Portfolio ontwikkeling faculteit Bouwkunde / TU Delft
Ruimte voor Bouwkunde
CONCEPT
INHOUD
1. Samenvatting 1.1. De visie 1.2. De route 1.3. Space, time … architecture
3 3 3 4
2. Portfoliokatern 2.1. Introductie 2.2. Architecture 2.3. Urbanism 2.4. Building Technology 2.5. Real Estate & Project Management 2.6. Cross-disciplinaire programma’s: VIP’s
5 5 7 14 18 24 29
3. Strategiekatern 3.1. Introductie
30
3.2. De aanloop
30 32
3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9.
33 36 40 43 46 48 50
Positie en ambitie De context Portfolioanalyse De visie op Bouwkunde Portfoliokeuze De Netwerk faculteit Strategie en actie
4. Slot
54
Bijlagen ! Portfolioanalyse ! Conclusies en aanbevelingen visitatiecommissie ! CURVE: the renewal of the Bouwkunde curriculum, summary ! Ontwerp- en onderzoeksvragen (strategieconferentie 15 december 2000) ! Research by Design
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
2
CONCEPT 1. 1.1.
SAMENVATTING De visie
Het is de ambitie van de TU Delft om te behoren tot de Top Vijf van de Technische Universiteiten in de wereld. De TU Delft wil dit doel bereiken door het inzetten op internationaal toonaangevend onderzoek, op door dit onderzoek gebaseerd onderwijs en op de (meer)waarde van ontwerpen. De faculteit Bouwkunde deelt deze ambitie. De faculteit heeft in de afgelopen jaren haar wetenschapsgebied hernieuwd gedefinieerd en wil met deze rapportage haar visie geven op de positionering van het onderzoek en onderwijs van Bouwkunde in de ambitie van de TU Delft. Ontwerpen is de kern van de technische wetenschappen; het vermogen om een verzameling onderling tegenstrijdige eisen te transformeren tot een werkzaam geheel. Ontwerpen is een zeer bruikbare methode om orde te scheppen in de veelheid van ontwikkelingen van deze wereld: indien de toekomst niet kan worden voorspeld, moet zij worden uitgevonden. Nederland heeft op het gebied van stedebouw, architectuur en landinrichting een grote naam in de wereld: een door mensen gemaakt land, voor de helft gelegen beneden de zeespiegel, een waterbouwkundig kunstwerk van wereldklasse, een eeuwenlange traditie in het bewaren van een labiel evenwicht tussen de krachten van de natuur en de culturele krachten van de menselijke bevolking. De TU Delft staat met de faculteit Bouwkunde stevig in deze traditie. Voor zover de ontwerpers van Nederland al niet in Delft zijn opgeleid zijn ze vrijwel allemaal aan deze instelling verbonden of verbonden geweest. Dit geeft Delft internationaal een voorsprong in de techniek van het ontwerpen. De fundamentele bijdrage die de faculteit Bouwkunde kan en wil leveren zal, in lijn met interne en externe adviezen, bestaan uit voortgezet onderzoek naar de techniek van het bouwkundig ontwerpen en de verdere ontwikkeling van bouwkundige ontwerpmethoden in een wetenschappelijke context. Het bij herhaling door visitatiecommissies geconstateerde gebrek aan focus is opgeheven door als het centrale onderwerp van onderzoek te kiezen voor de techniek van het ontwerpen en het aantal onderzoekthema’s terug te brengen van zestien naar vier: ! Architectuur ! Stedebouwkunde ! Bouwtechnologie ! Vastgoed- en projectmanagement. Deze vier onderzoeksthema’s worden in het Portfoliokatern nader uitgewerkt in zeventien onderzoekprogramma’s. 1.2.
De route
Met dit facultaire onderzoekprogramma is een beslissende stap gezet om de toegezegde bijdrage aan de operatie Top Vijf ook daadwerkelijk te kunnen leveren. De route waarlangs de faculteit haar strategie ontwikkelt wordt in het strategiekatern uiteengezet aan de hand van de volgende uitgangspunten. ! De faculteit Bouwkunde maakt deel uit van de strategische, generieke ambitie van de Technische Universiteit Delft en zal hieraan bijdragen via een vertaalslag van het eigen domein en de eigen positie, naar een sterke competentie van de TU Delft als instituut voor technisch wetenschappelijk ontwerpen. De opgave voor Bouwkunde is om vanuit het verleden en nu een grote sprong vooruit te maken met haar onderzoeksbasis. Met een perspectief voor de lange termijn en met een realistische benadering van de aanpak in de tijd. Deze rapportage biedt visie en verrijking en is een belangrijke stap voor eerste consolidatie in de TUD. De toetsing, uitwerking, implementatie en monitor volgen. ! De faculteit heeft naam gemaakt als een brede ontwerpgerichte universitaire opleiding. Vanuit deze historische uitgangspositie is een versnelling nodig naar een meer technisch wetenschappelijk onderzoeksprofiel. ! Bouwkunde telt internationaal en is bekend. Bouwkunde wil deze positie meer expliciteren, dit vraagt om uitwerking en vervolg in samenwerking met onze peer-colleagues. ! Bouwkunde heeft in haar activiteiten range (onderwijs, onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid) vele elementen waarvan het belang extern wordt onderschreven: ontwerpen, levensduur, benadering, procesoptiek, actuele thema’s zoals de Deltametropool en mobiliteitsesthetiek. Andere omgevingssignalen en vragen verdienen analyse en nadere keuze. Bouwkunde heeft de ontwikkelingskoers in de afgelopen twee jaar uitgezet en versnelt nu. Onderdelen van het totale beeld van Bouwkunde in de komende 25 jaar tekenen zich af. De onderzoeksportfolio ontwikkeling brengt een extra momentum te weeg om het beeld te completeren naar een research based faculteit met uitstekend onderwijs en maatschappelijke impact als resultante: het beoogde eindresultaat! ! Bouwkunde wil in het onderzoek door het beperken van het aantal thema’s en projecten de kwaliteit en substantie van het onderzoek verhogen, door programmaleiders aan te stellen de inhoudelijk aansturing
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
3
CONCEPT
!
!
!
1.3.
van het onderzoek versterken, door een ondergrens voor onderzoeksinzet vast te stellen fragmentatie tegen gaan, door eisen te stellen aan de wetenschappelijke attitude vernieuwing nastreven in het onderzoekerscorps. We value our Faculty, the students, and the staff. We are proud of our position in a stimulating network of colleagues throughout the world. That is what we believe. But our surroundings would like to see some evidence; what we would call our scientific, educational, and societal impact. Wij willen de indicatoren voor impact uitwerken in samenwerking met onze peer-colleagues. Wij trekken onze conclusies uit signalen en impulsen van de maatschappelijke en wetenschappelijke omgeving en uit onze eigen zelfstudie. De faculteit wil met het concept van de research based education een grote sprong maken. De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmering fundamenteel. De programma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuwe projecten. Ruimschoots is voorzien dat veel van de huidige onderzoeksprojecten zijn beëindigd of zullen worden beëindigd bij het in werking treden van de nieuwe onderzoeksprogramma’s. Het Netwerkperspectief wordt door de faculteit ingevuld als de beste koers voor een krachtige wetenschappelijke positie. Voor de definitieve portfolio strategie zullen de samenwerkingsopties binnen en buiten de TU Delft grondig geanalyseerd en uitgewerkt moeten worden. Space, time … architecture
De faculteit voert met de voorgestelde ontwikkeling een drastische herijking van het eigen programma van onderzoek en onderwijs door. Om het onderzoek en in het bijzonder het ontwerpend onderzoek steviger te verankeren in de faculteit is een extra inzet van capaciteit nodig. Het aantal promotieplaatsen zal worden verdubbeld van 20 tot 40, het aantal fte voor onderzoek zal toenemen van 80 tot 120. Deze extra inspanning vergt in de komende 5 jaren een bedrag van circa 28 mln gulden. De incidentele investering (kosten – opbrengsten) rond de implementatie van de nieuwe onderzoeksportfolio bedraagt indicatief gedurende vijf jaar gemiddeld 3,3 miljoen, met een top van circa 3,7 miljoen in het vierde jaar. In totaal gaat het om een bedrag van circa 17 miljoen in vijf jaar, exclusief de kosten van een eventueel uitstroombeleid. In het TU Delft onderzoeksportfolio proces is de faculteit Bouwkunde uitgedaagd. De kritische succesfactoren voor een succesvol verloop zijn: ! Een consistent beeld en besluiten over de samenwerkingsmatrix van de faculteiten in de TU Delft. ! De verankering van de visie in de faculteit via de officiële advisering van de gremia, uitwerking en implementatie. ! Een middelenstrategie ondersteund door het CvB. ! Space and time. Een uitwerking van tot een gedetailleerd investeringsplan is noodzakelijk en vindt in een volgende fase plaats. De faculteit nodigt het College van Bestuur uit om gezamenlijk de financiering van de gewenste vernieuwingsimpuls te bepalen. We will provide the architecture.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
4
CONCEPT 2. PORTFOLIOKATERN
2.1. Introductie Het centrale onderwerp van onderzoek is de techniek van het bouwkundig ontwerpen in wetenschappelijke context. Deze techniek omvat het vermogen om het te bouwen object als samenstel van ruimten te componeren, als samenstel van krachtwerkingen te construeren en het in zijn veelheid van verschijningsvormen te materialiseren. De theorie van het ontwerpen, die op grond van dit onderzoek is en wordt ontwikkeld, richt zich op het verhelderen, verklaren en operationaliseren van de wisselwerking tussen formele, temporele, functionele en semiotische eigenschappen van gebouwen, bouwwerken, natte en droge infrastructuur, steden en landschappen. Het hoofdthema ‘theorie en methoden van het bouwkundig ontwerpen’ wordt via vier onderzoeksthema’s nader onderzocht: ! Architecture ! Urbanism ! Building Technology ! Real Estate & Project Management Een internationaal actieve groep wetenschappers op het gebied van de Bouwkunde onder wie: prof.dr. A. Tzonis, prof.ir. M. Risselada, prof.dr. C.M. Steenbergen, prof.dr. A. Graafland, dr.ir. V.J. Meyer fungeert hierbij als kopgroep. Binnen Nederland onderhouden zij intensieve contacten met andere ontwerptheoretische onderzoekers, werkzaam in de universiteiten van Groningen, Utrecht, Amsterdam (UvA en VU) en Eindhoven. Het onderzoeksthema Architecture omvat vijf programma’s: ! Architectuur van de Hollandse stad ! Restoration Cultural Heritage ! Architectuur van de (massa)woningbouw ! Design Knowledge Systems and Digital Architecture ! Concept en Materialisering ! Modernity and Tradition
prof.ir. L. van Duin prof.dr.ir. F. van Voorden prof.ir. M. Risselada prof. A. Tzonis prof. T. Fretton prof.ir. M. Risselada
Het onderzoeksthema Urbanism omvat drie programma’s: ! theorie van het stedebouwkundig ontwerp ! delta design ! stedelijke transformaties
dr.ir. V.Meyer prof.ir. D. Frieling prof.ir. H. Bekkering
Het onderzoeksthema Building Technology omvat vier programma’s: ! BLOB prof.dr.ir. M. Eekhout ! ZAPPI prof.dr.ir. M. Eekhout ! Retrofitting prof.dr ir. J. Rots ! Environments ir. M. van der Voorden Het onderzoeksthema Real Estate & Project Management omvat vier programma’s: ! Real Estate Management prof.ir. H. de Jonge ! Housing Studies prof.dr.ir. H. Priemus ! Projectmanagement ir. R.P. Geraedts ! Management Fundamentals prof.ir. H. de Jonge
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
5
CONCEPT
In deze gezamenlijk als de vier dragers van het onderzoek te beschouwen onderzoeksthema’s zijn drie dwarsverbanden voorzien, de validated integrated projects (VIP’s), te weten: ! Ontwerptheorie/ ontwerpend onderzoek Het ontwerpen kent voor de verschillende schalen van interventie- regio, stad, gebouw, bouwcomponent- verschillende methoden en technieken. Op alle niveaus is sprake van multi- actor systemen en dus van interactieve ontwerpprocessen. In alle vier de onderzoekprogramma’s worden onderdelen geselecteerd, die interactie vruchtbaar maken. ! Ontwerp, ICT en multimedia. Op vele plekken in de faculteit wordt geëxperimenteerd met de mogelijkheden die ICT en multimedia bieden voor innovaties in de bouwkunde, zowel wat betreft ruimtelijke compositie (blob), constructie en krachtwerking (ZAPPI) en materialisering (retrofitting en duurzaam bouwen) als voor het geheel van managementprocessen, in het bijzonder van het ontwerpproces (kennissystemen, grammatica van restauratie en herontwerp, delta design). Dit dwarsverband wordt nu ingesteld om de wisselwerking en bundeling van krachten te waarborgen. ! Transformaties. Een in samenwerking met MIT te entameren onderzoek getiteld ‘the sustainable city in the new economy’ bouwt voort op desbetreffende onderzoeksprojecten van de onderzoekprogramma’s architectuur, stedebouwkunde en vastgoedbeheer en – ontwikkeling. 2.1.1.
Research based education
De sturende werking van het onderzoekprogramma op het onderwijs is cruciaal, reden waarom in dit portfolio de wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs zeer intensief is. Het ontwerptheoretische onderzoek berust namelijk niet alleen op het achteraf decomposeren, deconstrueren en dematerialiseren van reeds voltooide ontwerpen – al dan niet gerealiseerd – maar vooral ook op het analyseren van het ontwerpend onderzoek. De circa 250 afstudeerprojecten per jaar zijn in beginsel evenzoveel casussen voor deze vorm van onderzoek omdat de inzet van vrijwel ieder afstudeerproject is om een innoverend ontwerp te maken. Ontwerpstudio’s van staf (met name promovendi) en studenten dienen in de mastercourse een dubbel doel: zij maken de studenten vertrouwd met het doen van ontwerpend onderzoek en de studenten vormen als ontwerpers samen met hun ontwerpen het basismateriaal voor systematisering in technieken van ontwerpen en ontwerpend onderzoek en voor verdere theorievorming van het ontwerpen in een wetenschappelijke context.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
6
CONCEPT
2.2. THEMA ARCHITECTURE
Focus Het thema Architecture is een centraal onderzoeksthema van de faculteit omdat hierin een van de belangrijkste missies van de faculteit – ontwerp en onderzoek in relatie tot actualiteit en traditie – worden gekoppeld en beoefend. Het thema oriënteert zich net als de faculteit Bouwkunde op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken (zie ook de bijlage ‘Research by Design’). Het thema Architecture is onderverdeeld naar schaalniveaus: de architectuur van de stad, het architectonische object (gebouw) en het architectonische detail. Centraal staat het operationeel maken van het begrip 'architectonische kwaliteit' in relatie tot de actuele architectonische vraagstukken met de Nederlandse architectuur en ruimtelijke ordening als vertrekpunt. Dit gebeurt in samenhang met onderzoek op het gebied van stedebouwkunde, historie en theorie, bouwtechnologie en ICT. De belangrijkste doelstellingen van het thema Architecture zijn: het komen tot nieuwe interventies op grond van opgebouwde kennis; het formuleren van innovatieve ontwerpopgaven, gerelateerd aan wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en opgaven uit verleden en heden, en de uitwerking daarvan door onderzoek en ontwerp. Het thema omvat de volgende onderzoekprogramma's: ! Architectuur van de Hollandse stad ! Restoration Cultural Heritage ! Architectuur van de (massa)woningbouw ! Design Knowledge Systems and Digital Architecture ! Concept en Materialisering ! Modernity and Tradition Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie De wetenschappelijke uitdaging is het, op grond van wetenschappelijk (ontwerp) onderzoek, leveren van noodzakelijke ontwerpstrategieën voor toekomstige bouw- en woonvormen. Sterk veranderende maatschappelijke behoeften vragen om nieuwe antwoorden voor de gebouwde omgeving, in samenhang met infrastructuur, landschap, grootschalige stedelijke interventies, menselijk gedragingen en bewegingen (recreatie, commercie nieuwe woon-/werkconcentraties). Interne en externe relaties Een inhoudelijke relatie is te vinden met het onderzoekprogramma van het Berlage Instituut, de faculteit Bouwkunde, TU Eindhoven, de kunsthistorische instituten, universiteiten Amsterdam, Utrecht en Groningen en het onderzoekprogramma’s van de Polytechnico van Milaan, de ETH Zürich en het MIT.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
7
CONCEPT 2.2.1.
PROGRAMMA 1:
ARCHITECTUUR VAN DE HOLLANDSE STAD
Algemene informatie Programmaleider is prof.ir. L. van Duin. De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat circa 4 fte wetenschappelijke staf. Daarnaast worden 3 promovendi geworven. Focus Het programma richt zich op de ontwikkeling van (nieuwe) typologieën die beantwoorden aan veranderende stedelijke condities; het moderniseren van de professie door bestaande ontwerptechnische- en maatschappelijke inzichten en legitimaties opnieuw te onderzoeken. De functie van de missie is tweezijdig: 1. Het onderzoek is fundamenteel van aard omdat het de grondslagen en grenzen van de architectuur en het architectonisch ontwerp onderzoekt; 2. het onderzoek is toegepast van aard omdat er actuele vraagstukken m.b.t. het programmeren en ontwerpen van bouwwerken worden onderzocht. Hierbij staat het ontwerpen centraal en wordt beschouwd als resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Prestatieniveau Een ‘open’ planningssysteem dat zichzelf kan ontwikkelen en in kan spelen op onvoorziene omstandigheden met betrekking tot functiemenging, verdichting (meervoudig ruimtegebruik) en de behoefte aan een nieuwe stedelijke architectuur: scenario's voor stedelijke transformatie en vernieuwing, een serie architectonische ontwerpen, een aantal studies naar ontwerpstrategieën. Interne en externe relaties Het onderzoek sluit aan bij het onderzoeksprogramma Urbanism van de faculteit, het onderzoek van het OTB (beide van de TU Delft), het promotieprogramma van het Berlage Instituut te Rotterdam, het onderzoeksprogramma ABC van de faculteit Bouwkunde, TU Eindhoven en de onderzoeken op het gebied van architectuur en stedebouw van de kunsthistorische instituten van de universiteiten Amsterdam, Utrecht en Groningen. Ook wordt nauw samengewerkt met de Polytechnico van Milaan Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoekprogramma Architectuur van de Hollandse stad sluit aan op de missie van het thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
8
CONCEPT 2.2.2.
PROGRAMMA 2:
RESTORATION CULTURAL HERITAGE
Algemene informatie Programmaleider is prof. dr. ir. F.W. van Voorden. De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat in totaal circa 12 fte. Op dit moment worden twee hoogleraren ondersteund door ruim 7 fte wetenschappelijke en ondersteunende staf. Ten behoeve van het programma zullen nog 2 postdocs en 2 promovendi worden geworven. Focus Herstel van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken door middel van architectonische en stedebouwkundige ingrepen (ontwerpen en methoden). De daarbij toegepaste methodologie bestaat uit architectonische en technische analyses van bestaande bebouwing en ensembles, in het bijzonder van typen en gebieden die betrokken zijn bij ingrijpende vernieuwings- c.q. verouderingsprocessen. Bij de ensembles gaat de aandacht uit naar relevante architectuurhistorische waarden dwars door de schaalgebieden van interieur/constructie, architectuur en stedebouw heen. Prestatieniveau De culturele en technische waardering van de bestaande voorraad van bouwwerken en, in het spoor daarvan, de ontwikkeling van documentatietechnieken om monumenten een nieuwe rol en betekenis te geven in de bestaande structuren in de gebouwde omgeving en het open landschap. De resultaten hiervan worden vastgelegd in proefschriften, wetenschappelijke publicaties en congressen, proefontwerpen en adviezen en documentaties. Interne en externe relaties Het onderzoek Restoration Cultural Heritage heeft sterke banden met o.a. het onderzoekprogramma Modernity and Tradition van het thema Architecture en de onderzoeksthema’s Urbanism en Building Technologie van de faculteit. Verdere samenhangen bestaan met kunsthistorische onderzoeken aan de universiteiten van Groningen, Leiden en Amsterdam, de Rijksdienst Monumentenzorg te Zeist en het Bureau Rijksbouwmeester. Internationaal wordt er nauw samengewerkt met het UNESCO World Heritage Fund. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoekprogramma Restoration Cultural Heritage sluit aan op de missie van het thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken. Het programma vormt een belangrijke voedingsbron voor de MSc-opleidingen “Renewal and redesign of inner city areas” en “Restoration Cultural Heritage”
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
9
CONCEPT 2.2.3.
