en
Transavia
maken
plannen
voor
een
nieuwbouw
multitenant
kantoor
gebouw
in
Schiphol‐ Oost.
Transavia
stemt
in
met
de
verhuizing
naar
een
gebouw
met
een
ontwerp
waarin
de
wensen
van
Transavia
zijn
meegenomen.
Inmiddels
is
bekend
dat
het
gebouw
het
eerste
gecertificeerde
BREEAM.nl
is
en
de
status
‘very
good’
(vgl.
3
van
de
5
sterren)
heeft
gekregen.86
Figuur
4.12
Centrale
dek.
Bron:
energievastgoed.nl.
Betrokken
partijen
Schiphol
Real
Estate
Schiphol
Real
Estate
(SRE)
is
de
ontwikkelaar
van
het
kantoorgebouw
TransPort.
De
partij
is
een
dochteronderneming
van
Schiphol
Group.
In
principe
opereert
SRE
zelfstandig,
maar
moet
zich
wel
verantwoorden
naar
haar
moeder.
SRE
ontwikkelt
casco
kantoorgebouwen
met
hoge
kwaliteit
en
verhuurt
deze
voor
langere
periode.
De
ambities
hierbij
zijn
snelheid
en
rendement.
De
ontwikkeling
van
de
kantoren
zijn
als
het
ware
op
aanbod
ontwikkeld.
Hierbij
worden
casco
kantoorgebouwen
met
een
grote
flexibiliteit
neergezet,
die
aansluiten
bij
de
wensen
van
een
‘standaard’
huurder.
Zo
heeft
het
gebouw
meer
toekomstwaarde.
De
huurder
is
verantwoordelijk
voor
de
inbouw
van
het
kantoor.
SRE
staat
er
financieel
goed
voor,
waardoor
ze
bij
een
ontwikkeling
niet
geheel
afhankelijk
zijn
van
wat
de
huurder
wil.
Dit
geeft
SRE
de
mogelijkheid
te
besluiten
om
een
project
toch
door
te
laten
gaan,
zelfs
wanneer
er
geen
consensus
is
bereikt
met
de
huurder.
Transavia
Transavia,
dochter
van
KLM,
is
een
‘low‐cost’
vliegtuigmaatschappij
en
is
de
huurder
van
het
pand.
Transavia
is
bewust
dat
haar
core
business
erg
vervuilend
is,
en
zou
graag
goed
willen
doen
waar
het
kan.
Het
blijft
echter
een
low
budget
maatschappij,
dus
veel
extra
uitgaven
willen
ze
niet
maken.
Duurzaamheid
is
nog
geen
speerpunt
in
haar
beleid.
86
http://www.dgbc.nl/mediaroom/actueel/dutch_green_building_council_reikt_eerste_breeamnl_certificaten_uit/ (april, 2010)
Michiel
Rogaar
68
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Paul
de
Ruiter
Architectenbureau
Paul
de
Ruiter
(PdR)
richt
sinds
de
oprichting
specifiek
op
duurzame,
energiezuinige
architectuur.87
Maar
duurzaamheid
is
voor
PdR
veel
breder
dan
gezond
en
energiezuinig
ontwerpen.
Ook
de
architectonische
kwaliteit
draagt
volgens
het
bureau
bij
aan
de
mate
van
duurzaamheid.
Het
bureau
ontwierp
eerder
de
‘Autarc’,
een
zelfvoorzienende
duurzame
woonboot
en
het
TNT
hoofdkantoor
in
hoofddorp.
Dit
kantoor
zal
het
‘duurzaamste’
kantoor
van
Europa
moeten
worden.
Deerns
Deerns
was
de
technisch
installatieadviseur
van
het
ontwerpteam.
Deerns
is
een
grote
internationale
speler
als
het
gaat
om
installatietechnisch
advies.88
Energiezuinige
installaties
ontwerpen
is
een
van
de
speerpunten
van
Deerns,
maar
juist
het
integreren
van
de
installaties
met
de
architectuur
en
constructie
is
volgens
Deerns
de
reden
geweest
dat
ze
bij
dit
project
zijn
betrokken.
Brains
to
Build
Brains
to
Build
(B2B)
vertegenwoordigd
door
M.
Bakker,
deed
het
projectmanagement
van
het
hele
project,
zowel
van
de
ontwerpfase
als
de
bouwfase.
Voor
dit
project
was
hij
bezig
geweest
met
een
aantal
projecten,
waarbij
ook
duurzame
toepassingen
werden
geïmplementeerd.
ABT,
BenR
en
PRC
Het
ontwerpteam
bevatte
nog
drie
andere
spelers.
ABT
was
verantwoordelijk
voor
het
ontwerp
van
de
constructie.
PRC
deed
de
bouwkostencalculatie.
BenR
is
een
duurzaamheidadviseur
en
werd
er
veel
later
bij
betrokken
om
het
LEED/BREEAM‐ certificeringstraject
te
leiden.
Ecofys
Ecofys
is
een
duurzaamheidadviseur
geen
deel
uitmaakte
van
het
ontwerpteam.
Het
had
een
controlerende
rol
ten
opzichte
van
het
ontwerpteam.
Projectontwikkelaar
SRE
heeft
dit
bewust
gedaan
om
de
duurzaamheiddiscussie
op
gang
te
houden.
Het
PvE
en
Proces
Initiatieffase
In
de
initiatieffase
komt
duurzaamheid
nauwelijks
ter
sprake.
Zowel
de
huurder
als
de
ontwikkelaar
heeft
duurzaamheid
op
dat
moment
niet
in
hun
bedrijfsbeleid
opgenomen.
De
opdrachtgever
vindt
wel
dat
er
met
een
EPC
reductie
van
10%
wel
een
duurzaamheidambitie
in
het
PvE
verwerkt
zit.
Schiphol
Group
was
op
dat
moment
bezig
een
duurzaamheidvisie
op
te
stellen
voor
Schiphol
tot
aan
2030.
Een
ambitie
was
ooit
uitgesproken
om
‘de
groenste
luchthaven
van
de
wereld’
te
worden.
PvE
Dit
project
heeft
een
voorafgaande
programmafase
met
als
resultaat
een
vrij
gedetailleerd
PvE
dat
klaar
lag
aan
de
start
van
het
structuurontwerp.
Het
is
opgesteld
naar
een
standaard
van
SRE.
Het
PvE
telt
57
pagina’s
en
enkele
luchtfoto’s
van
de
locatie.
Het
hanteert
de
volgende
opzet:
Deel
I
1. Inleiding
87 88
www.duurzaamgebouwd.nl (31 maart 10) www.deerns.nl (31 maart 2010)
Michiel
Rogaar
69
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
2. 3.
Functionele
aspecten
Algemeen
administratieve
bepalingen
Deel
II
Technisch
PvE
4. Bouwfysica
5. Bouwkunde
en
civiel
6. Werktuigbouwkundige
installaties
7. Elektrotechnische
installatie
8. Transport
installaties
Het
bevat
geen
omschrijving
van
ambities
of
een
visie
in
de
inleiding.
Het
is
opgedeeld
in
een
algemeen
deel
(17
pagina’s)
en
een
technisch
deel
(40
pagina’s).
Het
is
opgezet
naar
een
standaard
van
SRE
en
de
huurder
heeft
hier
aanvullingen
op
kunnen
geven.
Deze
aanvullingen
zijn
opgenomen
in
een
paragraaf
‘huurdervoorzieningen’.
Er
is
geen
programmafase
geweest,
waarin
specifieke
eisen
en
ambities
zijn
opgesteld
voor
dit
gebouw.
“Duurzaamheidseisen”
in
het
PvE
kwamen
als
volgt
naar
voren:
Onder
functionele
eisen
is
een
paragraaf
opgenomen
‘Duurzaam
bouwen’.
Hierin
wordt
verwezen
naar
een
SBR
publicatie
woningbouw;
een
energieprestatie
is
uitgesproken
van
10%
onder
de
RGD‐norm
(1,1
voor
kantoren89);
vermeld
staat
dat
alleen
hout
met
FSC‐ keurmerk
gebruikt
mag
worden.
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen; eisen Het ontwerp van het gebouw, de bouwelementen en de toegepaste materialen moeten verantwoord zijn in het kader van duurzaam bouwen. Door de ontwerpers moet een overzicht worden overgelegd van de getroffen maatregelen ter onderbouwing van de gemaakte keuzes. Daarbij moet uitgegaan worden van de SBR publicatie ‘Duurzaam Bouwen’ ‘Nationaal pakket Woningbouw’. Voor zover de maatregel zinvol is voor een gebouw met een kantoorfunctie. Het overzicht moet minimaal de volgende maatregelen uit het pakket bevatten: ‐ alle vaste maatregelen. ‐ De onderstaande variabele Met oog op duurzaam bouwen en energiebesparing wordt een lagere energieprestatiecoeffiecient nagestreefd dan omschreven in het bouwbesluit, een en ander zoals omschreven in het hoofdstuk “Bouwfysica”. Figuur
4.13
Paragraaf
mbt
duurzaam
bouwen.
Bron:
PvE
TransPort.
Duurzaamheidambitie
In
de
initiatieffase
word
de
duurzaamheidambitie
niet
vastgesteld.
De
opdrachtgever
was
voorstander
van
duurzaamheid
maar
heeft
dit
niet
nadrukkelijk
als
ambitie
meegegeven
aan
het
ontwerpteam
bij
de
start
van
het
ontwerp.
Beweringen
van
de
geïnterviewden
verschillen
op
het
punt
of
de
duurzaamheidambitie
uit
het
ontwerpteam
kwam
of
dat
de
opdrachtgever
vanuit
zichzelf
een
duurzame
ambitie
had.
De
motivatie
van
het
ontwerpteam
lijkt
wel
te
verschillen
van
die
van
de
opdrachtgever.
Het
ontwerpteam
wil
naar
eigen
zeggen
‘van
nature’
duurzame
projecten
opleveren,
hoewel
de
opdrachtgever
kansen
ziet
om
zichzelf
en
het
bedrijf
te
profileren.
Bovendien
ziet
hij
duurzaamheid
als
toegevoegde
waarde
van
het
pand.
Duurzaamheid
sluit
daarmee
goed
aan
bij
de
andere
ambities
van
SRE:
kwaliteit
en
rendement.
Ontwerpfase
Het
ontwerpteam
vindt
het
PvE
een
te
standaard
document
dat
niet
is
toegeschreven
op
dit
project.
Het
ontwerpteam
heeft
daarom
niet
veel
aan
het
PvE.
Bovendien
vindt
men
dat
uit
89
http://www.senternovem.nl/epn/epc_in_2009/epc_in_2009.asp (mei 2010)
Michiel
Rogaar
70
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
het
PvE
geen
ambitie
naar
voren
komt.
De
architect
is
'in
de
geest
van'
het
PvE
begonnen
te
ontwerpen
en
heeft
daarbij
vooral
naar
de
locatie
en
ruimtebehoefte
gekeken.
De
leden
van
het
ontwerpteam
hadden
uit
zichzelf
wel
een
duurzame
ambitie
en
er
ontstaat
na
samenkomst
een
discussie
op
wat
duurzaamheid
betekent
voor
dit
gebouw.
Dit
gebeurde
op
eigen
initiatief
van
het
ontwerpteam.
Behalve
dat
men
‘iets
met
duurzaamheid’
wilde
doen
was
de
precieze
implementatie
ervan
nog
niet
duidelijk.
De
huurder
had
een
vrij
neutrale
rol
in
de
ambitiebepaling.
Ze
stelden
het
op
prijs
dat
er
een
duurzaam
gebouw
gerealiseerd
ging
worden,
maar
wilden
daarvoor
niet
meer
betalen.
De
projectmanager
geeft
aan
dat
hij
niet
strak
aan
het
PvE
heeft
vastgehouden.
Duurzaamheid
was
namelijk
nauwelijks
opgenomen
in
het
PvE
en
daardoor
sloten
de
eisen
in
het
PvE
niet
aan
op
de
werkelijke
ambities.
Aanpassingen
worden
bijgehouden
in
lijstjes
en
in
fasedocumenten.
We
kunnen
daarom
spreken
van
een
gelijktijdige
programmafase,
waarbij
het
PvE
zich
doorontwikkeld
tijdens
de
ontwerpfase.
Figuur
4.14
Organogram
Transport
De
opdrachtgever
ziet
tijdens
het
ontwerpproces
ook
kansen
in
duurzaamheid,
omdat
de
markt
daar
nu
om
vraagt.
Voor
hem
was
dit
het
moment
om
een
duurzaam
project
neer
te
zetten.
Dit
zou
voor
SRE
en
voor
hem
persoonlijk
kansen
bieden.
Om
op
de
nog
niet
concrete
ambitie
te
sturen
wordt
Ecofys
betrokken
als
externe
duurzaamheidadviseur,
die
het
ontwerpteam
controleert
op
de
duurzame
oplossingen
die
werden
bedacht.
SRE
kiest
er
bewust
voor
om
Ecofys
niet
in
het
ontwerpteam
te
zetten,
maar
de
partij
als
externe
adviseur
te
gebruiken.
Had
SRE
ervoor
gekozen
om
Ecofys
in
het
ontwerpteam
te
plaatsen,
dan
was
er
volgens
de
opdrachtgever
continu
consensus
geweest
en
zou
hij
zelf
bij
belangrijke
beslissingen
buitenspel
worden
gezet.
SRE
kiest
voor
de
meest
kostbare
VO
variant,
omdat
die
de
hoogste
kwaliteit
vertegenwoordigde.
Dit
voorbeeld
maakt
duidelijk
dat
de
opdrachtgever
hoge
kwaliteit
nastreeft
en
daarbij
bereid
is
extra
voor
te
betalen.
In
het
VO
was
toen
al
rekening
gehouden
met
minimalisering
van
energieverbruik,
comfort,
uitzicht
en
lichtinval,
zonder
dat
hier
specifieke
eisen
aan
waren
gesteld.
Toch
wil
de
opdrachtgever
de
duurzaamheid
in
het
gebouw
kunnen
aantonen
en
daarom
worden
er
aan
de
start
van
de
DO‐fase
in
december
2007
twee
meetbare
duurzaamheiddoelstellingen
naast
elkaar
neergelegd.
Zowel
klimaatneutraal
(betrokkenen
gebruikte
ook
CO2‐
en
energieneutraal)
of
een
label
als
Leed
werden
bekeken.
Leed
is
een
duidelijke
scorelijst
waarbij
punten
gescoord
kunnen
worden
op
verschillende
aspecten,
zoals
energie
en
gezondheid.
Na
deze
‘haalbaarheidstudie’
viel
klimaatneutraal
af
wegens
een
te
hoge
investering
in
het
aantal
zonnecellen
dat
daarbij
gerealiseerd
moest
worden.
Besloten
wordt
om
een
label
van
Leed
te
halen.
Michiel
Rogaar
71
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Een
eis
in
de
vorm
van
een
Leed
label
geeft
een
goed
uitgangspunt
voor
het
ontwerpteam
en
heeft
als
voordeel
dat
de
duurzaamheidambitie
goed
is
te
monitoren.
Op
dat
moment
stuurt
men
op
de
eisen
die
nodig
zijn
om
het
Leed
label
te
behalen.
Later
wordt
ook
het
behalen
van
een
Breeam
Label
als
eis
opgelegd.
Het
ontwerpteam
had
de
eis
van
Leed
Platinum
graag
eerder
gehad.
Daarmee
had
het
ontwerp
vanaf
het
begin
beter
kunnen
zijn.
Het
technische
PvE
is
min
of
meer
losgelaten,
omdat
de
eisen
in
het
PvE
niet
aansloten
op
de
eisen
voor
een
Leed
Platinum
label.
Door
het
PvE
los
te
laten
was
er
ruimte
voor
integrale
oplossingen
en
de
mogelijkheid
Leed
Platinum
te
behalen.
Er
begint
een
traject
dat
een
nadrukkelijke
aandacht
besteed
aan
het
behalen
van
de
labels
Leed
en
breeam.
Hiervoor
wordt
ter
ondersteuning
BenR
adviesbureau
betrokken
bij
het
ontwerpteam.
Het
ontwerp
bleek
een
goede
basis
te
hebben
om
een
certificaat
als
Leed
Platinum
te
halen.
Figuur
4.15
Achtergevel
TransPort.
Bron:
Architectenweb.nl
Reflectie
Functie
PvE
De
opdrachtgever
maakt
gebruik
van
een
standaard
PvE.
Hij
besteedt
daarom
ook
weinig
tijd
aan
reflectie
op
de
opgave.
De
duurzaamheidambitie
is
dan
ook
nog
niet
bekend.
Geconcludeerd
kan
worden
dat
het
PvE
niet
dient
als
reflectiemiddel
op
de
duurzaamheidambitie.
Voorgeschreven
klimaatconcept
Verschillende
betrokkenen
geven
aan
dat
het
ontwerp
uiteindelijk
afwijkt
van
wat
werd
gevraagd
in
het
PvE,
met
name
het
technische
deel.
Toch
is
iedereen
tevreden
met
het
resultaat
en
zouden
we
dus
kunnen
concluderen
dat
door
het
technische
deel
van
het
PvE
los
te
laten,
het
resultaat
uiteindelijk
beter
in
overeenstemming
is
met
de
ambities
die
zijn
gesteld.
De
volgende
fragmenten
uit
het
PvE
zijn
voorbeelden
waaruit
blijkt
dat
een
bepaald
klimaatconcept
is
voorgeschreven.
De
installatieadviseur
vond
dat
het
technisch
PvE
eigenlijk
al
oplossingen
impliceerde.
Het
benoemen
van
oplossingen
maakt
het
lastiger
om
het
vraagstuk
integraal
aan
te
pakken.
De
geschiktheid
van
een
oplossing
verschilt
bij
elke
situatie.
Michiel
Rogaar
72
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Koudeopwekking De voor de klimaatinstallatie benodigde koude moet worden opgewerkt met een luchtgekoeld waterkoelaggregaat in low-noise uitvoering en aanloopstroombeperking. Het koelmiddel dient milieuvriendelijk te zijn. Figuur
4.16
Eis
t.b.v.
koudeopwekking.
Onderdeel
van
technisch
PvE.
Luchtbehandelingsinstallaties Het gebouw dient te worden voorzien van een luchtbehandelinginstallatie door middel van een mechanische toe- en afvoer. De retourlucht van de luchtbehandelinginstallatie in de kantoorruimten dient te worden afgevoerd via de verlichtingsarmaturen in het plafondplenum en een kanalensysteem in de gang zone. Per twee stramienen hiertoe te voorzien in een flexibele akoestische slang als coverstoryvoorziening met een minimale lengte van 1 meter Indien nodig de verlichtingsarmaturen voorzien van suskappen ten behoeve van de overgang geluidisolatie van het systeemplafond. Figuur
4.17
Eis
t.b.v.
luchtbehandelinginstallaties.
Onderdeel
van
technisch
PvE.
Verlichtingsinstallatie Ontwerpeisen De verlichtingsinstallatie uit te voeren conform artikel 2 met de onderstaande armatuurkwalificaties. Kwaliteit kantoorarmaturen ‐ een armatuurrendement hebben gelijk aan of groter dan 0,7; ‐ uitvoering spiegel: standaard, aluminium kleurig; ‐ geschikt zijn voor beeldschermtaken; armatuur met een spiegelreflector en dwarslamellen, afschermhoek van 30 graden in de lengte en dwarsrichting; ‐ geschikt zijn voor afzuiging van de afvoerlucht van mechanisch ventilatiesysteem; ‐ breedte armatuur: n.t.b.; ‐ een kleurtemperatuur, ten nadere keuze van 3.000 K of 4000 K ‐ in HF uitvoering (moeder/dochterschakelingen zijn niet toegestaan) Figuur
4.18
Deel
van
eis
t.b.v.
verlichtingsinstallatie.
Onderdeel
van
Technisch
PvE.
Het
ontwerpteam
suggereerde
dat
er
uit
het
PvE
geen
ambitie
naar
voren
kwam.
De
ambities
liggen
in
feite
veel
hoger
dan
wat
in
het
PvE
wordt
gevraagd.
Een
goed
voorbeeld
is
de
eis
voor
daglichttoetreding.
Daglichttoetreding In de verblijfsruimten moet voldoende daglicht kunnen toetreden conform bouwbesluit en ARBO-regelgeving alsmede ARBO-beleidsregels. Figuur
4.19
uit
Technisch
programma
van
eisen,
bouwfysica.
Deze
eis
verwacht
dat
de
minimale,
wettelijke
norm
m.b.t.
daglichttoetreding
gehaald
moet
worden.
De
eis
komt
totaal
niet
overeen
met
de
werkelijke
ambitie:
“maximaal
veel
daglicht
binnen
de
verblijfsruimten
te
halen”.
Een
van
de
speerpunten
van
het
ontwerp
is
een
hoog
percentage
van
glas
in
de
gevel
zodat
een
hoge
mate
van
daglicht
in
het
kantoor
valt.
Het
is
dus
duidelijk
dat
deze
eis
niet
overeen
komt
met
de
gestelde
ambities
en
slechts
een
wettelijk
risico
veilig
stelt.
De
installatiedeskundige
geeft
daarom
ook
voorkeur
aan
een
PvE
dat
voornamelijk
ambities
weergeeft.
Ambities
in
de
vorm
van
doelen
geven
hem
meer
de
vrijheid
om
het
klimaatconcept
te
integreren
met
de
architectuur
en
de
constructie
en
zo
de
energielast
omlaag
te
brengen.
Michiel
Rogaar
73
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Duurzame
architect
Het
is
niet
duidelijk
of
de
opdrachtgever
de
architect
bewust
heeft
gekozen
voor
zijn
expertise
op
duurzaam
ontwerpen.
De
duurzame
architect
heeft
is
echter
wel
van
grote
invloed
geweest
op
het
duurzame
resultaat.
Ik
ga
er
van
uit
dat
de
opdrachtgever
wel
bewust
was
van
het
feit
dat
de
architect
expertise
op
duurzaam
bouwen
had.
Daarmee
heeft
de
architect
een
belangrijke
rol
gespeeld
in
het
vervullen
van
de
duurzaamheidambitie.
Label
als
middel
of
als
doel?
Voordat
de
eis
van
het
leed
en
breeam
label
werden
neergelegd
bij
het
ontwerpteam,
heeft
het
ontwerpteam
voornamelijk
gestuurd
op
hun
eigen
ambities.
Dit
heeft
gezorgd
voor
een
VO
waar
uitgebreid
aandacht
was
besteed
aan
duurzaamheid.
Toen
het
ontwerpteam
de
eis
voor
het
Leed
en
breeam
label
kregen
opgelegd
gaf
men
aan
dat
het
proces
in
enkele
gevallen
meer
ging
om
het
behalen
van
punten
van
het
Leed/breeam
label
zonder
daarbij
af
te
vragen
of
de
ontwerpoplossingen
daadwerkelijk
aansloten
op
de
ambities.
De
eisen
uit
de
het
Leed
en
breeam
label
zijn
soms
erg
toepassingsgericht
en
daarbij
sluiten
ze
niet
altijd
even
goed
aan
op
het
werkelijke
doel
of
ambitie.
Een
voorbeeld
hiervan
is
het
gebruik
van
4‐liter
waterclosets:
Het
ontwerpteam
heeft
bedacht
om
regenwater
van
het
dak
op
te
vangen.
In
onderstaande
figuren
staat
gegeven
dat
je
daarvoor
2
punten
voor
kan
verdienen.
Om
meer
breeam‐ punten
te
scoren
wilde
men
ook
de
punten
behalen
op
het
onderdeel
waterverbruik.
Beiden
hebben
het
doel
om
drinkwatergebruik
te
reduceren,
maar
bij
toepassing
van
een
regenwateropvang
voor
doorspoeling
van
het
toilet
wordt
het
reduceren
van
drinkwater
zou
je
kunnen
aannemen
dat
het
toilet
met
een
kleinere
4‐liter
spoeltank
weinig
effect
meer
heeft
op
de
ambitie.
Toch
is
gekozen
om
beide
systemen
toe
te
passen,
opdat
de
punten
behaald
zouden
worden.
Figuur
4.20
Onderdeel
‘recycling
van
water’
van
Breeam‐nl.
Bron:
wiki.dgbc.nl.
Michiel
Rogaar
74
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Figuur
4.21
Onderdeel
‘waterverbruik’
van
BREEAM.nl.
Bron:
wiki.dgbc.nl
Er
is
gezocht
of
men
kon
aantonen
of
het
hier
om
een
hergebruikte
locatie
ging.
Ook
hiervoor
kan
men
punten
verdienen.
De
locatie
stond
echter
al
jaren
vast
en
het
is
onwaarschijnlijk
dat
dit
als
argument
is
aangedragen.
De
vraag
is
of
het
gebouw
duurzamer
wordt,
door
het
achteraf
aantonen
ervan.
Het
behalen
van
het
breeam
en
Leed
label
lijkt
daarmee
het
doel
te
zijn
geworden
in
plaats
dat
het
wordt
gebruikt
als
middel
om
de
duurzaamheidambitie
te
toetsen.
Kosten
en
tijdsaspect
Het
budget
is
flink
opgelopen
gedurende
het
ontwerpproces,
hoewel
tijdens
het
ontwerpproces
zich
geen
incidenten
hebben
voorgedaan.
De
oorzaak
van
het
oplopen
van
het
budget
kunnen
we
daarom
toeschrijven
aan
het
feit
dat
de
opdrachtgever
heeft
gekozen
voor
meer
kwaliteit
en
duurzaamheid.
De
ambities
lijken
te
zijn
opgelopen
tijdens
het
ontwerpproces
en
waren
daarom
niet
eerder
meegenomen
in
een
haalbaarheidstudie
in
de
initiatieffase.
Figuur
4.22
Gebouw
TransPort
op
dag
van
oplevering.
Michiel
Rogaar
75
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Samenvatting
proces
In
oktober
2006
heeft
het
eerste
gesprek
tussen
de
huurder
en
de
ontwikkelaar
plaats
voor
een
nieuw
te
bouwen
kantoorgebouw
in
Schiphol‐Oost.
De
ontwikkelaar
heeft
dan
al
een
standaard
PvE
liggen,
waaraan
een
paragraaf
met
huurdervoorzieningen
wordt
toegevoegd.
Hierin
staan
ook
vrij
gedefinieerd
technische
eisen
in
de
vorm
van
concrete
maatregelen
vermeld.
In
mei
2007
gaat
het
ontwerpteam
van
start.
Het
ontwerpteam
heeft
hogere
duurzame
ambities
dan
in
het
PvE
wordt
gevraagd.
Het
besluit
een
duurzaam
ontwerp
te
maken.
Echter
concrete
eisen
voor
de
ambitie
worden
niet
genoemd
en
men
is
nog
zoekende
wat
duurzaamheid
precies
betekent
voor
deze
opgave.
De
ontwikkelaar
stemt
in
en
is
bereid
extra
te
investeren
in
duurzaamheid,
het
dient
dan
wel
aangetoond
te
worden.
Men
onderzoekt
twee
concrete
eisen.
klimaatneutraal
en
Leed‐platinum.
klimaatneutraal
blijkt
na
onderzoek
niet
haalbaar,
waarna
men
besluit
een
Leed
label
te
halen.
Het
PvE
wordt
vanaf
dan
nauwelijks
meer
gebruikt.
Aanpassingen
ten
opzichte
van
het
technisch
PvE,
worden
bijgehouden
in
fasedocumenten.
In
juni
2008
is
het
definitief
ontwerp
beëindigd,
men
denkt
hier
een
score
te
kunnen
behalen
van
LEED‐platinum.
In
maart
2009
begon
de
bouw
en
maart
2010
is
het
casco
opgeleverd.
De
inbouw
was
toen
nog
volledig
aan
de
gang.
Mei
2010
betrekt
de
huurder
het
pand.
Conclusies
Wat
houdt
de
duurzaamheidambitie
van
opdrachtgever
in?
• De
opdrachtgever
heeft
aan
de
start
van
het
project
nog
geen
hoge
duurzaamheidambitie,
maar
krijgt
deze
ambitie
gedurende
het
ontwerpproces.
• De
opdrachtgever
ziet
kansen
in
een
duurzaam
gebouw.
Voornamelijk
de
PR‐waarde
is
voor
hem
van
belang.
Bovendien
heeft
een
duurzaam
gebouw
een
hogere
marktwaarde.
Hoe
komt
de
opdrachtgever
van
ambitie
tot
zijn
eisen?
• De
duurzaamheidambitie
komt
niet
ter
sprake
in
de
initiatief‐
of
programmafase.
In
het
standaard
PvE
van
de
ontwikkelaar
was
geen
duurzame
ambitie
uitgesproken.
• Het
ontwerpteam
heeft
uit
zichzelf
een
duurzame
ambitie
en
begint
met
een
discussie
welke
verschillende
ambities
leiden
tot
een
duurzamer
ontwerp.
Er
is
dan
nog
geen
concrete
eis.
• De
motivatie
van
de
opdrachtgever
verlangt
het
aantonen
van
duurzaamheid
en
daarom
wordt
er
aan
de
start
van
het
DO
gekeken
of
er
een
meetbare
eis
aan
de
duurzaamheidambitie
is
te
koppelen,
die
marketingtechnisch
is
te
communiceren.
• In
het
VO
is
dan
al
aandacht
besteed
aan
duurzaamheid.
Dan
onderzoekt
men
de
financiële
haalbaarheid
van
twee
concrete
eisen:
Klimaatneutraal
en
Leed
Platinum.
Leed
Platinum
blijkt
haalbaar
en
wordt
als
eis
opgelegd
aan
het
ontwerpteam.
Ook
een
label
voor
Breeam
wordt
als
eis
opgelegd.
Er
wordt
geen
onderscheid
gemaakt
in
prioriteit
van
verschillende
aspecten
van
de
labels.
Hoe
zijn
duurzaamheidambities
en
eisen
geformuleerd
in
het
PvE?
• In
het
PvE
is
geen
visie
of
duurzaamheidambitie
geformuleerd.
• Er
is
een
aparte
paragraaf
‘duurzaamheid’.
Hierin
wordt
iets
gezegd
over
een
minimale
energieprestatie
(EPC)
en
materiaal
staat
echter
in
het
algemene
deel.
• In
het
technische
deel
komen
zaken
aan
bod
die
van
invloed
zijn
op
energieverbruik
en
gezondheid.
Wat
is
de
invloed
van
de
duurzaamheidambitie
op
de
ontwerpfase
en
wat
is
daarbij
de
rol
van
het
PvE?
• Het
PvE
dient
niet
als
reflectiemiddel
op
de
duurzaamheidambitie
en
schiet
tekort
als
communicatiedocument
tussen
opdrachtgever
en
ontwerpteam.
• De
opdrachtgever
stuurt
niet
met
het
PvE
op
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
76
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
De
opdrachtgever
maakt
gebruik
van
een
‘duurzame’
architect.
Hij
maakt
daarnaast
gebruik
van
een
externe
duurzaamheidadviseur
om
het
ontwerpteam
te
controleren
op
de
duurzame
oplossingen
die
het
aandraagt.
• Het
PvE
werd
nauwelijks
gebruikt.
Door
het
los
te
laten,
was
een
duurzamer
resultaat
mogelijk.
Verandering
ten
opzichte
van
het
PvE
worden
bijgehouden
in
lijstjes
en
fasedocumenten.
Daarmee
is
sprake
van
een
doorontwikkeling
van
het
PvE
gelijktijdig
met
het
ontwerpproces.
• Later
wordt
op
duurzaamheid
gestuurd
met
behulp
van
de
eisen
voor
Leed
en
Breeam.
De
breeam/LEED‐eis
lijkt
in
dit
project
een
doel
op
zich
geworden,
in
plaats
van
een
middel
om
de
ambitie
te
monitoren.
Welke
invloed
heeft
duurzaamheid
op
het
geld‐
en
tijdsaspect?
• Het
budget
is
echter
minder
rigide
beheerst.
Het
realiseren
van
meer
kwaliteit
en
duurzaamheid
heeft
geleid
tot
een
hoger
budget
dan
in
principe
was
in
begroot.
• Het
proces
kent
geen
programmafase,
waardoor
men
tijd
heeft
kunnen
besparen
voor
het
ontwerpproces.
Deze
casusanalyse
is
gebaseerd
op
de
volgende
informatie:
Documenten
• Het
Programma
van
Eisen,
door
Schiphol
Real
Estate
27
juli
2007
Interviews
• M.
Bakker
Brains
to
Build
(16
maart
2010)
• H.
Dijkstra
Deerns
(23
maart
2010)
• J.
Eerkens
Schiphol
Real
Estate
(26
maart
2010)
• A.
van
der
Hoeven
Transavia.com
(29
maart
2010)
• N.
Paes
Paul
de
Ruiter
b.v.
(9
maart
2010)
Websites
• www.senternovem.nl/epn
(mei
2010)
• www.dgbc.nl/mediaroom
(15
april,
2010)
• www.energievastgoed.nl
(
16
april,
2010)
• www.duurzaamgebouwd.nl
(31
maart
10)
• www.deerns.nl
(31
maart
2010)
Michiel
Rogaar
77
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
4.6 Cross
casus
Ambitie
en
motivatie
Haagse
Hogeschool
Ambities
Laag
energieverbruik
(EPC
0,7)
Gezond
binnenklimaat,
Hotel
Amstelkwartier
Het
duurzaamste
hotel
van
Europa.
(Leed
Platinum)
OSG
Schravenland
Cradle
to
Cradle
materiaal,
een
energie‐0
gebouw,
gezond
binnenklimaat.
TransPort
Leed
Platinum
Motivatie
De
opdrachtgever
heeft
een
heldere
visie
waarin
hij
inspeelt
op
het
feit
dat
het
merendeel
van
de
energie
wordt
opgewekt
met
eindige
energiebronnen.
Om
in
te
spelen
op
deze
schaarste
wil
hij
een
gebouw
met
een
laag
energieverbruik.
Bovendien
is
duurzaamheid
een
belangrijke
rol
gaan
spelen
in
het
onderwijs.
Het
gebouw
is
daar
onderdeel
van
en
daarom
moet
het
zichtbaar
zijn.
Het
is
ook
een
manier
om
de
concurrentiepositie
te
verbeteren.
De
opdrachtgever
is
bekend
met
duurzaam
ondernemen.
In
zijn
ogen
zijn
er
winsten
te
behalen
met
duurzaamheid.
Bovendien
voelt
hij
verantwoordelijkheid
jegens
het
milieu.
Deze
ambitie
in
de
vorm
van
een
meetbare
eis
levert
marketingtechnisch
meerwaarde
op.
Het
schoolbestuur
wil
inspelen
op
stijgende
energieprijzen
en
wil
de
concurrentiepositie
verstevigen.
Het
denkt
de
productiviteit
te
verhogen,
met
minder
zittenblijvers
tot
gevolg.
Bovendien
wil
de
school
de
leerlingen
bewust
maken
van
hun
impact
op
het
milieu.
De
gemeente
is
ook
betrokken
bij
de
ambitie
bepaling
en
heeft
energie
en
C2C
in
haar
beleid
opgenomen.
Het
lijkt
erop
dat
de
opdrachtgever
geen
ontwikkelde
duurzaamheidvisie
heeft
aan
de
start
van
het
project.
De
primaire
ambities
van
de
opdrachtgever
zijn
dan
kwaliteit
en
rendement.
De
duurzaamheidambitie
sluit
daar
goed
bij
aan,
omdat
het
marketingtechnisch
kansen
bied.
De
opdrachtgever
verwacht
dat
het
gebouw
meer
waard
is
met
een
label.
De
formulering
van
de
duurzaamheidambitie
verschilt
per
project.
Twee
opdrachtgevers
geven
hun
ambitie
expliciet
weer
door
het
gebruik
van
een
algemene
duurzaamheideis:
‘Cradle
to
Cradle’
en
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’.
Bij
de
andere
projecten
wordt
duurzaamheid
wel
als
ambitie
genoemd,
maar
er
wordt
bij
aanvang
van
het
project
geen
alomvattende
eis
aan
verbonden.
Bij
één
project
wordt
later
in
het
proces
alsnog
een
alomvattende
duurzaamheideis
verbonden.
De
projecten
die
de
duurzaamheidambitie
wel
expliciet
hebben
gemaakt
door
een
alomvattende
eis,
hebben
gemeenschappelijk
dat
ze
relatief
kort
geleden
gestart
zijn
(na
2008).
Mogelijk
wil
de
opdrachtgever
inspelen
op
de
consument,
die
de
laatste
jaren
bewuster
kiest
voor
duurzaamheid.
Daarvoor
zijn
dergelijke
termen
markttechnisch
goed
te
gebruiken.
(Dit
laatste
gegeven
is
mogelijk
het
gevolg
van
de
zeer
bekende
film
van
Al
Gore:
‘Inconvenienth
Truth’)
Kijken
we
naar
de
ambities
waaraan
de
opdrachtgever
de
prioriteit
geeft,
zien
we
echter
veel
overeenkomsten.
Zo
lijken
de
schoolgebouwen
beiden
te
kiezen
voor
een
gezond
binnenklimaat
en
energiezuinigheid.
De
commerciële
opdrachtgevers
kiezen
beiden
voor
een
meetmethode
om
de
duurzaamheid
aan
te
tonen.
In
dit
geval
breeam
en/of
Leed
Platinum.
De
motivatie
en
visie
van
de
opdrachtgevers
lijken
ook
een
verband
te
houden
met
de
ambities
waaraan
de
prioriteit
wordt
gegeven.
De
schoolgebouwen
komen
het
meest
overeen.
Ze
willen
beiden
een
gezonde
leeromgeving
en
een
aanzienlijke
energiereductie
in
het
nieuwe
gebouw.
Bovendien
willen
ze
dat
de
duurzame
toepassingen
zichtbaar
zijn
in
het
nieuwe
gebouw,
opdat
de
toepassingen
ook
een
bewustzijn
teweegbrengt
bij
de
leerlingen.
Michiel
Rogaar
78
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Een
gezond
gebouw
verhoogt
de
productiviteit
van
de
leerlingen
en
met
de
energiezuinigheid
proberen
ze
in
te
spelen
op
de
toekomst,
waarbij
het
gebouw
minder
afhankelijk
moet
zijn
van
fossiele
brandstoffen.
Een
belangrijke
bijkomstigheid
is
dat
de
concurrentiepositie
wordt
verstevigd
door
het
duurzame
imago.
Het
laatste
argument
geldt
ook
voor
de
opdrachtgevers
van
de
commerciële
projecten,
die
behoeften
hebben
de
duurzaamheid
aan
te
tonen.
Dit
verhoogt
volgens
hun
de
waarde
en
de
opbrengsten.
Alle
projecten
hebben
gemeenschappelijk
dat
de
ambities
op
‘energie’
en
‘gezondheid’
belangrijk
zijn,
of
zelfs
de
prioriteit
verdienen.
Van
ambitie
tot
eis
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
OSG
Schravenland
TransPort
Wanneer
Initiatieffase
Interpretatiefase
duurzaamheid
De
opdrachtgever
stapt
in
de
initiatieffase
op
een
installatiedeskundige
af
om
zijn
visie
en
duurzaamheidambitie
te
vertalen
naar
concrete
eisen.
