Eindrapport
Herijking Stedelijke Investeringsopgave 2005-2014
Frank Wassenberg Annemarie Ruijsbroek
Eindrapport Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van: G27
Auteurs: Frank Wassenberg Annemarie Ruijsbroek
1 november 2006 Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Tel. (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 E-mail
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl © Copyright 2006: Onderzoeksinstituut OTB, TU Delft Overname van (gedeelten van) dit rapport is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Samenvatting
5
1.
Inleiding 1.1 Doel 1.2 Werkwijze 1.3 Opbouw rapport
7 7 8 9
2.
Over de eerdere Stedelijke Investeringsopgaven 2.1 SIO-1 en SIO-2 2.2 Opbouw van de stedelijke investeringsopgave SIO-2 2.3 De prestatievelden uit ISV
11 11 12 15
3.
Realisatie periode 2000-2004 3.1 De koppeling 3.2 Realisatie van de investeringsopgave SIO-2 op basis van ISV 3.3 Restant van de stedelijke investeringsopgave 2000-2004
17 17 19 24
4.
Herijking opgave 2000-2004 (voortgang van niet besteed deel)
27
5.
Herijking opgave 2005-2014
31
6.
Nieuwe inzichten en claims 2005-2014 6.1 Groslijst met 11 mogelijk nieuwe thema’s 6.2 Conclusie nieuwe claims
39 39 44
7.
Conclusie Herijking Stedelijke Investeringsopgave 2005-2014 7.1 De Herijking samengevat 7.2 Kostendragers
45 45 49
Referenties Bijlage A
53 Uitwerking stedelijke en regionale investeringscategorieën
Foto 5.1: Gemeente ‘s-Hertogenbosch respectievelijk gemeente Arnhem Foto 6.2: J. Gravesteijn Overige foto’s: auteurs en OTB-fotoarchief
55
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
2
Voorwoord De Nederlandse steden staan voor een voortdurende investeringsopgave om hun gebied aan de dynamiek van de hedendaagse samenleving aan te passen. Stedelijke ontwikkeling is nodig om de fysieke, sociale en economische problemen die spelen aan te pakken, maar ook om de kansen die er liggen te grijpen. Vitale en levendige steden fungeren op tal van terreinen als de motoren van het land, waar eigenaren, bewoners, gebruikers en bezoekers gebruik van maken. Stedelijke ontwikkeling betekent het investeren in nieuwe functies en activiteiten, maar ook het vernieuwen van al bestaande als dat nodig blijkt. Het is een continu proces. De totale stedelijke investeringsopgave is te berekenen. Dat is in dit rapport gebeurd. Dit voorliggende rapport is een actualisatie van een uitvoerige berekening uit 2002 en richt zich op de nu al lopende periode 2005-2014 in de 30 (sinds dit jaar 31) steden van het Grotestedenbeleid. De steden beschouwen de stedelijke investeringsopgave vanuit drie invalshoeken: fysiek, sociaal en economisch. In dit rapport staat de fysieke investeringsopgave centraal. Het gaat over woningen in oude wijken, maar ook over een verouderde woonomgeving, over ontbrekende sociale en economische voorzieningen, over groen en cultuur in de stad, over tekort schietende bereikbaarheid en infrastructuur. Het gaat om fysieke investeringen, vanuit de steden zelf geredeneerd. In totaal hebben de steden ambities om in tien jaar tijd 126 miljard euro te investeren. Dit bedrag moet in de juiste context worden gezien. Het gaat niet alleen om overheidsgelden, maar om investeringen van alle partijen samen: rijk, gemeenten, woningcorporaties, projectontwikkelaars, beleggers en particulieren. De stedelijke investeringsopgave is daarbij breder dan alleen stedelijke vernieuwing. Het gaat om meer investeringen dan enkel die op het terrein van het ministerie van VROM. Het gaat daarnaast niet alleen om kosten, maar ook om investeringen waar opbrengsten tegenover staan. Het onderzoek is uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft in opdracht van de middelgrote steden, verenigd in de G27. Het werd begeleid door een ambtelijke commissie, waarin deelnamen: G. Asselman (Lelystad, voorzitter), K. Raas (Arnhem), B. Scholte Lubberink (Enschede), H. van Oerle (’s-Hertogenbosch), N. van Zanten (Haarlem), E. Keuskamp (Dordrecht), P. Rhebergen (Zwolle), V. Buitenhuis (VNG) en D. Holt (Ecorys). Het rapport is van commentaar voorzien door H. Priemus, die ook bij de twee eerdere stedelijke investeringsopgaven was betrokken. Levendige en vitale steden vergen voortdurend investeringen. Investeringen kosten geld, maar leveren ook tal van baten op, zowel directe als indirecte, en zowel op de korte als de lange termijn. De steden willen investeren in vitaliteit, vernieuwing en dynamiek, en zoeken daartoe partners, waaronder het rijk. Over één onderdeel van de stedelijke investeringsopgave staat een hoopvolle zin in de Troonrede uit september j.l.: “De stedelijke vernieuwing begint vruchten af te werpen”. Het investeringsproces in de steden is op gang gekomen, het is nu zaak om op deze ingeslagen weg door te gaan. Dit rapport brengt deze investeringsambities in beeld.
Frank Wassenberg Annemarie Ruijsbroek Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
3
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
4
Samenvatting
De dynamiek van de samenleving gaat niet aan de Nederlandse steden voorbij - een dynamiek met grote problemen én dito kansen. Stedelijke vernieuwing is een continu proces om een gebied dynamisch en vitaal te houden. Daar horen uiteraard ook de nodige investeringen bij. De komende tien jaar zal € 126 miljard aan investeringen nodig zijn in fysieke stedelijke projecten. Hierbij gaat het om alle fysieke investeringen van zowel gemeente, rijk, woningcorporaties en marktpartijen. In opdracht van de middelgrote steden in Nederland, verenigd in de G27, heeft het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft de totale stedelijke investeringsopgave van de G-31 geanalyseerd. Het rapport is een actualisatie van een uitvoerige berekening uit 2002 en koppelt eigen behoefteramingen van de steden aan landelijke ramingen en uitgangspunten. Hierin is een integrale opgave geraamd van alle fysieke investeringen die de steden zelf verwachten (anders dan in andere berekeningen waarin de bijdrage van een bepaald ministerie, een doorrekening met algemene statistische parameters of de kosten voor het opknappen van achterstandwijken centraal staan). De geraamde investeringsbehoefte is te onderscheiden in bijna € 66 miljard voor de huidige periode 2005-2009 en ruim € 60 miljard voor de periode 2010-2014. Deze bedragen zijn breder dan alleen investeringen voor stedelijke vernieuwing volgens het ISV-budget. Het gaat om alle investeringen in woningen, buurten, groen, infrastructuur, cultuur, zorg en andere sociaalculturele voorzieningen. Het merendeel van de investeringen is afkomstig van marktpartijen, waaronder corporaties. De investeringen gaan gepaard met hoge kosten, maar er zijn ook hoge opbrengsten, met name door de verkoop van woningen. Dit rapport is de herijking van de stedelijke investeringsopgave uit 2002. Alle stedelijke investeringen zijn in twintig categorieën ingedeeld, per categorie is gekeken wat de afgelopen periode 2000-2004 is gerealiseerd, wat doorgeschoven en wat vervallen is. Vervolgens zijn de ramingen voor de periode 2005-2014 geactualiseerd en is gekeken naar nieuwe thema’s ten opzichte van vier jaar geleden. Nieuwe opgaven liggen met name op het gebied van luchtkwaliteit. Deze konden echter niet worden gekwantificeerd en zijn als p.m.- post opgenomen. Na de herijking komt de stedelijke investeringsopgave uit op € 126 miljard voor de periode 2005-2014. Hiervan zou € 48 miljard voor rekening van het rijk moeten komen; dat is € 4,8 miljard per jaar. Doordat de stedelijke investeringsopgave het hele scala van vernieuwing omvat, is dit bedrag hoger dan bijvoorbeeld het huidige ISV-budget. Met name de kosten voor infrastructuur moeten voor een groot deel van het rijk komen, maar het gaat evenzeer om kosten voor groen, cultuur, zorg, luchtkwaliteit en meervoudig ruimtegebruik. Voor de thema’s die met stedelijke vernieuwing te maken hebben, bedraagt de rijksbijdrage € 2,7 miljard per jaar. Een ambitieuze investeringsopgave, die uiteindelijk moet leiden tot krachtige en vitale steden.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
5
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
6
Hoofdstuk 1
Inleiding
In 1998 en 2002 heeft het Onderzoeksinstituut OTB voor de grote en middelgrote steden geraamd welke investeringen in de fysieke omgeving in het verschiet lagen. Deze exercities waren gebaseerd op omvangrijk en arbeidsintensief onderzoek en mondden uit in twee lijvige boekwerken: de “Stedelijke InvesteringsOpgave” 1 resp. 2 (in het jargon al gauw aangehaald als ‘SIO-1’, 1999-2010; respectievelijk ‘SIO-2’, 2003-2014) 1 . Het eerste investeringsonderzoek uit 1998 (SIO-1) verscheen aan de vooravond van een nieuwe kabinetsperiode (Paars-2) en speelde mee in de besluitvorming over investeringen ter versterking van de ruimtelijk-economische structuur van ons land, en de steden in het bijzonder. In die tijd liep de eerste, nog richtingzoekende, periode van het Grotestedenbeleid ten einde en werd er gewerkt aan het opzetten van een investeringsbudget voor stedelijke vernieuwing (ISV-1 zou ingaan per 1-1-2000). Het tweede onderzoek verscheen ook aan de vooravond van een nieuw kabinet, maar kreeg minder aandacht. Het politiek gesternte was in juni 2002 niet gunstig. Pim Fortuyn was kort daarvoor vermoord, de nieuwe partij LPF rees tot grote hoogte en maakte al gauw deel uit van het nieuwe kabinet Balkenende-1, de effecten van de aanslag in New York ijlden nog na, en de media richtten hun aandacht op de nieuwe politieke verwikkelingen in plaats van de fysieke stedelijke investeringsopgave. Dit is jammer, omdat het onderzoek een gedegen onderbouwing geeft van benodigde investeringen. 1.1 Doel Het doel van dit onderzoek is de herijking van de stedelijke investeringsopgave 2000-2014 en het opnieuw op de agenda zetten van de stedelijke investeringsbehoefte. Binnen deze periode richten we ons met name op de tijdsperiode 2005-2014. Het doel is ook politiek. In november 2006 zijn landelijke verkiezingen en er wordt in het komende jaar beslist over de verdeling van toekomstige rijksmiddelen (en aardgasbaten, FES (Fonds Economische Structuurversterking). Investeringen in steden zijn volgens velen weliswaar hard nodig, maar moeten het opnemen tegen tal van andere claims van andere departementen. Aandacht voor de positie van de steden is er wel degelijk. De steden bieden volop kansen om nationale doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, economie en maatschappij te realiseren, aldus de Ontwikkelingsvisie Fysieke Pijler van de G27. Ook vanuit wetenschappelijk oogpunt is er aandacht voor de steden. Eind vorig jaar ondertekenden een serie instituties – waaronder de G27 - een FES-aanvraag voor NICIS (Netherlands Institute for City Innovation Studies), een kennisorganisatie om ontwikkelingen in steden met wetenschappelijke kennis te voeden.
1
SIO-1: Priemus, H., R.C. Kloosterman, B.W. Lambregts, H.M. Kruythoff en J. den Draak, 1998, De Stedelijke Investeringsopgave 1999-2010 gekwantificeerd. Naar economische vitaliteit, bereikbaarheid, sociale cohesie en duurzaamheid, Delft: DUP. SIO-2: Priemus, H., R. Verhage en H.M. Kruythoff, 2002, De Stedelijke Investeringsopgave 2003-2014, Delft: DUP Science.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
7
1.2 Werkwijze Het doel van dit onderzoek is de herijking van de in 2002 berekende investeringsopgave. Eén van de taken zal daarom zijn te bezien in hoeverre de in 2002 geformuleerde opgaven inhoudelijk nog van kracht zijn. Een tweede opgave is te bezien welk deel van de opgave in de afgelopen periode al is gerealiseerd en van de toekomstige opgave kan worden afgetrokken. Een laatste onderdeel is te bezien of, en zo ja welke, nieuwe investeringsopgaven voor de steden te wachten liggen. Schematisch zijn de Stedelijke Investeringsopgave in 2002 (ten tijde van SIO-2) en de Herijking in 2006 als volgt weer te geven:
2002: Stedelijke Investeringsopgave 2000 t/m 2014
2006: Herijking Stedelijke Investeringsopgave 2000-2005-2014 (H6)
20 investeringscategorieën 8,6 mld/jaar 129 mld voor 15 jaar
(H3)
(H2) (H5) (H4) Af: Gerealiseerd
(H5) Af? Vervalt door gewijzigd inzicht
Bij? nieuwe opgaven: maatschappelijke ontwikkelingen, rijksbeleid, EUbeleid Bij? Intensivering door gewijzigd inzicht
(H..) verwijst naar het hoofdstuk waarin dit thema wordt behandeld.
Bij de Herijking in 2006 is het uitgangspunt de opgave uit 2002. In mindering moet worden gebracht wat al gerealiseerd is. Ook moet kritisch bekeken worden of alle twintig investeringscategorieën nog van kracht zijn. Zo niet, dan worden deze (eventueel deels) in mindering gebracht. Aan de andere kant kunnen er ook nieuwe opgaven bij zijn gekomen, door algemene maatschappelijke ontwikkelingen of door aanvullend beleid van hogere overheden, met name het Rijk en de EU. De discussie rondom fijnstof en schone lucht zijn daarvan voorbeelden, maar ook de veranderde veiligheidssituatie in de wereld. De tijdshorizon van zowel SIO-2 als dit voorliggende onderzoek beslaat de periode 2000 tot en met 2014. Het zou te overwegen zijn om ook de einddatum vier jaar op te schuiven, maar dit zou opnieuw een grootschalige inventarisatie onder gemeenten vergen, iets dat buiten de scope van dit onderzoek ligt.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
8
1.3 Opbouw rapport Deze herijking sluit aan bij de Stedelijke Investeringsopgave SIO-2. In het volgende hoofdstuk schetsen we eerst wat deze SIO-2 inhoudt en hoe deze tot stand is gekomen. In SIO-2 werd de opgave geraamd voor vijftien jaren, verdeeld in drie tijdvakken van elk vijf jaar. Het eerste tijdvak, 2000 tot en met 2004, valt samen met ISV-1. De resultaten van ISV-1 zijn inmiddels geëvalueerd. Wij maken voor de Herijking van SIO-2 gebruik van deze evaluatie. Deze heeft overigens betrekking op een deel van de stedelijke investeringsopgave, namelijk op dat deel dat gerelateerd is aan het ISV. In hoofdstuk 3 kijken we naar de realisatie van de opgave in de periode 2000-2004, en bepalen welk deel gereed is en welk deel resteert. In hoofdstuk 4 kijken we naar wat er gebeurt met dat deel van de opgaven uit de eerste periode dat niet is besteed. Schuift dit door naar de jaren daarop of komen ze te vervallen? In het volgende hoofdstuk bekijken we de in SIO-2 geraamde opgaven van de huidige periode (2005-2009) en daaropvolgende periode (2010-214). We gaan na of door nieuwe inzichten de eerder gestelde opgaven naar boven of naar beneden moeten worden bijgesteld. Tot slot kijken we in hoofdstuk 6 naar nieuwe opgaven ten aanzien van de opgave uit 2002 in SIO-2. Inzichten kunnen immers voortschrijden en tot nieuwe claims voor toekomstige stedelijke investeringen leiden. De totale stedelijke investeringsopgave SIO-2 wordt herijkt door: - Te bezien wat er in de afgelopen jaren al is gerealiseerd (hoofdstuk 3); - Te bezien wat er gebeurt met de investeringen die niet zijn gepleegd (hoofdstuk 4); - Te bezien of alle opgaven, zoals vier jaar geleden geformuleerd, nu nog gelden, dat een deel kan vervallen of dat er opgaven juist moeten worden geïntensiveerd (hoofdstuk 5); - Te bezien of er nieuwe ontwikkelingen zijn opgekomen die leiden tot nieuwe stedelijke investeringsopgaven (hoofdstuk 6). Het totaal van wat er reeds is uitgevoerd en de nieuwe inzichten leiden tot aanpassing van de stedelijke investeringsopgave, zoals die is berekend in SIO-2 in 2002. Deze totale herijking vindt plaats in hoofdstuk 7.