PROGRAMMA 3: ARCHITECTUUR VAN DE (MASSA)WONINGBOUW
Algemene informatie Programmaleider is prof. ir. M. Risselada. De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi Focus De ontwikkeling van oplossingen van actuele ontwerpproblemen, zoals nieuwe woonprogramma’s, stadsvernieuwing, stedelijke herstructurering, stadsuitbreiding. De ontwikkeling van het woningontwerp, de typologie van woongebouwen, de architectonisch en technische aspecten van seriematigheid en de woonomgeving in relatie tot de stedebouwkundige planvorming. Accent op: analyse en reconstructie van ontwerpen van belangrijke moderne architectengroepen binnen het complex van de Moderne Architectuur (precedentenonderzoek en architectuurtheorie); Verbinding met actuele ontwerpproblemen (ontwerpmethoden en architectuurtheorie). Prestatieniveau Het ontwikkelen van nieuwe kennis van architectonische aspecten van de woningbouw: nieuwe woonprogramma’s en hun behuizing, nieuwe typologieën van woongebouwen. Tenslotte wordt de ontwikkelde kennis in een aantal pilotprojecten voor woongebieden op locaties van stedelijke herstructurering en nieuwe stadsuitbreiding getoetst. Bij deze opgaven zal de relatie tussen ontwerp en ontwerpgeschiedenis opnieuw aan de orde worden gesteld. Interne en externe relaties Het onderzoek sluit aan bij het onderzoeksthema Urbanism van de faculteit, het onderzoek van het OTB (beide van de TU Delft), het promotieprogramma van het Berlage Instituut te Rotterdam, TU Eindhoven en de historische onderzoeken op het gebied van architectuur en stedebouw van de kunsthistorische instituten van de universiteiten Amsterdam, Utrecht en Groningen. De bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoekprogramma Architectuur van de (massa)woningbouw sluit aan op de missie van het thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
10
CONCEPT 2.2.4.
PROGRAMMA 4: DESIGN KNOWLEDGE SYSTEMS AND DIGITAL ARCHITECTURE (vorm, functie en constructie van gebouwen)
Algemene informatie Programmaleiders zijn prof. A. Tzonis en prof.ir. K. Oosterhuis. De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi. Focus Het multidisciplinaire onderzoeksprogramma wil komen tot: 1. Een verbetering van ontwerpmethoden en -theorie door het ontwikkelen van een beter begrip van het ontwerpen door dit op te vatten als een cognitief proces dat is geworteld in sociale en culturele setting; 2. Ontwikkeling van een Immersive Research Laboratorium, waarin de effecten van welomschreven vormomzettingen op functie en constructie met behulp van computermodellen kunnen worden onderzocht en gegeneerd. Op grond van belangrijke precedenten kunnen zo nieuwe ontwerpstrategieën passend in de nieuwe economie worden geoperationaliseerd. Prestatieniveau 1. Het vestigen van een internationaal samenwerkingsstructuur door het samenbrengen van een aantal prominente specialisten uit verschillende disciplines die zich richten op algemeen theoretische onderwerpen, methodologische onderzoeksproblemen en specifieke ontwerpvraagstukken. 2. Het ontwikkelen van een fysiek en virtuele werkomgeving om het complexe proces van arbeidsdeling, communicatie en samenwerking tussen (1) opdrachtgevers, (2) ontwerpers en constructeurs, (3) producenten en (4) gebruikers te verbeteren. Een databank met gebouwcomponenten, gebouwen en prototypes van software en hardware oplossingen, met effectanalyses, kan dienen voor verdere ontwikkeling van producten en de architectuur. Herdefiniëring van het bouwproces, het ontwerp en de architectuur. Interne en externe relaties Binnen de faculteit bestaan er samenhang met het thema Building Technology en met de faculteit Bouwkunde TU Eindhoven. Bijdrage aan het thema en aan het primair proces van de faculteit Het onderzoek programma Design Knowledge Systems and Digital Architecture sluit aan op de missie van het thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken in relatie met ICT.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
11
CONCEPT 2.2.5.
PROGRAMMA 5:
CONCEPT EN MATERIALISERING (ontwerp, waarneming en ervaring van architectonische ruimten)
Algemene informatie Programmaleiders zijn prof. T. Fretton en prof.dr. A. Graafland De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi. Focus Centraal onderzoeksobject is de relatie tussen het architectonische concept en de materiële realisatie van gebouwen en de ervaring en waarneming van de gebouwde omgeving. Hierbij gaat het om een verdieping van het inzicht in de reflexieve accumulatie van kennis over het ontwerpen in fysieke en culturele zin en als een van de centralehedendaagse vormen van het genereren van kennis. Vanuit deze optiek wordt de verhouding van theorie en praktijk van het architectonisch ontwerpen onderzocht en in verband gebracht met andere vormen van communicatie en informatieoverdracht zoals mode, film, media en beeldende kunst. Een van de centrale categorieën in het onderzoek is de ervaring van de architectonische ruimte en rol van dit ervaringsbegrip in de theorievorming over het ontwerpen. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen materiële en immateriële kwaliteiten van het architectonisch object en de wijze waarop deze een bijdrage leveren aan het begrip van architectuur als drager van maatschappelijke en culturele betekenis. Prestatieniveau De studie van nieuwe concepten voor architectonische ruimten en de theoretische studie van de implicaties van deze concepten voor de hedendaagse culturele context; het onderzoeken van innovatieve ruimtelijke concepten op basis van precedenten, en onderzoek naar ontwerpmiddelen voor de bewerking van architectonische ruimten in relatie tot de ervaring en het gebruik. Interne en externe relaties Het onderzoek is middels het promotieatelier Architectural Thinking ingebed in een netwerk van verschillende Nederlandse en buitenlandse universiteiten (TU Eindhoven, Bauhausuniversität Weimar, UCLA (Los Angeles), Columbia University New York, SCI-ARC (Los Angeles), Bremen University). Daarnaast sluit dit onderzoek aan bij vergelijkbare onderzoeken aan de Architectural Association Londen, de Katholieke Universiteit in Leuven en de Rijksuniversiteit in Gent en het promotieprogramma van het Berlage-instituut in Rotterdam. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoeksprogramma Concept en Materialisering: ontwerp, waarneming en ervaring van architectonische ruimten sluit aan bij de missie van de faculteit om een bijdrage te leveren aan de duurzame leefomgeving en de maatschappelijke kennis en reflectie over de processen die hierbij een rol spelen. Het onderzoek is gebaseerd op een kritische wetenschappelijke houding en verankerd in het onderwijs van de faculteit. Op basis van het onderzoeksprogramma is een voorstel voor een MSc programma ‘Architectural Knowledge and architectural experience’ met bijbehorende afstudeer- en onderzoeksateliers uitgewerkt.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
12
CONCEPT 2.2.6.
PROGRAMMA 6:
MODERNITY AND TRADITION
Algemene informatie Programmaleiders zijn prof.ir. M. Risselada en dr. O. Macel. De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007. De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi. Focus Door de bestudering van de complexe ‘mechanismen’ van de wisseling van de traditie en de vernieuwing in architectuur en kunsten, is het mogelijk een beter inzicht te krijgen in de hedendaagse ontwerpproblematiek. In het postmoderne tijdperk is het kennis nemen van de culturele, filosofische en esthetische waarden en normen van de ontwerpprecedenten onontbeerlijk voor het oplossen van de huidige ontwerpopgaven. Zo wordt een verbinding gelegd tussen overgeleverde kennis en nieuwe interventies op ontwerpgebied. Prestatieniveau Het bereiken van internationaal vergelijkbare analyses van precedenten van de wisselwerking tussen de traditie en vernieuwingen in de architectuur. Analyses op het niveau van meer algemene benaderingen van de architectuur en het ontwerpen van een concept (stijl, beweging) en op het niveau van individuele oeuvres. Problematisering van thematisch aspecten van het vraagstuk van traditie en moderniteit. Interne en externe relaties Het onderzoek sluit aan op en is ondersteunend voor de onderzoekprogramma's I-IV van het thema Architecture van de faculteit Bouwkunde. Verder sluit het onderzoek aan op dat van de kunsthistorisch instituten van de RU Groningen, VU Amsterdam, RU Leiden en TU Eindhoven. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoeksprogramma Modernity and Tradition draagt bij aan de algemene doelstelling en ambitie van het thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit, dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken. Het programma draagt zorg voor inzicht en kennis van complexe oriëntatie'mechanismen' in de actuele ontwerpvraagstukken.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
13
CONCEPT
2.3. THEMA STEDEBOUWKUNDE Focus Het centrale thema van het stedebouwkundig onderzoek in de periode 1998 – 2006 is de theorie van het stedebouwkundig ontwerpen. Nu de begrippen wereld en stad elkaar steeds meer gaan overlappen worden steeds hogere eisen gesteld aan de theorie van het stedebouwkundig ontwerpen. De stedebouwkunde is het vermogen om de door mensen gemaakte omgevingen waarin het leven op aarde zich afspeelt als samenstel van ruimten te componeren, als samenstel van krachtwerkingen te construeren en in zijn veelheid van verschijningsvormen te materialiseren. Ontwerpen is de kern van dit vermogen, zoals dat voor alle technische wetenschappen het geval is. Ontwerpen is het scheppen van eenheid in een verzameling van onderling tegenstrijdige eisen. In het onderzoekprogramma participeren 9 hoogleraren met hun staf. Daarvan zijn er 15 promovendi. Dit aantal zal met 2 à 3 per jaar worden opgevoerd tot 27 in 2006. Omdat ontwerpend onderzoek een essentieel onderdeel van het onderzoek vormt en dit ontwerpend onderzoek plaatsvindt via afstudeerprojecten spelen ook studenten een onmisbare rol in dit onderzoek. Op jaarbasis zijn dit in de orde van 40 à 50 studenten. Het onderzoekprogramma omvat drie projecten: 1. techniek van het stedebouwkundig ontwerpen 2. delta design 3. stedelijke transformaties Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie De primaire wetenschappelijke uitdaging die in thema en programma van dit onderzoek ligt besloten is om de techniek van het bouwkundig en stedebouwkundig ontwerpen, inclusief de sociale en culturele dimensies daarvan, te laten doorwerken in de ontwerptechnieken van de andere technische wetenschappen in de Technische Universiteit Delft, voor zover deze zich met de inrichting en het gebruik van ruimte op aarde bezighouden, dan wel hun producten daarop van invloed zijn. De relevantie daarvan moge blijken uit de aandacht voor design methodology in het ARTD-rapport en voor delta technology in het rapport van de Verkenningscommissie Bouw. De primaire maatschappelijke uitdaging is om een agenda te leveren voor de ruimtelijke herinrichting van Nederland (Remaking NL), om te beginnen met de stedenzwerm in het westen, de Deltametropool in statu nascendi. De relevantie daarvan moge blijken uit diverse rijksnota’s zoals NVVP, NvMMvN, NRO5 e.d. Aangezien dichtbevolkte delta’s op vele plekken in de wereld moeite hebben een duurzaam evenwicht te vinden tussen bevolkingsgroei, voedselvoorziening, ecologisch habitat, waterhuishouding en de veelheid van transportsystemen door deze delta’s, beperkt de maatschappelijke relevantie zich niet tot Nederland, maar heeft deze ook wereldwijde dimensies. Interne en externe relaties Onderzoek en onderwijs zijn in dit programma compleet geïntegreerd, zij het om praktische redenen verschillend geordend. Het onderwijs heeft betrekking op regionaal ontwerp (delta design), stadsontwerp (stedelijke transformaties) en stedelijke strategie. Het onderzoekprogramma techniek van het ontwerpen komt in alle drie onderwijsprogramma’s aan de orde. De relatie van dit onderzoek met andere facultaire onderzoekprogramma’s verloopt via de onderzoeksprojecten ‘de architectuur van de Hollandse stad’ (Architectuur), ‘design informaties’ (Bouwtechnologie) en ‘multi-actor design systems’ (Vastgoedbeheer en Bouwmanagement) De relatie van dit onderzoek met andere faculteiten verloopt via de DIOC’s ‘trail’ en ‘the sustainable city’. Tussen Delta Design en Delta Technology moet een intensievere relatie nog worden bewerkstelligd. Binnen Nederland verlopen de contacten deels bilateraal, met name met de leerstoelen voor kunstgeschiedenis (architectuur, landschapsarchitectuur, stedebouwkunde) in TUE, VU, UU, RUG en deels in georganiseerd verband (NETHUR, Habiforum). Internationale contacten vinden veelal ook bilateraal plaats, soms via gezamenlijke programma’s (ALFAproject Globalization, Urban Form and Governance).
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
14
CONCEPT 2.3.1.
PROGRAMMA 1:
TECHNIEK VAN HET STEDEBOUWKUNDIG ONTWERPEN
Algemene informatie Programmaleider is dr.ir. V. Meyer. De looptijd van het programma is van 1998 tot 2006. De personele inzet omvat die van 4 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 2 promovendi, een aantal dat moet oplopen tot 8 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 14 studenten een bijdrage aan dit programma via het ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal moet oplopen tot circa 20. Focus Het onderzoek omvat vier onderdelen: Grondslag (Heeling): analyse van de interactie van formele en functionele eigenschappen van de vier deelsystemen (waterhuishouding, ruraal systeem, transportsysteem en urbaan systeem) in het ruimtelijk systeem als geheel. Compositieleer (Steenbergen): analyse van composities door ontwerponderzoek (ex post) en transformatie van composities door ontwerpend onderzoek (ex ante). Effectenleer (de Jong): analyse van stedebouwkundige interventies en hun effecten op de omgeving niet bijzondere aandacht voor de veelheid in de aard van de effecten en voor de veelheid in maat en schaal in ruimte en tijd waarop deze effecten optreden. Stedebouwgeschiedenis (Bollerey): genese van de vorm uit de wisselwerking van territoriale kenmerken van situaties, temporele kenmerken van te accommoderen activiteitenprogramma’s en stijlkenmerken van door cultuur, conventie en stand van de techniek bepaalde voorkeursvormen. Prestatieniveau De Nederlandse ontwerpmethode moet internationaal bekendheid verwerven als ‘a fine Dutch tradition’. Deze traditie heeft als formele eigenschap een nauwkeurige afstemming tussen de natuurlijke condities van de situatie (met name de waterhuishouding) en de humane condities van het programma (met name het wonen). De traditie heeft internationale bekendheid door de combinatie van ‘social aims and economy of means’. Interne en externe relaties Dit onderzoek verloopt in wisselwerking met onderzoek elders, te weten: ! in andere universiteiten, in het bijzonder kunsthistorische instituten ! planbureaus van de regering, in het bijzonder voor wat betreft effectanalyses ! innovatieve bijdragen van internationale topontwerpers van Nederlandse huize: Rem Koolhaas, Adriaan Geuze, Ben van Berkel, Winy Maas, Francine Houben, in het bijzonder via het onderwijs (ontwerpend onderzoek) In alle gevallen kunnen, desgewenst, deze samenwerkingen verder worden geïnstitutionaliseerd. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit De techniek van het ontwerpen werkt door in alle onderdelen van het onderwijsprogramma. De combinatie van breedte, diepgang en permanente innovatie, respectievelijk via grondslagen, via compositieleer, effectenleer en geschiedenis en via ontwerpend onderzoek, geeft een krachtige impuls aan de missie van de faculteit binnen het kader van de TU-brede noodzaak om de competentie op het gebied van ontwerpen te verbeteren (design methodology).
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
15
CONCEPT 2.3.2.
PROGRAMMA 2:
DELTA DESIGN
Algemene informatie Programma leider is prof.ir. D.H. Frieling. De looptijd van het programma is 1998 – 2006. De personele inzet omvat die van 3 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 4 promovendi, een aantal dat moet oplopen tot 9 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 15 studenten een bijdrage aan dit programma via het ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal moet oplopen tot circa 18. Focus Het onderzoek omvat drie onderdelen: Delta-landschap (Steenbergen, Reh): de ‘verborgen architectuur’ van het Hollandse Waterrijk en zijn cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis als vertrekpunt voor ontwerpend onderzoek naar zijn toekomstige transformaties. Delta-net (Drewe, Frieling): onderzoek naar de voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van stedelijke systemen, voor zover deze worden bepaald door de kenmerken van de diverse netwerken voor communicatie en transport (connectors and connections). Deltametropool (Frieling, Reh, i.s.m. Weeber): onderzoek naar het ontstaan van een Deltametropool in West-Nederland als mogelijkheid binnen een wereldwijd proces van het ontstaan van global cities. Het internationale verkeer van informatie, kapitaal, goederen, diensten en arbeidskrachten blijkt te leiden tot een nieuwe ronde van stedelijke concentratie op continentale en mondiale schaal. Prestatieniveau Delta Design moet tot uitwisseling leiden met universiteiten die onderzoek doen naar transformatieprocessen in met West-Nederland vergelijkbare stedenzwermen. In de US zijn dat Los Angeles en Bay Area, beide in Californië en Washington DC / Montgomery County aan de oostkust. In de EU komt ZW-Engeland met Londen, Vlaanderen met Brussel / Antwerpen, Hessen met Frankfurt / Wiesbaden / Darmstad en Lombardije met Milaan / Turijn als vergelijkingsmateriaal in beeld. Het onderzoek in DeltaDesign is na drie jaar inmiddels voldoende gevorderd om op die basis internationale contacten te gaan leggen. De vele Nederlandstalige publicaties zullen daartoe systematisch moeten worden vervangen door Engelstalige. Interne en externe relaties Het onderzoek loopt parallel aan beleidsgericht onderzoek van de departementen VROM, V&W, LNV en EZ, van de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland en van de grote steden. Dankzij de onafhankelijke positie die de faculteit Bouwkunde inneemt is de invloed van Delta Design op de agendavorming van deze bestuursorganen relatief groot. Zo is het concept Deltametropool in de jaren 1993 – 1996 in Bouwkunde ontwikkeld, in 1997 / 98 door de grote steden overgenomen en in de jaren sinds 1998 tot kabinetsbeleid verheven. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Delta Design werkt door in drie afstudeerateliers die in de mastercourse zullen worden gecontinueerd. Het onderzoek levert een totnogtoe succesvolle bijdrage aan het agendavormend vermogen van de faculteit voor de met het oog op de mondialisering van de economie noodzakelijke herinrichting van Nederland: Remaking NL. Delta-landschap werkt door in beleidsconcepten van de ministeries van LNV en V&W, Deltanet in die van EZ, V&W en VROM, Deltametropool in die van LNV, V&W en VROM.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
16
CONCEPT 2.3.3.