Ontwerpfase
De
opdrachtgever
heeft
al
in
de
initiatieffase
een
heldere
ambitie.
(VO)
Hij
wacht
echter
tot
samenkomst
van
het
ontwerpteam
om
de
duurzaamheidambitie
om
te
zetten
naar
een
meetbare
eis.
Hij
maakt
hierbij
gebruik
van
de
expertise
van
het
ontwerpteam.
Initiatieffase
en
Allereerst
is
een
workshop
gehouden
waarbij
de
ambities
en
visies
ontwerpfase
worden
uitgediept
en
vertaald
naar
aspecten
die
voor
de
opdrachtgever
belangrijk
zijn.
De
architect
heeft
na
het
winnen
van
de
architectenselectie
wel
behoefte
aan
een
toelichting
van
het
begrip
Cradle
to
Cradle.
De
interpretatie
van
het
begrip
Cradle
to
Cradle
komt
onvoldoende
uit
het
PvE
naar
voren.
Ontwerpfase
(VO)
De
ambities
die
uit
het
PvE
naar
voren
kwamen
waren
minimaal.
De
duurzaamheidambitie
werd
binnen
het
ontwerpteam
besproken
zonder
dat
deze
door
de
opdrachtgever
werd
opgelegd.
Het
ontwerpteam
maakt
gebruik
van
eigen
kennis
om
ontwerpoplossingen
te
beoordelen
op
de
duurzaamheid.
Hierbij
is
de
externe
duurzaamheidadviseur
ook
aanwezig.
Er
wordt
tot
beging
DO
geen
concrete
doelstelling
aan
deze
ambitie
verbonden.
In
alle
projecten
is
een
fase
te
onderscheiden
waar
aandacht
wordt
besteed
aan
de
interpretatie
van
duurzaamheid
en
welke
ambities
zullen
leiden
tot
een
duurzamer
resultaat.
De
projecten
verschillen
wel
in
het
moment
waarin
dit
plaatsheeft.
In
de
commerciële
projecten
gebeurt
dit
tijdens
het
ontwerpproces
en
in
de
niet
commerciële
projecten
gebeurt
dit
in
de
initiatieffase.
De
commerciële
opdrachtgevers
gebruiken
op
die
manier
de
expertise
van
het
ontwerpteam.
De
opdrachtgevers
van
de
niet
commerciële
projecten
doen
dit
al
in
de
initiatieffase.
Zij
willen
voorafgaand
aan
de
ontwerpfase
een
beter
idee
krijgen
van
welke
ambities
zijn
te
realiseren
voor
het
budget
dat
ze
voor
ogen
hebben,
en
welke
extra
investering
eventueel
nodig
is
voor
het
behalen
van
hun
ambities.
Op
die
manier
weten
ze
wat
ze
van
het
ontwerpteam
kunnen
vragen.
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
Michiel
Rogaar
Wanneer
Initiatief
Gelijktijdig
met
ontwerp
Haalbaarheidstudie
Er
wordt
een
haalbaarheidstudie
gedaan
naar
duurzaamheid.
Hierin
is
berekend
welke
energiebesparing
mogelijk
is
voor
welke
investering.
Deze
haalbaarheidstudie
is
gedaan
aan
de
hand
van
ontwerpverkenningen
in
de
vorm
van
massastudies
met
concrete
technische
toepassingen.
De
studie
is
uitgevoerd
door
een
installatiedeskundige.
Duurzaamheid
wordt
niet
meegenomen
in
een
haalbaarheidstudie
in
de
initiatieffase.
Het
budget
staat
nog
niet
vast
op
het
moment
dat
het
ontwerpproces
start.
79
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
OSG
Schravenland
Initiatieffase
TransPort
Begin
DO
Verschillende
technische
ontwerpconcepten
worden
met
elkaar
vergeleken
op
het
gebied
van
duurzaamheid,
terugverdientijden
en
investering.
Deze
studies
worden
uitgevoerd
door
de
installatiedeskundige.
De
gemeente
heeft
onderzoek
laten
uitvoeren
naar
de
kosten
en
terugverdientijden
van
duurzaamheid
in
de
initiatieffase.
Ook
werden
hierbij
de
positieve
effecten
van
duurzame
maatregelen
meegenomen.
Het
onderzoek
is
gebaseerd
op
samenstellingen
van
concrete
duurzame
ontwerptoepassingen,
waarbij
dit
veel
aandacht
is
besteed
aan
de
opbrengsten
van
de
maatregelen
tijdens
de
exploitatiefase.
Men
heeft
gebruik
gemaakt
van
de
expertise
van
een
installatie
adviseur.
Het
onderzoek
geeft
een
financiële
raming
voor
de
extra
kosten
voor
de
realisering
van
de
hoge
ambities.
De
duurzaamheidambitie
was
voor
het
ontwerptraject
nog
niet
meegenomen
in
een
haalbaarheidstudie.
Later
na
het
VO
onderzoekt
men
de
haalbaarheid
van
twee
ambities:
energieneutraal
of
een
Leed‐label.
Energieneutraal
bleek
financieel
niet
haalbaar,
waarna
vervolgens
voor
het
Leed
Platinum
is
gekozen.
Nadat
de
duurzaamheidambitie
en
visie
zijn
vertaald
naar
bepaalde
ambities
en
eisen
vindt
in
alle
vier
de
gevallen
een
financiële
haalbaarheidstudie
plaats.
Daarin
wordt
onderzocht
welke
eisen
en
ambities
haalbaar
zijn
voor
het
budget
dat
de
opdrachtgever
voor
ogen
heeft.
De
financiële
haalbaarheidstudies
worden
gebaseerd
op
ontwerpverkenningen
waarin
duurzame
toepassingen
zijn
verwerkt,
waarvan
de
prijs
reeds
bekend
is.
De
kostenramingen
doet
men
op
basis
van
een
elementenbegroting.
Ook
bekijkt
men
eventuele
terugverdientijden
en
opbrengsten.
Indien
de
effecten
gunstig
zijn
kan
de
opdrachtgever
besluiten
extra
budget
vrij
te
maken.
De
commerciële
bedrijven
laten
deze
ramingen
parallel
lopen
aan
het
ontwerpproces.
Zo
kunnen
de
ramingen
direct
op
het
ontwerp
worden
gebaseerd
dat
er
op
dat
moment
ligt.
Het
behalen
van
duurzame
ambities
(met
name
gezondheid
en
energie)
van
een
gebouw
lijken
erg
af
te
hangen
van
technische
ingrepen.
Daardoor
dienen
deze
ingrepen
meegenomen
te
worden
in
een
haalbaarheidstudie.
Wanneer
een
haalbaarheidstudie
wordt
uitgevoerd
maakt
men
gebruik
van
de
technische
kennis
van
een
installatiedeskundige.
Niet
commerciële
projecten
verschillen
van
commerciële
projecten,
omdat
zij
verplicht
zijn
gebruik
te
maken
van
Europese
architecten
selectie.
De
opdrachtgever
is
dus
genoodzaakt
een
PvE
op
te
stellen
voor
deze
selectieprocedure.
De
opdrachtgever
heeft
behoefte
om
concrete
eisen
op
te
nemen
in
het
PvE,
opdat
hij
een
ontwerp
kan
kiezen
die
het
beste
aansluit
op
het
behalen
van
zijn
ambities.
Het
PvE
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
OSG
Schravenland
Michiel
Rogaar
Sortering
Onder
interne
voorwaarden
is
een
paragraaf
duurzaamheid
opgenomen,
waar
o.a.
de
energiereductie
aan
bod
komt.
Gezondheideisen
komen
terug
onder
prestatie‐eisen.
Geen
PvE
Ambitie/Visie
In
de
inleiding
staan
duidelijk
de
ambities
omschreven.
Als
minimum
wordt
een
EPC
van
0,7
meegegeven.
De
visie
of
motivatie
voor
duurzaamheid
staat
niet
beschreven.
Het
PvE
is
opgesteld
om
duurzaamheid
in
de
breedte
te
beschrijven.
De
hoofdstukindeling
is
a.d.h.v.
de
aspecten
van
Breeam.
Cradle
to
Cradle
staat
in
de
inleiding
genoemd
en
beschreven.
Echter
wordt
dit
niet
onderbouwd
met
een
motivatie
of
in
het
licht
van
de
visie
van
de
opdrachtgever
80
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
TransPort
neergezet.
Het
PvE
bevat
een
algemeen
deel
en
een
Geen
algemene
ambitieomschrijving
of
visie
technisch
deel.
In
het
algemene
deel
staat
beschrijving
aanwezig.
een
paragraaf
‘Duurzaamheid’.
Eisen
t.b.v.
het
binnenmilieu
staan
beschreven
in
het
technische
deel.
De
opbouw
van
de
PvE’s
verschilt
erg
per
project.
Toch
is
ook
hier
wederom
een
tweedeling
op
te
merken.
Twee
casussen
hanteren
een
apart
hoofdstuk
duurzaamheid.
Hier
lijkt
men
duurzaamheid
als
extra
te
zien.
Een
ander
ziet
duurzaamheid
juist
als
centraal
aspect
en
hanteert
een
hoofdstukindeling,
waarmee
duurzaamheid
in
de
breedte
wordt
beschreven.
De
motivatie
voor
duurzaamheid
of
een
visie
waarom
duurzaamheid
voor
het
project
belangrijk
staat
in
geen
enkel
PvE
beschreven.
Ook
geen
enkel
PvE
beschrijft
welk
aspect
of
onderwerp
de
prioriteit
verdient.
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
OSG
Schravenland
TransPort
Energie
en
gezondheideisen.
Als
minimum
wordt
een
EPC
en
GreenCalc
meegegeven.
Gezondheideisen
staan
vermeld
onder
prestatie‐eisen.
Het
gaat
hier
om
thermisch
comfort,
luchtkwaliteit,
visueel
comfort,
akoestisch
comfort
en
trillingen.
Geen
PvE
Bij
energie
wordt
een
EPC
eis
vermeld.
Bij
gezondheid
wordt
verwezen
naar
algemene
standaarden
“Frisse
scholen”.
Dit
zijn
prestatie‐eisen
op
de
volgende
onderwerpen:
Thermisch
comfort,
Luchtkwaliteit,
Visueel
comfort,
Akoestisch
comfort.
Omdat
geen
rekening
is
gehouden
met
extra
budget,
zijn
doelstellingen
m.b.t.
de
duurzaamheidambities
als
opties
opgeschreven
in
het
PvE.
‘Gezondheideisen’
staan
beschreven
in
prestatie‐eisen
bij
het
hoofdstuk
Bouwfysica.
Het
gaat
hier
om
licht,
lucht,
vocht,
thermische
behaaglijkheid
en
akoestiek.
Er
staat
een
EPC‐ eis
vermeld.
(10%
van
wettelijke
norm).
In
het
technische
PvE
staan
voornamelijk
concrete
toepassingen
beschreven.
De
energieambitie
staat
in
alle
gevallen
vermeld
aan
de
hand
van
een
reductie
op
de
wettelijke
EPC‐eis.
Dit
is
een
prestatie‐eis.
Gezondheidseisen
staan
vermeld
in
prestatie‐ eisen,
waarvan
de
volgende
onderwerpen
voorkomen
in
alle
drie
de
PvE’s:
Thermisch
comfort,
Luchtkwaliteit,
Visueel
comfort,
Akoestiek.
De
ontwerpfase
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
OSG
Schravenland
Michiel
Rogaar
Sturing
‐
Keuze
architect
‐
Op
doelstellingen
in
PvE.
Rol
PvE
Groot,
mogelijkheid
af
te
wijken
Middel
of
doel
De
EPC
eis
is
hier
gebruikt
als
middel
om
te
sturen
en
niet
als
doel.
De
projectmanager
kan
de
EPC
goed
controleren
en
gebruikt
het
als
middel,
door
te
checken
of
elke
duurzaamheidingreep
ook
daadwerkelijk
bijdraagt
aan
een
energiereductie
en
niet
alleen
aan
een
betere
EPC‐score.
‐
Keuze
architect
Geen
Men
gebruikt
na
het
vaststellen
van
de
ambitie
de
‐
Opdrachtgever
standaard
van
de
hotelketen
en
de
Leed
eisen
als
betrokken
uitgangspunt
voor
het
ontwerp.
Het
ontwerpteam
‐
Eisen
Leed
is
niet
verplicht
deze
eisen
te
volgen,
maar
dienen
telkens
voor
de
meest
duurzame
oplossing
te
kiezen.
Bovendien
worden
toepassingen
overwogen
die
niet
bijdragen
aan
de
Leed‐score,
maar
wel
een
positief
effect
hebben
op
het
behalen
van
de
duurzaamheidambitie.
‐
Keuze
architect
Groot,
Er
wordt
niet
veel
van
de
eisen
in
het
PvE
‐
Adviseur
Mogelijkheid
afgeweken
tijdens
het
ontwerpproces.
Dit
komt
‐
Doelstellingen
in
om
iets
af
te
omdat
tijdens
de
initiatieffase
hierover
goed
is
81
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
PvE
TransPort
‐
Externe
adviseur
‐
Eisen
Leed
en
Breeam
(‐
Keuze
architect)
wijken
eisen.
van
nagedacht.
Er
wordt
geen
gebruik
gemaakt
van
een
label
om
de
duurzaamheid
te
contrleren.
Men
vertrouwt
op
de
kennis
van
Michael
Braungart
(bedenker
van
Cradle
to
Cradle).
Klein,
Eisen
Om
bepaalde
punten
te
behalen
waren
ook
in
technisch
bepaalde
toepassingen
vereist,
die
niet
direct
PvE
worden
aansloten
op
de
ambities
van
de
opdrachtgever,
niet
gevolgd.
maar
wel
leidden
tot
een
hogere
score
van
het
label.
Daarmee
lijkt
het
label
het
doel
te
zijn
geworden.
In
drie
van
de
gevallen
kiest
de
opdrachtgever
duidelijk
voor
een
architect
waarvan
de
duurzaamheidvisie
overeenkomt
met
die
van
de
opdrachtgever,
of
die
bekend
staat
als
duurzame
architect.
Bij
het
vierde
geval,
Transport,
is
ook
gebruik
gemaakt
van
een
duurzame
architect,
alleen
is
niet
zeker
of
dit
bewust
is
gedaan
om
op
de
duurzame
ambitie
te
sturen.
Twee
projecten
maken
gebruik
van
een
duurzaamheidadviseur
om
te
sturen
op
de
duurzaamheidambitie.
Bij
Transport
wordt
deze
buiten
het
ontwerpteam
gehouden,
opdat
deze
partij
het
ontwerpteam
kan
controleren
op
de
duurzame
oplossingen
die
het
bedenkt.
De
opdrachtgever
van
het
hotel
blijft
zelf
nauw
betrokken
bij
het
ontwerpproces,
zodat
hij
kan
toezien
op
het
behalen
van
zijn
duurzame
ambities.
De
twee
commerciële
opdrachtgevers
gebruiken
het
PvE
niet
om
op
de
ambitie
te
sturen
tijdens
het
ontwerpproces.
Het
PvE
vervult
daar
een
minimale
rol.
Hier
vervullen
de
eisen
voor
het
behalen
van
het
label
de
rol
om
op
de
ambitie
te
sturen.
Het
kan
dan
als
doel
gebruikt
worden,
waarbij
men
letterlijk
de
eisen
volgt.
Men
gebruikt
het
dan
als
afvinklijst.
Men
kan
het
ook
als
middel
gebruiken.
Dan
dient
het
label
puur
om
het
ontwerp
te
meten.
Ontwerpkeuzes
worden
gebaseerd
op
de
werkelijke
ambities
en
visie
van
de
opdrachtgever.
In
de
twee
niet‐commerciële
projecten
wordt
tijdens
het
ontwerpproces
gestuurd
op
de
duurzaamheidambitie
gebruikmakend
van
het
PvE.
Het
is
dan
belangrijk
dat
de
opdrachtgever
de
eisen
in
het
PvE
heeft
toegelicht
met
zijn
visie
of
motivatie.
Het
is
dan
mogelijk
om
bij
nieuwe
inzichten
af
te
wijken
van
de
eisen,
opdat
men
kan
kiezen
voor
een
duurzamere
oplossing.
Haagse
Hogeschool
Hotel
Amstelkwartier
OSG
Schravenland
TransPort
Michiel
Rogaar
Geld
Aan
de
hand
van
de
haalbaarheidstudie
is
het
project
hoger
begroot.
Met
name
voor
de
installaties
is
meer
geld
uitgetrokken.
Binnen
het
extra
budget
voor
duurzaamheid
worden
de
doelstellingen
gehaald.
Tijdens
het
budget
loopt
het
budget
niet
verder
op.
Het
budget
lijkt
tijdens
de
ontwerpfase
flexibel
te
zijn.
De
opdrachtgever
houdt
wel
rekening
met
15%
extra
bouwkosten
voor
de
duurzame
toepassingen.
Tijd
Er
lag
een
strakke
tijdsplanning,
waaraan
is
voldaan,
maar
waarbij
extra
uren
per
adviseur
zijn
gemaakt.
Men
heeft
tijd
kunnen
besparen
door
de
initiatieffase
en
de
programmafase
met
de
ontwerpfase
te
integreren.
Er
lijkt
wel
extra
tijd
te
zitten
in
het
concretiseren
van
de
duurzaamheid‐ambitie.
Volgens
de
ramingen
in
de
initiatieffase
is
Project
besteedt
veel
tijd
aan
er
3
miljoen
euro
extra
boven
op
het
duurzaamheidambitie
in
initiatieffase.
basisbudget
van
€1000
per
vierkante
(Project
is
nog
niet
afgerond)
meter
nodig,
om
alle
ambities
te
halen.
Het
startbudget
is
niet
rigide
beheerst.
De
Men
heeft
zich
aan
de
strakke
tijdsplanning
hogere
ambities
hebben
er
toe
geleid
dat
kunnen
houden.
het
budget
uiteindelijk
is
uitgelopen.
Bovendien
is
het
aanleveren
van
bewijs
een
extra
aandachtspunt
wat
meer
uren
vergt
van
het
ontwerpteam.
Dit
wordt
opgelost
82
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
door
een
extra
adviseur
toe
te
voegen.
Alle
casussen
laten
zien
dat
een
hogere
investering
nodig
is
om
de
hogere
duurzame
ambities
te
halen.
Het
budget
lijkt
voornamelijk
op
te
lopen
gedurende
het
ontwerpproces
van
de
projecten
waarbij
de
ambities
en
eisen
ook
tijdens
het
ontwerpproces
worden
vastgesteld.
De
bouwprocessen
(initiatieffase
tot
bestek)
van
de
commerciële
projecten,
waarbij
de
doelstellingen
tijdens
het
ontwerpproces
hebben
plaatsgevonden,
lijken
een
kortere
procestijd
te
hebben
dan
de
niet‐commerciële
projecten.
4.7 Conclusies
Wat houdt de duurzaamheidambitie van Nederlandse opdrachtgevers in? • Alle
opdrachtgevers
lijken
de
nadruk
voornamelijk
te
leggen
op
de
technische
ambities,
zoals
energiezuinigheid
en
gezondheid.
• Twee
projecten
starten
met
een
algemene
duurzaamheideis
(Cradle
to
Cradle
en
‘het
duurzaamste
hotel
van
Europa’)
om
hun
duurzaamheidambitie
aan
te
geven.
Eén
opdrachtgever
verbind
tijdens
het
ontwerpproces
een
eis
in
de
vorm
van
Leed
aan
de
duurzaamheidambitie.
• De
duurzaamheidambitie
van
de
schoolgebouwen
bestaan
beiden
uit
ambities
op
gezondheid,
energiezuinigheid
en
bewustzijn
creëren
bij
de
leerlingen.
• De
commerciële
opdrachtgevers
maken
beiden
gebruik
van
het
label
Leed
om
op
de
duurzaamheidambitie
te
sturen.
Dit
label
kan
duurzaamheid
aantonen
wat
voordelen
levert
in
de
markt.
• De
ambities
waar
de
nadruk
op
komt
te
liggen
lijkt
bij
alle
projecten
voort
te
komen
uit
de
visie
of
aan
te
sluiten
op
de
hoofdambities
van
de
organisatie.
• Het
creëren
van
een
duurzaam
imago
is
een
extra
motivatie
voor
alle
organisaties.
Bij
een
commercieel
project
is
dit
zelfs
de
voornaamste
reden
voor
duurzaamheid..
Hoe komt de opdrachtgever van ambitie tot zijn eisen? • In
alle
projecten
is
er
een
fase
te
herkennen
waarin
wordt
gereflecteerd
op
de
duurzaamheidambitie
en
welke
ambities
leiden
tot
een
duurzaam
resultaat.
• In
de
commerciële
projecten
heeft
dit
plaats
tijdens
de
ontwerpfase,
zodat
de
opdrachtgever
gebruik
maakt
van
de
expertise
van
het
ontwerpteam.
• In
de
niet‐commerciële
projecten
heeft
de
interpretatiefase
plaats
in
de
initiatieffase.
Men
maakt
gebruik
van
adviseurs.
• In
de
niet
commerciële
projecten
lijkt
behoefte
te
zijn
om
ambities
en
eisen
op
het
budget
af
te
stemmen.
• Nadat
de
ambities
en
visie
zijn
vertaald
naar
bepaalde
doelstellingen
vindt
in
alle
vier
de
gevallen
een
haalbaarheidstudie
plaats,
waarin
wordt
onderzocht
welke
doelstellingen
haalbaar
zijn
voor
het
budget
dat
de
opdrachtgever
voor
ogen
heeft.
• Financiële
haalbaarheidstudies
worden
gebaseerd
op
ontwerpverkenningen
waarin
duurzame
toepassingen
zijn
verwerkt,
waarvan
de
prijs
reeds
bekend
is.
De
kostenramingen
doet
men
op
basis
van
een
elementenbegroting.
• De
commerciële
opdrachtgevers
laten
de
financiële
ramingen
uitvoeren
tijdens
het
ontwerpproces.
Zo
kunnen
de
ramingen
direct
op
het
ontwerp
worden
gebaseerd
dat
er
op
dat
moment
ligt.
Het
budget
wordt
dan
minder
rigide
beheerst
en
kan
oplopen
om
hoge
ambities
te
halen.
• De
ambities
op
energiereductie
en
gezondheid
lijken
te
leiden
tot
een
technisch
gecompliceerdere
opgave.
Dit
resulteert
in
hogere
kosten
voor
installaties.
• Wanneer
een
haalbaarheidstudie
wordt
uitgevoerd
kan
men
gebruik
maken
van
de
technische
kennis
van
een
installatiedeskundige.
Michiel
Rogaar
83
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Hoe zijn duurzaamheidambities en eisen geformuleerd in het PvE? • Twee
PvE’s
beschreven
duurzaamheid
in
een
apart
hoofdstuk
of
paragraaf.
Het
derde
PvE
hanteerde
duurzaamheid
als
centrale
ambitie,
waarna
een
hoofdstukindeling
volgt
die
duurzaamheid
in
de
breedte
beschrijft.
• Bij
twee
projecten
wordt
de
duurzaamheidambitie
beschreven
in
de
inleiding.
• De
motivatie
voor
duurzaamheid
of
een
duurzaamheidvisie
staat
in
geen
enkel
PvE
beschreven.
• In
geen
enkel
PvE
worden
prioriteiten
aan
de
ambities
gesteld.
• De
energieambitie
staat
in
alle
gevallen
vermeld
aan
de
hand
van
een
reductie
op
de
wettelijke
EPC‐eis.
Dit
is
een
prestatie‐eis.
• In
elk
project
wordt
de
ambitie
voor
een
gezond
binnenklimaat
opgesplitst
in
ambities
en
eisen
op
de
volgende
onderwerpen:
Thermisch
comfort,
Luchtkwaliteit,
Visueel
comfort,
Akoestiek.
Hoe stuurt de opdrachtgever op de duurzaamheidambitie en -eisen in de ontwerpfase en wat is daarbij de rol van het PvE? • In
de
meeste
gevallen
kiest
een
opdrachtgever
voor
een
duurzame
architect
en
ontwerpteamleden,
die
bekend
zijn
met
duurzaam
bouwen.
• Andere
mogelijkheden
om
op
de
ambitie
te
sturen
zijn:
o Gebruik
maken
van
(externe)
duurzaamheidadviseur
o Zelf
nauw
betrokken
blijven
bij
ontwerpproces.
o Gebruik
maken
van
‘duurzaamheidlabel’
om
ambitie
te
monitoren.
• In
het
ontwerpproces
van
de
twee
commerciële
projecten,
vervult
het
PvE
een
minimale
rol
in
het
sturen
op
de
duurzaamheidambitie.
In
deze
projecten
was
geen
aparte
programmafase
gehouden.
• In
het
ontwerpproces
van
de
twee
commerciële
projecten
wordt
gebruik
gemaakt
van
de
eisen
voor
het
behalen
van
het
Leed
label
om
op
de
ambitie
te
sturen.
• Er
lijkt
een
verschil
te
zitten
in
het
gebruik
van
het
label
als
middel,
of
als
doel.
• In
de
twee
niet‐commerciële
projecten
heeft
het
PvE
wel
een
belangrijke
rol
in
het
sturen
op
de
duurzaamheidambitie.
Een
toelichting
van
de
eisen
en
de
duurzaamheidambitie
door
de
opdrachtgever
was
voor
het
ontwerpteam
wel
noodzakelijk.
• Alle
casussen
laten
zien
dat
een
hogere
investering
nodig
is
om
de
hogere
duurzame
ambities
waar
te
maken.
• De
bouwprocessen
(initiatieffase
tot
bestek)
van
de
commerciële
projecten,
die
geen
uitgebreide
programmafase
hebben
gehouden,
lijken
een
kortere
procestijd
te
hebben
dan
de
niet‐commerciële
projecten.
Michiel
Rogaar
84
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
5 Expert
Interviews
De
derde
fase
van
het
onderzoek
dient
als
verdieping
op
de
eerste
en
tweede
fase
van
het
onderzoek.
Dit
hoofdstuk
zal
daarom
dieper
ingaan
op
hoe
het
PvE
tegenwoordig
gebruikt
wordt
in
de
praktijk.
Waar
hebben
bepaalde
disciplines
behoefte
aan?
Welke
PvE’s
belemmeren
het
duurzame
proces
en
welke
zijn
juist
stimulerend?
Welke
stappen
dienen
genomen
te
worden,
wanneer
men
duurzaamheid
wil
opnemen
in
het
PvE?
Deze
fase
van
het
onderzoek
zal
gedaan
worden
door
het
interviewen
van
een
selectie
experts
vanuit
verschillende
disciplines.
De
experts
wordt
een
aantal
hypothesen
voorgelegd,
waar
ze
op
reageren.
De
hypothesen
zijn
gebaseerd
op
basis
van
de
conclusies
van
de
eerste
en
tweede
fase
van
dit
onderzoek.
5.1 Hypothesen
De
volgende
hypothesen
zijn
gesteld.
Ze
zijn
geclusterd
per
deelvraag
waar
ze
betrekking
op
hebben.
Na
de
reacties
van
de
experts
zullen
ze
bevestigd,
verworpen
of
genuanceerd
worden.
Andere
opmerkingen
die
betrekking
hebben
op
het
onderzoek
zullen
meegenomen
worden
in
de
conclusies.
De
ambitie
• De
‘waarom’
is
belangrijker
dan
de
‘wat’
bij
het
formuleren
van
de
ambitie.
• Men
dient
de
ambitie
absoluut
niet
weer
te
geven
in
de
vorm
van
een
Label
als
Breeam.
De
initiatieffase
• De
ambitie
dient
zo
vroeg
mogelijk
in
het
proces
vastgesteld
te
worden.
• Ontwerpverkenningen
met
daarin
technische
maatregelen
zijn
essentieel
om
de
haalbaarheidstudie
te
doen.
Het
PvE
• Prioriteiten
worden
zelden
aangegeven.
Dit
is
niet
belangrijk.
• De
exploitatiekosten
dienen
ook
meegenomen
te
worden
in
het
PvE.
5.2 Expert
Selectie
De
volgende
experts
zijn
geïnterviewd:
Maarten
Wijk
Wijk
is
een
deskundige
op
het
gebied
van
de
inhoud
van
het
PvE.
Hij
publiceerde
de
gids
“bouwstenen
van
het
PvE”
wat
als
belangrijke
onderlegger
dient
van
het
theoretisch
kader
van
dit
onderzoek.
Het
interview
geeft
meer
inzicht
in
het
sorteren
van
onderwerpen
en
de
plek
van
duurzaamheid
in
het
PvE.
“Wat
is
duurzaam
bouwen?
Per
definitie
is
dat
eigenlijk
uiteindelijk
een
gebouw
dat
in
de
toekomst
nog
steeds
gewaardeerd
wordt.
Een
goed
voorbeeld
zijn
piramides
en
grachtenpanden.
Deze
zijn
vroeger
gemaakt
met
heel
veel
overmaat
en
met
heel
veel
aandacht
voor
allerlei
dingen,
die
heel
diep
in
menselijke
emoties
zitten,
zoals
aandacht
voor
details.”
Dick
Spekkink
Spekkink
is
deskundige
op
het
gebied
van
het
proces
van
het
programmeren.
Hij
publiceerde
de
SBR‐gids,
“bouwen
aan
het
PvE”,
dat
een
aanvulling
is
op
de
eerder
genoemde
gids
van
Maarten
Wijk.
Michiel
Rogaar
85
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
“Het
is
een
containerbegrip
dat
voor
verwarring
kan
zorgen.
Er
zijn
veel
onderwerpen
die
iets
met
duurzaamheid
te
maken
hebben,
maar
niet
vaak
aan
bod
komen.
Het
wordt
vaak
op
energiebesparing
gegooid.
Maar
allerlei
kwaliteitseisen
op
gebied
van
flexibiliteit
en
restwaarde
en
functionele
levensduur
worden
eruit
gelaten.”
Ellis
ten
Dam
Ten
Dam
is
huisvestingsadviseur
bij
Royal
Haskoning.
Ze
werkte
eerder
al
mee
aan
publicaties
samen
met
Spekkink
en
Wijk,
die
ook
gebruikt
zijn
voor
dit
onderzoek.
Ten
Dam
streeft
naar
een
meer
eco‐effectieve
benadering
van
de
duurzame
opgave
en
probeert
bij
haar
advies
opdrachtgevers
zich
meer
te
laten
verdiepen
in
de
opbrengsten
van
duurzaamheid.
“Duurzaamheid
is
een
parapluterm
die
we
voor
heel
veel
dingen
gebruiken,
maar
dat
is
niet
verkeerd.
Je
kan
mensen
er
wel
mee
in
gang
zetten,
omdat
men
duurzaam
wil
zijn.
Men
wil
zich
beteren
op
duurzaamheid.
Het
is
een
woord
waar
mensen
nu
op
wakker
worden
en
daarmee
krijg
je
dingen
gedaan.
Eigenlijk
maakt
de
discussie
niet
uit
of
duurzaamheid
een
kwaliteit
is
of
dat
duurzaamheid
een
paraplu
is
van
vele
onderwerpen.
Eigenlijk
moet
je
kijken
naar
de
kwaliteiten
die
je
wilt
realiseren
en
wat
betekent
dat
financieel
economisch
over
de
gehele
lifecycle.”
Paul
van
Bergen
Van
Bergen
is
bouwfysicus
en
is
directeur
van
het
bouwfysisch
adviesbureau
DGMR.
Hij
maakt
onderdeel
uit
van
het
duurzaamheidpanel
van
‘Duurzaamgebouwd.nl’.
Hij
publiceerde
een
artikel
over
het
gebruik
van
labels
als
Breeam
in
het
PvE.
“We
noemen
het
nu
duurzaamheid,
omdat
we
het
geen
naam
weten
te
geven.
We
scharen
daar
alles
onder
waarvan
we
denken
dat
het
voor
onze
toekomst
belangrijk
is.
Dus
alles
wat
valt
onder
het
kwaliteitsaspect
stoppen
we
nu
onder
het
begrip
duurzaamheid.
Het
duurzaamste
gebouw
bestaat
niet.
We
moeten
proberen
een
zo
duurzaam
mogelijk
gebouw
neer
te
zetten,
binnen
de
randvoorwaarden
die
van
toepassing
zijn.”
Pablo
van
der
Lugt
Van
der
Lugt
is
werkzaam
bij
OVG
dat
bekend
staat
als
duurzame
kantoorontwikkelaar.
Hij
is
daar
verantwoordelijk
voor
de
vertaling
van
de
duurzaamheidambitie
van
de
huurder
in
het
PvE.
OVG
gebruikt
Breeam
daarbij
als
kapstok,
omdat
Breeam
volgens
OVG
een
methode
is,
die
duurzaamheid
in
de
breedte
benaderd.
“Voor
ons
is
breeam
een
goede
methodiek
waarbij
alle
aspecten
aan
bod
komen.
Als
men
een
breeam
‘very
good’
label
haalt,
heb
je
echt
een
duurzaam
gebouw
neergezet.
Al
is
er
helemaal
geen
visie,
dan
heb
je
nog
steeds
een
duurzaam
gebouw.”
Dennis
Hauer
Hauer
is
architect
bij
Royal
Haskoning.
Hij
is
vaak
betrokken
bij
het
ontwerp
van
schoolgebouwen.
Hij
is
daarbij
niet
alleen
tijdens
de
ontwerpfase
betrokken,
maar
ook
gedurende
de
initiatieffase
om
een
inventarisatie
te
doen
naar
de
mogelijkheden
van
duurzaamheid.
“Een
duurzaam
gebouw
is
waar
je
op
een
gezonde
manier
kunt
werken
en
wat
een
positieve
bijdrage
geeft
aan
de
omgeving.
Dit
kan
op
gebied
van
uitstraling,
maar
ook
op
gebied
van
milieu;
schonere
lucht
eruit
dan
erin;
energie
leverend;
bijdragen
aan
de
biodiversiteit.”
Michiel
Rogaar
86
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
5.3 Interviewresultaten
De
ambitie
• Het
‘waarom’
is
belangrijker
dan
de
‘wat’
bij
het
formuleren
van
de
ambitie.
Spekkink:
Ik
kan
je
in
ieder
geval
zeggen
dat
er
zelden
nagedacht
wordt,
over
wat
we
nou
eigenlijk
echt
willen.
Wat
is
het
echte
doel?
Waarom
willen
we
iets?
En
waarom
willen
we
het
zo?
Mensen
hebben
echt
de
neiging
om
in
oplossingen
te
duiken.
Hierbij
is
de
bestaande
situatie
uitgangspunt.
Ze
doen
het
vaak
om
zekerheid
te
krijgen,
maar
ze
hebben
heel
weinig
zekerheid
dat
ze
de
optimale
oplossing
krijgen.
Dat
is
dan
zonde.
Van
der
Lugt:
Ik
denk
dat
het
uit
kan
maken
dat
je
in
het
PvE
niet
alleen
de
ambitie
opschrijft,
maar
ook
de
weg
ernaar
toe.
Welke
categorie
en
waarom
wil
je
voor
duurzaamheid,
welke
aspecten
van
duurzaamheid
vind
je
belangrijk.
Dus
ik
denk
dat
dat
zeker
wel
goed
is
om
dat
in
het
programma
van
eisen
op
te
nemen.
Je
krijgt
een
beter
gebouw
en
wat
meer
maatvast
is
voor
de
gebruiker.
De
argumenten
van
een
duurzaamheidvisie
van
een
klant
worden
nu
nog
niet
opgeschreven.
Meestal
wordt
alleen
een
Breeam
niveau
afgesproken.
Wijk:
Een
belangrijke
eigenschap
van
het
PvE
is
inzicht
geven
waarom
bepaalde
beslissingen
worden
genomen.
Er
wordt
veel
te
snel
naar
een
norm
verwezen.
Weinig
mensen
die
weten
wat
dat
betekent.
Ten
Dam:
De
duurzaamheidambitie
dient
verbonden
te
zijn
aan
de
visie
van
de
opdrachtgever.
Het
ligt
in
elkaars
verlengde.
Als
je
sec
de
meetbare
doelstellingen
en
prestatie‐eisen
formuleert
en
niet
laat
zien
welke
afwegingen
er
zijn
gemaakt,
geef
je
het
ontwerpteam
minder
grip.
Je
hoort
dan
niet
het
verhaal
erachter,
dan
is
daar
informatieverlies.
En
dat
er
mensen
die
niet
in
de
definitiefase
betrokken
zijn
geweest
zich
afvragen
‘waarom
staat
deze
eis
nu
zo?’
Het
PvE
zou
kunnen
worden
gebruikt
om
de
rode
draad
van
die
ambitie
vast
te
houden.
Het
ideaalbeeld
blijft.
Een
andere
mogelijkheid
is
de
opdrachtgever
nauwer
betrekken
bij
het
ontwerpproces.
Op
die
manier
wordt
de
informatie
van
de
definitiefase
overgebracht
in
de
ontwerpfase.
Van
Bergen:
Een
ontwerpteam
is
zeer
gebaat
bij
een
beschrijving
van
de
ambitie
in
woord.
Dat
je
voor
je
start
de
beweegredenen
van
je
opdrachtgever
hoort.
Dit
gebeurt
weinig
bij
een
duurzaamheidambitie.
Het
gros
van
de
PvE’s
beschrijft
ambities
in
de
vorm
van
doelstellingen.
En
de
ware
ambitie
is
niet
omschreven.
Waarom
de
opdrachtgever
een
bepaalde
groene
ambitie
heeft,
wordt
heel
slecht
over
nagedacht.
Hauer:
Zowel
de
motivatie
als
de
ambitie
zijn
van
belang.
De
motivatie
is
eigenlijk
nog
belangrijker.
Soms
staat
die
motivatie
wel
gegeven,
maar
dan
blijkt
later
dat
de
opdrachtgever
niet
goed
heeft
nagedacht
over
wat
hij
precies
wil.
Het
is
van
belang
dat
de
opdrachtgever
van
te
voren
aangeeft
wat
hij
precies
wilt.
Wat
heb
ik
voor
ogen
en
wat
is
het
doel
van
dit
gebouw.
De
ontwerpkeuze
is
wel
een
combinatie
van
wat
je
in
het
PvE
leest
en
wat
je
bespreekt
met
de
opdrachtgever.
Die
uitkomst,
het
PvE
en
die
gesprekken.
Dat
zijn
dingen
die
je
door
de
regels
door
zou
moeten
lezen.
Het
zijn
dingen
die
je
alleen
zou
kunnen
ontdekken
door
met
de
opdrachtgever
te
praten.
De
stelling
wordt
door
iedereen
bevestigd.
Men
geeft
zelfs
aan
dat
dit
niet
alleen
vaak
wordt
vergeten
in
het
PvE
maar
dat
er
vaak
zelfs
helemaal
niet
eens
over
nagedacht
wordt.
De
motivatie
voor
een
bepaalde
ambitie
is
minstens
net
zo
belangrijk
als
de
ambitie
zelf.
Ten
Dam
geeft
aan
dat
de
ambities
in
het
verlengde
liggen
van
de
visie.
Wanneer
niet
opgeschreven
wordt
waarom
bepaalde
eisen
zijn
opgesteld,
kan
dit
ook
opgelost
worden
door
de
opdrachtgever
nauwer
te
betrekken
bij
het
ontwerpproces.