Foto 1.1 Rapport SIO-1 en SIO-2
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
9
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
10
Hoofdstuk 2
Over de eerdere Stedelijke Investeringsopgaven
2.1 SIO-1 en SIO-2 Voor de eerste Stedelijke Investeringsopgave uit 1998 (SIO-1) werden 15 fysieke investeringscategorieën onderscheiden. De benodigde investeringen werden bepaald met meerjarenramingen vanuit verscheidene departementen, behoeftecijfers die vanuit deze departementen aan ICES werden aangereikt (Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking; de voorganger van het huidige ICRE, Interdepartementale Commissie voor de Ruimtelijke Economie), berekeningen van het Centraal Planbureau en inspanningen vanuit het kabinet. In een aantal gevallen zijn eigen ramingen aangehouden (SIO-1, p. 261). De totale investeringsbehoefte werd in SIO-1 voor de periode 1999-2010 geraamd op 95 miljard gulden (ruim 43 miljard euro), waarvan 35% voor rekening van het Rijk moest komen (bijna 33 miljard gulden; 15 mld euro). Deze opgave had betrekking op 31 steden (bijna dezelfde als de G30, maar enkele andere), op vijftien categorieën en op een periode van twaalf jaren. In SIO-2 (in 2002) werd het louter hanteren van een top-down benadering als een gemis ervaren, en werd deze aangevuld met een bottom-up benadering. Alle dertig steden (uit het GSB) vulden een uitvoerige vragenlijst in met hun eigen stedelijke investeringsopgave voor elk van de inmiddels twintig categorieën. De tijdspanne werd verschoven naar de vijftien jaren tussen 2000 en 2015. Investeringen voor de beide eerste jaren waren toen reeds gedaan, voor de andere jaren gaven de gemeenten in de vragenlijst aan welke investeringen in toekomstige perioden tot 2015 werden voorzien, inclusief investeringen die (nog) ongedekt waren. Er is veel tijd en moeite geïnvesteerd om de afzonderlijke lokale opgaven zo compleet en onderling coherent mogelijk te maken. De gezamenlijke bottom-up opgave werd vervolgens afgezet tegen de ook dan gehanteerde top-down benadering, waarvoor het OTB voor zoveel mogelijk investeringscategorieën de stedelijke opgave raamde vanuit het nationale perspectief, dus vanuit trends, beleidsdoelen en kostenkengetallen. Beide zijn zo evenwichtig mogelijk samengevoegd om uiteindelijk tot één stedelijke investeringsopgave te komen. SIO-2 beschrijft de omvang van de stedelijke investeringsopgave voor de 30 gemeenten van het Grotestedenbeleid (G30) voor de periode 2000 tot 2015. De investeringsopgave is ingedeeld in drie tijdsvakken: 2000-2004, 2005-2009 en 2010-2014. Het eerste tijdvak ligt nu achter ons en sluit aan bij de periode van zowel ISV-1 als GSB-2. ISV is onderdeel van de Wet op de Stedelijke Vernieuwing (Wsv) die op 1 januari 2000 is ingegaan 2 . In 2002 vergden 20 investeringscategorieën, verdeeld over vijf groepen, een totale investering van 8,6 miljard euro per jaar, waarvan circa 35% (3,0 miljard euro) door het Rijk zou moeten worden bijgedragen. Over 15 jaar gerekend (2000 t/m 2014) is dat 129 miljard euro in totaal, waarvan circa 45 miljard voor rekening van het Rijk zou komen.
2
In de Wsv heeft de term 'stedelijke vernieuwing' betrekking op ingrepen in de fysieke leefomgeving op het gebied van wonen, ruimte, milieu, grootschalig groen en stadseconomie (internetsite min VROM, dossier ISV-1).
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
11
2.2 Opbouw van de stedelijke investeringsopgave De investeringen in steden zijn op verschillende manieren in te delen, wat voor enige verwarring kan zorgen. In SIO-2 zijn twintig investeringscategorieën onderscheiden, verdeeld over vijf hoofdgroepen. Tezamen geven die de stedelijke investeringsopgave. Deze indeling vormt de basis van de herijking. De opgave heeft, anders dan de titel van SIO-2 doet vermoeden, betrekking op de vijftien jaren 2000 tot en met 2014 (het jaar 2003 verscheen in de titel omdat dat het jaar was dat voor de boeg stond). De eerste vijf jaar, 2000 tot en met 2004 vallen samen met de periode ISV-1. In Tabel 2.1 zijn de twintig investeringscategorieën uit SIO-2 weergegeven. Er is onderscheid gemaakt tussen de totaal benodigde investeringen en het gedeelte dat voor rekening van het Rijk zou moeten komen, dan wel de gemeente. Tabel 2.1
Nr
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
De twintig investeringscategorieën uit SIO-2, verdeeld naar totale investering, rijksbijdrage en gemeentebijdrage daarin, in miljoenen euro’s, periode 20002014
thema
Investeringen totaal
Kwaliteit woon- en leefomgeving herstructurering van stadswijken transformatie (voormalige) bedrijventerreinen fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur Economische vitaliteit uitbreiding accommodaties bedrijven herstructurering accommodaties bedrijven HSL-sleutelprojecten overige strategische stadsprojecten Cultureel erfgoed monumenten archeologie Duurzaamheid en veiligheid investeringen in natuur- en landschapskwaliteit verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik rioleringen, beheersing van grondwateroverlast bodem- en watersanering, afvalverwerking veiligheid van stedelijk vastgoed Bereikbaarheid stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur goederenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer communicatie-infrastructuur Overig overige fysieke investeringen
Totaal
Bijdrage gemeente
Bijdrage rijk
27.423 3.810 3.698
2.742 381 1.479
4.114 1.524 370
8.402 5.798 8.092 20.547
840 580 809 2.055
840 1.739 1.214 3.082
1.442 127
144 38
433 38
4.023 2.300
1.207 230
2.414 460
1.610 3.113 874
1.369 1.245 87
161 1.557 131
16.668
6.667
10.001
17.589
1.759
15.830
1.026 954 1.305
103 382 65
308 477 65
128.802
22.182
44.758
Financieringsbron Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
12
Het hierboven genoemde bedrag van 128,8 miljard euro betreft alle stedelijke investeringen van alle partijen tezamen. Het rijk moet van het totaalbedrag circa 35% voor zijn rekening nemen. In SIO-2 is een indicatieve procentuele verdeling gemaakt van de financiering per investeringscategorie naar financieringsbron (tabel 2.2). Tabel 2.2 Investeringen 2000-2014: indicatieve verdeling van de financiering per thema naar financieringsbron (horizontaal gepercenteerd) Nr 1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
thema Kwaliteit woon- en leefomgeving herstructurering van stadswijken transformatie (voormalige) bedrijventerreinen fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur Economische vitaliteit uitbreiding accommodaties bedrijven herstructurering accommodaties bedrijven HSL-sleutelprojecten overige strategische stadsprojecten Cultureel erfgoed monumenten archeologie Duurzaamheid en veiligheid investeringen in natuur- en landschapskwaliteit verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik rioleringen, beheersing van grondwateroverlast bodem- en watersanering, afvalverwerking veiligheid van stedelijk vastgoed Bereikbaarheid stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur goederenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer communicatie-infrastructuur Overig overige fysieke investeringen Totaal
privaat
gemeente
rijk
totaal
75 50
10 10
15 40
100 100
50
40
10
100
80 60
10 10
10 30
100 100
75 75
10 10
15 15
100 100
60 40
10 30
30 30
100 100
10
30
60
100
70
10
20
100
5
85
10
100
10
40
50
100
75
10
15
100
0
40
60
100
0
10
90
100
60
10
30
100
10
40
50
100
90
5
5
100
48
17
35
100
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
13
Drie tijdvakken De totale investeringsopgave van 129 miljard euro (uit SIO-2) voor 2000 t/m 2014 is in drie perioden te verdelen van elk vijf jaar (tabel 2.3). De eerste periode (2000-2004) valt samen met ISV-1. De tweede periode (2005-2009) loopt nu en valt samen met ISV-2 en GSB-3. De derde periode start in 2010 en loopt tot en met 2014. De (politieke) discussie loopt op dit moment over de toekomst van ISV en GSB vanaf 2010. De Stedelijke Investeringsopgave loopt door tot en met 2014. Tabel 2.3 Nr.
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Twintig Investeringscategorieën in SIO-2 per tijdvak (in mln. €)
thema
20002004
Kwaliteit woon- en leefomgeving herstructurering van stadswijken transformatie (voormalige) bedrijventerreinen fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur Economische vitaliteit uitbreiding accommodaties bedrijven herstructurering accommodaties bedrijven HSL-sleutelprojecten overige strategische stadsprojecten Cultureel erfgoed monumenten archeologie Duurzaamheid en veiligheid investeringen in natuur- en landschapskwaliteit verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik rioleringen, beheersing van grondwateroverlast bodem- en watersanering, afvalverwerking veiligheid van stedelijk vastgoed Bereikbaarheid stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur goederenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer communicatie-infrastructuur Overig overige fysieke investeringen
20052009
20102014
Totaal 2000-2014
8.423 743 1.905
9.491 2.017 1.271
9.509 1.050 523
27.423 3.810 3.699
4.565 2.668 3.054 5.947
1.925 2.081 3.054 9.108
1.912 1.049 1.984 5.493
8.402 5.798 8.092 20.548
524 45
484 43
434 39
1.442 127
1.111 952
1.568 748
1.344 600
4.023 2.300
555 1.103 86
570 1.036 187
486 974 602
1.611 3.113 875
2.530
8.060
6.079
16.669
1.646
5.000
10.942
17.588
158
686
182
1.026
379 459
304 548
271 297
954 1.304
-
-
-
-
Totaal 36.853 48.181 43.770 128.804 Waarvan G26 20.781 23.133 19.858 62.865 Waarvan G4 16.072 25.048 23.912 65.939 Cijfers zijn afgerond op hele getallen, en kunnen iets verschillen ten opzichte van de vorige tabel.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
14
G26, G4, G27 en G30 Een aparte opmerking geldt voor het onderscheid tussen de grote (G4) en de middelgrote steden (G26, G27). De Stedelijke Investeringsopgave (SIO-2) had betrekking op de G30. Dit rapport is opgesteld in opdracht van de G27. De vier grote steden doen niet mee. Een aanzienlijk deel van de totale opgave - welk deel verschilt per thematiek – ligt juist in deze vier steden, in totaal ruim de helft. De G26 ramen een hogere opgave in het eerste tijdvak 2000-2004, terwijl de G4 de grootste opgave voorzien in de twee laatste tijdvakken. In deze herijking gaan we uit van de totale opgave, maar proberen waar het materiaal dat toelaat onderscheid te maken tussen de G4 en de G26. Om het nog ingewikkelder te maken: sinds kort is er sprake van de G27, waarvan nu ook Sittarddeel uitmaakt. Alle berekeningen uit SIO-2 (en SIO-1), maar ook uit het afgelopen ISV-1 tijdvak hebben betrekking op 26 middelgrote steden. De herijking heeft derhalve ook betrekking op de 26 middelgrote steden, plus de vier grote steden.
Foto 2.1 De Stedelijke Investeringsopgave is breder dan de stedelijke vernieuwing volgens het ISV. 2.3 De prestatievelden uit ISV De indeling in twintig investeringscategorieën komt uit SIO-2. Er zijn ook andere typen indelingen in omloop om stedelijke investeringen te categoriseren en te berekenen. We noemden al de vijftiendeling uit SIO-1. In SIO-2 zijn de meeste hieruit overgenomen, een enkele eruit gelaten (of samengenomen) en enkele andere toegevoegd. Een belangrijke andere indeling is die volgens de prestatievelden, zoals die in ISV-1 zijn gehanteerd. Eind jaren negentig legde het Ministerie van VROM aan de gemeenten twaalf prestatievelden voor, aan de hand waarvan ze hun Meerjarenontwikkelingsplannen (MOP’s) dienden op te stellen, toen voor ISV-1 (2000-2004). Zeven prestatievelden gingen over het
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
15
proces, de totstandkoming en over coördinatie tussen en binnen bestuurslagen. Vijf andere gingen over inhoudelijke zaken. Voor dit rapport zijn vooral de inhoudelijke prestatievelden van belang. Begin 2006 is ISV-1 geëvalueerd; de resultaten komen terug in hoofdstuk 3. Doel was een beeld te krijgen van de door de steden behaalde resultaten. De vijf relevante prestatievelden (PV) zijn: - Fysieke condities voor economische versterking (PV7), - Differentiatie woonmilieus (PV8), - Omgevingskwaliteit (PV9), - Duurzaamheid (PV10), - Zorgvuldig ruimtegebruik (PV11). Deze indeling volgens ISV-1 komt niet geheel overeen met die uit SIO-2. Het is belangrijk om op te merken dat SIO-2 breder is, en meer typen categorieën en investeringen omvat, dan in ISV worden genoemd. Zo valt de investeringsopgave voor de verkeersinfrastructuur (wegen, rails) geheel buiten de ISV-criteria. Nog een andere indeling is die in de nieuwe Ontwikkelingsvisie Fysieke Pijler van de G27, zoals die op 23 december 2005 is opgesteld. Hierin worden de stedelijke opgaven benoemd aan de hand van een aantal thema’s (versterk de stedelijke knopen, benut de economische slagkracht, verbeter de bereikbaarheid, creëer een duurzaam woon- en leefklimaat). Binnen elk thema staan opgaven geformuleerd. Er zijn derhalve verschillende classificaties in omloop. In dit voorliggende onderzoek gaan we uit van SIO-2 uit 2002.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
16
Hoofdstuk 3
Realisatie periode 2000-2004
In dit hoofdstuk gaan we na welk deel van de Stedelijke Investeringsopgave, zoals die in 2002 is geformuleerd, nu reeds is gerealiseerd. Wat klaar is, kan immers van de investeringsopgave worden afgestreept, terwijl de rest doorschuift of mogelijk vervalt. Een aanzienlijk deel van de stedelijke investeringsopgave ligt op het terrein van stedelijke vernieuwing. Bureau Ecorys heeft onlangs, in opdracht van het ministerie van VROM, de resultaten geëvalueerd van vijf jaar stedelijke vernieuwing: ISV-1 (2000 t/m 2004) 3 . Voor de herijking gebruiken wij deze evaluatie. Elke afzonderlijke gemeente heeft verslag afgelegd over de besteding van de ISV-1 gelden en Ecorys heeft deze verslagen opgeteld. Daarbij is Ecorys uitgegaan van de twaalf prestatievelden, zoals die eind jaren negentig zijn geformuleerd door het ministerie van VROM. De gemeenten dienden deze op te nemen in hun op te stellen Meerjarenontwikkelingsprogramma’s. De prestatievelden 7 tot en met 11 zijn inhoudelijk van aard. Ecorys heeft de gemeentelijke verslagen zoveel mogelijk ingedeeld in deze prestatievelden. In dit hoofdstuk bekijken we eerst welke prestatievelden uit ISV overeenkomen met de twintig investeringscategorieën uit SIO-2. Vervolgens komt de evaluatie van Ecorys aan bod om de prestaties op het gebied van stedelijke vernieuwing te bepalen. Deze koppelen we terug naar de investeringscategorieën uit SIO-2. Deze rekenwijze biedt uiteindelijk een beeld van de realisatie van de investeringscategorieën uit SIO-2. Op slechts enkele thema’s valt een onderscheid te maken tussen de vier grote steden en de rest. 3.1 De koppeling van SIO-2 aan de ISV-prestatievelden “De Stedelijke Investeringsopgave 2003-2014” is in 20 thema’s opgedeeld (in het vervolg SIO-2 thema’s genoemd). Deze thema’s komen echter niet één op één overeen met de prestatievelden uit ISV-1. De Stedelijke Investeringsopgave is breder dan alleen stedelijke vernieuwingsactiviteiten. We beschikken met het rapport van Ecorys alleen over informatie met betrekking tot de realisatie van de ISV-prestatievelden in de afgelopen vijf jaar. We kunnen dus ook alleen over de thema’s die onder deze prestatievelden vallen uitspraken doen. Dit blijkt voor 11 van de 20 thema’s te gelden. Deze zijn in Tabel 3.1 opgenomen. In totaal gaat het wel om het merendeel van de investeringen. Ongeveer driekwart (97,2 miljard) van de investeringsopgave uit SIO-2 is ISVgerelateerd. Over de resterende negen thema’s uit het SIO-2 rapport is geen informatie opgenomen in het Ecorys rapport. Samen gaat het om 31,5 miljard euro. Deze investeringen worden waarschijnlijk grotendeels vanuit een andere geldstroom dan ISV-1 gesubsidieerd. Hier kunnen wij geen uitspraken over doen, omdat we alleen realisatiecijfers over ISV-1 investeringen ter beschikking hebben.