PROGRAMMA 3:
STEDELIJKE TRANSFORMATIES
Algemene informatie Programmaleider is prof.ir. H.C. Bekkering. De looptijd van het programma is 1998 –2006. De personele inzet omvat die van 5 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 7 promovendi, een aantal dat moet toenemen tot 10 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 16 studenten een bijdrage aan dit programma via het ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal kan oplopen tot 20 à 24. Focus Het onderzoek omvat vier onderdelen: Transformaties (Bekkering, Rosemann): het inpassen van infrastructuur, waarvan de dimensies zijn afgestemd op snelheid en veiligheid bij die snelheden, in stedelijk weefsel dat op andere modaliteiten en tempi van verplaatsen is ingericht; het ontwerpen van overstappunten tussen interlocale en locale vervoerstelsels; het vormgeven van de publieke ruimten in de stad, gegeven deze ontwikkeling. Stedelijke transformatieprocessen als samenspel van belangen en belangengroepen. De netwerkstad (Drewe): analyse van stedelijke netwerken en hun functionaliteit voor verschillende categorieën van gebruikers; analyse van de invloed van ICT op het activiteitenpatroon van mensen en de gevolgen daarvan voor de inrichting van de stad; onderzoek en ontwerp van vernieuwende concepten voor de stad. Gebouw, stad en landschap (Steenbergen): de villa urbana als kritisch model voor de interactie tussen e e gebouw, stad en landschap; het stadspark uit de 19 en 20 eeuw als kritisch model voor de e landschaparchitectuur van de stad in de 21 eeuw. De transformatie van het stedelijk landschap onder omstandigheden van verlagen, respectievelijk verhogen van bebouwingsdichtheden en bevolkingsdichtheden. De ecologische stad (Duijvestein): de wisselwerking van ketenbeheer (brongericht), betrokkenheid van actoren (procesgericht) en leefbaarheid van de fysieke omgeving (gebiedsgericht) is leidraad van dit onderzoek, waar in het kader van het DIOC ‘de ecologische stad’ aan wordt gewerkt. Prestatieniveau Het programma stedelijke transformaties heeft de ambitie om door een combinatie van theoretische fundering, experimentele normstelling en produceren van prototypische ontwerpen zowel bij te dragen aan het opleiden van een nieuw type stedebouwkundig ingenieurs, die zich beter dan voorheen bewust zijn van de tegenstrijdige krachten die in de samenleving werkzaam zijn, als bij te dragen aan het inzicht en het verantwoordelijkheidsbesef van opdrachtgevers, door actieve bijdragen te leveren aan het maatschappelijk debat ter zake. Interne en externe relaties Het onderzoek is intern nauw verweven met het onderzoekprogramma van Architectuur. Gegeven de diversiteit van de externe relatiepatronen zou een opsomming in dit kader te ver voeren. Alle genoemde hoogleraren onderhouden diverse binnenlandse netwerken en een drietal van hen eveneens diverse buitenlandse. Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteit Het onderzoek werkt direct door in het onderwijs (stadsontwerp en stedelijke strategie). Het onderzoek draagt bij aan de missie van de faculteit omdat in dit programma een reeks recente dissertaties en een aantal veelbelovende lopende promotie onderzoeken een substantiële bijdrage leveren aan de verwetenschappelijking van ontwerpen en ontwerpmethoden.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
17
CONCEPT 2.4
THEMA BUILDING TECHNOLOGY
Focus De keuze voor Bouwtechnologie is onafscheidelijk verbonden met Architectuur. Parallel aan het architectonische conceptontwerp is de bouwtechnologie meteen aan de orde via de materialisering van dat concept. De keuze van materialen, systemen en componenten en hun samenvoegingen en integraties tot de technische compositie van het gebouw, tot en met de gevolgen van produceren en uitvoeren, leiden tot het werkelijk realiseren van architectuur. De missie ligt in het ontwikkelen van technische antwoorden op nieuwe uitdagingen vanuit het architectonisch ontwerpen van gebouwen, als daar zijn: free-form computerbarok architecture, nieuwe materialen, duurzame en gezonde gebouwen, technisch behoud en transformatie van architectonisch erfgoed. Het thema Bouwtechnologie draagt bij aan de facultaire missie tot duurzame inrichting van de bebouwde leefomgeving, gestuurd vanuit het ontwerpen en gevoed vanuit de universiteitsbrede kerncompetenties mechanics, materials and physics. De programma's BLOB, Retrofitting en Environments behoren respectievelijk tot de facultaire dwarsverbanden ICT, Transformaties en Duurzaamheid. De inbedding van architectuur/bouwkunde in de technische universiteit biedt internationaal gezien kans om tot bijzondere prestaties te komen wat betreft het thema Bouwtechnologie. Erkende architectuur-faculteiten als die bij MIT missen technisch-wetenschappelijke basisdisciplines. Het daadwerkelijk technisch realiseren van architectuur is voor TU Delft een onderscheidende factor. Daarvoor is wel een goede focussering van het onderzoek vereist, gezien de breedte van de bouwtechnologie. Scientific and societal relevance De kracht van het thema bouwtechnologie ligt in de combinatie van ontwerpen (scheppend, ontdekkend, produkt-ontwikkelend, combinerend) met technisch-wetenschappelijke diepgang (bovengenoemde science). Dit koppelt impact wat betreft spraakmakende nieuwe ontwerpen aan impact op technisch-wetenschappelijk gebied. De maatschappij vraagt in toenemende mate om technologie voor individuele vrije vormen, om toepassing van innovatieve materialen en hybrides, om technieken waarmee architectonisch erfgoed bewaard en bouwkundig erfgoed getransformeerd kan worden, en om gebouwen die milieu-intelligent, duurzaam en gezond zijn. Een toename van tweede en derde geldstroom inkomsten onderstreept dit maatschappelijk belang. Kennisgebieden en onderzoekprogramma's Het thema Bouwtechnologie bundelt 11 kennisgebieden volgens een ordening in science, engineering en design: 1. Basisdisciplines (building science): ! Mechanics ! Building Physics ! Materials Science ! Technical design & Informatics 2. Gedifferentieerde ontwerpdisciplines (building engineering/design): ! Design of load-bearing structures ! Design of claddings ! Design of climate and installations 3. Integrerende ontwerpdisciplines (building design): ! Bouwconstructieve integratie en coördinatie (gebouwniveau) ! Produktontwikkeling (componentniveau) ! Milieutechnisch ontwerpen (dwarsdoorsnede milieu en duurzaamheid) ! Renovatie en hergebruik (gebouwniveau)
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
18
CONCEPT
De 11 kennisgebieden werken samen aan vier gefocusseerde onderzoeksprogramma's: 1.
BLOB
Subtitel: ICT-driven design, computation and production of free-form buildings
2.
ZAPPI
Subtitel: Innovative materials and technologies
3.
Retrofitting
Subtitel: Preservation and transformation of building heritage
4.
Environments Subtitel: Environment adapted and sustainable buildings
Interne en externe relaties De kerncompetenties ontwerpen, duurzaam ontwerpen, mechanics, materials and physics sluiten aan bij universitaire onderzoeksthema's. Bouwkunde ontwikkelt de competenties in de context van architectuur en gebouwen, terwijl CiTG, L&R en OCP ze ontwikkelen voor civiele werken, lucht- en ruimtevaart, maritieme, industriële en werktuigkundige objecten. Knowledge transfer tussen Bouwkunde en andere faculteiten vindt plaats, waaronder het sharen van facilities voor kostbaar experimenteel onderzoek, het participeren in DIOC De Ecologische Stad, relaties wat betreft Sustainability, relaties met Koiter Institute Delft en Delft Cluster, en directe relaties van de 11 kennisgebieden met zusterfaculteiten. De 11 kennisgebieden binnen Bouwtechnologie werken meervoudig samen, niet alleen in de vier onderzoeksprogramma's maar ook in het onderwijs. De MScs-opleiding Bouwtechnologie kent geen rigide verticale indeling in profielen. We spreken liever over inkleuringen: constructief ontwerper, component ontwerper en klimaat ontwerper. De onderzoeksprogramma's BLOB en ZAPPI hebben directe relatie met de inkleuringen constructief ontwerper en component ontwerper, Retrofitting wordt gevoed vanuit alle drie inkleuringen, terwijl Environments nauw verbonden is met klimaat ontwerper.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
19
CONCEPT 2.4.1
PROGRAMMA 1:
BLOB (ICT-driven design, computation and production of free-form buildings)
Algemene informatie Programmaleider is prof.dr.ir. Mick Eekhout, met bijdragen van prof.dr.ir. S. Sariyildiz en prof.dr.ir. J.G. Rots. De looptijd bedraagt 5 jaar; het programma is gestart in februari 2001. De personele inzet omvat 10 fte, inclusief Phd’s. Focus In de architectuur is onder invloed van toenemend CAD-gebruik een trend waarneembaar naar willekeurige, niet-Carthesiaanse vrije vormen, ofwel “Blobs”. Het onderzoek voor deze computer-barok architectuur richt zich op het ontwerpen, berekenen, construeren en produceren van dergelijke Blobs met behulp van ICT. Dit vraagt om een integrale 3D-benadering met CAD, FEM en CAMP. De centrale probleemstelling valt uiteen in: ! De complexe relatie tussen kracht, vorm en materiaal bij 3D Blobs: form-finding en structural morphology, ! IFD-produktietechnologie en ontwikkelingsmanagement bij uniciteit van free form bouwcomponenten, ! ICT integratie, e-collaboration en Artificiële Intelligentie in het ontwerpproces. Prestatieniveau De ambitie is te behoren tot de internationale top in ICT-integratie op gebied van fluid designs of Blobs. De output target omvat 6 promoties over vijf jaar, 4 wetenschappelijke artikelen per jaar, impact door bijdrage aan spraakmakende BLOB pilot projecten (voorbeeld Twist & Build promotie Vollers, Floriade-projecten Oosterhuis), 1 octrooi voor dubbelgekromde componenten, samenvattend boek voor de professionele wereld. Onderzoek naar Blobs is nieuw en wordt op dit moment aan universiteiten nog niet verricht. Een inspirerend voorbeeld is Frei Otto, Stuttgart, die 30 jaar geleden de zoektocht naar nieuwe vormen leidde. In de praktijk is het onderwerp thans actueel, vgl. Frank O’ Gehry (Guggenheim Museum), Gregg Lyn, Norman Foster, Ove-Arup. Interne en externe relaties Voor experimenteel onderzoek en prototyping wordt samengewerkt met andere faculteiten, met name IO, L&R, Wtb en CiTG. Bij CiTG is verdergaande samenwerking of zelfs integratie kansrijk met een onderzoeksgroep van 4 fte in StevinLab IV (Wagemans, Vamberski). Tweede geldstroom komt via STW (2 projecten Sariyildiz) en SURF (acquisitie). Derde geldstroom wordt geacquireerd via betrokken partijen bij de Blobs voor de Floriade, het ICES III ConstrucTable initiatief van CUR, en bij EZ/DIANA/Rijkswaterstaat (structural form optimization). Internationaal is Blob nauwelijks een onderzoekstopic binnen universiteiten en daarmee een kans voor TU Delft om op dit gebied toonaangevend de worden. Onder architecten is de internationale belangstelling zeer groot. Wat betreft Structural Morphology wordt het onderzoek ingebracht in IASS verband (International Association for Shell and Spatial Structures). Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Op faculteitsniveau wordt samengewerkt met Digital Architecture (prof.ir. Oosterhuis) en Media/Vormstudie (ir. Breen). Dit draagt bij aan de facultaire missie tot het zoeken naar nieuwe vormen, met ICT als integrerende factor. Het ICTO-project “Ontwerpen, Berekenen, Construeren en Produceren met ICT” is in maart 2001 gehonoreerd door CvB en verzorgt de brug tussen onderzoek en onderwijs voor zowel Bachelor als Master. Extra middelen, bijvoorbeeld voor 3D printers, zijn aangevraagd bij SURF. Derdejaars studenten in moduul B3 worden ingezet bij ontwikkelingsopgaven. Een atelier voor 10 afstudeerstudenten is gestart.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
20
CONCEPT 2.4.2
PROGRAMMA 2:
ZAPPI (Innovative materials & technologies)
Algemene informatie Programmaleider is prof.dr.ir. Mick Eekhout. De looptijd bedraagt zes jaar. De personele inzet omvat 10 fte, inclusief Phd’s. Focus ZAPPI was our name for an unknown, yet to be developed transparent structural material. It is thought to be strong, stiff, tough as well as appealing to architects that like transparency. The focus is on glass/polycarbonate composites. Currently, we broaden ZAPPI as a symbol to also other innovative materials and technologies for use in architecture, like agro-materials, high-performance masonry, glass/concrete composites, building with soil or textile, and other surprising choices and hybrids. Prestatieniveau De ambitie is een nationale uitstraling van: ‘voor gekke materialen in de bouw moet je bij Bouwkunde TU Delft zijn’. Op het gebied van transparante en translucente materialen wordt een internationaal vooraanstaande positie nagestreefd, gebaseerd op interactie tussen ontwerpen en technischwetenschappelijke diepgang. De output target omvat 5 promoties over 6 jaar, 6 artikelen per jaar, 1 octrooi voor glas/kunststof composieten, impact door spraakmakende transparante bouwcomponenten of innovatieve constructies toegepast in hedendaagse nieuwe bouwwerken, en een VSNU score van minimaal 4x4. Op het gebied van constructief glas zijn TU Stuttgart en TU Aken de internationale koplopers, maar met de combinatie van glas en kunststof zijn zij minder ver. Interne en externe relaties Dit onderzoek sluit aan bij de kerncompetentie Mechanics, Materials & Structures van de TU Delft. Wij onderscheiden ons van andere faculteiten door de competentie te ontwikkelen in samenhang met het creatief bouwkundig ontwerpen en architectuur, vandaar de focus op niche-materialen die in de huid van gebouwen van belang zijn, zoals glas, metselwerk. Andere faculteiten richten zich op veelal op reguliere materialen als staal en beton, en op andere toepassingen zoals civiele werken, vliegtuigen, vaartuigen of industriële produkten. Op het gebied van (kostbaar) experimenteel onderzoek wordt samengewerkt met andere faculteiten binnen TU Delft, waaronder L&R (gelijkenis ZAPPI met Glare), Materiaalkunde en CiTG. e Het onderzoek is enerzijds fundamenteel genoeg om 2 geldstroom te acquireren via STW, en anderzijds e aantrekkelijk genoeg om 3 geldstroom te genereren via de toeleverende industrie, bijv. glasfabrikanten (interesse Schott, Duitsland) en steenfabrikanten (kalkzandsteen, baksteen). De architect is ‘decision maker’ wat betreft materiaal, zodat wij een interessante partner zijn voor de toeleverende industrie. Wij willen deze positie meer dan in het verleden benutten, zeker nu architectuur weer meer in de belangstelling staat. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Bachelor-onderwijs vindt veelal plaats aan de hand van reguliere bouwmaterialen. De relatie met nichematerialen en innovatieve technologieën speelt vooral in de Masters-course bouwtechnologie. Er zijn gemiddeld 10 afstudeerders op Constructief Glas en andere nieuwe materialen in het ZAPPI afstudeeratelier. Het onderzoek draagt bij aan de missie van de faculteit via nieuwe mogelijkheden voor architectuur, gebaseerd op fundamenteel onderzoek, geïllustreerd door reeds behaalde octrooien en publicaties in o.a. NRC. De faculteit wil mede via ZAPPI bijdragen aan de ontwikkeling van kerncompetenties van TU Delft, technisch en wetenschappelijk.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
21
CONCEPT 2.4.3
PROGRAMMA 3:
RETROFITTING (Preservation and transformation of building
heritage) Algemene informatie Programmaleider is prof.dr.ir. J.G. Rots. De looptijd bedraagt zes jaar. De personele inzet omvat 9fte, inclusief Phd’s. Focus Het onderzoek richt zich op enerzijds de technische bescherming en instandhouding van architectonisch en bouwkundig erfgoed en anderzijds op transformatie en renovatie ervan. De focus ligt op krachtswerking en draagconstructieve aspecten van monumenten en historische gebouwen. Daarnaast wordt vanuit milieutechnisch oogpunt onderzoek gedaan naar de consequenties van sloop versus hergebruik en aanpassing. Het onderzoek beantwoordt aan de vraag naar culturele en technische duurzaamheid. Prestatieniveau Voor bescherming van historische draagconstructies wordt nationaal een voortrekkersrol geambieerd. Voor modellering van de krachtswerking in historisch metselwerk wordt ook internationaal een toonaangevend positie geambieerd, als extensie van de huidige positie op het gebied van de mechanica voor constructief metselwerk. De output targets zijn: vijf promoties in 6 jaar, zes wetenschappelijke artikelen per jaar, impact door betrokkenheid bij de bescherming van beeldbepalende gebouwen als Centraal Station Amsterdam van Cuijpers en de Beurs van Berlage, en een VSNU score van minimaal 4x4. Internationaal zijn Italië, Spanje en Portugal grote spelers op dit gebied. Daar ligt het accent veelal op monitoring van de oude gebouwen, terwijl de faculteit sterk is in het modelleren en voorspellen van toekomstig gedrag alsmede op het ontwerpen van verantwoorde aanpassingen. Interne en externe relaties Er zijn veel contacten met de nationale en Europese praktijk, hetgeen tevens blijkt uit een goede ontwikkeling van de derde geldstroom. Projecten naar zettingsschade op historische gebouwen vinden plaats in het kader van het Centrum Ondergronds Bouwen, Delft Cluster, Noord-Zuidlijn Amsterdam, Centraal Station Amsterdam, STW, en via contacten met Monumentenzorg. Dit omvat de bescherming van gebouwen en funderingen ten aanzien van zettingsinvloed uit ondergrondse bouwingrepen. Rijkswaterstaat steunt het onderzoek naar instandhouding en geschiedbeschrijving van kunstwerken. VROM geeft prioriteit aan transformatie van gebouwen uit de periode van Wederopbouw (1945-1965). Op Europees niveau wordt deelgenomen aan het EU-COST programma Maintaining Building Envelopes, aan thematic network Net4Cult en aan RILEM commissies. Regeneratief bouwen en de consequenties van sloop versus hergebruik hebben samenhang met nationale ontwikkelingen op het gebied van sustainability. Binnen TU Delft wordt samengewerkt met CiTG via Delft Cluster en via onderzoek naar funderingen. Voorts blijven de contacten binnen TU Delft beperkt, omdat dit onderwerp typisch tot het domein der Bouwkunde behoort. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Op faculteitsniveau behoren Transformaties en Sustainability tot de primaire dwarsverbanden. Dit onderzoeksprogramma draagt op twee manieren bij aan deze facultaire missie, via (her)ontwerp van de bebouwde leefomgeving, en via culturele en technische duurzaamheid. Binnen Bouwtechnologie wordt Transformatie op het schaalniveau Gebouw behartigd, terwijl de thema’s Architectuur, Stedebouw en Management het onderwerp op andere schaalniveaus behartigen (detail, stad, planning). Het programma sluit nauw aan op het programma Restoration Cultural Heritage binnen het thema Architecture. Hier komen bouwtechnische aspecten aan de orde, terwijl daar de architectonische aspecten voorop staan. Beiden beschouwen geschiedenis. In het onderwijs wordt voor aanpassing, herontwerp, renovatie, preservation van bestaande gebouwen ruim plaats ingeruimd. De bouwopgave verschuift immers van “bestaande concepten voor nieuwe gebouwen” naar “nieuwe concepten voor bestaande gebouwen”, zie tevens het advies van de AWT-verkenningscommissie Bouw. Onderzoek en onderwijs sluiten daarop aan. Dit illustreert tevens de maatschappelijke relevantie.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