Gesprekken
met
de
opdrachtgever
over
het
PvE
zijn
volgens
de
architect
noodzakelijk.
Michiel
Rogaar
87
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
Men
dient
de
ambitie
niet
weer
te
geven
in
de
vorm
van
een
Label
als
Breeam.
Wijk:
Labels
als
breeam
en
Greencalc
zijn
geen
goede
manier
om
ambitie
weer
te
geven.
Er
dienen
duidelijk
prestatieformuleringen
gesteld
te
worden.
Het
noemen
van
labels
is
echter
wel
een
hele
pragmatische
manier.
Wat
het
mogelijk
maakt
om
verschillende
kwaliteiten,
appels
en
peren,
toch
met
elkaar
te
kunnen
vergelijken.
Het
is
een
communicatiemiddel
waardoor
je
op
een
generiek
algemeen
niveau
dat
je
met
de
opdrachtgever
kan
filosoferen
over
ambities.
Het
is
daarmee
erg
handig.
Spekkink:
De
ambitie
zou
je
daar
zelfs
in
kunnen
uitdrukken
in
een
breeam
of
Greencalc
score.
Het
grote
voordeel
is
dat
je
het
meetbaar
maakt.
Als
de
mensen
begrijpen
wat
het
betekent,
is
daar
op
zich
niets
op
tegen.
Als
ik
de
ontwerpende
partij
zou
zijn,
zou
ik
wel
op
een
eis
als
breeam
wel
doorvragen:
waarom
wil
hij
dat
precies?
Van
Bergen:
Het
zijn
geen
ambities!
Dat
zijn
uitwerkingen
van
ambities.
De
ambitie
van
een
opdrachtgever
van
een
bepaald
project
komt
niet
tot
uiting
van
een
label.
Want
het
is
generiek
en
er
zitten
impliciete
keuzes
in.
Iemand
heeft
daarvoor
al
een
interpretatie
van
gemaakt
en
bepaalde
keuzes
in
gemaakt.
Het
zijn
vaak
de
opdrachtgevers
die
niet
over
de
ambitie
hebben
nagedacht
die
dingen
opschrijven
als
40%
zuiniger,
breeam
excellent”.
We
barsten
in
Europa
van
de
labels
en
technieken
ene
is
energie
gerelateerd
de
ander
kijkt
naar
9
aspecten
de
ander
kijkt
naar
7.
Maar
al
die
methodes
hebben
al
een
interpretatieslag
van
duurzaamheid
gemaakt.
Die
hebben
al
een
keuze
gemaakt.
We
noemen
dat
thermometers.
Die
stop
je
er
een
aantal
keren
in
en
daar
meet
je
de
doelstellingen
aan.
Maar
duurzaamheid
als
geheel,
al
die
methodieken
daarvan
is
er
geen
een
waarvan
ik
kan
zeggen
dat
ie
goed
is.
Al
hebben
ze
allemaal
als
doel
ons
te
helpen
om
verder
te
komen.
Hauer:
Het
voordeel
van
Breeam
is
dat
je
duidelijk
weet
wat
je
moet
doen.
Je
moet
oppassen
dat
je
niet
op
een
gegeven
moment
een
lijstje
aan
het
afwerken
bent.
Dat
het
middel
het
doel
wordt.
Wanneer
het
werkelijke
doel
bekend
is
van
de
opdrachtgever
weet
je
als
architect
weet
je
voor
welke
punten
je
wel
moet
gaan
en
welke
niet.
Van
der
Lugt:
Breeam
is
wel
een
goede
complete
methodiek;
als
je
een
breeam
excellent
oplevert,
heb
je
ook
echt
een
excellent
duurzaam
gebouw,
maar
vaak
weet
de
huurder
niet
precies
waar
die
het
over
heeft.
Dan
wordt
er
al
heel
gauw
met
een
label
gesmeten,
breeam
very
good,
of
breeam
excellent.
Daar
moeten
wij
dan
vaak
het
voortouw
in
nemen.
Het
verschilt
heel
erg
per
klant
of
een
huurder
weet
wat
duurzaamheid
inhoud.
Men
lijkt
het
er
over
eens
dat
het
noemen
van
slechts
een
label
niet
voldoende
is.
Het
probleem
is
dat
er
al
een
interpretatieslag
is
gemaakt
van
duurzaamheid.
Een
motivatie
waarom
dat
label
gehaald
moet
worden
is
van
belang.
Het
grote
voordeel
lijkt
te
zijn
dat
het
duurzaamheid
op
een
bepaalde
manier
meetbaar
en
vergelijkbaar.
Daarvoor
is
het
erg
handig.
Het
gevaar
is
dat
het
behalen
van
het
label
het
doel
wordt.
Het
dient
als
een
middel
gebruikt
te
worden
om
eerder
gestelde
duurzaamheidambities
te
monitoren.
De
initiatieffase
• De
ambitie
dient
zo
vroeg
mogelijk
in
het
proces
vastgesteld
te
worden.
Hauer:
Het
is
van
belang
dat
de
opdrachtgever
zijn
ambitie
in
een
vroeg
stadium
vastlegt.
Het
gaat
vaak
fout
dat
er
later
geen
geld
voor
duurzaamheid
blijkt
te
zijn.
In
het
ontwerpproces
is
het
daarvoor
soms
te
laat.
Dan
blijkt
later
dat
de
opdrachtgever
het
helemaal
niet
kan
betalen
en
worden
de
ambities
niet
gehaald.
Ten
Dam:
De
duurzaamheidambitie
dient
in
de
initiatieffase
bepaald
te
worden,
net
als
alle
andere
ambities.
Men
moet
het
aan
de
start
van
het
project
er
over
hebben
voordat
men
al
vertrokken
is
in
een
andere
richting
of
met
andere
uitgangspunten.
Je
ziet
dat
er
in
projecten
waar
niet
goed
is
nagedacht
in
de
beginfase,
niet
zoveel
meer
mogelijk
is
in
de
ontwerpfase.
Want
dan
staat
het
budget
al
vast.
En
dan
is
er
tijdens
de
ontwerpfase
geen
ruimte
meer
voor.
Michiel
Rogaar
88
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Spekkink:
De
programmafase
hoeft
niet
te
verschillen
bij
duurzame
projecten.
Als
je
maar
begint
met
de
ambities
en
de
vragen
achter
de
vragen
begint
te
stellen.
Wat
wil
men
nou
eigenlijk?
Je
zou
dan
het
verschil
moeten
beschrijven
tussen
verschillende
duurzaamheidambities.
Dus
als
iemand
duurzame
ambities
uitspreekt,
moet
het
duidelijk
zijn
wat
hij
precies
bedoelt.
Niet
iedereen
gaf
hier
een
duidelijk
antwoord
op.
Toch
lijkt
men
het
hierover
eens
te
zijn.
Een
belangrijk
argument
is
dat
in
de
initiatieffase
het
budget
nog
niet
vaststaat
en
dat
er
nog
extra
geld
vrijgemaakt
kan
worden.
•
Ontwerpverkenningen
met
daarin
technische
maatregelen
zijn
essentieel
om
de
haalbaarheidstudie
te
doen.
Van
Bergen:
Je
kan
geen
kostenraming
maken
van
een
prestatie‐eis
of
ambitie.
Je
maakt
een
kostenraming
van
concrete
maatregelen.
Ten Dam: Je
zou
al
ontwerpverkenningen
moeten
laten
maken
in
de
programmafase.
En
wij
doen
dat
ook
in
haalbaarheidstudies.
Ook
om
financieel
economisch
beter
te
duiden.
Je
kan
op
basis
van
een
ontwerpverkenning
een
kostenraming
maken.
Je
kan
je
dan
meer
verdiepen
in
de
principes
van
klimaatinstallaties
of
afwerkingniveau.
Daar
heb
je
gewoon
meer
voor
nodig
dan
alleen
vierkante
meter
kengetallen.
Het
is
in
ieder
geval
op
elementen
raming
niveau.
Niet
iedereen
heeft
zich
hierover
uitgesproken.
Wanneer
men
een
doelstelling
aan
zijn
ambitie
verbindt
in
de
vorm
van
een
prestatie‐eis
en
men
wil
dit
doorrekenen
in
een
haalbaarheidstudie,
is
hiervoor
een
ontwerpverkenning
nodig.
Het
PvE
• Prioriteiten
worden
zelden
aangegeven.
Dit
is
niet
belangrijk.
Spekkink:
Prioriteiten
worden
inderdaad
niet
aangegeven.
De
opdrachtgever
heeft
zelf
niet
in
de
gaten
dat
er
vaak
tegenstrijdigheden
inzitten.
Bij
een
uitgebreid
PvE
wordt
niemand
daar
nog
wijs
uit.
Het
is
moeilijker
om
hoofdzaken
van
bijzaken
te
scheiden.
Van
der
Lugt:
De
huurder
komt
met
een
bepaalde
Breeam
ambitie.
Dan
nemen
wij
ze
aan
de
arm
van
wat
is
haalbaar
en
wat
niet,
en
dan
vragen
we
aan
de
huurder
welke
aspecten
zijn
voor
jullie
van
belang.
Er
is
dan
nog
veel
speling
tussen
de
verschillende
aspecten.
Hauer:
Prioriteiten
zijn
erg
belangrijk
om
aan
te
geven.
Van
Bergen:
Prioriteiten
stellen
is
ook
belangrijk:
Je
kan
nooit
alles
realiseren.
Het
PvE
blijft
een
compromis.
Elke
keuze
blijft
ook
altijd
een
compromis.
Dit
kan
ook
helpen
de
neuzen
van
het
ontwerpteam
dezelfde
kant
uit
te
krijgen.
Deze
stelling
wordt
duidelijk
verworpen.
Het
is
zeer
belangrijk
om
prioriteiten
aan
te
geven.
Er
zitten
vaak
tegenstrijdigheden
in.
Bovendien
kan
je
nooit
alles
realiseren.
Het
blijft
een
compromis.
• De
exploitatiekosten
dienen
ook
meegenomen
te
worden
in
het
PvE.
Wijk:
Naast
investeringskosten
dient
men
ook
exploitatiekosten
mee
te
nemen.
Je
kunt
ook
zodanig
bezuinigen
op
een
project,
bijvoorbeeld
goedkopere
verf,
maar
je
moet
dan
wel
weer
sneller
gaan
verven.
Je
moet
het
onderhoud
meenemen,
maar
ook
scenario’s
meenemen.
Gebruikskwaliteit
houdt
verband
met
levensduuropbrengsten.
Je
zou
bijvoorbeeld
kunnen
zeggen
dat
mensen
productiever
zijn
op
een
bepaalde
plek.
Dat
levert
weer
opbrengsten
op.
Hauer:
Men
moet
verder
kijken
dan
alleen
de
investeringskosten.
Eisen
met
betrekking
tot
de
exploitatie
worden
vaak
vergeten,
terwijl
de
exploitatie
minstens
zo
belangrijk
is.
Die
exploitatie
biedt
bovendien
heel
veel
mogelijkheden
en
financiële
ruimte
om
iets
voor
duurzaamheid
Michiel
Rogaar
89
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
dingen
te
doen.
Eigenlijk
wat
je
zou
willen
zien
is
dat
je
niet
alleen
de
kosten
kant
zou
willen
zien
maar
ook
de
opbrengsten.
Alle
vaste
lasten
kan
je
best
inzichtelijk
maken.
Dat
is
hele
interessante
informatie
waar
je
mee
kan
spelen.
Het
toevoegen
van
een
exploitatiemodel
zou
daarbij
helpen.
Van
der
Lugt:
De
focus
blijft
op
investeringskosten
liggen.
Duurzaamheidmiddelen
worden
toegepast
wanneer
de
terugverdientijd
binnen
de
10
jaar
ligt.
Het
gaat
daar
vaak
puur
om
de
centjes.
Dan
pas
is
men
geneigd
om
duurzaamheidmaatregelen
toe
te
passen.
Ten
Dam:
Het
is
wel
aan
te
bevelen
dat
je
niet
bij
de
investeringen
blijft,
maar
ook
naar
de
hele
exploitatie
kijkt.
Slechts
een
van
de
vier
lijkt
het
hier
niet
geheel
mee
eens
te
zijn.
Er
wordt
volgens
hem
alleen
extra
investeringen
overwogen
met
een
terugverdientijd
van
meer
dan
10
jaar.
(Dit
is
te
verklaren
door
het
feit
dat
een
ontwikkelaar,
zoals
deze
vaak
ontwikkelt
voor
huurders
op
basis
van
een
10‐jarig
huurcontract)
De
anderen
drie
zijn
het
erover
eens
dat
de
exploitatie
zeer
van
belang
is.
Het
zou
zelfs
helpen
wanneer
een
exploitatie
wordt
toegevoegd
in
het
PvE.
Dit
kan
extra
speling
geven
in
het
ontwerp.
NB
Uit
de
interviews
kwam
naar
voren
dat
er
verschillende
mogelijkheden
zijn
voor
de
indeling
van
het
PvE.
Van
Bergen
is
van
mening
dat
de
huidige
hoofdstukindeling
herzien
mag
worden.
Ten
Dam
voegt
daar
aan
toe
dat
duurzaamheid
in
elk
hoofdstuk
aan
bod
dient
te
komen
en
dat
het
geïntegreerd
dient
te
zijn
met
alle
eisen.
Het
zou
wel
eventueel
expliciet
gemaakt
kunnen
worden
in
een
apart
hoofdstuk.
Spekkink
meent
dat
het
belangrijk
is
dat
alle
onderwerpen
die
op
duurzaamheid
van
toepassing
zijn
besproken
dienen
te
worden.
Van
Wijk
vindt
dat
het
niet
heel
veel
uitmaakt,
mits
men
de
doelen
van
de
middelen
(energie,
water
en
energie,
geld)
van
elkaar
scheidt.
Uit
alle
interviews
kwam
naar
voren
dat
de
partijen
die
je
erbij
betrekt
minstens
zo
belangrijk
zijn
om
een
bepaald
duurzaam
resultaat
te
halen
als
het
PvE.
Ten
Dam
en
Hauer
pleiten
zelfs
voor
het
betrekken
van
ontwerpende
disciplines
in
de
initiatieffase.
Deze
kunnen
de
ontwerpverkenningen
opstellen.
Ook
dienen
de
stakeholders
bij
het
opstellen
van
de
duurzaamheidambitie
betrokken
te
worden.
Van
Bergen:
Maar
in
principe
is
het
begrip
duurzaamheid
ook
met
de
context
van
een
gebouw
en
haar
omgeving,
met
alle
stakeholders
komen
tot
besluitvorming.
Ook
dat
een
gebouw
in
de
omgeving
wordt
geaccepteerd.
Dat
je
bij
de
bouw
niet
de
mussen
wegjaagt.
Dat
is
ook
allemaal
duurzaamheid.
Wanneer
je
dat
goed
organiseert,
Waarbij
je
rekening
houdt
met
iedereen,
heb
je
per
definitie
een
duurzaam
gebouw.
Het
hoeft
niet
het
duurzaamste
gebouw
te
zijn,
maar
elke
ontwerpproces
waarbij
je
goed
samenwerkt
met
andere
partijen,
is
het
per
definitie
duurzaam.
Volgens
Ten
Dam
wordt
er
vaak
heel
intern
gedacht.
Daarom
moeten
ook
de
kwaliteiten
die
gewenst
zijn
voor
de
andere
stakeholders
in
kaart
gebracht
worden.
5.4 Conclusies
• • • • •
Opdrachtgevers
denken
vaak
te
weinig
na
over
hun
duurzaamheidambitie.
Het
is
noodzakelijk
dat
de
opdrachtgever
weet
waarom
hij
bepaalde
ambities
stelt.
De
motivatie
voor
een
ambitie
is
minstens
zo
belangrijk
als
de
ambitie
zelf.
Het
zou
handig
zijn
wanneer
de
motivatie
van
de
ambitie
staat
beschreven.
De
ambitie
ligt
vaak
in
het
verlengde
van
de
visie.
Het
noemen
van
een
label
of
reductiedoelstelling
is
niet
voldoende
voor
het
aangeven
van
de
ambitie.
Ook
hierbij
kan
het
geven
van
een
motivatie
helpen.
Een
voordeel
van
een
label
is
dat
het
duurzaamheid
meetbaar
en
vergelijkbaar
maakt.
Voorkomen
moet
worden
dat
wanneer
een
label
wordt
opgegeven
dit
het
doel
wordt.
Het
dient
slechts
om
de
gestelde
duurzaamheidambities
te
monitoren.
Michiel
Rogaar
90
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
• •
• • • • • • •
Gesprekken
met
de
opdrachtgever
ter
verduidelijking
van
het
PvE
zijn
ongeacht
de
kwaliteit
van
het
PvE
voor
de
architect
noodzakelijk.
De
duurzaamheidambitie
dient
in
de
initiatieffase
vastgesteld
te
worden.
Dan
staat
het
budget
nog
niet
vast
en
kan
er
extra
budget
vrijgemaakt
worden.
Je
loopt
dan
minder
risico
dat
in
de
ontwerpfase
op
duurzaamheid
wordt
bezuinigd.
Het
voordeel
van
het
stellen
van
ambities
is
dat
het
ontwerpteam
elkaar
opzoekt
en
de
vraag
integraal
uitwerkt.
Hiervoor
is
wel
vertrouwen
tussen
de
partijen
nodig.
Om
duurzaamheiddoelstellingen
in
de
vorm
van
prestatie‐eisen
mee
te
nemen
in
een
haalbaarheidstudie
lijkt
een
ontwerpverkenning
waarin
duurzame
toepassingen
zijn
verwerkt
nodig
te
zijn.
Het
is
belangrijk
om
prioriteiten
aan
te
geven.
Het
toevoegen
of
inzicht
geven
in
het
exploitatiemodel
of
exploitatiebudget
voor
de
nieuwe
huisvesting
kan
het
ontwerpteam
meer
ruimte
bieden
voor
oplossingen.
Het
scheiden
van
de
doelen
en
middelen
(energie,
water,
energie
en
geld)
zou
het
PvE
helderder
kunnen
maken.
Het
betrekken
van
de
juiste
partijen
is
minstens
zo
belangrijk
bij
het
sturen
op
duurzaamheid
als
een
goed
PvE.
Het
betrekken
van
ontwerpende
disciplines
in
de
initiatieffase
zou
kunnen
helpen.
Niet
alleen
de
opdrachtgever
dient
zijn
ambities
weer
te
geven,
ook
andere
stakeholders
van
het
project.
Michiel
Rogaar
91
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
92
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
6 Conclusies
&
Aanbevelingen
In
deze
paragraaf
worden
de
conclusies
uit
de
verschillende
fasen
van
het
onderzoek
met
elkaar
vergeleken.
Er
volgt
een
reflectie
op
de
verschillende
conclusies
uit
de
drie
fasen,
waaruit
de
slotconclusies
worden
getrokken.
6.1 Conclusies
Duurzaamheidambitie
Er
is
gekeken
wat
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
precies
inhoudt.
Uit
de
casussen
blijkt
dat
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
(en
stakeholders)
vaak
begint
met
alleen
een
ambitie
op
energiereductie
en
duurzaam
materiaal.
Eén
opdrachtgever
gebruikte
in
het
interview
telkens
het
woord
‘duurzaamheid’,
hoewel
hij
het
alleen
over
‘energiezuinigheid’
had.
Aandacht
voor
het
binnenklimaat
en
andere
aspecten
ontstaan,
wanneer
de
opdrachtgever
een
adviseur
heeft
ingeschakeld,
die
hem
helpt
op
de
duurzaamheidambitie
te
reflecteren.
Daarmee
lijken
de
opdrachtgevers
uit
dit
onderzoek
het
project
te
starten
met
een
duurzaamheidambitie
die
voornamelijk
vertaald
wordt
in
de
ambitie
voor
energiereductie
(en
soms
duurzaam
materiaalgebruik).
Na
het
inschakelen
van
adviseurs
lijkt
de
‘eenzijdige’
duurzaamheidambitie
zich
te
verbreden
en
wordt
vertaald
naar
meerdere
ambities.
Het
reduceren
van
het
energieverbruik
blijft
tot
de
prioriteiten
behoren.
Het
onderzoek
heeft
gekeken
hoe
de
duurzaamheidambitie
van
de
opdrachtgever
wordt
omschreven.
Zowel
uit
de
casussen
als
de
expertinterviews
blijkt
dat
de
duurzaamheidambitie
aan
het
begin
van
het
proces
op
verschillende
manieren
kan
worden
weergegeven.
We
kunnen
onderscheid
maken
tussen
een
duurzaamheidambitie
die
wordt
omschreven
aan
de
hand
van
ambities
op
enkele
duurzaamheidaspecten.
We
zien
dit
duidelijk
in
het
PvE
van
de
Haagse
Hogeschool,
die
de
duurzaamheidambitie
opsplitst
in
een
drietal
ambities
op
energiezuinigheid,
gezondheid
en
materiaalgebruik.
Andere
casussen
verbinden
direct
een
alomvattende
eis
aan
hun
duurzaamheidambitie.
Dit
zagen
we
bij
twee
casussen.
Eén
gebruikte
de
term
‘Cradle
to
Cradle’
een
ander
‘de
duurzaamste’.
Hoewel
in
twee
casussen
pas
halverwege
het
ontwerpproces
label
werd
verbonden
om
de
duurzaamheid
aan
te
tonen,
blijkt
uit
de
expertinterviews
dat
ook
vaak
meteen
een
label
wordt
genoemd
in
het
PvE.
Het
onderzoek
heeft
ook
gekeken
waarom
de
opdrachtgever
de
duurzaamheidambitie
heeft.
De
duurzaamheidambitie
lijkt
voort
te
komen
uit
een
besef
van
schaarste
en
milieuproblemen
in
de
toekomst.
Daarnaast
lijkt
de
opdrachtgever
in
sommige
gevallen
bewust
te
zijn
van
zijn
rol
in
de
maatschappij
en
de
verantwoordelijkheid
die
daarbij
hoort.
Zo
blijkt
uit
twee
onderzochte
schoolgebouwen,
dat
de
opdrachtgevers
het
gebouw
ook
een
taak
willen
laten
vervullen
om
studenten
bewust
te
maken
van
duurzaamheid.
Uit
alle
casussen
blijkt
dat
het
verkrijgen
van
een
duurzaam
imago
een
extra
reden
voor
de
duurzaamheidambitie
is.
In
één
geval
lijkt
dit
zelfs
de
belangrijkste
motivatie
te
zijn
voor
duurzaamheid.
Dit
argument
verlangt
dat
duurzaamheid
wordt
aangetoond
in
het
gebouw.
Uit
alle
casusanalyses
lijkt
de
motivatie
en
visie
van
de
opdrachtgevers
bepalend
te
zijn
voor
welke
duurzaamheidaspecten
de
prioriteit
verkrijgen.
Experts
wijzen
erop
dat
de
duurzaamheidambitie
ook
gebaseerd
dient
te
worden
op
de
visie
van
de
organisatie.
Michiel
Rogaar
93
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Initiatieffase
In
het
hoofdstuk
‘Duurzaamheid’
uit
fase
I
van
het
onderzoek
staan
verschillende
benaderingen
en
definities
van
het
begrip
‘duurzaamheid’.
In
die
fase
is
de
conclusie
getrokken
dat
er
geen
eenduidige
betekenis
is
voor
het
begrip.
Dit
wordt
bevestigd
door
de
geanalyseerde
casussen
uit
fase
twee,
waarbij
duurzaamheid
bij
ieder
project
wordt
vertaald
naar
een
verschillende
selectie
aan
duurzaamheidaspecten.
In
de
expertinterviews
is
gevraagd
wat
men
onder
duurzaamheid
verstaat
of
hoe
de
duurzaamheidambitie
in
een
project
is
te
behalen.
Ook
hierover
verschillen
de
opvattingen.
In
fase
II
en
fase
III
is
onderzocht
in
hoeverre
tijd
wordt
besteed
aan
de
interpretatie
van
het
begrip
en
welke
uitwerking
het
kan
hebben
op
het
project.
Experts
waarschuwen
voor
het
overslaan
van
een
dergelijke
interpretatiefase.
Het
opgeven
van
een
duurzaamheidambitie,
waar
niet
over
na
is
gedacht
heeft
als
risico
dat
de
ambitie
niet
wordt
gehaald.
In
alle
casussen
die
zijn
geanalyseerd
is
inderdaad
een
interpretatiefase
te
herkennen
waarin
wordt
gediscussieerd
welke
ambities
zullen
leiden
tot
duurzaamheid.
In
fase
I
van
het
onderzoek
wordt
gesuggereerd
dat
de
ambitie
zo
vroeg
mogelijk
in
het
proces
vastgesteld
dient
te
worden.
Ook
de
experts
zijn
het
hierover
eens.
Het
ontwerpproces
verloopt
dan
minder
soepel,
omdat
het
ontwerpteam
eerst
zal
moeten
zoeken
naar
wat
de
opdrachtgever
daadwerkelijk
wil.
Ook
kan
men
in
die
fase
de
financiële
consequenties
duiden.
Er
is
dan
nog
de
mogelijkheid
om
meer
middelen
vrij
te
maken
om
de
duurzaamheidambitie
te
realiseren.
Uit
de
casussen
blijkt
dat
dit
echter
niet
altijd
gebeurt
in
de
initiatieffase,
maar
dat
dit
ook
tijdens
de
ontwerpfase
kan
plaatsvinden.
Ook
deze
opdrachtgevers
zijn
tevreden
met
het
resultaat.
Het
voordeel
is
dat
de
opdrachtgever
dan
de
expertise
van
het
ontwerpteam
kan
gebruiken
om
zijn
duurzaamheidambitie
te
doen
vertalen
naar
het
ontwerp.
Daarnaast
kan
hij
een
tijdrovende
initiatieffase
overslaan
en
direct
beginnen
aan
het
ontwerp.
De
opdrachtgever
heeft
dan
alleen
minder
inzicht
welk
budget
nodig
is
om
zijn
ambities
waar
te
maken.
Ligt
er
voor
die
fase
wel
een
PvE,
dan
zal
de
opdrachtgever
er
rekening
mee
moeten
houden
dat
eisen
in
het
PvE
moeten
wijken
voor
de
nieuwe
ambities
die
worden
geformuleerd
in
die
fase.
De
opdrachtgevers
hebben
het
investeringsbudget
hier
ook
niet
hard
vastgelegd.
De
opdrachtgevers
zijn
dan
ook
bereidt
extra
geld
vrij
te
maken
voor
ontwerpoplossingen
die
bijdragen
aan
het
behalen
van
de
ambities.
Het
is
de
vraag
of
elke
opdrachtgever
deze
financiële
vrijheid
heeft.
Een
opdrachtgever
die
als
expert
is
geïnterviewd
geeft
aan
dat
dit
budget
meestal
vast
staat
voordat
men
begint
aan
de
ontwerpfase.
Er
zou
dan
weinig
speling
zijn
om
het
ambitieniveau
te
verhogen.
De
opmerking
van
deze
expert
lijkt
erop
te
duiden
dat
de
twee
geanalyseerde
commerciële
projecten
een
uitzondering
te
zijn.
Niet
alleen
de
opdrachtgever,
maar
ook
andere
stakeholders
betrokken
bij
het
project
dienen
hun
ambities
weer
te
geven.
Dit
was
niet
geheel
duidelijk
geworden
uit
de
casussen.
Echter
kwam
het
wel
duidelijk
uit
de
expert
interviews
naar
voren.
Er
wordt
zelfs
beweerd
dat
wanneer
men
tot
een
integrale
besluitvorming
komt,
waarbij
alle
stakeholders
zijn
betrokken
je
per
definitie
een
duurzaam
gebouw
hebt.
Dit
onderzoek
heeft
zich
hier
niet
verder
in
verdiept.
Dit
dient
verder
te
worden
onderzocht.
Haalbaarheidstudie
Nadat
de
duurzaamheidambitie
en
visie
zijn
vertaald
naar
bepaalde
subambities,
kan
de
opdrachtgever
meetbare
eisen
verbinden
aan
bepaalde
ambities.
Een
goed
voorbeeld
is
de
EPC‐eis,
die
verbonden
wordt
aan
de
ambitie
voor
energiereductie.
In
twee
casussen
vindt
daarom
een
financiële
haalbaarheidstudie
plaats,
waarin
wordt
onderzocht
welke
meetbare
eisen
haalbaar
zijn
voor
het
budget
dat
de
opdrachtgever
voor
ogen
heeft.
Michiel
Rogaar
94
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Het
is
onmogelijk
om
een
financiële
haalbaarheidstudie
te
doen
op
basis
van
prestatie‐eisen.
Daarom
dient
een
ontwerpverkenning
gemaakt
te
worden
waaruit
een
bepaalde
prestatie‐ eis
is
af
te
leiden.
Duurzame
toepassingen
worden
daarin
verwerkt.
Van
een
dergelijke
ontwerpverkenning
kan
vervolgens
een
elementenraming
gemaakt
worden,
die
als
basis
kan
dienen
voor
de
haalbaarheidstudie.
Men
kan
deze
haalbaarheidstudie
ook
uitstellen
tot
het
ontwerpproces,
zodat
financiële
ramingen
op
basis
van
het
ontwerp
geschieden.
Het
is
dan
wel
noodzakelijk
dat
of
de
eisen
of
het
budget
nog
niet
worden
vastgesteld.
Beter
spreekt
men
van
te
realiseren
ambities
in
plaats
van
meetbare
eisen.
Het
is
namelijk
niet
duidelijk
welke
eisen
voor
welk
budget
mogelijk
zijn.
Men
kan
concluderen
dat
hoe
eerder
de
opdrachtgever
in
de
initiatieffase
zijn
ambities
bepaalt
des
te
eerder
hij
financiële
consequenties
kan
overzien.
Er
is
dan
nog
voldoende
tijd
om
extra
middelen
vrij
te
maken.
Wil
de
opdrachtgever
wachten
tot
het
ontwerpproces,
dan
loopt
hij
het
risico
dat
het
budget
zal
oplopen
omwille
van
het
realiseren
van
zijn
ambities.
Het
PvE
In
de
literatuur
werd
geen
duidelijke
methode
gegeven
om
duurzaamheid
op
te
nemen
in
het
PvE.
Wel
kwamen
aan
de
hand
van
een
drietal
PvE’s
uit
de
praktijk
twee
verschillende
indelingen
naar
voren.
Eén
waarbij
duurzaamheid
als
extra
hoofdstuk
werd
toegevoegd
en
één
waarbij
duurzaamheid
het
centrale
aspect
was.
Hier
wordt
de
gehele
hoofdstukindeling
dan
op
de
belangrijkste
aspecten
die
van
invloed
zijn
op
duurzaamheid
gebaseerd.
In
twee
casussen
werd
een
PvE
gehanteerd
waarbij
een
extra
hoofdstuk
duurzaamheid
was
toegevoegd.
Eén
PvE
beschreef
in
de
inleiding
drie
subambities
die
zouden
leiden
tot
duurzaamheid.
Een
ander
project
hanteerde
ook
een
paragraaf
duurzaamheid,
maar
hier
werden
geen
ambities
geformuleerd,
maar
enkele
eisen
op
gebied
en
materiaal.
Het
derde
PvE
uit
de
casusanalyses
hanteerde
een
opzet,
die
meer
aansluit
op
een
PvE,
waarbij
duurzaamheid
het
centrale
aspect
is.
Het
hanteerde
een
hoofdstukindeling,
met
als
doel
duurzaamheid
in
de
breedte
te
beschrijven.
Echter
werden
onder
de
hoofdstukken
geen
ambities
beschreven
maar
concrete
eisen.
Het
is
niet
duidelijk
geworden
welke
indeling
de
voorkeur
verdient.
Het
kwam
ook
niet
duidelijk
uit
de
expert
interviews
naar
voren.
Eén
expert
is
van
mening
dat
de
gehele
indeling
overhoop
gehaald
mag
worden.
Een
ander
pleit
voor
het
scheiden
van
de
doelen
(vgl
People)
en
de
middelen
(vgl.
Planet).
Geen
van
de
PvE’s
dat
is
bestudeerd
voor
dit
onderzoek
omschrijft
de
visie
van
de
opdrachtgever
of
de
motivatie
voor
bepaalde
eisen.
In
de
eerste
fase
van
dit
onderzoek
bleek
dat
men
in
de
initiatieffase
zowel
het
‘wat’
als
het
‘waarom’
dient
te
bepalen.
Het
‘waarom’
staat
dus
nergens
beschreven.
Experts
geven
aan
dat
het
ontwerpteam
juist
gebaat
is
bij
inzicht
in
het
‘waarom’
van
bepaalde
eisen.
Er
is
daarom
in
het
PvE
sterk
de
behoefte
aan
een
duurzaamheidvisie
of
motivatie
die
ten
grondslag
liggen
aan
de
duurzaamheidambitie.
Prioriteiten
Geen
enkel
van
de
PvE’s
die
voor
dit
onderzoek
zijn
geanalyseerd
staan
prioriteiten
aangegeven.
Toch
blijkt
uit
het
theoretisch
kader
en
de
expertinterviews
dat
daar
behoefte
aan
is.
Dit
kan
het
ontwerpteam
helpen
de
juiste
keuze
te
maken
wanneer
eisen
conflicteren.
“Het
ontwerp
blijft
een
compromis”.
De
ambitie
voor
energiereductie
en
de
ambitie
voor
een
gezond
binnenklimaat
conflicteren.
Een
gezond
binnenklimaat
kan
bijvoorbeeld
worden
gerealiseerd
door
voldoende
ventilatie,
een
constante
binnentemperatuur
en
genoeg
daglicht.
Deze
eigenschappen
leiden
meestal
tot
een
grotere
energievraag.
Het
slechts
rangschikken
van
deze
twee
ambities
is
een
mogelijkheid,
maar
de
opdrachtgever
dient
bewust
te
zijn
van
het
feit
dat
deze
ambities
Michiel
Rogaar
95
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
conflicteren
en
dient
zich
daarom
te
verdiepen
hoe
hij
wil
dat
deze
ambities
zich
ten
opzichte
van
elkaar
verhouden.
Ontwerpfase
Keuze
ontwerpteam
Uit
de
casussen
is
duidelijk
geworden
dat
de
opdrachtgever
voor
een
duurzame
architect
kiest
wanneer
hij
een
duurzaamheidambitie
heeft.
Wanneer
de
architect
wordt
gekozen
middels
de
Europese
architectenselectie
kiest
de
opdrachtgever
voor
het
ontwerp
en
de
visie
die
overeenkomen
met
zijn
eigen
visie.
Ook
kan
de
opdrachtgever
nauw
betrokken
blijven
bij
het
ontwerpproces
of
schakelt
hij
een
duurzaamheidadviseur
in
om
de
duurzaamheidambitie
in
de
gaten
te
houden.
Ook
uit
de
expertinterviews
blijkt
dat
het
selecteren
van
het
ontwerpteam
minstens
zo
belangrijk
is
als
een
goed
PvE.
Label
Waneer
men
gebruik
maakt
van
een
label
moet
de
opdrachtgever
erop
toezien
dat
men
het
gebruikt
als
middel.
De
ambities
en
de
visie
van
de
opdrachtgever
moeten
leidend
blijven.
Omdat
sommige
labels
(Leed
en
Breeam)
opgebouwd
zijn
uit
een
grote
hoeveelheid
van
duurzaamheideisen,
kan
een
label
de
rol
van
het
PvE
overnemen.
Men
dient
altijd
voor
een
ontwerpoplossing
te
kiezen
die
het
meest
bij
de
ambities
van
de
opdrachtgever
aansluit.
Het
risico
blijft
bestaan
dat
een
label
of
reductiedoelstelling
wordt
gebruikt
als
‘afvinklijstje’,
waardoor
duurzame
oplossingen,
die
niet
voorkomen
op
de
‘lijst’
worden
overgeslagen.
“Een
label
of
reductiedoelstelling
mag
nooit
het
doel
worden,
maar
dient
uitsluitend
gebruikt
te
worden
als
middel
om
een
bepaalde
ambitie
te
toetsen.”
Geld
en
tijd
Hieronder
is
nogmaals
de
figuur
weergeven
waarin
de
‘waarde
voor
de
opdrachtgever’
wordt
gedemonstreerd
in
een
driehoeksverhouding
tussen
geld,
kwaliteit
en
(proces)tijd.
Dit
onderzoek
wijst
erop
dat
de
duurzaamheidambitie,
ofwel
duurzame
kwaliteit,
duidelijk
leidt
tot
een
hogere
investering.
De
vier
geanalyseerde
casussen
zijn
ook
bestudeerd
op
hun
procestijd.
Hierbij
is
geen
enkel
ontwerpproces
uitgelopen.
Echter
zit
er
een
duidelijk
verschil
tussen
de
casussen.
De
procestijden
van
de
onderzochte
commerciële
casussen
lijken
een
veel
korter
proces
te
hebben
(initiatief
tot
bestek)
dan
de
niet
commerciële
casussen.
Eén
van
de
commerciële
opdrachtgevers
noemde
‘processnelheid’
zelfs
een
van
de
drie
ambities
van
zijn
bedrijf.
Hier
wordt
een
‘interpretatiefase’
of
een
uitgebreid
onderzoek
naar
duurzaamheid
in
de
initiatieffase
overgeslagen,
waardoor
de
procestijd
verkort
lijkt
te
worden.
Het
nadeel
is
dat
de
opdrachtgever
dan
ook
geen
Figuur
6.1
Waarde
opdrachtgever.
Bron:
concrete
duurzaamheideisen
in
combinatie
met
een
Inleiding
bouwmanagement.
vast
budget
aan
het
ontwerpteam
kan
opleggen.
Functie
PvE
Communicatiedocument
Dit
onderzoek
heeft
gekeken
naar
het
PvE
als
‘communicatiemiddel’
tussen
opdrachtgever
en
ontwerpteam.
Uit
de
casussen
kwam
naar
voren
dat
één
PvE
absoluut
faalde
in
het
communiceren
van
de
duurzaamheidambitie.
Een
andere
niet‐commerciële
casus
laat
zien
dat
de
duurzaamheideisen
weliswaar
duidelijk
staan
vermeld,
maar
dat
de
onderbouwing
Michiel
Rogaar
96
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
ervan
niet
naar
voren
komt.
De
leden
van
het
ontwerpteam
geven
aan
dat
juist
deze
kennis
nodig
is
voor
het
ontwerp.
Het
is
voor
het
ontwerpteam
essentieel
om
te
weten
waarom
een
bepaalde
ambitie
of
eis
in
het
PvE
staat
beschreven.
Uit
dit
onderzoek
valt
te
concluderen
dat
het
PvE
te
kort
schiet
als
communicatiedocument
in
het
overbrengen
van
wat
de
opdrachtgever
onder
duurzaamheid
verstaat.
De
experts
zijn
zelfs
van
mening
dat
er
in
veel
gevallen
niet
eens
bij
wordt
stil
gestaan
waarom
bepaalde
eisen
worden
opgeschreven.
Twee
casussen
laten
echter
zien
dat
hier
wel
degelijk
over
wordt
na
gedacht.