3
Resultaatsanalyse ISV-1, D. Holt, D. Messemaker, S. Voogt, W. Vos, 17 januari 2006, Ecorys Rotterdam, i.o.v. Ministerie van VROM Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
17
Tabel 3.1 gerelateerd Wel in ISV
De 20 investeringscategorieën uit SIO-2 verdeeld naar wel en niet ISVTwintig investeringscategorieën uit SIO-2 Niet in ISV
(6) Sleutelprojecten HSL (1) Herstructurering stadswijken, incl. stadsvernieuwing (9) Archeologie (2) Transformatie bedrijventerreinen naar wonen (12) Riolering/beheersing/grondwateroverlast (3) Fysieke voorzieningen voor onderwijs, vorming, (14) Veiligheid stedelijk vastgoed zorg, cultuur (4) Uitbreiding accommodatie bedrijven (16) Stedelijk/regionaal collectief personenvervoer (5) Herstructurering bedrijventerreinen (17) Stedelijk/regionaal infrastructuur goederenvervoer (18) Stedelijk/regionaal infrastructuur waterverkeer (7) (Overige) strategische projecten (19) Communicatie infrastructuur (8) Monumenten (20)Overige investeringen. (10) Natuur- en landschapskwaliteit (11) Verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energie (13) Bodem- en watersanering, afvalverwerking (15) Stedelijk/regionale infrastructuur particuliere personenvervoer De nummers komen overeen met de twintig investeringscategorieën uit SIO-2
Werkwijze van Ecorys Ecorys heeft alle dertig ISV-verslagen beoordeeld en zo goed als mogelijk toegedeeld naar de onderscheiden prestatievelden. Ecorys heeft op twee manieren geëvalueerd, namelijk de evaluatie van de vooraf geformuleerde doelstellingen en de evaluatie van daadwerkelijke resultaten, zoals aantallen gerestaureerde monumenten, gesloopte woningen, hectares geherstructureerde bedrijventerreinen, kubieke meters gesaneerde grond, etc. De evaluatie van de laatstgenoemde resultaten is bruikbaar voor dit onderzoek. Op basis hiervan kan worden berekend welk deel van de investeringsopgave in de afgelopen vijf jaar is gerealiseerd. Niet voor alle ISV-prestatievelden kon Ecorys uitspraken doen over de daadwerkelijke realisatie. Voor het ISV prestatieveld 11 over zorgvuldig ruimtegebruik zijn alleen de doelstellingen meegenomen in de evaluatie. Over dit thema kunnen wij daarom geen uitspraken doen over het percentage van de opgave dat gerealiseerd is. Voor de resterende thema’s is na te gaan welk deel van de investeringsopgave in de periode 2000-2004 gerealiseerd is. Ecorys maakt naast het onderscheid naar doelen en resultaten nog een ander onderscheid, namelijk naar prioritaire en niet-prioritaire doelstellingen. Prioritaire doelen zijn doelen waar de steden zich prioritair op richten in het kader van ISV. Gaandeweg de eerste ISV-periode zijn deze door het Ministerie van VROM bepaald. Prioritaire doelen gelden voor alle G30 steden. Op basis van deze prioritaire doelstellingen worden gemeenten beoordeeld op hun verantwoording en kunnen eventuele sancties worden opgelegd. Ecorys geeft in haar rapport aan dat de keuze van de prioritaire doelstellingen zodanig tot stand is gekomen dat daarmee het grootste deel van de investeringen/inspanningen in het kader van ISV is afgedekt. Beide resultaten (prioritair en niet-prioritair samen) zijn meegenomen in onze berekeningen, indien Ecorys ze ook noemde in hun totaaltabellen. In sommige gevallen zijn alleen prioritaire resultaten meegenomen als er geen totaalcijfers waren weergegeven; dan gaan we hiervan uit. Indien Ecorys alleen resultaten vermeldt van niet-prioritaire resultaten, nemen we deze als Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
18
indicatie mee om getallen af te ronden. Niet-prioritaire doelen gelden namelijk maar voor een beperkt deel van de gemeenten. Dit is onder de tabel aangegeven. 3.2 Realisatie van de investeringsopgave SIO-2 op basis van ISV Het doel van dit hoofdstuk is om te bepalen welk deel van de investeringsopgave is gerealiseerd. Dit is per thema (uit SIO-2) bepaald. Per SIO-2 thema is gekeken welke resultaten Ecorys weergeeft. Onder elk ISV-prestatieveld hangen een of meer indicatoren om het prestatieveld te operationaliseren en waarmee de voortgang kan worden gemeten. Ecorys drukt de behaalde resultaten uit in percentages realisatie, maar kon niet aan elke ISV-indicator een realisatiepercentage koppelen. In Tabel 3.2 zijn zo goed mogelijk de ISV-indicatoren gekoppeld aan de SIO-2 thema’s. Sommige thema’s zijn met meer indicatoren gedekt, andere slechts met een enkele. In veel gevallen moeten daarom verschillende percentages worden meegenomen bij het bepalen van het percentage financiële realisatie voor de SIO-2 thema’s. Zo zijn voor thema (1), “Herstructurering van stadswijken”, vijf indicatoren beschikbaar waarvoor prestaties meetbaar zijn geëvalueerd, terwijl voor thema (3), “Fysieke voorzieningen voor onderwijs, vorming, zorg, cultuur”, enkel het aantal ouderenwoningen als indicator beschikbaar was voor een thema (‘Fysiek voor sociaal’) dat veel meer zaken omvat. Per SIO-2 thema komen we uiteindelijk tot één ‘totaalpercentage’ in kolom 4. Dit totaal is samengesteld uit de resultaten van de afzonderlijke ISV-indicatoren. Percentages vormen een samenvatting en zijn daarom afgerond. Indicatoren die belangrijker zijn voor de kern van het SIO-2 thema, die omvangrijker zijn (in investeringsvolume) of die in meer steden voorkomen (bij de niet-prioritaire doelen), zijn zwaarder meegewogen. Zo is bijvoorbeeld voor het thema Herstructurering van stadswijken renovatie zwaarder meegewogen dan het aantal opgeleverde studentenwoningen.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
19
Foto 3.1 Voor de periode 2000-2005 is 95% van de berekende opgave voor Monumenten gerealiseerd.
Foto 3.2 Het thema Duurzaamheid is het enige van de 20 onderscheiden thema’s waar, tussen 2000-2005, meer is gerealiseerd dan van tevoren was bepaald.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
20
Tabel 3.2 Realisatie van de stedelijke investeringsopgave (ISV-gerelateerde thema’s), in de periode 2000-2004 (1) SIO-2 thema
(1) Herstructurering stadswijken, inclusief stadsvernieuwing
(2) Transformatie bedrijventerreinen naar wonen (3) Fysieke voorzieningen voor onderwijs, vorming, zorg, cultuur (4) Uitbreiding accommodatie bedrijven
(5) Herstructurering bedrijventerreinen (7) (overige) strategische stadsprojecten (8) Monumenten (10) Natuur- en landschapskwaliteit (11)Verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energie (13) Bodem- en watersanering, afvalverwerking
(2) Indicator uit ISV-evaluatie (en Prestatieveld vlg. ISV)
(3) % realisatie van ISVindicator, vlg Ecorys
(4) % realisatie SIO-2 thema (OTBberekening)
Nieuwbouw (8) Sloop (8) Renovatie (8) Verkoop huurwoningen door corporaties (8) Studentenwoningen (8)
66 71 76 49
67
Herstructurering bedrijventerreinen (7) Huisvesting ouderen (ouderenwoningen) (8) Aanleg nieuwe bedrijventerreinen (7) Oprichten bedrijfsverzamelgebouwen: m2 (7) Oprichten bedrijfsverzamelgebouwen: aantal (7) ontwikkeling kantoorlocaties (7) Herstructurering bedrijventerreinen (7) Kwaliteit openbare ruimte (9)
56
56
94
95
62**
55
62
25 50 70 56
56
66
67 *
Cultuurhistorische elementen (9) Klein- en grootschalig groen (9) Aanpak geluidhinder (10)
95 66 159
95 67 150 *
totaalbeeld vervuilde locaties (10) Aantal saneringen (10) m2 gesaneerd oppervlakte (10) m3 verontreinigde grond (10) m3 verontreinigde grondwater (10) Aantal b.p.e. (= bodemprestatie eenheid) (10) Parkeervoorzieningen (9)
97 107 80 69 39 62
75 *
(15) Stedelijk/regionale 89 90 * infrastructuur particuliere personenvervoer N.B. Cijfers onderstreept in kolom (4) zijn door OTB geschat, cijfers niet onderstreept komen uit het Ecorys-rapport Alle cijfers in kolom (4) zijn door het OTB afgerond Cijfers met een * in kolom 4 zijn afgerond met meeweging van de resultaten voor niet-prioritaire doelen. Deze hadden geen invloed bij thema’s 7 en 15; iets naar beneden bij thema11; iets naar boven bij thema 13 ** aangepaste cijfers t.o.v. Ecorys-rapport, na overleg
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
21
Onderscheid G4 en G26 De percentages van Ecorys zijn berekend voor de G30. In slechts een beperkt aantal gevallen is het mogelijk de afzonderlijke percentages voor zowel de G4 als de G26 (Sittard/Geleen laten we buiten beschouwing) te berekenen. Daar waar het mogelijk is hebben we de percentages uitgesplitst en voor de G4 en G26 apart berekend welk deel van de investeringsopgave in de periode 2000-2004 is besteed. Tabel 3.3 toont de indicatoren die op te splitsen zijn naar de G4 en G26. Dit zijn er maar erg weinig. Eigenlijk is er vooral bij het eerste thema, herstructurering van stadswijken, wat over te melden. De vier grote steden blijken beter hun doelen gerealiseerd te hebben op het gebied van nieuwbouw en renovatie, terwijl de G26 beter scoren bij de thema’s sloop, verkoop en realisatie van studentenwoningen. Er kan op basis van deze informatie dus niet gezegd worden dat ofwel de G4 ofwel de G27 in deze eerste periode betere resultaten hebben behaald.
