PLANNEN MET ZAANSTAD “Zaankanters in 2015” in uitvoering
beleidsvisie & investeringsopgave
in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
September 1999
1
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING waarheen, waarvoor en voor wie: doelen van de ‘plannen met Zaanstad strategische koers: ‘Zaankanters in 2015’ Grote Steden Beleid en Stedelijke Vernieuwing Opbouw van de ‘plannen met Zaanstad’
1-2 1 1 2 2
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
ZAANSTAD NU fysiek imago van de stad wonen industriële bedrijvigheid infrastructuur cultuurhistorische kenmerken sociaal wensen en behoeften vrije tijd zorg en opvang onderwijs en educatie culturele en sociale diversiteit economisch industriële productie economische differentiatie zakelijke dienstverlening werkgelegenheid detailhandel en horeca
3-8 3-5
3 3.1
9-11 9
3.2 3.3 3.4
DE AMBITIE identiteit en herkenbaarheid: van een verboren naar een open en zichtbare stad veelzijdigheid en diversiteit: maak de stad stadser, laat de dorpen dorps mobiliteit en netwerken: betere verbindingen en bredere netwerken kwaliteit en leefbaarheid: zorg voor een duurzaam leefbare stad
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6
DE AANPAK identiteit en herkenbaarheid verder uitbouwen van de kwaliteiten van de Zaan versterken van cultuurhistorische waarden aanbrengen van beeldmerken ontwikkelen van toerisme stimulering van industriële innovatie veelzijdigheid en diversiteit toename van differentiatie in de woningbouw meer vermenging van wonen en werken ontwikkelen van diversiteit aan bedrijfslocaties vestiging van economische bedrijvigheid veelzijdige voorzieningencentra versterking van kwaliteit en identiteit openbare ruimte mobiliteit en netwerken verbetering aansluiting op regionaal verkeer- en vervoernet verbetering stedelijk verkeer- en vervoernet betere voorzieningen voor langzaam verkeer stimulering van het openbaar vervoer kwaliteit en leefbaarheid versterken van leefbaarheid in de wijken beter beheer en onderhoud van de openbare ruimte bevorderen van multifunctionaliteit adequate voorzieningen voor vrije tijd, zorg en opvang adequaat beheer van groen en water actief milieubeleid
12-25 12-14
5-6
6-8
2
9-10 10-11 11
14-18
18-20
20-25
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.3.8 5.3.9 5.3.10 5.3.11 5.4
INVESTERINGSPROGRAMMA STEDELIJKE VERNIEUWING Inleiding Toelichting stationsgebied/Zaancentrum Zaanse Rijweg Zaanoevers De wijken Tien Pleinen Plan Infrastructuur en verbindingen Groen en water in en om de stad investeringen en financiering periode 2000 – 2005 grondproductie woonomgeving en infrasctructuur nieuwbouw van woningen en andere gebouwen woningvoorraad planvoorbereiding, planuitvoering en proceskosten economische activiteiten voorzieningen, welzijnsaccommodaties en dienstverlening bodem gevelisolatie monumentenzorg grote projecten financiering
26-35 26-27 27-30
6
HET ONTWIKKELINGSPROGRAMMA
35-40
BIJLAGEN: * * *
BIJLAGE 1: BIJLAGE 2: BIJLAGE 3:
participatie van burgers en maatschappelijke organisaties woningmarkt en productie bodemsanering
3
30-34
34
I
INLEIDING
1.1
waarheen, waarvoor en voor wie: doel van de ‘plannen met Zaanstad’
Zaanstad wordt door de meeste bewoners ervaren als een aantrekkelijke plaats om te wonen en te werken. Toen hen twee jaar geleden gevraagd werd naar de sterkste punten werden vooral genoemd: het vele landschappelijke groen, de industriële bedrijvigheid, het rijke verenigingsleven en de ligging ten opzichte van Amsterdam. Het gemeentebestuur van Zaanstad beschouwt het als haar taak om er voor te zorgen, dat Zaanstad ook in de toekomst een aantrekkelijke stad blijft. Dat geldt niet alleen voor bewoners, maar ook voor ondernemers en bezoekers. Bestaande kwaliteiten blijven niet vanzelf in stand. Veel Zaankanters voelen wel van oudsher een sterke binding met hun stad, maar sociale verbanden veranderen. Een voorbeeld daarvan is de groei van het aantal allochtone bewoners. Zaanstad heet nog steeds in de volksmond een werkstad te zijn, maar heeft feitelijk ten opzichte van andere grote steden relatief weinig arbeidsplaatsen, met alle risico’s vandien voor de werkgelegenheid. Om een gezonde en vitale stad te blijven zullen we kortom steeds opnieuw moeten investeren. Maar Zaanstad wil ook nieuwe kansen aanboren. Er liggen genoeg potentiële kwaliteiten en kansen, die tot nu toe te veel verborgen zijn gebleven: voor de ontwikkeling van het toerisme en recreatie, voor het vestigen van nieuwe bedrijvigheid en voor het creëren van aantrekkelijke en eigentijdse woonmilieus. Benutting van die kansen kunnen we niet alleen. Zaanstad maakt onderdeel uit van de Amsterdamse regio en kan daarin haar eigen kwaliteiten bieden. Samenwerking en afstemming met de omliggende gemeenten in de regio is daarom van groot belang. Daarnaast is het realiseren van onze Zaanse ambities onmogelijk zonder samenwerking met publieke en private partners. De ‘plannen met Zaanstad’ zijn bedoeld als leidraad voor het Zaanse streven naar een vitale stad. Publieke én private partners kunnen hieruit de richting ontlenen waarin wij de stad tot 2015 willen gaan ontwikkelen.
1.2
Strategische koers: ‘Zaankanters in 2015’
De basis voor deze plannen is gelegd in 1997. In dat jaar heeft het Zaanse gemeentebestuur zich uitvoerig georiënteerd op de toekomst. De horizon werd daarbij gesteld op 2015. Veel tijd en energie is in de laatste twee jaar geïnvesteerd in een intensief en interactief proces met burgers, werkgevers, maatschappelijke instellingen en deskundigen van binnen en buiten de stad (in bijlage 1 wordt dit traject uitgebreider beschreven). Vrijwel parallel aan de ontwikkeling van een stedelijke visie groeide ook de aandacht voor de wijken. In vrijwel alle wijken zijn inmiddels bewonersorganisaties opgericht. Per wijk vormen wijkwethouders en ambtelijke wijkcoördinatoren de schakels met het bestuur en de ambtelijke organisatie. Het wijkgericht werken breidt zich nog steeds uit. Inmiddels hebben de bewonersorganisaties de beschikking over een eigen budget voor beheer en inrichting van de openbare ruimte. Een uitgebreide cyclus van wijkgesprekken heeft in 1998 geresulteerd in wijkschetsen Lokaal Sociaal Beleid. In december 1997 stelde de gemeenteraad de strategische visie ‘Zaankanters in 2015’ vast. Dankzij de inbreng van vele Zaankanters kan deze visie rekenen op een zeer breed bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak en levert daarmee een stevige basis voor verdere toekomstplannen. ‘Zaankanters in 2015’ geeft een aantal richtingen aan, waarlangs de gemeente zich in de 21ste eeuw wil gaan ontwikkelen. In 1998 is gestart met een uitvoeringsprogramma van tien ontwikkelopdrachten, gericht op: de toekomstige inrichting van de stad, herstructurering van naoorlogse wijken, nieuwe vormen van beheer van de openbare ruimte, economische innovatie, de ontwikkeling van toerisme en de uitvoering van lokaal sociaal beleid in de wijken. De overige opdrachten hebben betrekking op een kwalitatieve verbetering van de gemeentelijke organisatie, zodat deze “de maatschappelijke opgaven aankan”. In het huidige collegeprogramma ‘Samen kwaliteiten en kansen benutten’ is dit uitvoeringsprogramma als rode draad opgenomen.
1.3
Grote Steden Beleid en Stedelijke Vernieuwing
De strategische discussie is in Zaanstad op het juiste moment gevoerd. Voor Zaanstad geldt sinds februari 1999 een “aanleunstatus” binnen het Grote Steden Beleid (GSB). Over de praktische consequenties van deze bijzondere status bestaat pas sinds kort enige duidelijkheid. De erkenning van de stedelijke problematiek in onze stad en de daaruit
4
voortvloeiende opgaven werd in juli door het kabinet nog eens onderstreept door het toekennen van de status van “rechtstreekse gemeente” in het kader van de Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Met het Grote Steden Beleid wil het rijk middelen aanreiken om steden te revitaliseren door middel van een samenhangende aanpak op zowel fysiek, sociaal als economisch terrein. Voor de inzet van de ISV-middelen, de fysieke pijler van het GSB, heeft het rijk nog een aantal specifieke toetsingscriteria geformuleerd. De ‘plannen met Zaanstad’ vormen een integrale uitwerking en nadere concretisering van de ambities en uitgangspunten uit ‘Zaankanters in 2015’. De fysieke vertaling hiervan is te vinden in de doelstellingen tot 2015. Daarbinnen is een selectie gemaakt van doelstellingen en speerpunten voor de periode 2000-2005. Méér dan in de oorspronkelijke tien ontwikkelopdrachten van ‘Zaankanters in 2015’ het geval was, is nu voor een aanpak gekozen, waarin samenhang en integraliteit tussen fysieke, sociale en economische maatregelen daadwerkelijk tot uitdrukking komen. Dit heeft geresulteerd in de formulering van zeven programmasporen.
1.4
opbouw van de ‘plannen met Zaanstad’
Hoofdstuk 2 schetst Zaanstad in het hier en nu. Ingegaan wordt op de belangrijkste karakteristieken en de actuele problematiek in de stad. Daarbij komen knelpunten én kansen aan de orde, maar ook trends en ontwikkelingen – met name binnen de regio - die van invloed (kunnen) zijn op de toekomst van de stad. Hoofdstuk 3 legt vervolgens de generale ambities vast. Deze zijn voor een groot deel ontleend aan ‘Zaankanters in 2015’. In hoofdstuk 4 wordt de aanpak beschreven, waarmee in de komende jaren aan de realisering van de Zaanse ambities wordt gewerkt. Aan het slot van iedere deelparagraaf worden puntsgewijs de doelstellingen tot 2005 samengevat. Hoofdstuk 5 geeft in het kader van het ontwikkelingsprogramma ISV een overzicht van de investeringsopgave, die voortvloeit uit de beschreven aanpak. In hoofdstuk 6 wordt tenslotte een overzicht gegeven van de zeven programmasporen: de operationele vertaling van onze “Plannen met Zaanstad” voor de komende tien jaar.
5
2
ZAANSTAD NU
2.1
Fysiek
2.1.1.
imago van de stad
In de Randstad en daarbuiten leeft nog vaak het beeld van Zaanstad als een ontoegankelijke, rommelige en wat gewone stad. De voedingsmiddelenindustrie, de Zaanse Schans, de hoogbouw langs de A8 en de dagelijkse files op deze snelweg lijken de voornaamste beeldbepalers. Dat imago wordt deels ook door de Zaankanters zelf in stand gehouden. Zij trekken geen grote broek aan en zetten hun stad niet graag op de kaart. Zij zijn in de regel weliswaar buitengewoon trots op hun streek en haar historie, maar ze houden het voor zich. Zaanstad is gegroeid vanuit een specifieke historische context. Anders dan in de meeste andere Hollandse steden was de motor hiervoor niet een stelsel van Middeleeuwse markten, maar de vroeg-industriële ontwikkeling vanuit agrarische gebruik. Daarnaast heeft de Zaanstreek nooit een juridisch onderscheid gekend tussen stad en buitengebied. Dit heeft geleid tot een duidelijk voorbeeld van “open verstedelijking”. Zaanstad is daarmee in feite een netwerkstad ‘avant la lettre’ en kent daarbinnen meerdere gezichten. Het is stad en dorp tegelijk. De aanwezigheid van grote industriële bedrijven geeft het geografisch gebied van Zaanstad in ruimtelijk opzicht een stedelijk karakter. Zaandam is het centrum voor economische bedrijvigheid, detailhandel, cultuur en amusement. In de afgelopen jaren is hierin flink geïnvesteerd. Niettemin worstelt Zaandam-Centrum nog steeds met haar kwaliteit. Het winkelbestand wordt door veel bewoners bekritiseerd om zijn eenzijdigheid. Besluiten over grootschalige voorzieningen met stedelijke allure – zoals de bouw van het Zaantheater - zijn met veel ambivalentie omgeven. Nu het theater er eenmaal stáát, wordt het door velen ‘op handen gedragen’. Het dorpse karakter van Zaanstad dringt zich direct op in het kaartbeeld: een paar kernen in een landelijke omgeving, naast een aaneengesloten lint van meerdere nederzettingen langs de Zaan. Van die eigenheid lijkt men zich altijd bewust te zijn geweest. Want ook in de ontwikkeling van de stad sinds de vijftiger jaren bleef deze interne geleding als ordeningsprincipe gehanteerd. Er zijn veel onderling sterk verschillende woonmilieus gemaakt. Het dorp of de wijk biedt daarmee voor een groot aantal bewoners nog steeds veel punten van herkenning, oriëntatie en binding aan het gebied. Wél is op den duur een gebrek ontstaan aan goed gesitueerd en aantrekkelijk openbaar gebied, zoals pleinen en parken. Het wat onduidelijke imago van de stad is ook anderszins te verklaren. Zaanstad is het product van een samenvoeging van zeven gemeenten: Zaandam, Koog a/d Zaan, Zaandijk, Wormerveer, Krommenie, Assendelft en Westzaan. Lang heeft het ontbroken aan een integrale en lange termijn visie op de ontwikkeling van Zaanstad als geheel. De gevolgen hiervan zijn nog steeds merkbaar. 2.1.2
wonen
Lange tijd is er in Zaanstad gebouwd naar behoefte en dat gebeurde meestal op de meest functionele en economische wijze, waarbij woon- en stedebouwkundige kwaliteiten niet altijd goed in balans waren. Gevolg is ook, dat Zaanstad inmiddels over een ruime kernvoorraad aan goedkope huurwoningen beschikt. In een aantal wijken, waar de huizen vooral in bezit zijn van woningcorporaties, zien we bovendien de kwaliteit van veel woningen verslechteren, leegstand op de loer liggen en de woonomgeving verpauperen. Vraag en aanbod van woningen lopen te veel uiteen. Er is een groeiend tekort aan woningen in de duurdere prijsklasse en aan vrije kavels. Daarnaast zijn er onvoldoende geschikte woningen voor de groeiende groep senioren en voor jongeren, die zelfstandig willen wonen. Er is momenteel sprake van een groeiende ‘ontspanning’ op de woningmarkt, met overschotten en tekorten in diverse categorieën woningen. De hoge regionale woningproductie kan op den duur gevolgen hebben voor de afzetmogelijkheden van de nieuwbouw. Daarnaast gaat de kwaliteit van nieuwbouwprojecten steeds méér het succes bepalen. De VINEX-locatie Saendelft is overigens aangemerkt als een synergieproject in het kader van ‘Kwaliteit op locatie’ en wordt met inachtneming van de Leidraad Duurzame Woningbouw Saendelft gebouwd. Deze leidraad is bewerkt en geldt nu voor alle nieuwe bouwplannen. 2.1.3
industriële bedrijvigheid
Het industriële karakter van Zaanstad leidt onherroepelijk tot een zekere mate van belasting van het milieu. Opvallend is, dat de Zaankanter een behoorlijke mate van tolerantie heeft voor deze vorm van overlast. De schaalvergroting, die eind vorige
6
eeuw plaatsvond en die de laatste eeuw niet langer ondergebracht kon worden in het stedelijk gebied, dwong bedrijven om zich opnieuw te vestigen op perifeer gelegen industrieterreinen, met een betere ontsluiting en meer milieuruimte. In het kader van het Zaanoeverproject is de afgelopen tien jaar veel industriële bedrijvigheid verplaatst naar bedrijfsterreinen aan de randen van de stad. Historische bodemverontreiniging bemoeilijkt nog steeds de mogelijkheden voor functieveranderingen in het stedelijke gebied. Inmiddels is de economische betekenis van de Zaan weer groeiende. De Zaan wordt gebaggerd en er wordt gepoogd water-gerelateerde bedrijven in te passen binnen de stedelijke woonomgeving. 2.1.4.
infrastructuur
Zaanstad heeft zich vooral langs de Zaan en de spoorweg ontwikkeld en is vanuit deze corridor in noordelijke en zuidelijke richting verder ontsloten. Het netwerk van wegen en verbindingen langs en om deze noord-zuid as is echter verstoord en incompleet als gevolg van natuurlijke barrières en restanten van inzichten uit het verleden. Dat heeft binnenstedelijk onoverzichtelijke en onlogische situaties tot gevolg. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de frequente opstoppingen bij de gelijkvloerse kruisingen met de drukke spoorverbinding van en naar de kop van Noord-Holland. De groei van het autoverkeer en de daarmee gepaard gaande files leiden tot knelpunten in de aansluiting met de regio. Dat betekent niet alleen een beperking van economische ontwikkelingen, maar ook een extra belasting van het milieu. De Zaan is hoofdzakelijk in gebruik voor het goederenvervoer van en naar bedrijven. Sinds kort is gestart met de ontwikkeling van plannen voor een bredere functie (toerisme, personenvervoer). In esthetisch opzicht zijn de entrees van de stad weinig uitnodigend. Ook staat veel stedelijke bebouwing met de rug naar de doorgaande vaar-, trein-, en autoverbindingen. 2.1.5.
Cultuurhistorische kenmerken
De noord-zuid corridor wordt zowel aan de oost- als aan de westkant geflankeerd door een voornamelijk noord-zuid lopende groenstructuur, in de vorm van een ‘slagenlandschap’. Dit landschap maakt onderdeel uit van grotere regionale groenstructuren, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland (EHS). Zaanstad is daarmee een bandstad met veel groen van hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde, op korte afstand van de bebouwing. Binnenstedelijk kennen de zeven Zaanse kernen ieder hun eigen – deels historisch bepaalde - groenontwikkeling. Als onderdeel van de stedebouwkundige structuur is deze meestal van beperkte maat en schaal. Waar de stedelijke band een grotere breedte heeft zien we ook grotere groene gebieden. Hier liggen enkele grotere stadsparken, die veelal hun plek hebben gekregen binnen een aantal voormalige wateringen. In de praktijk blijken deze parken maar een beperkte gebruikswaarde te hebben. Het binnen de stadsgrenzen gelegen recreatiegebied Jagersveld wordt daarentegen druk bezocht. Veel cultuurhistorische monumenten ontlenen een deel van hun betekenis aan de stedebouwkundige en landschappelijke context, waarvan zij deel uitmaken. Om deze stedebouwkundige en landschappelijke elementen zoveel mogelijk in kaart te brengen heeft het rijk de nota ‘Belvédère’ uitgebracht. Hierin zijn de belangrijkste cultuurhistorische elementen van Nederland geïnventariseerd. Drie daarvan vallen binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad: een deel van de Stelling van Amsterdam, een aantal archeologische vondsten ten westen van Assendelft en het industrielandschap langs de Zaan. Daarnaast telt Zaanstad 214 door de Monumentenwet beschermde rijksmonumenten en drie beschermde dorpsgezichten. In aansluiting op de rijksnota wordt binnen de gemeente gewerkt aan het ontwikkelen van een Cultuurhistorische Waardenkaart, waarop niet alleen de door het rijk geconstateerde waardevolle structuren en elementen zijn aangegeven, maar ook die met een regionale en lokale waarde. De kaart heeft een signalerende functie: bij nieuwe planvorming verschaft zij een snel inzicht in de cultuurhistorische waarden, die in het geding zijn. Deze kunnen, indien mogelijk en wenselijk, vervolgens ingepast worden in de nieuwe plannen. Het behoud van het erfgoed is voor de Zaanse inwoners van grote waarde. Voor bezoekers is de historie van de stad nog deels verborgen. Men komt doorgaans niet verder dan een bezoek aan de Zaanse Schans.