Het
ontwerpteam
zal
altijd
bepaalde
eisen
ter
discussie
stellen,
waarop
de
opdrachtgever
kan
reageren.
Blijkt
dat
de
opdrachtgever
goed
heeft
nagedacht
over
zijn
ambities,
kan
het
ontwerpteam
hierdoor
alsnog
kennis
nemen
van
de
visie
van
de
opdrachtgever.
Tijdens
het
ontwerpproces
komen
de
ware
ambities
dan
alsnog
naar
boven.
Reflectiemiddel
De
literatuur
noemt
het
aanzetten
tot
reflectie
een
van
de
functies
van
het
PvE
.
De
opdrachtgever
wordt
door
het
opstellen
van
het
PvE
gedwongen
om
na
te
denken
over
de
organisatie.
In
dit
onderzoek
is
de
vraag
gesteld
of
het
PvE
ook
dient
als
reflectie
op
de
duurzaamheidambitie.
In
de
twee
niet‐commerciële
casussen
vervult
het
PvE
en
de
programmafase
duidelijk
deze
rol.
In
workshops
besteedt
men
nadrukkelijk
aandacht
aan
de
duurzaamheidambitie
en
formuleert
men
‘subambities’
waarvan
men
denkt
dat
die
tot
een
duurzamer
resultaat
leiden.
Dit
werd
gedaan
op
basis
van
discussies
in
de
initiatieffase
tussen
opdrachtgevers,
verschillende
gebruikers
en
stakeholders.
Andere
resultaten
uit
dit
onderzoek
wijzen
erop
dat
het
PvE
deze
rol
niet
vervult.
Zo
is
er
één
casus
dat
gebruik
maakt
van
een
standaard
PvE.
Er
is
daarom
ook
geen
sprake
van
een
PvE
dat
aanzet
tot
reflectie.
Toch
heeft
dat
niet
tot
problemen
geleidt,
omdat
in
dit
project
de
duurzaamheidambitie
van
het
ontwerpteam
afkomstig
was
en
dat
de
invulling
ervan
ook
voornamelijk
binnen
het
ontwerpteam
werd
vastgesteld.
Ook
is
er
één
casus
waarbij
helemaal
geen
PvE
wordt
opgesteld.
De
opdrachtgever
van
dit
project
heeft
als
ambitie
het
duurzaamste
hotel
van
Europa
te
worden,
maar
heeft
dan
nog
geen
idee
op
welke
manier
dat
bereikt
kan
worden.
Hij
gebruikt
daarom
het
ontwerpteam
om
gezamenlijk
deze
duurzaamheidambitie
te
interpreteren.
Er
wordt
vervolgens
wel
tijd
besteedt
aan
discussies
op
welke
manier
de
duurzaamheidambitie
is
te
vertalen
naar
het
gebouw.
De
experts
van
ontwerpende
disciplines
merken
op
dat
het
PvE
als
reflectiedocument
op
de
duurzaamheidambitie
tekort
schiet.
Men
kiest
namelijk
vaak
voor
een
label
of
reductie
doelstelling,
zonder
grondig
over
de
duurzaamheidambitie
na
te
denken.
6.2 Samenvatting
De
duurzaamheidambitie
• de
duurzaamheidambitie
van
opdrachtgevers
begint
vaak
met
alleen
een
ambitie
op
energiereductie
en
duurzaam
materiaal.
Aandacht
voor
andere
aspecten
ontstaat
na
inschakeling
van
een
adviseur
die
de
opdrachtgever
aanzet
tot
reflectie
op
de
duurzaamheidambitie.
• Het
reduceren
van
het
energieverbruik
blijft
tot
de
prioriteiten
behoren,
maar
ook
een
ambitie
op
gezondheid
wordt
toegevoegd.
• De
duurzaamheidambitie
aan
het
begin
van
het
proces
wordt
op
verschillende
manieren
weergegeven.
Onderscheid
wordt
gemaakt
tussen
een
duurzaamheidambitie
in
de
vorm
van
het
stellen
van
verschillende
subambities.
Een
andere
manier
is
het
uitspreken
van
termen,
zoals
‘Cradle
to
Cradle’
of
‘de
duurzaamste’.
Michiel
Rogaar
97
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
• •
• •
Ook
wordt
de
duurzaamheidambitie
soms
voorafgaand
aan
het
ontwerpproces
uitgesproken
door
het
noemen
van
een
duurzaamheidlabel.
De
duurzaamheidambitie
kan
voortkomen
uit
een
visie
die
inspeelt
op
milieuproblematiek
en
schaarste
in
de
toekomst.
Daarnaast
lijkt
de
opdrachtgever
in
sommige
gevallen
bewust
te
zijn
van
zijn
rol
in
de
maatschappij
en
de
verantwoordelijkheid
die
daarbij
hoort.
Uit
alle
casussen
blijkt
dat
het
verkrijgen
van
een
duurzaam
imago
een
extra
argument
voor
de
duurzaamheidambitie
kan
zijn.
Dit
argument
verlangt
het
aantonen
van
duurzaamheid
in
het
gebouw.
Uit
alle
casusanalyses
lijkt
de
motivatie
en
visie
van
de
opdrachtgevers
in
verband
te
staan
met
de
ambities
en
de
aspecten
waaraan
prioriteit
wordt
gegeven.
Initiatieffase
• Er
bestaat
geen
eenduidige
betekenis
voor
het
begrip
duurzaamheid.
Om
die
reden
is
er
in
elk
geanalyseerd
project
uit
dit
onderzoek
een
fase
te
herkennen,
waarin
discussie
plaats
vindt
welke
aspecten
tot
een
duurzaam
gebouw
leiden.
• De
ambitie
kan
zowel
vroeg
in
de
initiatieffase
vastgesteld
worden,
als
tijdens
het
ontwerpproces.
• Niet
alleen
de
opdrachtgever,
maar
ook
andere
stakeholders
van
het
project
dienen
hun
ambities
weer
te
geven.
• Het
voordeel
van
het
vaststellen
van
de
ambitie
in
de
initiatieffase
is
dat
men
dan
de
financiële
consequenties
duiden.
Er
is
dan
nog
de
mogelijkheid
om
meer
middelen
vrij
te
maken
om
de
duurzaamheidambitie
te
realiseren.
• Het
kan
ook
tijdens
het
ontwerpproces
plaatsvinden,
met
als
voordelen
dat
de
opdrachtgever
de
expertise
van
het
ontwerpteam
kan
gebruiken
en
men
tijd
kan
uitsparen
door
geen
uitgebreide
initiatief‐
en
programmafase
te
houden.
Een
nadeel
is
dat
de
opdrachtgever
dan
minder
inzicht
heeft
welk
budget
nodig
is
om
zijn
ambities
waar
te
maken,
wat
mogelijk
leidt
tot
het
oplopen
van
het
budget
of
het
naar
beneden
bijstellen
van
eisen.
• Nadat
de
duurzaamheidambitie
is
vertaald
naar
ambities
op
bepaalde
aspecten,
kan
de
opdrachtgever
meetbare
eisen
verbinden
aan
bepaalde
ambities.
De
opdrachtgever
kan
dan
een
financiële
haalbaarheidstudie
laten
uitvoeren,
waarin
wordt
onderzocht
welk
label
of
welke
meetbare
eisen
haalbaar
zijn
binnen
het
budget
dat
hij
voor
ogen
heeft.
• Deze
haalbaarheidstudie
wordt
gebaseerd
op
een
ontwerpverkenning
met
daarin
concrete
duurzame
toepassingen
verwerkt.
Hiervan
is
een
bepaalde
prestatie‐eis
af
te
leiden
en
het
budget
wordt
geraamd
op
basis
van
een
elementenmethode.
• Men
kan
deze
haalbaarheidstudie
ook
uitstellen
tot
aan
het
ontwerpproces,
zodat
financiële
ramingen
op
basis
van
het
ontwerp
geschieden.
Dit
heeft
als
nadeel
dat
budget
en
eisen
niet
op
elkaar
afgesteld
kunnen
worden.
Inhoud
PvE
• Er
zijn
twee
verschillende
indelingen
voor
het
formuleren
van
duurzaamheid
in
het
PvE
mogelijk:
Eén
waarbij
duurzaamheid
als
extra
hoofdstuk
wordt
toegevoegd
en
één
waarbij
duurzaamheid
het
centrale
aspect
vormt.
o Het
PvE
dat
duurzaamheid
beschrijft
in
een
extra
hoofdstuk,
kan
in
dit
hoofdstuk
de
ambities
op
de
aspecten
expliciet
weergeven,
die
volgens
de
opdrachtgever
leiden
tot
duurzaamheid.
o Een
PvE
waarbij
duurzaamheid
het
centrale
aspect
is,
baseert
een
hoofdstukindeling,
op
de
belangrijkste
aspecten
die
van
invloed
zijn
op
duurzaamheid.
Het
hoofdstuk
kan
dan
beginnen
met
het
in
woord
beschrijven
van
de
ambities
op
dat
specifieke
aspect.
• In
geen
enkel
PvE
in
dit
onderzoek
staat
de
motivatie
of
visie
van
de
opdrachtgever
omschreven.
Het
ontwerpteam
blijkt
hier
wel
de
behoefte
aan
te
hebben.
Michiel
Rogaar
98
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
Prioriteiten
worden
in
geen
enkel
PvE
weergegeven.
Ontwerpfase
• De
opdrachtgever
kan
sturen
op
de
ambitie
door
het
selecteren
van
een
architect
of
ontwerpteam
die
ervaring
hebben
met
duurzaam
ontwerpen.
• Door
een
externe
duurzaamheidadviseur
aan
te
stellen
of
zelf
nauw
betrokken
te
blijven
kan
de
opdrachtgever
tijdens
het
ontwerpproces
zijn
ambitie
hoog
houden.
• Een
score
voor
een
bepaald
duurzaamheidlabel
kan
het
ontwerpteam
een
richtlijn
geven
welk
ambitieniveau
gewenst
is.
Het
risico
blijft
bestaan
dat
een
label
of
reductiedoelstelling
wordt
gebruikt
als
‘afvinklijstje’.
Hierbij
bestaat
de
kans
dat
duurzame
oplossingen,
die
niet
voorkomen
op
de
‘lijst’
worden
overgeslagen
of
dat
de
oplossingen
niet
aansluiten
op
de
werkelijke
ambities
van
de
opdrachtgever.
Functie
PvE
• Uit
dit
onderzoek
valt
te
concluderen
dat
het
PvE
soms
te
kort
schiet
in
het
communiceren
van
wat
de
opdrachtgever
onder
duurzaamheid
verstaat.
Dit
hoeft
niet
direct
tot
problemen
te
leiden,
omdat
in
gesprekken
met
de
opdrachtgever
deze
informatie
alsnog
kan
worden
overgedragen.
• Wanneer
niet
duidelijk
uit
het
PvE
naar
voren
komt
wat
de
opdrachtgever
onder
duurzaamheid
verstaat,
maar
er
wordt
wel
een
duurzaamheidambitie
uitgesproken,
zal
het
ontwerpteam
het
PvE
gebruiken
als
discussiedocument.
Het
is
daarom
altijd
prettig
om
een
PvE
te
hebben.
• Resultaten
uit
dit
onderzoek
wijzen
erop
dat
het
PvE
de
opdrachtgever
niet
altijd
aanzet
tot
reflectie
op
de
duurzaamheidambitie.
Opdrachtgevers
kiezen
dan
voor
een
label
of
reductie
doelstelling,
zonder
grondig
over
hun
duurzaamheidambitie
na
te
denken.
Tijd
en
geld
• Dit
onderzoek
wijst
erop
dat
de
duurzaamheidambitie,
ofwel
duurzame
kwaliteit,
duidelijk
leidt
tot
een
hogere
investering.
• Wanneer
een
‘interpretatiefase’
of
een
uitgebreid
onderzoek
naar
de
haalbaarheid
van
duurzaamheid
in
de
initiatieffase
wordt
overgeslagen,
kan
de
procestijd
verkort
worden.
Het
nadeel
is
dat
de
opdrachtgever
dan
ook
geen
concrete
duurzaamheideisen
in
combinatie
met
een
vast
budget
aan
het
ontwerpteam
kan
opleggen.
6.3 Aanbevelingen
opdrachtgevers
•
• •
• •
Het zal helpen wanneer de opdrachtgever een afzonderlijke interpretatiefase inlast waarin de opdrachtgeer definieert wat hij precies onder duurzaamheid verstaat en welke aspecten hij vindt bijdragen aan de duurzaamheid van zijn gebouw. Hoe deze interpretatiefase ingevuld kan worden is te zien in het model. Hoe eerder de duurzaamheidambitie wordt vastgelegd, hoe meer tijd er is om voldoende middelen(budget) vrij te maken, die nodig zijn om de duurzaamheidambitie te realiseren. Het noemen van een label of reductie-eis is niet voldoende voor het aangeven van de duurzaamheidambitie. Ook hierbij dient de duurzaamheidambitie te zijn omschreven aan de hand van aspecten die de opdrachtgever vindt behoren tot duurzaamheid. Wanneer
een
snel
proces
gewenst
is,
kan
men
kiezen
een
‘tijdrovende’
haalbaarheidstudie
in
de
initiatieffase
over
te
slaan.
Men
kan
dan
kiezen
minder
rigide
vast
te
houden
aan
of
het
budget
of
eisen.
Door het formuleren van een motivatie en visie, waarop deze aspecten dienen aan te sluiten, dwingt de opdrachtgever hierover na te denken. Hoe deze interpretatiefase dient te verlopen staat verder toegelicht in het rapport.
Michiel
Rogaar
99
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
•
•
Er
zijn
twee
mogelijkheden
voor
het
opstellen
van
het
PvE.
De
opdrachtgever
kan
enkele
aspecten
die
hij
vind
bijdragen
aan
duurzaamheid
expliciet
maken.
Dit
is
aan
te
bevelen
wanneer
de
opdrachtgever
duidelijk
onderscheid
maakt
tussen
welke
aspecten
wel
en
welke
aspecten
niet
onder
duurzaamheid
horen.
Het
is
ook
mogelijk
om
het
PvE
zo
op
te
stellen
dat
duurzaamheid
centraal
staat.
De
hoofdstukindeling
zal
dan
zijn
aan
de
hand
van
de
aspecten
die
de
opdrachtgever
tot
duurzaamheid
vind
behoren.
Deze
indeling
zal
duurzaamheid
tot
in
de
breedte
beschrijven.
6.4 Aanbevelingen
vervolg
onderzoek
Het
model
dat
is
ontworpen
op
basis
van
dit
onderzoek,
is
nog
niet
in
de
praktijk
getoetst.
Het
zou
interessant
zijn
om
de
mening
te
horen
van
experts
Allereerst
is
het
nuttig
om
te
kijken
naar
de
rol
van
het
PvE
gedurende
het
gehele
proces.
In
dit
onderzoek
is
slechts
gekeken
naar
de
rol
van
het
PvE
in
de
eerste
paar
fasen
in
het
proces,
maar
bekijkt
niet
hoe
het
PvE
gebruikt
wordt
in
de
andere
fasen.
Het
onderzoek
is
gebaseerd
op
vier
casusanalyses.
Dit
aantal
is
te
weinig
om
conclusies
hard
te
maken.
Bovendien
waren
twee
casussen
ten
tijde
van
dit
onderzoek
nog
niet
geheel
afgerond.
Het
zou
daarom
nuttig
zijn
om
meerdere
casussen
te
onderzoeken.
Men
kan
er
dan
voor
kiezen
om
bepaalde
variabelen
gelijk
te
houden
of
juist
te
veranderen.
Variabelen
die
mogelijk
invloed
hebben
op
de
resultaten
van
het
onderzoek
zijn:
• De
soort
opdrachtgever
(commercieel,
ervaring)
• De
gebouwfunctie
(Kantoor,
hotel,
school,
etc)
Opdrachtgevers
van
de
onderzochte
casussen
waren
over
het
algemeen
tevreden
met
het
proces
en
het
geleverde
duurzaamheidresultaat.
Daarom
is
het
interessant
om
casussen
te
onderzoeken,
die
gestart
zijn
met
een
hoog
ambitieniveau,
maar
waar
weinig
van
terecht
is
gekomen.
Het
onderzoek
moet
dan
uitwijzen
of
het
PvE
een
rol
heeft
gehad
in
het
belemmeren
van
de
realisatie
van
de
ambities.
Een
dergelijk
onderzoek
kan
de
conclusies
van
dit
onderzoek
versterken
of
nuanceren.
In
de
expert
interviews
zijn
experts
aan
het
woord
geweest,
met
verschillende
expertise
of
ervaring.
Hiertoe
behoren
twee
wetenschappers,
een
huisvestingsadviseur,
een
architect,
een
bouwfysicus
en
een
commerciële
projectontwikkelaar.
Het
zou
nuttig
zijn
om
meerdere
opdrachtgevers
hierover
te
interviewen,
die
verschillen
in
ervaring
en
die
niet
commercieel
zijn.
Dit
onderzoek
wees
uit
dat
PvE’s
twee
verschillende
indelingen
kunnen
hanteren
om
de
duurzaamheidambitie
te
verwoorden.
Beiden
indelingen
zijn
mogelijk,
maar
dit
onderzoek
heeft
nog
onvoldoende
data
om
te
kunnen
bepalen
welk
indeling
de
voorkeur
verdient
bij
het
ontwerpteam.
Het
betrekken
van
stakeholders
kwam
uit
de
expertinterviews
naar
voren
als
belangrijke
processtap
in
de
initiatieffase.
Het
betrekken
van
de
stakeholders
is
in
de
casussen
onderbelicht
gebleven.
Het
zou
interessant
zijn
om
uit
te
zoeken
of
de
rol
van
stakeholders
belangrijker
wordt
in
duurzame
projecten.
Uit
een
ander
expertinterview
kwam
een
interessante
suggestie
naar
voren,
die
in
dit
onderzoek
weinig
aandacht
heeft
gekregen.
Het
ontwerpteam
zou
gebaat
zijn
bij
een
exploitatiemodel,
dat
inzicht
geeft
in
de
kosten
en
opbrengsten
van
het
gebouw
tijdens
de
exploitatiefase.
Dit
biedt
volgens
de
geïnterviewde
extra
kansen
en
dient
daarom
nader
te
worden
onderzocht.
Het
toevoegen
van
een
dergelijk
model
aan
het
PvE
biedt
de
mogelijkheid
voor
het
ontwerpteam
kostenbesparingen
te
realiseren
of
opbrengsten
te
maximaliseren
voor
de
exploitatiefase.
Michiel
Rogaar
100
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
7 Model
Met
de
kennis
verkregen
uit
dit
onderzoek
is
een
model
opgesteld.
Dit
model
is
een
stappenplan,
waarin
de
‘interpretatiefase’
verder
wordt
uitgewerkt.
De
opdrachtgever
dient
deze
fase
zo
vroeg
mogelijk
in
de
initiatieffase
in
te
lassen.
Het
kan
parallel
lopen
met
de
programmafase,
wanneer
de
duurzaamheidambitie
zich
slechts
uitspreekt
op
enkele
aspecten.
Het
kan
ook
de
gehele
programmafase
vervangen,
wanneer
duurzaamheid
het
centrale
thema
is
en
wanneer
de
duurzaamheidambitie
zich
uitspreekt
op
alle
onderwerpen.
Het
model
is
ervoor
bedoeld
om
de
opdrachtgever
er
toe
te
bewegen
na
te
denken
over
zijn
duurzaamheidambitie.
Het
resultaat
is
een
document
waarin
duurzaamheidambitie‐
en
eisen
staan
vermeld.
Het
model
bestaat
uit
5
stappen.
In
de
eerste
stap
dient
de
opdrachtgever
zonder
hulp
van
adviseurs
zijn
duurzaamheidambitie
op
te
stellen.
In
stap
twee
helpt
een
adviseur
(dit
kan
een
architect,
duurzaamheidadviseur
of
huisvestingsadviseur
zijn)
de
opdrachtgever
te
reflecteren
op
zijn
ambitie
aan
de
hand
van
concrete
voorbeelden.
In
stap
drie
dient
de
opdrachtgever
de
ambities
van
de
stakeholders
in
kaart
te
brengen.
Het
is
mogelijk
om
stap
4
over
te
slaan,
als
de
opdrachtgever
direct
aan
het
ontwerpproces
wilt
beginnen.
Wanneer
hij
eisen
en
budget
op
elkaar
wilt
afstemmen
dient
hij
de
haalbaarheidstudie
van
stap
4
uit
te
voeren.
Bij
stap
5
kan
de
opdrachtgever
beginnen
aan
het
ontwerpproces.
Michiel
Rogaar
101
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
102
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
103
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
104
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
8 Reflectie
Naast
het
beantwoorden
van
de
onderzoeksvraag
en
het
doen
van
aanbevelingen
voor
dit
onderdeel
van
het
bouwproces
pleit
ik
voor
een
grondige
discussie
over
de
betekenis
van
het
begrip
duurzaamheid
en
hoe
duurzaam
bouwen
daarop
dient
aan
te
sluiten.
Het
Brundlandt
Report
uit
de
jaren
80,
wat
in
mijn
ogen
de
aanstichter
is
van
het
huidige
'duurzaamheidsdenken’
stelt
in
de
eerste
plaats
de
staat
van
moeder
aarde
aan
de
orde.
Als
de
huidige
duurzaamheidtrend
heeft
geleid
tot
een
nieuwe
manier
van
bouwen,
zou
‘het
nieuwe’
betekenen,
dat
deze
manier
van
bouwen
de
negatieve
impact
op
moeder
aarde
meer
probeert
te
beperken
dan
voorheen.
Milieuaspecten
als
energie,
water
en
materiaal
zouden
dan
meer
aandacht
verdienen.
In
de
Jaren
90,
voegde
John
Elkington
met
het
‘Tripple
P’
model
het
begrip
‘mens’
toe
aan
de
discussie.
Naar
mijn
mening
heeft
de
mens
altijd
al
centraal
gestaan
in
het
programmeren.
Dat
zou
betekenen
dat
een
zorgvuldige
programmafase
een
vereiste
is
voor
het
proces
van
een
duurzaam
project.
In
mijn
ogen
voegt
het
model
van
John
Elkington
daarom
niet
veel
toe
voor
de
bouw.
Het
is
in
mijn
ogen
voornamelijk
bedoeld
voor
bedrijven
om
hen
bewust
te
maken
van
hun
maatschappelijke
verantwoordelijkheid.
Toch
werd
later
op
dit
model
de
tetraëder
van
Duijvestein
gebaseerd.
De
tetraëder
van
Duijvestein
verbindt
uiteindelijk
een
grote
hoeveelheid
aspecten
aan
duurzaamheid.
Door
het
toevoegen
van
steeds
meer
kwaliteiten
aan
het
containerbegrip
duurzaamheid
wordt
de
grens
tussen
wat
wel
en
geen
duurzame
kwaliteit
is
in
een
gebouw
steeds
vager
en
bestaat
het
risico
dat
de
betekenis
van
duurzaamheid
en
kwaliteit
met
elkaar
gaan
overlappen.
Immers
zou
iets
met
een
bepaalde
kwaliteit
van
waarde
zijn
voor
de
mens.
Daarmee
zou
het
tegelijkertijd
duurzaam
zijn.
Het
betrekken
van
het
menselijke
aspect
van
duurzaamheid
heeft
niet
alleen
gevolgen
voor
de
betekenis
ervan.
Het
zou
ook
nadelige
gevolgen
kunnen
hebben
voor
de
essentie
van
duurzaam
bouwen.
Want
niet
elke
kwaliteit
zal
leiden
tot
duurzaamheid,
zoals
de
commissie
Brundlandt
het
ooit
heeft
bedoeld.
In
tegendeel
zelfs.
Het
Brundlandt
Report
noemt
het
toenemen
van
de
westerse
levensstandaard
juist
een
gevaar
voor
duurzaamheid.
Het
meer
aandacht
besteden
aan
aspecten,
zoals
gezondheid
en
veiligheid,
zullen
in
mijn
ogen
onze
westerse
levensstandaard
verder
voortstuwen
en
zouden
daarom
eigenlijk
niet
bijdragen
aan
duurzaamheid.
Bij
aanvang
van
dit
onderzoek
was
ik
in
de
veronderstelling,
dat
men
door
de
eeuwen
heen
altijd
al
zo
duurzaam
mogelijk
heeft
willen
bouwen.
Al
in
de
eerste
eeuw
voor
Christus
bestudeerde
de
Romeinse
bouwmeester
Vitruvius
‘het
lang
meegaan’
van
gebouwen.
Hij
onderscheidde
drie
kwaliteiten
die
van
belang
waren
voor
die
eigenschap:
firmitas,
utilitas
en
venustas
(resp.
stevigheid,
bruikbaarheid,
en
schoonheid).90
Architect
De
Moura
zei
het
volgende:
“In
tegenstelling
tot
wat
iedereen
denkt,
is
duurzaamheid
helemaal
niets
nieuws.
Want
als
je
verder
terug
kijkt
waren
alle
architecten
altijd
al
duurzaam.
In
de
tachtiger
jaren
werd
dat
allemaal
losgelaten
en
is
men
gewoon
een
stap
achteruit
gegaan.
Slim
bouwen,
waarbij
rekening
wordt
gehouden
met
de
zon
en
energieregulering
in
een
gebouw
bestaat
al
heel
lang.
Voorbeelden
hiervan
zijn
het
bouwen
van
overstekken
die
schaduw
creëren
of
gebruik
van
luiken,
die
zowel
warmte
als
kou
kunnen
buiten
houden.
”91
Is
het
niet
de
wens
van
elke
architect
een
gebouw
te
ontwerpen,
waar
men
een
eeuw
later
nog
steeds
gebruik
van
maakt
en
plezier
van
heeft?
Het
gaat
hier
dan
wel
om
de
duurzame
eigenschap
dat
iets
“lang
meegaat”
(naar
het
Engels
vertaald
als
‘durable’)
en
verschilt
in
het
90
91
Wamelink, J. W. F. (2007). Inleiding Bouwmanagement. Delft: TU Delft. Interview Noguiera de Moura, J. Royal Haskoning Architecten (7 mei 2010)
Michiel
Rogaar
105
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
feit
dat
dit
niet
per
se
geen
milieu
imapct
heeft,
maar
het
kan
wel
de
milieu‐impact
aanzienlijk
reduceren
(er
is
immers
minder
materiaal
nodig
om
nieuw
te
bouwen).
Om
het
lang
meegaan
te
bereiken
dient
het
gebouw
zo
goed
mogelijk
aan
te
sluiten
op
de
gebruikerswensen
en
de
omgeving.
Architect
Hauer
zegt:
“Een
duurzaam
gebouw
is
waar
je
op
een
gezonde
manier
kunt
werken
en
wat
een
positieve
bijdrage
geeft
aan
de
omgeving.
Dit
kan
op
gebied
van
uitstraling,
maar
ook
op
gebied
van
milieu.”92
Men
dient
bij
het
proces
van
een
duurzaam
gebouw
niet
alleen
aandacht
te
besteden
aan
het
beperken
van
de
negatieve
impact
van
het
milieu,
maar
juist
op
het
vergroten
van
de
toegevoegde
waarde
voor
mens
en
omgeving.
Daarmee
moet
het
ontwerpteam
architecten
zich
altijd
verdiepen
in
de
wensen
van
de
mens
en
verschillende
belangengroepen
in
de
omgeving.
Daarom
is
het
van
belang
dat
bij
het
proces
van
een
duurzaam
gebouw
zorgvuldig
tijd
besteed
wordt
aan
het
in
kaart
brengen
van
deze
eisen
en
wensen
van
gebruikers
en
belangengroepen
die
direct
of
indirect
betrokken
zijn.
Met
andere
woorden
een
zorgvuldige
programmafase
is
van
doorslaggevend
belang
bij
het
realiseren
van
een
duurzaam
gebouw.
Echter
laten
de
twee
commerciële
projecten,
een
kantoor
en
een
hotel,
zien
dat
deze
programmafase
min
of
meer
wordt
overgeslagen.
In
beide
gevallen
is
het
Leed
Platinum
label
behaald
(hoogste
mogelijke
Leed
label).
De
opdrachtgevers
zijn
zeer
tevreden
met
het
‘duurzame’
resultaat.
De
gebouwen
behoren
tot
een
categorie
waar
min
of
meer
op
aanbod
wordt
gebouwd,
voor
een
algemene
gebruiker.
Bij
een
hotel
is
het
nagenoeg
onmogelijk
om
de
toekomstige
gasten
al
bij
het
bouwproces
te
betrekken.
Bij
het
kantoorgebouw
geanalyseerd
voor
dit
onderzoek
was
dat
wel
mogelijk,
alleen
is
onzeker
wie
de
huurder
zal
zijn
na
het
aflopen
van
het
huurcontract.
Een
kantoor
gebouwd
op
de
specifieke
wensen
van
een
bepaalde
huurder
zal
mogelijk
niet
aansluiten
op
wat
een
toekomstige
huurder
wil.
Daarmee
is
het
interessant
om
af
te
vragen
of
het
bouwen
op
aanbod
überhaupt
wel
duurzaam
is.
Volgens
van
Doorn
is
het
van
cruciaal
belang
om
alle
betrokken
partijen
te
betrekken
bij
het
vaststellen
van
ambities.
Het
opstellen
van
een
strategische
projectaanpak
vormt
daar
een
belangrijke
stap
in.
Deze
aanpak
dient
enerzijds
gericht
te
zijn
op
het
realisiren
van
een
vooraf
bepaalde
kwaliteit
van
het
eindproduct,
maar
ook
op
het
organiseren
van
het
proces.93
De
visie
van
Van
Bergen94
op
duurzaam
bouwen
gaat
daarin
nog
verder.
Hij
meent
dat
duurzaam
bouwen
niet
zozeer
wordt
bereikt
door
het
stellen
van
duurzame
doelstellingen,
maar
door
het
doorlopen
van
een
zorgvuldig
bouwproces,
waarbij
rekening
is
gehouden
met
alle
mogelijke
belangengroepen:“Maar
in
principe
is
het
begrip
duurzaamheid
ook
met
alle
stakeholders
komen
tot
besluitvorming.
Ook
dat
een
gebouw
in
de
omgeving
wordt
geaccepteerd.
Dat
je
bij
de
bouw
niet
de
mussen
wegjaagt.
Dat
is
ook
allemaal
duurzaamheid.
Wanneer
je
dat
goed
organiseert,
waarbij
je
rekening
houdt
met
iedereen,
heb
je
per
definitie
een
duurzaam
gebouw.
Het
hoeft
niet
het
duurzaamste
gebouw
te
zijn,
maar
elk
ontwerpproces,
waarbij
je
goed
samenwerkt
met
andere
partijen,
is
het
per
definitie
duurzaam.”
Voegen
we
‘de
toekomstige
generaties’
toe
aan
deze
belangengroepen,
dan
houden
we
vanzelf
rekening
met
het
feit
dat
we
anders
met
moeder
aarde
dienen
om
te
springen
(wat
deze
behoeften
zullen
zijn
is
een
discussie
apart).
Hoe
dan
ook,
moeten
we
al
die
‘stakeholders’
bij
het
proces
betrekken,
die
hun
wensen
op
dit
moment
wel
kunnen
uitspreken.
Van
Bergen
voegt
hier
aan
toe
dat
‘het
duurzaamste
gebouw’
niet
bestaat.
“We
moeten
proberen
een
zo
duurzaam
mogelijk
gebouw
neer
te
zetten,
binnen
de
randvoorwaarden
die
van
toepassing
zijn.”
92
Interview Hauer D. Royal Haskoning Architecten (31 augustus 2010) Doorn A.v. (2010) Duurzame kwaliteit 94 Interview Bergen P.v. DGMR (24 augustus 2010) 93
Michiel
Rogaar
106
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
De
discussie
rondom
duurzaam
bouwen
gaat
in
mijn
ogen
te
veel
over
de
extra
kosten
die
het
met
zich
mee
brengt.
Het
proces
er
naar
toe
is
vaak
onderbelicht,
terwijl
het
in
mijn
ogen
essentieel
is.
Zo
hoor
je
opdrachtgevers
weinig
over
het
extra
tijd
reserveren
om
alle
belangen
in
kaart
te
brengen
van
alle
stakeholders
die
betrokken
zijn
bij
de
ontwikkeling.
Het
gebouw
zou
namelijk
voor
iedereen
een
toevoeging
moeten
zijn.
Dit
onderdeel
verdient
in
mijn
ogen
nader
onderzoek.
Michiel
Rogaar
107
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Michiel
Rogaar
108
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
9 Bronnenlijst
Artikelen
• • • • • • • •
Bergen,
P.
v.
(2010).
Van
labelcompetitie
naar
duurzame
processen,
mijn
wens
voor
2010.
www.duurzaamgebouwd.nl
Bogers,
T.
&
Meel,
J.
v.
&
Voordt,
T.
v.
d.
(2008).
Architectenvisie
op
het
Programma
van
Eisen.
Facility
Management
Magazine
|
Jaarboek
2008,
38
‐
43.
Boersma,
A.
C.
&
Leijten,
J.
L.
(2003).
Binnenmilieu
en
productivitieit:
eindelijk
harde
cijfers.
verwarming
&
Ventilatie,
p
393.
Brink,
B.
&
Dam,
E.
t.
(2009).
Duurzame
huisvesting
vraagt
om
een
integrale
aanpak.
Facility
management
Jaarboek
2009,
40‐43.
Duijvestein,
K.
(2000).
Hoe
duurzaam/durable
is
duurzaam/sustainable?
Best:
Aeneas.
Labohm,
H.
Financieel
Dagblad
extra
7
december
p.7
Janssen
Groesbeek,
M.
(2009).
Terug
naar
de
Kringloop.
Financieel
Dagblad
extra.
7
december
Morris,
P.
&
Fay
Matthiessen,
L.
(2007).
Cost
of
Green
Revisited.
Boeken
• • • • • • • • • • • • •
Rakhorst,
A.
(2008)
De
winst
van
duurzaam
bouwen,
Search
Knowledge
2008;
Doorn,
A.
v.
(2004).
Ontwerp/proces.
Amsterdam:
SUN.
Geerts,
G.,
&
Boon,
T.
d.
(1999).
Van
Dale
Groot
woordenboek
der
Nederlandse
taal.
Utrecht
‐
Antwerpen:
Van
Dale
Lexicografie.
Hal,
A.
v.
(2004).
Bouwen
met
ambitie.
Boxtel
Aeneas.
Homan,
R.
(1997).
Standaardvoorwaarden,
Rechtsverhouding
opdrachtgever
‐
architect.
Amsterdam:
Kon.
Maatschappij
tot
Bevordering
der
Bouwkunst,
Bond
van
Nederlandse
Architecten.
Oxtoby,
G.
P.
(1997).
Groot
Polytechnisch
Woordenboek.
Deventer
‐
Antwerpen:
Kluwer.
Ridder,
H.
d.
(2006).
Living
Building
Concept.
Gouda:
PSIBouw.
Spekkink,
D.
(2006).
Bouwen
aan
het
programma
van
eisen.
Delft:
Thieme
Media
Services.
Voordt,
T.
v.
d.,
&
Wegen,
H.
v.
(2009).
Architectuur
en
Gebruikswaarde,
programmeren,
ontwerpen
en
evalueren
van
gebouwen.
Bussum:
Thoth.
p.47
Wamelink,
J.
W.
F.
(2007).
Inleiding
Bouwmanagement.
Delft:
TU
Delft.
Wijk,
M.
(2004).
Bouwstenen,
Gids
bij
het
maken
van
een
programma
van
eisen.
Delft:
SBR.
Wijk,
M.,
&
Spekkink,
D.
(1998).
Bouwstenen
voor
het
PvE.
Delft:
W.D.
Meinema
B.V.
Wijnen,
G.,
Renes,
W.,
&
Storm,
P.
(1999).
Projectmatig
Werken.
Utrecht:
Het
Spectrum.
Casusanalyses • • • •
Haagse
Hogeschool
2010
Hotel
Amstelkwartier
2010
OSG
Schravenland
2010
TransPort
2010
Interviews Experts • • • • • •
Bergen,
P.
van
Dam,
E.
ten
Hauer,
D.
Lugt,
P.
van
der
Spekkink,
D.
Wijk,
M.
DGMR
(24
augustus
2010)
Royal
Haskoning
(31
augustus
2010)
Royal
Haskoning
(15
september
2010)
OVG
Projectontwikkeling
(31
augustus
2010)
Spekkink
C&R
(26
juli
2010)
OKA
(10
maart
2010)
Rapporten
• •
Michiel
Rogaar
Alblas,
A.
(2008).
Programmeren
en
de
relatie
met
ontwerpen
(Afstudeerrapport).
Delft:
TU
Delft.
Australian
Federal
Department
of
Industry
Science
and
Tourism,
Environmental
&
Economic
Life
Cycle
Costs
of
Construction,
No.
Canberra:
1998.
109
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
• • • • • • • • • • • •
Brundlandt
report,
Our
Common
Future
(1987)
World
Commission
on
Environment
and
Development,
United
Nations
Dansen,
M.
(2009).
Hoge
duurzame
ambities
in
de
praktijk.
TU
Delft,
Delft.
Gemeente
Amsterdam,
Dienst
ruimtelijke
ordening
(2007).
Stedenbouwkundig
plan
Amstelkwartier.
Gerbrands,
P.
(2008).
Over
Bevolking,
van
biowetenschappen
en
maatschappij
van
2008
Grooten,
M.,
Oerlemans,
N.,
&
Zwaal,
N.
(2010).
Nederlandse
samenvatting
Living
Planet
Report
2010.
Leusden:
WWF.
Hoekstra,
R.
&
Smits,
J.
P.
(2009).
Monitor
duurzaam
Nederland.
Den
Haag:
Centraal
Bureau
voor
de
Statistiek.
Lameris,
L.
(2007).
De
ambities
van
duurzaam
bouwen.
163.
Senter
Novem.
Duurzaam
Bouwen
SEV
(stuurgroep
experimenten
volkshuisvesting),
NOVEM
(Nederlandse
onderneming
voor
energie
en
milieu),
Nationaal
Dubocentrum
(1999).
Duurzame
schoolgebouwen.
Wat
leren
voorbeeldprojecten
ons?
Ouderkerk
aan
de
IJssel:
Drukkerij
Goos.
Verlinden,
I.
(2008).
Duurzaamheid,
ontwerp
om
te
sturen
op
de
gewenste
ambitie.
Technische
Universiteit
Eindhoven,
Eindhoven.
Visser,
P.
(2010).
Sustainable
offices.
Financial
feasible
to
what
extent?
Wetering,
W.
(2003).
Duurzaam
en
gezond
bouwen
met
smaak.
's‐Hertogenbosch:
SVE.
Webpagina’s
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
•
Michiel
Rogaar
www.senternovem.nl
www.storyofstuff.com
www.earth‐policy.org
www.regering.nl
www.duurzaamgebouwd.nl
www.sbm‐groep.nl
www.breeam.nl
www.usgbc.org
www.greencalc.com
www.europeangreencities.com
www.gprgebouw.nl
www.vrom.nl
www.wiki.dgbc.nl
www.senternovem.nl
www2.nen.nl
www.breeam.nl
www.bouwwijzer.be
www.architectenweb.nl
www.senternovem.nl
www.architectenweb.nl
www.alphaplan.nl
www.octalix.com
110
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Begrippenlijst
&
Gebruikte
afkortingen
• •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
95
Ambitie:
De
wil
om
iets
te
doen.