Foto 3.3 Er is geen verschil te constateren tussen de G4 en de G27 in de realisatie van de Investeringsopgave voor de periode 2000-2004.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
22
Tabel 3.3 Voortgang stedelijke vernieuwingsthema’s (naar gemeentegroep), in de periode 2000-2004 SIO-2 thema
Indicator (ISV/Ecorys)
realisatie G4 in % (in aantallen)
(1) Herstructurering stadswijken, incl. stadsvernieuwing
nieuwbouw Sloop Renovatie Verkoop huurwoningen door corporaties Studentenwoningen Herstructurering bedrijventerreinen
82 (47.022) 55 (4.881) 121 (10.985) 45 (15.095) 52 (1.454) -
realisatie G26 in % (in aantallen) 58 (66.078) 81 (13.079) 59 (14.108) 55 (13.925) 90 (945) -
Huisvesting ouderen (ouderenwoningen) Aanleg nieuwe bedrijventerreinen
119 (7.743) -
82 (10.954) -
Oprichten bedrijfsverzamelgebouwen: m2 Oprichten bedrijfsverzamelgebouwen: aantal Ontwikkeling kantoorlocaties Herstructurering bedrijventerreinen
-
-
-
-
-
-
Kwaliteit openbare ruimte
-
-
Cultuurhistorische elementen Klein- en grootschalig groen Aanpak geluidhinder
-
-
Totaalbeeld vervuilde locaties
100 (3 steden) -
96 (25 steden) -
-
-
(2) Transformatie bedrijventerreinen naar wonen (3) Fysieke voorzieningen voor onderwijs, vorming, zorg, cultuur (4) Uitbreiding accommodatie bedrijven
(5) Herstructurering bedrijventerreinen (7) (Overige) strategische stadsprojecten (8) Monumenten (10) Natuur- en landschapskwaliteit (11)Verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energie (13) Bodem- en watersanering, afvalverwerking
(15) Stedelijk/regionale infrastructuur particuliere personenvervoer
Aantal saneringen m2 gesaneerd oppervlakte m3 verontreinigde grond m3 verontreinigde grondwater Aantal b.p.e. (= bodemprestatie eenheid) Parkeervoorzieningen
Percentage besteed budget De cijfers van Ecorys gaan over kwantificeerbare behaalde fysieke resultaten in de afgelopen vijf jaar (ISV-1), bijvoorbeeld het aantal gerenoveerde woningen, gerealiseerde parkeerplaatsen of hectare nieuwe bedrijventerreinen. Wij gebruiken hun percentage van gerealiseerde doelen om te berekenen welk deel van de (financiële) investeringsopgave in de afgelopen periode besteed is. Dit is natuurlijk niet hetzelfde, feitelijke realisaties en financiële bestedingen, maar aangezien we geen informatie hebben over de daadwerkelijke bestedingen in het kader van ISV-1, doen we de aanname dat tastbare resultaten overeenkomen met financiële bestedingen.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
23
3.3 Restant van de stedelijke investeringsopgave 2000-2004 In het voorgaande is berekend welk deel van de stedelijke investeringsopgave is gerealiseerd in de periode 2000-2004. Dat kon enkel voor de ISV-gerelateerde thema’s uit SIO-2, met gebruikmaking van de bevindingen van Ecorys. Tabel 3.4 geeft voor de G30 aan welk deel van de stedelijke investeringsopgave in de periode 2000-2004 is besteed (in procenten) en welk deel nog over is (in miljoenen euro’s). Kolom 4 laat zien dat - op een thema na - alle thema’s nog een deel van de investeringsopgave hebben staan, omdat in de eerste periode de doelen niet geheel zijn gerealiseerd. Voor het thema ‘Verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energie’ geldt het tegenovergestelde: in de eerste periode van de stedelijke opgave is meer gerealiseerd dan van tevoren was berekend. Dit bedrag, 476 miljoen, trekken we van de totale investeringsopgave af. Met de elf SIO-2 thema’s die betrekking hebben op stedelijke vernieuwing, was een investeringsopgave geraamd van in totaal ruim 30 miljard euro voor vijf jaar. Per SIO-2 thema is bepaald welk gedeelte is gerealiseerd, en welk deel derhalve doorschuift naar latere jaren. In totaal is ruim 21 miljard euro geïnvesteerd in de elf thema’s, oftewel ruim 70% van de oorspronkelijke opgave uit 2002. Het resterende deel is 8,8 miljard euro, oftewel 29,3%, dat doorschuift naar de jaren 2005-2014. Tabel 3.4 Realisatie in de periode 2000-2004 van SIO-2 thema’s die op ISV betrekking hebben, en resterende opgave (1) SIO-2 thema
(2) Investeringsopgave 2000-2004 (in mln €)
(3) % realisatie
(4) % nog te realiseren
(1) Herstructurering stadswijken, 8.423 67 (2/3) 33 (1/3) incl. stadsvernieuwing (2) Transformatie 743 55 45 bedrijventerreinen naar wonen (3) Fysieke voorzieningen voor 1.905 95 5 onderwijs, vorming, zorg, cultuur (4) Uitbreiding accommodatie 4.565 55 45 bedrijven (5) Herstructurering 2.668 55 45 bedrijventerreinen (7) (Overige) strategische 5.947 67 (2/3) 33 (1/3) stadsprojecten (8) Monumenten 524 95 5 (10) Natuur- en 1.111 67 (2/3) 33 (1/3) landschapskwaliteit (11) Verbetering duurzaamheid 952 150 -50 stedelijk vastgoed en energie (13) Bodem- en watersanering, 1.103 75 25 afvalverwerking (15) Stedelijk/regionale 2.530 90 10 infrastructuur particuliere personenvervoer Totaal thema’s stedelijke 30.471 70,9 29,1 vernieuwing Kolom (2) komt uit Tabel 2.3 en heeft betrekking op het eerste tijdvak van SIO-2 Kolom (3) is het resultaat van Tabel 3.2
(5) Resterend deel investeringsopgave 2000-2004 (in mln €) 2.780 335 95 2.055 1.201 1.962 26 367 -476 276 253
8.874
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
24
Foto 3.4 Van alle investeringsambities zoals de steden die indertijd raamden voor de periode 2000-2004, blijkt in de praktijk 70% te zijn gerealiseerd. De voortgang van de totale opgave uit SIO-2, onder aannames Tot nu toe hebben we alleen gekeken naar de voortgang van de SIO-2 thema die onder het kopje ‘stedelijke vernieuwing’ vallen, en daarom door Ecorys voor ISV-1 zijn geëvalueerd. Over de voortgang van de andere negen thema’s kunnen we alleen een aanname doen. Voor deze negen thema’s is in SIO-2 een investeringsopgave berekend voor de periode 2000-2004 van 6,4 miljard euro. In totaal is bijna 83% van de totale stedelijke investeringsopgave ISV-gerelateerd en ruim 17% niet (6,4 miljard euro). We nemen in Tabel 3.5 aan dat de realisatie van de negen niet-ISV-thema’s hetzelfde is als de voortgang bij de elf zojuist berekende ISV-thema’s. Deze aanname impliceert dat voor de negen resterende thema’s uit SIO-2 in de periode 2000-2004 eveneens 70,9% is gerealiseerd. Het resterende deel van de 9 thema’s (29,1%) is dan 2,1 miljard euro. Van de totale stedelijke investeringsopgave in SIO-2 van 36,9 miljard euro voor de periode 2000-2004, schuift derhalve 11 miljard door naar de volgende periode 2005-2014, of vervalt. De cijfers hebben betrekking op alle G30 steden. Tabel 3.5 De voortgang van de totale SIO-2 investeringsopgave, veronderstellend dat de voortgang voor wel en niet ISV-gerelateerde thema’s gelijk is. (1) SIO-2 thema
(2) Investeringsopgave 2000-2004 (in mln. €)
(3) % realisatie
Thema’s (11x) in ISV 30.471 (82,6%) 70,9 Thema’s (9x) niet in ISV 6.382 (17,4%) 70,9* Totale opgave in SIO-2 36.853 (100%) 70,9 (20 thema’s * deze aanname vloeit voort uit de elf ISV-gerelateerde thema’s
(4) % nog te realiseren
(5) Resterend deel investeringsopgave 2000-2004 (in mln. €)
29,1 29,1* 29,1
8.874 2.105 10.979
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
25
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
26
Hoofdstuk 4 deel)
Herijking opgave 2000-2004 (voortgang van niet-besteed
In het vorige hoofdstuk is berekend welk deel van de opgave voor de periode 2000-2004 uit SIO2 is besteed. Het niet-bestede bedrag is ófwel doorgeschoven naar latere periodes ófwel vervallen. In totaal gaat het om bijna 30% van de investeringsopgave dat niet is besteed, in geld uitgedrukt een bedrag van bijna 11 miljard euro. In dit hoofdstuk berekenen we welk deel van de niet-bestede opgave is doorgeschoven naar de huidige en komende tijdvakken, en welk deel is vervallen. Om een beeld te krijgen van de opgave die doorschuift naar de volgende perioden is een korte vragenlijst voorgelegd aan de 26 gemeenten die indertijd deelnamen aan SIO-2 4 . Hierin hebben zij per thema aangegeven wat er is gebeurd met de investeringsopgave die in 2000-2004 niet is uitgegeven. De gemeenten konden per thema in vijf categorieën antwoorden wat er met het resterende deel van 2000-2004 gebeurt. Tabel 4.1 laat de antwoorden zien. Vervolgens hebben we in de laatste kolom getalsmatig berekend welk deel doorschuift en welk deel is vervallen. De percentages uit kolom (3) en (4) zijn afkomstig uit tabel 3.4. De percentages zijn afgerond. Uit tabel 4.1 blijkt dat bij de meeste thema’s de resterende opgave van 2000-2004 voor het grootste deel doorschuift naar de komende periode. Voor het thema ‘Uitbreiding accommodaties voor bedrijven’ (4) schuift het minste door. Tabel 4.2 laat zien wat dit betekent in miljoenen euro’s per thema. Kolom 2 toont de investeringsopgave voor de periode 2000-2004, zoals deze in SIO-2 is geformuleerd. In kolom 3 staan de investeringen die niet zijn besteed en kolom 4 en 5 geven aan welk deel in procenten (4) en geld (5) meegenomen wordt in de nieuwe claim. In totaal schuift (getalsmatig) 83 procent door en vervalt 17%. In geld gaat het om een bedrag van 11 miljard euro dat niet is besteed in het tijdvak 2000-2004, waarvan 9,1 miljard euro doorschuift naar 2005 en later en een veel kleiner deel, ongeveer 1,9 miljard euro, blijkt vervallen te zijn.
4
Van de 26 gemeenten die zijn benaderd hebben de volgende 22 gereageerd: Schiedam, Dordrecht, Leiden, Alkmaar, Haarlem, Zaanstad, Amersfoort, Lelystad, Eindhoven, Helmond, Tilburg, Nijmegen, Almelo, Enschede, Hengelo, Maastricht, Emmen, Groningen, Leeuwarden, Venlo, Arnhem, Heerlen Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
27
Tabel 4.1 (1) Nr
Voortgang van de resterende opgave 2000-2004, volgens opgave gemeenten (2)
thema
(3) % af 20002004
(5)
(4) % resteert 20002004
Resterend deel 2000-2004:
Schuift (bijna) helema al door (100%)
¾ schuift door; ¼ vervalt (75%)
XXXXX XXXXX XXXXX XXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXX
herstructurering van stadswijken
67 (2/3)
33 (1/3)
2
transformatie (voormalige) bedrijventerreinen fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur uitbreiding accommodaties bedrijven herstructurering accommodaties bedrijven HSL-sleutelprojectena overige strategische stadsprojecten
55
45
95
5
XXXXX XXXXX XXXXX XX
X
55
45
X
55
45
70 67 (2/3)
30 33 (1/3)
XXXXX XXXXX XXXX XXXXX XXXXX XXXXX -
8
Monumenten
95
5
9
Archeologie
70
30
10
investeringen in natuuren landschapskwaliteit
67 (2/3)
33 (1/3)
11
verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruikb rioleringen, beheersing van grondwateroverlast bodem- en watersanering, afvalverwerking
150
-50
70
30
75
25
veiligheid van stedelijk vastgoed stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur
70
30
90
10
70
30
XXXXX XXXXX XXXX
70
30
XXXXX XXXXX XXX
4 5 6 7
12 13 14 15
16
17
XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX X XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXX -
XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XX XXXXX XXXXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XX
¼ schuift door; ¾ vervalt (25%)
Vervalt (bijna) helemaal (0%)
Totaal in % dat doorschuift * 95%
XX
88%
XX
1
3
½ schuift door; ½ vervalt (50%)
X
X
X
93%
X
XXXXX
71%
X
XX
XX
X
82%
-
-
-
X
95%
XX
81%
XX
X
X
X
95%
XX
-
XX
-
88%
-
-
-
XX
X
86%
X
X
X
X
X
X
95% XXX
79%
XX
89%
XX
85%
XXX
81%
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
28
18
19 20
Totaal
goederenvervoer stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer communicatieinfrastructuur overige fysieke investeringen (niet verder gekwantificeerd)
70
30
XXXXX XXXXX XXXX
70
30
-
-
XXXXX XXXXX X -
70
30
-
XXX
82%
X
X
X
84%
-
-
-
-
In cursief zijn de thema’s aangegeven die niet binnen ISV vallen en zijn afgeleid van de andere thema’s (zie H3) * is getalsmatig ** 22 gemeenten hebben de enquête ingevuld. Indien ‘niet van toepassing’ werd geantwoord, is dit niet meegenomen in de tabel. a in 6 gemeenten speelt dit thema. b in de eerste periode is al meer dan 100% uitgegeven voor dit onderwerp. De enquêtevraag was op dit thema daardoor niet meer van toepassing
De vragenlijst is alleen voorgelegd aan de G27 steden (minus Sittard-Geleen) en niet aan de vier grote steden. Dit kan gevolgen hebben voor de berekeningen, aangezien zij bij de vorige inventarisatie wel zijn bevraagd en een grote investeringsopgave kennen. In hoofdstuk 3, waar de resultaten van vijf jaar stedelijke vernieuwing werden geëvalueerd, bleek slechts in beperkte mate een onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen de G4 en de G26. Waar dat al kon, bleken resultaten niet één bepaalde richting op te wijzen. De berekeningen in dit hoofdstuk zijn daarom uitgevoerd onder de aanname dat de voortgang in de G4 gelijk is aan die in de G26. Aan het eind van tabel 4.2 is een - rekenkundig – onderscheid gemaakt tussen G4 en G26.
