profielschets hoogleraar RESTAURATIE EN INTERVENTIE TU Delft Faculteit Bouwkunde
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Doel van de leerstoel
4
3. Positionering van de leerstoel
4
3.1 Positionering ten opzichte van andere leerstoelen binnen de Faculteit
4
3.2 Positionering ten opzichte van andere faculteiten binnen de TU Delft
5
3.3 Positionering ten opzichte van andere universiteiten in Nederland
5
3.4 Positionering ten opzichte van universiteiten in het buitenland
5
4. Organisatie van de leerstoel
6
5. Leeropdracht, werkzaamheden en functie-eisen van de leerstoelhouder
7
2
1. Inleiding
De Faculteit Bouwkunde van de TU Delft zoekt een hoogleraar om de leerstoel Restauratie en Interventie te vervullen. Het gaat om de centrale leerstoel van de sectie RMIT, die deel uitmaakt van de Afdeling Architectural Engineering + Technology. Tijdige vervulling van de leerstoel Restauratie en Interventie wordt algemeen als noodzakelijk ervaren en is een onderdeel van de nieuwe leerstoelenstrategie voor de faculteit als geheel. In deze profielschets wordt een beeld geschetst van de leerstoel, de leeropdracht en de werkzaamheden van de nieuwe hoogleraar, alsook van de functie-eisen die worden gesteld. RMIT staat voor Restauration, Modification, Intervention and Transformation. De sectie richt zich op opgaven van restauratie en hergebruik op verschillende ruimtelijke schaalniveaus. Modificatie gaat over het niveau van materialen en technieken voor de instandhouding van gebouwen. Interventie is het niveau van hergebruik en herontwerp van een gebouw of ensemble. Transformatie betreft het gebouw in zijn ruimtelijk-historische context. De missie van RMIT is om bij te dragen aan duurzame instandhouding en gebruik van het bestaande (al dan niet erfgoed) door het doen van onderzoek en het geven van onderwijs op de gebieden restauratie, conservering, hergebruik en transformatie. Het werkveld gaat door de ruimtelijke schaalgebieden heen, waarbij integraal denken centraal staat om tot concrete oplossingen te komen. Daarbij spelen historie, cultuurhistorische waardering, materialiteit, ontwerp, techniek en onderzoek een belangrijke rol. Het onderwijs bestaat uit bijdragen aan de Bachelorfase en het verzorgen van een masterstudio binnen de Mastertrack Architectuur. Hierbij komt het brede terrein van restauratie en interventie in verschillende werkvormen aan bod, het ontwerponderwijs vindt plaats onder de noemer ‘Design with History’. RMIT heeft samen met de Sectie Geschiedenis (afdeling Architectuur) een onderzoeksprogramma met de naam Design and History. Het werkveld van RMIT wint aan betekenis. De transformatie van bestaand stedelijk gebied en interventies in de bestaande gebouwenvoorraad behoren in Europa tot de belangrijkste bouwopgaven. Het is van groot belang dat daarbij rekening wordt gehouden met de culturele identiteit en materialiteit van het bestaande. De visie van RMIT is dat onderwijs en onderzoek op de drie schaalniveaus (context, gebouw, detail) noodzakelijk is om de complexe opgave aan te kunnen pakken. In deze zin staat RMIT ook voor een eigen benadering van de opgave en de daarvoor noodzakelijke opleiding en onderzoeksmethoden.
3
2. Doel van de leerstoel
De leerstoel Restauratie en Interventie richt zich op de opgave om de bestaande kwaliteit en cultuurhistorische waarde van de gebouwde omgeving op te nemen in actuele ontwerpopgaven en vraagstukken van herbestemming, vervolggebruik en erfgoedzorg. In onderwijs en onderzoek wordt de ontwerpopgave benaderd vanuit de historische en ruimtelijke context, variërend van een bestaand gebouw tot een cultuurlandschap. Hiervoor is kennis nodig van architectuur-, bouw- en nederzettingsgeschiedenis, naast kennis van materialen en technieken, alsmede van het hedendaagse ontwerp, ten einde oud en nieuw succesvol met elkaar te kunnen verbinden. De leerstoel Restauratie en Interventie is gericht op het verwerven, verdiepen en overdragen van kennis met betrekking tot interventie in de bestaande bebouwing, waaraan maatschappelijke, architectonische of cultuurhistorische waarde is toegekend. Centraal staat het gebouwniveau. Het wetenschaps- en toepassingsgebied behelst zowel de theorievorming van interventies (restauratie, herbestemming, herontwikkeling), als de ontwerppraktijk, de reflectie op de positie van de architect in het erfgoeddebat en technische innovatie in het vakgebied. De leerstoelhouder weet de ‘harde’ techniek (beta) met de ‘zachte’ kanten van architectuurgeschiedenis en cultuurhistorie (alfa) te verbinden. Kenmerkend voor RMIT en daarmee ook voor de leerstoel Restauratie en Interventie zijn: •
omgang met het bestaand erfgoed als ontwerpopgave en niet als geïsoleerd vak binnen bouwkunde,
•
actieve rol in het ontwerponderwijs, mogelijkheid tot verdieping van de thematiek binnen een reguliere mastertrack, inbedding interventies in grotere ruimtelijke samenhang.