Een
ambitie
op
een
bepaald
aspect
is
dat
wat
men
wil
bereiken
op
een
bepaald
aspect.
Besteksfase:
Fase
na
de
ontwerpfase,
waarin
bouwtekeningen
worden
gemaakt
van
het
DO
en
de
uitvoering
wordt
voorbereid.
Het
onderzoek
zal
niet
ingaan
op
deze
fase.
Definitiefase:
De
programmafase
DO:
Definitief
ontwerp.
Het
DO
onderscheid
zich
van
het
VO
door
een
gedetailleerdere
uitwerking,
waarin
ook
materialen
zijn
aangegeven.
Na
afloop
van
deze
fase
wordt
op
basis
van
dit
ontwerp
het
bestek
geschreven.
Duurzaamheidlabel:
o Breeam
o Leed
o GPR‐Gebouw
o GreenCalc
Eis:
is.
Zie
§2.2.
Zie
§2.2.
Zie
§2.2.
Zie
§2.2.
Een
eis
onderscheid
zich
van
een
ambitie,
wanneer
deze
meetbaar
Elementenraming:
Een
financiële
raming
van
de
bouwkosten
op
basis
van
een
hoeveelheid
elementen.
Dit
kunnen
vierkante
meters
zijn,
maar
ook
specifieke
bouwelementen.
EPC:
Een
wettelijk
voorgeschreven
norm
die
staat
voor
een
bepaalde
energiezuinigheid
van
een
gebouw.
Hoe
lager
de
norm,
hoe
energiezuiniger
het
gebouw.
De
EPC
is
een
berekening,
die
door
het
gebruiken
van
meer
energiezuinige
toepassingen
een
lager
cijfer
kan
krijgen.
Het
is
geen
meting,
waarbij
precies
voorspeld
kan
worden
wat
het
energieverbruik
precies
zal
zijn.95
Exploitatie:
Het
(financiële)
management
tijdens
de
gebruiksfase.
Het
exploitatiebudget
zijn
alle
kosten
die
zich
voordoen
tijdens
de
gebruiksfase.
Gebruiksfase:
gebruiker.
De
fase
dat
het
gebouw
in
gebruik
is
genomen
door
de
huurder
of
Initiatieffase:
wordt.
De
eerste
fase
van
een
bouwproject,
waarin
een
project
geïnitieerd
Motivatie:
Beargumentering
van
de
ambitie.
Het
antwoord
op
‘waarom’
een
opdrachtgever
een
bepaalde
ambitie
heeft.
Ontwerpteam:
Een
team
van
ontwerpende
adviseurs,
die
in
samenspel
het
ontwerp
leveren
tijdens
de
ontwerpfase.
Veel
voorkomende
adviseurs
van
het
ontwerpteam
zijn
http://www.leerwiki.nl/Wat_is_EPA_en_EPC
Michiel
Rogaar
111
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
de
architect,
de
bouwmanager,
de
installatietechnicus,
de
constructeur
en
de
bouwfysicus.
•
•
•
•
•
•
Ontwerpverkenning:
Dit
is
een
globaal
ontwerp
op
basis
van
schetsen
of
massastudies,
waarin
de
eerste
ambities
en
eisen
worden
verwerkt.
Op
basis
van
een
ontwerpverkenning
kan
men
hoeveelheden
bouwelementen
inschatten.
Deze
informatie
kan
gebruikt
worden
voor
de
elementenbegroting.
Programmafase:
De
fase
waarin
het
Programma
van
Eisen
wordt
opgesteld.
Deze
kan
zowel
als
aparte
fase
tussen
de
initiatieffase
en
ontwerpfase
plaats
hebben,
of
overlappen
met
de
ontwerpfase.
SO:
Structuur
Ontwerp.
Een
globaal
ruimtelijk
ontwerp.
Na
afloop
wordt
een
aantal
varianten
gepresenteerd,
waarin
de
opdrachtgever
een
keuze
moet
maken.
De
gekozen
variant
dient
als
uitgangspunt
voor
de
volgende
fase.
Stakeholder
Een
betrokken
partij,
die
om
welke
reden
dan
ook
hinder
of
profijt
heeft
van
de
ontwikkeling.
Visie:
Een
mening
over
een
zaak
en
hoe
die
dient
te
worden
aangepakt.
De
duurzaamheidvisie
van
de
opdrachtgever
is
zijn
mening
hoe
duurzaamheid
kan
worden
bereikt.
De
visie
kan
gezien
worden
als
het
‘wat’
van
de
ambitie.
VO:
Voorlopig
Ontwerp.
Een
uitwerking
van
het
gekozen
SO,
waarin
dieper
wordt
ingegaan
op
technische
toepassingen.
Michiel
Rogaar
112
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Bijlagen
Expert
interviews
Interview
Maarten
Wijk
Interview
Maarten
Wijk,
10
mrt
2010
Duurzaamheid
gaat
toch
om
mensen.
Er
bestaat
een
spanning
tussen
het
gebruik
en
de
middelen
die
je
daar
voor
inzet.
Maar
is
het
mensengedeelte
ook
nieuw
nu
met
die
hele
duurzaamheidtrend?
Het
begon
met
de
energiekant
in
de
jaren
80
en
jaren
70.
Daar
is
later
de
milieukant
bijgeplakt,
dat
zich
heel
erg
richtte
op
materiaal
en
fout
materaal,
langzaam
is
de
relatie
een
beetje
gekomen
met
gezondheid.
En
nu
de
laatste
twee
drie
jaar
hoor
je
opeens
ook
dat
dingen
gebruiksvriendelijk
moeten
zijn.
En
nu
gaat
men
mij
weer
vinden
als
het
om
duurzaam
bouwen
gaat.
Dat
is
grappig.
En
het
gekke
is
dat
het
voor
al
die
traditionele
milieu
jongens
en
meisjes
en
mannen
vrouwen
dat
ze
nu
zo
zitten,
hey
verhip
zo
heb
ik
er
nog
nooit
tegenaan
gekeken.
Het
is
eigenlijk
logisch
dat
in
uw
gids
milieueisen
onder
budget
plaatst.
Mijn
eigen
theorie
is
dat
je
in
de
bouwkunde
alles
moet
terugbrengen
tot
universele
waarheden.
Een
van
die
universele
waarheden
is
“Geld
bestaat
niet.”
We
willen
iets,
we
willen
een
bepaalde
activiteit
accommoderen.
Als
we
dat
niet
willen,
zouden
we
niets
doen.
Het
is
ten
principale
zo
dat
je
niet
iets
doet
om
het
milieu
te
besparen.
Dat
is
onzin.
Als
je
dat
wilt
doen
moet
je
niets
doen.
Dat
is
dus
een
soort
van
universele
waarheid.
Dat
betekend
automatisch
dat
een
milieulast,
energielast,
waterlast,
of
bouwstoffen,
energie,
dat
je
die
inzet
ter
facilitering
van
een
bepaalde
activiteit.
Net
zoiets
je
vraagt
mensen
of
ze
bereid
zijn
of
ze
iets
in
elkaar
willen
zetten.
We
willen
iets,
je
hebt
een
bepaald
doel,
en
je
zet
er
bepaalde
dingen
voor
in.
En
dat
geheel
van
wat
je
inzet,
zou
je
de
kosten
kunnen
noemen,
maar
dan
in
de
meest
geruime
zin.
Dit
is
wat
ik
wil,
dit
is
wat
het
kost,
of
wat
het
kosten
mag.
Ja
ik
wil
dat
het
22
graden
is
in
deze
ruimte,
ja
maar
ik
wil
niet
meer
dan
100
euro
per
jaar
aan
de
verwarming
uitgeven.
Zo
simpel
is
het.
En
dat
betekend
dat
het
inderdaad
heel
logisch
is
om
milieu,
enzo
onder
budgetten
neer
te
zetten.
Energie,
water,
materiaal.
Ook
investeringskosten,
want
dat
is
niets
anders
dan
materialen
energie
en
arbeid,
in
je
beperkende
voorwaarden
op
te
nemen.
En
dan
kan
je
ook
heel
duidelijk
heel
transparant
aan
de
opdrachtgever
duidelijk
maken
wat
je
wil.
We
willen
nu
iets
meer,
maar
dat
betekend
nu
ook
dat
dat
een
hogere
milieulast
met
zich
meebrengt.
En
dat
betekent
dus
als
je
de
milieulast
zo
klein
mogelijk
wil
maken
dat
het
ook
zo
is
dat
je
je
vraag
iets
naar
beneden
moet
bijstellen,
en
dus
dat
dat
in
evenwicht
moet
worden
gezet.
Dus
die
afwegingen
liggen
dus
zowel
op
financieel
als
op
milieugebied
plaats.
Maar
tussen
milieu
en
kosten
ligt
ook
vaak
weer
een
afweging
plaats.
Je
zou
kunnen
zeggen,
zou
je
er
dan
niet
voor
kiezen
om
ze
toch
weer
apart
van
elkaar
te
sorteren?
Natuurlijk
hou
je
je
ze
apart,
dat
doe
je
ook
in
de
bouwstenen.
Het
zijn
appels
en
peren.
Er
zijn
dingen
die
proberen
de
milieulast
uit
te
drukken
in
geld
en
in
de
energielast
is
dat
vrij
simpel.
Bij
water
ook.
Bij
milieu,
is
dat
in
toenemende
mate
zo,
omdat
er
door
de
overheid
met
milieuheffingen
wordt
gewerkt,
maar
eigenlijk
is
het
zo
dat
de
mensen
moeten
betalen
voor
de
schade
die
bij
de
productie
van
iets
wordt
gemaakt.
Maar
je
kunt
op
dit
moment
nog
niet,
wel
heel
goed
dat
je
het
zegt,
want
je
hebt
een
afweging
tussen
vraag
en
aanbod
tussen
en
doel
en
middelen
die
je
inzet.
En
die
middelen
zijn
ook
nog
eens
niet
heel
erg
rechtstreeks
vergelijkbaar.
En
daar
ontstaat
een
misverstand
als
je
milieu
niet
onder
beperkende
voorwaarden
zet
maar
onder
je
doelgeving.
En
dat
gebeurt
tegenwoordig
dat
het
dan
heel
erg
verwarrend
wordt.
Het
meest
belangrijke,
de
echte
doelgeving,
datgene
waar
het
gebouw
echt
voor
wordt
gebruikt,
dat
dat
ondergesneeuwd
raakt
en
ook
impliciet
is.
Oftewel..
alle
kwaliteiten
zijn
impliciet.
Je
vraagt
iemand
een
kantoorgebouw
van
2500m2
te
ontwerpen
en
je
denkt
datje
automatisch
onder
dat
kantoor
wordt
verstaan.
En
dan
moet
je
nog
de
kosten
gaan
berekenen
en
de
kosten
optimaliseren.
En
ik
zeg,
Nee
ga
eerst
eens
nadenken
over
kwaliteit.
Wie
wordt
daar
gehuisvest?
Wat
wil
diegenen
daar
kunnen
doen?
En
wat
heeft
ie
daar
voor
nodig?
Om
dat
te
kunnen
doen.
En
daarna
kan
je
dat
dus
gaan
berekenen,
wat
moet
dat
dan
kosten
en
vind
ik
daarvan
de
kosten
niet
te
hoog.
Zo
ja,
dan
kan
je
gaan
kijken
wat
je
eventueel
kan
gaan
Michiel
Rogaar
113
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
afromen
aan
de
vraagkant.
Die
afweging
tussen
kosten
en
kwaliteit
is
door
studenten
en
ook
door
jou
niet
gemaakt.
Natuurlijk
maakt
het
uit
als
ik
zeg…
er
waren
goeie
praatjes……
Je
kunt
niet
goed
een
kostenafweging
maken
als
je
niet
goed
weet
wat
die
werknemer
precies
wil.
Als
ik
het
goed
begrijp
begin
je
met
de
vraag:
welke
kwaliteit
is
het
optimale
doel?
Daarna
kom
je
met
de
kostenoverweging,
wat
staat
er
tegenover.
Als
je
het
andersom
zou
gaan
doen,
als
je
alleen
maar
op
die
kostenkant
zou
gaan
zitten
en
op
het
gebruik
zou
gaan
zitten.
En
dat
dus
impliciet
maakt.
Dan
kan
je
van
tevoren
al
zeggen
wat
de
kosten
zijn.
Bij
pure
ontwikkelaars
kopen
een
stukje
grond,
ze
zien
daar
een
aantal
vierkante
meters
dat
daar
gerealiseerd
kan
worden
en
ze
weten
dat
de
markt
bereidt
is
wat
ze
per
vierkante
meter
wil
betalen.
Dus
weten
ze
hoeveel
iets
gaat
kosten,
en
ze
willen
25%
winst.
Maar
dat
betekend
dat
waneer
daar
vervolgens
een
creatief
bureau
in
wil
gaan
zitten
dat
bureau
eerst
moet
nagaan
vanuit
haar
bedrijfsprocessen
hoeveel
vierkante
meter
ze
nodig
hebben
per
werknemer.
Wat
de
bezettingsgraad
is
per
werknemer…..
Maar
wat
als
een
huurder
na
10
jaar
uit
dat
gebouw
vertrekt
dat
volledig
op
hem
is
afgestemd?
Ja
reden
te
meer
om
in
scenario’s
te
denken.
Over
10
jaar
komt
daar
iemand
anders
in.
Ik
moet
me
dus
een
beeld
kunnen
vormen
wie
die
ander
dan
zou
kunnen
zijn
en
wat
die
dan
van
het
gebouw
verwacht.
En
dan
kijken
wat
zijn
nu
de
overeenkomsten
erin.
En
wat
je
dan
wil
is
een
zekere
flexibiliteit
inbouwen.
Maar
het
is
wel
heel
grappig
dat
je
het
zegt,
want
juist
dit
wordt
vaak
als
alibi
gebruikt
door
ontwikkelaars,
ja
ho
eens
dat
maakt
niet
uit.
Ik
geef
gewoon
2500
vierkante
meter,
want
er
komen
toch
allemaal
verschillende
huurders
in.
We
kunnen
er
niets
over
zeggen.
Wat
die
kwaliteit
moet
worden.
Dat
betekend
dus
dat
het
creatieve
bureau
als
het
andere
bureau,
het
beiden
niet
goed
kunnen
bereiken.
Maar
een
voorbeeld
als
het
nieuwe
bouwkunde,
oorspronkelijk
totaal
niet
gebouwd
voor
bouwkunde,
maar
toch
zie
je
dat
iedereen
heel
erg
tevreden
is
met
het
gebouw.
Er
is
nog
ongelooflijk
veel
aan
te
merken
op
dat
gebouw.
De
energierekening
is
onverantwoord!
Maar
het
grappige
is
dat
er
zo
n
gigantische
overmaat
inzit
,
dat
het
heel
veel
verschillend
gebruik
mogelijk
maakt.
En
dat
je
dus
als
gebruiker
het
helemaal
tot
je
eigen
omgeving
kunt
maken
door
eilanden
van
ruimte
hebt
waar
je
al
die
spulletje
kan
etaleren
en
waar
je
lekker
kan
doen
wat
je
wil.
21min.
Wat
is
duurzaam
bouwen?
Per
definitie
is
dat
eigenlijk
uiteindelijk
een
gebouw
dat
dus
duurzaam
is
(durable)
een
piramide
is
duurzaam
want
die
staat
er
na
4
duizend
jaar
nog
en
die
wordt
ook
gewaardeerd
op
de
een
of
andere
manier.
Hoewel
er
wel
energie
en
materiaal
in
is
gestopt
voor
dat
ene
lijkje,
is
natuurlijk
toch
wel
een
beetje
bizar.
Maar
al
die
oude
grachtenpanden
en
oude
monumenten
worden
nog
steeds
gewaardeerd.
En
daar
zitten
woningen
en
kantoortjes
in
en
de
mensen
vinden
het
nog
steeds
hartstikke
prettig.
Het
enige
nadeel
is
dat
ze
soms
leegstaan
omdat
de
parkeergelegenheid
dus
niet
voldoet.
Maar
juist
omdat
ze
vroeger
zijn
gemaakt
met
heel
veel
overmaat
met
heel
veel
aandacht
voor
allerlei
dingen
die
heel
diep
in
menselijke
emoties
zitten
zoals
aandacht
voor
details,
heeft
het
nog
steeds
een
waarde
en
is
het
nog
steeds
waardevoller
dan
alles
wat
steeds
nieuw
gebouwd
word.
En
ontwikkelaars
zouden
zich
achter
de
oren
moeten
krabben
waardoor
dat
nou
eigenlijk
precies
komt.
Alles
wat
er
in
die
periode
van
de
gouden
eeuw
is
gebouwd
met
enorm
veel
overdaad,
en
we
zouden
dat
300
400
jaar
geleden
niet
duurzaam
bouwen
hebben
genoemd,
maar
dat
was
het
wel.
Alle
gebouwen
met
alle
duurzaamheidtoepassingen
van
tegenwoordig,
dubbel
glas
hr+
ketel
etc.
Staat
binnen
zoveel
jaar
leeg.
De
Julianalaan
heb
ik
zelf
maar
vrij
kort
meegemaakt.
Wat
ik
jammer
vindt
ten
opzicht
van
het
oude
bouwkunde
gebouw
is
dat
de
ontmoeting,
met
name
met
de
andere
afdelingen,
dat
die
moeilijker
is.
De
Julianalaan
is
nu
een
beetje
te
groot
een
doolhof,
het
blijft
wel
voortdurend
spannend.
En
het
is
een
fantastische
prestatie
hoe
ze
dat
in
een
korte
tijd
hebben
gedaan.
Ook
het
nieuwe
doet
er
toe?
Ja
want
als
ze
de
geschiedenis
niet
meer
kennen,
zal
iedereen
beginnen
te
mekkeren
over
weet
ik
veel
wat.
Maar
de
grap
van
het
programmeren
en
het
Programma
van
eisen
is
om
dat
dat
zo
volledig
mogelijk
te
doen.
En
dat
zo
veel
mogelijk
te
doen
met
in
het
achterhoofd
scenario’s
zoals
een
individuele
gebruiker
uiteindelijk
het
gebouw
zal
moeten
ervaren
en
daar
zijn
activiteiten
moet
kunnen
doen.
Dat
Michiel
Rogaar
114
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
zo
integer
en
volledig
mogelijk
te
doen.
Denkende
in
termen
als
loopafstanden,
akoestiek,
verlichting
klimaat.
Die
komen
automatisch
aan
de
orde.
En
dan
kun
je
ze
in
ieder
geval
benoemen
je
kan
ze
bespreekbaar
maken
en
je
kunt
daar
uiteindelijk
een
maat
of
een
criterium
aan
koppelen.
Als
ze
dat
bij
een
nieuw
te
bouwen
bouwkunde
gebouw
zouden
hebben
gedaan
zou
je
een
ander
gebouw
hebben
als
het
verbrandde
gebouw
van
bouwkunde.
Omdat
je
daar
ook
de
tekortkomingen
van
kende,
en
dat
je
daar
eigenschappen
van
zou
hebben
als
het
gebouw
op
de
Julianalaan
nu
is,
maar
weer
niet
et
die
nadelen
die
eraan
zitten.
Dan
is
het
maken
van
zo
n
PvE
weer
cruciaal.
Wat
ik
in
de
master
1
niet
goed
vond,
is
dat
men
top
down
programmeert.
Dus
eerst
checken
ze
de
vierkante
meters
en
de
maximale
prijs.
En
vervolgens
probeert
men
te
definiëren
wat
een
individu
nodig
heeft.
En
dat
kan
in
feiten
ook
helemaal
niet
meer,
want
het
zou
dan
helemaal
niet
moeten
passen.
Het
gebeurd
ook
heel
weinig
door
studenten.
Hoewel
ik
zeg
je
moet
het
“bottum
up”
doen.
Alle
verschillende
gebruikers,
gebruikers
groepen
benoemen.
Een
dag
uit
het
leven
van
zon
gebruiker,
wat
doet
hij
nou
eigenlijk
de
hele
dag?
Alles
met
betrekking
tot
veiligheid,
gezondheid
flexibiliteit.
Die
hij
nodig
heeft
om
bepaalde
dingen
te
kunnen
doen.
Uiteindelijk
krijg
je
een
opsomming
van
plekken.
En
daarin
kun
je
nog
optimaliseren
en
daar
kun
je
nog
prima
schuiven
dat
je
binnen
je
budget
blijft.
Als
we
het
hebben
over
het
budget
zou
dat
integraal
moeten
gebeuren
of
toch
eigenlijk
onafhankelijk.
Moet
je
nu
eerst
die
kwaliteiten
beschrijven
zonder
dat
je
met
enig
budget
in
je
hoofd
zit
en
dat
je
onafhankelijk,
misschien
wel
een
onafhankelijke
partij,
daarvoor
een
budget
zou
moeten
laten
berekenen?
Het
moet
in
ieder
geval
gevolgtijdelijk,
naar
mijn
mening.
Als
jij
een
huis
bouwt
denk
jij
meteen
al
aan
een
budget,
en
dat
is
begrijpelijk,
dat
mag
je
ook
best
doen.
Mensen
volgen
uiteindelijk
een
droom
en
die
droom
is
belangrijk.
Want
als
jij
200.000
euro
gaat
uitgeven
omdat
je
nu
eenmaal
niet
meer
uit
wil
geven
en
dat
jou
hoofduitgangspunt
is,
maar
dat
je
uiteindelijk
niet
die
dingen
in
je
huis
kunt
doen,
die
je
wel
zou
willen
doen.
Zou
die
200.000
euro
weggegooid
geld
zijn.
Afgezien
van
het
feit
dat
als
jij
een
hele
mooie
woning
maakt,
jij
weliswaar
200.000
er
voor
uitgeeft,
maar
dat
die
woning
na
25
nog
steeds
200.000
waard
is.
Met
andere
woorden
jij
hebt
helemaal
geen
200.000
euro
uitgegeven,
maar
dat
heb
je
aan
jezelf
geleend,
en
je
betaald
het
aan
jezelf
terug
na
verkoop.
Daarmee
wordt
de
aandacht
voor
geld
heel
vreemd,
zeker
bij
vastgoed.
Bij
consumptie
artikelen
is
het
natuurlijk
wel
zo.
Want
dat
koop
je
en
dan
is
het
weg
en
poep
je
het
uit,
maar
bij
een
woning
niet.
Het
grote
probleem
is
dat
we
in
budgetten
denken
omdat
het
financieringssysteem
heel
erg
rigide
is.
Er
wordt
gefinancierd
in
een
afbetaling
van
25
jaar
aan
een
bank
en
dat
betekent
dat
je
bepaalde
maandlasten
krijgt.
En
jij
kunt
nou
eenmaal
niet
meer
dan
die
maandlasten
veroorloven.
Maar
eigenlijk
zou
je
een
financiering
willen
hebben
op
kwaliteit.
Als
ik
een
visionaire
bank
zou
zijn
en
ik
zie
dat
iemand
zijn
droom
volgt
en
werkelijk
iets
prachtigs
maken,
die
hoeft
dat
niet
in
25
jaar
te
betalen,
maar
mag
dat
in
25
jaar
doen.
Want
ik
weet
dat
het
onderpand
een
hogere
waarde
heeft
dan
wat
hij
ervoor
heeft
betaald.
Dus
dat
je
ook
veel
flexibeler
gaat
denken.
Dat
is
ook
het
probleem
van
de
starters
problematiek.
Dus
flexibele
boekhouding/kosten
berekening
is.
Nee
we
hadden
het
over
de
relatie
tussen
kosten
en
kwaliteit,
wat
nu
leiden
is.
Of
de
kosten
of
de
kwaliteit.
En
dan
is
het
logisch
dat
een
opdrachtgever
primair
automatisch
met
het
budget
begint:
ik
wil
iets
maken
maar
het
mag
niet
meer
kosten
dan.
Om
dat
in
de
huidige
financieringsmethode,
dat
je
gewoon
maandlasten
krijgt
waar
je
gewoon
domweg
mee
te
maken
hebt.
Natuurlijk
heb
je
een
budget.
Ga
vervolgens
als
opdrachtgever
na
wat
wil
ik
nu
echt.
Vanuit
prestaties
die
je
beschrijft.
Ik
wil
dit
doen
ik
wil
dat
doen
ik
wil
me
zo
voelen
ik
wil
zo
veilig
zijn.
Etc
etc.
Vervolgens
maak
je
modellen,
of
concepten.
Je
creëert
beelden
op
basis
waar
je
schattingen
van
kunt
maken.
Ok
als
we
dit
willen
wat
zou
dat
dan
gaan
kosten?
En
dan
komt
de
confrontatie
wat
wil
je
met
het
budget
of
gaat
het
boven
het
budget
uit?
Dan
komt
er
een
cruciale
vraag:
is
het
mij
waard
gezien
die
fantastische
kwaliteit
die
mijn
personeel
krijgt,
waardoor
ze
fantastisch
productief
worden
en
ongelooflijke
winsten
gaat
creëren.
Heb
ik
er
dan
voor
over
om
meer
te
besteden?
Of
zeg
ik
nee
hoor,
ik
doe
het
eraf,
met
risico
dat
mijn
personeel
minder
productief
wordt.
Dat
is
natuurlijk
steeds
die
afweging.
We
praten
nog
steeds
over
investeringskosten,
maar
we
wilden
nog
steeds
graag
in
levenskosten
praten.
Dat
je
ook
steeds
de
exploitatie
meeneemt.
Je
kunt
ook
zodanig
bezuinigen
op
een
project,
bijvoorbeeld
goedkopere
verf,
maar
je
moet
dan
wel
weer
sneller
gaan
verven.
Je
moet
dus
het
onderhoud
meenemen,
maar
ook
scenario’s
meenemen.
Als
je
een
heel
klein
woninkje
bouwt.
Kan
je
ook
zeggen
komt
die
woning
toch
in
een
markt
terecht
waar
deze
geen
waarde
meer
heeft.
Want
er
Michiel
Rogaar
115
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
zijn
mooiere
kantoren
in
de
buurt
en
er
zijn
mooiere
huizen.
Als
je
in
levensduur
denkt,
meer
als
boekhoudkundige,
wat
is
mijn
vastgoed
waar,
wat
levert
mijn
vastgoed
op
als
productie
middel.
Door
in
levensduurkosten
te
denken
maakt
de
opdrachtgevers
veel
bewuster
van
het
feit
uiteindelijk
gaat
het
niet
alleen
meer
om
de
lasten
die
je
betaald
om
je
hypotheek
af
te
lossen,
maar
dan
gaat
het
er
om
om
te
kijken
wat
je
huisvestingskosten
zijn.
Dus
wat
is
er
nu
substantieel
helemaal
compleet
fout
in
de
bouwwereld,
is
dat
diegenen
die
winsten
maakt
niet
diegenen
is
die
het
vastgoed
uiteindelijk
gebruikt.
En
die
heeft
een
belang
bij
het
zogenoemd
bij
het
wegzetten
van
vloeroppervlak,
systeemplafonnetjes
en
dergelijke,
omdat
het
toch
wel
wordt
gehuurd.
De
ontwikkelaar
vliegt
vervolgens
met
de
opgestreken
winst
en
het
en
paar
keer
doorverkopen
aan
zijn
vriendjes
daarna
lekker
te
golven
in
Portugal
en
die
huurder
komt
erin
en
die
voelt
zich
al
vanaf
dag
1
niet
helemaal
blij
maar
na
5
jaar
begint
het
al
te
kruipen,
mensen
beginnen
koppijn
te
krijgen,
de
productie
gaat
terug.
Na
een
paar
jaar
zegt
ie,
dit
werkt
niet
meer
we
willen
hier
uit.
De
koper
is
verantwoordelijk
voor
de
geleverde
kwaliteit,
in
plaats
van
de
ontwikkelaar.
Energie
water
en
materiaal
en
arbeid,
dat
zijn
de
middelen
om
gebruiksdoelen
te
bereiken.
Dus
onder
1
noemer
‘duurzaamheid’
staan
zowel
de
kwaliteiten
als
de
middelen
om
die
kwaliteiten
te
bereiken.
In
mijn
filosofie
heb
jij
doel,
middel
en
die
wil
je
bij
elkaar
brengen
en
je
doel
is
dat
om
op
een
duurzame
manier
te
doen.
Door
zo
zuinig
mogelijk
daar
mee
om
te
gaan
maar
nooit
zo
zuinig
mogelijk
daar
mee
om
te
gaan
dat
je
doel
niet
volledig
wordt
bereikt,
waardoor
je
product
in
feite
niet
duurzaam
is.
Dus
duurzaamheid
wordt
in
de
huidige
praktijk
als
een
containerbegrip
gebruikt,
maar
het
is
in
feite
een
ambitie.
Gezien
dit
feit,
wat
is
voor
jou
dan
duurzaamheid,
hoe
zou
je
dat
kunnen
formuleren.
Duurzaam
bouwen
is
het
zo
effectief
en
efficiënt
inzetten
van
de
middelen
tot
het
bereiken
van
de
doelen.
Wat
vind
je
van
de
labels
die
punten
per
aspecten
toekennen.
Het
is
in
ieder
geval
een
hele
pragmatische
manier.
Wat
het
mogelijk
maakt
is
om
verschillende
kwaliteiten,
appels
en
peren,
om
die
toch
met
elkaar
te
kunnen
vergelijken.
Het
is
een
communicatiemiddel
waardoor
je
op
een
generiek
algemeen
niveau
dat
je
met
de
opdrachtgever
kan
filosoferen
over
ambities.
Het
is
daarmee
erg
handig.
En
ik
denk
ook
helemaal
niet
dat
het
ook
nodig
is
dat
het
precies
helemaal
achter
de
komma
correct
is.
Zodat
je
al
kan
aangeven
wat
je
wil,
zonder
precies
in
detail
aangeven,
dat
geldt
voor
cijfers
geven,
dat
geldt
voor
met
namen
de
middelen
kant.
Middelen
kan
je
uiteindelijk
allemaal
in
geld
uitdrukken.
Dat
zijn
helemaal
geen
appels
en
peren
meer,
maar
dat
zijn
alleen
appels.
En
in
die
zin
als
je
daar
rapportcijfers
aan
zou
koppelen,
die
cijfers
synchroniseren.
Als
je
zegt
gebruikskwaliteit
zit
er
eigenlijk
ook
bij.
En
dat
is
inderdaad
ook
zo.
Maar
gebruikskwaliteit
zit
aan
de
doel
kant.
En
het
probleem
bij
gebruikskwaliteit
is
dat
je
daar
wat
minder
makkelijk
een
cijfer
aan
kunt
gever.
Dat
zou
je
wel
kunnen
doen
als
je
gebruikskwaliteit
ook
in
geld
zou
kunnen
uitdrukken
of
in
een
bepaalde
eenheid.
Die
te
maken
heeft
met
levensduuropbrengsten.
Als
je
werkelijk
kunt
zeggen
dat
een
trap
ook
daadwerkelijk
iets
opbrengt.
Dat
mensen
inderdaad
productiever
zijn
op
een
bepaalde
plek,
zijn
minder
snel
ziek
op
een
bepaalde
plek,
valt
minder
snel
van
de
trap…
En
als
je
dat
eenmaal
kunt,
kan
gebruikskwaliteit
ook
in
kosten
uitdrukken
en
dan
kan
je
aan
de
middelen
kant
kijken
wat
daar
tegenoverstaat.
Een
gemiste
kans
is
om
de
gehele
batenkant
van
bouwkundige
oplossingen
in
kaart
te
brengen,
en
daar
theorieën
over
te
ontwikkelen
en
rekenmethodes.
Hoe
kun
je
zeggen
dat
je
van
een
simpel
kantoor
vertrek
wel
weet
hoeveel
het
kost,
maar
niet
hoeveel
het
opbrengt.
Hoe
kun
je
dan
in
vredesnaam
kosten
kwaliteit
afweging
maken.
Een
ontwikkelaar
kan
het
wel
want
die
weet:
ik
verhuur
het
voor
zoveel
per
maand
dus
ik
per
jaar
verdien
ik
zoveel..
Maar
de
gebruiker
kan
dat
niet.
Ik
ben
zelf
bezig
geweest
met
toegankelijkheid
voor
de
batenkant.
Op
bierviltjes
kan
ik
dan
uitrekenen
dat
bepaalde
maatregelen
ook
echt
opleveren.
Michiel
Rogaar
116
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Dat
kan
je
allemaal
uitrekenen
omdat
je
weet
dat
in
een
bepaalde
woning
bepaalde
scenario
s
zich
gaan
afspelen.
Het
is
natte
vingen
werk,
maar
er
is
altijd
een
relatie
met
de
gebouwde
omgeving
en
het
gemak
van
mensen
hoe
ze
daarin
functioneren.
Dat
model
is
overigens
wat
ik
ook
in
colleges
heb
laten
zien.
De
relatie
tussen
mens
plek,
en
de
energie
die
hij
moet
besteden
om
die
activiteit
te
kunnen
doen.
Allerlei
patronen,
configuraties,
zoals
plekken,
werkplekken,
horeca
plekken,
dat
je
daar
een
berekening
van
zou
kunnen
maken
wat
zo
n
plek
oplevert.
Maar
wat
die
plek
kost
aan
gebruiksenergie,
van
diegene
die
die
plek
gebruikt,
dat
is
wel
de
logica.
Als
je
een
lift
in
een
gebouw
maakt,
en
bij
bouwkunde
waren
er
dat
dus
te
weinig,
want
mensen
staan
dan
de
hele
tijd
te
wachten
en
dat
wachten
kost
geld.
Dan
kan
je
de
afweging
maken,
ik
doe
er
nog
een
lift
bij.
Die
lift
kost
2
ton,
maar
wat
je
terugkrijgt,
is
het
reduceren
van
wachttijd.
Ik
vermoedt
dat
bedrijven
als
de
Albert
Hein
en
de
Hema
Walt
Disney
wel
degelijk
dat
soort
berekeningen
maakt.
Die
mensen
kunnen
uiteindelijk
beslissen,
dit
wordt
me
veel
te
duur.
Toch
nog
even
terug
naar
de
label,
het
blijkt
dat
er
aan
de
hand
van
labels
een
ambitie
wordt
weergegeven,
zoals
BREEAM
Excellent
greencalc.
Is
dat
een
goede
manier
om
een
ambitie
weer
te
geven.
Nee,
tenzij
deze
labels
heel
erg
duidelijk
zijn
voorzien
van
prestatieformuleringen
wat
een
ambitieniveau
Waar
het
bij
het
PvE
om
gaat
,
een
belangrijke
eigenschap
in
het
PvE
is
Transparantie.
Iedereen
in
het
project
moet
weten
waarom
bepaalde
beslissingen
worden
genomen.
Er
wordt
in
het
PvE
ook
veel
te
snel
naar
een
Norm
verwezen,
`zoals
de
parkeernorm.
Weinig
mensen
die
weten
wat
dat
betekend.
Moet
ik
nu
wel
op
zoek
naar
een
parkeerplek
in
de
buurt,
of
kan
ik
daar
altijd
mijn
auto
kwijt
als
ik
dat
wil.
Dus
het
gaat
om
prestatie
formuleringen.
De
gebruikswaarde
die
beschrijf
je
als
gebruiker,
als
leek,
in
Jip
en
Janneke
taal
als
ik
binnenkom
wil
ik
in
1
minuut,
5
minuten
mijn
auto
kwijt
willen.
Waardoor
ik
eigenlijk
zich
heb
op
mijn
auto,
vanuit
mijn
woning.
Zo
schrijf
ik
dat
op.
Vervolgens
iemand
die
er
voor
doorgeleerd
heeft,
die
het
PvE
maakt
zal
die
gebruikswaarden
erbij
zetten
die
daarbij
horen.
Het
parkeervak
moet
zo
en
zo
groot
zijn.
Die
gaat
het
weer
in
vaktechnische
specificaties
neerzetten.
Interview
Dik
spekkink
Interview
Dik
Spekkink
26
juli
2010
Uit
de
SBR
publicatie
en
het
interview
met
M.
Wijk
komt
naar
voren
dat
het
gebruik
van
het
woord
duurzaamheid
in
het
PvE
voor
verwarring
kan
zorgen.
Het
is
een
dusdanig
groot
containerbegrip
waarvan
de
interpretatie
voor
iedereen
anders
is.
Het
PvE
biedt
voor
alle
aspecten
of
duurzaamheid
onderwerpen
genoeg
ruimte.
Bent
u
het
hiermee
eens?
Ja
daar
ben
ik
het
wel
mee
eens.
Ik
denk
dat
er
heel
veel
onderwerpen
zijn
die
iets
met
duurzaamheid
te
maken
hebben,
maar
vaak
niet
aan
bod
komen.
Want
denk
dat
er
vaak
dingen
in
worden
overgeslagen,
zoals
het
beperken
van
het
gebruik
van
grondstoffen.
Hoewel
dat
volgens
mij
wel
1
van
de
aspecten
is.
Het
wordt
vaak
op
energiebesparing
gegooid.
Maar
allerlei
eisen
op
gebied
van
flexibiliteit
en
restwaarde
en
functionele
levensduur.
Dat
zijn
allemaal
aspecten
van
duurzaamheid
die
allemaal
in
het
programma
van
eisen
thuis
horen.
Er
dient
onderscheid
gemaakt
te
worden
tussen
middelen
(planet)
(Energie,
Water,
materiaal)
en
doelen
(people),
comfort
eisen
etc…
Of
daar
onderscheid
in
gemaakt
dient
te
worden
weet
ik
niet,
maar
het
is
misschien
wel
handig.
Het
is
wel
een
handig
denkraam.
Bij
twee
cases
valt
het
op
dat
men
niet
werkt
aan
een
gefaseerde
ontwikkeling
van
het
PvE,
maar
met
een
vrij
specifiek
en
ver
uitgewerkt
basis
PvE,
dat
aan
het
begin
van
de
ontwerpfase
ligt.
Meestal
worden
aanpassingen
in
aparte
lijstjes
bijgehouden.
Wat
zijn
hiervan
de
voordelen
en
wat
zijn
de
nadelen?
En
specifiek
met
oog
op
bepaalde
duurzaamheid?
Het
voordeel
is
dat
je
een
vrij
gedefinieerd
idee
krijgt
van
wat
de
opdrachtgever
wil.
Wat
een
nadeel
is
dat
het
heel
vaak
iets
wordt
waarbij
al
veel
conclusies
al
getrokken
zijn.
Het
zal
wel
zo
ongeveer
Michiel
Rogaar
117
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
worden,
dus
gaan
we
die
eisen
aan
stellen.
Als
je
het
over
een
gefaseerde
aanpak
hebt
praat
je
in
eerste
instanties
over
ambities
en
over
ambities
te
kunnen
voldoen.
Dat
is
dan
op
heel
hoog
niveau,
vertel
nou
maar
eens
wat
je
wil.
Vertel
wat
je
ambitie
is
op
duurzaamheid.
Wat
zijn
dan
allemaal
concepten
die
je
wilt
gebruiken.