Foto 4.1 Van de resterende opgave uit de periode 2000-2004 die niet is gerealiseerd (30%), schuift vijfzesde deel door naar de volgende periode. Een zesde deel komt te vervallen.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
29
Tabel 4.2 Overzicht van de investeringsopgave SIO-2 uit 2000-2004 en het deel dat doorschuift naar de investeringsopgave 2005 en later (1) SIO-2 thema
(2) Investeringsopgave 20002004 (in mln €) (in SIO-2) 8.423
(3) Resterend deel investeringsopgave 20002004 (in mln €) 2.780
(4) Totaal in % dat doorschuift*
(5) Totaal in mln euro’s dat doorschuift
(1) Herstructurering stadswijken, 95% 2.641 incl. stadsvernieuwing (2) Transformatie 743 335 88% 295 bedrijventerreinen naar wonen (3) Fysieke voorzieningen voor 1.905 95 93% 88 onderwijs, vorming, zorg, cultuur (4) Uitbreiding accommodatie 4.565 2.055 71% 1.459 bedrijven (5) Herstructurering 2.668 1.201 82% 984 bedrijventerreinen (6) HSL-sleutelprojectena 3.054 1.008 (7) (Overige) strategische 5.947 1.962 95% 1.864 stadsprojecten (8) Monumenten 524 26 81% 21 (9) Archeologie 45 15 95% 14 (10) Natuur- en 1.111 367 88% 323 landschapskwaliteit (11) Verbetering duurzaamheid 952 -476 stedelijk vastgoed en energie (12) Rioleringen, beheersing van 555 183 86% 157 grondwateroverlast (13) Bodem- en watersanering, 1.103 276 95% 262 afvalverwerking (14) Veiligheid van stedelijk 86 28 79% 22 vastgoed (15) Stedelijk/regionale 2.530 253 89% 225 infrastructuur particuliere personenvervoer (16) Stedelijke/regionale 1.646 543 85% 461 infrastructuur collectief personenvervoer (17) Stedelijke/regionale 158 52 81% 42 infrastructuur goederenvervoer (18) Stedelijke/regionale 379 125 82% 103 infrastructuur waterverkeer (19) Communicatie-infrastructuur 459 151 84% 127 (20) Overige fysieke investeringen Totaal 36.853 10.979 83% 9.088 Waarvan G26 6.191 (56%) 83%* 5139* 20.781 (56%b) Waarvan G4 4.788 (44%) 83%* 3974* 16.072 (44%b) In cursief aangegeven de thema’s die niet binnen ISV vallen en zijn afgeleid van de andere thema’s, zie H3 * is getalsmatig ** 22 gemeenten hebben de enquête ingevuld a in 6 gemeenten speelt dit thema b gebaseerd op tabel 2.3
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
30
Hoofdstuk 5
Herijking opgave 2005-2014
De inventarisatie en raming van de Stedelijke Investeringsopgave stammen uit 2001 en 2002. Dat geldt ook voor de tijdvakken 2005-2009 en 2010-2014. Toen was dat de toekomst, nu is het de huidige periode. Tabel 5.1 komt uit hoofdstuk 2 en vat de investeringen uit SIO-2 voor de drie tijdvakken samen. In totaal gaat het om 129 miljard euro aan investeringen, waarvan het zwaartepunt ligt in de nu lopende periode 2005-2009 (48 miljard euro). Tabel 5.1
Investeringsopgave uit SIO-2, naar drie tijdvakken
Investeringen SIO-2, naar 20 thema’s Totaal
2000-2004
2005-2009
2010-2014
36.853
48.181
43.770
Totaal 2000-2014 128.804
Naast de vraag over de voorbije periode 2000-2004, is ook aan de gemeenten gevraagd in hoeverre zij, met de kennis van nu, hun eerder gemaakte stedelijke investeringsopgave denken te moeten aanpassen voor de periode 2005-2009 en 2010-2014. De huidige inzichten kunnen overeenkomstig de ‘oude’ uit SIO-2 zijn, maar het kan ook zijn dat de opgave voor een bepaald thema naar beneden bijgesteld moet worden, of dat juist méér geïnvesteerd gaat worden. De gemeenten gaven per thema aan of er wijzigingen nodig zijn voor de lopende periode 2005-2009 en 2010-2014 ten opzichte van de oorspronkelijke opgave in SIO-2. Indien mogelijk konden gemeenten wijzigingen kwantificeren. Tabel 5.2 laat per thema de antwoorden zien. Kolom (2) en (3) komen uit SIO-2 (zie ook tabel 2.3). Kolom (5) geeft de antwoorden weer van de G27steden. Kolom (6) is de conclusie die wij hebben getrokken op basis van de informatie van de gemeenten. In tweederde van de gevallen hebben de gemeenten aangegeven dat er geen wijzigingen zijn in de ramingen uit 2002. Dit onderstreept de zorgvuldigheid waarmee de SIO-2 raming toentertijd is uitgevoerd. Verder laat de tabel zien dat er nauwelijks bedragen in mindering zijn gebracht in deze nieuwe raming. Alleen bij het thema (4) uitbreiding accommodaties bedrijventerreinen (twee keer) en het thema (15) stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer (een keer). Dit betekent dat er dus geen thema’s in de periode tussen 2002 en 2006 van de gemeentelijke agenda zijn verdwenen. In de overige gevallen moet de raming naar boven worden bijgesteld. Kolom (6) vat de herijking samen en geeft per thema aan óf en in hoeverre de raming bijgesteld dient te worden.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
31
Gemeente ‘s-Hertogenbosch
Gemeente Arnhem Foto 5.1 Voorbeelden van grootschalige strategische stadsprojecten.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
32
Tabel 5.2
Wijzingen gemeentelijke investeringen voor de komende twee perioden
(1) Nr
(2) thema
(3) 20052009
(4) 20102014
(5) Wijziging nodig? nee*
1
herstructurering van stadswijken
9.491
9.509
XXX XXX XXX
2
transformatie (voormalige) bedrijventerreinen
2.017
1.050
XXX XXX XXX XX
3
fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur
1.271
523
XXX XXX XXX X
4
uitbreiding accommodaties bedrijven
1.925
1.912
XXX XXX XXX XXX X
5
herstructurering accommodaties bedrijven
2.081
1.049
XXX XXX XXX XXX XXX
6 7
HSL-sleutelprojecten overige strategische stadsprojecten
3.054 9.108
1.984 5.493
XXX XXX X
ja, omlaa g
• 50% • 50%
-
ja, omhoog • omhoog • omhoog • omhoog • 40% beide perioden, • 20% beide perioden • omhoog • bijstellen naar boven • 30% • omhoog • omhoog • 25% • omhoog • omhoog • 50% voor 2010-2014 • (veel) meer • omhoog • 50% • bijstellen naar boven • omhoog • 25% • omhoog • omhoog • omhoog • 15% beide perioden, • meer • omhoog • 25% • 50% • omhoog • 10 • omhoog • mogelijk iets omhoog • meer • omhoog • omhoog • omhoog • omhoog • 5% • omhoog • omhoog • 25% • 25% • hetzelfde of naar boven • 20% voor 2010-2014 • 20% over periode
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
(6) Conclusi e %
25% (=2.373 en 2.377)
20% (= 403 en 210)
20% (=254 en 105)
0%
0%
20% (=1.822 en 1.099)
33
8
monumenten
484
434
XXX XXX XXX XXX XX
9
archeologie
43
39
XXX XXX XXX X
10
investeringen in natuuren landschapskwaliteit
1.568
1.344
XXX XXX XXX XX
11
verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik
748
600
XXX XXX XXX XXX XX
12
rioleringen, beheersing van grondwateroverlast
570
486
XXX XXX XXX XX
13
bodem- en watersanering, afvalverwerking
1.036
974
XXX XXX XXX XX
14
veiligheid stedelijk vastgoed
187
602
15
stedelijke/regionale
8.060
6.079
XXX XXX XXX XXX XXX XXX
2000-2014 • wat meer • omhoog • 15% • omhoog • veel omhoog • 10% tot 15% • omhoog • omhoog • 10% • wellicht meer • omhoog • omhoog • 10% • omhoog • 25% • omhoog • 100% • omhoog • 20% • iets naar boven • beetje meer • omhoog • omhoog • 10% • 25% • omhoog • 10% • omhoog • omhoog • omhoog • 17% • omhoog • omhoog • 5% • omhoog • omhoog • omhoog •23% • omhoog • omhoog • 20% • omhoog • 5% • 30% • omhoog • 7% • omhoog • 5% beide perioden • omhoog • 11%
• omhoog
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
0%
10% (=4 en 4)
5% (=78 en 67)
0%
10% (=57 en 49)
15% (=155 en 146)
0%
20%
34
infrastructuur particulier personenvervoer
16
stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer
5.000
10.942
XXX XXX XXX XX
17
stedelijke/regionale infrastructuur goederenvervoer
686
182
XXX XXX XXX XXX XX
18
stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer
304
271
19
communicatieinfrastructuur
548
297
-
-
XXX XXX XXX XXX XXX X XXX XXX XXX XXX XXX -
48.181
43.770
20
overige fysieke investeringen (niet verder gekwantificeerd) Totaal
• 10% • iets naar boven • meer • omhoog • 35% • naar boven • 40% • omhoog • 30% • omhoog • 20% • iets naar boven • omhoog • naar boven • 40% • omhoog • 31% • iets naar boven • naar boven • omhoog • naar boven • 25% • naar boven • omhoog • omhoog
XXX XXX
-
(=1.612 en 1.216)
20% (=1.000 en 2.188)
0%
0%
• meer • omhoog • omhoog • 26%
0%
-
-
17% (7.758 en 7.461)
* nee is 0% verandering
De gemeenten konden toelichten waarom de eerder geraamde investering in hun geval (naar boven) bijgesteld dient te worden. Er werden allerlei verschillende redenen aangedragen. Zo werd de bijstelling van het thema (1) herstructurering van stadswijken onder andere toegeschreven aan de toegenomen druk door de 56-wijkenaanpak. Hierdoor is de ambitie voor herstructurering van deze wijken vergroot. De bijstelling van het eerder geraamde bedrag voor de transformatie van voormalige bedrijventerreinen (2) is nodig doordat de opgave complexer en weerbarstiger blijkt te zijn dan van tevoren is ingeschat, aldus een gemeente.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
35
Foto 5.2 Stedelijke Herstructurering beslaat een aanzienlijk deel van de Investeringsopgave. Voor het thema fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur (3) wordt door verschillende gemeenten aangegeven dat ze de komende tijd meer in sociaal gaan investeren en in de relatie tussen de sociale en fysieke opgave. Daarnaast is meer geld nodig voor het woonmilieu van specifieke bewoners, zoals woonzorgzones voor ouderen en bewoners met een handicap.
Foto 5.3 Vanwege de complexiteit blijft de aanpak van verouderde bedrijventerreinen achter en is een intensivering van het geraamde bedrag nodig.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
36
Ook geven verschillende gemeenten aan dat de toenemende druk op de wegen extra investeringen vergt, zowel in het wegennet als in het openbaar vervoer (thema 15 en 16). Extra geld voor de ringwegen rondom de stad is een van de genoemde opgaven. Onder extra geld voor overige strategische projecten (7) worden onder andere genoemd de upgrading voor een masterplan voor een spoorzone, de aanpak van het winkelhart in het stadscentrum en de ontwikkeling van een overslagterminal. Maar ook extra aandacht en financiële middelen voor de aanpak van fijnstof is genoemd.
Foto 5.4 De toenemende druk op de bereikbaarheid van steden vergt extra investeringen.
Tabel 5.3 geeft weer wat de aanpassingen aan de SIO-2 ramingen betekenen voor de totale stedelijke investeringsopgave voor de periode 2005-2009 en 2010-2014. Tabel 5.3 wijzigingen
Totaaloverzicht van de oude opgave (SIO-2) voor de periode 2005-2014 en
Investeringen SIO-2 naar 20 thema’s Toename door nieuwe berekening SIO-2 plus toename = wijziging
2005-2009 48.181 7.758 55.939
2010-2014 43.770 7.461 51.231
De extra aandacht voor fijnstof in de nieuwe raming geeft al aan dat er ook nieuwe opgaven zijn geformuleerd in jaren tussen de oude investeringsopgave en nu. De fijnstof problematiek is vooral de laatste jaren op de agenda gezet. Het volgende hoofdstuk gaat in op dit nieuwe thema en andere mogelijk nieuwe thema’s.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
37
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
38
Hoofdstuk 6
Nieuwe inzichten en claims 2005-2014
De investeringsopgave SIO-2 uit 2002 is een momentopname en derhalve een tijdgebonden product. De inzichten in de toekomstige opgave kunnen veranderen en thema’s kunnen meer of minder belangrijk zijn geworden. Uit het vorige hoofdstuk bleek dat geen van de twintig onderscheiden thema’s aan kracht heeft ingeboet. Anderzijds kunnen er thema’s zijn bijgekomen die op dit moment juist wel een grote rol spelen in het stedelijk debat en daarom om investeringen vragen. In dit hoofdstuk gaan we na of er nieuwe investeringscategorieën zijn die de afgelopen jaren op de agenda zijn gezet. Nieuwe onderwerpen kunnen gerelateerd zijn aan de twintig reeds behandelde thema’s uit SIO-2, en er dan een inhoudelijke uitbreiding van vormen. Thema’s kunnen ook echt nieuw op de agenda staan. Voor de nieuwe thema’s geldt dat het om fysieke investeringen gaat voor de periode 2005-2014, die extra opgaven betekenen ten opzichte van de berekeningen uit SIO-2 (uit 2001/2002). Mogelijke nieuwe thema’s zijn gezocht in maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en wensen, zoals die in het publieke debat van de laatste jaren naar voren zijn gekomen, en gaan komen. Daarnaast zijn enkele belangrijke rijksnota’s beschouwd, met name de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en Pieken in de Delta. Verder is ook Europese regelgeving meegenomen, voor zover die consequenties heeft voor de (fysieke) investeringen op lokaal niveau. Een laatste belangrijke input vormen de activiteiten van de G27 zelf. De groep middelgrote steden debatteert actief in verschillende samenstellingen over de toekomst van de steden. Ook hieruit komen thema’s naar voren die tot nieuwe investeringsopgaven (kunnen) leiden. Tot slot is over mogelijke nieuwe claims overleg gevoerd met bureau Ecorys, dat betrokken is bij de overleggroep van de fysieke pijler van de G27. 6.1 Groslijst met 11 mogelijk nieuwe thema’s Uiteindelijk kwamen we op een groslijst van elf mogelijke nieuwe investeringsopgaven. Deze noemen we hieronder, en beoordelen in hoeverre dit thema nieuw is of dat het een intensivering of uitbreiding betreft van de twintig reeds bestaande thema’s. Meer aandacht voor het gehele woonmilieu Herstructurering gaat niet alleen om het verbeteren of vervangen van woningen, maar om het verbeteren van het fysieke woonmilieu in zijn geheel. Het wonen wordt in toenemende mate bepaald door het gehele woonmilieu. Dat betekent dat woonmilieus aantrekkelijk moeten zijn, of gemaakt worden, voor de beoogde doelgroepen. Doelgroepen kunnen hierbij alle typen mensen zijn, maar belangrijk is dat ze allen de woonomgeving meewegen in hun oordeel over een buurt of wijk. Beoogde nieuwe doelgroepen in de wijk (gezinnen, middeninkomens, cultuurzoekers, (allochtone?) middenklasse, etc) kijken niet alleen naar een huis, maar ook naar het hele woonmilieu. Onder dit thema vallen ook wijkvoorzieningen. Het upgraden van het voorzieningenniveau en de gehele uitstraling van de wijk zijn van belang en vergen extra investeringen. De gemeenten hebben de toegenomen aandacht voor het woonmilieu in het vorige hoofdstuk ook aangegeven in hun bijstellingen van de investeringsopgave. Zo is een aantal keer de ontwikkeling van woonzorgzones genoemd, ouderenvoorzieningen en het opzetten van brede scholen in wijken. Extra aandacht voor woonmilieus valt mogelijk echter al onder de thema’s (1) Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
39
Herstructurering van stadswijken, en (3) Fysieke voorzieningen voor sociaal. Deze beide thema’s zijn al behoorlijk geïntensiveerd (zie tabel 5.2), met bijstellingen naar boven met 25% respectievelijk 20%. Conclusie: Dit onderwerp is inbegrepen in thema (1) en thema (3). Extra claims vallen onder de intensivering van deze thema’s, zoals die in het vorige hoofdstuk al zijn berekend. Meer (nadruk op) goedkope woningvoorraad Door de toegenomen krapte op de woningmarkt zijn momenteel de mogelijkheden voor starters en lage inkomensgroepen beperkt. Het resultaat is dat er een groot gat zit tussen betaalbare huurwoningen enerzijds en (voor de groep te) dure koopwoningen anderzijds, wat de gewenste verhuismogelijkheden beperkt. In de opgaven van de gemeenten wordt gewezen op extra uitgaven voor bereikbare woningen voor starters en jongeren. Tegelijkertijd zijn compensatiemogelijkheden via winstgevende projecten beperkt in tijden van een tegenvallende economische conjunctuur. Dit onderwerp maakt voor de bestaande wijken deel uit van het thema (1) Herstructurering. De claim voor de komende twee tijdvakken voor dit thema is in de herijking reeds met 25% omhoog gegaan. Hierin zijn inbegrepen de nadruk op meer goedkope woningen en de tegenvallende inkomsten uit duurdere projecten. Overigens zijn potentiële opbrengsten afhankelijk van de economische conjunctuur, die erg mee zat in de tweede helft van de jaren negentig, en tegen vanaf circa 2002. Momenteel lijkt het erop dat er weer een periode van economische groei aan komt. De conjunctuur heeft grote invloed op het aanbod en de vraag naar soorten woningen en daarmee afzet- en verdienmogelijkheden. Conclusie: dit onderwerp in inbegrepen in thema (1). Extra claims vallen al onder de intensivering van dit thema. Bevordering wijkeconomie Veel stedelijke vernieuwing vindt plaats in wijken waar het wonen de overheersende functie is. Het belang van economische ontwikkelingen in stadswijken wordt onderkend en steeds meer gestimuleerd. De economische pijler is echter de minst heldere van de drie pijlers onder het Grotestedenbeleid. De bevordering van de wijkeconomie maakt hiervan deel uit. Dit gebeurt veelal via allerlei regelingen, maar ook om fysieke mogelijkheden om wijkeconomie te stimuleren. Concreet gaat het om maatregelen als het opknappen van buurtwinkelcentra, ruimtes voor startende ondernemers, broedplaatsen of werk-aan-huis-combinaties. De investeringen voor het bevorderen van de wijkeconomie scharen wij onder thema (3) Fysieke voorzieningen voor zorg, onderwijs en cultuur. Dit thema is met 20% geïntensiveerd. Ingewikkelder locaties binnenstedelijk Gemeenten brengen regelmatig naar voren dat de ‘gemakkelijke’ locaties in de stad onderhand zijn aangepakt, en dat mogelijkheden voor herontwikkeling nu plaatsvinden op steeds lastigere locaties. Dikwijls gaat het om kleinere projecten temidden van bebouwd gebied, wat maar moeilijk kan concurreren met het bouwen in het weiland bij de buurgemeenten. Bovendien zijn na de Nota Ruimte de mogelijkheden voor woningbouw in randgemeenten aanzienlijk vergemakkelijkt, iets dat nog wordt gestimuleerd door de huidige nadruk op productieaantallen door het ministerie. Uit de antwoorden van de gemeenten (in hoofdstuk 5) maken wij op dat deze opgave is meegenomen in de bijstelling van het thema (7) Overige strategische projecten. Zo worden bij dit thema plannen voor de stationsomgeving, overslag terminal, aanpak winkelhart en