2.2
Sociaal
2.2.1.
wensen en behoeften
Het gezicht van een stad wordt in belangrijke mate bepaald door zijn inwoners. Hardnekkig lijkt het beeld van de nuchtere, no-nonsense cultuur, zo kenmerkend vanuit het industriële verleden en de arbeidersmentaliteit van de Zaanstreek. Maar de Zaankanters laten zich tgenwoordig niet meer zo eenduidig kenschetsen. De toenemende mobiliteit, de invloed van de moderne communicatiemiddelen en de komst van nieuwe bevolkingsgroepen zorgen voor steeds meer kleur en veelzijdigheid. De Zaankanters van nu is werknemer, klant, burger en verzorger tegelijk. Als klant vormen zij het draagvlak van de winkel-, sport- en cultuurvoorzieningen in de stad. Veel van hen zijn daarnaast actief in het verenigingsleven en in het vrijwilligerswerk. Zaanstad kent dan ook van oudsher een bloeiend verenigingsleven. Zonder deze ‘burgerschapszin’ zou het sociale leven enorm verarmen en zou de stad bloedeloos en zonder ziel zijn.
7
2.2.2.
vrije tijd
Zaankanters krijgen steeds meer vrije tijd. Daarin onderscheiden zij zich niet van de rest van Nederland. De snel op elkaar volgende trends in vrijetijdsbesteding vragen om meer en flexibeler keuzemogelijkheden voor jong en oud: voor ontmoeting, ontspanning en vertier, sport en beweging, culturele ontplooiing en expressie. De gemeente wil met een nieuw cultuurbeleid en een brede maatschappelijke discussie over de toekomst van de sport op die nieuwe trends en behoeften inspelen. Door de voortschrijdende telecommunicatie zullen de mogelijkheden groeien om deel te nemen aan de stedelijke cultuur, bijvoorbeeld door directe verbindingen met bibliotheken en kenniscentra en teleshopping. Er is een plan in uitvoering om het gesubsidieerde bibliotheekwerk in de komende jaren uit te bouwen tot een modern kenniscentrum. 2.2.3.
zorg en opvang
Een steeds grotere groep ouders combineert werk met de zorg en opvoeding van kinderen. Het tekort aan kinderopvang is de laatste jaren maar ten dele ingelopen. De vraag naar meer diversiteit en flexibiliteit binnen de bestaande voorzieningen voor kinderopvang groeit. Daarnaast is er behoefte aan meer opvang- en ontmoetingsmogelijkheden voor schoolgaande kinderen. De jeugd vraagt ook om andere redenen extra zorg en aandacht. De criminaliteit onder jongeren in Zaanstad is in verhouding met de rest van Nederland hoog te noemen. De gevolgen van de vergrijzing worden steeds meer zichtbaar. Het merendeel van de ouderen in Zaanstad woont zelfstandig. Sluiting van intramurale voorzieningen en wachtlijsten in de zorg leiden tot een toenemend appèl op flankerende voorzieningen, burenhulp en mantelzorg. Er is daarnaast een groeiende groep mensen, die een appèl doen op specifieke vormen van nood- of tijdelijke opvang, omdat zij door allerlei omstandigheden de regie over hun leven (tijdelijk) kwijt zijn. De huidige opvangvoorzieningen in Zaanstad (dak- en thuislozen, Blijf-van-mijn-lijfhuis, jongerenopvang) krijgen inmiddels tweemaal meer aanmeldingen als het aantal plaatsen, dat beschikbaar is. Er wordt verwacht, dat bij een duurzame economische ontwikkeling de groep mensen, die langdurig moet rondkomen van een minimuminkomen, kleiner zal worden. Intussen groeit het aantal toekenningen voor aanvullende, inkomensondersteunende voorzieningen nog steeds fors. In Zaanstad behoort 15% van de bevolking tot de laagste inkomensgroepen. Ook in de toekomst zal er sprake blijven van een harde kern, die op de grens van de armoede leeft. Het aantal WAO’ers is in Zaanstad relatief hoog. Het percentage werklozen met een bijstandsuitkering bedraagt 5,6%. Het betreft voornamelijk mensen in arbeidsmarktfase 3 en 4; dat wil zeggen: met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en dus het meest kwetsbaar. Voor deze groep wordt een intensief activeringsbeleid gevoerd. De één loketgedachte, uitgewerkt in het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) is in Zaanstad al langer praktijk. De sector Sociale Zaken werkt al enige jaren met succes op een geïntegreerde manier samen met andere partners.
2.2.4
onderwijs en educatie
In het lokaal onderwijsbeleid geldt het behalen van een geschikte startkwalificatie voor de arbeidsmarkt als belangrijkste doelstelling. Het beleid voor de komende jaren is vastgelegd in deelplannen, die betrekking hebben op de onderwijsbegeleiding, het onderwijs in de allochtone levende talen en het onderwijsachterstandenbeleid. Extra stimuleringsprogramma’s zijn vooral gericht op de voor- en vroegschoolse periode, de taalontwikkeling, de bevordering van ouderparticipatie. Nieuwkomers worden op basis van inburgeringscontracten wegwijs gemaakt binnen de Nederlandse samenleving. Het lange termijn perspectief voor de onderwijshuisvesting vormt een apart vraagstuk. Een schoolgebouw moet méér zijn dan een dak boven je hoofd. Er is behoefte aan flexibele, integrale, multifunctionele en ICT-gerichte voorzieningen, die adequaat beheerd worden en verbonden zijn met hun omgeving. 2.2.4.
culturele en sociale diversiteit
Het percentage Zaanse inwoners met een van oorsprong niet-Nederlandse achtergrond (11,2% per 1-1-’98) groeit nog steeds. Daardoor ontstaat een veelkleurige en culturele verscheidenheid binnen het sociale leven van onze stad. Het aantal allochtone zelforganisaties in Zaanstad groeit nog steeds. We zien een duidelijke groei van het etnisch ondernemerschap, vooral in de horeca en detailhandel. Reguliere voorzieningen bieden meer cultureel gedifferentieerde programma’s en activiteiten aan. Voorzieningen voor (gezondheids-)zorg en opvang zijn nog onvoldoende in staat om in te spelen op specifieke behoeften van allochtone ouderen. Een gezondheidsenquête onder Turkse inwoners bracht een aantal specifieke klachten aan het licht. Via stimuleringsprojecten wordt geprobeerd binnen de reguliere zorg hier beter op in te spelen. Tot nu toe is er binnen deze toenemende culturele diversiteit nog steeds sprake van een voldoende mate van onderlinge tolerantie, maar waakzaamheid blijft geboden.
8
In enkele wijken zien we een groeiende concentratie van bewoners met een identieke culturele en/of sociale identiteit. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn. Wanneer deze identiteit echter een synoniem wordt voor maatschappelijke achterstand (werkloosheid, laag opleidingsniveau, laag inkomen, een slechtere gezondheidsituatie, kwalitatief slechte woningen, een verpauperde woonomgeving, vandalisme en criminaliteit) zijn ingrepen van buitenaf noodzakelijk. Een dergelijke situatie doet zich in enkele delen van de stad voor.
2.3
Economisch
2.3.1.
industriële productie
Sinds de 16e eeuw staat het werken centraal in de Zaanstreek. De rivier en het open landschap leverden de voorwaarden voor de vestiging van kleinschalige bedrijven en molens. Er was sprake van mogelijkheden, die in het Amsterdam van die tijd niet konden worden geboden. Later ontstonden grotere industriële bedrijven. Dit industriële verleden van Zaanstad is nog steeds zichtbaar in de huidige productiestructuur. Zaanstad kent een sterke oriëntatie op de industriële productie. Met 28% van alle banen in de industrie, de houtverwerking en bouwnijverheid steekt Zaanstad vér uit boven het landelijk gemiddelde van 22%. 2.3.2. economische differentiatie Zaanstad kent vooral een specialisatie in traditionele sectoren, zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie en de hout- en metaalindustrie. Deze reeds lang in de stad gevestigde industrieën vormen sinds jaar en dag de basis voor de Zaanse economie. Het zijn echter niet de groeisectoren bij uitstek. De Zaanstreek kent een ondervertegenwoordiging in sectoren die juist landelijk een behoorlijke groei genereren, zoals de meer kennisintensieve productiebedrijven en de zakelijke dienstverlening. 2.3.3.
zakelijke dienstverlening
De dienstverlening is het laatste decennium in Nederland aan een ware opmars begonnen en heeft de industrie als grootste werkgever inmiddels ingehaald. Ondanks de groei en de gunstige vooruitzichten voor de dienstensector als geheel, is de zakelijke dienstverlening in Zaanstad nog steeds sterk ondervertegenwoordigd. Daarbij zijn het vooral de minder kennisintensieve facilitaire diensten (schoonmaak, beveiliging etc.), die zich hier ontwikkeld hebben. Deze hebben een ondersteunende functie voor de industriële bedrijven en sluiten aan bij het in verhouding lage opleidingsniveau van de Zaanse beroepsbevolking. De dienstensector stelt ook specifieke eisen aan huisvesting en locatie. Zaanstad heeft echter vooral bedrijventerreinen, die zijn toegesneden op productie, handel en overslag. Voor kantooractiviteiten is een beperkt aanbod, dat bovendien versnipperd is en veelal niet meer voldoet aan de huidige kwaliteitseisen. 2.3.4. werkgelegenheid De groei van de werkgelegenheid in Zaanstad blijft achter bij de landelijke groei. Wat dit betreft is Zaanstad met andere steden als Helmond, Schiedam en Heerlen, die ook dichtbij een regionaal centrum gelegen zijn, een achterblijver en beschikt slechts over 83 arbeidsplaatsen op 100 personen binnen de beroepsbevolking. Naast het relatief lage aantal arbeidsplaatsen speelt ook het lage opleidingsniveau van de beroepsbevolking Zaanstad steeds meer parten. 34% heeft géén of een lage opleiding (voor heel Nederland geldt een percentage van 31%). Tot voor kort ontbraken in Zaanstad instellingen voor universitair en hoger onderwijs, die nieuwe impulsen kunnen geven aan het bedrijfsleven. Industriesteden als Eindhoven, Enschede en Tilburg profiteren wel van dit soort impulsen. De gemeente voert daarom de laatste jaren een actief beleid om vestigingen voor hoger onderwijs aan te trekken. Inmiddels zijn enkele dependances voor HBO-onderwijs (Bestuursacademie, HBO-Verpleegkunde) in Zaanstad gevestigd. 2.3.5.
detailhandel en horeca
Het winkelhart van Zaandam is al een aantal jaren reden tot zorg. Er is hier sprake van forse leegstand. Tien jaar geleden werd gestart met een ingrijpende reconstructie van dit winkelgebied om hiermee het ‘weglekken’ van de koopkracht naar elders tot staan te brengen. Tot nu toe hebben alle inspanningen echter niet tot het gewenste resultaat geleid. Intussen breidt het aantal vestigingen van grootschalige winkelketens in het zuiden van Zaandam zich wél uit. Dit oefent echter weinig aantrekkingskracht uit op de detailhandel in het centrum van Zaandam. De laatste tijd is er overigens sprake van een duidelijke groei van het aantal horecagelegenheden, vooral rond de Dam. Het in december 1998 geopende Zaantheater heeft een krachtige uitstraling naar dit gebied.
9
Een aantal kleinere wijkwinkelcentra verkeert ook in problemen. Oorzaken hiervan zijn de te geringe schaal en de verouderde kwaliteit. Momenteel wordt gewerkt aan plannen voor herschikking en renovatie.
10
3
DE AMBITIE
Onder het motto Zaanstad, top van de Randstad, willen we breken met het huidige imago en Zaanstad presenteren als een stad, die een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de Randstad, mét een eigen profiel. We zetten in op een hoog ambitieniveau. Dat is niet voor niets. We zijn er van overtuigd dat we alleen door ‘groei in kwaliteit’, gericht op zowel economische structuurverbetering als bevordering van leefbaarheid en sociale cohesie, in staat zijn om de sociale samenhang en diversiteit in onze stad te behouden, nog meer samenwerking tussen lokale marktpartijen te bereiken en een actievere rol binnen de regio te vertolken. Plannen, waarmee Zaanstad de komende jaren letterlijk en figuurlijk kan bouwen aan een stad waar het goed wonen, werken en recreëren is. Identiteit, diversiteit, mobiliteit en leefbaarheid zijn hierbij de trefwoorden.
3.1
Identiteit en herkenbaarheid: van een verborgen naar een open en zichtbare stad
‘Van verborgen naar zichtbare en open stad’ geldt in ‘Zaankanters in 2015’ als belangrijke missie. We richten ons op het méér zichtbaar maken en beter benutten van bestaande kwaliteiten, die nu bijna uitsluitend door Zaankanters zélf worden waargenomen. Het historische erfgoed speelt hierbij een belangrijke rol. Strategische plekken in en om de stad krijgen een kwaliteitsimpuls, zodat passanten en bezoekers geprikkeld worden. Door de vestiging van nieuwe, kwalitatief hoogwaardige voorzieningen en de ontwikkeling van moderne en experimentele vormen van woningbouw - met gebruik van historische structuren en kenmerken - krijgt de stad een dynamisch en meer eigentijds gezicht. Onze regionale positie en met name onze rol ten opzichte van Amsterdam hebben een belangrijke functie voor de identiteit van Zaanstad. Onze stad bevindt zich op een strategische plek en we zullen onze kwaliteiten dan ook vooral profileren op het snijvlak van de stedelijke dynamiek rond Amsterdam en de rust van het open landschap van Noord-Holland. Om onze economische positie te versterken zoeken we aansluiting bij de ontwikkelingen binnen de Randstad.
3.2
Veelzijdigheid en diversiteit: maak de stad stadser, laat de dorpen dorps
Het centrum van Zaandam moet uitgroeien tot een gebied met grootstedelijke voorzieningen en allure. De Nota van Uitgangspunten voor het Stationsgebied voorziet in een combinatie van kantoorontwikkeling, gestapelde woningbouw, vestiging van onderwijsvestigingen, sociaal-culturele en leisurevoorzieningen. Medio 2000 willen we met private investeerders tot een gemeenschappelijke visie komen. Op basis hiervan wordt een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Het gebied rondom de sluizen in de Zaan en de Dam wordt verder ontwikkeld als culturele driehoek en uitgaansgebied door een kwaliteitsimpuls in het Filmhuis en een verbreding van de samenwerking tussen de hier gevestigde podia. Wij willen hier in de komende vijf jaar een groei van het aantal Zaanse bezoekers aan culturele voorzieningen met 7% tot stand brengen (1998: 28%). Door deze twee bewegingen ontstaat een haltermodel. Ook voor het tussenliggende winkelgebied wordt een aanpakplan ontwikkeld, zodat het optimaal van deze ontwikkelingen kan profiteren. We willen in de komende vijf jaar de leegstand van winkelbedrijven in het centrum keren. In totaal moet het aantal bezoekers aan het centrum van Zaandam en hun gemiddelde verblijfsduur verder gaan toenemen. Momenteel verlaat 63% het centrum binnen één uur. We willen dit cijfer uiteindelijk terugbrengen tot 55% in 2015. Als samenvoeging van zeven voormalige gemeenten, die elk nog steeds een eigen karakter hebben, heeft Zaanstad als vanzelf een divers aanbod aan woon- en werkmilieus. Die bestaande verschillen moeten zoveel mogelijk behouden blijven en geaccentueerd worden. Ook het wijkgericht werken is er op gericht eigen karakteristieke accenten aan te brengen in wijken en buurten. We zetten in op meer differentiatie in woontype, eengezinswoningen en gestapelde bouw (zie b.v. de bouw van een- en meergezinswoningen in Saendelft en Willis tegenover de binnenstedelijke appartementenbouw langs de Zaan). We beogen tot 2015 in de nieuwbouw in de uitleggebieden een verhouding te verwezenlijken van 70% vrije sector en 30% sociale sector. In het bestaande stedelijke gebied streven we naar een fifty-fifty basis. In bijlage 2 is een overzicht van de woningbouwproductie in Zaanstad opgenomen. In ROA-verband zijn regionale afspraken gemaakt met gemeenten en provincie. Er is sprake van een regionale taakstelling, met een aandeel voor Zaanstad in zowel de uitleggebieden als in bestaand stedelijk gebied. Niet alleen het bieden van gevarieerde woonmilieus is voor onze stad van belang. Ook op het gebied van de werkgelegenheid moeten we aan een grote diversiteit van bedrijven een geschikte vestigingsplaats kunnen bieden. Voor ondernemers moet de keuze kunnen variëren van kleinschalig wonen en werken langs de Zaan en in de kernen, tot grootschalige bedrijvigheid in de Westzanerpolder. We willen méér evenwicht brengen in de Zaanse productiestructuur.
11
Tussen nu en 2005 betekent dit: handhaving van de huidige werkgelegenheid binnen de industriële sector en groei van het aantal vestigingen voor zakelijke dienstverlening, kennisintensieve bedrijven en het midden- en kleinbedrijf. Deze maatregelen moeten tot 2015 leiden tot minimaal handhaving van het huidige arbeidsplaatsenratio (0,83) en tot sterkere groei van de werkgelegenheid dan het Nederlands gemiddelde in 2015.