22
CONCEPT 2.4.4
PROGRAMMA 4:
ENVIRONMENTS (Environment adapted and sustainable buildings)
Algemene informatie Programmaleider is ir. M. van der Voorden, met bijdragen van prof.ir. P. Luscuerre en prof.ir. J. Kristinsson. De looptijd bedraagt vijf jaar. De personele inzet omvat 11 fte, inclusief Phd’s. Focus Een gebouw wordt omringd door ‘environments’. Strikt gesproken zijn dit de indoor space, outdoor space en earth surface. De focus van dit onderzoeksprogramma ligt op drie specifieke kwaliteitsaspecten betreffende deze environments, te weten gezondheid en comfort (de mens, vooral indoor climate), sustainability (de omgeving, bijv. energy consumption en urban climate) en durability (het gebouw en de bouwcomponenten). Doel is het ontwikkelen van vernieuwde bouwkundige concepten die voldoen aan deze kwaliteitseisen, alsmede het verkrijgen van inzicht in de impact van ontwerpbeslissingen op deze kwaliteitsaspecten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de kennisgebieden Bouwfysica (geluid, licht, lucht), Installaties en Milieutechnisch Ontwerpen. Concrete aandachtspunten zijn de ontwikkeling van energiebesparende en comfortverhogende gebouwcomponenten, van duurzame gebouwen, van beoordelingsmethoden voor genoemde kwaliteitsaspecten en van de hiervoor noodzakelijke ontwerpondersteunende tools. Voorbeelden van projecten zijn superisolatie (thermisch en akoestisch), daglichtsystemen en beoordeling van visueel comfort, regeneratief en demontabel bouwen (minimalisatie van milieu-effecten), installaties en installatieloze gebouwen, sustainable inplant (milieutechniek water), energieneutrale woningen, second skin facades, gekoppelde ruimten. Prestatieniveau De ambitie is het realiseren van innovatie produkten die grensverleggend zijn, door een koppeling van diepgang (wetenschappelijk niveau) aan breedte (ontwerpen, integraal denken). De output targets zijn: 6 promoties in 5 jaar, 7 artikelen per jaar, enkele octrooien en een VSNU score van minimaal 4x4. Nationale (TNO Bouw en TU Eindhoven) en internationale bouwfysica-groepen richten zich sterk op zonneenergie, zie bijv. de demoprojecten Solar House (EC-initiatief) en demoprojecten van ECN. Het onderzoeksprogramma environments wil een voortrekkersrol vervullen op bovengenoemde gebieden, waarbij het daglichtonderzoek internationaal vooraanstaand is. Interne en externe relaties Het onderzoek naar sustainability en durability is grotendeels ingekaderd in DIOC De Ecologisch Stad, terwijl op deze onderwerpen tevens Europese aansluiting en Europese onderzoeksfondsen gegenereerd zijn. Bij het onderzoek naar installaties is een goede relatie opgebouwd met medische instellingen, waar hoge eisen aan installaties worden gesteld. Het bouwfysisch onderzoek vindt onder meer plaats in samenhang met zorg- en medische instellingen en met het Centrum Ondergronds Bouwen. Ook wordt samengewerkt met internationaal gerenommeerde onderzoekspartners, zoals KU Leuven. Er zijn goede mogelijkheden voor samenwerking binnen de TU Delft met de groep Bouwfysica bij de faculteit CiTG. Voordeel daarbij is dat experimentele voorzieningen kunnen worden geshared. De mogelijkheden worden verkend. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Het onderzoek draagt bij aan de facultaire missie tot duurzame inrichting van de bebouwde leefomgeving. Onderzoek naar Environments, zowel betrokken op de mens, de omgeving en het gebouw, speelt daarbij een belangrijke rol. De faculteit wil bijdragen aan bewustwording voor consumentgericht bouwen, hetgeen nauwe relaties heeft met genoemde bouwfysische kwaliteitseisen. Het onderzoek naar Sustainability sluit aan bij de facultaire aandacht voor Sustainable mega cities. De kennisgebieden bouwfysica, installaties en milieutechnisch ontwerpen zijn ingebed in het onderwijs, zowel voor de bachelor- als masters-fase. Wisselwerking met het onderzoek vindt plaats via module B4 van de Masters Bouwtechnologie. Afstudeerders worden ingezet bij het onderzoek.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
23
CONCEPT 2.5
THEMA REAL ESTATE & PROJECT MANAGEMENT
Focus De keuze voor het thema Real Estate and Project Management vindt zijn legitimatie in het proces van afstemming tussen een relatief star aanbod en een dynamische vraag van vastgoed. De vraagzijde wordt primair vanuit de gebruiker benaderd. Sleutelwoorden zijn management en sturing van besluitvormingsprocessen, in relatie met transformaties van gebouwen, vastgoed voorraden en stedelijke gebieden. Het onderzoek binnen het thema wordt zowel gericht op de woningsector, de U-bouw sector als de stedelijke infrastructuur. Het thema levert een bijdrage aan de facultaire missie door de ontwikkeling van concepten op gebouw, voorraad en gebiedsniveau en sturingsmodellen voor de duurzame inrichting van de leefomgeving vanuit actuele, maatschappelijke vraagstukken, geplaatst in een lange termijn ontwikkelingsperspectief in de vorm van toekomstscenario’s. De centrale probleemstelling is tweeledig: a) Welke ingrepen in de vastgoed voorraad zijn gewenst, uitgaande van ontwikkelingen in de vraag geplaatst binnen een maatschappelijk kader? b) Op welke wijze kan de structurering en sturing van het transformatieproces van vastgoed, op gebouw-, voorraad en gebiedsniveau, worden verbeterd? Binnen het thema worden de volgende onderzoeksprogramma’s onderscheiden ! Real Estate Management ! Housing Studies ! Project Management ! Management Fundamentals Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie De wetenschappelijke uitdaging ligt in theorievorming en het ontwikkelen van kennis en instrumentarium om de afstemming tussen aanbod en vraag van vastgoed te optimaliseren, met bijzondere aandacht voor kosten en kwaliteit. Het maatschappelijk belang ligt in het optimaal faciliteren van de gebruiker(s) van vastgoed afgestemd op ontwikkelingen in de markt. Real Estate and Project Management sluit als thema aan bij geformuleerde kennisthema’s van de AWT in het rapport Bouwen op Kennis: beïnvloeding en besluitvorming, bouwprocesintegratie, contractvorming, management op projecten en portfoliomanagement. Interne en externe relaties Binnen de faculteit zijn er relaties met onderzoeksprogramma’s rond Multidisciplinaire ontwerpprocessen (de strategievorming, inrichting en besturing van multi actor ontwerpprocessen), Sustainability (benaderd vanuit de optiek van Life Cycle Management) en Transformatie (op het niveau van gebouwen, voorraden en stedelijke gebieden). Buiten de faculteit wordt er nauw samengewerkt met het OTB, met CITG en met TB. Om tot fundamentele en wetenschappelijke verdieping van het vakgebied te komen zal er een versterking plaats vinden van de relaties met marktpartijen geplaatst in een internationale context. In de huidige situatie ligt er een sterke relatie tussen de inhoud van de onderzoeksprogramma’s en het onderwijsprogramma. Resultaten van onderzoek worden ingebracht in het onderwijs. Producten van studenten, met name de resultaten van het afstuderen, dragen bij aan probleemanalyses, theorievorming, ontwikkeling van beslissingsondersteunende tools etc. Na de overgang naar een bachelors/masters structuur zal de relatie tussen onderwijs en onderzoek met name in de masters worden versterkt. De kennisontwikkeling die via het onderzoek plaats vindt zal in de vorm van onderwijsmiddelen input vormen in de Masters. De inhoud van het onderzoek wordt mede bepalend voor de inhoud van het onderwijs. In de afstudeerfase wordt een sterke relatie gelegd worden tussen de onderzoeksactiviteiten van studenten en de onderzoeksoriëntatie van de staf.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
24
CONCEPT 2.5.1
PROGRAMMA 1:
REAL ESTATE MANAGEMENT
Algemene informatie Programmaleider is prof. Ir. H. de Jonge Het onderzoek wordt voortschrijdend uitgezet voor een periode van 5 jaar en regelmatig geactualiseerd. Per jaar wordt een nadere uitwerking gegeven in de vorm van een gedetailleerd werkplan en daaraan gerelateerde outputplanning. De personele inzet omvat 5 fte wetenschappelijke staf. Focus Dit programma is geconcentreerd op de Utiliteitsbouw-sector en richt zich zowel op het publieke als het private vastgoed. Het programma wordt gestuurd vanuit een drieledige probleemstelling: ! Welke fricties zijn er te identificeren tussen het huidige vastgoed aanbod en de huidige en toekomstige vraag, geconcretiseerd in een gewenste toekomstige voorraad? ! Welke interventies bieden de meest gewenste mogelijkheden om de relatie tussen vraag en aanbod te optimaliseren? ! Hoe moet het multi-actoren besluitvormingsproces, dat de gewenste vastgoedtransformatie als resultaat heeft, worden gestructureerd en gestuurd? De problematiek wordt onderzocht op gebouwniveau binnen het project ‘Transformatie’ en op voorraadniveau binnen het project ‘Real Estate Development’. Binnen het project ‘Area Development’ wordt gefocussed op het stedelijk gebied. Daarbij wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met het programma Housing Management en wordt de stedelijke infrastructuur betrokken in het te onderzoeken probleemveld. Prestatieniveau Het onderzoek beoogt bij te dragen aan de vakontwikkeling op internationaal niveau en speelt in op actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Onderzoekers participeren zowel in vakbladen als wetenschappelijke tijdschriften en profileren zich regelmatig op internationale congressen. Interne en externe relaties Transformaties op gebouw en gebiedsniveau nemen binnen de onderzoeksthema’s van architectuur en urbanism een centrale plaats in. Binnen deze vakgebieden is de vraag/aanbod relatie niet a priori het uitgangspunt en is de benadering ontwerpgericht. De benadering binnen het thema ‘Real Estate Management’ en de benaderingen die leidend zijn in andere themagebieden binnen de faculteit kunnen elkaar aanvullen. Binnen de universiteit wordt er al jaren samengewerkt met het OTB, onder meer in relatie met de OTB deelprogramma’s ‘Urban Studies’ en Real Estate Studies’. Tevens vindt samenwerking plaats met de faculteiten CITG en TBM. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit De inhoud van het onderzoeksprogramma sluit nauw aan bij de missie, zowel op themaniveau als op facultair niveau. De bijdrage die het onderzoek binnen dit programma levert aan het onderwijs heeft een accent in de Mastersopleiding. De kennisontwikkeling die via het onderzoek plaats vindt zal in de vorm van onderwijsmiddelen input vormen in de Masters. De inhoud van het onderzoek wordt mede bepalend voor de inhoud van het onderwijs. In de afstudeerfase wordt een sterke relatie gelegd worden tussen de onderzoeksactiviteiten van studenten en de onderzoeksoriëntatie van de staf.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
25
CONCEPT
2.5.2
PROGRAMMA 2:
HOUSING STUDIES
Algemene informatie Programmaleider is prof. dr. ir. H. Priemus. De trekkers van het programma zijn prof. ing. A.F. Thomsen (V&S), dr. P.J. Boelhouwer (OTB) Het programma loopt van 1997 tot 2003 (visitatie) en van 2003 tot 2008 De personele inzet omvat 15 fte per jaar. Focus Hoe voorziet de maatschappij (in verschillende delen van de wereld) in de huisvesting van burgers? Welke rol spelen marktprocessen, overheidsbeleid en de informele sector hierbij? De ‘governance of housing’ houdt rekening met de levenscyclus van woningen en woongebieden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van theoretische en praktische kennis op het gebied van het wonen, locatieontwikkeling en woningbeheer. Het onderzoek spitst zich de komende jaren toe op twee hoofdthema’s: 1. Onderzoek naar de governance van huisvestingsprocessen op verschillende niveaus: ! Internationaal vergelijkend onderzoek op het gebied van huisvestingsprocessen, in het bijzonder binnen de landen van de Europese Unie en landen in transitie (zoals Oost Europa en China); ! De gevolgen van technologische en maatschappelijke ontwikkelingen voor het wonen, de woonomgeving en de Nederlandse steden; ! De ontwikkeling van de wensen en behoeften van de verschillende doelgroepen (arm en rijk, jong en oud, allochtoon en autochtoon) en de consequenties hiervan voor de volkshuisvesting. 2. Het bestuderen van de duurzame herstructureringsopgave, waarbij het gaat om: ! Het transparant maken van het woningaanbod, waardoor (her)verdelingsprocessen zichtbaar worden en de kennis en de keuzevrijheid van de gebruiker worden vergroot; ! Het accommoderen van de vraag, mede door het verlengen van de doelmatige levenscyclus van woningen en door duurzaam hergebruik; ! Het doen van concrete voorstellen voor de aanpak van bestaande woningen en woonwijken, mede met behulp van ingreeptypologieën en aanpakstrategieën. Prestatieniveau Internationale benchmarks zijn: - Department of Urban Studies, University of Glasgow (5 star) - Centre for Housing Management and Development, University of Cardiff (5 star) - Planning Unit, University College London - Institute for Housing and Urban Research, University of Uppsala. De onderzoeksgroep mikt op versterking van het internationale profiel, onder meer door publicatie in tijdschriften met een hoge FIF-factor en ISI-citatie-index. Verschillende leden van de onderzoeksgroep scoren hier nu reeds hoog. Interne en externe relaties Er is samenwerking / integratie met het onderzoeksprogramma ‘Housing Studies’ van het OTB. Verder vindt samenwerking plaats in de onderzoeksschool NETHUR, vooral met AME (UvA) en het Urban Research Centre Utrecht (UU). Internationale samenwerking vindt vooral plaats in het European Network for Housing Research Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Het programma is toeleverend aan de MSc Housing & Real Estate, onder meer door afstudeerbegeleiding en onderzoekstages. Verder wordt een bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke vorming binnen het bouwkundeonderwijs, door onderzoeksresultaten en – methoden te integreren in het bouw-, beheer- en ontwerpproces.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
26
CONCEPT
2.5.3
PROGRAMMA 3:
PROJECT MANAGEMENT
Algemene informatie Programmaleider is ir. R. P. Geraedts. Het onderzoek wordt uitgezet voor een periode van 5 jaar, regelmatig geactualiseerd en jaarlijks voorzien van een werkplan en een daaraan gerelateerde outputplanning. De personele inzet omvat 5 fte per jaar. Focus De toenemende complexiteit van gebouwen en bouwprocessen, zowel in functionele, technische als in organisatorische en juridische zin, leidt tot de participatie van meer specialisten en versterkt de fragmentatie van product, proces, techniek en organisatie. Succesvolle integratie op sturingsniveau van bouwprocessen vraagt inzicht in de verschillende functies in het bouwproces (opdracht, ontwerp, uitvoering en toelevering) en de daarvoor geëigende organisatievormen en besturingsmechanismen. Binnen het onderzoeksprogramma ‘Project Management’ zijn twee projecten opgenomen: bouwprocesinnovatie en ontwerpmanagement. Bouwprocesinnovatie is gericht op vernieuwing van organisatie en sturing van het integrale bouwproces. De ontwikkeling van nieuwe contract- en samenwerkingsvormen in relatie tot risicoanalyse en -beheersing is noodzakelijk om in te spelen op veranderingen in de vraagzijde van de markt. Het denken in prestaties vraagt om kennisontwikkeling op en modellering van uiteenlopende functionele aspecten van gebruiksprofielen en bouwobjecten. Ontwerpmanagement is een relatief nieuw domein dat hier onderdeel van uitmaakt. Noch in termen van onderzoek, noch vanuit de beroepspraktijk is er veel kennis over hoe bouwkundige ontwerpprocessen kunnen worden ontworpen en bestuurd. Prestatieniveau In het programma worden nieuwe concepten ontwikkeld voor integrale ontwerp- en bouwprocessen en het ontwikkelen van modellen en instrumenten voor de inrichting en besturing van deze processen in de voorbereidings- en uitvoeringsfase, gebaseerd op moderne management- en ontwerptheoretische inzichten. Het gewenst prestatieniveau is gebaseerd op de (internationale) afstemming en samenwerking met: ! Design School of the Harvard University Boston USA (Pollalis c.s.) ! Tokyo Metropolitan University, Faculty of Architecture (Fukao c.s.) ! University of Reading Faculty of Construction Management (Gray c.s.). ! Ga. Tech Atlanta Construction Technology Group ! Loughborough Univ. Construction Management Group (Baldwin & Mc Caffer) Interne en externe relaties Er wordt geparticipeerd in het kenniscentrum Bouwprocesinnovatie (TU Delft, Bouwkunde) en in de programmering van de ARTB. Samenwerking binnen de TUD vindt plaats verschillende afdelingen van de faculteit Bouwkunde, met het OTB en met CITG (de Ridder, Smook c.s.). Buiten de TUD wordt er samengewerkt met de faculteit Bouwkunde TUE, met ADMS (van Aken en Timmermans c.s.), met de faculteit Bedrijfskunde TU Twente, met TNO Bouw (Dekker c.s.), met de onderzoeksafdeling van VROM en met de Rijksgebouwendienst. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Het onderzoekprogramma Project Management levert een bijdrage aan de missie en ambitie op thema- en facultair niveau door de ontwikkeling van instrumentarium en modellen voor de integrale aansturing van het ontwerp- en bouwproces in relatie tot veranderingen in zowel vraag- als aanbodzijde van de markt op objectniveau. In het Mastersprogramma Project Management ligt de focus op het sturen van het ontwerp en realisatieproces in de utiliteitsbouw. Hierbij wordt enerzijds veel aandacht besteed aan de relatie tussen architectuur, kwaliteit en kosten, en anderzijds aan de andere vaardigheden voor het managen van complexe projecten zoals sociale vaardigheden, onderhandelingstechnieken, klantgerichtheid, vermogen tot samenwerken en omgaan met tegengestelde belangen. De thematiek van het Masterprogramma Project Management is nadrukkelijk gerelateerd aan de hoofdonderzoeksprojecten Building Process Innovation en, Design Management en Cost / Quality. Dit komt naast het verplichte onderwijsprogramma ook tot uiting in de organisatie en uitwerking van de verschillende Masterateliers.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