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
40
ondertunneling van een snelweg genoemd. Hiervoor is in tabel 5.2 een aanpassing naar boven met 20% berekend. Voor wat betreft woningbouw maakt dit thema ook deel uit van thema (1) Herstructurering, waarvoor eveneens reeds een aanzienlijke intensivering is opgenomen. Herstructurering van stadswijken uit de tweede helft van de jaren ‘70 Veel van de huidige stedelijke vernieuwingswijken zijn in de naoorlogse jaren gebouwd, waarbij de nadruk ligt op de periode 1950-1975. In de jaren vijftig ging het meestal om wijken met veel portiekwoningen of rijtjes sobere eengezinshuizen, in de periode 1965-1974 kwam daar ook hoogbouw bij. In de behoefteramingen uit de Nota Stedelijke Vernieuwing (1997) en de meer op transformatie van woonmilieus gerichte Nota Wonen (2000) lag sterk de nadruk op deze ‘buitencentrum milieus’. Problemen liggen hier voor een belangrijk deel op het gebied van commerciële veroudering: bij een ruimer wordende woningmarkt vallen deze typen woningen uit de gratie. Door de huidige krappe woningmarkt blijven ze echter voorlopig nog voldoende in trek. Verschillende gemeenten geven aan dat in toenemende mate de wijken van ná die tijd een probleem worden. Concreet gaat het dan om wat denigrerend ‘bloemkoolwijken’ worden genoemd uit grofweg de periode 1975-1985, wijken met veel laagbouw, gemengde woningtypen met ingewikkelde ontsluitingen, woonerven, naar binnen gekeerde hofjes en een voor buitenstaanders onduidelijke structuur. Ook zitten er wijken tussen uit de eerste periode van de stadsvernieuwing, soms met dezelfde kenmerken. Deze ‘bloemkoolwijken’ zijn niet alleen in de steden te vinden, maar door heel Nederland heen. Ook, en juist, in de groeikernen – product uit die tijd – staan er relatief veel. Het doel van herstructurering is dat wijken verbeteren, hoewel er ook wijken hardnekkig problematisch blijven. De ‘stadsvernieuwingstrein’ die door de oude wijken heen denderde, heeft ervoor gezorgd dat daar de fysieke situatie is verbeterd, waardoor de aandacht kon verschuiven naar andere, latere wijken. Bovendien bestaat er altijd een natuurlijk verouderingsproces, waardoor op enig moment grote investeringsbeslissingen nodig zijn. Ons inziens is het een natuurlijk proces dat later gebouwde wijken ooit voor verbetering in aanmerking komen. Dit gebeurt bovendien tegelijk met een verminderde aandacht voor de eerder benoemde wijken, die immers deels al ‘klaar’ zijn (voor zover je daarvan kunt spreken). Conclusie: herstructurering in wijken uit de periode 1975-1985 beschouwen we niet als een intensivering van de opgave, maar als een inhoudelijke verschuiving. Er wordt niet méér geherstructureerd, maar in andere wijken. Particuliere woningverbetering Ruim de helft van alle woningen is particulier eigendom. Onderhoud in het goedkope segment is ook in het verleden problematisch geweest. De laatste jaren zijn op bescheiden schaal goedkope huurwoningen verkocht, waarvan een deel nu al en in de toekomst nog meer, onderhoudsproblemen oplevert. Dan gaat het vooral om goedkope meergezinswoningen. De aanpak van dit specifieke deel van de woningvoorraad is al opgenomen in thema (1) Herstructurering van stadswijken, waarvoor in de herijking een intensivering is opgenomen van 25%. Luchtkwaliteit/fijnstof De laatste jaren is de aandacht voor de fijnstof problematiek gegroeid door de EU-normen voor fijnstof concentraties. Veel bouwprojecten komen hierdoor in gevaar, omdat bij overschrijding van de norm niet verder gebouwd mag worden. De problematiek is voor de gemeenten echter
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
41
lastig aan te pakken, omdat problematiek rondom de luchtkwaliteit vaak op een veel hoger schaalniveau speelt; luchtvervuiling houdt zich immers niet aan lands- of gemeentegrenzen. Er zijn niet veel fysieke maatregelen die de gemeenten (kunnen) nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het gaat bij de aanpak van de luchtproblematiek veel vaker om brongerichte maatregelen, zoals roetfilters op uitlaten van auto’s. De fysieke maatregelen die gemeenten wel uitvoeren om dit probleem op lokaal niveau aan te pakken zijn bijvoorbeeld het verplaatsen van gebouwen met functies voor kwetsbare groepen, zoals scholen of het verminderen van de verkeersdrukte op bepaalde wegen door het verleggen van verkeersstromen of het instellen van milieuzones. Milieuzones zijn gebieden waar alleen ‘schone’ voertuigen mogen rijden (bijvoorbeeld de binnenstad). Dit laatste vergt echter meer bestuurlijke en organisatorische dan fysieke investeringen. Ook het gebruik van zogenaamde dove gevels bij gebouwen langs een drukke weg kan een oplossing zijn voor de woningen in kwestie. De aanpak van luchtkwaliteit door middel van fysieke maatregelen blijft echter beperkt. De kosten voor de verbetering van de luchtkwaliteit verschillen sterk tussen gemeenten, afhankelijk van de lokale omstandigheden. Vaak gaat het om enkele specifieke delen van de stad, waar de EU-normen worden overschreden. Deze EU-normen liggen overigens op dit moment nog niet vast, maar vormen een punt van onderling tussen Nederland en de EU. Het is erg lastig om de lokale fysieke maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit te kwantificeren in geld. Veel maatregelen vinden op bronniveau (emissie-maatregelen) plaats en dat valt buiten deze raming. Vaak wordt ook onderzoek en communicatie genoemd als ‘maatregel’. Daarnaast zijn er grote lokale verschillen in de omvang van de problematiek wat het erg lastig maakt om tot een raming voor de G27 te komen. Tot slot is recent het Besluit Luchtkwaliteit aangepast (Blk, 2005) en staat een nieuwe wet luchtkwaliteit op stapel. Hierin wordt een soepeler en meer pragmatische regelgeving verwacht.
Foto 6.1 Wonen naast de snelweg: na geluid is de fijnstof problematiek de laatste jaren hoog op de agenda komen te staan.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
42
Bereikbaarheid en mobiliteit Bereikbaarheid en mobiliteit zijn de centrale thema’s van de Nota Mobiliteit. In de SIO-thema’s 15-18 komen deze ook nu al ruim aan bod. De gemeenten geven aan dat deze extra investeringen nodig zijn vanwege de toenemende drukte op de (ring)wegen en voor verdere ontsluiting van gebieden. De (auto)mobiliteit blijft naar verwachting ook de komende jaren gestaag doorgroeien, zeker rondom de steden. Verschillende gemeenten geven aan te willen investeren in een hiërarchisch mobiliteitssysteem, waarbij de verschillende typen wegen beter gebruikt worden voor het doel waarvoor ze gemaakt zijn. Dat betekent bijvoorbeeld een betere scheiding van verkeersstromen (‘ontvlechting’), scheiding van doorgaand en plaatselijk verkeer en betere aansluiting en overstapmogelijkheden tussen vervoersoorten. Andere investeringen liggen op het gebied van een mogelijke invoering van het prijsmechanisme (kilometerheffing, rekeningrijden, tolheffing), verbeteringen in het openbaar vervoer en alternatieven voor vrachtverkeer over de weg. Oplossingen op het gebied van bereikbaarheid en mobiliteit liggen veelal op een regionaal schaalniveau. De nadruk ligt in de komende jaren meer op beprijzen en benutten en minder eenzijdig op bouwen. Voor de komende jaren is in het vorige hoofdstuk een toename van 20% berekend voor de thema’s (15) Infrastructuur voor particulier personenvervoer en (16) Infrastructuur voor collectief personenvervoer. Dit alles om de bereikbaarheid ook voor de komende jaren te behouden en verbeteren. Uit de antwoorden van de gemeenten maken wij op dat de extra investeringen voor de bereikbaarheid en mobiliteit al zijn meegenomen in de bijstellingen uit het vorige hoofdstuk. Veiligheid De Stedelijke Investeringsopgave was al opgesteld toen de wereld opschrok na terroristische aanslagen, en de dreigingen hiertoe. Sinds 2002 is veiligheid naar aanleiding van terroristische aanslagen een groter probleem dan daarvoor. Sociale veiligheid, enge plekken en veilig op straat krijgen weliswaar ook meer aandacht, maar staan al jaren op de lokale agenda’s. Gemeenten geven ook niet aan dat voor veiligheid extra investeringen nodig zijn ten opzichte van 2001/2002. In de jaren hiervoor heeft externe veiligheid juist al de nodige aandacht gekregen, na de gebeurtenissen in Enschede (vuurwerk) en Volendam (brand). Externe veiligheid van het stedelijk vastgoed was al opgenomen in thema (14). Voor dit onderwerp zijn vooralsnog geen extra investeringen geraamd ten opzichte van SIO-2 Integratie Sinds 2002 staat de thema integratie en segregatie van allochtonen en autochtonen nadrukkelijker op de politieke agenda dan daarvoor. De vraag is echter tot welke concrete fysieke investeringen dit leidt. Een deel van de activiteiten valt meer onder sociale, culturele, juridische of economische maatregelen, waarvoor geen fysieke investeringen nodig zijn. Voor zover die wel nodig zijn, vallen die onder thema (3) Fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur. Hiervoor is in hoofdstuk 5 reeds een investering van 20% opgenomen. Waterstijging Volgens klimaatmodellen zal het weer in Nederland grilliger worden: meer en langduriger regen (naast droogtes), meer kans op overstromingen en meer kans op wateroverlast. Het wereldwijde broeikaseffect heeft zijn weerslag op lokaal niveau. Situaties waarin grote overstromingen dreigen (midden jaren negentig) zullen vaker voorkomen. Gemeenten anticiperen hierop met plannen voor een grotere waterbergingscapaciteit binnen bestaande wijken. Concreet gaat het
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
43
bijvoorbeeld om het aanleggen of vergroten van vijvers, grachten en sloten. Niet zozeer om esthetische redenen (zoals enkele bekende centrumgrachten worden hersteld), maar vanuit het oogpunt van (voorkoming van) wateroverlast. In de toekomst zal dit thema vermoedelijk verder aan belang winnen en aanleiding kunnen vormen voor nieuwe innovatieve oplossingen. Dit zal, gezien de geografische locatie in Nederland, niet voor alle steden in dezelfde mate gelden. Dit thema heeft aan belang gewonnen in de laatste paar jaar, maar zit al opgenomen in thema (12) Rioleringen, beheersing van grondwateroverlast. In het vorige hoofdstuk is voor dit thema reeds een intensivering met 10% voor de periode tot 2015 opgenomen. In de wat verdere toekomst zijn mogelijk veel omvangrijker investeringen nodig, maar die zullen dan pas na 2015 plaatsvinden.
Foto 6.2 Extra investeringen zijn nodig om wateroverlast in de toekomst te voorkomen. 6.2 Conclusie nieuwe claims De stedelijke investeringsopgave is een momentopname. Vier jaar na SIO-2 kunnen bepaalde thema’s aan belang hebben ingeboet, aan andere aan belang gewonnen. In dit hoofdstuk zijn – uit een reeks van bronnen – elf mogelijke nieuwe thema’s beoordeeld, die een fysieke investering voor de periode 2005-2015 met zich brengen. Investeringen kunnen een intensivering van een van de al benoemde twintig thema’s vormen, of echt nieuw zijn. Tien van de elf thema’s zijn ons inziens een verandering of intensivering van de bestaande twintig thema’s. Mogelijke extra investeringen hiervoor zijn al in het vorige hoofdstuk opgenomen. Eén thema lijkt in de periode 2005-2015 echt nieuw, en dat is de luchtkwaliteit. Dit is een groot probleem met internationale aspecten: het probleem is internationaal (want waait over grenzen heen) en de wetgeving ook (over richtlijnen vanuit de EU wordt nog onderhandeld). Veel oplossingen liggen echter niet op het fysieke lokale vlak. Het is een probleem hoe de fysieke investeringen op lokaal niveau te kwantificeren vallen. Bovendien staat er een relatief pragmatische Wet Luchtkwaliteit in Nederland op stapel. Daarom nemen we de kosten voor de verbetering van de luchtkwaliteit als p.m. kosten mee in deze herijking van de stedelijke investeringsopgave. Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
44
Hoofdstuk 7
Conclusie Herijking Stedelijke Investeringsopgave
7.1 De Herijking samengevat In 1998 en 2002 heeft het Onderzoeksinstituut OTB voor de grote en middelgrote steden geraamd welke investeringen in de fysieke omgeving in het verschiet lagen. Deze exercities waren gebaseerd op omvangrijk en arbeidsintensief onderzoek en mondden uit in twee lijvige boekwerken: de “Stedelijke InvesteringsOpgave” 1 respectievelijk 2 (in het jargon al gauw aangehaald als ‘SIO-1’, 1999-2010; respectievelijk ‘SIO-2’, 2003-2014). Het doel van dit onderzoek is de herijking van de stedelijke investeringsopgave 2000-2014 en het opnieuw op de agenda zetten van de stedelijke investeringsbehoefte. De nadruk ligt op de periode 2005 tot en met 2014. De herijking is gebaseerd op de volgende activiteiten: • Een overzicht van de ‘oude’ Stedelijke Investeringsopgave, uit SIO-2 (2002), naar 20 onderscheiden thema’s en verdeeld in drie tijdvakken 2000-2004, 2005-2009, 2010-2014 (zie hiervoor hoofdstuk 2); • Een berekening van hetgeen al is gerealiseerd in de afgelopen periode (in hoofdstuk 3); • Een berekening welk deel van het niet-gerealiseerde deel is doorgeschoven, en wat is vervallen (in hoofdstuk 4); • De toe- of afname van de opgave voor de huidige (2005-2009) en komende (2010-2014) periode (in hoofdstuk 5); • Mogelijke nieuwe thema’s en claims (in hoofdstuk 6). Over SIO-2 (in hoofdstuk 2) In 2002 is de Stedelijke Investeringsopgave opgesteld (SIO-2), waarin twintig investeringscategorieën werden onderscheiden. Per thema zijn informatie van bovenaf (top down) en uitvoerige opgaven berekend door de gemeenten zelf (bottom-up) gecombineerd. De Stedelijke Investeringsopgave besloeg de periode 2000-2014 en had betrekking op de G30. Verdeeld over drie tijdvakken van vijf jaar, kwam de totale investeringsopgave toen uit op 129 miljard euro (prijspeil 2002). Dit bedrag heeft betrekking op àlle investeringen van àlle partijen samen. De opgave verschilt per periode: bijna 37 miljard (2000-2004); 48 miljard (2005-2009) en bijna 44 miljard (2010-2014). Deze herijking gaat uit van het rapport uit 2002 (SIO-2) en heeft derhalve betrekking op deze G30-steden. De Stedelijke investeringsopgave heeft betrekking op fysieke investeringen, maar is breder dan stedelijke vernieuwing, zoals gebruikt in het ISV. Elf van de twintig onderscheiden thema’s komen overeen (is wel het merendeel van de opgave). De grootste opgaven die wel in SIO-2 en niet in ISV zijn meegenomen, zijn investeringen voor mobiliteit en bereikbaarheid. Terugblik op de eerste periode 2000-2004 (in hoofdstuk 3 en 4) Gedurende het eerste tijdvak, dat nu achter ons ligt, is van de geraamde 37 miljard euro circa 70% (26 miljard) geïnvesteerd. Dit is berekend aan de hand van de voortgang van de stedelijke vernieuwing (in ISV) en doorgetrokken naar alle stedelijke investeringsopgaven. Deze conclusie betekent dat 30% resteert, wat neerkomt op bijna 11 miljard euro (zie tabel 3.5). Aan de G27-
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
45
gemeenten 5 is met behulp van een korte vragenlijst gevraagd in hoeverre dit restant uit de eerste periode doorschuift naar de volgende periode of dat deze investeringen zijn komen te vervallen. Het blijkt dat 5/6 deel van het restant (83% oftewel 9,15 miljard) is doorgeschoven naar de volgende perioden en 1/6 is vervallen (17% oftewel 1,8 miljard). Het deel dat doorschuift, is door ons gelijk verdeeld over het tijdvak 2005-2009 en 2010-2015. Nieuwe ramingen voor de periodes 2005-2009 en 2010-2014 (in hoofdstuk 5) De opgaven voor de perioden 2005-2009 en 2010-2014 zijn vijf jaar geleden opgesteld. Toen was dat toekomst, nu zitten we er middenin. Aan de G27-gemeenten is daarom gevraagd of en hoe, op basis van voortschrijdend inzicht, de opgave aangepast moet worden. Tweederde van de gemeenten ziet per thema dezelfde investeringsopgave als vijf jaar geleden, eenderde ziet een lichte tot aanzienlijke toename van de investeringsopgave en slechts een enkeling ziet voor een enkel thema een lagere investeringsopgave. Voor alle twintig thema’s tezamen betekent dit een toename van gemiddeld 17%. In geld komt dit neer op 7,8 miljard extra voor de periode 2005-2009 en 7,5 miljard voor de periode 2010-2014 (zie tabel 5.2). Dit alles nog onder het prijspeil van 2002. Nieuw geformuleerde opgaven (in hoofdstuk 6) Naast aanpassingen binnen bestaande thema’s in de investeringsopgave, kunnen er in de afgelopen jaren ook nieuwe thema’s bij zijn gekomen die fysieke investeringen vereisen. Aan de hand van algemene maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, het publieke debat, rijks- en andere nota’s, overleg met Ecorys en niet in de laatste plaats de toekomstdiscussies binnen de G27 zelf, zijn elf mogelijke nieuwe thema’s gedestilleerd. Van deze elf onderwerpen zijn er uiteindelijk tien alsnog ondergebracht in de twintig reeds geformuleerde stedelijke investeringsopgaven. Deze beschouwen we als een verandering of intensivering van de bestaande twintig thema’s. Wat overblijft, is het thema luchtkwaliteit. Dit thema is op dit moment echter lastig te kwantificeren. We nemen het daarom als p.m. post op. Een ander mogelijk omvangrijke opgave zijn de effecten van de verwachte waterstijging. Hiervoor zijn tot 2015 al in beperkte mate investeringen opgenomen. Mogelijk zal dit na 2015 tot grotere investeringen leiden.