3.3
mobiliteit en netwerken: betere verbindingen en bredere netwerken
Zaanstad is een bedrijvige stad en heeft een actieve bevolking. Dat vraagt om goede externe en interne relaties en een heldere en gastvrije toegankelijkheid. Dat is meer dan verbindende wegen tussen buurten, wijken, bedrijfsterreinen en centra. Meer dan de helft van de Zaanse beroepsbevolking hoeft Zaanstad niet uit om de werkplek te bereiken. Het is daarom van belang veel aandacht te besteden aan de interne verplaatsingsmogelijkheden. Het gaat ons daarnaast ook om veilige en aantrekkelijke verbindingen op weg naar scholen, winkels en overige voorzieningen. Het dagelijkse binnenstedelijke verkeer is immers niet louter woon/werkverkeer, maar komt voort uit de combinatie van werk, zorg en vrije tijd. Rond knooppunten van voorzieningen moet sprake zijn van voldoende parrkeergelegenheid. De Provinciale Weg is hierbij als binnenstedelijke verbindingsas van cruciale betekenis. Dat betekent, dat het huidige externe verkeer verder teruggedrongen moet worden. Het terugdringen van het autogebruik is voor ons een belangrijke voorwaarde voor een goede leefbaarheid, ook op lange termijn. Daarvoor zijn aantrekkelijke langzaam verkeersroutes nodig en goed openbaar vervoer, dat zonder veel omwegen doelgericht verbindingen tot stand brengt. Het motto 'Top van de Randstad' geeft expliciet aan dat Zaanstad onderdeel van het netwerk van de Randstad is en van de Amsterdamse regio in het bijzonder. Dat betekent dat we, méér dan tot nu toe, een 'brug' moeten slaan naar Amsterdam en Schiphol. We zullen ons daarom duidelijker gaan profileren en positioneren als onderdeel van de regio. Dat betekent: bestaande verbindingen koesteren en streven naar uitbreiding. Een betere openbaar vervoerverbinding met Amsterdam is voor Zaanstad onontbeerlijk. Naast kwalitatieve verbeteringen binnen het bestaande openbaar vervoernet willen we in de komende vijf jaar de planvoorbereiding rond de aansluiting op het lightrailnet van Amsterdam afronden. In de tussentijd willen we een nieuwe verbinding voor personenvervoer over water naar Amsterdam C.S. realiseren. Onze uiteindelijke doelstelling voor 2015 luidt: “OV maal twéé”. Voor vervoer over de weg zijn een enkele concrete doelstellingen voor ons van cruciaal belang. Dat betekent, dat we als lokaal bestuur in de komende jaren een nog krachtiger lobby op gang moeten brengen. De aanleg van een tweede Coentunnel kan alleen in samenwerking met ROA, provincie en bedrijfsleven tot stand komen. We streven naar opnemen van het doortrekken van de A-8 voorbij de Nauwernasche Vaart en Krommenie/Assendelft in het Meerjaren Programma Infrastructuur en Transport. Binnen vijf jaar zullen we een planstudie afronden om een in alle richtingen functionerende verbinding tussen de Provinciale Weg en de A-8 in het gebied Zaandijk/Koog a.d. Zaan tot stand te brengen. Voor 2005 wordt een start gemaakt met het verlengen van de zuidelijke randweg om daarmee een betere ontsluiting van de bedrijventerreinen te realiseren. Het gaat ons dus niet uitsluitend om verbindingen in fysieke zin, maar ook om het verstevigen en uitbouwen van onze netwerken. Ook in virtuele zin zullen we in de komende jaren meer aansluiting moeten krijgen bij zowel Amsterdam als de rest van het land. Op landelijk niveau draait Zaanstad momenteel mee in een aantal netwerken (o.a. Netwerk Industriesteden, Netwerk Gezonde Steden), maar we streven ook op dit punt naar verdere uitbreiding en versteviging van ons imago. Ook internationaal werken we aan het verstevigen van onze bestaande stedenbanden.
3.4
Kwaliteit en leefbaarheid: zorg voor een duurzaam leefbare stad
Na jaren van ontwikkelingen, gericht op de kwantiteit, kiezen we nu ondubbelzinnig voor een groei in kwaliteit. Voor bewoners in de wijken weegt vooral fysieke woon- en leefkwaliteit zwaar. Maar ook adequate voorzieningen, sociale cohesie en veiligheid dragen bij aan de leefbaarheid. Kwaliteitsverbetering vraagt daarom om een integrale benadering. We streven daarom naar een positieve waardering van onze inwoners voor díe voorzieningen, die momenteel negatief scoren, en verbeteren van het onderhoud van de openbare ruimte in de wijken. Twee belangrijke kwaliteitsdragers voor onze stad - het omringende landelijke gebied en het water - vragen onze bijzondere aandacht. In het landelijke gebied moeten de milieu-, natuur- en landschappelijke kwaliteiten worden verbeterd, het streekeigen karakter worden versterkt en de economische basis verbreed. Het gaat ons om ingrepen, die het gebied functioneel verrijken en versterken, zoals uitbreiding van het fiets- en voetpadennet. Duurzaamheid is een belangrijk aspect bij het vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving. Zuinig omgaan met milieu, materialen en ruimte zullen leidend moeten zijn bij de verdere ontwikkeling van de stad. Aspecten als duurzaam bouwen, duurzame ontwikkeling van bedrijventerreinen en energiebesparing moeten als vanzelfsprekend diep wortelen in nieuwe
12
ontwikkelingen. De energie-eisen, die we stellen, gaan verder dan de huidige normen vanuit het Bouwbesluit, het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen en het landelijk energiebeleid en omvatten een aantal meetbare doelstellingen.
13
4 4.1.
DE AANPAK Identiteit en herkenbaarheid:
Beeld en uitstraling van de stad worden bepaald door vele factoren. Een goede interactie en een gemeenschappelijke draagvlak tussen openbaar bestuur, bevolking en maatschappelijke partijen en een toekomstgerichte en zelfbewuste houding zijn daarbij essentieel. Door kwalitatieve ingrepen te plegen in de structuur en in te spelen op de potentie van de stad willen we werken aan een beeld van Zaanstad, dat zowel de trots van de Zaankanter voedt als de interesse van de buitenstaander wekt. De stad en de kernen zullen van buiten naar binnen en van binnen naar buiten herkenbaar en voelbaar moeten zijn. Het Zaanoeverproject speelt een belangrijke rol in de uitwerking en uitvoering van deze ambitie. 4.1.1
verder uitbouwen van de kwaliteiten van de Zaan
Het van oudsher waterrijke landschap biedt grote mogelijkheden voor de profilering van de stad. De Zaan heeft in onze visie als enige onaantastbare openbare ruimte méér dan alleen een transportfunctie. Het Zaanoeverproject - tot nu toe sterk geprofileerd als woningbouwontwikkeling - krijgt in onze “Aanvullende visie op de Zaanoevers” een nieuwe impuls door de verbreding naar economie en toerisme. Dat betekent: meer vermenging van wonen en werken, meer aandacht voor onbebouwde plekken en publieke wandelroutes met daartussen woningbouw, behoud en hergebruik van het industrieel erfgoed en bedrijfsgebouwen (de ‘kastelen langs de Zaan’, zoals De Adelaar in Wormerveer), nieuwe vormen van personenvervoer over water (watertaxi’s, pontjes), meer aanlegmogelijkheden voor pleziervaart en een koppeling met de oostelijk en westelijke gelegen groenstructuren. De oeververbindingen over de Zaan – in de aandacht vanwege noodzakelijke toekomstige vervanging van tenminste twee bruggen –krijgen extra accent door ze als beeldmerken vorm te geven. Ook letterlijke verbreding van het project, in geografische zin, moet leiden tot meer samenhang met ontwikkelingen in de stad en de kernen. Binnen het Zaanoeverproject wordt binnen vijf jaar een visie ontwikkeld op de toekomst van het Hembrug terrein. 4.1.2
versterken van cultuurhistorische waarden
Door extra aandacht voor de monumentenzorg worden cultuurhistorische waarden ingezet om de identiteit van de stad te versterken. Met de snelle en grote veranderingen, zoals die nu plaatsvinden, zorgen zij voor de ‘couleur locale’ in onze leefomgeving en voorkomen wij dat Zaanstad teveel gaat lijken op de rest van Nederland. Dit levert niet alleen een bijdrage aan de toeristische ontwikkeling van Zaanstad, maar is ook voor de bewoners en de eigen (historische) identiteit gewenst. Ons beleid is inmiddels vastgelegd in de nota “Toekomst met historie”. Voor de (beeld)kwaliteit van de stad achten wij hergebruik van het industrieel erfgoed boven sloop en nieuwbouw van groot belang. Zowel behoud van de structuur van een complex als geheel, als behoud van het karakter van de individuele gebouwen (b.v. bij het Hembrug terrein) spelen daarbij een rol. Bij restauratie en renovatie van panden komt vaak de bestemming om de hoek kijken. We denken hierbij vooral aan meer combinaties van wonen en werken. Het landelijk gebied heeft - naast natuurlijke en ecologische waarden - ook een grote cultuurhistorische betekenis. Monumentale boerderijen, typische landelijke verkavelingspatronen, dijken, maar ook de Stelling van Amsterdam zijn elementen in het landschap, die we bij de ontwikkeling van ons toeristische en recreatieve beleid op een logische wijze in programma’s en routes willen opnemen. 4.1.3
aanbrengen van beeldmerken
De toegangen van Zaanstad vragen om bijzondere aandacht. De entrees, via de snelweg of per spoor, moeten uitnodigend zijn. Daar maakt men immers voor het eerst kennis met de Zaanse kwaliteit. We geven in de komende vijf jaar prioriteit aan de planvoorbereiding voor een drietal stationlocaties: Zaandam (als onderdeel van de visieontwikkeling Zaancentrumstationsgebied), Koog-Zaandijk (in relatie met impulsen rond de Zaanse Schans, nieuwe bedrijven- en kantorenvestigingen en een clustering van sportvoorzieningen) en Krommenie (in relatie tot de ontwikkeling van een knooppunt van onderwijs- en welzijnsfuncties). (zie ook onder 4.3.4) In het kader van de herstructurering van de Vijfhoek wordt binnen drie jaar de entree vanaf de afslag Zaandam-Zuid aangepakt. Binnen vijf jaar krijgt ook de entree bij de Zaanse Schans een opknapbeurt. Tenslotte draagt ook de invoering van het concept van de Zaanse Rijweg (zie onder 4.3.2) bij aan de versterking van de samenhang en herkenbaarheid tussen de diverse kernen. In meer virtuele zin zullen we de Zaanse identiteit gaan versterken door goede affichering via Internet, gericht op de Zaanstedeling en vér daarbuiten. We zijn bezig hiervoor plannen te ontwikkelen. Kennismaken met Zaanstad gebeurt ook tijdens jaarlijkse sportieve evenementen als de Dam-tot-Damloop, de Zaanse Skeelerronde en de Ronde van Noord-Holland. Ook de belangstelling voor culturele manifestaties als de Cultuurmarkt, het
14
Jazz- en Bluesfestival en De Karavaan groeit. Als stad willen we die kansen nog beter benutten. Kwalitatief goede en spraakmakende attracties en evenementen kunnen het imago van onze stad versterken en meer bezoekers trekken. Dit vraagt om meer coördinatie en samenwerking. 4.1.4.
ontwikkelen van toerisme
De Zaanse voorzieningen moeten meer aantrekkingskracht gaan uitoefenen op bezoekers en toeristen. Een deel van hen moet er bovendien toe verleid worden Zaanstad ook anders te ontdekken, zodat het aantal hotelovernachtingen stijgt en men langer aan de streek gebonden wordt. Nieuw te bouwen hotels, extra voorzieningen voor de recreatieve vaart op en langs de Zaan en uitbreiding van de mogelijkheden in het landelijk gebied, zoals fiets-, wandel- en kanoroutes en kampeervoorzieningen (bij de boer!), zijn daarvoor noodzakelijke voorwaarden. In de komende vijf jaar richten we ons vooral op de aanleg van praktische voorzieningen en activiteiten, die het toerisme en recreatie op en langs het water kunnen verbeteren. Daarnaast zoeken we ook aansluiting met bredere arrangementen, in samenwerking met gemeente binnen de deelregio en met Amsterdam. Daarnaast ligt er een gemeentelijk plan klaar voor een jeugdwerkervaringsproject in de vorm van de bouw van een molen aan de Zaanse Schans (‘t Jonge Schaep’). Hiervoor wordt momenteel gezocht naar co-financiering. 4.1.5.
stimulering van industriële innovatie
Zaanstad heeft een sterke verbondenheid met de voedingsmiddelenindustrie. We willen in die richting nieuwe impulsen bieden. In de richting van product- en procesinnovatie werken we inmiddels al geruime tijd aan de voorbereiding voor de start in 2000 van een Industrieel Kennis en Technologie Centrum (IKTC). Deze activiteiten vormen onderdeel uit van de regionale ontwikkeling van een Technocentrum Noord Holland Noord. We verwachten in de loop van november uitsluitsel over de financiering hiervan vanuit het rijk. In het kader van toerisme onderzoeken we de mogelijkheden voor de vestiging van een themapark. DOELSTELLINGEN TOT 2005: Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø
4.2.
uitbreiding aanlegplaatsen t.b.v. watertoerisme en recreatie langs en over de Zaan en verdubbeling van het aantal overnachtingen van waterrecreanten uitvoering werkervaringsproject ’t Jonge Schaep start experimentele nieuwbouw Hemmes in het kader van Intensief Ruimtegebruik vaststelling visie Hembrug-terrein uitbreiding hotelaccommodatie met 100 bedden vaststelling visie herstructurering station(sgebied) Koog-Zaandijk en Krommenie/Assendelft start herstructurering stationsgebied Zaandam vaststelling urgentiebepaling en vernieuwingsplan één brug over de Zaan voltooiing verbetering stadsentrees afslag Zaanse Schans en Zaandam-Zuid vaststelling en implementatie Cultuurhistorische Waardenkaart jaarlijks10 restauraties gemeentelijke monumenten en 20 overige restauraties voltooiing restauratie en herbestemming industrieel monument De Adelaar start en uitbouw van het Industrieel Kennis en Technologie Centrum
VEELZIJDIGHEID EN DIVERSITEIT
De economische en fysieke basis, die in het verleden de ruimtelijke ordening van de Zaanstreek heeft bepaald, biedt ook de aanknopingspunten voor de toekomst: een verstedelijkte zone, met een afwisseling van groen en dorpse kernen, onderling verbonden door hoofdinfrastructuur. Dit geeft Zaanstad haar eigen, specifieke karakter. Ons beleid is er op gericht om deze kwaliteiten verder uit te bouwen. Dat betekent, dat de contrasten tussen stad en dorp verder versterkt en zo nodig vergroot worden. In de ontwikkeling van deze ambitie speelt het programmaspoor Zaancentrum/stationsgebied een sleutelrol. Daarnaast willen we in de verschillende afzonderlijke kernen accenten aanbrengen in de vorm van het ‘Tien Pleinen Plan’. 4.2.1
toename van differentiatie in de woningbouw
De groei en kwalitatieve verbetering van het woningaanbod zoeken we met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik in de toekomst voornamelijk binnen bestaand stedelijk gebied. Kapitaalkrachtige één- en tweepersoonshuishoudens voelen zich
15
thuis in dit stedelijk milieu met Zaanse identiteit en maat. Jonge één-en tweepersoons huishoudens willen dichtbij stedelijke voorzieningen wonen, met goede aansluitingen naar elders. De nabijheid van Amsterdam maakt bovendien voor hen en voor woningzoekenden van buiten de stad vestiging extra aantrekkelijk. Ouderen wensen een appartement, dat zoveel mogelijk aan hun afnemende fysieke mogelijkheden kan worden aangepast, met zorg op maat, voorzieningen om de hoek en goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Wij spelen hier op in door uitbreiding van locaties, waar sprake is van een combinatie van wonen, zorg en voorzieningen voor het dagelijks levensonderhoud. Verdere ontwikkeling van woningbouw langs de Zaanoevers, maar ook elders in het zuidelijk deel van de stad sluit hier volgens ons goed op aan. Door het aanbieden van vrije kavels voor het 'wilde wonen', waarbij particulieren hun eigen huis kunnen ontwerpen en bouwen, vrij van belemmerende regelgeving, werken wij aan verdere differentiatie van het woongebied en sluiten we nog beter aan bij de toenemende individuele woonwensen. Vooral binnenstedelijk willen we hiertoe gelegenheid geven, omdat juist de stedenbouwkundige structuur en de herkenbare - vaak historisch bepaalde - verkaveling van (delen van) wijken, zich daartoe lenen. Herstructurering van de woningvoorraad is in een aantal bestaande wijken noodzakelijk, waarbij we - zeker in oudere wijken –uitgaan van behoud van authentieke en karakteristieke elementen. Door hierbij meer woningdifferentiatie aan te brengen willen we bereiken, dat aan de huidige bewoners een wooncarrière in de wijk kan worden geboden. We zijn voorts van plan om met de woningcorporaties een convenant af te sluiten, waarin afspraken zijn opgenomen over afname van de kernvoorraad sociale huurwoningen van per saldo 1.250 stuks, verdeeld over Zaanstad. Volgens de huidige taakstelling worden er tot 2005 in totaal 5.500 nieuwe woningen gebouwd; 1.000 in bestaand stedelijk gebied en 4.500 in de uitleggebieden. Het totale aanbod van (nieuwbouw) woningen dient uiteraard in relatie te worden gezien tot de vraag naar woningen op basis van de toekomstige ontwikkeling van bevolking, huishoudens en woningmarkt. Binnen het ROA-regio hebben wij afspraken gemaakt over de taakstelling tot 2010. Wij zetten in op een sterke regionale positie in het noordelijk deel van Noord-Holland. Als blijkt, dat verdere groei van het aantal woningen in de toekomst nodig is, zetten we in op binnenstedelijke verdichting en mogelijke verlenging van de bestaande stedelijke band, bijvoorbeeld in noordelijke richting langs de corridor naar Alkmaar. In “Zaankanters in 2015” geldt als één van de hoofdpunten, dat niet verder gebouwd mag worden in de omringende groengebieden.