27
CONCEPT
2.5.4
PROGRAMMA 4:
MANAGEMENT FUNDAMENTALS
Algemene informatie Programmaleider is prof. Ir. H. de Jonge. De looptijd is 5 jaar. Jaarlijks wordt een gedetailleerde (output)planning gemaakt. De personele inzet omvat 5 fte per jaar. Focus Het thema Real Estate and Project Management wordt enerzijds gevoed door Bouwkundig- en anderzijds door Managementonderzoek. Het toeleverende bouwkundig onderzoek kan op hoofdlijnen worden teruggevonden in de andere onderzoeksthema's van de faculteit. Op de drie managementthema’s Recht, ICT en Economie wordt een eigen onderzoeksprogrammering vormgegeven, waarbinnen op fundamenteeltheoretisch niveau onderzoek wordt gedaan vanuit een bouwkundige invalshoek naar de grondslagen van deze managementthema’s. Dit onderzoek krijgt grotendeels vorm middels een inhoudelijke vervlechting en participatie binnen de drie hoofdprogramma's van het werkverband. ICT In het subprogramma ICT vindt onderzoek plaats naar de theoretische grondslagen van de informatietechnische modellering en besturing van bouwkundige processen, alsmede de met het oog op besluitvormingsondersteuning gerichte modellering van bouwkundige objecten. Binnen dit programma wordt aansluiting gevonden bij de domeinen ontwerptheorie, operations research en besluitvormingstheorie binnen zogenaamde multi -stakeholders environments. Economie De specifieke probleemstelling binnen dit onderzoek richt zich enerzijds op een kostentechnische modellering van bouwkundige objecten op dusdanige wijze dat deze consistent in alle fasen van het huisvestingsproces bruikbaar is, en anderzijds op een dusdanige specificatie van bouwkundig architectonische kwaliteit dat deze hanteerbaar is binnen een financieel economisch kader. Daarnaast komt binnen dit programma de financiële modellering van investerings-, ontwerp- en beheersbeslissingen aan de orde. De modellering wordt gecompleteerd met een financieringsconstructie om de synchronisatie van opbrengsten en uitgaven in de tijd te verbeteren. Recht Het subprogramma Recht richt zich op de publiek- en privaatrechtelijke aspecten van bouwprocessen en vastgoed. Centrale probleemstelling binnen dit onderzoek is de interpretatie, ontwikkeling en implementatie van relevant juridisch instrumentarium voor moderne en innovatieve bouworganisatievormen, zoals bijvoorbeeld Publiek Private Samenwerking; complexe multidimensionale ontwikkeltrajecten (HSL, Snelwegen, Stationsgebieden, grootschalige stedelijke herstructurering); en bij bijzondere maatschappelijke probleemstellingen, zoals duurzaamheid. Prestatieniveau Het gewenst prestatieniveau is gebaseerd op de (internationale) afstemming en samenwerking met MIT Massachusetts USA, ETH Zürich (Gerhardt Schmidt) en TUE, Groep Ontwerpsystemen (Henri Achten). Interne en externe relaties Samenwerking vindt plaats met de Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Binnen de TUD wordt met name samengewerkt met de faculteiten TBM en CITG, die mede-partners zijn van Bouwkunde in het OTB. Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteit Het onderzoekprogramma Project Management levert een bijdrage aan de missie en ambitie op thema- en facultair niveau door de ontwikkeling van instrumentarium en modellen voor de integrale aansturing van het ontwerp- en bouwproces in relatie tot veranderingen in zowel vraag- als aanbodzijde van de markt op objectniveau. De input van het ‘fundamentele gereedschap’ van de bouwkundig ingenieur zal met name in de bachelorsfase plaats vinden. De toepassing van het instrumentarium ingekaderd in de probleemvelden waar het thema zich op richt zal met name in de mastersopleiding plaats vinden.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
28
CONCEPT 2.6
Crossdisciplinaire programma’s: VIP’s
De vernieuwing van het onderzoek zal voor de faculteit zowel betrekking hebben op het onderzoek in de afdelingen, die disciplinair en constant van aard zijn, als op het brede (inter)facultaire onderzoek in Validated Integrating Programs. (VIP’s). In deze interdisciplinaire programma’s participeren onderzoekers vanuit verschillende thema’s. De VIP’s hebben een korte looptijd en een concreet karakter. The faculty will continue its unique and experimental research project the Architectural Intervention as a validated integrated program named “Design Theory / Research by Design”. VIP’s zijn bij uitstek programma’s waarmee de samenhang en –werking met collega-faculteiten vorm krijgen, bijvoorbeeld in DIOC’s. In de keuze van VIP’s wordt aansluiting gevonden bij TU-brede onderzoeksthema’s en bij de unieke kracht van de faculteit. Deze selectie is daarbij gebaseerd op een eerdere Bouwkunderapportage van de commissie “Cross disciplinair onderzoek” en de onderzoeksconferentie van 11 mei: 1. Transformations: the sustainable city of the new economy 2. Design computation and multimedia 3. Design theory / research by design: the Architectural Intervention “continued” De VIP’s worden volgend op de themaprogramma’s uitgewerkt in de tweede helft van 2001.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
29
CONCEPT
Strategiekatern 3.1. Introductie 3.1.1. De portfolio opdracht in de TU Delft In de eerste maanden van 2001 heeft de Technische Universiteit Delft de basis gelegd voor een nieuwe 1 strategie. De ambitie is geconcretiseerd in de metafoor een van de vijf beste technische universiteiten ter wereld te willen zijn. Deze doelstelling heeft geleid tot de conclusie dat research op topniveau centraal moet staan. Het verrichten van excellent onderzoek is leidend voor de TU Delft en heeft goed en uitdagend onderwijs als resultante. Ook is geconcludeerd dat er keuzen moeten worden gemaakt bij de invulling van onderwijs en onderzoekprogramma’s. Het keuzeproces richt zich in deze fase van de strategievorming primair op de portfolio van onderzoeksactiviteiten. De faculteiten geven zelf hun proces vorm, stellen zelf relevante prestatiemaatstaven en ambities, maken zelf portfoliokeuzes en ontwerpen zelf een actieplan op hoofdlijnen. Er is voorzien in externe toetsing van de voorstellen van de faculteiten. Op basis van de input van de faculteiten zal de TU Delft vervolgens een universiteitsbrede strategie beschrijven. Doel van het traject is om te focussen, versnippering van onderzoek(sbudgetten) tegen te gaan en om ruimte te creëren om de gekozen focus met nieuw onderzoek te ondersteunen. De denklijn is dat ruwweg 25% van het interne budget wordt vrijgemaakt en ingezet in een facultair voorstel voor het versterken van te behouden huidige activiteiten of het starten van nieuwe activiteiten. In de komende maanden wordt het TU-brede portfolio ontwikkeld in afstemming tussen de faculteiten. In dit stadium ligt de aandacht op visie, inhoud en ambitie. In latere fase wordt TU-breed beslist over de snelheid en financiering van de transitie. 3.1.2. De opgave voor de faculteit Bouwkunde Iedere faculteit in de TU Delft neemt een eigen positie in gerelateerd aan haar domein. Via research, onderwijs en maatschappelijk impact wordt een bijdrage en meerwaarde geleverd aan de TUD. De positie van de faculteit Bouwkunde is in de TU Delft een specifieke: concipiërend, ontwerpend, integrerend en construerend vanuit een sterke maatschappelijke en culturele oriëntatie. De focus van 2000-2001 ligt op een curriculumherziening die ons geschikt en sterk maakt voor het nieuwe Bachelor/Master stelsel per september 2002: dit vergt grote aandacht van de gehele faculteit. In de afgelopen paar jaar is het profiel en de positie, de structuur en sturing van de faculteit onderwerp geweest van een reeks strategieconferenties. Zo is eind december 2000 ook een start gemaakt met de herijking van het wetenschapsdomein Bouwkunde dat uiteindelijk moet leiden tot het leerstoelenplan van de toekomst. Het TU Delft onderzoeksportfolio traject past in de route die Bouwkunde volgt. Het brengt een nuttige versnelling te weeg. Wel is zorg vereist voor de juiste dosering van de lopende en nieuwe ontwikkeling in de facultaire organisatie en gemeenschap. Voor Bouwkunde is de portfolio opgave daarom: een nieuwe positieformulering van het facultaire onderzoek in relatie tot het toekomstige opleidingsprofiel. Een organisatie- en sturingsconcept dat de doelstellingen kan waarborgen en een verantwoord human talent management. Samenhang, timing en realisme doen ertoe. In het mei 2001 heeft een vervolg op de strategieconferentie van december plaats gevonden. Centraal stonden de keuzen die leiden tot een portfolio van de faculteit met een focus op onderzoek. De 2 strategieconferentie is voorbereid door de (interne) Commissie Portfolio Bouwkunde. Inzet was het bijeenbrengen van input voor de vervolgwerkzaamheden van de commissie. De bevindingen van de commissie zijn uitgemond in het eerste katern van voorliggende rapportage; de Portfolio Bouwkunde TU Delft. 3.1.3. Status en vervolg Deze rapportage betreft een tussenbalans in een proces van visievorming en latere implementatie. De in deze rapportage voorgestelde structuur van het onderzoek van de faculteit Bouwkunde is in lijn met eerder in gang gezette en gedragen ontwikkelingen. Het managementteam van de faculteit (overleg van 1
Voogd, dr. N. de; Op Weg Naar De Top, concept maart 2001. Deze commissie op uitnodiging van de decaan bestaat a titre personel uit de volgende personen: Hans de Jonge, Dirk Frieling, Jan Rots, Frits van Voorden en Leen van Duin. Alexander Tzonis heeft zich bereid verklaard op te treden als adviseur. De commissie wordt voorgezeten door Hans Beunderman. Het secretariaat van de commissie berust bij het stafbureau; Herman Schoffelen en Bart van Leijen. 2
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
30
CONCEPT afdelingsvoorzitters) ondersteunt deze voorstellen voor herstructurering. Nieuw zijn de inhoudelijke programmakeuzen. Brede raadpleging van de inhoudelijke voorstellen heeft in de ontwikkelfase plaatsgevonden in de strategische forumconferentie van hoogleraren en universitair hoofddocenten, 11 mei 2001. De inhoudelijke keuzen die op basis van die raadpleging nu door de Interne Commissie Portfolio Bouwkunde worden voorgesteld vragen om een externe ijking. Hiervoor zal in eerste instantie the External 3 Review Committee Portfolio Bouwkunde zorg dragen. Ook intern is een eerste integrale ijking en specificatie van voorstellen nodig. De inhoudelijke voorstellen in deze rapportage worden in de faculteit besproken. De sturingsvoorstellen en de conclusies over onderzoeksparticipatie van wetenschappers in deze rapportage vragen overleg met de medezeggenschapsorganen. Binnen de TU Delft vindt nog overleg plaats over de samenhang tussen faculteiten. Op basis van deze externe en interne advisering zal de faculteit Bouwkunde een definitieve rapportage uitbrengen aan het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft. Uiteindelijk zal dit alles leiden tot de formele vaststelling van het nieuwe onderzoeksprogramma en het implementatieproces door de decaan van de faculteit Bouwkunde in het najaar 2001. Het succes van elke organisatieontwikkeling is een functie van kwaliteit, maar ook van draagvlak. De directe betrokkenheid van de facultaire gemeenschap heeft er toe geleid dat implementatie van enkele voorstellen al tijdens het proces kon plaatsvinden. Conclusie 1: De faculteit Bouwkunde maakt deel uit van de strategische, generieke ambitie van de Technische Universiteit Delft en zal hieraan bijdragen via een vertaalslag van het eigen domein en positie, naar een sterke competentie van de TU Delft als instituut voor technisch wetenschappelijk ontwerpen. De opgave voor Bouwkunde is om vanuit het verleden en nu een grote sprong vooruit te maken met haar onderzoeksbasis. Met een perspectief voor de lange termijn en met een realistische benadering van de aanpak in de tijd. Deze rapportage biedt visie en verrijking en is een belangrijke stap voor eerste consolidatie in de TU. De toetsing, uitwerking, implementatie en monitor volgen.
3
Deze externe commissie op uitnodiging van de decaan en voorzitter CvB bestaat uit de volgende personen: Prof. Drs. A.L.L.M. Asselbergs, Head Netherlands Department for Conservation (RDMZ); Dr. ir. B. Veltman, Chairman Advisory Council for Science and Technology Policy (AWT); Ir. W. Neutelings, Neutelings-Riedijk Architects; Prof. Dr. Ing. Hans-Wolf Reinhardt, Institut für Werkstoffe im Bauwesen, Universität Stuttgart; Prof. William J. Mitchell, B.Arch., M.A., M.E.D., Dean, School of Architecture and Planning, Massachusetts Institute of Technology ; Prof. Dr. V. Lampugnani, Dean Departement Architektur Department, Eidgenössische Technische Hochschule Zürich.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
31
CONCEPT 3.2. De aanloop 3.2.1. Voorgeschiedenis Bouwkunde is in 1904 als zelfstandige afdeling voortgekomen uit de Afdeling Civiele Techniek van de 4 Technische Hogeschool Delft (TH-Delft) en verzorgde onder die naam de opleiding tot architect . In 1948 ontstaat naast de afstudeerrichting Architectuur ook de afstudeerrichting StedeBouwkunde. In 1972 gevolgd door de afstudeerrichting Volkshuisvesting. In 1966 wordt ook aan de TH-Eindhoven een afdeling Bouwkunde opgericht met een zwaartepunt in onderzoek en techniek. Tussen 1969 en 1982 heeft het onderzoek van de Afdeling Bouwkunde TH-Delft vooral een politiek/maatschappelijke oriëntatie. In 1985 wordt het (interfacultaire) onderzoeksinstituut OTB opgericht, onder directie van prof.dr.ir. Hugo Priemus. Vanaf 1986 worden de (drie) technische hogescholen in Nederland Technische Universiteiten genoemd. De Afdeling der Bouwkunde heet vanaf dan faculteit (der) Bouwkunde. In 1982 komt het onder invloed van overheidsbezuinigingen tot een taakverdeling in het universitaire onderzoek voor de bouw: de faculteit Civiele Techniek legt zich toe op de natte bouw en het construeren, de faculteit Bouwkunde Eindhoven ontwikkelt vooral de bouwtechnische specialisatie en de faculteit Bouwkunde Delft richt zich op het ontwerpen in haar maatschappelijke context. In 1989 wordt deze verdeling ongedaan gemaakt. Beide faculteiten Bouwkunde krijgen opdracht om een gelijkwaardige technisch/ wetenschappelijke opleiding te ontwikkelen over de volle breedte van de bouwopgave. De faculteit Bouwkunde maakt op dat moment voor de tweede maal in haar bestaan een sterke groei door van studenten aantallen (van 2000 naar meer dan 3000 in tien jaar). De faculteit kiest er voor de opdracht vorm te geven door het Maastrichtse model ProbleemGeorienteerd Onderwijs (PGO) te introduceren en het ontwikkelen van twee nieuwe afstudeerrichtingen: Bouwtechnologie en Bouwmanagement & Vastgoedbeheer. Het onderwijssysteem van de faculteit lijkt grote aantallen studenten te kunnen accommoderen en wordt tot voorbeeld genomen door meerdere andere architectuur opleidingen, waaronder Barcelona en Birzeit. In 1990 wordt de postdoctorale architectuuropleiding The Berlage Institute opgericht later gevolgd door de PAS (Postacademische opleiding van Architecten en Stedebouwkundigen.) De faculteit levert in beide gevallen de eerste directeur; prof.ir. Herman Hertzberger en prof.ir. Dirk Frieling. The History Department and the DoCoMoMo jointly constituted in 2000 the Institute of History of Art, Architecture and Urbanism (IHAAU), within our Faculty. Conclusie 2: De faculteit heeft naam gemaakt als een brede ontwerpgerichte universitaire opleiding. Vanuit deze historische uitgangspositie is een versnelling nodig naar een meer technisch wetenschappelijk onderzoeksprofiel.
4
Baudet, H., De lange weg naar de Technische Universiteit Delft, Den Haag, Sdu, 1992.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
32
CONCEPT 3.3.
Positie en ambitie 3.3.1.
De BOUWKUNDE league
In 1999 introduceert het College van Bestuur TU Delft de “top vijf” metafoor voor de universiteit. Zij geeft daarmee uitdrukking aan de wens op wereldniveau te willen behoren bij de gerenommeerde technisch wetenschappelijk instellingen. Vergelijking met benchmark partners als MIT en Harvard brengt een nieuw concept voort: research based education. Deze signalen zijn voor de faculteit aanleiding zich te bezinnen op haar internationale positie, maar ook op de functie van haar onderzoek voor het onderwijs. De faculteit Bouwkunde heeft een goede reputatie, zeker internationaal; de positie is haast te vanzelfsprekend. Zoomt men in dan blijken ook de schaduwkanten en de noodzaak tot verbetering. Het bespreekbaar maken van kwaliteit is noodzakelijk. Daarbij veranderen het speelveld en de spelregels voortdurend, zo blijkt onder meer uit de invoering van het Bachelor/Master stelstel. In het TU Delft onderzoeksportfoliotraject is de verkenning van de karakteristieke ambities en reputaties van de top league een goed instrument om de eigen positie in een peerdialoog te bespreken en te ijken. Samenwerking, kruisbestuiving en onderling leren zijn belangrijke stimuli in de academische wereld. De faculteit heeft zich georiënteerd en komt tot eerste conclusies: 1. het profiel van een research- en ir-opleiding met Architecture, Urbanism, Building Technology 5 en Real Estate & Project Management komt in deze samenhang komt weinig voor in het internationale veld. 2. Voor verwante instituten als ETH/MIT/TUD/TUE geldt generiek dat de Bouwkunde faculteiten door hun integrerende αβγ karakter een bijzondere positie innemen ten opzichte van de sectorale research faculteiten. De waardering is “cultuur”-bepaald. 3. Per cluster is de focus en dus ook de peergroep verschillend (zie onderstaande figuur). 4. In een aantal gevallen zijn de vergelijkingsrelaties vrijwel op individueel niveau. Ook bouwkunde heeft enkele unique selling points. Gesprekken in binnen- en buitenland leveren de volgende contouren op van de ‘TOP 5” voor Bouwkunde (zonder rangorde.)