5
De vragenlijst is alleen voorgelegd aan de G27-steden (minus Sittard-Geleen) en niet aan de vier grote steden. Dit kan gevolgen hebben voor de berekeningen, aangezien zij bij de vorige inventarisatie wel zijn bevraagd en een grote investeringsopgave kennen. In hoofdstuk 3, waar de resultaten van vijf jaar stedelijke vernieuwing zijn geëvalueerd, bleek slechts in beperkte mate onderscheid mogelijk tussen de G4 en de G26. Waar dat al kon, bleken resultaten niet één bepaalde richting op te wijzen. De berekeningen in dit rapport zijn daarom uitgevoerd onder de aanname dat de voortgang in de G4 gelijk is aan die in de G26.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
46
Conclusie Alle bovenstaande bevindingen en berekeningen zijn in het volgende schema samen te vatten: Tabel 7.1
De nieuwe stedelijke investeringsopgave, totaal in mld € 2000-2004
2005-2009
2010-2014
Totaal 20002014 128,8
Start = ‘oude’ opgave SIO-2 (uit 2002) Af: gerealiseerd Niet gerealiseerd: Af: kan vervallen Af: schuift door naar 2005+ Bij:
36,9
48,2
43,8
-
+ 4,5 (oud doorschuif) + 7,8 (extra)
+ 4,5 (oud doorschuif) + 7,5 (extra)
Totaal herijking (prijspeil 2002) Inflatiecorrectie 2002-2005 (+8,55%) Totaal Herijking (prijspeil 2006) Nieuwe claim luchtkwaliteit p.m.
25,9 gerealiseerd
60,5
55,8
(142,2)
116,3
65,7
60,5
-
126,2
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
Totaal 20052014 92
- 25,9 11,0 - 1,8 - 9,1
-
+ 9,1 + 15,3
Tabel 7.1 laat zien wat deze herijking betekent voor de Stedelijke Investeringsopgave zoals deze in 2002 is geformuleerd. Door het doorschuiven van een deel van de investeringsopgave uit de eerste periode (9 miljard euro) en de aanvullingen op de investeringsopgave van de daaropvolgende perioden (2005-2009 en 2010-2014) (7,8 + 7,5 = 15,3 miljard euro), komt het totaal van de nieuwe raming (in prijzen van 2002) uit op 116,3 miljard euro voor de periode 2005-2014. Dit is een toename voor deze periode met 24,3 miljard euro (26%). Op jaarbasis uitgedrukt betekent dit dat het voor de periode 2000-2015 om een jaarlijkse investering ging van 8,6 miljard. In de herijking gaat het om een jaarlijkse investering voor de periode 2005-2014 van 11,6 miljard euro. Het gaat dus om alle fysieke investeringen van alle partijen in de G30. Bij al deze gegevens is nog geen rekening gehouden met een inflatiecorrectie. Deze bedroeg over 2000 3,3%, 2003 2,1%, 2004 1,2% en 2005 1,7% (CBS-cijfers). Gekapitaliseerd betekent dat 8,55% over deze vier jaar. Het totaalbedrag met prijspeil 2006 komt dan uit op bijna 66 miljard voor de periode 2005-2009 en ruim 60 miljard voor de periode 2010-2014, samen ruim 126,2 miljard euro. In deze herijking zijn nog geen claims opgenomen voor fysieke stedelijke investeringen ten behoeve van luchtkwaliteit. Deze zijn als p.m. post opgenomen.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
47
Figuur 7.1 plaatst de bedragen uit tabel 7.1 in de figuur uit het eerste hoofdstuk. Schematisch is weergegeven welke stappen zijn gezet om tot de herijking te komen en welke bedragen bij de stappen gemoeid zijn. In 2002 ging het om een opgave van 129 miljard euro voor vijftien jaar, in 2006 om een verhoogde opgave van 116 miljard voor tien jaar, dit alles met prijspeil 2002. Het eindtotaal is met prijspeil 2006 (126 miljard euro).
Figuur 7.1
Schematische weergave van de herijking van de Stedelijke Investeringsopgave 2005-2014 (in mld €; prijspeil 2002; alleen het eindbedrag prijspeil 2006)
2002: Stedelijke Investeringsopgave 2000 t/m 2014
20 Investeringscategorieën 8,6 mld./jaar 129 mld. voor 15 jaar
2006: Herijking Stedelijke Investeringsopgave 2005-2014
92
116
126
(2002)
(2006)
-26 Inflatiecorrectie
+9
129
+15
-1,8
Af: Gerealiseerd
p.m.
Af? Vervalt door gewijzigd inzicht
Deel schuift door
Bij? Nieuwe opgaven: maatschappelijke ontwikkelingen, rijksbeleid, EU-beleid
Bij? Intensivering door gewijzigd inzicht
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
48
7.2
Kostendragers
In totaal bedraagt in onze berekeningen de nieuwe totale investeringsopgave voor de G30-steden 126 miljard euro voor tien jaar, dus 12,6 miljard euro op jaarbasis (prijspeil 2006). Het lijkt een groot bedrag, maar hier passen enkele opmerkingen bij. Ten eerste gaat het om investeringen van alle partijen samen. Het merendeel van de 12,6 miljard euro per jaar is geen overheidsgeld (uit ISV, GSB of gemeentefinanciën), maar komt uit de markt, waarbij woningcorporaties een belangrijke rol spelen. Het is verder belangrijk op te merken dat het om investeringen gaat, niet om kosten. Naast kosten zijn er ook omvangrijke opbrengsten, met name door de verkoop van woningen. Opbrengsten zijn soms direct in geld uit te drukken (bijvoorbeeld verkoopresultaat), maar soms zijn opbrengsten langer uitgesmeerd in de tijd (bijvoorbeeld waardeontwikkeling), of zijn lastig te kwantificeren (bijvoorbeeld een beter imago, woonsatisfactie, CO2-reductie, sociale cohesie, tolerantie of het uitblijven van excessen). Tabel 7.2 geeft een indicatie van de investeringen per partij: rijk, gemeente en markt (inclusief corporaties, particulieren, ontwikkelaars, etc). Deze verdeling is dezelfde als die in de stedelijke investeringsopgave SIO-2 uit 2002, die in tabel 2.2 in hoofdstuk 2 is weergegeven. In Tabel 7.2 is deze verdeling toegepast op de nieuwe Herijkte stedelijke investeringsopgave. De herijkte stedelijke investeringsopgave bedraagt 126,2 miljard euro voor de periode 2005-2014 (exclusief luchtkwaliteit). Van deze opgave zou bijna 48 miljard voor rekening van het rijk moeten komen, circa 38% van het totaal. Dit percentage is iets hoger dan het rijksaandeel dat in hoofdstuk 2 werd genoemd, zoals opgenomen in SIO-2 (35%). Dit komt door het toegenomen belang van infrastructuuropgaven, waarin het rijk een relatief zwaar aandeel heeft. Het aandeel van de gemeenten ligt op bijna 22 miljard euro (17%). De rest (45%) komt uit de markt. De Stedelijke Investeringsopgave in dit rapport is breder dan alleen stedelijke vernieuwing, en stedelijke vernieuwing is meer dan het wegwerken van fysieke achterstanden in woonwijken. In hoofdstuk 3 constateerden we dat elf van de 20 SIO-2-thema’s ISV-gerelateerd zijn. Als we alleen kijken naar deze (elf) ISV-gerelateerde thema’s, dan gaat het in deze herijkte stedelijke investeringsopgave om ongeveer driekwart van het totaal (94 van de 126 miljard). Voor alleen deze ISV-thema’s is de claim aan het Rijk voor de periode 2005-2014 bijna 27 miljard euro, wat per jaar neerkomt op 2,7 miljard euro (alles met prijzen van 2006). Voor de gemeenten gaat het om 17 miljard, oftewel 1,7 miljard per jaar. Een belangrijk doel van een rijksbijdrage is ervoor te zorgen dat bepaalde, als maatschappelijk belangrijk geachte investeringen wèl worden gepleegd, die anders niet of pas veel later van de grond zouden komen. Een rijksbijdrage moet de drempel voor dergelijke gewenste investeringen verlagen, zodat andere partijen ertoe worden gebracht om ook te investeren (‘triggermoney’). Voor sommige projecten is geen enkele rijksbijdrage nodig, voor andere is juist een ruime bijdrage nodig, met name voor infrastructurele projecten en voor publieke functies als cultuur en openbaar groen, maar ook sociale functies en voorzieningen. Hier komt bij dat de marktpotentie en de verdiencapaciteit per regio verschillen. Overigens zijn ruimtelijke investeringen waarvoor geen rijksbijdrage is voorzien in dit rapport niet meegenomen, waaronder financieel afgedekte plannen voor kantoren en projecten in de marktsector buiten herstructureringsgebieden, maar ook privé investeringen van burgers aan hun eigen huis. Berekeningen over zogenaamd ‘multipliers’ van rijksinvesteringen dienen daarom altijd zorgvuldig te worden afgezet tegen de totale investeringen die worden uitgevoerd. Algemene richtlijnen voor een multiplier en een gewenst rijksaandeel zijn niet te geven.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
49
Tabel 7.2 Investeringen voor de periode 2005-2014: indicatieve verdeling van de financiering per thema en naar kostendrager (prijspeil 2006) Nr
Thema
1
herstructurering van stadswijken 2 transformatie (voormal.) bedrijventerreinen 3 fysieke voorzieningen voor onderwijs, zorg en cultuur 4 uitbreiding accommodaties bedrijven 5 herstructurering accommodaties bedrijven 6 HSL-sleutelprojecten 7 overige strategische stadsprojecten 8 Monumenten 9 Archeologie 10 investeringen in natuuren landschapskwaliteit 11 duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik 12 rioleringen, beheersing van grondwateroverlast 13 bodem- en watersanering, afvalverwerking 14 veiligheid van stedelijk vastgoed 15 infrastructuur particulier personenvervoer 16 infrastructuur collectief personenvervoer 17 infrastructuur goederenvervoer 18 infrastructuur waterverkeer 19 communicatieinfrastructuur 20 overige fysieke investeringen Totaal 2005-2014
Waarvan ISV-gerelateerd (11 thema’s, zie H3)
% privaat
% gemeente
75
10
50
% rijk 15
Totale invest. in mln € 28.647
Aandeel gemeente in mln € 2.865
10
40
4.315
432
1.726
50
40
10
2.433
973
243
80
10
10
5.749
575
575
60
10
30
4.466
447
1.340
75 75
10 10
15 15
5.469 21.044
547 2.104
820 3.157
60 20 10
10 30 30
30 30 60
1.019 113 3.669
102 34 1.101
306 34 2.201
70
10
20
1.463
146
293
5
85
10
1.432
1.217
143
10
40
50
2.793
1.117
1.396
75
10
15
880
88
132
0
40
60
18.662
7.465
11.197
0
10
90
21.266
2.127
19.139
60
10
30
988
99
296
10
40
50
736
294
368
90
5
5
1.055
53
53
-
-
-
126.198
94.259
Totaal 2010-2014 60.544 Waarvan ISV-gerelateerd 41.540 In cursief zijn de thema’s aangegeven die niet binnen ISV vallen, zie hoofdstuk 3
Aandeel rijk in mln € 4.297
21.786 (17% van totaal) 17.327 (18% van totaal) 10.030 7.534
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
47.717 (38% van totaal) 26.731 (28% van totaal) 25.470 11.651
50
Foto 7.1 Natuur- en landschapsontwikkeling nabij steden is een van de thema’s waaraan het Rijk een grote bijdrage moet leveren. De relatie met andere bedragen De stedelijke investeringsopgave gaat over enorme, soms duizelingwekkende bedragen. Wat is de relatie met andere bedragen die de ronde doen? In juni 2006 presenteerde (inmiddels ex-)minister Dekker van het ministerie van VROM haar ‘Visie op de woningmarkt’ en kondigde aan deze in het najaar te concretiseren voor de periode 2010-1019, na afloop van het huidige ISV-2. Mogelijk krijgt deze visie in het nieuwe kabinet gestalte. In onze raming komen we uit op 126 miljard euro voor 10 jaar, waarvan 60,5 miljard voor de periode 2010-2014 (zie tabel 7.2). Deze investering geldt voor de G30-steden en is totstandgekomen door een inventarisatie van de gemeenten zelf. Alleen gelet op de ISV-thema’s komt het neer op 41,5 miljard euro voor vijf jaar en voor de G30-steden. Per jaar is dat 8,3 miljard euro. Van de 41,5 miljard euro die in de periode 2010-2014 in de ISV-thema’s geïnvesteerd moet worden, bedraagt de rijksbijdrage 11,7 miljard euro, oftewel ruim 2,3 miljard per jaar. De gemeentebijdrage in deze periode is 7,5 miljard, oftewel jaarlijks 1,5 miljard. Er zijn meer studies gedaan naar de behoefte aan stedelijke vernieuwing. Deze hebben echter een ander doel en een andere invalshoek, en leveren daarom andere uitkomsten op. RIGO heeft 40 planexploitaties geëvalueerd van recente vernieuwingsplannen. Op basis van kosten en baten van de projecten zijn kostengetallen opgesteld voor maatregelen, onder de omstandigheden van nu. In de meeste projecten ging het om sloop/nieuwbouwprojecten in vroeg-naoorlogse wijken. ABF Research heeft in juni 2006 een behoefteraming Stedelijke Vernieuwing opgesteld voor de periode 2010-2019. Hierbij zijn de kostenkengetallen van het RIGO gebruikt. Deze raming resulteert in een rijksbijdrage, die varieert tussen de 3,1 en 4,8 miljard euro voor 10 jaar. Ter vergelijking: het huidige ISV-2 budget bedraagt 1,3 miljard voor vijf jaar. Er is door ABF gewerkt met vier scenario’s, afkomstig van de planbureaus, die toekomstige mondiale trends vertalen naar de situatie in Nederland. De genoemde rijksbijdrage voor stedelijke vernieuwing Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
51