Welk
concept
komt
dan
het
dichtst
in
de
buurt
van
de
totale
ambitie.
Als
je
dat
hebt,
zijn
de
ambitie
en
het
concept
aanleiding
om
het
programma
van
eisen
een
stapje
verder
te
ontwikkelen.
Dan
kan
je
weer
heel
gericht
verder.
Als
je
dat
niet
doet.
Krijg
je
nu
een
beetje
wat
de
rijksgebouwendienst
doet
met
output
specificaties,
die
stellen
nu
hele
grote
en
uitgebreide
programma’s
van
eisen
op
met
alle
mogelijke
uitputspecificaties,
waarin
alle
mogelijke
oplossingsconcepten
die
je
zou
kunnen
krijgen
hebben
ze
getackeld.
Daar
zitten
ook
allerlei
eisen
in
die
tegenstrijdig
zijn.
En
die
besteden
ook
heel
veel
aandacht
in
de
concurrentie
gerichte
dialoog.
Aan
het
bevragen
van
de
opdrachtgever
welke
eisen
preveleerd
nou
boven
welke
eisen?
Die
prioriteiten
worden
niet
aangegeven.
De
opdrachtgever
heeft
zelfs
niet
in
de
gaten
dat
er
tegenstrijdigheden
inzitten.
Het
betekend
wel
dat
ieder
onderwerp
op
formele
gronden
kan
worden
afgewezen
omdat
het
niet
aan
bepaalde
eisen
voldoet.
Dus
vraagt
men
continu
welke
eisen
prevaleren.
Een
mooi
voorbeeld
is
wat
jeroen
van
schooten
mij
vertelde
over
het
ministerie
van
financiën.
Hier
kwam
het
consortium
met
een
plan
waar
ze
een
van
de
binnentuinen
van
het
consortium
wilde
overkappen.
Daardoor
konden
ze
ineens
aan
allerlei
eisen
voldoen,
wat
anders
niet
zou
kunnen.
Daar
hadden
ze
bij
het
opstellen
van
het
programma
van
eisen
helemaal
geen
rekening
mee
gehouden
dat
dat
wel
eens
zou
kunnen.
Oh
we
hebben
helemaal
geen
eisen
voor
glas
overdekte
ruimtes
in
het
PvE
gestopt.
Dus
dat
stoppen
we
er
nog
snel
ff
in.
Het
PvE
wordt
dus
steeds
dikker.
Je
ziet
ook
dat
die
PvE’s
steeds
dikker
worden,
want
er
worden
telkens
nieuwe
concepten
aangeboden,
waar
men
in
de
programmafase
niet
aan
had
gedacht.
Niemand
wordt
daar
nog
wijs
uit.
Het
is
moeilijker
om
hoofdzaken
van
bijzaken
te
scheiden.
Als
je
het
niet
doet,
dwing
je
de
opdrachtgever
om
van
grof
naar
klein
te
denken.
Eerst
maar
eens
de
ambities
duidelijk
krijgen.
Eerst
de
vraag
beantwoorden:
wat
betekend
dit
nou
echt?
Dat
wordt
bij
het
PvE
opstellen
heel
vaak
vergeten.
Er
wordt
een
aantal
vierkante
metertjes
opgeschreven,
daar
begint
het
dan
mee,
maar
de
vraag
waarom
willen
dit
nou
eigenlijk,
en
wat
willen
we
nou
precies?
De
vraag
achter
de
vraag
wordt
vaak
niet
gesteld.
Ik
ben
er
zeker
van
overtuigd
dat
dat
opgeschreven
dient
te
worden
in
het
PvE.
Daar
zou
men
op
zn
minst
mee
moeten
beginnen.
U
beschrijft
een
haalbaarheidonderzoek
dat
in
de
initiatieffase
gedaan
wordt.
Hierbij
kunnen
verschillende
mogelijkheden
met
elkaar
vergeleken
worden.
Over
wat
voor
mogelijkheden
hebben
we
het
dan?
Gaat
het
hier
al
over
oplossingen?
Dat
hoeft
geen
nadeel
te
zijn.
Het
hoeft
helemaal
niet
zo
diep
te
gaan,
maar
het
goed
om
te
kijken
welke
mogelijkheden
je
daar
hebt.
Hoe
zit
de
energiestructuur
daar
in
elkaar,
hoe
is
de
oriëntatie?
Kunnen
we
iets
met
passieve
zonne‐energie.
Kunnen
we
iets
met
warmte
koude
opslag
in
de
bodem.
Om
dat
soort
dingen
alvast
te
onderzoeken
is
heel
goed.
Maar
probeer
dan
wel
verschillende
mogelijkheden
naast
elkaar
te
zetten.
Het
kan
natuurlijk
best
dat
daar
een
conclusie
uit
voort
komt
dat
bijvoorbeeld
warmte
koude
opslag
heel
veel
kansen
biedt.
Dan
ga
je
eigenlijk
wel
verder
met
concrete
oplossingen
in
het
PvE.
Al
om
te
weten
of
het
gebouw
wel
op
die
locatie
kan,
moet
je
bij
wijs
van
spreken
al
heel
erg
in
de
diepte
gaan.
Past
het
erop,
past
het
erin.
Dat
wil
niet
zeggen
dat
je
dan
al
met
het
ontwerp
aan
de
gang
gaat,
maar
zijn
er
al
oplossingen.
En
dat
is
precies
het
verhaal
dat
maarten
altijd
verteld
je
moet
bij
wijs
van
spreken
helemaal
terug
naar
het
niveau
werkplek,
om
op
een
veel
hoger
niveau
te
bepalen
wat
daar
voor
nodig
is.
Soms
moet
je
gewoon
even
de
diepte
in.
Het
is
soms
wel
zonde
als
je
hele
goede
ideeen
op
het
spoor
bent
gekomen,
om
die
dan
van
tafel
te
vegen.
Al
is
het
maar
als
suggestie.
Tegenwoordig
wordt
dit
ook
gedaan
voor
duurzaamheid.
Het
probleem
is
dat
geen
kengetallen
bestaan
voor
bepaalde
duurzaamheid
om
een
haalbaarheidstudie
te
doen.
Men
grijpt
daarom
terug
naar
concrete
toepassingen
om
daarvan
de
kosten
en
de
terugverdientijden
te
berekenen.
Men
praat
dus
al
over
oplossingen
voordat
programmafase
is
gestart.
Is
dit
een
risico?
Zoja,
hoe
kan
dit
risico
worden
overzien?
Tussen
mijn
cases
is
een
voorbeeld,
waarbij
maatregelen
worden
gegeven.
Het
gaat
hierbij
niet
om
de
maatregelen
zelf,
maar
om
het
(duurzaamheid)effect
van
deze
maatregelen.
De
oplossing
geeft
een
bepaalde
waarde
aan
voor
de
kosten
en
de
mate
van
het
effect.
Michiel
Rogaar
118
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Een
voorbeeld:
Gezondheid
is
belangrijk,
daarvoor
zijn
hogere
eisen
aan
de
interne
luchtkwaliteit
gesteld.
Dit
kan
bereikt
worden
dmv
gebalanceerde
ventilatie
toe
te
passen.
Is
dit
een
juiste
manier
van
formuleren
in
PvE?
Er
wordt
dus
als
het
ware
een
soort
van
referentie
niveau
gegeven.
Mmmm
Wat
vind
ik
daarvan.
Op
zich
vind
ik
het
wel
aardig
om
een
referentie
te
geven.
Ze
hebben
een
oplossing,
en
dat
presteerd
zo.
En
als
ze
een
betere
oplossingen
weten,
is
dat
beter,
dan
mag
dat.
Ik
ben
nogal
voor
een
geïntegreerde
aanpak,
en
vaak
is
het
zo
dat
de
juiste
oplossing
in
de
integreerde
aanpak.
Iets
wat
de
architect
niet
alleen
kan
bedenken,
maar
wel
in
samenwerking
met
een
installateur.
Daartoe
moet
men
uitgedaagd
worden.
Maar
als
je
een
team
hebt
dat
klakkeloos
die
voorbeelden
overneemt,
we
hoeven
er
niet
over
na
te
denken,
dan
ben
je
niet
geïntegreerd
bezig
denk
ik.
Iedereen
geeft
inderdaad
al
aan
dat
het
integraal
ontwerpen
essentieel
is.
Is
er
een
manier
dat
je
die
programmafase
kan
inrichten
dat
een
ontwerpteam
integraal
van
start
gaat.
Het
is
een
van
de
redenen.
Je
moet
in
eerste
instantie
niet
veel
verder
gaan
dan
heel
ver
uitgesproken
ambities.
Omdat
nadere
uitwerkingen
zijn
die
veel
meer
te
vinden
zijn
in
de
integrale
sfeer.
En
juist
door
ambities
neer
te
leggen
ben
je
bezig
ontwerpteams
uit
te
dagen
daar
integraal
over
na
te
denken.
Daar
ben
ik
zeer
van
overtuigd.
Een
prachtig
voorbeeld
dat
ik
heb
gezien
is
de
aanbesteding
van
het
gemini
ziekenhuis
in
Den
Helder
waar
ze
het
living
building
concept
hebben
toegepast.
Eigenlijk
hebben
ze
zich
daar
heel
erg
beperkt
tot
zaken
in
het
PvE
die
voortkomen
uit
de
businesscase
waarbij
ze
hebben
gezegd
van.
Wat
is
ons
verzorgingsgebied,
wat
is
de
demografische
ontwikkeling,
wat
betekend
dat
voor
de
zorg
vraag,
wat
moeten
we
aanbieden,
om
hoeveel
kamers
en
bedden
gaat
het
dan.
Maar
verder
heeft
men
alleen
ambities
uitgesproken.
Daarmee
is
een
heel
dun
programma
van
eisen
geformuleerd.
We
kunnen
scenario’s
bedenken.
Ze
hebben
de
markt
gevraagd,
kom
daar
eens
met
oplossingen
voor.
Er
waren
drie
consortia,
die
veel
van
zorg
weten.
Ze
zijn
alle
drie
met
totaal
verschillende
concepten
gekomen.
Alle
drie
die
goed
scoren.
Het
ziekenhuis
heeft
gezegd,
dat
hadden
wij
nooit
kunnen
verzinnen.
Zo
goed
zat
het
in
elkaar.
Ze
hebben
daarvan
1
gekozen.
En
nu
zijn
het
PvE
toegespitst
op
dat
concept
verder
aan
het
uitwerken.
Die
concepten
waren
zo
goed,
omdat
het
helemaal
geïntegreerd
is
aangepakt.
Dat
zijn
niet
alleen
maar
de
traditionele
lui,
zoals
de
architect
en
de
installateur
en
dat
soort,
maar
ook
mensen
die
de
zorg
van
binnenuit
kennen.
In
een
traditioneel
proces
was
men
hier
nooit
op
gekomen.
Een
tip
zou
kunnen
zijn
om
het
bij
een
ambitiedocument
te
houden?
Ja
er
mogen
wel
wat
aanvullende
eisen
in
staan,
maar
vooral
houden
op
hoofdlijnen
en
laat
daar
maar
eens
een
multidisciplinair
team
op
reageren.
En
in
de
volgende
stap
ga
dan
nog
maar
eens
verder
uitwerken.
Ik
ben
in
mijn
studie
4
verschillende
manieren
van
formuleren
tegen
gekomen.
Het
beschrijven
van
de
motivatie,
het
doel,
het
middel(toetsing),
en
de
oplossing.
Allen
hebben
voor
en
nadelen.
Wat
kunt
u
zeggen
voor
en
tegen
het
gebruik
van
deze
4
manieren.
Het
hoort
er
in
gradaties
in
thuis.
In
het
PvE
moet
je
helemaal
niet
bezig
houden
met
oplossingen.
Maar
vaak
is
het
zo
dat
een
bepaalde
oplossing
zich
zo
vaak
heeft
bewezen
in
andere
gebouwen,
zoals
linoleum.
Ja
goed,
maar
dat
is
wat
anders.
Dat
kan
ik
me
voorstellen.
Sommige
oplossingen
zijn
prima,
al
hoef
je
die
echt
niet
in
het
PvE
te
zetten.
Zet
het
dan
maar
in
het
bestek.
In
feite
zou
je
bepaalde
oplossingen
uit
het
PvE
moeten
houden.
Maar
vaak
is
het
zo
dat
je
na
een
eerste
stap
aan
het
anticiperen
bent
op
bepaalde
oplossingen.
Dus
helemaal
vrij
ben
je
daar
niet,
maar
je
moet
niet
op
voorhand
al
oplossingen
impliceren.
De
doelen
horen
er
sowieso
in.
Wat
wil
men
nou
eigenlijk?,
en
die
middelen
horen
daarbij
om
aan
te
geven,
om
er
ook
een
maat
aan
te
geven.
En
dan
is
een
Breeam
of
een
greencalc
wat
je
er
ook
van
mag
vinden,
ze
geven
wel
een
maat.
De
ambitie
zou
je
daar
zelfs
in
kunnen
uitdrukken.
Het
grote
voordeel
is
dat
je
het
meetbaar
maakt.
Wat
je
er
ook
van
mag
vinden.
Als
de
mensen
begrijpen
wat
het
betekend
is
daar
op
zich
niets
op
tegen.
Dat
maakt
het
wel
hanteerbaar.
Michiel
Rogaar
119
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Als
ik
de
ontwerpende
partij
zou
zijn,
zou
ik
wel
op
een
eis
als
“breeam
good”
doorvragen,
waarom
die
dat
wil
en
wat
hij
dan
precies
wil.
Vraagt
de
programmafase
volgens
u
om
een
andere
aanpak
bij
duurzame
projecten
vergeleken
met
conventionele
“niet
duurzame
projecten”?
Nee
dat
geloof
ik
niet.
Als
je
maar
begint
met
de
ambities
en
de
vragen
achter
de
vragen
begint
te
stellen
is
dat
een
van
de
aspecten
die
je
meeneemt.
En
als
een
opdrachtgever
helemaal
niet
belangrijk
vindt,
dan
verschilt
dat
proces
niet
zo
bijster
veel
van
het
proces
van
een
ander
project.
Ik
ben
van
mening
dat
een
duurzaam
project
slecht
hogere
ambities
heeft
op
bepaalde
onderwerpen.
Ja
helaas
is
de
grootste
incentive
voor
duurzaamheid
toch
gewoon
geld.
Dan
kom
je
uit
op
energie
optimalisatie.
De
rijksgebouwen
dienst
neemt
het
voortouw
als
het
gaat
om
dit
soort
dingen,
als
het
gaat
om
duurzaamheid.
Dat
is
de
voorbeeldfunctie
die
de
overheid
neemt.
Als
het
meerdere
keren
heeft
bewezen
als
dat
het
goed
gaat,
dan
volgt
de
rest.
Je
zou
het
verschil
moeten
beschrijven
tussen
verschillende
duurzaamheidambities.
Dus
als
iemand
duurzame
ambities
uitspreekt,
dat
het
iig
zo
duidelijk
moet
zijn,
met
wat
bedoelt
hij
nou
precies.
Heeft
hij
het
nou
over
het
gebruik
van
het
gebouw?
Dat
het
toekomst
bestendig
moet
zijn?
Over
het
minimaliseren
van
de
milieu‐impact.
Dat
zijn
nog
wel
wat
verschillende
benaderingen
van
duurzaamheid.
Dus
het
is
wel
belangrijk
om
helder
te
hebben
van
wat
bedoeld
hij
nou
precies.
Ik
kan
je
in
ieder
geval
zeggen
dat
er
zelden
nagedacht
wordt,
over
wat
willen
we
nou
eigenlijk
echt.
Wat
is
het
echte
doel?
Waarom
willen
we
iets?
En
waarom
willen
we
het
zo?
Mensen
hebben
echt
de
neiging
om
in
oplossingen
te
duiken.
Hierbij
is
de
bestaande
situatie
uitgangspunt.
Ze
doen
het
vaak
om
zekerheid
te
krijgen,
maar
ze
hebben
heel
weinig
zekerheid
dat
ze
de
optimale
oplossing
krijgen.
Dat
is
dan
zonde.
Interview
Paul
van
Bergen
Interview Paul van Bergen, DGMR bouwfysisch adviseur, 24 aug 2010
Wij
zijn
van
origine
een
heel
breed
adviesbureau.
Wij
adviseren
in
de
bouwmarkt
op
een
aantal
disciplines:
bouwfysica
akoestiek,
geveltechniek,
trillingsadvies,
een
grote
brandveiligheid
en
groep
die
adviseert
de
bouw
op
gebied
van
energie
en
duurzaamheid.
Maar
onze
professie
als
bouwfysicus
proberen
wij
in
projecten
met
groene
ambities
handen
en
voeten
te
geven.
Daarom
dat
wij
ook
heel
vaak
een
zijstap
maken
naar
slimme
installaties.
Dat
klopt,
maar
dat
is
niet
onze
corebusiness.
De
grens
tussenbouwfysicus
en
installatietechnicus
overlapt
nog
wel
toch?
Ja,
op
papier
wel,
maar
in
het
proces
van
gebouwen
nauwelijks.
De
installatie
adviseur
houdt
zich
nogal
bezig
met
het
toepassen
van
techniek,
maar
houd
zich
te
weinig
bezig
met
hoe
techniek
integreert
en
opneemt
in
een
gebouw.
Je
kan
beter
sturen
aan
de
voorkant,
en
voorkomen
dat
je
aan
de
achterkant
te
installatietechnisch
dingen
moet
oplossen.
Zorgen
dat
je
het
passief
oplost
voordat
je
het
met
actieve
maatregelen
oplost.
Je
zou
moeten
uitgaan
van
een
gebouw
dat
geen
techniek
nodig
heeft.
Een
bouwfysicus
zou
in
principe
dus
betrokken
moeten
worden
bij
de
eerste
stap
van
de
trias
energetica.
Ja.
We
kunnen
wel
installaties
verzinnen,
maar
dan
moet
iemand
anders
er
voor
zorgen
dat
ze
worden
uitgewerkt.
We
zitten
dus
veel
meer
aan
tafel
annex
duurzaamheidadviseur
annex
bouwfysicus
dan
als
een
installatieadviseur.
Maar
vaak
zie
je
dat
een
ontwerpteam
geen
bouwfysicus
bevat,
omdat
de
installatietechnicus
zegt:
ja
die
kennis
heb
ik
ook.
Ja
dat
gebeurt
ook.
En
die
kennis
hebben
ze
vaak
wel,
maar
de
deskundigheid
van
een
bouwfysicus
ontbreekt
vaak.
Dus
wij
zijn
geen
installatieadviseur.
Is
een
integraal
ontwerpproces
essentieel
voor
een
duurzaam
ontwerp?
Michiel
Rogaar
120
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Ik
beaam
dat.
Ja
dat
is
essentieel.
Dat
is
makkelijker
gezegd
dan
gedaan.
Dan
zou
je
van
een
nog
grotere
afstand
moeten
bekijken.
Want
je
stelt
die
vraag
omdat
je
wil
weten
wat
de
weg
is
tot
het
komen
van
een
duurzaam
ontwerp.
Om
te
komen
tot
een
duurzaam
gebouw
moet
je
eerst
een
opdrachtgever
hebben
die
dat
ook
wil
nastreven.
Ten
tweede
heb
je
een
programma
van
eisen
nodig
waar
al
met
verstand
ingezoomd
is
op
duurzaamheid,
en
waarin
al
keuzes
zijn
gemaakt
wat
de
opdrachtgever
belangrijk
vindt.
Daarna
dient
een
team
geselecteerd
te
worden
dat
het
beste
deze
ambitie
kan
vertalen,
maar
vervolgens
moet
je
ook
nog
gaan
zorgen
dat
er
een
team
integraal
gaat
werken.
Maar
als
je
gaat
kijken
naar
het
begrip
duurzaamheid,
we
noemen
het
nu
duurzaamheid
omdat
we
het
geen
naam
weten
te
geven.
We
scharen
daar
alles
onder
waarvan
we
denken
dat
het
voor
onze
toekomst
belangrijk
is.
Dus
alles
wat
valt
onder
het
kwaliteitsaspect
stoppen
nu
onder
het
begrip
duurzaamheid.
Maar
in
principe
is
het
begrip
duurzaamheid
ook
met
de
context
van
een
gebouw
en
haar
omgeving,
en
dan
met
elkaar,
niet
alleen
binnen
het
ontwerpteam,
maar
ook
met
alle
stakeholders,
komen
tot
besluitvorming,
wat
ga
ik
bouwen
en
voor
wie.
Ook
dat
een
gebouw
in
de
omgeving
wordt
geaccepteerd.
Dat
je
bij
de
bouw
niet
de
mussen
wegjaagt.
Dat
is
ook
allemaal
duurzaamheid.
Inderdaad
dus
integraliteit
van
alle
stakeholders
die
je
maar
betrokken
zijn
bij
een
project.
Juist,
en
doe
je
dat
op
de
juiste
manier,
dan
heb
je
dat
goed
georganiseerd.
Dan
heb
je
per
definitie
een
duurzaam
gebouw.
Het
hoeft
niet
het
duurzaamste
gebouw
te
zijn,
maar
elke
ontwerpproces
waarbij
ik
een
goed
gevoel
bij
heb,
op
een
manier
dat
je
goed
heb
samen
gewerkt
met
andere
partijen,
is
het
volgens
mij
per
definitie
duurzaam.
Maar
de
kwaliteit
waarop
het
ons
lukt
om
het
proces
te
ordenen
op
alle
niveaus.
Waarbij
je
rekening
hebt
gehouden
met
iedereen.
Dan
kan
je
dat
gebouw
duurzaam
noemen.
Dus
als
je
een
duurzaam
proces
hebt
heb
je
een
duurzaam
resultaat.
Dus
de
integraliteit
van
het
ontwerpteam
is
een
van
de
belangrijke
criteria
om
te
komen
tot
een
duurzaam
ontwerp.
Wat
is
dat
dan
integraal
ontwerpen.
Waarin
verschilt
het
in
niet
integraal
samenwerken?
Het
grootste
verschil
zit
in
de
kwaliteit
van
de
personen,
de
kennis
en
ervaring
en
de
manier
waarop
gecommuniceerd
wordt
tussen
de
verschillende
betrokkenen.
In
hoeverre
hebben
ze
geluisterd
naar
elkaars
argumenten
in
de
definitieve
besluitvorming.
Je
moet
de
tijd
nemen
als
opdrachtgever
om
dat
ontwerpteam
samen
te
stellen.
Zorgen
dat
het
team
op
een
gegeven
moment
met
de
neuzen
dezelfde
kant
op
gaan.
Dit
kan
door
alle
partijen
op
hetzelfde
niveau
de
informatie
te
geven
en
de
gegevens
die
nodig
zijn,
Zorgen
dat
de
ambitie
van
de
opdrachtgever
ook
hun
ambitie
wordt
en
ook
investeren
in
de
samenwerking
die
dan
moet
ontstaan.
Dat
zou
ook
door
het
programma
van
eisen
kunnen
gebeuren.
Dat
is
wel
bedoeld
als
uitgangspunt,
of
als
startuitgangspunt
voor
iedere
fase
van
het
ontwerpproces.
Als
het
maar
een
dynamisch
stuk
is.
Ja
want
hierin
wordt
de
prestaties
beschreven.
Bijvoorbeeld
de
temperatuur
en
de
bandbreedte
van
de
temperatuur.
Of
het
moet
flexibel
zijn
etc,
dan
komen
de
voorstellen,
en
die
voorstellen
moeten
80%
of
90%
sluiten
op
het
PvE.
Het
PvE
is
gebaseerd
op
de
ervaring
van
afgelopen
10
jaar.
Waardoor
allerlei
voortschrijdende
inzichten
en
afwegingen
in
het
kader
van
de
omgeving,
de
architectuur
of
ander
aspecten
zullen
een
aantal
zaken
nooit
passen
bij
het
ontwerp.
Dus
je
moet
dan
kunnen
zeggen,
daar
wijken
we
af..
Dus
die
afwijkingen
leggen
we
open
en
worden
aangepast
voor
de
volgende
fase.
Het
makkelijkste
voor
een
goed
professioneel
ontwerpteam
is
een
programma
in
de
vorm
van
prestaties.
Een
goed
voorbeeld
is
al
die
pps
aanvragen,
in
het
hard
zijn
dat
vrij
goed
doorvlochten
prestatie
specificaties.
Die
beschrijven
op
een
heel
abstract
niveau
hoe
ze
graag
alles
willen
hebben.
Welke
dienstverlening
ze
graag
willen
hebben.
Er
staat
niets
voorgeschreven.
Alleen
prestatie
eisen.
Daarin
vraag
je
de
meeste
creativiteit
van
een
team,
of
van
een
consortium
die
kunnen
dat
dan
helemaal
op
hun
manier
interpreteren.
Maar
er
is
natuurlijk
ook
een
legio
aan
opdrachtgevers
die
willen
helemaal
geen
prestaties,
die
willen
het
precies
zo
hebben.
Dan
moet
je
het
ook
zo
opschrijven.
Als
je
weet
dat
het
dat
werkt,
waarom
zou
je
dat
dan
nog
als
prestatie
willen
opschrijven.
Dus
iedere
Michiel
Rogaar
121
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
opdrachtgever
zouden
het
PvE
moeten
krijgen
wat
hij
vraagt.
En
waarom
staan
al
die
dingen
achter
de
komma
geschreven,
omdat
die
eisen
zijn
geschreven
door
een
bureau
dat
ook
verantwoordelijk
is
voor
de
kostenraming.
En
je
kan
geen
kostenraming
maken
van
een
prestatie.
Je
maakt
een
kostenraming
van
concrete
maatregelen.
Maar
nu
merk
ik
dat
er
niet
een
algemene
woorden
wordt
omschreven
wat
de
motivatie
is
voor
die
prestatie
eisen.
Is
daar
behoefte
aan
in
een
ontwerpteam?
Of
kan
een
ontwerpteam
af
met
die
cijfertjes
allen?
Nee
daar
is
een
ontwerpteam
zeer
gebaat
bij.
Of
dat
nou
in
het
PvE
staat
of
waar
dan
ook.
Dat
je
voor
je
start
de
beweegredenen
van
je
opdrachtgever
hoort.
Dat
is
heel
belangrijk.
Ik
kan
je
een
leuk
voorbeeld
geven.
We
zijn
ook
adviseur
geweest
van
een
Rabobank
in
De
Lier
in
Westland.
Een
gebouw
waar
nu
ook
veel
over
gepraat
wordt,
want
het
is
duurzaam
en
het
is
groen
etc.
Nou
daar
ligt
ook
een
heel
PvE
met
allemaal
eisen
van
4
pijps
inductie
systemen
en
weet
ik
veel
wat,
maar
de
opdrachtgever
begon
met
een
sessie
met
de
ontwerpers,
dit
is
het
programma
van
eisen
dit
willen
we
graag,
maar
wat
we
eigenlijk
willen,
we
willen
als
bank
slimmer
zijn
dan
onze
klanten,
de
tuinders.
Die
zijn
namelijk
zo
slim,
want
die
hebben
allemaal
van
die
kassen
en
van
die
dingen,
die
produceren
zelf
energie
en
het
zou
mooi
zijn
als
wij
als
bank
aan
onze
klanten
kunnen
laten
zien,
dit
kunnen
wij
ook.
En
dat
was
het
uitgangspunt.
En
daarmee
is
die
ambitie
van
de
opdrachtgever
veel
bepalender
geworden,
voor
de
uiteindelijke
keuzen
die
gemaakt
zijn,
dan
het
PvE.
Het
PvE
redeneert
per
definitie
uit
hetgeen
dat
bekend
is.
Het
doel
van
een
goed
ontwerpteam
is
proberen
de
grenzen
op
te
zoeken
van
de
systemen
die
nog
niet
bekend
zijn.
Als
je
de
ruimte
krijgt
om
die
opties
op
te
zoeken,
want
je
weet
in
dit
geval
je
moet
nog
slimmer
zijn
dan
de
tuinders.
Dan
weet
je
ik
moet
iets
doen
wat
hier
nog
niet
is
opgeschreven.
Dat
is
dan
veel
leidender
geworden.
We
hebben
nu
iets
verzonnen
dat
is
veel
slimmer
wat
de
tuinders
hebben
gedaan,
maar
dan
hebben
we
niet
gedaan
wat
geschreven
staat
in
het
PvE.
Is
daar
niet
altijd
behoefte
aan,
aan
een
paragraaf
een
hoofdstuk,
waarin
in
woord
staat
omschreven
wat
de
eigenlijke
ambitie
is
van
de
opdrachtgever.
Heeft
u
ervaring
met
PvE’s
die
dat
doen?
Jawel,
er
zijn
veel
programma’s
van
eisen
waar
veel
over
nagedacht
is
en
waar
de
opdrachtgever
zijn
ambitie
neerlegt.
Maar
dat
is
dan
algemene
ambitie
als
we
het
dan
hebben
over
de
duurzaamheid
ambitie,
dan
vind
ik
dat
het
niet
goed
gebeurd.
Als
we
het
hebben
over
de
duurzaamheid
ambitie,
dan
vind
ik
het
dat
het
niet
goed
gebeurd:
waarom
een
gemeente,
of
waarom
een
rabobank
een
bepaalde
groene
ambitie
heeft,
doen
de
opdrachtgevers
eigenlijk
hartstikke
slecht.
We
schrijven
allemaal
direct
en
indirect
getalletjes,
reductie,
labels
en
kapstokken
op
zonder
dat
ze
nou
beschreven
hebben
wat
ze
nou
echt
willen.
Maar
prestatie
eisen
zijn
toch
ook
getalletjes?
Maar
de
ambitie
om
te
komen
tot
een
duurzaam
gebouw
kan
je
niet
alleen
in
getalletjes
vatten.
Dus
volgens
u
hoort
er
dus
wel
een
extra
stuk
bij
waarin
de
motivatie
van
duurzaamheid
staat
genoteerd.
Ja
als
ze
het
niet
weten,
dan
schrijven
ze
op:
doe
maar
40%
zuiniger,
en
doe
maar
Breeam
excellent.
Daaraan
herken
je
dat
ze
het
niet
weten.
Maar
als
echt
zeggen:
ik
ga
hier
bouwen,
en
op
deze
plek
wil
ik
dit
eruit
hebben
dan
kan
je
dat
gewoon
opschrijven.
Dan
weet
je
met
welke
bril
op
de
ontwerpers
naar
de
opgave
horen
te
kijken.
De
prioriteiten
worden
ook
nog
wel
eens
vergeten,
waarom
is
dat
nou
zo
belangrijk?
Je
kan
nooit
alles
realiseren.
Het
PvE
blijft
een
compromis.
Elke
keuze
blijft
ook
altijd
een
compromis.
Zou
het
ook
kunnen
helpen
om
alle
neuzen
dezelfde
kant
op
te
krijgen,
wat
dan
weer
helpt
bij
hetintegrale
ontwerpproces?
Ja
dat
vind
ik
een
voorwaarde.
En
dan
moet
de
opdrachtgever
heel
duidelijk
zeggen,
dit
moeten
jullie
voor
mij
gaan
maken.
Maar
ik
vind
dit
het
belangrijkste.
De
ander
vind
dat
hij
over
een
jaar
klaar
moet
zijn
het
belangrijkste,
en
de
derde
vindt
het
echt
belangrijk
dat
je
laat
zien
wat
je
met
duurzaame
enerige
in
de
omgeving
kan
doen.
Nou
als
dat
vinden
moeten
ze
dat
communiceren
naar
het
ontwerpteam,
en
dus
ook
opschrijven
in
het
Pve.
Om
te
voorkomen
dat
iemand
van
het
ontwerpteam
toevallig
de
leed
neemt,
omdat
hij
de
grootste
mond
heeft.
En
dat
hij
de
ontwerper
in
dusdanige
richtingen
duwt,
dat
de
opdrachtgever
achteraf
Michiel
Rogaar
122
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
zegt:
dat
wil
ik
helemaal
niet.
Dat
gebeurt
ook
nog
wel
eens.
En
dan
zegt
de
rest
van
het
ontwerpteam,
ja
maar
als
architect
moet
ik
het
zo
doen!
Ja
maar
je
hebt
helemaal
niet
aan
de
opdrachtgever
gevraagd
hoe
die
het
wil.
Je
hebt
dus
zomaar
een
uitgangspunt
genomen,
zonder
dat
aan
de
opdrachtgever
te
vragen.
Er
wordt
soms
wel
eens
in
woord
de
ambitie
uitgesproken.
Maar
de
motivatie
achter
de
ambitie,
zou
dat
nog
verduidelijking
kunnen
geven?
Bijvoorbeeld
is
de
ambitie:
50%
energie
besparen..
Vind
ik
geen
ambitie.
Kijk
als
iemand
zegt
ik
wil
50%
energie
besparen,
dan
zie
ik
dat
als
een
doelstelling.
Als
een
duidelijke
concrete
eis,
want
dat
is
hard.
Maar
de
ambitie
ligt
daarvoor.
Een
ambitie
zou
kunnen
zijn:
Ik
wil
laten
zien
dat
met
de
huidige
technieken
bij
de
huidige
gebouwen
nog
slimmer
en
efficiënter
te
maken.
Dan
dat
we
letterlijk
moeten.
Dus
ik
ga
voor
een
substantiële
energie
reductie
voor
mijn
gebouw,
en
dat
vertaal
ik
in
een
doelstelling
voor
mijn
gebouw.
Want
dat
is
al
een
hele
concretisering,
want
ambitie
ligt
eigenlijk
daarvoor.
Want
ik
wil
eigenlijk
Co2
reduceren,
alles
wat
ik
nodig
heb
om
te
koelen
en
te
verlichten
wil
ik
eigenlijk
dat
dat
niet
tot
co2
uitstoot
leidt.
Dat
is
een
ambitie.
Ik
ga
dat
vertalen
in
een
100%
duurzame
manier
van
opwekking.
20%
energie
productie
en
ik
wil
minimaal
…
Dan
ga
je
het
in
doelstellingen
vertalen.
Dus
concluderend,
er
is
een
groot
verschil
tussen
doelstellingen
en
ambities.
Ja,
ambitie
is
eerder
in
tekst
omschreven
wat
je
diepere
beweegredenen
zijn
om
het
zo
te
doen.
Dan
kunnen
daar
wel
6
tot
8
eisen
aan
gehangen
worden,
die
een
vertaling
zouden
kunnen
zijn
van
die
ambitie.
Maar
vaak
zie
je
aan
de
voorkant
een
ambitie
komen,
ik
wil
een
co2
neutraal,
ik
wil
50%
energie
besparen,
ik
wil
een
breeam
very
good
label
en
ik
wil
eigenlijk
ook
nog
een
GPR
9
gebouw
halen.
Maar
dat
zijn
geen
ambities!
Dat
zijn
uitwerkingen
van
ambities.
Hij
wil
iets
bereiken:
Hij
wil
laten
zien
dat
we
beter
kunnen
zijn
dat.
Dat
kan
op
verschillende
aspecten.
Dit
maakt
het
voor
een
opdrachtgever
ook
veel
makkelijker.
Dan
hoeft
hij
zich
ook
niet
gaan
e zitten
te
verdedigen.
En
dan
vervolgens
die
discussie
te
gaan
voeren
of
je
nou
de
1
de
tweede
of
de
tiende
bent
dan
is
het
ook
veel
gemakkelijker
om
te
gaan
verdedigen
welke
methode
systeem
daar
ook
beschikbaar
voor
is.
Bent
u
het
er
dan
mee
eens
dat
het
gros
van
de
programma’s
van
eisen,
de
ambities
omschrijft
als
doelstellingen?
Ja!
En
dus
eigenlijk
helemaal
geen
ambitie
vermeldt?
Ja
dat
klopt.
Dat
was
ook
mijn
conclusie.
Eigenlijk
gaat
het
ontwerpteam
op
zoek
naar
de
ware
ambitie
van
de
opdrachtgever.
Maar
aan
de
andere
kant
is
dat
ook
wel
prettig.
Want
op
het
gegeven
moment
dat
een
ontwerpteam
gaat
discussiëren
over
het
PvE
en
dingen
vertaald
ziet
in
een
bepaalde
oplossingen,
dan
communiceert
dat
lekker.
En
dan
kan
de
opdrachtgever
weer
zeggen:
hey
hier
kan
ik
mijn
ambitie
aan
spiegelen.
Of
hier
maak
ik
mijn
ambitie
van.
Dan
laat
je
men
dus
eerst
aanrommelen
en
dan
komt
die
ambitie
er
steeds
concreter
uit.
Toen
we
begonnen
aan
het
Rijkswaterstaat
gebouw
in
Utrecht,
waren
er
aan
de
start
nog
helemaal
geen
doelstellingen,
laat
staan
ambities,
nee
het
moet
gewoon
een
heel
goed
gebouw
worden.
En
Rijkswaterstaat
moet
erin,
wij
zijn
kritisch
en
Rijkswaterstaat
is
kritisch.
Men
wil
toch
eigenlijk
die
toren
wel
laten
staan,
want
het
is
zonde
om
hem
niet
te
laten
staan.
Ontwerpteam
kan
ik
iets?
Het
gebouw
was
nog
niet
klaar,
en
Rijkswaterstaat
accepteerde
dat,
maar
ze
adopteerde
dat
als
het
icoon
van
duurzaamheid.
Het
is
licht
en
transparant,
mensen
zijn
tevreden,
we
hebben
energie
opslag,
hergebruik,
dus
ineens
dat
gebouw
werd
hun
ambitie.
Maar
we
zijn
nooit
op
weg
gestuurd
met
een
duurzaamheidambitie.
Maar
dat
is
dan
wel
omdat
het
ontwerpteam
dit
vraagstuk
zo
goed
heeft
opgepakt.
Ja
het
ontwerpteam
zat
wel
vast
aan
de
opdrachtgever
en
iemand
van
Rijkswaterstaat
die
uiteindelijk
wel
enthousiast
werd,
ik
ken
het
nog
niet
maar
laten
wet
het
maar
eens
proberen
met
elkaar.
Dat
is
natuurlijk
de
chemie
die
uiteindelijk
met
elkaar
ontstaat.
Michiel
Rogaar
123
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Maar
het
advies
dat
ik
uitbreng
is
voor
opdrachtgevers.
Nu
zijn
ze
alleen
maar
bezig
met
het
managen
van
risico’s.
En
dan
heb
ik
ook
wel
eens
een
antwoord
gekregen:
nou
stel
je
eens
voor
dat
het
ontwerpteam
bepaalde
dingen
niet
verzint.
Ik
krijg
in
ieder
geval
het
signaal
dat
ze
het
risico
willen
uitbannen,
dat
ze
het
niet
goed
oppakken.
Dus
is
het
wel
goed
om
die
dingen
op
te
schrijven?
Ja!
Ik
wil
mijn
gebouwen,
want
het
levert
zoveel
geld
op
van
slimme
energie
systemen
voorzien,
dan
is
dat
voor
mij
gewoon
een
uitgangspunt.
Dan
moet
hij
dat
gewoon
opschrijven:
Ik
wil
WKO.
Ik
wil
dat
40%
bespaar
op
energievraag.
De
meest
duurzame
oplossing
voor
gebouwen
over
5
jaar
die
weten
we
nog
niet.