Top 5 – internationale benchmark Bouwkunde Delft University of Technology
Delft Faculty of Architecture
MIT ETH Zurich Ann Arbor Georgia Tech Stanford
MIT ETH Zurich Barcelona Harvard Venetie
MIT School of Architecture & Planning USA league: Harvard Yale Berkeley Princeton Columbia
ETH Zurich Faculty of Architecture
Europe league: ETH Zurich TUD Barcelona Venetie Aken
MIT ETH Zurich Harvard TUD AA London
5
Real estate & Project Management wordt in deze rapportage steeds gebruikt in de brede betekenis van het woord dus inclusief Volkshuisvesting
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
33
CONCEPT
Internationale allianten afdelingen Bouwkunde
Architectural Design
Building Technology
Urbanism
Housing & Real Estate Science
MIT ETH Barcelona Harvard Venetie Milaan Berkeley Princeton Tokyo
MIT Berkeley Barcelona Wenen Carnegie Mellon Georgia Tech Hongkong Berlin Trondheim
MIT ETH Barcelona Parijs Venetie Milaan Berlin Sao Paolo Rome
MIT Harvard Arlington Springfield Tokyo Sao Paolo Tainan TUE Brussel
3.3.2. Ambitie en indicatoren Uit de oriëntatie blijkt dat de reputatie in hoge mate door “peer-say” bepaald wordt. In het domein van Bouwkunde blijken klassieke science instrumenten zoals publicatie indices en impactscores beperkt bruikbaar. De positie blijkt uit een samenstel van academische statuur, onderzoek- en onderwijspositie en maatschappelijke impact. Indicatoren die door peers genoemd worden zijn: 1. rate of application / acceptance of students as a market indicator 2. faculty potentials/applications/appointments (are they TOP applicants) 3. awards, committees, special commissions 4. “by discussion”respect by peers 5. famous alumni, famous faculty staff, setting the agenda (academic/professional/political/ societal-cultural impact) Op het gebied van stedebouw, architectuur en landinrichting heeft Nederland een grote naam in de wereld. Historisch gezien is die naam gevestigd in de zeventiende eeuw met de wereldberoemde grachtengordel van Amsterdam. In de twintigste eeuw heeft Nederland regelmatig invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de architectuur. In het eerste kwart van deze eeuw gebeurde dat via kunstenaars en ontwerpers als Mondriaan, van Doesburg, van Eesteren (CIAM) en Rietveld. Halverwege de eeuw maakten van de Broek & Bakema en Aldo van Eyk school. Recent doet wederom een aantal Nederlandse architecten internationaal van zich spreken: Rem Koolhaas, Ben van Berkel, Adriaan Geuze, Winy Maas, Pi de Bruijn, Francien Houben. De ‘Green Heart Metropolis’ geniet stedebouwkundig internationaal faam. De faculteit Bouwkunde scoort dan ook sterk op een aantal van bovengenoemde indicatoren: ! Rijksbouwmeesters aan de faculteit verbonden. ! Oud hoogleraren van naam. ! Een keur aan hoogleraren en gasthoogleraren met internationale uitstraling. Competitions and awards: Professor Max Risselada for his contribution to and curatorship of the Dutch entry for the International Architecture Biennale in Saõ Paulo and the Delft University Fund’s Leermeesterprijs 2000 (‘Masters prize 2000’). TheJapan Foundation Prize to professor Arie Graafland. The architecture student association Stylos has been awarded the IFD prize in honour of their innovative use of techniques and components for Industrial Flexible and Demountable construction in the new STYLOS pavilion. In 1998 Stylos also received The Rotterdam Maaskant award. The Royal Dutch Shell award to prof. Joan Kristinsson. The Kho Liang Le award prof. Mick Eekhout for Prinsenhofzaal Delft. ! En niet te vergeten veel belangstelling van studenten, nationaal en internationaal.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
34
CONCEPT De faculteit heeft sinds haar ontstaan internationaal naam gemaakt. Uit de oriëntatie met onder meer MIT en ETH blijkt echter ook dat de faculteit in vergelijking een zwakkere research base heeft, een geringer aantal PhD plaatsen en een minder ontwikkeld research climate for WP/promovendi en students. Bovendien hechten MIT en ETH een groter belang aan publiceren. Conclusie 3: Bouwkunde telt internationaal en is bekend. Bouwkunde wil deze positie meer expliciteren, dit vraagt om uitwerking en vervolg in samenwerking met onze peer-colleagues.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
35
CONCEPT 3.4. Context 3.4.1. Interne scan. De prijs voor populariteit. De stijging van 2000 naar meer dan 3000 studenten in tien jaar, betaalt de faculteit met toenemende druk op haar voorzieningen, naijlen van investeringen en in toenemende overhead in haar onderwijsorganisatie. Dit uit zich in klachten van studenten en relatief lage scores op de periodieke tevredenheidsenquetes. De lof voor het vernieuwende onderwijsconcept en de opzet van de basis gaat ook gepaard met verzoeken om flexibiliteit, variatie en een grotere intellectuele uitdaging. Risico-signalen zijn er ook bij de staf: “education drives out research”. De ICT kern blijft achter en het gebruik van het gebouw vraagt een vernieuwende impuls (zie bijlage: conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie). De faculteit besluit tot een “CURVE” naar een nieuw curriculum (zie bijlage CURVE, a summary). Het CvB wenst met de faculteit duidelijkheid over aard en omvang van de uitstroom van bouwkundige ingenieurs. Bureau Bartels krijgt opdracht een onderzoek te verrichten naar de kwantitatieve en kwalitatieve vraag in de maatschappij. Halverwege twee onderzoeksvisitaties laat de faculteit haar onderzoek screenen (zie bijlage MidTerm Review, a summary). Duidelijk wordt dat drie zaken om versterking vragen. De presentatie van het onderzoek vindt plaats zonder voorselectie en focus. De krachten van de faculteit zijn wijd verspreid en niet gebundeld. De unieke kwaliteiten van de faculteit blijven veelal impliciet en onderbelicht. De Bouwkunde Vaste Commissie voor de Wetenschapsbeoefening (VCW) onderschrijft deze constateringen en doet aanbevelingen (zie summary) die belangrijke bouwstenen aandragen voor deze rapportage. 3.4.2. Bouwkunde beweegt De faculteit onderneemt in 1999/2000 actie voor het geheel van onderwijs, onderzoek en organisatie in drie strategische conferenties onder de noemer “Ruimte voor Bouwkunde”. In de eerste strategiebijeenkomst 6 was het opnieuw bepalen van de positie van de faculteit aan de orde . A number of daring scenarios that have been drawn up confronted us with a variety of possible futures for the faculty, which ranged from a jumbo-scale school, a network Faculty, extending to an almost virtual institution, capable of arranging and certifying academic learning and research from any location. The conclusion was evident. If there is one reason for the existence of our establishment at the Berlageweg 1 in Delft, then it has to be the quality of the community and its communications. The inspiring interaction that takes place between individuals, in combination with the life-long facilities provided by the wonderful Van den Broek and Bakema Building. De tweede strategiebijeenkomst was gericht op de bespreking van de ingrediënten voor een consistente strategie: het wetenschapsgebied Bouwkunde en Onderwijsvormen en uitstroomprofielen, met nadruk op het profiel van de 7 bouwkundige ingenieur in de toekomst . In de derde strategiebijeenkomst is het missiedocument Ruimte voor Bouwkunde besproken en een eerste 8 verkenning van het CURVE traject . Met deze drie conferenties is in 1999 de bandbreedte van de faculteit duidelijker bepaald. In het bijzonder is er op gewezen dat: ! ! ! ! !
De Nederlandse identiteit van de faculteit is een krachtig vertrekpunt voor het ontwikkelen van haar internationale positie; internationalisering niet als verdunning maar als wetenschappelijke confrontatiestrategie. De kerncompetentie van de bouwkundig ingenieur bestaat in ontwerpend onderzoek op technisch wetenschappelijk niveau. De interne kwaliteiten van de faculteit moeten worden zeker gesteld bij het aangaan van de internationale uitdaging. Speerpunten liggen bij de primaire processen onderwijs, onderzoek, en maatschappelijke betrokkenheid; de kwaliteit van alle medewerkers is daarbij een kritische succesfactor. ICT(O) behoeft een ontwikkelingsimpuls, waarbij is gesteld dat ICT(O) steun geeft aan de primaire processen, geen doel op zich is.
Naast deze conferenties is er ook aandacht voor het nieuwe sturingsmodel van de faculteit. 6
In de Haagse Lobby, stafbureau Bouwkunde, 1999 Teylers, stafbureau Bouwkunde, 1999 8 99CC, stafbureau Bouwkunde, 2000 7
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
36
CONCEPT Van vakgroepen, via werkverbanden naar afdelingen. Van een vertegenwoordigende bestuursvorm naar integraal management. De Route 99 gaat over in een traject met veel aandacht voor noodzakelijke onderwijsvernieuwing en twee CURVE conferenties. De strategieconferentie 2000 vormt een slotakkoord met een eerste verkenning van 9 het wetenschapsgebied ter voorbereiding van een nieuw leerstoelenplan . De matrix is een weergave van het wetenschapsgebied van de Bouwkunde. De focus van de huidige hoogleraren en universitair hoofddocenten is aangegeven. Het geeft een indicatie voor sterke en zwakke plekken, samenwerkingsopties en afstemmingsopgaven.
BOUWKUNDE
stad en regio
gebouw in omgeving
component en detail
ruimte
materiaal
tijd
Deze conferentie is tevens een opmaat voor het TU Delft strategietraject dat resulteert in deze rapportage (zie bijlage Ontwerpvragen en bijlage Onderzoeksvragen). 3.4.3. De externe scan De interne X-ray is nuttig om goed inzicht te hebben in de eigen vertrekpositie (sterkten/zwakten). Maar het kan niet het enige instrument zijn als basis voor strategische keuzen. Een omgevingsoriëntatie is vitaal om de faculteit te enten op de maatschappelijke ontwikkelingen en vraagstukken. Dit geldt zeker voor het domein van Bouwkunde. De faculteit heeft daarom onder meer de volgende externe input in haar portfoliotraject betrokken: " Trends in Technologie een exploratie (Adviesraad voor het Technologiebeleid TU Delft, ARTD), Delft december 2000 e " Ruimte maken, ruimte delen. 5 Nota Ruimtelijke Ordening (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer), Den Haag jan. 2001 " Bouwen op kennis. Rapportage Verkenningscommissie Bouw (Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid), Den Haag maart 2000 " Onderzoeksprogramma 1997-2002 Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft, Delft december 1996 " De vraag naar bouwkundige ingenieurs vanuit de beroepspraktijk, een tussenrapportage, Bureau Bartels, maart 2001
Een illustratie vormt de rapportage van de verkenningscommissie Bouw van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid Bouwen op kennis. Hieruit valt te lezen dat er grote kennisbehoefte is op terreinen die al deel uit maken van de portfolio Bouwkunde: ! Bouwprocesintegratie (ICT-toepassingen / concurrent Engineering / evaluatiemethoden van ontwerpen) ! Contractvorming (kennis van andere contractvormen / risicoanalyse en risicobeheersing / vorming van contracten) ! Management op projecten (bouwmanagement / sociale vaardigheden / bedrijfscultuur) 9
Stratregieconferentie 15 december, stafbureau, 2001
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
37
CONCEPT ! ! ! !
Industrieel bouwen (systeemontwikkeling / verbindingstechnologie / uitvoeringstechnologie) Ontwerpen (functionele vereisten / ontwerpmethodologie / effectenanalyse) Duurzaamheid (materiaalextensivering / energie-extensivering, hergebruik reststoffen) Onderhoud en inspectie (lange termijngedrag materialen en installaties / niet-destructief onderzoek / ontwikkeling renovatietechniek / moderne onderhoudstechnologie)
Onderzoek arbeidsmarkt B.I.’s / AWT verkenningscie. BOUW ke n n is
Welk thema acht de bouwsector van belang?
b e la n g
Is er voldoende kennis over dit thema?
ie gr
pe es
in
tw
te
er
he
oc
on
am
at
n
id
t en ur
bo
uw
pr
du
an tm
pr
oj ec
za
ag
ou lb
tr us in d
em
w
rm ie e
ra nt co
en
in g
ie ct
si nt id he
er ov
vo
er
no
ve
lo
nt
gi e
ie lt a de
ou rh de on
te
d,
ch
in s
be & ng di
vl oe be
in
pe
sl ui
em ag an m lio fo rt po
ct
.. .
en
t
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
INDICATIE: kansen daar waar de faculteit Bouwkunde sterk is
Enkele belangrijke indicaties voor focus van aandacht zijn: Maatschappelijke issues ! Het orthodoxe mobiliteitsvraagstuk ! Design Methodologie ! Quality of life door schoon, natuurlijk milieu en een veilige leefomgeving: duurzaamheid ! Grootschalige infrastructuren en processen op gebieden van watermanagement, duurzame woonvormen, mobiliteit en transport e 5 Nota Ruimtelijke Ordening ! Nationale landschappen ! Stedelijke netwerken ! Water/beheer ! Intensief ruimtegebruik Bouwen op Kennis. ! Deltatechnologie (kennis van kusten, rivieren en bodem) ! Overheidsinterventie, Beïnvloeding en besluitvorming ! Bouwprocesintegratie, Contractvorming, Management op projecten ! Industrieel en flexibel bouwen ! Ontwerpen (functionele vereisten / ontwerpmethodologie / effectenanalyse) ! Duurzaamheid (materiaalextensivering / energie-extensivering, hergebruik reststoffen) ! Portfoliomanagement, onderhoud en inspectie OTB Onderzoekprogramma 1997-2002 ! Duurzaamheid; milieuaspecten ! Mondialisering van de economie ! Demografische en sociaal-culturele veranderingen ! Ruimtelijke veranderingen / toenemende mobiliteit ! Veranderingen in de productiestructuur en -verhoudingen Onderzoek bureau Bartels ! Complexe projecten en planprocessen ! Duurzaamheid ook in het ontwerpproces ! Interdisciplinaire aanpak en communicatie ! Natuur en landschap/ reconstructie landschap ! Intensivering ruimtegebruik/ herstructurering/ hergebruik van de ruimte ! Integratie ontwerp, onderhoud en beheer
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
38
CONCEPT !
Meer kennisuitwisseling ontwerpers en uitvoerders
Het arbeidsmarktonderzoek van Bureau Bartels is gericht op verkenning van het toekomstig profiel en de omvang van de vraag naar Bouwkundig Ingenieurs (BI). Uit een tussenrapportage blijken ontwikkelingen op de arbeidsmarkt een toenemende vraag naar stedebouwkundigen, bouwtechnologen en bouwmanagers tot gevolg te hebben. Daarnaast constateert Bureau Bartels voor architecten een vervangingsvraag bij de overheid en een uitbreidingsvraag in de private sector. Conclusie 4: Tussenbalans: windows of Opportunity Bouwkunde heeft in haar activiteiten range (onderwijs, onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid) vele elementen waarvan het belang extern wordt onderschreven: ontwerpen, levensduur, benadering, procesoptiek, actuele thema’s zoals de Deltametropool en mobiliteitsesthetiek. Andere omgevingssignalen en vragen verdienen analyse en nadere keuze. Bouwkunde heeft de ontwikkelingskoers in de afgelopen twee jaar uitgezet en versnelt nu. Opdracht, opgave, positie en omgevingsverkenning zijn toegelicht als factoren bij strategievorming en vertrekpunt bij de portfolio ontwikkeling. Onderdelen van het totale beeld van Bouwkunde in de komende 25 jaar tekenen zich af. Het onderzoeksportfoliotraject brengt een extra momentum te weeg om het beeld te completeren naar een research based faculteit met uitstekend onderwijs en maatschappelijke impact als resultante: het beoogde eindresultaat!
Processchets portfoliotraject faculteit Bouwkunde Strategieconferentie 15 december 2000 Curriculumvernieuwing CURVE Internationale Allianties Benchmarking TOP 5
Arbeidsmarkt BI BUREAU BARTELS
strategieconferentie 11 mei 2001
Onderzoeksconferentie juni 2000 MIDTERM REVIEW
Tussenbalans Portfolio Bouwkunde External review committee
Dwarsverband / cie Dewilde Portfoliokeuze Bouwkunde
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
39
CONCEPT 3.5. Portfolio analyse 3.5.1.
Inleiding
Het Onderzoeksprogramma van de Faculty of Architecture 1999-2003 vormt de basis voor de analyse van het huidige onderzoek van de faculteit. Met de MUB (Modernisering Universitair Bestuur, 1997) kwamen de vakgroepen te vervallen en moest gezocht worden naar een nieuwe structuur voor het onderzoeksprogramma van de faculteit. Er is toen gekozen om aan te sluiten bij de organisatorische structuur in werkverbanden (afdelingen.) De faculteit heeft 16 werkverbanden (afdelingen) waarbinnen zich circa 32 leerstoelen bevinden. Elk programma kent één of meerdere thema’s waarbinnen één of meerder projecten zijn geformuleerd. Voor de analyse van het huidige onderzoeksprogramma is gekeken naar de beschouwingen van externe “peers” (Onderzoeksvisitatie VSNU, 1997 / Midterm Review, 2000) op het bouwkundige onderzoek. Daarnaast heeft er een interne screening plaatsgevonden op basis van onder andere de onderzoeksresultaten (output) zoals opgenomen in het Wetenschappelijk Verslag van de jaren 1998, 1999 en 2000 en gegevens over de beschikbare onderzoeksinzet per project. Eerst zullen kort de hoofdbevindingen op facultair niveau aangegeven worden van de visitatiecommissie en de Midterm Review commissie. Het facultaire pilotproject de Architectonische Interventie verdient een bijzondere toelichting. Daarna worden enkele grootheden rond het onderzoek van Bouwkunde in kaart gebracht. Een omschrijving en evaluatie van de huidige onderzoeksprogramma’s vindt u in de bijlage ‘Portfolioanalyse’. 3.5.2.
Visitatie (1997) / Midterm Review (2000) op facultair niveau
Onderzoeksvisitatie VSNU 1997: Elke 5 à 6 jaar vindt op initiatief van de VSNU (Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) een onderzoeksvisitatie plaats. Een internationale commissie buigt zich over het bouwkundig onderzoek van de TU-Eindhoven en de TU-Delft. De eerste onderzoeksvisitatie vond plaats in 1997. De visitatiecommissie beoordeelde het totale facultaire onderzoek als voldoende. Een belangrijke algemene constatering van de commissie was dat er geen eenduidige criteria beschikbaar zijn waarop het bouwkundige onderzoek beoordeeld kan worden. Het belangrijkste deel van het architectuuronderzoek (ontwerpen) kan niet beoordeeld worden met de regels die gelden voor wetenschappelijk onderzoek. De belangrijkste kritiekpunten op facultair niveau waren de versnippering van het onderzoek, het grote aantal parttime onderzoeksleiders en het gebrek aan NWO-subsidies. De commissie was onder de indruk van de kwaliteit van de publicaties en het grote aantal faciliteiten dat de faculteit te bieden heeft. Midterm Review 2000: Vooruitlopend op de tweede onderzoeksvisitatie van de VSNU, die naar verwachting eind 2002 zal plaatsvinden, heeft het faculteitsbestuur het initiatief genomen een tussenbalans van het facultaire onderzoek op te maken. Hiertoe is een onafhankelijke, nationale commissie samengesteld, die begin maart 2001 haar rapportage heeft aangeboden aan het bestuur. De belangrijkste kritiekpunten op facultair niveau zijn de versnippering en overlap in het onderzoek, de grote druk vanuit het onderwijs, het zwakke promotieklimaat en het gebrek aan een helder publicatiebeleid. Verder spreekt de commissie haar bezorgdheid uit over het aantal deeltijdhoogleraren en het feit dat voor belangrijke centrale leerstoelen lange tijd vacatures blijven bestaan. Ten aanzien van wetenschappelijk ontwerpen constateert de commissie dat hieraan sinds de onderzoeksvisitatie op verschillende plekken binnen de faculteit aandacht besteed wordt. Belangrijk is dat dit leidt tot een heldere totaalvisie op ontwerponderzoek. Tot slot signaleert de commissie een aantal uitblinkers op het gebied van onderzoek en benadrukt dat goed onderzoek staat en valt met inspirerende onderzoekers.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
40
CONCEPT 3.5.3
De Architectonische Interventie. Een tweejarig pilot-project.