komt voort uit een berekening van de gebiedsexploitatie van een transformatiewijk uit de vroeg naoorlogse periode. Hierbij resteert uiteindelijk een tekort, dat door de rijksoverheid moet worden gedekt. In het ABF-rapport worden geen uitspraken gedaan over de totale investeringsopgave, maar gerekend met een multiplier van 1:10 zal deze rond de 40 miljard euro bedragen. Deze bedragen zijn maar lastig vergelijkbaar met die in dit voorliggende rapport. In dit rapport gaat het om veel meer fysieke investeringen dan de vernieuwing van aandachtswijken. De stedelijke investeringsopgave richt zich niet (alleen) op het wegwerken van problemen in (potentiële) achterstandswijken, maar veel meer op het grijpen van kansen op stadsbreed niveau, inclusief het regionale niveau (met name op het gebied van mobiliteit). Onder het rijk wordt ook meer verstaan dan enkel het ministerie van VROM dat het ISV-budget beheert. Het gaat ook om gelden die buiten het ISV vallen, maar wel betrekking hebben op de steden. Het gaat dus ook om bijdragen van andere ministeries in investeringen die fysiek van aard zijn, zoals groen, infrastructuur, cultuur en zorg. En het gaat om fysieke investeringen ten behoeve van sociale en economische voorzieningen, in scholen, kinderopvang, tehuizen, bedrijven en meervoudig grondgebruik, om er maar enkele te noemen. Veel van dergelijke investeringen vergen een hoger rijksaandeel dan de 10%, die een multiplier van 1:10 impliceert. Ten slotte bestrijkt ISV heel stedelijk Nederland, terwijl dit rapport gaat over investeringen in de steden uit het Grotestedenbeleid (dit rapport gaat over de G30). Het grootste verschil tussen dit rapport en andere investeringsberekeningen is echter dat in dit rapport vanuit de steden zelf is geredeneerd. Andere investeringsberekeningen worden vooral van bovenaf op gewenste stedelijke dynamiek geprojecteerd. In dit onderzoek is vooral gekeken naar stedelijke ambities, plannen en investeringen van de steden zelf. De beste manier om hierachter te komen, is door het hen zelf te vragen. Dat is de kern van dit rapport. Lokale opgaven zijn langs nationale redeneringen gelegd, waarmee bottom up en top down op elkaar zijn afgestemd en maatwerk is geleverd. Tot slot De gegeven bedragen in dit rapport gaan over ambities. Het zijn bedragen die gemeenten zelf aangeven als de totale investeringsopgave. Hierin schuilt het gevaar van ‘overvraging’. Plannen en ambities worden soms net iets hoger gesteld dan ze uiteindelijk uitpakken. In het afgelopen tijdvak 2000-2004 is uiteindelijk ruim 70% van de investeringsopgave gerealiseerd, waarbij geldt dat het grootste aandeel van het niet-bestede deel in de tijd doorschuift. Uiteindelijk zou over tien jaar kunnen blijken dat niet de gehele stedelijke investeringsopgave is gerealiseerd. Ook dan zou een deel kunnen doorschuiven in de tijd. Deze kanttekeningen nemen niet weg dat er een forse investeringsopgave ligt. In dit rapport is deze gekwantificeerd. De praktijk zal leren in hoeverre deze wordt gerealiseerd - en gerealiseerd binnen de tijdsperiode. Wat echter vaststaat, is dat de opgave, voor de partijen gezamenlijk, ook na de geleverde prestaties sinds 2000, nog steeds aanzienlijk is.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
52
Referenties ABF Research (2006). Behoefteraming SV periode 2010-2019 omgevingsscenario’s. Uitgevoerd in opdracht van Ministerie van VROM –DG Wonen. Maart 2006 Blk (2005). Besluit Luchtkwaliteit 2005. Staatsblad nr. 316. CBS (2006). Tabel Consumentenprijsindices (CPI) alle huishoudens. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen. www.cbs.nl - cijfers – kerncijfers – inflatie (CPI). Commissie Innovatie stedelijke GSB-aanpak (2006). Met vol vermogen. Deventer, 12 juni 2006. Dekker, Minister S. (2006). Brief aan de Tweede Kamer. Visie op de woningmarkt. VROM, 16 juni 2006, kenmerk DGW/S2006271205. Marlet, G. en Woerkens C. van (red.) (2006). De effectiviteit van het Grotestedenbeleid. Utrecht: Stichting Atlas voor de gemeenten. Ministerie EZ (2004). Pieken in de Delta; Gebiedsgerichte Economische Perspectieven. Den Haag: Ministerie EZ. G27 (2005). Ontwikkelingsvisie Fysieke Pijler , 23 december 2005 G27, Ecorys (2006). Strategische inzet G27 fysieke pijler stedelijk beleid na 2010. G27 (2006). Sterke steden, sterker land! Conceptmanifest G27, advies van de Bestuurlijke Werkgroep Toekomstverkenning GSB. Holt, D., D. Messemaker, S. Voogt, W. Vos (2006). Resultaatsanalyse ISV-1. Rotterdam: Ecorys. Priemus, H., R.C. Kloosterman, B.W. Lambregts, H.M. Kruythoff en J. den Draak (1998). De Stedelijke Investeringsopgave 1999-2010 gekwantificeerd. Naar economische vitaliteit, bereikbaarheid, sociale cohesie en duurzaamheid, Delft: DUP. Priemus, H., R. Verhage en H.M. Kruythoff (2002). De Stedelijke Investeringsopgave 20032014, Delft: DUP Science. Ministerie VenW (2004). Nota Mobiliteit. Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid. Verslag conferentie luchtkwaliteit (2 november 2005). Fortis Theater aan de Schie, Schiedam. www.minvrom.nl - dossier luchtkwaliteit - publicaties. Ministerie VROM (2006). Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling, deel 4. Den Haag: Ministerie VROM, LNV, VenW en EZ. Ministerie VROM (2006). Ruimte geven, bescherming bieden. Een visie op de woningmarkt. Den Haag: Ministerie VROM.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
53
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
54
Bijlage A Uitwerking stedelijke en regionale investeringscategorieën Kwaliteit van de woon-leefomgeving 1. Herstructurering van stadswijken Resterende klassieke stadsvernieuwing volgens de Belstato-posten en de herijking Belstato. Curatieve en preventieve herstructurering in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing: planvorming/wijkbureaus, proceskosten, infrastructuur, groen en water, bodemsanering, geluidswering, funderingsherstel, bedrijven, winkels, sociaal-culturele voorzieningen, intensivering/meervoudig grondgebruik, woonomgeving (inclusief verbetering verkeersonveilige en sociaal onveilige situaties), woningvoorraad (sloop, verbetering, samenvoeging, nieuwbouw, aankoop particuliere huurwoningen door corporaties, woonzorgvoorzieningen). Het gaat daarbij om investeringen in onderscheiden stadsvernieuwings-, herstructurerings- of aandachtsgebieden. 2. Transformatie (voormalige) bedrijventerreinen Herontwikkeling van bedrijventerreinen of braakliggende voormalige bedrijventerreinen waarbij sprake is van een functiewijziging, bijvoorbeeld omzetting in woon- of recreatiegebied (voorzover niet al begrepen in de resterende klassieke stadsvernieuwingopgave onder 10). 3. Overige investeringen in (fysieke) voorzieningen voor onderwijs, vorming, zorg en cultuur Het gaat hierbij om investeringen die buiten het kader van de herstructurering van stadswijken (10) en buiten strategische stadsprojecten (3, 4) vallen. De bouw of renovatie van schoolgebouwen (inclusief ‘brede scholen’), kenniscentra (o.a. ICT), jongerenontmoetingsplaatsen, gebouwen voor kinderopvang, crisisopvangcentra, sociale pensions, dienstencentra, verzorgings- en verpleegtehuizen, zorgarrangementen, ziekenhuizen, sportaccommodaties, bibliotheken, musea, culturele centra, etc. Economische vitaliteit 4. Uitbreiding accommodatie bedrijven Het gaat hierbij om het creëren van nieuwe bedrijfsruimte: de aanleg van bedrijfsterreinen, de bouw van kantoren, bedrijfsverzamelgebouwen, MKB-voorzieningen en andere bedrijfsgebouwen (studio’s, ateliers, werkplaatsen, bedrijfsruimte in onderhuizen). 5. Herstructurering accommodatie bedrijven Hier gaat het om het aanpassen van bestaande bedrijfsruimte/-terreinen aan de huidige eisen, maatstaven en doelen: kwaliteitsverbetering, verbetering belevingswaarde en functionaliteitsvergroting van gebouwen, ontsluiting, openbare ruimte; intensivering van het ruimtegebruik (bijvoorbeeld door aanleg ondergrondse parkeervoorzieningen of parkeerruimte op het dak).
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
55
6. Sleutelprojecten HSL Grootschalige overbouwing infrastructuur, grote volumes hoogwaardige kantoorruimte, leisurefuncties, woningbouw, meervoudig grondgebruik en verbetering stedelijke openbare ruimte. 7. Overige strategische stadsprojecten Herstructurering/opwaardering/identiteitsversterking stationsomgeving, stadscentra en overige kernwinkelcentra: versterking voorzieningen op toeristisch, cultureel en recreatief gebied, kwaliteitsverbetering (inrichting) openbare ruimte, verbetering parkenstructuur en overige groenvoorziening, (her)oriëntatie op het water, aanleg/verbetering strategische wandel- en fietsroutes, strategische locatie van transferia, parkeergebouwen, busstations en fietsenstallingen. Cultureel erfgoed 8. Monumenten Restauratie oude en jonge beschermde rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. 9. Archeologie Verplicht archeologisch onderzoek en documentatie in het kader van het Verdrag van Valletta (MER-plichtige ontwikkelingsprojecten), overig archeologisch onderzoek, documentatie en opgravingen bij stedelijke ontwikkelingsprojecten. Duurzaamheid en veiligheid 10. Investeringen in natuur en landschapskwaliteit. Verwerving en inrichting nieuwe groen- en recreatiegebieden, herinrichting bestaande groen- en recreatiegebieden, recreatief medegebruik open ruimte (inclusief water). 11. Verbetering duurzaamheid stedelijk vastgoed en energiegebruik Aanpassing oudere woningen aan energieprestaties voor nieuwbouw. Duurzaam renoveren. Verwijdering asbest, loden waterleidingpijpen uit woningen en andere gebouwen; aanbrengen geluidsisolatie. Stimuleren duurzame energie. Het gaat om investeringen die niet al in andere categorieën zijn ondergebracht. 12. Rioleringen, maatregelen grondwateroverlast Uitbreiding aansluitingscapaciteit, vergroting bergingscapaciteit, renovatie, herstel, afkoppelen schoon regenwater. Aanpassingen in bebouwde kom ten gevolge van stijgend grondwaterpeil. 13. Bodem- en watersanering, afvalverwerking Bodemsanering, drinkwaterzuivering, afvalwaterzuivering, (ondergrondse) afvalverzameling, modernisering (logistiek) afvalverwerking. 14. Veiligheid Het gaat vooral om het wegnemen van onveilige situaties in de stad. Het gaat om investeringen in brand-, water- en stormveiligheid van fabrieken, openbare gebouwen en andere
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
56
publiekstoegankelijke gebouwen en terreinen, in alarmsystemen, vluchtroutes en eventueel verplaatsing (mede in reactie op Enschede en Volendam). Bereikbaarheid 15. Stedelijke/regionale infrastructuur particulier personenvervoer Infrastructuur stedelijk wegverkeer, verbetering verkeersonveilige situaties, overige parkeergebouwen en fietsenstallingen (buiten strategische stadsprojecten), carpoolvoorzieningen, projecten regionale infrastructuur wegverkeer (‘onderliggend wegennet’) die mede, maar niet alleen door de gemeente gefinancierd kunnen worden en projecten waar ook het openbaar vervoer van profiteert. ‘Groene routes’, fietsverbindingen tussen stadsdelen en delen stadsgewest. 16. Stedelijke/regionale infrastructuur collectief personenvervoer Ontsluiting lokaal openbaar vervoer (bus- en trambanen en –haltes), light rail en ander stadsgewestelijk openbaar vervoer (kwaliteitsverbetering en capaciteitsvergroting), 17. Stedelijke/regionale infrastructuur goederenvervoer Stedelijke/regionale distributiecentra, logistieke parken, inzet specifieke voertuigen voor stadsdistributie. 18. Stedelijke/regionale infrastructuur waterverkeer Aanleg en/of renovatie van waterkeringen, kades, havens, steigers, sluizen, hellingen, kraanbanen, stuwen, duikers, dokken, gemalen. 19. Communicatie-infrastructuur Glasvezel- en andere kabelnetwerken, voor ICT, televisie en telefoon (en integratie daarvan), zendmasten. Overige investeringen 20. Overige investeringen In principe worden alle investeringen ondergebracht in een van de bovenstaande categorieën. Mochten er echter investeringen zijn die niet passen in deze categorieën, dan kunt u die opnemen in de laatste categorie ‘Overige investeringen’. Wij verzoeken u dan tevens in een toelichting aan te geven waarom de betreffende investering in geen van de investeringscategorieën ondergebracht kan worden.
Herijking Stedelijke Investeringsopgave, Onderzoeksinstituut OTB, 1 november 2006
57
Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Postbus 5030, 2600 GA Delft Telefoon (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 E-mail
[email protected] www.otb.tudelft.nl