3. Positionering van de leerstoel
De leerstoel Restauratie en Interventie situeert zich binnen het bredere internationale veld van de leerstoelen die zich toespitsen op restauratie, herbestemming, herontwikkeling en erfgoedzorg. De leerstoel onderscheidt zich in dit veld door de nadruk op het (architectonisch) ontwerp: behoud door ontwikkeling. Het verschil ten opzichte van leerstoelen architectonisch ontwerpen is de nadruk op cultuurhistorische waarde en bestaande kwaliteit, als vertrekpunt voor het ontwerp.
3.1 Positionering ten opzichte van andere leerstoelen binnen de Faculteit Bouwkunde, TU Delft De leerstoel Restauratie en Interventie speelt een belangrijke rol bij de integrale benadering van het herontwerp, een opgave waarin alle afdelingen van de faculteit Bouwkunde betrokken zijn
4
(Architecture, Urbanism, Real Estate & Housing, Architectural Engeneering + Technology). Hierbij ligt de nadruk van de leerstoel op de analyse en ontwerp, in relatie tot bestaande kwaliteit en cultuurhistorische waarde. De leerstoel kan verbindingen leggen met de leerstoelen architectonisch ontwerpen, architectuurgeschiedenis, Architectural Engineering en Klimaatontwerp en Duurzaamheid. Binnen RMIT is de leerstoel Restauratie en Interventie de kern van de sectie, die wordt aangevuld door drie (kleine) leerstoelen voor specifieke aspecten van de opgave voor het architectonisch ontwerp in relatie tot bestaande kwaliteit en cultureel erfgoed. Daarbij richt de leerstoel Conserveringstechnieken en Modificatie (prof. ir. Rob van Hees, 0,4 fte) zich op de technische diagnose en conservering; staat bij de leerstoel Restauratie en Transformatie (prof. dr. ir. Paul Meurs, 0,3 fte) onderzoek en waardestelling van het object in zijn ruimtelijke context voorop en gaat de leerstoel Cultureel Erfgoed (prof. dr. Marieke Kuipers 0,2 fte) specifiek over de aspecten van monumentenzorg. Daarnaast bestaat bij de Afdeling Urbanism de verwante leerstoel Cultuurhistorie en Ontwerp (prof. ir. E. Luiten), waarmee intensief wordt samengewerkt in onderzoek en onderwijs.
3.2 Positionering ten opzichte van andere faculteiten binnen de TU Delft Vanuit RMIT bestaan veel contacten en samenwerking met de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG), zoals met de leerstoelen levenscyclustechnologie (prof. dr. ir. M. Haas), materialen en milieu (prof. dr. ir. Klaas van Breugel, Microlab) en constructiemechanica (prof. dr. ir. J. Rots). Met de Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaaleigenschappen (3mE) wordt samengewerkt met het onderzoeksprogramma Materials in Art & Archeology (dr. Joris Dik). Tenslotte is prof.ir. Rob van Hees lid van het policy committee van het Delft Centre for Materials (DCMat) .
3.3 Positionering ten opzichte van andere universiteiten in Nederland De faculteit Bouwkunde van de TU Delft heeft met RMIT een benadering van erfgoedzorg die uniek is in Nederland, door deze op de schaal van de architectuur te koppelen aan de ontwerpopgave. Aan de TU Eindhoven is de leerstoel Architectuurgeschiedenis en Theorie (prof. dr. B. Colenbrander), maar bestaan geen leerstoelen Restauratie en/of Interventie. De Erfgoedmaster en het onderzoeksinstituut CLUE van de Vrije Universiteit in Amsterdam laten zich niet in met het ontwerp van interventie; hier zijn leerstoelen Architectuurgeschiedenis en Erfgoedstudies (prof. dr. J.E. Bosma) en Erfgoed van Stad en Land (prof. dr. J. Renes). De WUR in Wageningen kent tenslotte de leerstoel Ruimtelijke Planning en Cultuurhistorie (prof. dr. ir. J. Janssen), op het schaalniveau van planning en landschap. RMIT onderzoekt mogelijkheden voor samenwerking met de Vrije Universiteit en de TU Eindhoven (topsectoren creative industry, BEAU). In het onderzoeksprogramma Design & History bestaat een samenwerking met de zogenaamde Belvedere-hoogleraren (Renes, Jannssen, Luiten).