Het oordeel van de visitatiecommissie was in 1998 voor het faculteitsbestuur aanleiding tot nemen van het initiatief voor een tweejarig pilotproject gericht op ontwerponderzoek. Centraal hierbij stond de exploratie van ontwerponderzoek, ontwerpend onderzoeken, onderzoekend ontwerpen en ontwerpen als wetenschappelijke output. Het tweejarig pilotproject kreeg de naam De Architectonische Interventie en de transformatie van Nederland. De kerndoelen van het project waren: " ontwerpend onderzoek benoembaar maken als vorm van wetenschappelijk onderzoek: stapsgewijs, met een helder vocabulaire, verifieerbaar; " de som van de afstudeerprojecten van onze faculteit kunnen oogsten, als groeiende body of knowledge; " en de neerslag ervan op de Nederlandse kaart zichtbaar maken via het innovatieve Interactieve BeeldArchief. Het project bestond uit de volgende elementen: " Zes afstudeer-/onderzoekateliers, waarin wetenschappelijke staf, promovendi en afstudeerders zich richten op een gemeenschappelijk thema en hierover periodiek rapporteren in de vorm van zogenaamde atelierpublicaties; " De ontwikkeling van een Interactief BeeldArchief (IBA), waarin de ontwerpen achtereenvolgens geregistreerd, geclassificeerd en gesystematiseerd kunnen worden; " Twee overkoepelende wetenschappelijke Engelstalige boeken; één op het gebied van ‘Compositie’ en één op het gebied van ‘Methodologie’; " Internationaal congres. Tot op heden heeft dit geresulteerd in circa 10 atelierpublicaties, twee synopsissen van ‘Compositie’ en ‘Methodologie’ ten behoeve van het internationale congres, een functionerend Interactief BeeldArchief (IBA) en het internationale congres Research by Design in december 2000. De nog te verwachten resultaten zijn verschillende atelierpublicaties, de twee overkoepelende wetenschappelijke Engelstalige boeken op het gebied van ‘Compositie’ en ‘Methodologie’, een verdere operationalisatie van het Interactief BeeldArchief (IBA) en twee conferenceproceedings van het congres Research by Design. Een eerste evaluatie van het tweejarige pilotproject heeft inmiddels plaatsgevonden en was positief ten aanzien van de gemaakte vorderingen. De afstudeer-/onderzoeksateliers waren op meerder fronten succesvol. De samenwerking tussen staf, promovendi en afstudeerders is productief gebleken omdat onderzoeksthema’s in een beperkte tijd diepgaand onderzocht kunnen worden, het afstudeerwerk van studenten niet verloren gaat maar als basismateriaal kan dienen bij het facultaire onderzoek en studenten sneller en met een beter resultaat afstudeerden. Tevens is het concept overgenomen door commissie CURVE die zich buigt over de Curriculumvernieuwing. Tot slot wordt opgemerkt dat mede door het internationale congres Research by Design ontwerponderzoek
Research by design research by design
futures relevant in planning decided decided
aims
means
NECESSITIES PLANS
undecided
PROBABILITIES FORECASTS
DESIRABILITIES POSSIBILITIES PROGRAMS DESIGN undecided INVENTIONS
determined determined
context variable
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
object
variable
CASUS DESIGN RESEARCH
IDENTITY IDENTITY RESEARCH
TYPE TYPOLOGY DESIGN
PROTOTYPE RESEARCH BY DESIGN
41
CONCEPT c.q. ontwerpend onderzoek als topic op de internationale wetenschappelijke agenda is komen te staan. Gelijktijdig moeten we constateren dat Research by Design nog niet uitgekristalliseerd en ingebed is. Gezien de resultaten tot nu toe en de nog levende verwachtingen verdient dit onderwerp het om op één of andere manier een vervolg te krijgen. Een stap is gezet in het voorjaar van 2001 via de interne adhoc commissie Onderzoek door Ontwerp. Deze commissie heeft een scherpere definitieset van Research by Design geformuleerd (als bijlage toegevoegd.) 3.5.4
Globale facts and figures
De faculteit genereert op dit moment de volgende geldstromen met haar onderzoek: ! eerste geldstroom KFL. 7.000 groeiend ! tweede geldstroom KFL. 0.500 beginnend ! derde geldstroom KFL. 2.500 stabiel De investering van de faculteit is nu nog aanmerkelijk hoger dan de inkomsten. De organisatie van het onderzoek is zeer gedeconcentreerd en bestaat uit: ! 280 onderzoeksprojecten ! 74 onderzoeksthema’s ! in 16 afdelingen Deze afdelingen verzorgen gezamenlijk vijf afstudeerrichtingen. Veel mensen delen een voor TU begrippen (vergelijk CiTG) bescheiden onderzoekformatie van: ! ruim 80 FTE WP (van wie circa 20 FTE promovendi en circa 20 FTE toegevoegd onderzoeker) ! met 225 mensen (wp exclusief toegevoegd-/gastdocenten) De onderzoekstaak van het WP beweegt tussen twee uitersten. Tweederde van de mensen heeft een relatief kleine onderzoekstaak, eenderde een relatief grote onderzoekstaak. Indicatief: ! 150 mensen < 0,3 FTE (ca 50 % van de OZ-formatie) ! 75 mensen > 0,7 FTE (ca 50 % van de OZ-formatie, voornamelijk promovendi en TO’s) De gemiddelde omvang van de onderzoekstaak bedraagt 0,3 FTE. 3.5.5
VCW Advies
Het advies van de Vaste Commissie voor de Wetenschapsbeoefening voor Bouwkunde, waar ook een aantal externe deskundigen deel van uitmaken, scherpt naar aanleiding van de Midterm Review de facultaire opgave aan. De VCW noemt een waardevol handvat voor de strategiebepaling van de faculteit en adviseert: ! in het onderzoek een bestuurlijke visie te combineren met de (meer individuele) wensen van de afdelingen; ! via het beperken van het aantal thema’s en projecten de kwaliteit en substantie van het onderzoek te verhogen; ! programmaleiders aan te stellen voor de inhoudelijk aansturing van het onderzoek; ! een ondergrens voor onderzoeksinzet vast te stellen om fragmentatie tegen te gaan; ! vernieuwing na te streven in het onderzoekerscorps door eisen te stellen aan de wetenschappelijke attitude; ! een lijst met wetenschappelijke tijdschriften samen te stellen waaraan de faculteit zich conformeert. Conclusie 5: Bouwkunde wil in het onderzoek door het beperken van het aantal thema’s en projecten de kwaliteit en substantie van het onderzoek verhogen, door programmaleiders aan te stellen de inhoudelijk aansturing van het onderzoek versterken, door een ondergrens voor onderzoeksinzet vast te stellen fragmentatie tegen gaan, door eisen te stellen aan de wetenschappelijke attitude vernieuwing nastreven in het onderzoekerscorps.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
42
CONCEPT 3.6. VISIE OP BOUWKUNDE Het domein van de bouwkundig ingenieur kan worden omschreven als de inrichting van de fysieke leefomgeving. Wij richten deze voortdurend in; duurzaam. De bouwkundig ingenieur opereert daarbij in de gehele gebruikscyclus van de gebouwde omgeving. De faculteit is een onderzoekende, ontwerpende, construerende faculteit. Wat de faculteit onderscheidt in de TU Delft is een sterk besef van de maatschappelijk-culturele impact van ons handelen. Iedere interventie is in essentie monumentaal. De ambitie van de faculteit is bouwkundige ingenieurs te vormen met een solide academische basis voor een levenslang leerproces in de praktijk en de academische wereld. In de strategische verkenning in 1999 en 2000 hebben we voor de faculteit drie verschillende toekomst perspectieven ontworpen: 1. ‘De nationale universiteit Bouwkunde’, groot en sterk 2. ‘Nederlands ruimtelaboratorium, innovatief, wendbaar, een netwerkorganisatie; 3. ‘De kritische universiteit’, een wereld zonder de huidige faculteit: schokkend maar louterend. De slotsom van onze visie voor 2001 en verder is ‘Ruimte voor Bouwkunde’: ! ruimte in de nieuwe curriculumopzet voor academische verdieping en technologische aanscherping ! ruimte in ons onderzoeksconcept voor een wetenschappelijke fundering ! ruimte voor maatschappelijke en culturele betrokkenheid ! ruimte voor een creatieve rol in de (inter-)nationale kennisinfrastructuur ! ruimte voor een internationale onderwijs- en onderzoeksoriëntatie ! ruimte voor de mensen in Bouwkunde Our new position will be based on the millennium challenge. Our world has entered a new millennium – a world not only for humans, but a world that also accommodates a broad biodiversity. Our world is subject to great pressure as a result of the manner in which humans make use of the Earth and its surroundings. This encompasses the legitimation, the mission, and the commitment of the Faculty of Architecture of Delft University of Technology – or, to be more precise, the Faculty of Architecture, Urbanism, Building Technology, Real Estate and Project Management. We regard the entire cycle of the use of the physical surroundings in which we live – both built and open sites – as our domain; in other words: a sustainable and also a boundless perspective. Scientific impact: focus. We want to provide research-based education for architects and building engineers. The Faculty of Architecture will double Ph.D. appointments. A certified MSc course we are currently developing in collaboration with the Berlage Institute will encourage highly talented designers to attain a doctorate in design research. We will concentrate our research program in four domains and focus on a smaller amount of dedicated programs. The dedicated programs and, in close contact, the master education programs within four domains, intend to cover the main strategic aspects of design, planning and management of the built environment. Our masterstudents will be -together with our academic staff, our research fellows and our PhD students- the most important players in our fields of research. The programs will be of internationally accepted world standard. The faculty will continue its unique and experimental research project The Architectural Intervention as a validated integrated program named “Design Theory / Research by Design”. The faculty intends to develop more validated integrated programs in close cooperation with departments of the TU Delft. Educational impact: a new curve. Academic education entails the formulation of objectives, the provision of guarantees for their implementation – and renewal. In fact, this renewal is an ongoing process. Some 10 years ago the problembased learning concept was fully implemented throughout our Faculty; a rich concept, which still constitutes a very up-to-date didactic approach. Our experiences with this intensive concept – and the very large influx of students into our Faculty – have revealed that a certain degree of relaxation of the rigid implementation is desirable. At the same time however we also wish to continue to focus on topical issues in our educational structure. For example the EU Ministers’ 'Bologna Declaration' gave cause to our implementation, in the vanguard of the Faculty of Delft University of Technology, of the Bachelors-Masters model. This move is in line with our international ambitions and position, and the Curve project – the Dutch acronym for curriculum renewal – that was begun in 2000 will provide for the implementation of this model. This constitutes nothing less than a comprehensive reorganization of our educational system, which will also implement and guarantee new qualities; planned for September 2002. Network and the people.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
43
CONCEPT The strategy we are drawing up for our Faculty anticipates a network world. Obviously, we too invest in ICT techniques for real-time interactive connections between the world and the historical city of Delft. But we attach equal importance to the institutional networks that structurally embed our Faculty – our students and our academic staff – in our worldwide working environment. 3.6.1
De sprong: het concept.
De faculteit Bouwkunde heeft op grond van de portfolio-opgave en de uitkomsten van de midterm review geconcludeerd dat het louter reduceren of herdefiniëren van onderzoeksthema’s en programma’s niet toereikend is om de faculteit het gewenste research based karakter te verschaffen. In verschillende bijeenkomsten met het managementteam en de hoogleraren van de faculteit ontwikkelde zich het besef dat voor Bouwkunde het moment daar is om een fundamentele stap te zetten in het onderzoeksconcept van de faculteit. Vanuit een nieuw concept, gecombineerd met een nieuwe (portfolio)programmering, kan worden gewerkt aan de realisatie van de ambities van de faculteit ten aanzien van het onderzoek. De interne commissie voor het portfoliotraject heeft de eerste ideeën over dit nieuwe concept uitgewerkt naar het volgende model:
Research based education Urbanism Building Technology
Building Urbanism technology Technology
Real estate & Housing & Real Project mgt. Estate Science
Research lab’s • staff • Ph.D • fellows • post-docs
Research lab’s • staff • Ph.D • fellows • post-docs
Research lab’s • staff • Ph.D • fellows • post-docs
Research lab’s • staff • Ph.D • fellows • post-docs
Research Studio’s • staff • students
Research Studio’s • staff • students
Research Studio’s • staff • students
Research Studio’s • staff • students
Architecture Architecture
VIP
Master of Science
In de ‘research based faculty’ worden de 4 onderzoeksthema’s (kolommen) gekoppeld aan de vier uitstroomprofielen van de Master of Science Bouwkunde. De ‘body of knowledge’ van elk onderzoeksthema’s wordt met name gevormd vanuit een research lab, waarin promovendi en andere stafleden werken aan een beperkt aantal onderzoeksprogramma’s binnen het thema. Elk research lab wordt gecoached door een ‘nestor’: een hoogleraar met een grote aanstelling en een ‘onderzoeksprofiel’. Binnen de Master of Science programma’s worden research studio’s opgericht, waarin studenten afstuderen op onderwerpen die gerelateerd zijn aan de onderzoeksprogrammering binnen het betreffende thema. De onderzoeksthema’s zijn disciplinair van aard, vormen een constante factor binnen het onderzoek van de faculteit en sluiten aan op de huidige clusterindeling van de faculteit. Haaks op deze onderzoeksthema’s staan Validated Integrating Programs (VIP’s). Dit zijn interdisciplinaire programma’s met een beperkte looptijd waarin onderzoekers vanuit verschillende thema’s participeren. De keuze voor vier onderzoeksthema’s met elk een beperkt aantal programma’s bundelt en focust de onderzoeksinspanningen van de faculteit. De koppeling tussen de onderzoeksthema’s (research lab’s) en de uitstroomprofielen in de Masteropleiding (research studio’s) faciliteert een voortdurende kennisstroom
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
44
CONCEPT vanuit onderzoek naar onderwijs. Op deze wijze geeft de faculteit Bouwkunde vorm aan de ‘research based faculty’. De faculteit beschouwt de aansluiting tussen de aanbevelingen van de commissie, waar ook een aantal externe deskundigen deel van uit maken, en het nieuwe onderzoeksconcept als een eerste positieve peerreview ten aanzien van de onderzoeksambities. De faculteit zal met het bovenstaande concept naar schatting 80% van de onderzoeksinspanningen in thema’s en programma’s concentreren en circa 15% in VIP’s. Er wordt bewust een ruimte van circa 5% gecreëerd voor uniek en kwalitatief hoogstaand onderzoek dat niet direct aansluiting vindt bij programma’s en waardevol genoeg wordt geacht om te handhaven. De VIPS zijn bij uitstek geschikt om te enten op TU Delft DIOC’s e.a. programs. Zij hebben een gedefinieerde (kortere) looptijd. Het oogmerk is dat de kennisontwikkelingsimpuls ingebed wordt in de kennisclusters. Steeds ruimte voor vernieuwing dus. Voor de individuele wetenschapper betekent dit concept dat er buiten het programmatische onderzoek en enkele unieke projecten alleen plaats is voor onderwijs, onderwijsgebonden onderzoek en zelfstudie. De faculteit onderkent daarbij het recht van de U(H)D op een onderzoekstaak, maar zal dit recht steeds koppelen aan de individuele verplichtingen aan het organisatiebelang en aan de wetenschappelijke integriteit in het algemeen. Conclusion 6: We value our Faculty, the students, and the staff. We are proud of our position in a stimulating network of colleagues throughout the world. That is what we believe. But our surroundings would like to see some evidence; what we would call our scientific, educational, and societal impact. Wij willen de indicatoren voor impact uitwerken in samenwerking met onze peercolleagues. Wij trekken onze conclusies uit deze signalen en impulsen van de maatschappelijke en wetenschappelijke omgeving en uit onze eigen zelfstudie. De faculteit wil met het concept van de research based education een grote sprong maken.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
45
CONCEPT 3.7. Portfoliokeuze 3.7.1.
Proces en programmakeuzes
De interne commissie voor het portfoliotraject heeft de sterkte-zwakte analyse rond de huidige onderzoeksactiviteiten afgerond met het toekennen van een zeer globaal oordeel aan elk huidig onderzoeksproject op basis van onderzoeksvisitaties en de midterm review. Een voorbeeld van deze analyse treft u aan in de bijlagen. Vervolgens is een lijst met criteria opgesteld om richting te geven aan de keuze van bestaande en nieuwe programma’s binnen het nieuwe onderzoeksconcept. Het betreft geen uitsluitende lijst van criteria, maar een verzameling die als handvat dient bij de discussie over onderzoekskeuzes: ! Aansluiting bij interne en externe verkenningen / gerichtheid op maatschappelijk relevante issues; ! Evaluaties uit onderzoeksvisitaties en de midterm review; ! Erkende evergreens; ! Bewezen bijdrage aan impact BOUWKUNDE / TU Delft ! Bijdrage aan kernidentiteit BOUWKUNDE (domein / missie / competenties / Research by Design). Reflecterend op ontwerpprocessen; ! Promotie record; ! Kans op vruchtbare samenwerking; e e ! Financierbaarheid (2 en 3 geldstroom); ! Haalbaarheid; ! Kritieke massa; ! Onderscheidend vermogen t.o.v. andere wetenschappen (gedragswetenschappen, planologie, civiele techniek, etc). Aan de hand van deze criteria heeft de commissie voorstellen voor een nieuwe programmering ontwikkeld. In dit voorstel zijn zowel huidige als nieuwe programma’s overwogen. . Het voorstel is voorgelegd aan de hoogleraren en UHD’s van de faculteit tijdens de strategieconferentie van 11 mei jongstleden. In de conferentie is consensus vastgesteld over de hoofdopzet van de programmering van het onderzoek van de faculteit zoals weergegeven in onderstaande tabel. Een toelichting per programma treft u aan in het katern ‘Portfoliokeuze’. De commissie heeft tevens een voorstel neergelegd voor de koppeling van de huidige projecten aan de nieuwe programma’s. Deze koppeling was eveneens onderwerp van gesprek tijdens de strategieconferentie. Op grond van de sterkte-zwakte analyse van projecten heeft een eerste reductie in de huidige projecten gestalte gekregen. De definitieve kritische invulling van onderzoeksprojecten in de nieuwe programma’s vindt de komende maanden plaats.
Focus op kansrijke onderzoekprogramma’s ARCHITECTURE
BUILDING TECHNOLOGY
Architectuur van de Hollandse Stad
BLOB
Restoration Cultural Heritage
ZAPPI
Architectuur van de (Massa)woningbouw
Retrofitting
Design Knowledge Systems & Digital Architecture
Environments
URBANISM
REAL ESTATE & PROJECT MANAGEMENT
Techniek van het Stedebouwkundig Ontwerpen
Real Estate Management
Delta Design
Housing Studies
Stedelijke Transformaties
Project Management
Management Fundamentals
Concept en Materialisering Modernity & Tradition
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
46
CONCEPT 3.7.1
Crossdisciplinaire programma’s : VIP’s
De vernieuwing van het onderzoek zal voor de faculteit zowel betrekking hebben op het onderzoek in de afdelingen, die disciplinair en constant van aard zijn, als op het brede (inter-)facultaire onderzoek in Validated Integrating Programs. (VIP’s). In deze interdisciplinaire programma’s participeren onderzoekers vanuit verschillende thema’s. De VIP’s hebben een korte looptijd en een concreet karakter. The faculty will continue its unique and experimental research project the Architectural Intervention as a validated integrated program named “Design Theory / Research by Design”. VIP’s zijn bij uitstek programma’s waarmee de samenhang en –werking met collega-faculteiten vorm krijgen, bijvoorbeeld in DIOC’s. In de keuze van VIP’s wordt aansluiting gevonden bij TU-brede onderzoeksthema’s en bij de unieke kracht van de faculteit. Deze selectie is daarbij gebaseerd op een eerdere Bouwkunderapportage van de commissie “Cross disciplinair onderzoek” en de onderzoeksconferentie van 11 mei: ! Transformations: the sustainable city of the new economy ! Design computation and multimedia ! Design theory / research by design: the Architectural Intervention “continued” De VIP’s worden volgend op de themaprogramma’s uitgewerkt in de tweede helft van 2001. 3.7.2
Ruimte voor vernieuwing
De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmering fundamenteel. Een sprong van 5 afstudeerrichtingen naar 4 research bases masterprofielen, van 16 naar 4 hoofdthema’s en van een veelheid van programma’s (74) tot circa 16 dedicated programs met dedicated onderzoekers. De programma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuwe projecten. Dit is een noodzakelijke basis voor continuïteit naast vernieuwing. De huidige afstudeerrichting Volkshuisvesting en Stadsvernieuwing zal in de toekomst integreren in het thema Stedebouw en in het thema Real Estate and Projectmanagement. Veel van de huidige onderzoek profielen zijn beëindigd of zullen worden beëindigd bij het in werking treden van de nieuwe onderzoeksprogramma’s. Eerst 25% beperking te introduceren als leverage voor innovatie is voor de faculteit nu minder opportuun en in ieder geval ruimschoots voorzien in de vergaande herstructureringsvoorstellen. Conclusie 6: De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmering fundamenteel. De programma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuwe projecten. Ruimschoots is voorzien dat veel van de huidige onderzoek profielen zijn beëindigd of zullen worden beëindigd bij het in werking treden van de nieuwe onderzoeksprogramma’s.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
47
CONCEPT 3.8
De Netwerk faculteit: samenwerking
3.8.1
Een wereld aan relaties
Het domein van de faculteit – de fysieke (on)gebouwde leefomgeving – kent zowel wetenschappelijk als maatschappelijk cultureel – een grote dynamiek. Er zijn stakeholders en aktoren en “gebruikers”. Omgevingsbeleid, Architectuurbeleid, Wonen staan wereldwijd in continue actuele maatschappelijke schijnwerpers en belangstelling. Zoals mag blijken uit de volgende voorbeelden. “Jerusalem; the divided city”, joint program of the faculty of Architecture, the Palestinian International Peace and Cooperation Centre (IPCC), the Jerusalem Institute for Israel Studies (JIIS) en Cicat (centrum voor ontwikkelingssamenwerking TUD). A conference held at the faculty of architecture to contribute to peace building in Jerusalem. Sustainable Building, Multiple Use of Space, Network City, Delta metropolis, and Office Innovation. A program in collaboration with the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment. The Gaudi conference organized by our Faculty, held for the first time outside Spain, the country of birth of Gaudi. The Indesem tradition, the International Design Seminar for students, which this year included a fully-booked lecture delivered by the Pritzker Prize winner, Rem Koolhaas. Traditioneel zijn contacten en samenwerkingsrelaties in een wetenschappelijke wereld hoofdzakelijk op individuele basis, persoonsgebonden. Het beleid is dat uitgaande van deze primaire, inhoudelijke relaties op facultair niveau een kader wordt aangereikt dat richting geeft, optimaliseert, faciliteert en kwaliteit waarborgt. Zo zijn er buiten Nederland samenwerkingsrelaties met ruim zeventig universiteiten/faculteiten voor Architecture/Urbanism/Building Technology en Real Estate & Project Management. Het beleid zal ook hier zijn: focussen op onze league-spelers en ontsplinteren van inzet. In Nederland richt de netwerkaandacht zich op ons playing field: collega-universiteiten, met name de Delta universities Rotterdam en Leiden, HBO-instellingen en beroepsorganisaties. Immers de research based universiteit moet excellent en passend onderwijs als resultante hebben. De wetenschappelijke en maatschappelijke relevante voor ons onderzoek en onderwijs vinden hun voeding grotendeels uit de beleidsdepartementen en –instituten. Het facultair beleid heeft hier geresulteerd in convenanten met onder anderen VROM en het Nai. De meest gerichte constructieve samenwerking op het gebied van onderzoeksontwikkeling is in het afgelopen jaar (opnieuw) georganiseerd met onze collega faculteit Bouwkunde TUE en het Berlage Instituut . 3.8.2
Het “concern” TU Delft.