4.2.2
meer vermenging van wonen en werken
De kwaliteit van de stad wordt in belangrijke mate bepaald door haar multifunctionaliteit. Woningbouw, die bijdraagt aan verscheidenheid zonder dat functies botsen, verdient volgens ons een hoge prioriteit. Woningbouw op vrijkomende locaties is overigens niet vanzelfsprekend. Een goede afweging is binnen de omvangrijke bodemsaneringproblematiek van extra belang. Binnenstedelijke locaties lenen zich vanwege bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen vooral voor de huisvesting van bijzondere doelgroepen, zoals ouderen en gehandicapten. We willen méér aanpasbare en aangepaste woningen realiseren en kansen creëren voor specifieke en experimentele woonvormen, waardoor ook kwetsbare groepen in staat zijn om zelfstandig te wonen en te leven. Belangrijk instrument bij het beoordelen van locaties voor woningbouw wordt een ´locatiekwaliteitstoets’. Hiermee kan de gemeente in de toekomst zélf sterker aansturen op wél of geen woningbouw op een bepaalde locatie. Voor de beoordeling van locaties voor binnenstedelijk bouwen hebben we verscherpte criteria vastgesteld. Nieuwe criteria, die nog worden toegevoegd zijn: de omgevingstoets uit de seniorenscore van het opplusproject en de geschiktheid conform de Leidraad Duurzame Woningbouw Zaanstad. We richten ons op een eigentijdse menging van wonen en werken. Het contrastrijke en unieke woonwerkmilieu in de oudere stadsdelen blijft behouden door nieuwe bedrijfshuisvesting te creëren in onder meer fabriekspanden langs de Zaanoevers, waar voorheen de grootschalige industrie domineerde, maar waar nu de woonfunctie steeds belangrijker is geworden. Via de invoering van Facility Management stimuleren we nieuwe bedrijvigheid in de sfeer van organisatie- en adviesbureau’s, ateliers, ontwerpstudio’s, ICT-bedrijfjes e.d. langs de Zaan en in de kernen. In een aantal nieuwe bestemmingsplannen wordt functievermenging mogelijk gemaakt zonder dat de ondernemer langlopende procedures hoeft te volgen. Ook bij de herstructurering van de Vijfhoek en de Rosmolenbuurt wordt rekening gehouden met passende combinaties van wonen en
16
werken. Op kleinere schaal gaan we in een voormalige gemeentepand (de Drieling) bedrijfsruimte bieden voor kleine
startende ondernemers en atelierruimte voor beeldend kunstenaars. 4.2.3
ontwikkelen van diversiteit aan bedrijfslocaties
Herstructurering en verbetering van duurzame bedrijfsvoering van enkele grote bedrijfsterreinen staat hoog op de beleidsagenda. Prioriteit heeft daarbij de revitalisering van de Achtersluispolder, waarvoor een uitvoeringsplan wordt opgesteld en waar binnen de vijf jaar de eerste projecten van start moeten gaan. Voor het bedrijventerrein Krommenie-Oost wordt een actieplan opgesteld. Ook de locatie Assendelft-Noord is toe aan herstructurering en aan verbetering van de bereikbaarheid. In de Westzanerpolder streven we naar 40% uitgifte van duurzaam bedrijventerrein in 2005. Andere, kleinere bedrijventerreinen liggen in of grenzen aan bestaande woonwijken. Deze terreinen willen we nieuw leven inblazen door herschikking van percelen en een verbetering van de ontsluiting en de uitstraling. Hiervoor is een scan van alle terreinen nodig, op basis waarvan actieplannen worden opgesteld. Deze terreinen moeten in de toekomst tot een grotere integratie van wonen en werken leiden. Bedrijven die daarin minder passend zijn - vanwege een afwijkende schaal of vanwege groeiende ruimtebehoefte - worden geholpen aan nieuwe bedrijfsruimte buiten deze lokale terreinen. Bij verplaatsingen van grootschalige industrieën verdwijnt weliswaar een deel van de overlast, maar daarmee ook de werkgelegenheid en de levendigheid uit de stad. In het gebied ten noorden van de A-8 kunnen enkele grote industriële bedrijven gesitueerd blijven. De sterke werkgelegenheidspositie van deze bedrijven geven voor ons de doorslag, uiteraard met aandacht voor de consequenties voor het leefmilieu. 4.2.4
vestiging van nieuwe economische bedrijvigheid
De mogelijkheden voor nieuwe vestigingen in de sfeer van de zakelijke dienstverlening moeten vergroot worden. We willen hiervoor in het gebieden rond de stations, aan de Provinciale weg en langs de oevers van de Zaan gunstige vestigingsvoorwaarden creëren. Tot 2005 willen we tenminste 10 nieuwe kleinere vestigingen aantrekken. Het midden- en kleinbedrijf zorgt voor de benodigde differentiatie in de productiestructuur. Het is een goede aanvulling op de relatieve grootschaligheid van de bestaande, met name industriële bedrijvigheid. Kleine bedrijven kunnen in de toeleverende en dienstverlenende sfeer van grote betekenis zijn voor het gevestigde bedrijfsleven. Van onderop is er in de industrie onvoldoende aanvulling. Er komen weinig nieuwe ondernemers voort uit bestaande bedrijven of van elders. Een spin-off ten aanzien van kennis en technologie vinden we noodzakelijk. Daarom maken we ons sterk voor de ontwikkeling van het Industrieel Kennis en Technologie Centrum (IKTC) en het faciliteren van een ondernemerscentrum voor de lichte industrie. Bij de stimulering en innovatie van het midden- en kleinbedrijf letten we op een goede wisselwerking en aanvulling op de gevestigde, industriële bedrijvigheid. Via de uitvoering van het Masterplan Noordzeekanaalgebied zetten we in op het aantrekken van vooral zeehaven georiënteerde industriële bedrijven. We stellen ons ten doel om minimaal twee middelgrote industriële bedrijven van buiten de regio naar de Westzanerpolder te halen. De promotie en acquisitie laten we via de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (RON) verlopen. Deze ontwikkeling vormt de Zaanse pijler van de economische ontwikkelingsstrategie voor de regio Amsterdam. De toeristische sector zien we als een potentiële bron van nieuwe werkgelegenheid. Initiatieven vanuit de gemeente zijn vooral ook bedoeld om het toeristisch ondernemerschap te prikkelen. Door het promoten van de samenhang van toeristische evenementen, attracties en andere bezienswaardigheden en het verbeteren van de infrastructuur willen we het toeristisch ondernemerschap aantrekken. 4.2.5
veelzijdige voorzieningencentra
Zaandam moet zich als centrum van stedelijke voorzieningen in de komende jaren sterker gaan profileren. Dáár én in de directe periferie van het centrum liggen de grootste kansen voor een nieuwe stadseconomie. In navolging van de uitstraling, die het Zaanoeverproject veroorzaakt en de impuls die hiervan uitgaat voor de ontwikkeling van het noordelijke deel van de Amsterdamse stadsregio, willen we nu ook de omgeving van het station Zaandam aanpakken. In het programmaspoor Stationsgebied/Zaancentrum zijn acties gepland voor het versterken van de culturele driehoek rond de sluizen, het uitgaansgebied rond de Dam en het kernwinkelapparaat. In relatie hiermee loopt momenteel een onderzoek naar de consequenties voor de parkeerdruk in het centrum. Hotels, congresfaciliteiten en de beoogde mix van onderwijs-, vrije tijden kantoorvoorzieningen rond het station completeren het geheel. Ruimtelijke en infrastructurele verbeteringen moeten er toe leiden, dat de potentiële kansen van het gebied worden benut en dat daarmee een krachtige impuls wordt gegeven aan stedelijke vernieuwing van het totale centrumgebied van Zaandam. Ontwikkeling van dit gebied vraagt om belangrijke investeringen van private en marktpartijen. Evenzo is steun van rijkswege een absolute voorwaarde. In de financiële vertaling van het ontwikkelingsprogramma tot 2005 is vooralsnog rekening gehouden met de kosten van planvorming als voorinvestering. Samen met private partijen zullen we het inmiddels ontwikkelde Masterplan uitwerken en voor het jaar 2000
17
samenwerkingsovereenkomsten opstellen. Als zich kansen voordoen, die passen in het sjabloon van de planvorming, zullen we die uiteraard benutten. Een heldere visie op de ontwikkeling van Zaandam-centrum biedt de mogelijkheid aan de andere kernen om verder te differentiëren op basis van eigen kwaliteiten en voorzieningenniveaus. Wij verwachten, dat op termijn via autonome marktwerking de Zaanbocht in Wormerveer als aantrekkelijke concentratie voor detailhandel en horeca zich verder kan ontwikkelen. De toeristische activiteiten, die rond dit gebied in ontwikkeling zijn, geven hieraan een extra impuls. Voorts richten wij ons op planontwikkeling voor Krommenie als locatie voor een stedelijk en regionaal goed bereikbaar cluster van beroepsonderwijs en welzijnsvoorzieningen. 4.2.6
versterken van kwaliteit en identiteit openbare ruimte
Nu op tal van plaatsen herstructureringsoperaties gaande zijn, binnen wijken en op stads- en stadsdeelniveau, willen we de kans aangrijpen om gebouwen en openbaar gebied op een aantal plekken functioneler in te richten en een herkenbare en betekenisvolle uitstraling te geven. We hanteren hiervoor de metafoor van ‘het Tien Pleinen Plan’. In Zaandam komen drie plekken in de openbare ruimte onmiddellijk in beeld: de Burcht, de Dam en het Stationsplein. Herinrichting van de Burcht en het Stationsplein is van strategisch belang voor de stedelijke ontwikkeling (de “halter”) van het centrum van Zaandam. Het terrein onder het grote viaduct van de A-8 in Koog a/d Zaan zien wij als een speciale uitdaging. Wij willen deze plek als het ware weer teruggeven aan de bewoners. In samenwerking met bewoners en andere partners werken we momenteel aan een plan, waarin meerdere functies voor deze woonkern op dit ‘plein’ worden gebundeld. Na eerdere renovaties van het Agathapark, Wilhelminapark en Koogerpark willen we in de komende vijf jaar een tweetal stadsparken (Darwinpark, In ’t Veldpark) tot bijzondere verblijfsgebieden transformeren. In het Darwinpark levert de aanwezigheid van het kinderboerderij-complex, de samenwerking met de provincie op het gebied van toepassing van beeldende kunst én de specifieke bewonerssamenstelling (veel allochtonen) bijzondere ingrediënten voor een geheel vernieuwende aanpak. Het In ’t Veldpark is meer een stadspark, maar biedt door zijn ligging mogelijkheden binnen de herstructurering van de nabijgelegen Rosmolenbuurt. We willen de functie van deze groene zones voor de stad en de omringende wijken versterken. Door samenwerking met bewonersorganisaties en maatschappelijke instellingen willen we aan de inrichting van dit openbaar gebied extra kwaliteitsdimensies toevoegen. In onze visie op de breedtesport passen ingrepen, waarmee meer recreatieve sport- en spelmogelijkheden in buurten worden gecreëerd. Hiermee wordt rekening gehouden bij de ontwikkeling van ons nieuwe Groenstructuurplan. Door het inrichten van “betekenisvolle plekken” denken we een nieuwe impuls te kunnen geven aan de sociale cohesie en ontmoeting in de wijken. Het gaat hierbij overigens niet alleen om de buitenruimte. Ook multifunctioneler gebruik van onderwijs-, welzijns- en sportaccommodaties draagt volgens ons bij tot versterking van sociale netwerken en contacten.
DOELSTELLINGEN TOT 2005: ZAANDAM CENTRUM-STATIONSGEBIED Ø vaststellen van een gemeenschappelijke visie met private investeerders over het Stationsgebied in 2000; afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst Ø start vernieuwde opzet Filmhuis De Fabriek Ø groei van het aantal Zaanse bezoekers aan culturele voorzieningen met 7% Ø stabilisatie van de gemiddelde verblijfsduur in het centrum van Zaandam en groei op termijn WONINGBOUW Ø nieuwbouw van 5.500 woningen, waarvan 500 voor toevoeging aan de kernvoorraad t.b.v. doelgroepen uit het volkshuisvestingsbeleid Ø een verhouding van 70% vrije sector en 30% sociale sector nieuwbouwwoningen in de uitleggebieden; een verhouding van 50-50% in het binnen stedelijk gebied Ø uitgifte van 2,5 % van het nieuwbouwcontingent t.b.v. vrije kavels voor het “wilde wonen” Ø nieuwbouw van 1.000 woningen in bestand stedelijk gebied en 250 woningen in het herstructureringsgebied Vijfhoek Ø sloop van 150 woningen Ø afsluiting van een convenant met woningcorporaties, waarin afspraken zijn vastgelegd over afname van de kernvoorraad sociale huurwoningen met 1.250 stuks Ø invoering van de locatiekwaliteitstoets BEDRIJVENTERREINEN Ø behoud van de werkgelegenheid in de industriële sector op het niveau van 1999 Ø start Facility Management Organisatie ter stimulering van vestiging van bedrijven en werkgelegenheid in de moderne innovatieve industrie, creatieve beroepen en zakelijke dienstverlening Ø 10 nieuwe kleinere vestigingen voor zakelijke dienstverlening
18
Ø Ø Ø Ø Ø
vaststelling uitvoeringsplan duurzame revitalisering bedrijventerrein Achtersluispolder; start eerste projecten vaststelling actieplan duurzame herstructurering bedrijventerreinen Krommenie-oost (incl. start uitvoering), Assendelft-noord 40% uitgifte van duurzaam bedrijventerrein in de Westzanerpolder vestiging van minimaal twee middelgrote externe industriële bedrijven in het Noordzeekanaalgebied opening van voormalig gemeentepand de Drieling als bedrijfsruimtegebouw voor startende ondernemers en kunstenaars
GROEN EN OPENBARE RUIMTE Ø voltooiing herstructurering en renovatie Darwinpark en In ’t Veldpark Ø vaststelling nieuw Groenstructuurplan, waarin opgenomen de inrichting van recreatieve, sport- en spelvoorzieningen in binnenstedelijk groen, openbare ruimte en water Ø vaststelling uitvoeringsplan herinrichting Burcht en Stationsgebied Ø herinrichting gebied onder viaduct Koog a/d Zaan Ø voltooiing renovatie tweetal wijkwinkelcentra
4.3
Mobiliteit en netwerken
De 'ribbenkast', die de infrastructuur van Zaanstad kenmerkt en 'body' geeft, bestaat uit de noord - zuiddragers (de spoorlijn, de Provinciale Weg en de Zaan) en de verschillende dwarsverbindingen in oost/west richting ter hoogte van de verschillende stations en bruggen over de Zaan. We richten ons beleid op het verbeteren van essentiële schakels in deze verbindingen op verschillende schaalniveau´s. Het lokale vervoer is gebaat bij een versterking van de functie van de noord-zuidas en de ontwikkeling van het De Zaanse Rijweg. Het lokale buslijnennet is daaraan ondersteunend. Voor de fiets is in onze plannen een belangrijke rol weggelegd als het gaat om verplaatsingen in zowel de wijk, de stad als de directe omgeving. Zaanstad ligt daarnaast op het noordelijke grensvlak van de dynamische verstedelijking van de regio Amsterdam, in de nabijheid van twee belangrijke mainports (Schiphol, en het westelijk havengebied rond Amsterdam). Snelle vervoermogelijkheden met deze economische motoren, maar ook met het centrum van Amsterdam zijn voor onze stad van vitale betekenis. Daarom vinden wij het van groot belang om krachtig in te zetten op het programmaspoor Infrastructuur en verbindingen. 4.3.1
verbeteren aansluiting op regionaal verkeer- en vervoersnet
Het externe verkeer, van en naar Zaanstad, is voornamelijk gebonden aan de rijksweg A-8. De toegangswegen naar de stad vormen tegelijkertijd dwarsdragers tussen de interne (Provinciale Weg) en de externe (A-8) hoofddrager. Dit is in principe een heldere structuur, waarin de bezoeker zich welkom voelt door het gemak waarmee hij zijn bestemming kan vinden. Deze helderheid willen we benadrukken door eenduidigheid en daardoor herkenbaarheid in de profielen van de dwarsdragers aan te brengen. Maar nog belangrijker prioriteiten zijn voor ons: de voortzetting van de A-8 voorbij de Nauernasche Vaart en Krommenie/Assendelft (mede in verband met de VINEX-locatie Saendelft) en een in alle richtingen functionerende verbinding tussen de Provinciale Weg en de A-8 in het gebied Zaandijk/Koog a.d.Zaan (mede in relatie tot de ontsluiting van kleinere bedrijventerreinen en het centrumgebied). Vijf jaar geleden is het Vervoersmanagement Zaanstad gestart, een samenwerkingsverband tussen ROA, gemeente en bedrijfsleven, gericht op infrastructurele verbeteringen voor het bedrijfsleven. Deze partners spelen een belangrijke rol bij de realisering van de genoemde doelstellingen. Voor het personen- en goederenvervoer over de weg vinden we - naast een verdubbeling van de Coentunnel –ook een goede ontsluiting van het havengebied langs beide zijden van het Noordzeekanaal via de aanleg van de zuidelijke randweg (doortrekken Den Uijlweg) van groot belang. Een aantal kleine bedrijventerreinen is in de loop der tijd door de stedelijke groei ingekapseld. Bij herstructurering willen we dan ook zorgen voor betere aansluitingen op het lokale en regionale wegennet. 4.3.2. verbeteren stedelijk verkeer- en vervoernet De verbinding tussen een belangrijk deel van de Zaanse kernen wordt gevormd door het spoor én de Provinciale weg. Nagenoeg elke (auto)rit tussen twee Zaanse kernen volgt een deel van deze weg. Er is in Zaanstad geen weg te vinden waar het aandeel verkeer, dat binnen de gemeente blijft, zo hoog is. Dit vormt bij uitstek een mogelijkheid om de Provinciale Weg als drager van op de stad gerichte mobiliteit te ontwikkelen. Zij vormt daarmee het “snoer”, waarmee de “kralenketting” van Zaanse kernen met elkaar verbonden wordt. Reden genoeg om hem tot ‘Zaanse Rijweg’ te verklaren; een metafoor, waarmee we de betekenis voor de stedelijke samenhang willen uitdrukken en vervolgens ruimtelijk vertalen, van Zaandam tot Krommenie. We willen deze verkeersader kwalitatief opwaarderen door de aanleg van fietspaden aan beide zijden, het
19
plaatsen van bomen langs vrijwel het gehele traject en de ontwikkeling van structuurversterkende nieuwbouw. Tot 2015 willen we dit concept gefaseerd gaan invoeren. 4.3.3. Betere voorzieningen voor langzaam verkeer In de wijken wordt door uitbreiding van 30-km zones voor fietsers en voetgangers een veilige en aantrekkelijke route gecreëerd op weg naar kinderopvang, (basis)school, buurtwinkel en buurtgenoten. Daarbuiten zijn aangename, veilige langzaam verkeerroutes nodig, in een heldere samenhang, zodat men vlot de gewenste bestemming binnen de stad kan bereiken. Van belang hierbij is ook een goede aanhaking op het regionale netwerk. We streven er naar, dat méér mensen binnen de stad gebruik gaan maken van de fiets. Tegelijkertijd willen we ook een beter zicht creëren op de aantrekkelijkheden van Zaanstad. Voor de buitengebieden geldt, dat zij een steeds belangrijker rol vervullen voor allerlei manieren van recreatie, mét behoud van hun cultuurhistorische waarde. We gaan daarom het wandel- en fietspadennet aan de randen van de bebouwing en het veenweidegebied verder uitbreiden. 4.3.4.
stimuleren van het openbaar vervoer
We zijn van mening, dat de functie van de NS stations als knooppunten in ons lokale vervoersnetwerk in de toekomst belangrijker wordt, zeker als er na aanleg van de Hemboog sprake zal zijn van een directe spoorverbinding met Schiphol en aansluiting op de Deltaringlijn tussen de grote steden in de Randstad en de HSL naar het zuiden. We willen de aanwezigheid van de railverbinding en de vele NS stations in Zaanstad ook beter benutten voor het interne verkeer binnen Zaanstad. Een verhoogde frequentie, een eenvoudig regiem van lokale en regionale tarieven, in combinatie met een hierop afgestemd lokaal buslijnennet, moeten daar toe bijdragen. Het station Zaandam moet in de toekomst méér potentie krijgen. Bij de herinrichting van het stationsgebied hechten we aan een goede bereikbaarheid en aansluiting aan zowel de oost- als westkant. Station Koog-Zaandijk krijgt meer mogelijkheden zodra we in dit gebied een volledige aansluiting van de Provinciale Weg met de A-8 hebben gerealiseerd. Voor het nieuwe station Saendelft/Krommenie zien we mogelijkheden op het regionale vlak, in samenhang met het hier geplande knooppunt van onderwijs- en welzijnsfuncties. We hebben onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden voor het doortrekken van de noord-zuid lightrailverbinding vanuit Amsterdam. Uitkomst hiervan is, dat een aantakking op deze lijn langs de bestaande spoorverbinding de voorkeur heeft. In samenwerking met Amsterdam gaan we in de komende jaren deze optie verder onderzoeken en uitwerken. Momenteel worden de mogelijkheden voor het personenvervoer over water van Zaandam naar A’dam CS v.v.) onderzocht. Gelet op positieve ontwikkelingen elders achten wij een snelle realisatie hiervan haalbaar. Naast woonwerk routes werken we verder aan de ontwikkeling van toeristische vaarverbindingen. DOELSTELLINGEN TOT 2005: Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø
opname in het Meerjaren Programma Infrastructuur en Transport van de verlenging van de A-8 op de A-9 besluit tot aanleg tweede Coentunnel start verlenging zuidelijke randweg (doortrekken Den Uijlweg) t.b.v. betere aansluiting bedrijventerreinen herprofilering Provinciale Weg ten zuiden van het stationsgebied uitbreiding 30 km. zones aanleg 11,5 km. fiets- en wandelpad aan de randen van de bebouwing en het veenweidegebied afronding studie “Zaanse tak” op het lightrailnet Amsterdam start nieuwe bootverbinding voor personenvervoer Zaandam – Amsterdam C.S.