Die
weten
misschien
over
drie
jaar
als
we
met
zijn
allen
die
oplossing
bedacht
hebben.
En
in
die
zin
is
het
ontwerpen
van
een
gebouw.
Je
probeert
toch
elke
keer
maar
zo
mogelijk
beter
te
doen
van
de
ervaring
of
van
de
fouten
die
je
voor
die
tijd
hebt
gedaan.
Maar
dat
kan
je
nu
nog
niet
opschrijven
omdat
het
product
nog
niet
bestaat.
Dus
je
blijft
altijd
ermee
zitten
dat
wat
hard
is
dat
de
opdrachtgever
dat
moet
communiceren.
En
je
zou
moeten
vertalen,
dat
wat
je
weet
dat
je
dat
zou
kunnen
bereiken.
Je
bent
dan
wel
afhankelijk
van
de
professionals
die
je
dan
inhuurt.
Dat
is
hetzelfde
bij
een
architect
kiezen.
Een
architect
die
al
drie
jaar
lang
in
alle
blaadjes
staat,
die
iets
ontwerpt
dat
de
rest
van
Nederland
ook
mooi
vindt.
Of
je
hebt
een
architect
die
heeft
een
slechte
dag
gehad,
en
die
een
gebouw
ontwerpt,
waarvan
ze
over
5
jaar
zeggen,
jeetje,
hoe
heb
je
dat
neer
kunnen
zetten..
Ook
dat
kan
je
niet
voorzijn.
Maar
als
opdrachtgever
kan
je
je
wel
verdiepen
in
wat
je
wil,
en
welke
partijen
dat
het
beste
voor
elkaar
kunnen
krijgen.
Hetzelfde
doe
je
wanneer
je
een
auto
gaat
kopen.
Ik
heb
60
duizend
euro,
dus
doe
maar
iets
voor
60
duizend
euro..
Nee
je
gaat
eerst
kijken
waar
het
aan
moet
voldoen.
Zo
heb
je
opdrachtgevers
die
zich
verdiepen
in
partijen
die
volgens
hem
het
beste
die
ambitie
kunnen
realiseren.
Maar
een
gebouw
dat
zo
essentiële
investering
is,
dat
zo
maar
blind
op
de
markt
zetten,
blijft
een
beetje
stom.
Maar
professionele
ontwikkelaars
en
opdrachtgevers
kunnen
gewoon
de
partijen
bij
elkaar
halen
die
ze
willen
hebben.
Dat
is
geen
discussie.
Wat
mij
is
opgevallen
is
dat
er
onderscheid
wordt
gemaakt
tussen
ruimtelijk
functioneel
en
technisch
PvE.
Duurzaamheid
komt
voornamelijk
aan
bod
in
het
technisch
programma
van
eisen.
Bent
u
het
daarmee
eens?
Het
kwam
tot
drie
vier
jaar
geleden
vooral
terug
in
het
technisch
programma
van
eisen.
Ik
zie
het
nu
bijna
op
de
eerste
pagina
van
het
functionele
PvE
staan.
Hoe
staat
dat
omschreven?
Het
gebouw
moet
demonstreren
de
rol
van
duurzaamheid
in
gebouwen.
Men
moet
streven
naar
een
levensduur
van
40
jaar,
wat
alle
groene
technieken
kan
demonstreren.
Wat
excellent
scoort
op
gebied
van
Co2
reductie.
Of
wat
er
nog
komen
moet
op
gebied
van
duurzaamheid.
Is
dat
ook
de
plek
waar
ze
thuis
horen?
Qua
ambitie
wel
ja.
Vervolgens
is
het
vertaald
naar
tien
hoofdstukken
daarachter.
In
hoofdstuk
daarachter
staat
dat
je
drie
punten
in
de
breeam
certificering
moet
halen,
waarbij
hoofdstuk
energie
staat
dat
je
minimaal
40
%
onder
epc
moet
zitten.
Dan
is
het
goed
uitgewerkt
in
verschillende
aspecten.
Doelstellingen
komen
voornamelijk
wel
terug
in
het
TPvE?
Ja
maar
ook
in
het
ruimtelijk
PvE.
Ze
zouden
moeten
terugkomen
in
het
RF
PvE.
Welke
eisen
zijn
dit?
Bijvoorbeeld
hoofdstuk
transport.
Hoeveel
parkeerplekken
maak
je,
hoe
makkelijk
is
het
om
garage
in
en
uit
te
komen?
Is
er
een
fietsenstalling,
de
douche.
Op
het
gebied
van
afval
ook.
Dat
soort
eisen
zijn
functionele
eisen,
en
heeft
allemaal
met
duurzaamheid
te
maken.
Mocht
je
een
hele
duurzame
ambitie
hebben
als
opdrachtgever,
zou
je
dan
niet
beter
je
PvE
kunnen
indelen,
dat
je
juist
geen
onderscheid
maakt
tussen
het
TpvE
en
het
Rf
PvE?
Maar
juist
de
9
aspecten
van
Breeam,
of
de
aspecten
die
jij
belangrijk
vindt?
Michiel
Rogaar
124
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Dat
je
juist
een
paragraaf
toevoegt
met
andere
ruimtelijk
functionele
voorwaarden?
Ja
die
hoofdstuk
indeling
zou
je
wat
mij
betreft
helemaal
overhoop
kunnen
halen.
Want
als
je
het
zo
knipt
lok
je
niet‐integraal
ontwerpen
uit,
want
iedereen
gaat
met
zijn
hoofdstukje
aan
de
slag.
Misschien
moet
je
het
boek
wel
wat
moeilijker
maken,
zodat
ze
ook
tenminste
een
keer
elkaars
stuk
lezen.
(suggestie)
Want
ruimtelijk
functioneel
PvE
is
voor
de
architect
en
Tpve
is
voor
bouwfysicus
en
technisch
adviseur.
Ja
zo
is
dat
bedoeld,
zodat
ze
dat
als
huiswerk
mee
naar
huis
kunnen
nemen.
Is
een
argument
voor
de
opdrachtgever
dat
gescheiden
te
houden
om
de
aansprakelijkheden
gescheiden
te
houden?
Ja
zo
is
dat
geboren.
Maar
ik
vindt
dat
een
architect
net
zo
goed
moet
weten
wat
de
technische
eisen
van
zijn
gebouw
zijn
als
dat
een
installatie
adviseur
moet
weten
aan
wat
voor
eisen
de
architect
moet
voldoen.
Zijn
die
technische
doelstellingen
te
begrijpen
voor
een
architect.
Bijvoorbeeld
een
nagalmtijd
zegt
minder
voor
een
architect.
Ja
dat
klopt.
Alleen
zegt
het
meer
over
de
kwaliteit
van
de
architect
dan
van
het
PvE.
Maar
als
opdrachtgever
wil
je
alle
mogelijke
risico’s
voorkomen.
Zou
het
kunnen
helpen
ook
de
motivatie
achter
de
doelstellingen
te
omschrijven?
Daar
ben
je
mee
begonnen.
Je
bent
als
opdrachtgever
gebaat
dat
je
de
goede
professionals
in
het
begin
bij
elkaar
zet,
opdat
ze
elkaars
woordenboek
zijn.
Ik
heb
een
nagalmtijd
van
8
seconden,
wat
betekend
dat
voor
mij
paul?
Oh
daar
komen
we
wel
uit,
door
bijvoorbeeld
iets
anders
dan
beton
te
kiezen
voor
de
wanden.
Dus
er
is
geen
behoefte
aan
een
universele
taal?
Nee
er
is
behoefte
aan
een
universele
manier
van
samenwerken
en
communiceren
binnen
het
ontwerpteam.
Iedereen
heeft
zijn
vakjargon
om
zijn
vak
te
kunnen
uitoefenen.
Het
is
jouw
taak
als
adviseur
om
tegen
elkaar
te
zeggen
wat
dat
betekent.
En
dan
kan
je
samen
gaan
kijken
wat
voor
ontwerpoplossingen
we
dan
kunnen
gaan
bedenken.
Maar
als
we
het
weer
hebben
over
de
trias
ecologica.
En
je
zet
bijvoorbeeld
de
nagalmtijd,
wat
misschien
niet
door
elke
architect
wordt
begrepen.
Dan
zou
je
dit
kunnen
managen
door
erbij
te
zetten:
in
dit
kantoor
wordt
straks
veel
gebeld,
mensen
mogen
geen
last
van
elkaar
hebben.
Het
ontwerp
is
gebaat
bij
een
rustige
akoestiek.
Daar
kan
de
architect
uiteindelijk
meer
mee?
Dat
staat
al
in
het
kolommetje
call
centre.
Daar
staat
al
0,8
seconden.
Dan
moet
je
voorkomen
dat
je
in
de
valkuil
loopt
dat
je
zegt
we
willen
een
volledig
gesloten
plafond
met
plafondplaten
van
zus
en
zus
en
zo.
Dat
je
precies
oplossingen
voorschrijft.
Ik
ben
van
mening
dat
de
deskundige
verantwoordelijke
aan
tafel
de
35
opties
die
er
zijn
om
die
0,8
seconde
te
halen.
Dat
je
die
moet
bediscussiëren
en
daarin
een
keuze
moet
maken.
Het
slechts
laten
bij
de
doelstelling,
bevorderd
ook
de
communicatie
binnen
het
ontwerpteam.
Ja,
er
zal
altijd
ruimte
moeten
zijn
om
te
ontwerpen
en
te
innoveren,
daarin
ben
je
altijd
afhankelijk
van
de
doelstelling,
en
de
marges
van
de
doelstelling.
Je
zoekt
altijd
de
boven
en
de
ondergrens
op
als
je
een
goede
adviseur
bent.
Je
wilt
niet
te
veel
en
niet
te
weinig
doen.
Zijn
er
niet
veel
van
die
doelstellingen
die
verschillende
motivatie
kunnen
hebben?
Ja
die
zijn
er
altijd
wel.
Bijvoorbeeld
de
stramien
van
1,80.
Of
16,20
overspannen.
Anders
is
het
niet
flexibel.
Maar
ik
heb
niet
de
illusie
dat
het
ontwerpteam
behoefte
heeft
om
bij
elke
eis
de
moeder
van
die
eis
weer
te
geven.
Want
dan
wordt
het
dus
literatuur
wat
je
moet
doorworstelen.
En
het
moet
ook
handzaam
blijven.
Veel
van
die
eisen
kijk
je
pas
naar
als
je
pas
in
de
DO
fase
bent.
Er
zijn
eisen
die
heb
je
morgen
nodig.
Er
moeten
400
man
in.
Dat
is
een
vrij
essentiële
eis.
Dan
weet
je
niet
hoe
groot
het
gebouw
wordt.
Maar
een
eis
dat
die
temperatuur
naregelbaar
moet
zijn,
begin
je
niet
mee.
Op
het
moment
dat
je
Michiel
Rogaar
125
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
regelmatig
de
feedback
met
de
opdrachtgever
hebt,
hoe
jij
een
eis
hebt
geïnterpreteerd
en
wat
zijn
motivatie
daarvoor
was.
Dit
heet
ook
gewoon
communicatie
en
samenwerken.
Ik
ben
van
mening
dat
je
er
anders
niet
meer
doorheen
komt.
Een
handzaam
boekje
houden
adviseurs
van.
Er
wordt
vaak
gesproken
over
het
afstellen
van
de
ambities
op
het
budget.
Is
het
nu
zo
dat
ambities
er
altijd
zijn
en
dat
de
doelstellingen
afgesteld
moeten
worden
op
het
budget.
Ik
ben
van
mening
dat
wanneer
er
ambities
zijn,
bij
welk
project
dan
ook,
kan
je
die
ambities
realiseren.
En
in
principe
zou
dat
voor
elk
budget
mogelijk
moeten
zijn.
Waar
het
vaak
misgaat
is
dat
de
ambities
worden
vertaald
in
oneindig
veel
eisen
en
doelstellingen,
en
als
je
die
uiteindelijk
stapelt,
dan
past
het
op
een
gegeven
moment
niet
meer.
Dan
kan
je
het
niet
meer
betalen.
Dan
moet
je
gaan
praten
over
de
prioritering
van
al
die
doelstellingen
en
over
de
marges,
nou
we
halen
niet
40%
maar
35%,
om
de
budgettaire
discussies
te
kunnen
voeren.
Maar
de
ambitie
moeten
leiden
zijn..
Maar
als
dat
hier
wordt
gezegd,
de
ambities
moeten
op
het
budget
worden
aangepast,
bedoeld
ze
eigenlijk
de
doelstellingen.
Ja.
We
willen
30%
besparen
op
energie
en
we
gaan
alleen
maar
duurzame
zonnecellen
toepassen,
dan
komt
de
kosten
adviseur.
Dan
komt
het
er
op
uit
dat
alles
extra
kost
ten
opzichte
van
het
“niet
doen.”
Maar
dan
begint
ie
dus
al
met
een
referentie
gebouw.
En
alles
wat
je
extra
doet
tov
dat
referentiegebouw,
is
voor
hem
al
duurder.
Het
bouwbesluit
is
ook
al
een
garantie
voor
een
bepaalde
duurzaamheid.
Absoluut.
Dan
wordt
er
niet
over
kosten
gepraat,
want
dan
is
het
gewoon
een
eis.
Dat
is
ook
meer
een
holistische
kijk
als
nu
blijkt
dat
het
duurzaamste
gebouw,
met
minder
co2
uitstoot,
lager
energie
verbruik
dat
die
duurder
is
als
we
dat
niet
zouden
doen.
Vind
ik
ook
niet
meer
dan
logisch.
Want
wij
hebben
tot
nu
toe
hebben
we
het
milieu
verteerd.
Dus
we
hebben
voor
weinig
geld
onze
omgeving
uitgeput
en
daar
bouwmaterialen
van
gemaakt
en
uit
China
laten
komen
en
hier
voor
een
paar
euro
weer
in
elkaar
geschroefd.
Dat
we
meer
moeten
investeren
om
het
gebouw
minder
impact
op
de
natuur
te
laten
hebben
en
natuursteen
die
uit
China
komt
dat
het
tweede
hands
natuursteen
is
of
Hollandse
klei
is,
dat
we
meer
in
onze
eigen
economie
stoppen,
daarmee
is
de
investering
hoger.
Dus
door
nu
hogere
investeringen
te
doen,
is
de
enige
manier
waardoor
het
duurzamer
kan.
Die
twee
gaan
een
op
een.
Het
noemen
van
een
label
niet
de
juiste
manier
volgens
u.
Over
welke
labels
hebben
we
het
dan,
en
waarom
is
dat
dan?
We
barsten
in
Europa
van
de
labels
en
technieken
ene
is
energie
gerelateerd
de
ander
kijkt
naar
9
aspecten
de
ander
kijkt
naar
7.
Er
zijn
een
legio
methodes.
Maar
al
die
methodes
hebben
al
een
interpretatie
slag
gemaakt.
Die
hebben
al
een
keuze
gemaakt.
Dit
hout
is
beter
dan
dat
hout,
en
daar
is
een
bepaalde
waardering
aan
gegeven.
Met
de
fiets
komen
is
belangrijker
dan
met
de
auto.
Dus
er
zijn
al
interpretaties
aan
1
of
meerdere
onderwerpen
van
duurzaamheid
gegeven.
De
ene
kijkt
heel
erg
naar
het
proces
management.
GreenCalc
kijkt
puur
naar
CO2
uitstoot.
Dus
we
maken
allemaal
een
keuze
om
een
deel
van
het
begrip
duurzaamheid
te
monitoren.
We
noemen
dat
termometers.
Van
voorbereiding
tot
oplevering.
Die
stop
je
er
een
aantal
keren
in
en
daar
meet
je
je
doelstellingen
aan.
Maar
duurzaamheid
als
geheel,
al
die
methodieken
daarvan
is
er
geen
een
waarvan
ik
kan
zeggen
of
ze
goed
zijn.
Al
die
methodieken
zijn
allemaal
even
goed,
want
ze
hebben
allemaal
als
doel,
om
ons
te
helpen
om
verder
te
komen.
Dus
we
kunnen
ze
allemaal
faciliteren
tot
aan
Cradle
to
Cradle
toe.
Maar
op
een
hoger
niveau,
is
duurzaamheid
niets
meer
en
niets
minder
dat
je
hoopt
van
ambitiebepaling
tot
gebruik
alle
keuzes
het
meest
gezonde,
met
de
laagst
milieubelasting,
met
de
hoogste
toekomstwaarde,
met
de
juiste
flexibiliteit,
dat
die
daar
aan
voldoet.
Maar
dat
wordt
puur
bepaald
door
de
hele
cyclus
die
je
probeert
te
organiseren.
En
als
je
dat
goed
heb
gedaan
en
blijkt
dat
het
gebruik
net
zo
goed
is
als
je
bedacht
hebt.
Dan
kan
je
zeggen,
dit
is
een
duurzaam
gebouw.
Dus
je
zou
kunnen
zeggen
dat
het
gebruik
van
een
label,
de
interpretatieslag
overslaat.
De
ambitie
van
een
opdrachtgever
van
een
bepaald
project
komt
niet
tot
uiting
van
een
label.
Het
is
eigenlijk
impliciet.
Ja
want
het
is
generiek
en
er
zitten
impliciete
keuzes
in.
Iemand
heeft
daarvoor
al
een
interpretatie
van
gemaakt
en
bepaalde
keuzes
in
gemaakt,
die
kan
je
hartstikke
goed
vinden
en
adopteren.
Maar
ik
zie
een
label
meer
als
excuus
omdat
je
het
zelf
niet
weet.
Je
hebt
er
niet
over
nagedacht
en
je
wil
er
Michiel
Rogaar
126
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
ook
niet
over
nadenken,
het
is
een
excuus
om
daar
geen
eigen
standpunt
in
durven
te
bepalen.
Of
daar
een
eigen
waarde
aan
te
kunnen
wagen.
En
als
je
zegt:
Er
is
markt
voor
duurzaamheid
en
ik
moet
het
aantonen
en
Breeam
is
het
meest
geaccepteerde?
Nou
dan
moet
je
gewoon
een
Breeam
gebouw
maken!
Als
de
ontwikkelaar
zegt
ik
ontwikkel
6
gebouwen
die
kan
ik
alleen
nog
maar
aan
een
investeerder
kwijt
wanneer
het
Breeam
excellent
is,
dan
moet
je
gewoon
gaan
voor
Breeam
excellent.
Dan
is
dat
de
ambitie,
maar
dan
is
niet
de
ambitie
om
het
meest
groene
gebouw
te
maken.
Het
is
een
gebouw
dat
dat
label
krijgt.
Dat
kan
ook
een
ambitie
zijn.
Maar
dan
ben
ik
wel
bang
dat
hij
dat
bij
6
gebouwen
doet
en
daarna
zien
alle
zes
de
gebouwen
er
zo
uit,
en
wil
niemand
meer
in
die
gebouwen
zitten.
Interview
Ellis
ten
Dam
Interview
Ellis
ten
Dam,
Royal
Haskoning,
31
aug.
2010
ED
is
van
mening
dat
de
duurzaamheidambitie
in
de
initiatieffase
bepaald
dient
te
worden,
net
als
alle
andere
ambities.
Ze
vindt
ook
dat
deze
twee
aan
elkaar
gelinkt
dienen
te
zijn.
Want
van
bepaalde
visies,
doelstellingen
en
ambities
leidt
je
ook
de
duurzaamheidambitie
af,
omdat
het
veel
meer
gekoppeld
dient
te
zijn
aan
de
opbrengsten
die
voor
die
organisatie
belangrijk
is.
Dus
je
moet
het
aan
elkaar
verbinden.
Het
ligt
in
elkaars
verlengde.
Je
moet
het
gewoon
in
het
begin
erover
hebben,
anders
ben
je
al
vertrokken
op
andere
richtingen
of
andere
uitgangspunten.
Maar
het
is
ook
heel
belangrijk
om
ze
telkens
weer
erbij
te
halen.
Dus
ze
zouden
als
rode
draad
moeten
dienen
in
de
fasen
daarna.
Ook
omdat
in
de
ontwerpfase
partijen
worden
betrokken
die
in
de
initiatieffase
niet
betrokken
zijn
geweest
bij
de
totstandkoming
van
de
ambitie.
ED
vertelt
dat
wanneer
er
een
nieuwe
groep
bij
het
project
wordt
betrokken,
het
project
weer
een
nieuwe
wending
kan
krijgen.
Op
zich
zijn
die
vernieuwingen
goed,
maar
wat
is
nou
de
rode
draad
die
je
als
opdrachtgever
voor
ogen
hebt.
Dus
ja
in
het
begin,
maar
het
is
net
zo
belangrijk
dat
je
ze
voor
ogen
hebt
in
de
volgende
fasen.
Welke
vragen
en
stappen
worden
beantwoord
in
de
workshop
die
Haskoning
doet.
Eigenlijk
gaat
het
erom
om
te
beantwoorden
“wie
is
die
opdrachtgever”.
“Wat
zijn
hun
stakeholders”.
Daarin
zie
je
wie
geïnteresseerd
is
in
welke
opbrengsten.
En
daarmee
krijg
je
ook
vernieuwende
inzichten.
Want
vaak
wordt
er
heel
erg
intern
gedacht,
dat
is
ook
voor
de
business
belangrijk.
Maar
als
je
bijvoorbeeld
de
wijk
betrekt
en
kijkt
wat
belangrijk
is
voor
doelgroepen
in
deze
wijk
en
als
je
daarvoor
opbrengsten
weet
te
benoemen.
Dan
kan
je
win‐win
situaties
creëren
en
wellicht
ook
andere
fondsen
aanboren
en
zijn
investeringen
ook
makkelijker
mogelijk.
Dat
is
goed
om
dat
in
zo
n
workshop
te
doen.
De
workshop
wordt
wel
steeds
meer
en
meer
een
maatpak
volgens
ED.
Maar
het
is
wel
goed
om
met
de
hele
groep
zo’n
brainstormsessie
op
tafel
te
hebben,
want
anderen
die
komen
dan
ook
tot
inzicht.
Dus
de
stakeholders
moeten
in
beeld
gebracht
worden
met
de
kwaliteiten
die
zij
willen
hebben
bij
deze
opgave.
Ook
bekijken
wat
in
algemene
zin
de
ambitie
van
de
organisatie.
Daarna
kan
je
dat
vertalen
in
duurzaamheid
aspecten
zoals
water,
energie,
stedenbouwkundige
concepten..
Volgens
Paul
van
Bergen
is
de
interpretatieslag
die
wordt
gedaan
van
duurzaamheid
heeft
op
elk
project
een
andere
uitwerking.
Dat
komt
ook
omdat
de
organisaties
ook
verschillend
zijn.
En
dat
de
primaire
business
ook
verschillend
is.
En
daarmee
kunnen
ze
ook
echt
andere
accenten
leggen.
En
natuurlijk
heeft
iedereen
het
over
hoe
gaan
wij
om
met
energie,
En
hoe
gaan
wij
om
met
materiaal
en
water.
Maar
de
uitwerking
kan
heel
verschillend
zijn.
In
een
workshop
kan
je
heel
goed
ideeën
genereren.
Een
stap
daarna
moet
je
de
opdrachtgever
laten
zien
wat
de
financiële
consequenties
zijn.
Dus
dat
je
het
financieel
economisch
moet
duiden,
voordat
zij
dan
ook
hun
beslissing
nemen
over
hun
ambitie.
Of
het
blijft
een
soort
van
vage
beleidsdoelstelling.
Michiel
Rogaar
127
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Je
ziet
nog
wel
eens
dat
de
opdrachtgever
de
duurzaamste
wil
zijn.
De
duurzaamste
zijn
is
natuurlijk
een
populaire
manier
van
uitdrukken.
Dus
dat
is
iets
waarop
je
door
zou
moeten
gaan.
Wat
zou
het
nou
betekenen
als
wij
nou
als
organisatie
de
duurzaamste
zouden
willen
zijn.
Die
term
erodeert,
want
wat
twee
jaar
geleden
een
strakke
EPC
was,
is
nu
veel
breder.
EPC
gaat
vooral
over
efficiëntie
maatregelen.
Hoewel
er
nu
veel
meer
nagedacht
moet
worden
over
opbrengsten.
Het
is
in
die
initiatieffase
zo
belangrijk
om
over
die
effectiviteitmaatregelen
na
te
denken.
ED
is
het
ermee
eens
dat
een
groot
verschil
zou
moeten
zijn
dat
men
steeds
meer
naar
opbrengsten
zou
moeten
kijken.
Wat
zijn
toegevoegde
waardes
voor
de
organisatie.
Nu
koppelen
we
die
aan
duurzaamheid,
maar
5
jaar
geleden
verbonden
we
die
aan
flexibiliteit
of
toekomst
bestendigheid.
IN
die
zin
is
duurzaamheid
een
paraplu
term
die
we
voor
heel
veel
dingen
gebruiken,
maar
dat
is
niet
verkeerd
hoor.
Want
daar
kan
je
mensen
wel
mee
in
gang
zetten.
Omdat
men
wel
duurzaam
wil
zijn.
En
die
algemene
beleidsdoelstelling
heeft
dat
we
ons
willen
beteren
op
duurzaamheid.
Daarmee
krijg
je
wel
dingen
gedaan.
De
vraag
is
of
duurzaamheid
bovenaan
staat
met
al
die
onderwerpen
eronder,
of
zijn
er
vele
onderwerpen
waar
duurzaamheid
naast
staat.
Eigenlijk
maakt
die
discussie
niet
zoveel
uit.
Eigenlijk
moet
je
kijken
naar
de
kwaliteiten
die
je
wilt
realiseren
en
wat
betekend
dat
financieel
economisch
over
de
gehele
lifecycle.
Het
is
nu
een
woord
waar
mensen
nu
op
wakker
worden
en
waarmensen
iets
mee
willen.
En
dat
doen
wij
met
die
matrix
waar
al
die
effecten
echt
in
geduid
worden.
Je
kan
zeggen
alles
is
duurzaamheid,
en
daarbinnen
dien
je
dingen
te
duiden.
Het
blijkt
dat
het
ontwerpteam
gebaat
is
bij
de
motivatie
achter
de
ambitie.
En
dat
het
geven
van
slechts
de
doelstellingen
is
niet
voldoende.
Ja
het
is
en‐en.
Als
je
sec
de
meetbare
doelstellingen
en
prestatie‐eisen
formuleert.
Als
je
niet
laat
zien
welke
afwegingen
er
zijn
gemaakt,
dan
geef
dat
een
ontwerpteam
minder
grip.
En
als
je
het
inderdaad
meegeeft
in
een
soort
van
werksessie
doet
met
het
ontwerpteam.
Is
dit
ivm
informatieverlies?
Als
je
sec
de
prestatie‐eisen
krijgt,
en
je
hoort
niet
het
verhaal
erachter,
dan
is
daar
informatieverlies.
En
dat
er
mensen
die
niet
in
de
definitiefase
betrokken
zijn
geweest
zich
afvragen
‘waarom
staat
dat
er
nu
zo?’
Waarom
wil
die
opdrachtgever
nou
dit?
Dit
kan
je
ook
met
de
opdrachtgever
erbij
doen.
Op
die
manier
wordt
de
informatie
van
de
definitiefase
overgebracht
in
de
ontwerpfase.
ED
denkt
dat
het
zou
helpen
wanneer
de
motivatie
van
de
ambitie
in
het
PvE
staat
opgenomen.
Wij
doen
het
eigenlijk
wel
standaard.
De
opdrachtgever
zou
zelf
moeten
zorgen
voor
een
toelichting
hoe
die
ambitie
tot
stand
is
gekomen.
Is
daar
het
grote
probleem?
Er
is
een
valkuil.
Maar
het
begint
toch
wel
bij
dat
team
dat
hieraan
in
het
initiatieffase
werkt
dat
deze
het
gewoon
goed
oppakt.
Daar
begint
het
echt
wel.
En
het
is
inderdaad
een
valkuil
als
je
niet
goed
overdraagt
naar
de
ontwerpfase,
maar
dat
is
niet
de
bottleneck
op
duurzaamheid.
maar
in
algemene
zin
is
het
misschien
wel
een
redelijke
bottleneck.
Je
zou
al
ontwerpverkenningen
moeten
laten
maken
in
de
programmafase.
Maar
dat
is
weer
afhankelijk
hoe
partijen
worden
gecontracteerd
en
welke
contact
vorm.
Dat
geld
ook
voor
uitvoerende
partijen
die
je
aan
het
einde
van
het
ontwerp
laat
meedenken.
Eigenlijk
begint
dat
integrale
ontwerpproces
al
in
de
initiatieffase.
En
wij
doen
dat
ook
in
haalbaarheidstudies.
Ook
om
financieel
economisch
beter
te
duiden.
Een
haalbaarheidstudie
is
volgens
ED
een
toetsing
van
de
huisvestingsbehoefte
die
er
is
om
te
kijken
of
het
functioneel
mogelijk
is
financieel,
technisch.
Verschillende
inhoudelijke
mogelijkheden
en
in
tijd.
Maar
vaak
zijn
het
wel
de
GOTIK
aspecten
waarbij
je
kijkt
naar
geld,
hoe
is
het
te
organiseren.
Tijspaden
en
kwaliteiten.
En
op
basis
van
die
haalbaarheidstudie….
Vaak
zit
er
ook
een
locatiestudie
in
die
analyse.
Er
zitten
varianten
studies
in.
Blijven
we
hier,
gaan
we
naar
nieuwbouw.
Het
is
dus
eigenlijk
een
verkenning
van
de
totale
opgave,
wat
zijn
nou
kwaliteitsniveaus
waar
we
van
kunnen
vertrekken.
Wat
zijn
nu
financiële
randvoorwaarden.
Michiel
Rogaar
128
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Eerst
werd
nog
gerekend
met
vierkante
meter
prijzen,
nu
zoemt
men
veel
meer
in
op
concrete
maatregelen.
Dat
is
ook
vaak
de
vraag
van
opdrachtgevers.
Dat
je
je
meer
verdiept
in
wat
de
principes
van
klimaat
installaties
bijvoorbeeld
of
afwerkingniveau.
Daar
heb
je
gewoon
meer
voor
nodig
dan
alleen
vierkante
meter
kengetallen.
Dat
is
wel
meer
een
bouwkosten
raming.
Dat
is
opgebouwd
uit
schil
etc.
Het
is
in
ieder
geval
op
elementen
raming
niveau.
Zo
noemen
ze
dat
geloof
ik.
Dat
is
wel
aan
te
bevelen
dat
je
niet
bij
de
investeringen
blijft,
maar
ook
naar
de
hele
exploitatie
kijkt.
Als
je
duurzaamheidmaatregelen
schat
op
10
tot
15%
meer,
dan
is
dat
best
wel
een
algemeen
kengetal,
maar
voor
een
concreet
project,
kan
je
dat
aan
het
begin
zeggen,
maar
als
je
weet
aan
het
begin
waar
willen
we
op
gaan
zitten.
Je
zou
ook
eventueel
op
basis
van
kengetallen
een
raming
kunnen
maken.
Het
is
altijd
even
zoeken.
Is
het
mogelijk
om
een
ontwerpverkenning
te
doen.
Dan
kan
je
op
basis
hiervan
een
kosten
raming
maken.
Maar
je
moet
sowieso
van
fase
naar
fase
die
kostenramingen
bijhouden
en
verfijnen.
Maar
dat
is
gebruikelijk.
Maar
je
moet
nooit
alleen
aan
de
kostenkant
blijven
zitten.
Ga
ook
naar
die
opbrengsten
kijken.
Dat
moet
echt
veel
meer
gedaan
worden.
Kan
de
ambitie
door
de
haalbaarheidstudie
veranderen?
Het
is
goed
om
die
ambitie
voor
ogen
te
houden
want
misschien
kom
je
in
een
vervolg
dat
er
plotseling
nieuwe
mogelijkheden
zijn.
Dan
is
het
altijd
goed
om
die
ambities
voor
ogen
te
houden.
En
dat
je
inderdaad
in
een
soort
fasedocument
vermeld
waarom
je
je
ambitiedoelstellingen
aanpast.
Het
ideaalbeeld
blijft.
De
doelstellingen
kunnen
aangepast
worden.
Het
programma
van
eisen
zou
kunnen
worden
gebruikt
om
de
rode
draad
van
die
ambitie
vast
te
houden.
Hoe
kijk
je
aan
tegen
flexibel
gebruik?
Ja
soms
geef
je
een
bandbreedte
aan.
Ik
zou
niet
zeggen
dat
de
doelstellingen
flexibel
zijn.
Per
fase
bekijk
je
in
hoeverre
je
je
doelstellingen
wel
of
niet
haalt.
Het
is
maar
hoe
je
het
opschrijft.
Wat
is
een
keiharde
eis
en
wat
is
een
wens.
En
je
kijkt
altijd
of
er
iets
hogers
haalbaar
is.
Ik
zou
het
niet
de
flexibiliteit
van
doelstellingen
noemen,
maar
het
een
bandbreedte
van
de
doelstellingen
noemen.
Een
minimaal
niveau
en
een
gewenst
niveau.
Hoe
dienen
de
oplossingen
die
worden
gebruikt
in
de
haalbaarheidstudie
meegenomen
te
worden
in
het
programma
van
eisen.
We
willen
graag
een
PvE
met
prestatie
eisen
maken,
dus
oplossingsongebonden.
Maar
je
hebt
natuurlijk
informatie
uit
die
ontwerpverkenning.
Uit
brainstorm
sessies
etc.
Het
blijft
bij
prestatie
eisen
vastleggen,
maar
het
is
niet
verkeerd
om
suggesties
op
te
geven
als
ontwerpprincipes.
Wat
je
wel
moet
doen
is
ruimte
laten
aan
het
ontwerpteam
om
met
betere
voorstellen
te
komen.
Je
neemt
ze
dus
wel
mee,
want
het
is
informatie
waar
je
al
over
hebt
nagedacht.
De
locatie
heeft
veel
invloed
op
mate
van
duurzaamheid.
Wanneer
dient
dit
nou
meegnomen
te
worden?
In
de
initiatieffase.
Welke
kenmerken?
Functionele
dingen
als
bereikbaarheid.
Over
uitstraling,
waar
wil
ik
me
profileren.
Zit
ik
in
een
netwerk
van
bedrijven
en
vind
ik
dat
interessant.
Ook
op
gebied
van
duurzaamheid.
als
je
bijvoorbeeld
een
autarctisch
gebouw
wilt
hebben
moet
je
dit
meenemen.
Hiervoor
is
een
binnenstad
locatie
niet
geschikt.
Mobiliteit
is
belangrijk.
Ja
hier
wordt
wel
naar
gekeken.
Soms
lukt
het
niet,
maar
normaal
gesproken
wordt
door
de
opdrachtgever
hiervoor
een
afweging
gemaakt.
Dit
is
nog
een
reden
om
heel
vroeg
al
op
duurzaamheid
ambities
te
gaan
zitten.
Suggesties?
Het
zou
kunnen
helpen
wanneer
je
ontwerpdisciplines
naar
de
initiatieffase
brengt.
Ik
geloof
heel
erg
door
verschillende
disciplines
bij
elkaar
te
zetten
en
mensen
bij
elkaar
te
zetten
dat
het
helpt
om
tot
Michiel
Rogaar
129
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
goede
stappen
te
komen.
De
vermengingen
van
type
mensen
en
fasen
vraagt
contractueel
wel
om
een
uitdaging.
Vaak
zijn
dit
contractueel
lastige
dingen
waardoor
dit
niet
gebeurt.
Doordat
je
de
ontwerpverkenning
niet
doet,
blijft
het
allemaal
wat
vager,
en
kom
je
er
in
de
ontwerpfase
pas
achter
wat
er
allemaal
mogelijk
is.
Je
ziet
dat
er
in
projecten
waar
niet
goed
is
nagedacht
in
de
beginfase,
zie
je
dat
er
niet
zoveel
meer
kan
in
de
ontwerpfase.
Want
dan
staan
er
dingen
als
budget
ed
al
vast.
Hier
zijn
dan
al
besluiten
over
genomen.
En
dan
is
er
tijdens
de
ontwerpfase
geen
ruimte
meer
voor.
Hoe
zou
het
PvE
meer
op
kunnen
aansluiten?
Ja
je
zou
toch
echt
van
een
globaal
naar
een
basis
en
vervolgens
naar
een
definitief
pve
moeten
gaan.
Globaal
voor
de
haalbaarheidstoets.
Je
inkoopbeleid
is
minstens
net
zo
belangrijk.
Inkoopbeleid
van
huisvesting
en
diensten.
Maar
als
je
straks
alleen
maar
eisen
opstelt
en
geen
ontwerpverkenning
doet
heeft
dat
geen
goed
resultaat.
Interview
Pablo
van
der
Lugt
Interview
Pablo
van
der
Lugt
(PvdL),
OVG
Projectontwikkeling.
31
aug.
2010
OvG
gebruikt
een
standaard
TO
(technische
omschrijving),
waarin
ze
hun
gebouwen
vastleggen.
Het
TO
wordt
aangepast
op
de
eisen
die
de
huurder
stelt.
Het
was
eerst
met
GreenCalc
maar
we
zien
een
groeiende
vraag
naar
Breeam,
omdat
dat
toch
wel
de
duurzaamheidmeetlat
gaat
worden.
Die
wordt
dus
grotendeels
meegenomen
in
het
TO.
In
het
TO
staan
vooral
technische
aspectgebonden
zaken.
Kan
het
TO
vergeleken
worden
met
het
technische
PvE.
En
de
eisen
vanuit
de
huurder
als
het
Ruimtelijk
Functioneel
PvE?
Nou
niet
perse,
we
vullen
ook
een
deel
van
het
ruimtelijk
functionele
deel
in.
We
hebben
namelijk
contact
met
alle
andere
partijen,
want
we
hebben
zelf
geen
grond
positie.
Wij
doen
dan
een
voorstel
bij
de
gemeente
voor
een
bepaald
plan,
waar
dan
een
huurder
zijn
kantoor
kan
gaan
vestigen.
Vaak
komt
toch
vanuit
de
huurder
een
bepaalde
vraag
met
betrekking
tot
duurzaamheid,
positie,
vierkante
meters,
het
kostenplaatje
wat
daar
aan
vast
zit.
Dan
gaan
wij
op
zoek
naar
een
architect,
die
daar
een
massastudie
voor
kan
maken,
naar
de
mogelijke
invulling
van
de
wensen
en
eisen
van
de
gebruiker.
Dit
is
een
soort
vlekkenplan
en
massastudie.
Het
is
een
soort
van
schetsontwerp.
Stellen
jullie
het
PvE
samen
in
samenspraak
met
de
huurder
en
andere
stakeholders
van
het
project?
Ja.
En
daarbij
komt
jullie
TO?
Ja.
Kan
je
zeggen
dat
duurzaamheid
voornamelijk
in
TO
wordt
vastgelegd?
Nee
ook
in
andere
aspecten.
Breeam
is
een
vrij
breed
duurzaamheidlabel,
dat
niet
allen
de
klassieke
milieutermen
benoemd,
zoals
water
energie,
maar
ook
meer
people
gerelateerde
aspecten
benoemd,
zoals
gezondheid
en
transport.