3.4 Positionering ten opzichte van universiteiten in het buitenland Het is niet eenvoudig vergelijkbare leerstoelen Restauratie en Interventie in het buitenland te vinden, net zoals het ook moeilijk is om RMIT met andere onderzoeksgroepen te vergelijken. Het is ofwel
5
architectonisch ontwerpen (UK), ofwel monumentenzorg en conserveringstechnieken (Duitsland), ofwel architectuurgeschiedenis of architectuurtheorie met ontwerp (Italië). Dat betekent niet dat RMIT geïsoleerd staat in internationaal perspectief, omdat op elke van de deelgebieden contacten met verschillende partners zijn. Internationale samenwerking richt zich vooral op het vlak van modificatie, hiernaast bestaat een incidentele samenwerking met ontwerpopleidingen en leerstoelen op het gebied van erfgoedzorg. Het is de intentie uit te werken in internationale onderzoeksprogramma’s. RMIT kent intensieve samenwerking met het Raymond Lemaire International Center for Conservation (RLICC) aan de Katholieke Universiteit Leuven en met de Universiteit van Dortmund (prof. Bernhard Middendorf, leerstoel Werkstoffe des Bauwesens) op het gebied van modificatie. Italië is vanouds een belangrijk land voor het werkveld van restauratie en conservering, vooral op het gebied van theorievorming (Cesare Brandi). De belangrijkste universiteiten op het gebied van architectuur en conservering zijn IUAV (Venice), Politecnico - Faculty of Architecture (Milaan), Rome en Bologna/Cezena. De Italiaanse universiteiten, die van Venetië voorop, onderscheiden zich door het combineren van architectuurhistorie en ontwerp, ook op een politecnico. RMIT heeft een intensieve samenwerking met de Politecnico in Milaan (prof. Luigia Binda, Dipartimento di Ingegneria Strutturale en prof. Stefano della Torre, Dipartimento di Scienza e Tecnologie dell' Ambiente Costruito), de IUAV in Venetië (prof Fulvio Zezza, Dipartimento di costruzione dell' archittettura) op het gebied van modificatie. Daarnaast bestaan intensieve contacten op het gebied van erfgoedstudies en interventie. De faculty Built Environment aan UCL (University College London) is gericht op het integraal ontwerpen: architectuur, constructie, ontwikkelingsplanning, ruimtelijke planning, environmental design en ruimtelijke analyse. UCL kent de leerstoel sustainable heritage (prof. May Cassar), maar specifiek aandacht voor heritage design kent deze opleiding niet. RMIT werkt samen met UCL op het gebied van modificatie. ETH Zürich, Institut Denkmalpflege und Bauforschung (Uta Hassler) tenslotte biedt een postgraduate master Conservation Sciences (i.s.m. TU München) en een postgraduate master “Sustainable Management of Man-made Resources’. Onderzoek vindt plaats op het gebied van bouwhistorie (oudheid t/m 20e eeuw), theorie en geschiedenis van de monumentenzorg, strategieën/methoden voor de omgang met het bestaande gebouwenvoorraad, natuurwetenschappelijke analyses (vgl. TNO). RMIT heeft de ambitie om incidentele contacten met de ETH Zürich uit te bouwen tot concrete samenwerking.
4. Organisatie van de leerstoel
De leerstoel Restauratie en Interventie is de afgelopen zeven jaar door prof. Jo Coenen bekleed. Gezien het belang van de opgave voor onderwijs en onderzoek en de behoefte aan versterking van de centrale RMIT-leerstoel wordt de functie uitgebreid tot 0,8 fte. De leerstoelhouder wordt sectieleider. Bij de sectie werken in totaal 28 mensen (16,2 fte). Deze structuur sluit aan op de organisatorische
6
opzet van de afdeling Architectural Engineering & Technology, waarbij elke sectie een kernleerstoel heeft (0,8 tot 1,0 fte), aangevuld met kleinere leerstoelen (praktijk en/of specifieke kennis), alsmede UHD-ers, UD’s, onderzoekers, docenten en PhD-kandidaten. De leerstoelhouder maakt deel uit van het Dagelijks Bestuur AE&T.