4.4.
Kwaliteit en leefbaarheid
Groei van kwaliteit tilt de stad op een hoger plan en biedt bewoners, bedrijfsleven en private investeerders vertrouwen in de toekomst. Respect voor het verleden, aandacht voor het onderhouden en verzorgen van het bestaande en benutten van nieuwe kansen dienen daarbij in goede balans te zijn. Deze elementen zijn nodig om voor een gezonde, veilige en leefbare stad, zowel op stedelijk niveau als in de directe woon- en leefomgeving. Daarvoor is een kritische en afgewogen koers op het gebied van milieubeheer noodzakelijk. Een goede kwaliteit en een optimaal gebruik van de woon- en
20
leefomgeving en een adequaat voorzieningenaanbod dragen bij aan een leefbare stad. Generaties lang groeien de bewoners van Zaanstad op tussen de geuren en andere emissies van de plaatselijke industrie. Door saneringsprogramma's en afgewogen ruimtelijk beleid kan Zaanstad ook in de toekomst een leefbare stad blijven. Een gemeentebrede inhaalslag, in meer dan één betekenis, begint bij het selectief en gespreid verbeteren van de lokale kwaliteit, gericht op de ontwikkeling van een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid van gebruikers. Ook de omgangsvormen die de gemeente hanteert jegens haar burgers, zijn van groot belang voor de leefbaarheid van de stad. Wij willen onze ambities concentreren langs twee programmasporen: de wijken en groen en water in de stad. 4.4.1
versterken van de leefbaarheid in de wijken
Om de leefbaarheid in een aantal wijken ook voor de toekomst veilig te stellen achten wij herstructurering dringend nodig. Plannen voor wijkvernieuwing beginnen nu `op stoom te komen´. Op grond van de onderhoudssituatie van de woningen zijn in overleg met de betrokken woningcorporaties de Rosmolenbuurt en de Vijfhoek als speerpuntwijken aangemerkt. Voor beide wijken zullen publiek-private overeenkomsten afgesloten worden, waarin afspraken zijn opgenomen over aantallen woningen (sloop, nieuwbouw, renovatie), fasering en investeringsverplichtingen van partijen. In de Vijfhoek zal binnen vijf jaar gestart worden met sloop van minimaal 150 woningen. In deze periode gaan we onze aandacht ook richten op nieuwe planontwikkeling voor andere buurten in Zaandam-Zuid, de Zeeheldenbuurt in Wormerveer en Poelenburg. In deze laatste wijk zijn in de jaren ’80 vanuit het toenmalige PCG-beleid een aantal maatregelen uitgevoerd, die wel de fysieke aanblik van de wijk hebben verbeterd, maar verder niet tot substantiële veranderingen en een positievere waardering hebben geleid. In onze huidige aanpak betrekken wij nadrukkelijk bewoners en een breed scala van andere belanghebbende partijen bij de te maken keuzes. In fysieke zin richten we de vernieuwing van de genoemde speerpuntwijken voor een belangrijk deel op een meer gedifferentieerde woningvoorraad en op herinrichting van de openbare ruimte. Door toepassing van beeldende kunst willen we hieraan een extra waarde toevoegen. We willen ook de betekenis van het groen voor de wijk versterken. In de Vijfhoek is sprake van voldoende groen, maar van onvoldoende kwaliteit en met weinig gebruiksmogelijkheden. In de Rosmolenbuurt moet het groen vooral gezocht worden in het aangrenzende, maar vanwege een doorgaande verkeersverbinding slecht toegankelijke In ‘t Veldpark. Niettemin liggen ook hier voldoende kansen (zie ook onder 4.2.6) We gaan uit van een mix van wonen en werken, in het besef dat alleen een afgewogen balans tot een duurzame kwaliteit van de woon- en leefomgeving kan leiden. Kleinschalige werkgelegenheid, etnisch ondernemerschap en werken aan huis geven de woonwijken een veelzijdiger aanzien en een beter economisch draagvlak. Hiermee keert de stadseconomie, in een voor Zaanstad typerende mix van wonen en werken, in een andere gedaante terug. De herstructurering biedt unieke kansen om een brug slaan tussen fysieke maatregelen en het Lokaal Sociaal Beleid. Hierbij gaat het om het creëren van voorzieningen ‘op maat’, vooral voor díe bewoners, die sterk op de wijk zijn aangewezen en/of extra begeleiding en ondersteuning nodig hebben. Door op deze integrale manier aan wijkvernieuwing en -verbetering te werken streven we naar een hogere waardering van bewoners voor dié voorzieningen, die momenteel slecht scoren in de wijk, willen we huidige tendensen van maatschappelijke segregatie terugdringen en elders in de toekomst trachten te voorkomen. 4.4.2
beter beheer en onderhoud van de openbare ruimte
We zijn van mening, dat de aanpak van de wijken gepaard moet gaan met een verbetering van de kwaliteit en het beheer van de openbare ruimte, waarbij zowel de lokale overheid als de gebruikers een verantwoordelijkheid hebben. Zoals we inmiddels hebben ervaren met de ontwikkeling van het wijkbeheer biedt dit veel nieuwe kansen en mogelijkheden. In de vorm van convenantafspraken vragen wij woningcorporaties om zich verder te ontwikkelen tot organisaties die meer doen dan alleen huizen verhuren. Hun bestaansrecht wordt vergroot als zij erin slagen hun klanten aan zich te binden met producten die het wonen en leven veilig, schoon, zorgzaam en sociaal prettig maken. Het bewustzijn en het dienovereenkomstig handelen op dat punt is duidelijk in opmars. In samenwerking met de politie willen we in de komende vijf jaar op proef twee wijkservicepunten inrichten. Hier kunnen bewoners terecht met klachten over onderhoud, vandalisme en overlast. Door adequaat en snel optreden kan mogelijke escalatie van probleemsituaties voorkomen worden. In samenhang hiermee willen we het integraal veiligheidsbeleid op wijkniveau verder uitbouwen. Hiervoor worden wijkveiligheidsplannen ontwikkeld. In ons integraal veiligheidsbeleid werken we via diverse activiteitenprogramma’s ook aan preventie en het bevorderen van een mentaliteitsverandering. Een goed voorbeeld hiervan is het project De Uitdaging, waarbij groepjes jongeren klussen uitvoeren in de wijken. Het gaat bij het wijkgericht werken altijd om een gedeelde verantwoordelijkheid: betrokkenheid en inzet van bewoners, doelmatigheid en klantgerichtheid vanuit de professionals. Is er onvoldoende samenspel, dan kunnen wijken ook in de
21
toekomst niet goed wordt onderhouden en worden zij vatbaar voor verpaupering, vandalisme, misbruik en territoriumdrift van bepaalde groepen, ten koste van anderen. Samen met bedrijven, woningcorporaties, projectontwikkelaars en andere investeerders blijven we in samenspraak met gebruikers en buurtbewoners steeds op zoek naar win-win situaties, waarin alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid nemen voor het ontwikkelen en in stand houden van een duurzame, leefbare stad. Dat vraagt van bestuur en ambtelijk apparaat een open, ondernemende houding, gebaseerd op de bereidheid om tegenprestaties te leveren aan anderen, die ook investeren in kwaliteit en onderhoud. 4.4.3
bevorderen van multifunctionaliteit
Voor de meeste mensen bestaat Zaanstad uit een aantal vertrouwde plekken, waar men woont, regelmatig naar toe gaat of graag vertoeft en waarin men doorgaans zelf vrijelijk zijn of haar eigen keuzes bepaalt. Voor bepaalde groepen is de actieradius echter beperkt. Gezinnen met jonge kinderen, mensen met een fysieke of verstandelijke handicap en andere kwetsbare groepen zijn afhankelijk van een basisaanbod van voorzieningen en activiteiten dichtbij huis in de wijk. De sociale samenhang en leefbaarheid in de wijken kan alleen worden versterkt als meerdere groepen bewoners er terecht kunnen als uitvalsbasis voor de organisatie van het dagelijks leven. In de wijken liggen er volgens ons in dat opzicht nog een hoop kansen. Zo kan een ‘brede school’ ook buiten schooltijd benut worden en mogelijkheden bieden voor ontmoeting en ontspanning; niet alleen voor kinderen maar ook voor andere buurtbewoners. We gaan in de komende jaren dit concept in ieder geval op twee locaties in Zaanstad ontwikkelen en invoeren. Naast schoolgebouwen worden ook andere locaties en plekken (buurtcentra, bibliotheken, sportaccommodaties, politieposten) multifunctioneler ingericht om daarmee een optimaler gebruik voor de wijk te realiseren. 4.4.4
adequate voorzieningen voor vrije tijd, zorg en opvang
De uitgaansmogelijkheden in het centrum van Zaandam zijn de laatste jaren fors toegenomen. We kiezen voor bundelen en versterken van de horeca en van de professionele stedelijke podia in de ‘culturele driehoek rondom de sluis’. Ook in de evenementensfeer moet dit gebied meer betekenis krijgen, juist nu de uitstraling ervan ingrijpend is verbeterd door het nieuwe Zaantheater. We vinden het belangrijk, dat Zaanstad een veilige stad is, waar het voor iedereen prettig toeven is. Naast de zorg voor sociaal veilige verbindingen, krijgt de veiligheid van de bezoekers gerichte aandacht binnen het winkel- en uitgaansgebied van Zaandam. Ook buiten het centrum zal de Zaankanter zijn vertier blijven zoeken. Zaanstad biedt in dat opzicht een diversiteit aan verenigingen voor amateurkunst. Wij beschouwen het verenigingsleven nog steeds als een belangrijke schakel binnen het sociale leven in de voormalige kernen, maar houden er rekening mee dat de betekenis en functie aan verandering onderhevig is. Een dergelijk proces voltrekt zich inmiddels al binnen de sportverenigingen. Ons (subsidie)beleid zal daarom flexibel en actueel moeten zijn. Is dat onvoldoende het geval, dan zullen mensen niet alleen elders hun vertier gaan zoeken, maar heeft dat ook desinteresse en verveling tot gevolg, met name onder de jeugd. Op het culturele en sportieve vlak is ons beleid in de komende jaren vooral gericht op het vergroten van de betrokkenheid en deelname van met name allochtonen en jongeren. De sportparken zijn tot nu toe overwegend vrij gesloten complexen voor verenigingssport in competitieverband gebleven, die voor de groeiende behoefte aan ongeorganiseerde recreatie te weinig mogelijkheden bieden. Spreiding van complexen is op zich een goede zaak, maar leidt ook tot een versnipperde inzet van middelen. Hierdoor krijgt het Zaanse sportieve talent onvoldoende kansen aangeboden. Een tweesporenbeleid biedt uitkomst. We zijn van plan om in de komende jaren een aantal kleinschalige veldsportcomplexen af te stoten. Met een groot deel van de opbrengst hieruit willen we een beperkt aantal kwalitatief hoogwaardige complexen inrichten, waarbij meerdere sport- en recreatiefuncties gebundeld worden. In 2000 zal hiervoor een plan van aanpak worden opgesteld. Daarnaast biedt meer samenwerking tussen sportverenigingen, welzijnswerk en onderwijs impulsen aan andere vormen van sportieve recreatie en daarmee aan de breedtesport. Schoolpleinen, parken en groenstroken in de wijken willen we hiervoor intensiever benutten. We zullen ook kansen creëren voor commerciële sportbeoefening (bijvoorbeeld in het stationsgebied). We onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor de bouw van een kunstijsbaan. ‘Kennis is macht’ wordt vaak gezegd en wij hechten dan ook sterk aan een sterke infrastructuur op het gebied van onderwijs en educatie. Ons lokaal onderwijsbeleid is gericht op kwaliteitsverbetering: inhoudelijk (een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, voorkoming van uitval en bestrijding van achterstanden) en materieel (adequaat beheer, toekomstgerichte en multifunctionele inrichting en gebruik van gebouwen). Ook de start van een Industrieel Kennis en Technologie Centrum en een verdere uitbreiding van HBO-onderwijs passen in onze strategie voor de toekomst. Bundeling van meerdere onderwijs- en educatieve functies op één locatie, samen met andere, deels ondersteunende voorzieningen in de onmiddellijke nabijheid (bibliotheek, vrijetijd- en leisurevoorzieningen), zoals ons in het programmaspoor Zaancentrum/stationsgebied voor ogen staat – zorgen voor een gunstige vestigingsklimaat.