In het portfolio selectieproces is een vitale keuzelijn : zelfdoen, samendoen, ‘inkopen’. Onze kerncompetentie – de onderscheidende vaardigheid van onze WP-ers en ingenieurs – is ontwerpend onderzoeken. Deze wordt uiteindelijk gevoed vanuit basiswetenschappen, maar cruciaal is steeds de vertaalslag die van daaruit gemaakt wordt naar ons domein. In dit speelveld moeten wij – afhankelijk van de passende beschikbaarheid van hoogwaardige collegafaculteiten / universiteiten de keuze markeren. Ons domein wordt op dit moment gevormd door het geïntegreerd ontwerpen en door de wetenschapsgebieden toegepast op het ontwerpen. De aandacht voor de ‘vertaalslag’ en de keuze voor samenwerking versus zelf doen concentreert zich op de wetenschapsgebieden toegepast op de Bouwkunde. Vanuit de visie dat de TU Delft een onderzoeks- en onderwijsportfolio met meerwaarde beoogt te representeren is er een preferred orientation op TU Delft collega-faculteiten. In de Groepsraad van de TUD is het volgende onderscheid gemaakt in samenwerkingsrelaties. A. individueel niveau: per wetenschapper gericht op directe met voornamelijk enkelvoudige contacten of projecten met een korte duur. B. Op programmatisch niveau: een combinatie van disciplines / faculteiten in een stelstel van samenhangende projecten met een middellange programmeringtermijn. De DIOC’s zijn een evident voorbeeld. C. Wetenschapsgebieden (met onderwijsimpact) die kruislingsvoedend kunnen zijn voor meerdere TU faculteiten. Het belang kan van lange duur, ca. 25 jaar, zijn.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
48
CONCEPT De TU Delft wil in deze portfoliobesluitvorming speciale aandacht geven aan de categorie C die structureler van aard is. De adhoc Commissie de Wilde heeft deze tot haar opdrachtgebied. Als handreiking vanuit Bouwkunde ten behoeve van het werk van de commissie dient de onderstaande eerste indicatie. A rchitecture
CITG
O CP
U rbanism
A ardobservatie
Building Technology
RealEstate & Project M anagem ent
M echanica/constructie
O ntw erpm ethoden en technieken
L& R
TBM
TN W
ITS
Proces- en besliskunde
Fysica en m ateriaalkunde “A rchitectuur” van kennissystem en D igitalisering, w iskunde
OTB
Naast de mogelijke samenwerkingsrelaties met de faculteiten, verdient het onderzoeksinstituut OTB in het bijzonder aandacht. Bouwkunde is de penvoerende faculteit ten aanzien van het OTB. De commissie’s “In ’t Veld” en “Verruyt” hebben reeds aangedrongen op een intensivering van de samenwerking tussen het OTB en de faculteit Bouwkunde. In deze intensivering is een eerste stap gezet door het plaatsnemen van de directeur van het OTB in het managementteam van de faculteit. Verder samenwerking zal met name vorm krijgen door een sterke(re) koppeling tussen het onderzoek van het OTB en het Bouwkunde-thema Real Estate & Project Management. De eerste ideeën over de invulling van deze koppeling zijn al ingepast in deze rapportage. Conclusie 7: Het Netwerkperspectief wordt door de faculteit ingevuld als de beste koers voor een krachtige wetenschappelijke positie. Voor de definitieve portfolio strategie zullen de samenwerkingsopties binnen en buiten de TU Delft grondig geanalyseerd en uitgewerkt moeten worden.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
49
CONCEPT 3.9
Strategie en actie
De strategie paart doelen aan tijd en middelen: het ontwikkelingstraject. De visie is richtinggevend. De faculteit hanteert geen gefixeerde eind uitkomsten of blauwdrukken, maar benadert strategievorming als een proces. Immers omgevingssignalen en randvoorwaarden veranderen continu en vragen om respons en bijsturing. De drijvende kracht is de urgentie die geldt voor de faculteit: ontwikkelen is vitaal, een aantal verbeteringen is noodzakelijk. De doelen van de faculteit in de ontwikkeling van de onderzoeksportfolio blijken uit de voorgaande hoofdstukken: - De visie op de research-based master ordening van de faculteit. - Een sturingsconcept dat de koers waarborgt. - Een ordening van thema’s en programma’s en VIP’s - De hoofd portfoliokeuzen op thema; een programma met onderliggend projectniveau; focussen, bundelen en ontsplinteren. - De optimale inzet van bestaande en nieuwe competenties in de wetenschappelijke staf. - Kritische reflectie op wetenschappelijke en maatschappelijke impact. The notion of space includes the element of time. In onze visie op resultaat is succes een resultante van kwaliteit en draagvlak. Dit laatste is in een academische context onontbeerlijk. De werking van deze benadering blijkt uit het feit dat voor de zomer van 2001 de basisfilosofie van de research-based masters en onderzoeksnesten al geïmplementeerd is. Gelijktijdig maakt de faculteit in dit nieuwe millennium een noodzakelijke sprong vooruit vanuit de e geschiedenis en opdracht van de 20 eeuw. Onverlet de goede reputatie vraagt dit voor een sterkere onderzoeksfocus een aanzienlijke inspanning. Dit betekent dat de effecten van de koersoverlegging in stappen zichtbaar zullen worden; een aantal op een termijn van 2 tot 5 jaar. Maar voor de beoogde onderzoeksontwikkeling geldt een niet ongebruikelijke scope van 10 tot 15 jaar.
3.9.1
Investeringscomponenten
Op dit moment realiseert de faculteit Bouwkunde circa 10 miljoen aan onderzoeksinkomsten met een inspanning van 80 fte. De inspanning die ten aanzien van het onderwijs wordt geleverd, is viermaal zo groot. De nieuwe onderzoeksportfolio leidt een verschuiving in van een education driven faculty naar een research based faculty. Naast bundeling en focussing van het onderzoek wil de faculteit deze verschuiving ook zichtbaar maken in de inspanningsverhouding tussen onderwijs en onderzoek. Daarom zal de onderzoeksinspanning in de komende jaren worden vergroot tot tenminste 120 fte. De bundeling, focussing en kritische reflectie op de huidige versnipperde onderzoeksinspanningen en daarnaast de uitbreiding van de onderzoeksinspanningen met ruim 40 fte kunnen zonder aanzienlijke kosten en investeringen niet worden gerealiseerd. De faculteit heeft de volgende financieringscomponenten geïdentificeerd # Ontwikkeltijd voor nieuwe onderzoeksprogramma’s Nieuwe onderzoeksprogramma’s worden in een periode van 4 á 5 jaar tot volle bloei gebracht. Promovendi en andere onderzoekers die voor de nieuwe programma’s worden aangetrokken, komen pas na enige tijd tot eerste resultaten. Dit betekent dat in de eerste jaren rekening moet worden gehouden met verliesgevende onderzoeksprogramma’s, behoudens enkele onderzoeksprogramma’s die externe financiering ontvangen. # Opbouw van nieuwe kennis en vaardigheden op het gebied van onderzoek Voor het opbouwen van een ‘body of knowledge’ voor de onderzoeksprogramma’s zullen betrokken onderzoekers nieuwe kennis genereren. Voor het realiseren van het ambitieniveau van de nieuwe programma’s in termen van scientific impact zullen onderzoekers met nieuwe vaardigheden worden toegerust. # Financieringstekort niet-programmatisch onderzoek Niet alle onderzoekers zullen een plek (kunnen) vinden in de nieuwe programma’s. Aangezien de huidige outputfinanciering naar verwachting ten dele wordt omgezet in programmafinanciering, zal onderzoek buiten de programma’s niet zonder meer kostendekkend zijn. De faculteit zal niet-
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
50
CONCEPT
#
#
#
#
programmatisch onderzoek van hoge, unieke kwaliteit blijven financieren. Overig nietprogrammatisch onderzoek zal afhankelijk zijn van externe financiering. De faculteit heeft hierin relatief weinig traditie. Versneld aantrekken van nieuwe promovendi en nieuwe onderzoekers In het beleidsplan 2001-2004 is aangegeven dat de faculteit het aantal promovendi in vijf jaar tijd wil verdubbelen tot 40. Voor het tot ontwikkeling brengen van nieuwe programma’s is het van belang om de bijbehorende research lab’s, waarin promovendi en andere onderzoekers het werk verrichten, snel vorm te geven. Hiertoe moet het aantrekken van een nieuwe generatie onderzoekers worden versneld. Borging begeleiding research labs door hoogleraren Elk research lab zal worden gecoached door een hoogleraar met een sterk onderzoeksprofiel (de ‘nestor’.) Daarnaast moet elk programma worden voorzien van voldoende onderzoeksbegeleiding door hoogleraren. De faculteit heeft de vier nestoren reeds in huis, maar wil per onderzoeksthema 1,5 á 2 fte aan hoogleraren met een sterk onderzoeksprofiel en aanstellingsomvang beschikbaar hebben. Facilitaire voorzieningen voor research labs Het inrichten van de research labs en het faciliteren van de daarvoor aan te trekken onderzoekshoogleraren en overige wetenschappelijke stafleden, zullen de nodige materiële lasten met zich mee brengen. Personeelsbeleid rond een vernieuwd primair proces. De implementatie van zowel een nieuwe onderzoeksportfolio als een nieuw curriculum zal leiden tot nieuwe competentieprofielen voor de wetenschappelijke staf. De huidige stafleden zullen aan dit nieuwe profiel worden geijkt en op individueel niveau zullen ontwikkelingstrajecten nodig zijn. Deze trajecten leiden tot een verhoogde opleidingsvraag of mogelijk tot uitstroomkosten, alsmede tot een tijdelijk verminderde onderzoeks- en onderwijscapaciteit.
De uitgangspunten vereisen onderzoek en specificatie per thema en per programma. Globaal zijn de uitgangspunten: ! Aantrekken 6 tot 8 onderzoekshoogleraren ! Aantrekken 20 extra promovendi ! Aantrekken 16 post docs/toegevoegd onderzoekers ! Impuls onderzoeksgerichte competentie huidige staf ! Onderzoek based personeelsbeleid ! Materiële lasten (research laboratoria)
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
51
CONCEPT
3.9.2
Indicatie benodigde middelen
De faculteit schat de omvang van eenmalige en structurele kosten- en investeringsposten op een bedrag van ruim 28 miljoen in 5 jaar. Dit bedrag is indicatief als volgt opgebouwd. Eenmalige kosten in KFL schaalvergroting/concentratie: Jaar 2001 2002 10 Competentie impuls 195 195 11 Afbouw capaciteit 1160 770 12 Uitstroombeleid Pm pm Totaal eenmalige kosten 1355 965
2003 195 480 pm 675
2004 290 pm 290
pm -
Totaal 585 2700 pm 3285
Structurele kosten in KFL schaalvergroting/concentratie: Jaar 2001 2002 13 Onderzoekshoogleraren 500 14 Promovendi Pm 400 15 Jonge onderzoekers 880 1760 16 Training, vorming en opleiding 375 425 17 Materiële lasten Pm 500 Totaal structurele kosten 1255 3585
2003 1000 800 1760 475 1000 5035
2004 1500 1200 1760 525 1500 6485
2005 1500 1600 1760 575 2000 7535
Totaal 4500 4000 7920 2375 5000 23795
2005
De faculteit verwacht dat na deze initiële investering de structurele inkomsten van onderzoek snel zullen toenemen. In 2005 zal circa 4 miljoen worden gerealiseerd. Structurele opbrengsten in KFL schaalvergroting/concentratie: Jaar 2001 2002 18 Onderzoekshoogleraren pm 19 Promovendi 20 Jonge onderzoekers Pm 880 Totaal structurele opbrengsten 880
2003 500 100 1760 2360
2004 1000 300 1760 3060
2005 1500 600 1760 3860
Totaal 3000 1000 6160 10160
De incidentele investering (kosten – opbrengsten) rond de implementatie van de nieuwe onderzoeksportfolio bedraagt gedurende vijf jaar gemiddeld 3,3 miljoen, met een top van circa 3,7 miljoen in het vierde jaar. In totaal gaat het om een bedrag van circa 17 miljoen in vijf jaar, exclusief de kosten van een eventueel uitstroombeleid. Incidentele investering in KFL schaalvergroting/concentratie (kosten – opbrengsten): Jaar 2001 2002 2003 2004 Eenmalige kosten 1355 965 675 290 Structurele kosten 1255 3585 5035 6485 Structurele opbrengsten -880 -2360 -3060 Benodigde extra middelen 2610 3670 3350 3715
2005 7535 -3860 3675
Totaal 3285 23795 -10160 16920
10
Ca 15 fte wordt gespreid over drie jaar eenmalig gedurende drie maanden bijgeschoold voor nieuwe programma’s (GPL: 155 kfl.) Ca 15 fte wordt gerealloceerd naar onderwijs, onderwijsgebonden- en derde geldstroom onderzoek. Tijdelijke inproductiviteit wordt geschat op 50%, af te bouwen tot 0% in 5 jaar (GPL: 155 kfl.) 12 De kosten die samenhangen met op uitstroom gericht personeelsbeleid zijn hier pm, maar kunnen oplopen tot een substantieel bedrag. 13 Per thema wordt binnen twee jaar 1,5 fte research HL aangetrokken (GPL 250 kfl.) 14 Per thema wordt binnen vier jaar 5 fte extra promotiecapaciteit aangetrokken (GPL 80 kfl.) 15 Per programma wordt binnen een jaar 1 fte post doc/toegevoegd onderzoeker aangetrokken (GPL 110 kfl.) 16 Een deel (3%) van de loonsom wordt gereserveerd voor permanente researchgerichte opleiding van de wetenschappelijke staf (GPL 155 kfl.) 17 De investeringen materiele voorzieningen voor de research laboratoria berusten op voorzichtige schattingen (in drie jaar af te schrijven.) 18 Onderzoekshoogleraren verdienen zichzelf terug in het eerste volle jaar na aanstelling. 19 Promovendi verdienen zichzelf terug beperkt terug in de vier jarige aanstellingsperiode (25%, 50%, 75% en 100%). 20 Jonge onderzoekers verdienen zichzelf terug in het eerste volle jaar na aanstelling. 11
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
52
CONCEPT De faculteit zal een deel van de incidentele investering kunnen financieren. Hiertoe worden naijlende inkomsten uit in het verleden geleverde prestaties gereserveerd, alsmede nog beschikbare vacatureruimte. De faculteit rekent verder op een impuls van het College van Bestuur voor het resterende deel, zoals het College eerder ook andere faculteiten financieel heeft ondersteund in soortgelijke situaties. De onderzoeksproductiviteit van de faculteit groeit vanaf 1998 door al eerdere doorgevoerde efficiëntie bevorderende maatregelen meer dan gemiddeld. Deze productiviteit is echter nog niet voldoende om de kosten van onderzoek volledig te dekken. Verhoogd rendement van promovendi en een hogere gemiddelde output van het wp zijn noodzakelijk voor een blijvend gezonde financiële basis onder het onderzoek (dubbelslag: het betere beter doen.) Na 2006 zullen de onderzoekskosten structureel worden gedekt door onderzoeksoutput en programmafinanciering. 3.9.3
Het actieplan
Het versnelde strategieproces heeft de sense of urgency en actie teweeggebracht. De faculteit is al begonnen. Gelijktijdig waren eerder belangrijke trajecten opgestart; waaronder met name het curriculumsvernieuwingsproject CURVE dat de invoering van het Bachelor/Master stelsel, semesterindeling én – wetenschappelijke – kwaliteitsverbeteringen invoert per september 2002. De onderzoeks- en onderwijstrajecten komen hier samen en worden gematched. Dit betekent ook prioritering en dosering van activiteiten. In dit licht ziet het implementatieplan voor de komende jaren er op hoofdlijnen als volgt uit. 2001: ! implementatie concept + nestoren ! conclusies samenwerking ! concretisering selected programms/bemensing ! facultaire consensus + medezeggenschap ! haalbaarheids- en financiële analyse 2002: ! Jaar van CURVE ! Personeels- en organisatieontwikkeling ! oprichting Wetenschappelijke Advisory Board ! uitwerken benchmark league ! start programma’s 2003 ! peer review + tussenbalans (doen we de goede dingen; doen we ze goed)
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
53
CONCEPT Slot
Space, time … architecture.
In het TU Delft onderzoeksportfolio proces is de faculteit Bouwkunde uitgedaagd. Zijn onderkent het belang. Zij heeft daarom haar uitdagende visie en hoofdkeuzen nu gepresenteerd. Auteurs zijn de Bouwkunde commissie en de decaan gevoed vanuit onze omgeving en facultaire conferenties. Met name de externe peer review achten wij van groot belang als test en verrijking op onze visie. De kritische succesfactoren voor een succesvol verloop zijn vervolgens: ! Een consistent beeld en besluiten over de samenwerkingsmatrix van de faculteiten in de TU Delft. ! De verankering van de visie in de faculteit via de officiële advisering van de gremia, uitwerking en implementatie. ! Een middelenstrategie ondersteund door het CvB. ! Space and time. We are confident with our vision. We claim a place within de TU Delft-portfolio based on added value to the design reputation of theTU Delft. Space and time will bring the faculty to it’s intended architecture. Een uitwerking van tot een gedetailleerd investeringsplan is noodzakelijk en vindt in een volgende fase plaats. De faculteit nodigt het College van Bestuur uit om gezamenlijk de financiering van de gewenste vernieuwingsimpuls te bepalen. We will provide the architecture.
PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01
54