Zowel
op
microniveau,
gebouw
niveau
als
op
macro
niveau,
hoe
is
de
inbedding
van
het
gebouw
in
de
omgeving,
hoe
is
het
hergebruik
van
land,
Hoe
kunnen
werknemers
het
openbaar
vervoer
bereiken.
Hoe
licht
je
omwonende
in
tijdens
het
bouwproces.
Dat
is
eens
stuk
breder
dan
wat
in
het
TO
aanbod
komt.
In
het
TO
leg
je
de
gebouwgerelateerde
aspecten
vast.
Maar
over
die
andere
aspecten
maken
we
afspraken
met
de
gemeente
en
andere
stakeholders.
Voor
ons
is
Breeam
een
goede
methodiek
waarbij
al
die
aspecten
aan
bod
komen.
Breeam
is
duurzaamheid
voor
jullie.
Is
er
ook
nog
een
motivatie
achter
dat
jullie
dit
als
duurzaamheid
gebruiken?
Absoluut.
Ovg
is
het
bewijs
dat
het
werkt
in
de
markt.
We
zijn
een
van
de
weinigen
ontwikkelaars
die
het
best
door
de
crisis
heen
is
gekomen.
Dat
komt
eigenlijk
omdat
het
werk
een
aantal
jaar
geleden
het
roer
volledig
om
is
gegaan.
Het
was
altijd
klant
gericht,
maar
daarbij
kwam
duurzaamheid
als
1
Michiel
Rogaar
130
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
van
de
belangrijkste
aspecten.
Dat
hebben
we
ook
bewezen
met
alle
projecten.
Je
ziet
nu
in
de
markt
in
deze
crisis
dat
duurzaamheid
een
steeds
belangrijker
criterium
is
gebleken.
De
markt
is
kleiner
geworden,
meer
aanbieders,
maar
toch
blijft
het
bij
ons
vrij
goed
gaan,
omdat
wij
ons
met
duurzaamheid
hebben
beziggehouden.
Heel
veel
corporate
huurders
die
vraag
hebben
naar
kantoorhuisvesting,
eisen
een
duurzaam
kantoor.
Het
is
eigenlijk
een
keiharde
eis
geworden.
De
duurzaamheidambitie
komt
die
van
de
huurder?
Of
meer
van
OvG.
Weten
de
huurders
wel
wat
duurzaamheid
inhoud?
Het
verschilt
heel
erg
per
klant.
Want
bij
TNT
weten
ze
er
wel
heel
veel
vanaf.
Andere
veel
minder.
Die
hebben
de
klok
horen
luiden,
maar
weten
niet
waar
de
klepel
hangt.
Ze
weten
ook
niet
precies
wat
ze
vragen.
Ze
willen
een
duurzaam
gebouw,
maar
wat
dat
nou
precies
inhoudt…
Dan
wordt
er
al
heel
gauw
met
een
label
gesmeten,
breeam
very
good,
of
breeam
excellent.
Daar
wordt
maar
aan
vast
gehouden.
Dat
is
ook
wel
weer
een
voordeel,
breeam
is
gewoon
wel
een
goede
complete
methodiek.
Als
je
een
breeam
excellent
oplevert,
heb
je
ook
echt
een
excellent
gebouw,
qua
duurzaamheid.
Ergens
klopt
het
ook
wel,
maar
vaak
weet
de
huurder
niet
precies
waar
die
het
over
heeft.
Daar
moeten
wij
dan
vaak
het
voortouw
in
nemen.
Welke
credits
ze
moeten
halen
en
welke
niet,
en
waar
het
extra
geld
gaat
kosten
etc.
Maar
er
is
een
term
dat
heet
greenwashing.
Is
er
geen
risico
dat
wanneer
men
alleen
een
label
opgeeft
en
dat
je
alleen
een
standaard
gebouw
krijgt
met
toeters
en
bellen
die
een
bepaald
label
halen?
Dat
probeer
je
eerst
wel
heel
duidelijk
te
krijgen
bij
de
huurder:
Waar
ligt
je
focus?
Bij
Breeam
kan
je
heel
erg
op
het
People
aspect
en
op
het
Planet
aspect
letten.
Wat
vindt
een
gebruiker
belangrijk.
Dat
proberen
we
eerst
helder
te
krijgen.
Dan
vraag
je
om
een
prioriteit
aan
te
geven
binnen
de
aspecten?
Ja
wat
vind
je
belangrijk?
Bijvoorbeeld
energieneutraliteit
is
voor
sommige
belangrijk.
Die
gaan
dus
heel
erg
op
energie
inzetten.
Andere
vinden
gebruiksgemak
of
gezondheid
belangrijk.
Bijvoorbeeld
regeling
energie,
of
ventilatievoud,
dat
matcht
weer
niet
met
energie
vraagstukken.
Dan
richt
je
je
weer
op
comfort.
Het
is
dus
wel
afhankelijk
van
de
corpotate
client
waarmee
je
mee
te
maken
hebt.
Die
nemen
we
aan
de
arm
en
leggen
we
uit
dat
duurzaamheid
heel
breed
is
en
vragen
we
welke
aspecten
van
duurzaamheid
zijn
voor
jullie
belangrijk?
En
dan
probeer
je
op
die
manier
een
Breeam
very
good
te
halen.
Dus
binnen
het
kader
van
die
klant
probeer
je
een
zo
hoog
mogelijk
label
te
halen.
Dan
ben
je
niet
aan
het
greenwashen
je
voldoet
aan
1
wat
de
klant
wil
en
twee
je
voldoet
aan
de
verschillende
maatstaven.
De
huurder
komt
met
een
bepaalde
Breeam
ambitie.
Dan
nemen
wij
ze
aan
de
arm
van
wat
is
haalbaar
en
wat
niet,
en
dan
vragen
we
aan
de
huurder
welke
aspecten
zijn
voor
jullie
van
belang.
Dit
hangt
ook
weer
af
van
wie
die
huurder
is.
TNT
bijvoorbeeld
is
heel
erg
gericht
op
CO2
vrij.
Überhaupt
in
de
bedrijfsvoering,
dat
is
stap
1.
TNT
heeft
dat
in
een
beleidsdocument
ergens
verankerd.
Zijn
er
nu
ook
opdrachtgevers
die
dat
niet
hebben.
Hoe
kom
je
dan
achter
de
motivatie
van
die
duurzaamheidambitie?
Dat
gaat
vooral
dmv
heel
veel
gesprekken.
En
soms
ga
je
verder
door
een
workshop
te
organiseren,
mensen
uit
hun
dagelijkse
context
te
halen
en
een
heisessie
te
doen.
En
dan
inderdaad
duidelijk
te
krijgen
wat
is
voor
jullie
organisatie
nu
belangrijk.
Als
je
mensen
van
verschillende
disciplines
bij
elkaar
zet
raad
van
bestuur,
facilitair
management,
sales..
Iedereen
heeft
zijn
eigen
ideeën
erbij,
als
je
1
op
1
met
iedereen
praat
dan
krijg
je
allemaal
een
ander
plaatje.
Als
je
ze
bij
elkaar
zet
en
ze
reageren
allemaal
veel
beter
dan
wanneer
wij
een
voorstel
doen.
Hoe
worden
die
argumenten
van
de
duurzaamheidvisie
van
de
klant
opgeschreven
in
het
PvE?
Of
wordt
deze
geformuleerd
aan
de
hand
van
doelstellingen
met
als
kapstok
Breeam?
M.a.w.
blijft
het
bij
het
benoemen
van
Breeam,
of
wordt
ook
die
hele
visie
uiteengezet?
Het
verschilt
per
project.
Maar
meestal
wordt
een
Breeam
niveau
afgesproken.
En
meestal
spreken
we
af
dat
er
wel
een
flexibiliteit
zit
in
het
behalen
van
het
Breeam
label.
Uit
mijn
onderzoek
is
gebleken
dat
adviseurs
en
de
architect
een
integraal
ontwerpproces
essentieel
vinden
om
een
bepaald
duurzaamheid
aspect
te
halen.
Er
is
wel
behoefte
aan
flexibel
gebruik
van
de
doelstellingen.
Michiel
Rogaar
131
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Ik
ben
het
daarmee
eens,
want
soms
haal
je
het
niet.
Elke
lijn
van
de
architect
heeft
consequenties
voor
duurzaamheid.
Als
de
gevel
anders
wordt,
heeft
dat
betrekking
op
alle
aspecten
invloed.
Op
de
akoestiek,
lichthinder
etc.
Het
is
belangrijk
dat
je
een
soort
van
grote
lijnen
inzet,
welke
aspecten
zijn
belangrijk.
Sommige
speerpunten
zal
je
wel
vastleggen,
bijvoorbeeld
als
energieneutraal
bouwen
belangrijk
is
dan
energie
1
credit
onwijs
belangrijk.
Sommige
credits
worden
wel
vastgelegd.
Dat
hangt
echt
per
klant
af.
De
prioriteiten
zijn
wat
minder
flexibel
te
behandelen
dan
andere.
Ja
een
paar
credits
worden
echt
vastgelegd.
Is
er
geen
risico
dat
het
ontwerpteam
een
bepaalde
Breeam
score
niet
haalt?
Dat
is
het
voordeel
van
die
Breeam
normering,
want
je
moet
gewoon
zorgen
dat
je
iets
haalt.
En
dat
moet
je
ook
bewijzen.
Dat
zijn
allemaal
reële
duurzaamheidprestaties
die
je
moet
halen.
Dus
het
is
altijd
de
vraag,
wat
belangrijker
is
in
duurzaamheid.
Die
gezondheidsaspecten,
of
milieu‐aspecten.
Aan
wie
is
dat.
In
dat
geval
is
het
niet
echt
greenwashing
als
jij
een
breeam
very
good
haalt
heb
je
echt
een
duurzaam
gebouw
neergezet.
Al
is
er
helemaal
geen
visie
en
je
haalt
een
breeam
very
good,
dan
heb
je
toch
nog
steeds
een
duurzaam
gebouw.
Misschien
zit
er
helemaal
geen
visie
achter.
Bestaat
greenwashing
dan
überhaupt?
Natuurlijk
bestaat
dat,
maar
als
jij
een
goed
gerenommeerd
label
hebt.
Greenwashing
bestaat
absoluut.
Er
zijn
allerlei
partijen
die
willen
laten
zien
dat
ze
hartstikke
goed
zijn,
en
halen
allerlei
gekke
voorbeelden
aan.
Kijken
met
een
groene
bril
naar
die
aspecten
waarop
hun
gebouw
wel
kloppen.
Als
er
ergens
cradle
to
cradle
meubilair
wordt
toegepast.
Of
er
is
ergens
dubbele
isolatie.
Er
zijn
genoeg
gebouwen
die
als
een
heel
duurzaam
kantoor
worden
neergezet,
maar
die
toch
een
epc
hebben
van
1,5.
Dan
zijn
ze
energietechnisch
absoluut
niet
technisch.
Breeam
is
gewoon
wel
echt
een
goede
maatstaaf,
voor
wat
dat
betreft.
Als
je
daar
een
goede
score
haalt
heb
je
gewoon
een
goed
gebouw.
Jullie
doen
ook
een
financiële
haalbaarheidstudie
als
jullie
met
het
ontwerp
beginnen?
Uiteraard.
Ben
je
het
ermee
eens
dat
er
steeds
meer
wordt
gekeken
naar
bepaalde
opbrengsten
die
het
gebouw
met
zich
mee
brengt?
En
minder
alleen
naar
de
investeringskosten.
Nee,
de
focus
blijft
op
investeringskosten
liggen.
Duurzaamheidmiddelen
worden
toegepast
wanneer
de
terugverdientijd
binnen
de
10
jaar
ligt.
Het
gaat
daar
vaak
puur
om
de
centjes
vaak,
over
het
algemeen.
Dan
is
men
geneigd
om
duurzaamheidmaatregelen
toe
te
passen.
Dan
focust
men
zich
vooral
op
energiemaatregelen.
Ja.
En
als
je
vervolgens
kijkt
naar
onderhoudskosten?
Bij
onderhoud
is
hetzelfde
verhaal.
Daar
wordt
naar
gekeken
over
het
algemeen.
Naar
de
huurtermijn
als
eventuele
huurder,
verdien
ik
die
extra
investering
terug.
Maar
ook
naar
de
marketing
waarde.
Als
je
een
of
ander
duurzaamheidmaatregel,
bijvoorbeeld
een
groen
dak,
die
een
hoop
PR
oplevert.
Als
je
heel
graag
een
groen
imago
wil,
dan
kan
dat
lukken.
Maar
dan
hangt
dat
wel
af
van
het
soort
maatregel.
Zichtbare
maatregelen
die
pr
technisch
goed
werken,
daarvan
is
men
eerder
geneigd
om
die
ook
toe
te
passen.
Op
een
gegeven
moment
heb
je
een
budget
vastgesteld
en
een
duurzaamheidambitie
doelstelling,
dan
ga
je
het
ontwerpproces
binnen.
Alles
staat
in
het
PvE
en
je
geeft
dat
aan
de
architect,
staat
dat
dan
allemaal
vast?
Staat
het
budget
daar
ook
helemaal
vast
in?
Over
het
budget
proberen
we
zo
goed
mogelijk
afspraken
te
maken.
Er
zit
wat
risico
in
voor
de
ontwikkelaars
en
risico
voor
de
huurder.
Dus
je
probeert
zo
goed
mogelijk
een
budget
af
te
spreken.
Als
dan
later
nog
extra
dingen
bij
komen,
extra
maatregelen,
vaak
moet
je
dat
1
op
1
onderhandelen.
Dus
je
probeert
echt
zo
vroeg
mogelijk
het
budget
af
te
spreken,
en
daar
niet
zoveel
flexibiliteit
in
te
hebben.
Als
je
flexibiliteit
hebt
in
de
credits,
is
het
aan
ons
om
daar
op
een
slimme
manier
invulling
aan
te
geven.
Binnen
de
kaders
die
de
huurder
heeft
gegeven.
Michiel
Rogaar
132
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Is
de
scheiding
van
de
twee
soorten
PvE’s
gedaan
om
de
aansprakelijkheid
van
de
architect
en
de
installatie
deskundige
uit
elkaar
te
houden?
Weet
ik
niet
zeker.
Je
maakt
altijd
aparte
afspraken
met
architect
en
andere
adviseur.
Hier
kan
ik
niet
heel
goed
antwoord
op
geven.
Levert
het
risico’s
op
om
bepaalde
aansprakelijkheden
op
een
hoop
te
gooien?
Weet
ik
dus
niet
zeker.
Vaak
is
het
zo
in
de
bouw
dat
je
business
as
usual
hebt.
Ik
kan
hier
niet
echt
zinnigs
over
zeggen.
In
hoeverre
is
het
Programma
van
eisen
middelpunt
van
gesprek?
Het
hoofdsturingsdocument
van
de
opdrachtgever?
Is
lastig,
omdat
vaak
dit
document
van
de
potentiële
huurder
afkomstig
is.
Als
ik
denk
hoe
een
huurder
er
naar
kijkt,
die
ziet
het
programma
van
eisen
vaak
als
een
afspraken
document.
Dit
komt
vaak
terug
in
de
afspraken
tussen
de
ontwikkelaar
en
de
huurder.
Die
huurder
zal
een
adviseur
het
ontwerp
laten
toetsen
aan
het
PvE
of
het
nogwel
voldoet.
Het
is
dus
wel
het
belangrijkste
sturingsdocument
tussen
huurder
en
opdrachtgever.
Zie
jij
conflicten
tussen
pve
als
contractstuk
en
pve
als
ontwerpaansturing?
Als
er
dingen
misgaan,
kan
je
altijd
terugvallen
op
het
programma
van
eisen.
Dat
ben
je
overeengekomen.
Dus
het
is
wel
verstandig
dit
goed
bij
te
houden.
Als
er
een
conflict
is
ga
je
toch
weer
terug
naar
het
programma
van
eisen.
Dan
vermoed
ik
dat
er
in
de
processen
die
je
noemt
een
heel
open
en
transparant
ontwerpteam
is
geweest.
Dat
is
toch
wel
een
soort
van
randvoorwaarde.
Een
te
hard
programma
van
eisen
of
te
uitgebreid
is
ook
wel
remmend.
Dus
het
is
wel
goed
zoals
wij
het
doen,
je
hebt
een
programma
van
eisen
en
het
TO.
En
dan
maken
we
als
het
ware
een
soort
van
programma
van
eisen
light.
Ik
heb
ook
een
PvE
gezien
die
geen
te
meten
doelstellingen,
maar
alleen
omschreven
ambities
hanteerde.
Die
doelstellingen
ontwikkelen
zich
tijdens
de
ontwerpfase.
Is
dat
een
goede
manier?
Lukt
dat
om
met
een
huurder?
Hangt
van
de
huurder
af.
Als
je
een
goede
relatie
hebt
met
de
huurder,
dan
moet
dat
wel
lukken.
Met
sommige
kan
je
dat
doen.
Dan
moet
je
wel
een
beetje
stand
van
zaken
hebben
en
het
liefst
vertrouwen.
Je
hebt
er
ook
een
paar
tussen
zitten
die
de
ontwikkelaar
met
argusogen
aankijken,
van
die
is
toch
uit
op
geld.
Die
zou
toch
liever
een
heel
gedetailleerd
programma
van
eisen
willen
afspreken.
Het
kan
prima,
maar
de
randvoorwaarde
is
dat
je
vertrouwen
in
elkaar
hebt
en
dat
de
huurder
kennis
van
zaken
heeft.
Zijn
huurder
en
ontwerpteam
van
elkaar
gescheiden?
In
onze
gevallen
vaak
wel.
Je
hebt
in
een
ontwerpteambespreking
en
een
projectbespreking.
In
een
projectbespreking
laten
we
de
resultaten
zien
van
wat
we
in
een
ontwerpteambespreking
hebben
gedaan.
Zie
jij
verschil
tussen
de
motivatie
van
de
duurzaamheidambitie
en
de
duurzaamheidambitie
an
sich?
Kijk
omdat
wij
het
standaard
doen
is
het
voor
ons
niet
nodig.
Ik
denk
dat
het
uit
kan
maken
dat
je
in
het
PvE
niet
alleen
de
ambitie
opschrijft,
maar
ook
de
weg
ernaar
toe.
Welke
categorie
en
waarom
wil
je
voor
duurzaamheid,
welke
aspecten
van
duurzaamheid
vind
je
belangrijk.
Dus
ik
denk
dat
dat
zeker
wel
goed
is
om
dat
in
het
programma
van
eisen
op
te
nemen.
Je
krijgt
een
beter
gebouw
en
wat
meer
maatvast
is
voor
de
gebruiker.
Dus
het
zou
wel
goed
zijn
denk
ik.
Zie
jij
verder
nog
een
conflict
tussen
een
PvE
dat
als
contractstuk
wordt
gebruikt
en
een
dat
als
aansturingdocument
wordt
gebruikt.
Ja.
Je
moet
voorkomen
dat
het
PvE
te
specifiek
is.
Het
is
prettiger
als
je
een
wat
handzamer
document
hebt,
zoals
een
programma
van
eisen
light.
Je
kan
altijd
terugvallen
als
er
gesteggel
is.
Het
komt
het
ontwerp
ten
goede
als
je
een
lichtere
versie
overeen
kan
komen.
Of
werkbaarder.
Dus
als
je
in
de
problemen
komt
kan
je
altijd
weer
terug
vallen
op
het
gedetailleerde
programma
van
eisen.
PvdL
denkt
niet
voldoende
van
het
onderwerp
af
te
weten,
maar
hij
verwacht
dat
je
met
een
geïntegreerde
programmafase
minder
risico
loopt.
Omdat
dan
alle
partijen
bij
elkaar
zitten.
Dus
je
loopt
minder
risico.
Je
kan
dan
meteen
op
elkaar
reageren
als
je
problemen
ziet.
Michiel
Rogaar
133
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Een
huisvestingsadviseur
werkt
in
opdracht
van
een
huurder,
en
die
wil
dat
de
risico’s
zo
veel
mogelijk
worden
afgebakend.
Interview
Hauer
Hauer
Interview
Hauer
Hauer,
Royal
Haskoning
Architecten,
15
september.
Wat
is
duurzaamheid.
Een
duurzaam
gebouw
is
waar
je
op
een
gezonde
manier
kunt
werken
en
wat
een
positieve
bijdrage
geeft
aan
de
omgeving.
Dit
kan
op
gebied
van
uitstraling.
Maar
ook
op
gebied
van
milieu.
Schonere
lucht
eruit
dan
erin.
Energie
leverend.
Bijdragen
aan
de
biodiversiteit.
Een
niet
duurzaam
gebouw
heeft
slechts
een
negatieve
impact.
Een
integraal
ontwerpproces
is
essentieel
voor
het
bereiken
van
een
duurzaam
gebouw.
Mee
eens?
En
hoe
kan
het
PvE
daaraan
bijdragen?
Ik
ben
het
daar
mee
eens.
Integraal
werken
is
essentieel
om
een
duurzaam
gebouw
op
te
leveren.
Dat
komt
omdat
er
zoveel
aspecten,
zowel
technisch
als
bouwkundig
op
elkaar
moet
afstemmen,
dat
moet
je
wel
integraal
doen,
anders
krijg
je
een
gebouw
dat
niet
werkt.
Het
is
niet
zozeer
dat
dat
te
maken
heeft
met
duurzaam
ontwerp,
maar
het
bouwen
is
sowieso
complexer
geworden.
Los
van
de
regelgeving
en
de
techniek,
zie
je
dat
er
veel
problemen
zijn
ontstaan.
Door
de
bezuinigingsgolf
op
energie
in
de
jaren
80
waarbij
alle
gebouwen
zijn
dicht
geïsoleerd,
zie
je
dat
de
gezondheid
drastisch
is
verslechterd.
Zo
zijn
er
veel
meer
kinderen
met
astma
gekomen.
De
problematiek
is
complexer
geworden.
Dan
heb
je
het
niet
eens
over
duurzaamheid,
maar
het
gaat
wel
om
gezondheid.
Hoe
moet
het
PvE
hierop
aansluiten?
Je
ziet
architecten
selecties
die
vaak
door
projectmanagementbureua’s
worden
gedaan.
Zie
je
dat
dat
erg
tegenwerkt.
Ze
willen
graag
het
hele
programma
opknippen.
Dat
blijkt
uit
de
manier
hoe
ze
het
PvE
opstellen.
Ze
willen
het
ontwerp
opknippen
en
afzonderlijk
de
disciplines
aansturen.
Zou
je
dan
pleiten
voor
het
integreren
van
het
ruimtelijk
functioneel
en
het
technisch
programma
van
eisen?
Nee
die
scheiding
is
niet
zo
erg,
want
daar
staan
totaal
andere
dingen
in.
En
die
twee
kun
je
naast
elkaar
leggen.
Maar
volgens
mij
is
het
van
belang
dat
de
opdrachtgever
in
een
vroeg
stadium
zn
ambitie
al
vastlegt.
Omdat
wat
ik
zie
waar
het
heel
vaak
fout
gaat,
dat
opdrachtgevers
altijd
duurzaamheid
willen,
maar
omdat
er
in
een
vroeg
traject
geen
dingen
zijn
vastgelegd,
dat
er
eigen
geen
geld
voor
is.
Dus
door
in
een
vroeg
stadium
al
over
duurzaamheid
te
praten,
daar
extra
budget
voor
vrij
te
maken,
en
daar
in
je
programma
van
eisen
al
keuzes
over
te
maken.
Weet
je
gewoon
wat
je
budget
is
en
of
je
in
een
vroeg
stadium
extra
middelen
moet
vrijmaken,
en
daar
is
het
soms
te
laat
voor
in
het
ontwerpproces.
En
als
je
al
in
het
ontwerptraject
bezig
bent
ben
je
daarvoor
al
te
laat.
Dan
blijkt
later
dat
de
opdrachtgever
het
helemaal
niet
kan
betalen.
Er
zijn
verschillende
manieren
om
ambitie
te
formuleren.
Waar
heb
je
als
architect
meer
behoefte
aan.
De
motivatie,
of
de
concrete
eis?
Het
is
allebei
van
belang.
Het
kan
allebei.
Het
is
allebei
nog
vrij
vaag.
Want
een
Breeam
excellent
gebouw
is
gewoon
het
afwerken
van
een
lijst
waar
je
aan
moet
voldoen.
Het
nadeel
van
Breeam,
dat
je
duidelijk
weet
wat
je
moet
doen,
maar
dat
je
niet
op
een
gegeven
moment
een
lijstje
aan
het
afwerken
bent.
Dat
het
middel
het
doel
wordt.
Daarom
is
het
veel
meer
van
belang
dat
de
opdrachtgever
van
te
voren
aangeeft
wat
hij
precies
wilt.
Wat
heb
ik
voor
ogen
en
wat
is
het
doel
van
dit
gebouw.
Als
hij
veel
waarde
hecht
aan
een
gezond
binnenklimaat,
waaraan
het
binnenklimaat
voldoet.
En
daarna
kan
je
nog
als
extra
een
Breeam
eis
weergeven
of
welke
manier
je
dat
wilt
gaan
controleren.
Het
viel
mij
ook
op.
Doelstellingen
op
zich
en
je
hebt
de
motivatie.
Ja
eigenlijk
is
die
nog
belangrijker.
Kom
jij
dit
tegen
in
het
PvE?
Michiel
Rogaar
134
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Vaak
zie
je
wel
dat
de
motivatie
staat
gegeven
waarom
de
opdrachtgever
iets
wilt,
maar
vaak
zie
je
wel
dat
ze
onvoldoende
kennis
hebben,
of
onvoldoende
geïnformeerd
zijn
om
dat
goed
te
formuleren.
ER
is
een
workshopje
geweest
en
dat
wordt
dan
opgeschreven.
Wat
je
bijna
in
alle
pve’s
van
schoolgebouwen
terugziet,
is
transparantie,
dynamische
uitstraling
en
kleinschalig.
Dit
zijn
heel
erg
subjectieve
dingen.
Door
er
even
over
door
te
praten,
zie
je
dat
ze
heel
iets
anders
bedoelen
dan
het
vaak
overkomt.
En
dat
zie
je
dat
het
gewoon
net
niet
scherp
wordt
geformuleerd.
Waar
baseer
je
nu
eigenlijk
je
ontwerpkeuzes
op.
Op
wat
je
in
gesprekken
met
de
opdrachtgever
boven
water
haalt,
of
wat
er
in
het
PvE
staat?
Dat
hangt
er
een
beetje
vanaf.
Het
is
een
combinatie.
Het
hangt
er
van
af
wat
in
het
Pve
staat.
Het
kan
zijn
dat
er
duidelijk
staat
beschreven
hoeveel
werkplekken
er
zijn,
hoeveel
kantoortjes
etc.
Het
kan
ook
zijn
dat
er
een
nieuwe
manier
van
werken
staat
beschreven.
Dan
ga
je
het
met
de
opdrachtgever
er
over
hebben
om
te
kijken
wat
dat
nou
betekend
voor
zijn
bedrijf.
Die
uitkomst
en
het
functionele
programma
en
die
gesprekken.
Dat
zijn
dingen
die
je
door
de
regels
door
zou
moeten
lezen.
Het
zijn
maar
dingen
die
je
alleen
zou
kunnen
ontdekken
door
met
de
opdrachtgever
te
praten.
Geen
gebruik
maken
van
een
PvE.
Is
dat
wenselijk?
Hangt
van
de
opdrachtgever
af.
Als
jij
op
kernachtige
wijze
een
norm
budget
kan
aangeven
of
output
specificatie
kan
geven.
Ik
heb
bepaalde
wensen
waar
het
aan
moet
voldoen.
Daaris
niet
mis
mee
om
dat
als
leidend
te
hebben
en
daarover
met
de
opdrachtgever
te
praten.
Dit
zou
tot
een
prima
eindresultaat
kunnen
leiden.
Het
hangt
van
opdrachtgever
moet
je
bereidt
zijn
om
alle
informatie
die
in
het
PvE
staat
zelf
aan
te
dragen.
Daarvoor
moet
je
extra
tijd
en
energie
erin
steken.
Het
risico
is
dat
je
iets
mist.
Of
dat
er
dingen
anders
uitpakken
dan
je
verwacht
had.
Maar
dat
is
eigenlijk
overal
zo,
want
niets
is
zo
veranderlijk
als
het
programma
van
eisen.
Ik
heb
nog
nooit
een
programma
van
eisen
gehad
dat
nog
hetzelfde
was
als
aan
het
begin.
Het
is
ook
een
dynamisch
document.
Alle
projecten
zijn
tevreden
met
het
eindresultaat.
Alle
PvE
zijn
gelijktijdig
geïntegreerd
met
de
programmafase.
Is
dat
ook
essentieel?
Ik
denk
dat
het
onvermijdelijk
is.
Je
praat
toch
vaak
over
4
jaar
die
tussen
het
opstellen
van
een
PvE
en
de
realisatie
zitten.
Er
zijn
altijd
nieuwe
inzichten
die
komen
die
invloed
hebben
op
de
opgave.
Dat
ontwikkeld
zich
ook.
Je
moet
ergens
mee
beginnen.
Je
hebt
een
startpunt
nodig.
Maar
het
is
echt
onvermijdelijk
dat
het
een
dynamisch
document
is.
Wat
kan
je
zeggen
over
prioriteiten?
Ja
dat
is
belangrijk,
want
je
kan
niet
altijd
alles
doen.
Maar
dat
is
altijd
zo.
Wil
je
zon
laag
mogelijke
energie
rekening,
of
wil
je
zo
goed
mogelijk
binnenklimaat.
Wat
is
prettiger
voor
een
architect.
Als
de
ambitie
al
vast
staat
in
doelstellingen?
Of
als
de
opdrachtgever
het
nog
niet
precies
vaststaat
en
het
nog
een
vage
ambitie
is.
Het
maakt
mij
niet
zoveel
uit.
Het
is
leuk
om
te
praten
over
die
discussie.
Wat
ik
wel
zie,
is
dat
er
bij
een
particuliere
klant
eerder
aan
tafel
zit.
Er
staat
dan
nog
veel
minder
vast.
Je
kunt
dan
nog
veel
beter
sturen
en
kan
kijken
wat
er
mogelijk
is.
Dat
is
wel
prettig,
om
vroeg
aan
tafel
te
zitten
en
mee
te
praten
met
de
ambities.
Je
ziet
vaak
dat
wanneer
dit
niet
gebeurt
de
budgetten
niet
corresponderen
met
de
budgetten.
De
budgetten
zijn
vaak
te
laag
in
begroot.
Als
je
in
een
vroeg
stadium
al
aan
tafel
zit
zou
je
ook
met
de
opdrachtgever
erover
kunnen
hebben
over
de
opbrengsten.
Wat
zijn
je
lasten
nou
eigenlijk.
Misschien
zit
daar
ruimte,
kunnen
we
daar
iets
verwezenlijken,
of
kunnen
we
op
een
manier
toch
ook
schuiven
in
de
kosten
dat
de
ambities
toch
te
verwezenlijken
zijn.
Op
die
manier
heb
je
veel
meer
ruimte
en
mogelijkheden
om
ook
daar
naar
creatieve
oplossingen
te
zoeken,
zonder
dat
het
al
helemaal
is
afgetimmerd
in
een
verkeerd
programma
van
eisen
om
het
zo
maar
even
te
zeggen.
Dus
nogmaals
als
alles
op
een
goeie
manier
is
vastgelegd
en
dat
de
ambitie
ook
goed
is
vastgelegd
en
correspondeert
met
de
middelen,
dan
heb
ik
er
helemaal
geen
moeite
mee.
Maar
als
het
niet
zo
het
geval
is
zit
ik
liever
zo
vroeg
mogelijk
aan
tafel.
Meestal
is
dat
niet
goed
op
elkaar
afgestemd.
Toevallig
weet
ik
van
de
HHS
dat
dat
wel
zo
is,
maar
meestal
is
het
schapen
bij
hogescholen.
Het
hangt
af
van
opdrachtgever
Andere
scholen
zoals
ROC’s
hebben
meer
budget
beschikbaar,
maar
ook
hier
zie
je
dat
het
niet
goed
vastgelegd
is.
Pas
op
het
moment
dat
je
met
ze
erover
praat,
merk
je
dat
ze
er
niet
goed
over
na
hebben
gedacht.
Leuk
zo
n
Michiel
Rogaar
135
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
wko,
maar
je
moet
er
wel
extra
in
investeren.
Ze
zijn
best
bereid
dat
te
doen.
Maar
dat
is
ze
nooit
van
te
voren
verteld
en
niet
staat
vastgesteld.
De
ambitie
liggen
vaak
hoger
dan
op
het
budget
is
afgesteld.
Maar
is
dat
erg?
Het
probleem
is
dat
de
opdrachtgever
zich
een
beetje
bekocht
voelt
als
hij
een
partij
in
de
arm
heeft
genomen
om
al
die
ambities
op
te
stellen.
En
dan
komt
de
architect
aan
tafel
die
je
vertelt
dat
het
allemaal
niet
mogelijk
is
wat
in
het
programma
staat.
Dat
zijn
meestal
geen
leuke
discussies.
Terwijl
in
een
vroeg
stadium
dit
kan
voorkomen
wanneer
je
als
architect
aan
tafel
zit.
Dan
weet
de
opdrachtgever
gewoon
al
waar
hij
aan
toe
is.
Dan
kan
het
niet
tegenvallen.
Want
dan
zie
je
dat
je
moet
gaan
schappen.
En
dan
zijn
het
vaak
de
duurzame
maatregelen
die
ze
schappen.
Maar
pleit
je
er
dan
niet
voor
om
de
architect
zo
vroeg
mogelijk
te
betrekken.
En
dat
nog
vooraf
het
vaststellen
van
de
ambitie
te
doen?
Ja
daar
pleit
ik
zeker
voor.
Het
hoeft
van
mij
betreft
niet
eens
dezelfde
architect
te
zijn.
Wij
doen
nu
ook
projecten
waarbij
we
bij
een
hele
voorstudie
betrokken
zijn.
We
kijken
wat
de
kosten
zijn
en
wat
het
oplevert,
maar
we
gaan
niet
het
ontwerp
doen.
Dit
doen
we
bijvoorbeeld
bij
OSG
Schravenlant.
Ook
hier
zijn
de
ambities
niet
goed
afgesteld
op
het
budget.
Het
noemen
van
een
cradle
to
cradle
ambitie
alleen
is
nogal
vaag,
dus
je
moet
wel
uitleggen
wat
er
onder
wordt
verstaan.
Je
moet
het
er
wel
over
hebben.
Als
je
zegt
dat
alle
energie
van
de
zon
moet
komen
laat
je
wel
duidelijk
zien
wat
je
verwacht
van
de
energiehuishouding.
In
hoeverre
kijk
jij
als
architect
naar
het
technisch
functioneel
programma
van
eisen?
Ik
persoonlijk
amper.
Als
team
kijk
je
daar
wel
naar,
maar
ik
als
architect
amper.
Ik
denk
dat
andere
architecten
dat
ook
doen.
Gezien
de
trias
energetica?
Je
moet
altijd
kijken
als
architect
moet
kijken
hoe
je
dat
moet
oplossen,
ongeacht
wat
het
programma
voorschrijft.
Maar
daar
heb
je
geen
Tpve
voor
nodig.
Gezien
het
integrale
proces?
Moet
je
niet
op
de
hoogte
zijn
van
alle
eisen?
Je
moet
ook
niet
alles
willen
doen.
Je
moet
weten
wat
je
doet
en
wat
je
niet
doet.
Het
is
zo
complex,
dus
je
kan
ook
niet
van
alles
op
de
hoogte
zijn.
Daar
zie
jij
niet
het
probleem?
Nee
wij
doen
alle
projecten
samen
met
een
architect
en
een
bouwkundig
projectleider.
In
het
begin
komt
de
architect
meer
naar
voren
En
verder
in
het
project
wordt
de
projectleider
belangrijker.
Dus
wanneer
het
echt
technisch
wordt.
Die
bouwkundig
projectleider
is
wel
op
de
hoogte
van
alles
wat
in
het
Tpve
staat.
Maar
ik
zelf
hoef
daar
niet
precies
van
op
de
hoogte
te
zijn
HEVO
heeft
8
aspecten
van
Breeam
opgenomen
in
het
Tpve?
Ook
transport
hoort
dat
daar
in
thuis?
In
het
Tpve
zet
je
ook
eisen
mbt
de
buitenruimte.
Het
technisch
programma
van
eisen
is
eigenlijk
het
opstapje
naar
het
bestek.
Het
TPVE
is
de
basis
en
dat
ga
je
tijdens
het
ontwerp
verder
uitbreiden.
Alles
wat
daar
in
staat
en
wat
er
qua
materialen
bijkomt
maakt
de
bestekschrijver
daar
uiteindelijk
zijn
bestek
van.
Als
je
iets
van
belang
vindt
dan
moet
je
dat
vooral
opschrijven
in
het
TpvE.
Maar
duurzaamheid
komt
toch
vooral
terug
in
het
TPvE?
Ik
vind
ook
dat
het
in
het
ruimtelijk
PvE
thuis
hoort.
Vooral
wanneer
je
vindt
dat
vind
dat
alle
energie
moet
komen
van
de
zon.
Dat
zijn
echt
dingen
die
aan
het
begin
van
het
PvE
thuishoren.
Die
helemaal
in
de
introductie
thuis
horen.
Wat
vindt
ik
nou
van
zo
n
gebouw.
Suggesties?
Ik
denk
toch
die
koppeling
tussen
ambitie
en
middelen.
Verder
kijken
dan
alleen
de
investeringskosten.
Dat
is
iets
wat
ik
mis
eisen
met
betrekking
tot
de
exploitatie.
Terwijl
die
exploitatie
zo
belangrijk
is.
Die
exploitatie
biedt
heel
veel
mogelijkheden
en
financiële
ruimte
bied
om
iets
voor
duurzaamheid
dingen
te
doen.
Michiel
Rogaar
136
Het
programmeren
van
duurzaamheid.
Eigenlijk
wat
je
zou
willen
zien
is
dat
je
niet
alleen
de
kosten
kant
zou
willen
zien
maar
ook
de
opbrengsten.
Alle
vaste
lasten
kan
je
best
inzichtelijk
maken.
Dat
is
hele
interessante
informatie
waar
je
mee
kan
spelen.
Wat
betaal
je
bijvoorbeeld
aan
de
huidige
energierekening.
Dat
is
hele
nuttige
informatie.
Het
kan
heel
veel
ruimte
bieden.
Toevoegen
van
een
exploitatiemodel
zou
heel
veel
kunnen
helpen?
Ja
dat
denk
ik
zeker.
Niet
alleen
sec
de
bouwkosten,
maar
ook
de
vaste
lasten
en
je
bandbreedte
en
de
speelruimte
om
ook
je
exploitatiemodel
veranderingen
te
realiseren.
Als
opdrachtgever
geeft
je
je
wel
veel
meer
bloot.
Je
kan
daar
zo
ver
gaan
in
als
je
wilt.
Dat
je
ook
echt
de
hele
balans
invoegt
waarbij
je
precies
laat
zien
waar
alle
kosten
en
opbrengsten
zitten.
Michiel
Rogaar
137