22
4.4.5
adequaat beheer van groen en water
De leefbaarheid van de stad is niet alleen afhankelijk van de kwaliteit in de directe woonomgeving, maar ook van die in het landelijke gebied. Dit biedt de compensatie voor de gevolgen van de innige vervlechting van wonen en werken in Zaanstad. Het beperkt openstellen van het (stille) landelijke buitengebied op korte afstand van de drukke stedelijke omgeving is een tegenhanger van de drukke binnenstad en van belang voor de totale leefbaarheid van de stad als geheel. Met boeren, ondernemers en milieuorganisaties wordt gezocht naar mogelijkheden om de veenweidegebieden in stand te houden en tegelijk nieuwe economische dragers te geven en om ze voor de Zaanse rustzoekers beter te ontsluiten. De toeristische bereikbaarheid van de Kalverpolder wordt verbeterd door het uitvoeren van het toeristisch-recreatieve plan van Staatsbosbeheer, gekoppeld aan de Zaanse Schans. Staatsbosbeheer wil bij het station Wormerveer een informatiecentrum opzetten, van waaruit rondleidingen en vaartochten kunnen worden gehouden. In ons Natuurbeleidsplan zijn een aantal toeristisch-recreatieve en ecologische verbindingszones opgenomen. Op die manier komen we tegemoet aan de toenemende recreatiedruk. Zorgvuldigheid, effectiviteit en een open oog voor de natuurwetenschappelijke waarde zijn daarbij leidend. We zijn van mening, dat ook het waterrijke buitengebied een rol moet spelen in het waterbeheer in en om de stad. Aangewezen en ontwikkeld als transport- en bergingssysteem voor oppervlaktewater en stedelijk water heeft het buitengebied een belangrijke functie. Herstel van het oorspronkelijke brakke karakter van het oppervlaktewater kan de natuurwaarden vergroten. Als schatbewaarder van water en waterkwaliteit zien wij mogelijkheden om de zorg voor voldoende waterberging te combineren met nieuwe, extensieve woonmilieus. Waterbeheer zal in de toekomst een grotere rol spelen dan nu het geval is, zelfs tot in de wijken. Daarin zitten nieuwe mogelijkheden voor benutten van historische structuren (b.v. de oude slotenverkaveling) opgesloten, die functioneel en ondersteunend zijn aan de stad. Op die manier liggen er kansen voor ecologisch beheer. Natuur in de stad! We betrekken dit bij de ontwikkeling van ons nieuwe groenstructuurplan. 4.4.6
actief milieubeleid
We kiezen niet voor grootschalige ontmenging van wonen en werken. Dat maakt ‘gebiedsgericht milieubeleid´ zeer noodzakelijk. In het gebiedsgericht milieubeleid willen we op basis van de verstedelijking en de noodzakelijke verdichting streven naar een verantwoorde mix van functies zoals wonen, werken en groen. Hiervoor zullen we uitgangspunten formuleren. Door in te spelen op de verruimde reikwijdte van de Wet Milieubeheer en de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven met betrekking tot milieuverantwoorde bedrijfsvoering werken we verder aan de verbetering van de milieukwaliteit rondom de bedrijven. Preventie met betrekking tot energiegebruik, afval en emissies van (bedrijfsmatige) activiteiten en het sluiten van kringlopen passen binnen dat beleid. Daarom werken we aan de revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen (zie 4.2.3). Het ontwikkelen van nieuwe duurzame bedrijventerreinen, met oog voor dubbel grondgebruik en collectieve voorzieningen, is volgens ons een voorinvestering die zichzelf terug verdient. Het uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik passen we eveneens toe bij de ontwikkeling van kantoorlocaties in de stationsgebieden. Uiteraard beschikt Zaanstad als industriestad van importantie over een adequaat rampenplan, inclusief preventieve maatregelen, dat terdege rekening houdt met mogelijke calamiteiten in een industriële omgeving. Ons Zaans bodemsaneringsbeleid is gericht op het geschikt maken van de bodem voor huidig of beoogd gebruik, waarbij actuele risico's en onaanvaardbare verspreiding van aanwezige restverontreinigingen adequaat worden beheerst (functionele sanering). In bijlage 3 is de een aparte bodemmodule ten behoeve van het ISV-programma toegevoegd. Er moet een totaaloverzicht gemaakt worden van de huidige bodemproblematiek. In Zaanstad zal op 592 potentieel milieuurgente locaties een oriënterend onderzoek nieuwe stijl. 20 % hiervan (24 locaties) zullen op basis van provinciale afspraken nader onderzocht gaan worden. Hiervan zal 10% gesaneerd moeten worden, waarvan de helft op basis van provinciale afspraken door de overheid wordt aangepakt (1 per jaar). In het kader van Actief Bodembeheer, waarin de keten -preventie, beheer, sanering en nazorg tot doel heeft op een maatschappelijke verantwoorde wijze duurzaam bodemgebruik te realiseren, zijn 173 boven- en ondergrondse aanvullende waarnemingen nodig. Voor het totale bodemprogramma tot 2005 stellen we een multiplier van 1,5 vast. Dit cijfer is lager dan de beoogde doelstelling voor rechtstreekse ISV-gemeenten, maar houdt verband met enkele grote saneringen, die momenteel op stapel staan. Een ander instrument, dat we willen inzetten, is het ontwikkelen van decentraal milieubeleid. In dit kader werken wij aan: het in kaart brengen van de stedelijke luchtkwaliteit, het project Gericht Verdichten en het toepassen van het landelijk project Modernisering Instrumentarium Geluidsbeleid, het geurbeleid en beleid ten aanzien van externe veiligheid. Overige projecten, waaraan wij in de komende jaren verder werken zijn: sanering wegverkeerslawaai (gevelisolatie),
23
sanering luchtverkeerslawaai en (actief) bodembeheer. De sanering van geluidbelaste woningen moet bij voorkeur door bronmaatregelen plaatsvinden. Indien die niet mogelijk zijn of onvoldoende vermindering geven, dan komen overdrachtsmaatregelen (geluidsafscherming) of gevelisolatie in aanmerking. Wij gaan een actievere rol spelen in het toepassen van duurzame energie ter vervanging van meer vervuilende energievormen (substitutie). Er komen locaties, waar gebruik wordt gemaakt van windenergie. Onze inzet is er op gericht om in 2005 – met name op de bedrijventerreinen – hiermee 3 MW aan vermogen op te stellen. Ook het gebruik van zonne-energie wordt verder gestimuleerd. In de nabije toekomst zullen wij een energievisie opstellen, waarin we onze ambities vaststellen voor gas- electriciteit- en warmtevoorziening in (nieuwbouw)locaties. Tevens zullen wij aangeven hoe een efficiënte energievoorziening is te realiseren, rekening houdend met onder andere de fysiek-ruimtelijke mogelijkheden van een locatie. 4.4.7
problematiek grenen paalfundering
In Zaanstad staan veel vooroorlogse woningen op een grenen paalfundering. Sinds een paar jaar is bekend, dat grenen palen aangetast worden door een bacterie die het hout ondermijnt. Uit een ruime steekproef blijkt, dat in Zaanstad ca. 2.000 woningen zich in de gevarenzone bevinden. De exacte omvang van het probleem wordt momenteel verder in kaart gebracht. Voor de financiering van het noodzakelijke funderingsherstel doen wij een beroep op de rijksoverheid. DOELSTELLINGEN TOT 2005: LEEFBAARHEID IN DE WIJKEN Ø positieve score van wijkbewoners voor díe wijkvoorzieningen, die in de Omnibusenquête 1996 Zaanstad breed negatief scoren (recreatie, opvangplaatsen en speelvoorzieningen voor jeugd) Ø realisatieactiepunten Wijkschetsen Lokaal Sociaal Beleid Ø positieve score van wijkbewoners voor het onderhoud van de wijk op die onderdelen, die Zaanstad breed negatief scoren (speelplaatsen en beheer van sloten) Ø stijging van het gemiddelde rapportcijfer voor de sociale kwaliteit van de woonomgeving tot 6,8 (is momenteel 6,2) Ø afsluiten van publiek private overeenkomsten voor Zaandam-Zuid/De Vijfhoek en de Rosmolenbuurt, waarin opgenomen: aantallen woningen (sloop, nieuwbouw, renovatie), fasering en investeringsverplichtingen van corporaties en gemeente; starten met de uitvoering Ø vaststellen integrale visie m.b.t. herstructurering Vissershop, Walvisvaardersbuurt (Zaandam-Zuid), Poelenburg en Zeeheldenbuurt (Wormerveer) Ø convenantafspraken tussen gemeente en woningcorporaties inzake beheer openbare ruimten GROEN EN WATER Ø uitvoering landinrichtingsplan Polder Westzaan Ø uitvoering toeristisch-recreatief plan Staatsbosbeheer Kalverpolder Ø voltooiing project ecologische verbindingszone Guisveld en Kalverpolder Ø voltooiing project toeristisch-recreatieve noord-zuid verbinding (o.a. langs de Assendelver Zeedijk) MILIEU Ø 120 oriënterende bodemonderzoeken op jaarbasis; 24 vervolgonderzoeken op jaarbasis Ø 4 overheidssaneringen; 4 saneringen door veroorzaker/eigenaar Ø 173 aanvullende waarnemingen in het kader van actief bodembeheer Ø toepassing van de Leidraad Duurzame Woningbouw Zaanstad: *. een drinkwaterbesparing van 25% * benutting van regenwater in woningen * EPC < 1,0: na 2002 EPC < 0,9 * In 10% van de nieuwbouwwoningen toepassing van zonnenergie * Ten opzichte van 1986 in 2010 de toename van de automobiliteit beperken tot < 35% Ø gemeentelijk energiebeleid: * gemeentelijke gebouwen: 23% verbetering energie-efficiëncy in 2005 t.o.v. 1995 * openbare verlichting: vermindering energieverbruik in 2000 met 10% t.o.v. 1993 (in kWh per inwoner) * nieuwbouwwoningen: EPC < 1,0; na 2002 < 0,9 * bestaande woningen: 18% verbetering energie-efficiëncy in 2000 t.o.v. 1995 * industrie: 19% verbetering energie-efficiëncy in 2005 t.o.v. 1995
24
5
INVESTERINGSOPGAVE STEDELIJKE VERNIEUWING
5.1
INLEIDING
Met onze “Plannen met Zaanstad” schetsen we een integraal analyse- en beleidskader, van waaruit we onze ambities en doelstellingen voor de periode 2000 tot 2015 formuleren. We geven aan waar de kansen liggen voor de toekomstige ontwikkeling van onze stad. Zo biedt het een communicatiekader voor afstemming met en participatie van andere partijen. De afgelopen jaren hebben aangetoond, dat we op talloze terreinen de betrokkenheid van burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en marktpartijen serieus nemen en stimuleren. Die lijn willen we met kracht voortzetten.De toekomst van Zaanstad wordt daarmee een gezamenlijke uitdaging. Onze visie is ambitieus, niet alleen vanwege de stevige inzet op verbetering van kwaliteit, maar ook vanwege de vervlechting van het fysieke domein met economisch en sociale doelstellingen. In die zin voeren de “plannen met Zaanstad” hier en daar verder dan de doelstellingen binnen het ISV. Hiermee onderstrepen we het belang van samenhang en integraliteit in onze gemeentelijke plannen. In dit hoofdstuk leggen we de concrete verbinding met het Investeringsopgave Stedelijke Vernieuwing. Investeringen van de overheid in een programma, waarvan de ambitie en de aanpak breed worden gedeeld, kunnen leiden tot een veelvoud aan investeringen vanuit de private sector. Dat ligt overigens niet op alle fronten altijd in dezelfde verhoudingen. Zo verwachten we een grotere bijdrage in de woningbouw (waar zelfs een multiplier met factor 10 mogelijk is), dan in de verbetering van de lokale infrastructuur. Nu ons bodemsaneringsbeleid zich meer richt op maatwerk en risicopreventie kunnen we private partners wat meer aanspreken op een bijdrage in de kosten. We stellen vast, dat private partijen, woningcorporaties, beleggers en ontwikkelaars in toenemende mate bereid zijn te investeren in het verbeteren van de leefbaarheid, inclusief het beheer en het onderhoud in de wijken. Op diverse plaatsen in Zaanstad zijn dergelijke samenwerkingsverbanden al operationeel. Hiermee beogen we een inverdien-effect. Ook bewoners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de stad, namelijk door te investeren in de eigen woning en zelfwerkzaamheid in de directe woonomgeving. Naast de investeringen, die van gemeentezijde o.a. de door de verwachte ISV-bijdrage gedaan kunnen worden, geven we in deze investeringsopgave ook aanwelke bijdrage we vanuit private partijen verwachten. Zaanstad kiest expliciet voor periode tot 2015 voor zeven fysieke programmasporen, te weten: • • • • • • •
De Zaanoevers De Zaanse Rijweg Het Stationsgebied/Zaancentrum De Infrastructuur en verbindingen De Wijken Het Tien Pleinenplan Groen en water in en om de stad
In dit hoofdstuk geven we de financiële vertaling van deze keuze ten behoeve van de stedelijke vernieuwing, gebaseerd op prioriteiten en speerpunten, uit te voeren in de periode 2000-2005. De raming is globaal en beperkt zich tot de fysieke aspecten. Vanzelfsprekend is ook aandacht besteed aan de invloed, die de fysieke ingrepen hebben op sociaal en economisch gebied. De raming is gebaseerd op begrote kosten en inkomsten. Daarbij is aangegeven welke bijdrage van diverse partijen, rijksoverheid en derden wordt verwacht. Tevens is in de toelichting per programmaspoor aangegeven welke prestaties in de periode 2000-2005 worden voorzien. Bij stedelijke vernieuwing volgens de uitgangspunten van het ISV zal sprake zijn van een toename van de financiële bijdrage vanuit de markt. De rijksbijdrage voor het ISV van 22,3 miljoen tot 2005 resulteert in een lager gemiddeld jaarlijks investeringsbedrag (4,4 miljoen) dan tot nu toe alleen ten behoeve van de stadsvernieuwing werd uitgekeerd (4,6 miljoen). De doelstelling van het ISV is echter breder. De uitkering dient zowel stadsvernieuwing, herstructurering, woninggebonden subsidies en fysieke economie. De overheidsbijdrage heeft uitdrukkelijk tot doel om processen op gang te brengen en veelvoudig investeringsvolume te genereren vanuit de private sector, het zg. multiplier-effect.
5.2.
TOELICHTING OP DE 7 PROGRAMMASPOREN
We beogen met het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing richting te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen in onze de stad voor de komende periode, in samenhang met onze economische en sociale doelstellingen. Het gaat om een denkrichting, die niet moet leiden tot een starre lijst van projecten die in deze periode ontwikkeld mogen of moeten worden.
25
Nieuwe initiatieven vanuit de markt, die passen binnen ons beleidskader, zullen door ons worden omarmd en kunnen op faciliterende medewerking van de gemeente rekenen. Dit betekent ook, dat niet alle mogelijke (fysieke) investeringen in de stad in deze paragraaf kunnen worden opgenomen. In deze financiële paragraaf zijn díe activiteiten opgenomen, waarvan in de komende vijf jaar redelijkerwijs een resultaat mag worden verwacht én waarbij de gemeente op de één of andere manier betrokken zal zijn (financieel en/of juridisch). Hierbij de aspecten van de wet ISV - wonen, ruimte, milieu en fysieke economie – als uitgangspunt. De financiële vertaling van het programma is gebaseerd op normatieve aannames, waarbij een deel van de onderbouwing is ontleend aan al wat meer concrete planvorming. Vooral de aannames ten aanzien van de (financiële) bijdragen van derden zijn afhankelijk van factoren die door de gemeente slechts voor een deel kunnen worden beïnvloed. Breed overleg met marktpartijen en maatwerk bij samenwerkingsovereenkomsten zullen dit onderdeel nader moeten concretiseren. Het ontwikkelingsprogramma moet dan ook worden beschouwd als richtinggevend. Met name de ervaringen van tien jaar Zaanoeverproject hebben ons geleerd, dat gebiedsgerichte aandacht en doelstellingen op hoofdlijnen zich goed lenen als basis voor locatiegebonden maatwerk tussen publieke en private partners. Lang niet altijd is de omvang van de bijdrage van derden te ramen. Met name voor de economische structuurversterking belangrijke investeringen in bovenlokale infrastructuur zijn niet opgenomen in dit ontwikkelingsprogramma. We hebben gekozen voor het aangeven van benodigde voorinvesteringen in planvorming, afstemming en overleg. Met name ten behoeve van een drietal programmasporen (Stationsgebied/Zaancentrum, Zaanse Rijweg en Infrastructuur) is het noodzakelijk om - naast het ISV - aanvullende middelen vanuit de markt, maar ook van de rijksoverheid te genereren. Het ontwikkelingsprogramma bestaat uit speerpunten die voor een deel in de periode 2000 tot 2005 tot uitvoering zullen komen. Deels gaat het ook om voorbereiding en planvorming, zodat na 2004 tot uitvoering kan worden overgegaan. 5.2.1
Stationsgebied /Zaancentrum.
De ontwikkelingen aan de noordkant van de stadregio Amsterdam blijven achter bij die in het zuidelijke deel. In navolging van de succesvolle aanpak van het Zaanoeverproject wordt nu gestart met de omgeving rond het station Zaandam. Hierdoor ontstaat een evenwichtige structuur rond Amsterdam, waardoor ook de bereikbaarheidsproblematiek beter kan worden aangepakt. De ontwikkeling van het stationsgebied is in 1999 met voortvarendheid opgepakt. Ondanks de sterke uitgangspositie stagneren ontwikkelingen. Door middel van een reëel en inspirerend perspectief zullen marktpartijen gestimuleerd moeten worden om te investeren. Ontwikkeling van dit gebied vraagt een strategische interventie en financiële steun van het rijk, die met name zal moeten worden ingezet voor de noodzakelijke infrastructurele ingrepen. Tezamen met private partijen zullen we de vastgestelde uitgangspunten uitwerken en willen we in 2000 samenwerkingsovereenkomsten opstellen. Waar mogelijk benutten we tussentijdse kansen, die passen binnen het kader van de planvorming. 5.2.2.
Zaanse rijweg
De visie ontwikkeling voor het markeren van de Provinciale Weg als Zaanse Rijweg en het benutten van de potentie als economische structuurdrager vereisen een lange voorbereidingstijd, waarin overleg met tal van partijen en eventuele toekomstige partners moet worden opgestart. Een uitwerking hiervan, die op voldoende draagvlak en participatie vanuit de private sector kan rekenen, kan in 2002 worden verwacht. Het realiseren van een aansprekende verbinding tussen station Koog-Zaandijk en toeristische attracties als bijvoorbeeld de Zaanse Schans en het cultureel erfgoed, zal daar op vooruit kunnen lopen. De omgeving van het station KrommenieAssendelft wordt ontwikkeld tot een locatie voor scholen voor beroepsonderwijs, in samenhang met de nieuwe ontsluiting van Saendelft. 5.2.3
Zaanoevers
In de periode 2000-2005 zullen diverse nieuwe binnenstedelijke woningbouwprojecten langs de Zaan worden gerealiseerd. Naar verwachting gaat het hierbij om 750 woningen. Bodemsanering is een onvermijdelijk onderdeel bij deze ontwikkelingen. In de aanvullende visie op de Zaanoevers, die in 1999 is uitgebracht, worden aanzetten gegeven voor nieuw beleid voor de ontwikkeling van de Zaanoevers. Planvorming voor herbestemming van historische bedrijfspanden, woningenbouw op (voormalige) bedrijfslocaties, herstructurering van bedrijfsterreinen en woonwijken en het bevorderen en/of in stand houden van functiemenging door het aanbieden van accommodatie voor binnenstedelijke werkgelegenheid in de innovatievecreatieve en communicatietechnologische sector zullen worden opgezet en uitgevoerd. Een gezamenlijk met private partijen op te richten FMO(Facility Management Organisation) zal zich richten op het aantrekken van nieuwe bedrijven per jaar in Zaanstad. De FMO richt zich op het bevorderen en begeleiden van kleinschalige bedrijfsactiviteiten en het scheppen van een voedingsbodem voor ‘broedplaatsen’ voor creatieve activiteiten van diverse aard. Vanuit het programmaspoor Zaanoevers wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling en uitvoering van toeristische initiatieven.
26
5.2.4
de wijken
Uitleggebieden(VINEX) In de periode 2000-2005 zullen in het Vinexgebied Saendelft 4500 woningen worden gebouwd in een differentiatie van 70 % marktsector en 30 % sociale sector, waarvan 10 % nieuwe kernvoorraad. Deze kernvoorraad is bedoeld als vervanging van oude kernvoorraad in het bestaand stedelijk gebied om daar, door sterk stimuleren van verhuisbewegingen, de herstructureringsopgave mede mogelijk te maken. Binnenstedelijk (Herstructurering Na-oorlogse wijken) Alhoewel een geonjectiveerde kwalitatieve score van de wijken tot andere prioriteitstelling zou kunnen leiden, worden reeds genomen initiatieven vanuit de markt, met name door woningcorporaties, als eerste ondersteund. Planprocessen zijn al vér gevorderd en zowel de betrokkenheid van de belanghebbende bewoners en gebruikers als de investeringsbereidheid is groot. Voor de Rosmolenbuurt en Zaandam-Zuid/Vijfhoek moet de planvorming worden afgerond, alvorens een start kan worden gemaakt met de herstructurering, die ook na 2004 nog zal voortduren. Naar verwachting zullen in de periode 20002005, stadsbreed 1250 woningen aan de kernvoorraad worden onttrokken en ca. 350 woningen worden gesloopt. In de Vijfhoek - in de nieuwe plannen omgedoopt tot ‘De tuinen van Zuid’ - zullen in die periode ca. 250 nieuwe woningen worden gebouwd. De particuliere woningverbetering in Zaanstad zal zich in de periode 2000-2005 met prioriteit richten op herstel van door bacteriën aangetaste funderingen. Het huidige programma van ca. 50 woningen per jaar wordt verhoogd tot ca. 200 woningen per jaar. (zie voorts onder 5.3.4). Zaanstad kent een vér doorgevoerde vorm van wijkbeheer, waarbij de bewonersvertegenwoordiging een zeer belangrijke rol heeft. Iedere wijk heeft daarbij van gemeentewege een eigen coördinator als aanspreekpunt. Aan organisatie, opleiding en ondersteuning wordt jaarlijks een bedrag van 1.4 miljoen besteed. Daarnaast kunnen de 18 wijkorganisaties jaarlijks beschikken over een budget van 3.6 miljoen. De komende jaren vinden - samenwerking met de politie - in twee wijken experimenten plaats met de vestiging van zogenaamde ‘wijkservicepunten’, waar bewoners terecht kunnen met opmerkingen en klachten over overlast en onderhoud. In de financiële opzet is rekening gehouden met maatregelen, voorzieningen en experimenten voor het realiseren van de ‘brede school’, het bevorderen van kleinschalig ondernemerschap, en het inrichten van wijksteunpunten voor ouderen. Herbestemming van welzijnsgebouwen en inrichting van speel- en ontmoetingsplekken voor jeugd en jongeren zijn eveneens opgenomen. 5.2.5
tien pleinen plan
Voor de verbetering van centrale openbare ruimtes in de kernen en rond een tweetal wijkwinkelcentra zal in de periode 2000-2005 de planvorming worden afgerond en de uitvoering starten. Heroverweging van functies en ruimtegebruik van welzijnsactiviteiten maken hier deel van uit. In 2000 wordt gestart met de planvorming voor gebruik en inrichting van de Burcht in Zaandam. Een en ander gebeurt in samenhang met de parkeersituatie in en rond het Zaancentrum. 5.2.6
infrastructuur en verbindingen
Aan de verbetering van de bereikbaarheid wordt in de komende jaren op verschillende manieren gewerkt. In 2002 wordt naar verwachting de aanleg van een aanmeerplaats gerealiseerd, waarmee een snelle bootverbinding met Amsterdam tot stand komt. De gemeente ondersteunt de realisering van de spoorwegverbinding van Zaandam rechtstreeks naar Schiphol door de Hemboog. Voor het doortrekken van de Den Uijlweg en het aanleggen van de zuidelijke randweg geldt, dat de planvoorbereiding en start van de uitvoering in de periode 2000-2005 zijn gepland; dit mede in verband met de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Westzanerpolder en de ontsluiting van dit gebied. Voorts staan op de rol: de voortgang van het uitbaggeren van de Zaan in 2000 en de verdere verbetering van de bevaarbaarheid. Overleg en regionale afstemming is gericht op het op zo kort mogelijke termijn aanleggen van de 2e Coentunnel, het doortrekken van de A8 naar de A9 en het realiseren van volwaardige (tweezijdige) verbindingen tussen de stedelijke infrastructuur en de rijkswegen. Tenslotte zijn verbetering van de bewegwijzering en de aanleg van wandel- en fietspaden en inrichten van informatiepunten ten behoeve van de ontwikkeling van toerisme in de periode 2000-2005 gepland. 5.2.7
groen en water in en om de stad
Het gaat hierbij om de planvorming en start van de renovatie van het in ’t Veldpark (na 2003) en het Darwinpark (vanaf 2000) , heroriëntatie op het gebruik van het Vijfhoekpark, in samenhang met het sportpark Poelenburg.