5. Leeropdracht, werkzaamheden en functie-eisen van de leerstoelhouder
Voor het bekleden van deze ontwerpleerstoel wordt gezocht naar een ervaren en gelauwerd architect, teamspeler en netwerker, met een erkende wetenschappelijke staat van dienst, bij voorkeur in bezit van een PhD. De kandidaat is bij voorkeur opgeleid als architect en kan zowel in de architectuurpraktijk als het wetenschappelijk onderzoek zijn sporen hebben verdiend. Bovenal zijn we op zoek naar de juiste persoon, die vanuit passie en een open instelling, als eindverantwoordelijk hoogleraar voor de sectie RMIT naar buiten treedt. Voor goede vervulling van de leerstoel zijn de volgende eisen te stellen; de kandidaat is 1) een inspirerend docent, 2) een creatief onderzoeker, 3) een betrokken teamleider en 4) het boegbeeld van RMIT, binnen de faculteit en (ver) daarbuiten. Van de kandidaat wordt verwacht dat hij op al deze punten ervaring heeft en uitblinkt op het terrein van ofwel ontwerp ofwel onderzoek.
Werkzaamheden De taken van de leerstoelhouder zijn: §
Eindverantwoordelijk voor het ontwerponderwijs en het didactisch model van RMIT;
§
Docent in bachelor- en masterfase, met een inspirerende en vernieuwende inbreng, zichtbaar in
de masterstudio’s van RMIT, onder meer bij peilingen en andere belangrijke momenten in de opleiding van de studenten; §
Eindverantwoordelijk voor het onderzoeksprogramma van RMIT;
§
Inhoudelijke leiding onderzoek op het schaalniveau van interventie en restauratie (ontwerp,
techniek, duurzaamheid, context); §
Het initiëren en begeleiden van promotie- en postdoc-onderzoek;
§
Leiding geven aan het opstellen en succesvol indienen van subsidie-aanvragen (NWO, EU, etc.);
§
Sectieldeider en bereidheid om verantwoordelijkheden in het bestuur van de afdeling en mogelijk
op termijn in de faculteit te nemen; §
Uitdragen van de missie van RMIT in academische en maatschappelijke context (ontwerp, cultuur, techniek).
7
Functie-eisen §
Als docent in staat zijn om vanuit een brede ervaring vakkennis over te dragen, en door middel
van goed gekozen voorbeelden ontwerponderwijs te geven en enthousiasme en engagement over te brengen voor het werkveld van RMIT, in het bijzonder restauratie en interventie; §
Vanzelfsprekende houding om ontwerpopgaven helder en op verschillende schaalniveaus alsook in
de onderlinge samenhang van materiaal, gebruik, context en techniek te analyseren. In staat om analyse van (studenten)plannen direct te verbinden met overdracht van kennis, ontwerpvaardigheden en aanzet tot verdieping; §
Vermogen om goed te schakelen tussen context, gebouw en detail; alsmede tussen visie en
concrete uitwerking, detaillering en materialisatie; §
Inbreng kunnen leveren aan het doorontwikkelen van het curriculum en hier in teamverband
mede) gestalte aan geven. Hoe moet een nieuwe generatie worden opgeleid met een vanzelfsprekende houding om te ontwerpen vanuit de bestaande kwaliteiten, een ontwerp te positioneren in een context en creatieve vormen van herbestemming en herontwikkeling te bereiken? §
Vermogen om ruimtelijke analyses uit te voeren en cultuurhistorische waardestellingen te vertalen
naar ontwerptermen. Ervaring in de dialoog met de erfgoedsector ten aanzien van interventies, inclusief restauratie-en herbestemmingsopgaven; §
Aantoonbare kennis en ervaring op gebied van onderzoek, blijkend uit promotie en/of relevante
(peer reviewed) publicaties op het onderzoeksgebied; §
In staat om constructief bij te dragen aan de onderzoeksagenda van het werkterrein van RMIT en
zijn partners, met name wat betreft internationalisering, innovatie en theorievorming; §
In staat om het onderzoek op het gebied van interventie en restauratie een impuls te geven;
§
Capaciteit om op aansprekende wijze leiding te geven aan de inhoudelijke en projectmatige
opbouw en uitvoering van onderzoeksprogramma’s (inclusief het begeleiden van PhD en post-doc onderzoekers); §
In staat om het (inter)nationale netwerk in het onderzoeksveld verder op te bouwen en te
versterken, met name in Europees verband; §
Collegiale en persoonlijke wijze van leidinggeven;
§
Uitdragen van visie en verbindend leidinggeven;
§
Open en communicatieve houding, zowel binnen de faculteit als daarbuiten;
§
Vermogen om RMIT verder te ontwikkelen tot internationaal zichtbaar en toonaangevend;
§
Goede beheersing van de Engelse taal op academisch niveau en (voor buitenlandse kandidaten)
bereidheid om de Nederlandse taal te leren; §
Beschikt over het juiste netwerk in nationaal (en internationaal) verband.
8