27
Ook het verbeteren van de recreatieve infrastructuur staat op het programma, onder andere door het aanleggen van 11,5 kilometer fiets- en wandelpaden ten behoeve van het recreatief medegebruik van het landelijk gebied (2000-2005). Voorts is het bewegwijzeren van kanoroutes in de plannen opgenomen. In 2000 wordt de gemeentelijke visie op de sportparken vastgesteld. Daarop volgend wordt een plan van aanpak opgesteld (2000-2005). De toeristische bereikbaarheid van de Kalverpolder wordt verbeterd door de uitvoering van het toeristisch-recreatieve plan Staatsbosbeheer. Het landinrichtingsplan Polder Westzaan wordt in de periode 2000-2005 ten uitvoer gebracht. In 2001wordt een nieuw groenstructuurplan opgesteld, alsmede een plan voor integraal waterbeheer. Onder integraal waterbeheer vallen zowel de technische als beleidsmatige aspecten van het kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheer. Hierbij gaat het om de totale keten van grondwater, oppervlaktewater, schoon drinkwater en (het zuiveren van) afvalwater. Hergebruik van waterstromen en de verblijfstijd van regenwater in de stedelijke omgeving spelen hierbij een belangrijke rol. Dit laatste aspect vraagt om een integrale invulling van watersystemen in de ruimtelijke ordening. Hiermee kan zowel uitdroging als overstroming tegengegaan en hergebruik bij de bron bevorderd worden.
5.3
investeringen en financiering periode 2000 - 2005
De ingrepen uit de bovenstaande zeven programmasporen worden hieronder vertaald in een tiental investeringscategorieën. 5.3.1
grondproductie
De grondproductie is een belangrijke voorwaarde om te komen tot de oplevering van onroerende goederen. De bodemgesteldheid en de bodemverontreiniging in Zaanstad leiden tot kostbare ingrepen. Voor woningbouw en bedrijfsterreinen wordt dit voor de periode tot 2005 geraamd op een bedrag van 364miljoen. Voor de financiering van de investeringen is rekening gehouden met de Vinex afspraken tussen rijk, provincie Noord-Holland, het Regionaal Orgaan Amsterdam en de bouwgemeenten. In Zaanstad heeft dit betrekking op Saendelft en het binnenstedelijk gebied. Voor de periode ná 2004 wordt gerefereerd aan de afspraken voor de actualisering van de Vinex: de Vinac. 5.3.2
woonomgeving en infrastructuur
Bij ingrepen in de woonomgeving wordt gestreefd naar een optimale afstemming van bouwplannen en beheeractiviteiten. Wijkbeheer bevordert de betrokkenheid van vastgoedeigenaren, middenstand en bewoners(-organisaties) bevorderd. De financiering van ingrepen vindt vooral plaats via de grondexploitatie en gemeentelijke middelen voor bijvoorbeeld beheer en onderhoud van de openbare ruimte. De benodigde investeringen worden geraamd op 227 miljoen. Voor de wijkinfrastructuur spelen ook de sociale en economische aspecten een rol. Bevorderen van bedrijvigheid in de wijk (menging met wonen) en het realiseren van ontmoetingsplaatsen door bijvoorbeeld wijkservicepunten spelen daarin een belangrijke rol. 5.3.3
nieuwbouw van woningen en andere gebouwen
Naar verwachting zullen er in Zaanstad in de periode tot 2005 totaal 5.500 woningen worden gebouwd. Voor een aantal projecten is een globale indicatie van de bouwkosten beschikbaar. De sociale woningbouw kan - zo stelt de rijksoverheid - door de corporaties worden gefinancierd. Dat is inclusief het onrendabele deel dat voorheen werd afgedekt vanuit de BWS (Besluit Woongebonden Subsidies). Als mocht blijken dat de mogelijkheden van Zaanse corporaties ontoereikend zijn en door een landelijke verevening geen of onvoldoende oplossingen worden bereikt zal het rijk op dit punt worden aangesproken. De nieuwbouw voor de markt wordt in beginsel als kostendekkend beschouwd. Een deel van de nieuwbouw in de sociale sector zal worden gerealiseerd voor toevoeging aan de kernvoorraad voor de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid.1 In de periode 2000 tot en met 2004 betreft dit 500 woningen. Hiervoor is een bijdrage van fl. 10.000 per woning geraamd. Kantoorgebouwen, bedrijfsgebouwen en andere niet-woningbouw zijn als kostendekkend beschouwd. 5.3.4
woningvoorraad
De problematiek van de Zaanse woningvoorraad heeft zich tot voor kort geconcentreerd op funderingsproblemen (verzakking als gevolg van de slappe bodem) en als gevolg daarvan problemen met het casco. Sinds enige tijd is duidelijk geworden dat in Zaanstad ook sprake is van een omvangrijke aantasting van de grenen funderingen. Op basis van de op dit 1
In het kader van gedifferentieerde wijken dient in sommige wijken de kernvoorraad te verminderen. In andere wijken is het gewenst dat er woningen aan de kernvoorraad worden toegevoegd. Ook in een uitleggebied als Saendelft is sociale huur in de lage prijsklasse noodzakelijk.
28
moment beschikbare onderzoeksgegevens is de verwachting dat de kosten van herstel circa ƒ 65.000 per woning zullen bedragen. Voor de periode tot 2005 wordt uitgegaan van de aanpak van 200 woningen per jaar (totaal dus 1.000 woningen), waarmee een totale investering van 65 miljoen is gemoeid. Bij een investering uit de markt van 25 miljoen resteert een overheidsbijdrage van 40 miljoen. Door de subsidiesystematiek van Subsidie Op Termijn (SOT) wordt met een overheidsbijdrage van 25 miljoen na 15 jaar door het oprenten een bedrag van 40 miljoen gegenereerd. De woningcorporaties worden overigens geacht deze problematiek zelf op te lossen. De komende maanden zal nader onderzoek plaatsvinden naar de omvang van de “aantasting door deze bacterie. Dit onderzoek dient informatie te verschaffen voor een gebiedsgerichte aanpak. Een efficiënte aanpak van deze problematiek gaat de financiële mogelijkheden van Zaanstad ver te boven. Hiervoor zal dan ook een beroep worden gedaan op het knelpuntenbudget ISV van het rijk. Als gevolg van deze bacteriële aantasting dienen keuzes te worden gemaakt en zal de tot nu toe gangbare particuliere woningverbetering qua overheidsbijdrage tot een minimum moeten worden beperkt. In deze raming zijn de kosten van de woningverbeteringen door woningcorporaties nog niet gekwantificeerd. Het is echter duidelijk dat dit een omvangrijke investering betreft. Een groot deel van de investeringen zal dus worden gefinancierd door particulieren en corporaties. 5.3.5
planvoorbereiding, planuitvoering en proceskosten
Uitgangspunt is dat de gemeente, de corporatie(s) en de projectontwikkelaar(s) gezamenlijk de kosten van planvoorbereiding en visieontwikkeling dragen. Dit geldt voor ingrijpende herstructureringsprojecten. Bij herstructurering door middel van renovatie (woningen upgraden of geschikt maken voor een andere doelgroep) zijn deze kosten geheel voor rekening van de eigenaar. De uitgaven voor verhuis- en herinrichtingskosten zijn voor rekening van de eigenaar en/of bewoner. Opgenomen zijn de kosten die verbonden zijn aan het vormgeven van wijkbeheer zoals in §5.3.2 is beschreven. De financiering vindt plaats ten laste van de gemeentelijke bijdragen. 5.3.6
economische activiteiten
Dit betreft onder andere het opzetten van een Informatie Kennis en Technology Centre (IKTC), de opzet van een Facility Management Organisation (FMO), het stimuleren van kleinschalig ondernemerschap en het herstructureren van enkele bestaande bedrijfsterreinen. De inspanningen van de overheid betreffen vooral de faciliterende werking en het door financiële impulsen activeren van ontwikkelingen. 5.3.7
voorzieningen, welzijnsaccommodaties en dienstverlening
Deze activiteiten omvatten maatregelen ter bevordering van de leefbaarheid in de wijken bevorderen, bestrijding van maatschappelijke achterstanden en adequate voorzieningen voor vrije tijd: de start van wijkservicepunten, de ontwikkeling van verlengde schooldag en brede school, en de versterking van culturele functies. De herbestemming van een groot aantal onderwijs en welzijnsgebouwen speelt hierbij een belangrijke rol. Door het ontwikkelen van het “Tien Pleinenplan” wordt een diversiteit aan ontmoetingsplekken gecreëerd. De verdere ontwikkeling en vormgeving van het wijkbeheer zal de inspraak en de betrokkenheid van de burgers en andere ter plaatse betrokkenen vergroten. In overleg met de wijkbewoners zijn in de afgelopen jaren wijkschetsen voor lokaal sociaal beleid tot stand gekomen. In de komende periode zullen de actiepunten uit deze wijkschetsen uitgevoerd worden. Naast het organiseren van (vernieuwde) welzijnsactiviteiten gaat het hierbij om de ontwikkeling van multifunctionelere welzijnsgebouwen. 5.3.8
bodem
In deze raming zijn de projecten opgenomen, die betrekking hebben op woningbouwplannen waarvoor – buiten de ISV om al afspraken bestaan. Op basis van de Vinex afspraken zijn door het rijk Fesgelden ten behoeve van bodemsanering beschikbaar gesteld aan het ROA. Door het ROA is een bedrag van 30 miljoen gelabeld voor Zaanstad. In het jaar 2000 en later zal een deel hiervan nog worden besteed. Als onderdeel van de Vinac afspraken zijn door het rijk extra middelen beschikbaar gesteld voor de bodemsanering van zogenaamde “doorgeschoven” locaties. Voor de locatie gasfabriek Wormerveer zijn met rijk afspraken gemaakt voor de wijze van bepalen van het aandeel ‘ongerechtvaardigde verrijking’. Medio september 1999 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van rijksbijdrage ISV ten behoeve van de aanpak van de bodemproblematiek. In een separate ‘bodemmodule’ zal ook de relatie met het provinciale bodemsaneringsprogramma (WBB projecten) worden gelegd, hetgeen zal leiden tot een hogere financieringsbehoefte dan in de hier bijgaande raming is opgenomen. Onderdeel van de bodemmodule is het realiseren van de doelstelling van het Nationaal Milieu Plan 3 (bodemsituatie in Nederland in beeld gebracht in 2004) in Zaanstad te voldoen. Bovendien zal in 2004 het actief bodembeheer operationeel zijn.
29
Ten aanzien van het realiseren van beoogde multipliereffect moet worden onderkend dat het behalen van het optimale resultaat tijdrovend is en de herinrichting van een locatie behoorlijk kan vertragen. Dit wordt tevens sterk beïnvloed door de milieutechnische ernst en urgentie van een enkele grote saneringen. 5.3.9
gevelisolatie
Tot en met 2002 worden de investeringen in gevelisolatie sterk bepaald door de afspraken die er zijn tussen het rijk enerzijds en Zaanstad en de regio (ISW) anderzijds. Gebaseerd op de zogenaamde A-lijst ontvangt Zaanstad tot dat moment een rijksbijdrage die bedoeld is voor de regio Zaanstreek. In de raming voor het ISV zijn alleen de bijdragen aan Zaanstad opgenomen. Tot en met 2004 wordt gestreefd naar een aanpak van ca. 35 woningen per jaar. 5.3.10
monumentenzorg
In Zaanstad is sprake van 214 rijksmonumenten, waaronder 2 archeologische, 66 Provinciale monumenten en 14 gemeentelijke monumenten. Circa 30 panden zullen binnenkort door het rijk worden aangewezen als rijksmonument. Daarnaast werkt Zaanstad aan een forse uitbreiding van de gemeentelijke monumentenlijst, hetgeen aan circa 100 panden bescherming moet geven. Van rijkswege ontvangt Zaanstad BRRM middelen ten behoeve van de restauratie van rijksmonumenten. Met ingang van 2003 worden deze gelden geoormerkt voor respectievelijk de restauratie van ‘woon huizen/boerderijen, ‘kerken’, en ‘overige monumenten’ (bijvoorbeeld molens en fabriekspanden). Voor deze laatste categorie staat maar een beperkt bedrag ter beschikking. Door Zaanstad wordt een deel van dat tekort en de kosten van de financiering van restauratie van gemeentelijke monumenten uit het ISV en eigen middelen gedekt. Op grond van ervaringen uit voorgaande jaren kan worden gesteld, dat gemiddeld 20 restauratieprojecten per jaar bij de gemeente worden ingediend. De verwachting is, dat dit aantal zal oplopen wanneer de genoemde uitbreiding van de rijks- en gemeentelijke monumentenlijst plaatsvindt. 5.3.11 grote projecten Dit betreft de aanpak van het Stationsgebied/Zaancentrum en een aantal infrastructuur projecten. Te denken valt onder andere de verplaatsing van het station Krommenie-Assendelft, doortrekken van de A8 naar de A9, een tweede Coentunnel en het doortrekken van de metro van Amsterdamse Noord-Zuidlijn naar het centrum van Zaandam. Voor deze projecten zijn in beperkte mate kosten geraamd ten behoeve van overleg en regionale afstemming. Zie ook bij de desbetreffende programmasporen.
GERAAMDE INVESTERINGEN 2000 TOT 2005 Investeringen Grondproductie totaal Grondproductie economische functies
Grond-productie woningbouw Bouwkosten totaal
2000
178,5
297,3
2001
54,5
357,6
bedragen x 1 miljoen 2002
2003
2004
totaal
55,9
48,8
26,1
363,8
351,0
(94,0)
(94,0)
(270,0)
(257,0)
1577,4
1572,4
308,6
362,8
251,2
Bouwkosten economische functies
(477,0)
Bouwkosten woningbouw Milieubeleid(2) Bodemsanering Woonomgeving/ openbare ruimte/ wijkinfrastructuur
markt
(1095,0)
15,8
11,0
0,4
8,4
7,0
42,6
3,7
28,5
22,0
55,0
66,3
55,0
226,8
--
30
Woningvoorraad(1)
13,0
13,0
13,0
13,0
13,0
65,0
25,0
Welzijnsvoorzieningen en dienstverlening
0,5
0,5
2,6
2,0
0,5
6,1
--
Economische activiteiten
1,6
1,5
1,4
0,3
0,2
5,0
1.0
Monumentenzorg
4,4
5,4
3,3
2,0
2,0
17,1
3,2
Proceskosten
4,9
4,1
3,8
3,9
5,2
21,9
0,8
Financierings-lasten
34,0
--
Totaal
2359,7
1957,1
Saldo
402,6
1) betreft urgent funderingsherstel als gevolg van bacteriële aantasting van grenen funderingspalen. 2) betreft bodemsanering van een aantal bouwlocaties waarvoor al afspraken gemaakt zijn met het rijk. In de separate bodemmodule wordt aandacht besteed aan de relatie met het provinciale bodemsaneringsprogramma(WBB) en het realiseren van de doelstelling van het NMP3.
5.4 financiering GERAAMDE BIJDRAGEN VAN DE OVERHEID 2000 tot 2005 Rijksbijdragen 2000
2001
2002
bijdragen x 1 miljoen 2003
2004
totaal
2005 e.v.
VINEX/VINAC/BLS Stads vernieuwings-fonds ISV ISV bodemmodule(1) Bodem reeds geraamd ISV-LNV(2) BRRM (3) Gevelisolaties A-lijst Diversen (4)
14,4
3,6
3,6
3,5
12,8
37,9
23,0
8,4 1,0
1,3 3,8
-4,3
-6,5
-6,6
9,7 22,2
-pm
pm
pm
Pm
pm
pm
0,0
pm
2,0 -1,1
8,1 1,2 0,4
--0,4
7,1 1,1 0,8
3,8 -0,7
21,0 2,3 3,4
pm pm pm
0,4 2,0
0,4 9,5
0,4 6,0
0,4 2,5
0,4 2,8
2,0 22,8
pm pm
Totaal
29,3
27,1
14,7
20,8
27,1
121,3
Gemeentelijke bijdrage 40,5
(1) (2)
25,5
47,6
36,8
25,5
175,9
127,7
Voor de rijksbijdrage betreffende de Vinex en het Stadsvernieuwingsfonds zijn in het jaar 2000 tevens díe bedragen opgenomen, die vóór 2000 zijn ontvangen en gereserveerd voor in deze raming opgenomen projecten In september 1999 is overleg gevoerd over de bijdrage aan projecten voor grootschalig groen in de stad en de financiële bijdrage van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het betreft de parken Burgemeester In ’t Veld en het Darwinpark in Zaandam
31
(3) (4)
De rijksbijdragen monumentenzorg bestaan tot en met 2002 uit een regulier deel en een extra deel. Voor de jaren 2001 en 2002 zal in het najaar van 1999 duidelijkheid worden gegeven. Dit is in de raming nog niet opgenomen. Voor de periode na 2004 is uitgegaan van bestaande afspraken (t/m 2006) en voortzetting van het beleid Dit betreft andere dan genoemde rijksregelingen zoals MIT en Stirea.
Samenvatting 2359,7 1957,1 -/121,3 -/175,9 -/105,4
Investeringen -aandeel markt -bijdrage rijk -bijdrage gemeente tekort
1 Toelichting Bovenvermelde investeringen van 2,36 miljard moeten worden gefinancierd door middel van opbrengsten uit gronduitgifte en andere bijdragen vanuit de markt. Daarnaast vindt financiering plaats door middel van gemeentelijke bijdragen en rijksbijdragen. Wanneer de geraamde bijdrage vanuit de markt (ontwikkelaars, woningcorporaties e.a.) kan worden gerealiseerd, resteert een tekort van ca. 100 miljoen. Dit ontstaat mede als gevolg van de bacteriële aantasting van funderingspalen
6. HET ONTWIKKELINGSPROGRAMMA programmasporen deelprojecten tot 2010 / activiteiten 2000-2005 SPOOR 1. STATIONSGEBIED/ZAANCENTRUM. (deel)projecten • Herstructurering Rozengracht en creëren van “rondloop” in het centrum (eventueel in combinatie met de realisatie van een permanente dagmarkt); • Herstructurering Burcht; • Realiseren van een verbinding tussen oost en west in combinatie met de kantoor/leisure en woonontwikkeling rond het station; • Onderzoek vestiging Stadhuis/ bibliotheek met het plein voor de communicatie • Kunstproject als rode draad door het gehele gebied • Parkeervoorzieningen, -routes • Langzaam verkeerroutes • + speerpunten Speerpunten van beleid 2000-2005 • Uitwerken nota van uitgangspunten Stationsvisie • Opzetten PPS-constructie voor ontwikkeling van het gehele gebied • Versterking culturele driehoek • Filmhuis De Fabriek • Zaanpromenade-Oostzijde • Realiseren van een hotel • Realiseren van een megabioscoop • Realiseren van een onderwijscentrum aan de westzijde van het spoor (IKTC +). • Parkeerroutes (en –voorzieningen) Zaancentrum • Verbetering onderhoud openbare ruimte • Verder verbeteren openbare ruimte Klauwershoek SPOOR 2.ZAANSE RIJWEG. (Deel)projecten
32
• • •
• • • • •
Station Assendelft-Krommenie, verplaatsing in relatie met vestiging onderwijsvoorzieningen en 10-pleinenplan Station Wormerveer, vestiging centrum voor melieu-educatie, tevens startpunt rondleidingen in het Guisveld Station Koog-Zaandijk, verbinden van het station met toeristische en culturele activiteiten en ontwikkelingen, mogelijkheden voor economische functies. Sportontwikkeling ( clustering sport Zaanstad midden) Ontwikkeling perifere detailhandel en kantoren Verbeteren van de oost-west verbinding • Station Zaandam, zie projectencluster Stationsgebied/Zaancentrum. • Gebieden tussen stations markeren als stedelijke dragers door aanpassing profiel en eenduidige aankleding(bijv. bomenrij).
Speerpunten van beleid 2000-2005 Planvorming en overleg Zaancentrum/Stationsgebied, Assendelft-Krommenie en Koog-Zaandijk Realiseren centrum voor natuur educatie (Wormerveer; zie landelijk groen) markeren route naar toeristische attracties (Koog-Zaandijk; Zaanse Schans e.o) Markeren van de Zaanse rijweg als stadsstraat door aanpassing profiel, aankleding en stedelijke wanden. Eerste fase gedeelte tussen de Den Uijlweg en de A8(Coentunnelviaduct)
SPOOR 3.PROJECTENCLUSTER ZAANOEVERS (Deel)Projecten • Ontwikkeling woningbouw Sigmaterrein • Ontwikkeling woningbouw terrein Crowny Foods • Ontwikkeling woningbouw terrein O&R-inktchemie • Ontwikkeling STIR-project ‘Wonen in de Zaan’-schiereiland De Hemmes (drijvend wonen) • Ontwikkeling en herbestemming Verkadecomplex • Verplaatsing machinefabriek en Ontwikkeling woningbouw Noordeinde Wormerveer • Ontwikkeling ENW-terrein, kantoren en woningbouw • Renovatie/herontwikkeling Vissershop e.o. in relatie met ontwikkeling herstructurering Zaandam Zuid • Zaan-wandelpromenade Oostzijde Zaan (Zaandam) • Herstructurering bedrijventerrein omgeving Drieling. • Nader onderzoek en herstructurering Kogerveld/Slachthuisbuurt/Zaan. • Visie-ontwikkeling Hembrugterrein, zo mogelijk in combinatie met herstructurering Havenbuurt • Restauratie en herbestemming De Adelaar • historische scheepswerf Jacob Visch terrein • Educatie en werkgelegenheidsproject molen Het Jonge Schaap. • verbetering route Zaanse Schans en omgeving, zie projectencluster Zaanse Rijweg. • Opzet FMO (Facility Management Org.) tbv accommodatie voor binnenstedelijke werkgelegenheid • Verbeteren relatie Zaan/Zaancentrum (zie Stationsgebied/Zaancentrum) • Stimuleren vervoer over water (zie verbingen/infrastructuur) • Herstructurering bedrijventerrein Achtersluispolder
• • • • • • • • • • • • • • •
Speerpunten van beleid 2000-2005 Ontwikkeling Sigmaterrein Ontwikkeling Crowny Foods Ontwikkeling O&R-inktchemie Ontwikkeling schiereiland De Hemmes (drijvend wonen-STIR) Ontwikkeling Noordeinde Wormerveer Functionele bodemsanering op basis van risicoanalyse Visie ontwikkeling renovatie/herontwikkeling Vissershop e.o Zaan-wandelpromenade Oostzijde Zaan (zaandam) Herstructurering bedrijventerrein omgeving Drieling. Visie ontwikkeling herstructurering Kogerveld/Slachthuisbuurt/Zaan. Visie ontwikkeling Hembrugterrein (attractiepark ?, WG-formule?)/herstructurering Havenbuurt Restauratie en herbestemming De Adelaar Zaanse Schans en omgeving Opzet FMO (Facility Management Org.) tbv accommodatie voor binnenstedelijke Werkgelegenheid. Stimuleren vervoer over water (zie verbingen/infrastructuur)
33
• • •
Educatie en werkgelegenheidsproject het Jonge Schaep Herstructurering bedrijventerrein Achtersluispolder Uitvoering toeristische initiatieven Verkade museum Bunkerstation recreatievaart Jacob Visch terrein Sjakie en de chocoladefabriek
SPOOR 4.DE WIJKEN (Deel)projecten • uitvoering integraal herstructureringsplan Vijfhoek (“curatief”) • ontwikkeling herstructureringsplan Walvisvaardersbuurt, Poelenburg – Zaandam (“curatief”) • begeleiden en ondersteunen extern initiatief herstructurering (Rosmolenbuurt) (“preventief”) • ontwikkeling herstructureringsplan Vissershop – Zaandam(curatief) • herstructrureringsplan Zeeheldenbuurt (Wormerveer) (“preventief”) • Onderzoek en uitvoering funderingsherstel (“palenpest”) • ontwikkeling van multifunctioneel opgezette ontmoetings- en activiteitencentra, verspreid over de stad met een basisaanbod voor die groepen, die sterk aangewezen zijn op een aanbod dichtbij huis; in combinatie met 10-pleinenplan • versterking van de wijkfunctie van de school / ontwikkeling “brede school” (Zaandam-Zuid, Wormerveer) • ontwikkeling twee experimenten met Wijkservicepunten in Zaandam-Zuid en Zaandam-Noord • ontwikkeling wijksteunpunten voor ouderen en gehandicapten (Zaandam,Zuid, Peldersveld/Hoornseveld, Poelenburg, Rosmolenbuurt, Westzaan) • uitbreiding aantal voor ouderen geschikte wooncomplexen met zorgarrangementen • uitbreiding buurtnetwerken (vanuit professioneel werk en hulpverlening) (Rosmolenbuurt, Kogerveld) • sport- en recreatieplan voor de wijken (inrichting voorzieningen op pleinen, in de parken en groene zones, sportopbouwwerk, speluitleenpunten, vakantie-activiteiten voor jeugd, samenwerkingsprogramma’s tussen verenigingssport en onderwijs) • overdracht van beheerstaken (onderhoud van (delen) openbare ruimte; beheer welzijnsgebouwen) aan corporaties (als vastgoedeigenaren en –beheerders met lange termijn belangen) • activering bewoners bij toezicht en onderhoud woon- en leefomgeving (inzet gesubsidieerde arbeid, betrokkenheid jongeren via project De Uitdaging, wijkbudgetten onder regie van bewonersorganisaties • ondersteuning en begeleiding van etnisch ondernemersschap herstructurering kleinschalige bedrijfsterreinen (Krommenie-Oost) • ontwikkeling economische en culturele broedplaatsen (o.a. Kogerveld), zie Projectencluster Zaanoevers FMO • renovatie buurtwinkelcentra Speerpunten van beleid 2000-2005 • uitvoering herstructureringsplan Vijfhoek, Rosmolenbuurt • ontwikkeling herstructureringsvisies Poelenburg, Walvisvaardersbuurt, Zeeheldenbuurt • ontwikkeling herstructureringsplan Vissershop – Zaandam; Zeeheldenbuurt (Wormerveer) (“preventief”) • uitvoering wijkschetsen lokaal sociaal beleid • ontwikkeling buurtfunctie scholen (verlengde schooldag, brede school) • overdracht beheerstaken aan corporaties • ontwikkeling wijkservicepunten • uitvoeringsplan breedtesport / sport in de wijken • bevorderen/begeleiden van kleinschalig (etnisch) ondernemerschap SPOOR 5. HET 10 PLEINENPLAN (Deel)projecten • Winkelcentrum Kalf clustering voorzieningen, wijkservicepunt • Winkelcentrum Westerkoog, idem • Zaanbocht Wormerveer, ‘de markt doet zijn werk’ • Marktstraat, idem • Viaduct Koog aan de Zaan ( de Vleugels), onder de vleugels vandaan, 34
• • • • • • • • • • • •
Rooswijk, evenementenplein Zilverschoonplein, in het kader van onderzoek herstructurering Kogerveld Krommenie Hoofstraat/Heilige weg Kerkbuurt Westzaan, behoud van identiteit Nieuw kruispunt station/scholen Krommenie, aanhaken ontwikkeling Saendelft Wormerveer Molukse wijk/Zeeheldenbuurt, brede school, in het kader van herstructurering wijk Assendelft, Communicatieweg, Odulphuskerk, versterking identiteit en kwaliteit. Assendelft midden/zuid (rond A3), versterking identiteit en kwaliteit Zaandam, Burcht, Dam, Stationsplein(Rozengracht), afstemmen met andere projectenclusters Virtuele plein, Organisatie en communicatie Brede school Zaandam Zuid, wijkservicepunt, aanhaken bij ontwikkeling wijk Vijfhoek( ‘De Tuinen van Zuid’) Identiteitsversterking dorpen, buurten
Speerpunten van beleid 2000-2005 • Oppakken bestaande dynamiek en initiatieven van de markt • Winkelcentrum Kalf • Winkelcentrum Westerkoog • Pleinvorming/ontmoetingsplekken Saendelft; meenemen in planontwikkeling • Ontwikkeling Krommenie/Assendelft/Saendelft, onderwijsvoorzieningencluster. • Omgeving Pionier(brede school) als start- en speerpunt toekomstige herstructurering Wormerveer. • Bundeling voorzieningen, ontmoetingsfunctie en openbare ruimte, aanhaken bij herstructurering na-oorlogse wijken • Stadse pleinen Burcht, Stationsplein( in relatie met andere projectenclusters ) • Bij onderhoud inzetten op bereikbaarheid, bruikbaarheid en duurzaamheid. SPOOR 6.INFRASTRUCTUUR EN VERBINDINGEN (Deel)projecten • Snelbootverbinding met Amsterdam(inclusief fietsvoorzieningen) • Visie ontwikkeling transferium Kogerveld, eventueel met koppeling aan toekomstige (wijk)voorzieningen • Volwaardige aansluiting A8 op Zaanse rijweg; overleg en regionale afstemming. • Doortrekken A8-A9; overleg en regionale afstemming. • Doortrekken Den Uijlweg • Openstellen busbrug De Binding • Lightrail Amsterdam- Zaandam (met fietsvoorzieningen); de Zaanlijn • Verbetering / verbreding Bernardbrug en Julianabrug • Toeristische / ecologische verbinding tussen zuid en noord, o.a. door Assendelver Zeedijk • De tweede Coentunnel; overleg en regionale afstemming, financieringsstrategie • • • • • •
Fietsverhuur bij Station Zaandijk(recreatief/toeristisch) Uitvoering fietsenplan, nota fietsverkeer Visie ontwikkeling voor nieuwe economische impuls van de Zuiddijk door verbinding met Zaancentrum. Metro Noord-Zuid centruim Zaandam (met fietsvoorzieningen) Verbeteren bewegwijzering Parkeervoorzieningen en routering(zie andere projectenclusters)
Speerpunten van beleid 2000-2005 • Snelle bootverbinding Burcht-Amsterdam, aansluiting met Zaanse Schans • Realisering Hemboog NS • Openstellen busbrug • Verbetering / verbreding Bernardbrug en Julianabrug • Toeristische / ecologische verbinding tussen zuid en noord, bijvoorbeeld door Assendelver Zeedijk • Tweede Coentunnel; overleg en regionale afstemming • Doortrekking Den Uijlweg • Volwaardige aansluiting A8 op Zaanse rijweg; overleg en regionale afstemming. • Verlenging A8-A9; overleg en regionale afstemming • Fietsverhuur bij Station Zaandijk. • Stallingsvoorzieningen fietsen centrum • Recreatieve fiets- en kanoroutes • Bewegwijzering fietsroutes • Parkeervoorzieningen en routering Zaancentrum.
35
SPOOR 7.GROEN EN WATER IN EN ROND DE STAD (Deel)projecten • Land-artproject Darwinpark • Parkrenovaties • Intensivering gebruik en vergroting gebruiksmogelijkheden stedelijke parken. • Heroriëntatie op functie Vijfhoekpark • Afronding visietraject sportscenario’s • Ontwikkeling sport- en recreatiecomplex(en). • Stadspark in ’t Veld, i.k.v. herstructurering Rosmolenbuurt • Onderzoek ontwikkelingsmogelijkheden sportpark nabij Koog in kader van sportdicussie • Benutting groenstructuren Hembrugterrein bij toekomstige herbestemming. • Wandel- en fietspaden aanleggen, fietspadenplan • structuur slagenlandschap terugbrengen en relaties met buitengebied versterken bij herstructureringen in de stad • Toeristisch milieu-educatiecentrum bij station Wormerveer, zie ook cluster Zaanse Rijweg • uitkijkposten in buitengebied • Campings • Jagersveld, camping trekkershutten. • Jacob Visterrein, achterland, Kalverpolder achterland • Agro toeristisch beheer -viskwekerij -rietkwekerij -zeilschool • Alternatief gebruik vuilstort • Ontwikkelen vaarroutes • Kanoroute vanuit Zaanse Schans • • • • • • • • •
Extensieve toegankelijkheid veenweidegebieden. Wandelroutes, aansluiting stedelijke structuren. Kerkepaden, historische paden. Openhouden stelling van Amsterdam. Vergroting gebruikmogelijkheden bestaande randzones, west Landschappelijke inpassing sport en recreatieclusters. Laagdrempelige recreatievoorzieningen, volkstuinen. Landinrichtingsplan Natuurvriendelijk oeverbeheer. Onderzoek afstemming stedelijke waterhuishouding met mogelijke functie van veenweidegebieden.
Speerpunten van beleid 2000-2005 • fietspad langs de Ham, Westzaan-Westerkoog, fietsroute langs westrand Westerwatering/Westerkoog (stadsrandpad) • Voortzetting discussie sportclusters en afronding visietraject en opstellen uitvoeringsprogramma/financiering. • Landinrichtingsplan Westzaan • Projecten Staatsbosbeheer, bereikbaarheid en bruikbaarheid, extensief toerisme en recreatie • Start ontwikkeling sport- en recreatiecomplex(en) in Zaanstad-midden • Stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe economische dragers (financiële impulsen) : kamperen bij de boer, bed en breakfast in stolpen, zorgboerderijen, viskwekerij, rietteelt, zeilschool) • Binnenstedelijk en stadsgroen Project Darwinpark Parkrenovaties, intensivering gebruik en vergroting gebruiksmogelijkheden Heroriëntatie op functie Vijfhoekpark in’t Veldpark in relatie met herstructurering Rosmolenbuurt. * Bij beheer en onderhoud inzetten op bereikbaarheid, bruikbaarheid, duurzaamheid en nieuwe partners bij beheer.
36
BIJLAGE I Plannen met Zaanstad; investeringsprogramma ‘Zaankanters in 2015’ Permanente samenspraak met de Zaankanters; maatschappelijke consultaties in historisch perspectief en de wijze van tot stand koming. De dialoog met de Zaanse samenleving; een permanent proces. Zaanstad heeft in 1997 een intensieve en boeiende dialoog met de Zaanse samenleving op gang gebracht. Deze discussie ging over de totale stad en resulteerde na een jaar in de strategische visie ‘Zaankanters in 2015’. Deze visie kon dank zij de gedegen aanpak rekenen op een zeer breed bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak.. Het huidige college heeft het uitvoeringsprogramma van ‘Zaankanters in 2015’ als rode draad in zijn collegeprogramma opgenomen. Onderdeel van de besluitvorming van de Zaanse gemeenteraad over ‘Zaankanters in 2015’ was dat de interactie met de (Zaanse) samenleving een permanent karakter moest hebben. Tot op heden heeft het gemeentebestuur deze belofte waargemaakt. Want ook na vaststelling van ‘Zaankanters in 2015’ is de Zaanse samenleving regelmatig geconsulteerd. ‘De plannen met Zaanstad’ vormen de weerslag van deze discussies. Daarnaast zijn de diverse sectorale discussies, die op dienstniveau zijn gevoerd, in de ‘Plannen met Zaanstad’ verwerkt. Het consulteren van de Zaankanters beschouwt het Zaanse gemeentebestuur met andere woorden als een permanent proces. Want zoals uit onderstaand overzicht tenslotte ook zal blijken kunnen en zullen de ‘Plannen met Zaanstad’ alleen met burgers, maatschappelijke organisaties, werkgevers èn de buurgemeenten worden gerealiseerd. Terug in de tijd Strategische discussies De kiem voor de Zaanse interactieve werkwijze werd gelegd in 1990. De constatering dat de bevolking steeds minder vanzelfsprekend de gang naar de stembus maakte was aanleiding voor het Zaanse bestuur te zoeken naar nieuwe wegen om de Zaankanters, maar ook niet- Zaanstedelingen, meer te betrekken bij de politiek en het maken van plannen voor de stad. ‘Sporen naar straks’ was voor de gemeente de eerste keer dat geprobeerd werd trends en ontwikkelingen voor Zaanstad (tot het jaar 2000) in kaart te brengen. De resultaten dienden als basis voor de discussie met burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven over toekomstig beleid voor Zaanstad. Sindsdien heeft het Zaanse gemeentebestuur vele malen en over verschillende onderwerpen Zaanseen andere ‘buitenstaanders’ geraadpleegd. Na ‘sporen naar straks’ en voorafgaand aan de discussie over ‘Zaankanters in 2015’ zijn in Zaanstad nog diverse strategische discussies gevoerd. Kenmerkend voor de meeste van deze discussies was dat hiermee specifieke doelen werden gediend. Het meest sprekende voorbeeld hiervan was ‘Koers 2005’. Deze discussie werd gevoerd in 1995 en vormde de opmaat voor de kerntakendiscussie. Een ander voorbeeld vormde ‘Kiezer en klant’. Ook binnen deze discussie werd de nodige aandacht geschonken aan de positionering van de gemeente in de hedendaagse samenleving. De discussie leverde een gereedschapskist op voor bestuurlijke vernieuwing, maar had minder een inhoudelijk oogmerk. Sectorale discussies Naast algemeen strategische discussies zijn de afgelopen jaren ook door de diensten afzonderlijk interactieve processen ingezet. Sommige met een door de tijd begrensde termijn, andere (zoals ‘Klaar voor de toekomst’) met een langere doorlooptijd. De ‘Plannen met Zaanstad’ hebben in ruime mate geprofiteerd van deze sectorale discussies. Veel van de opbrengsten hiervan zijn terug te vinden in De Zaanse plannen.
Enkele voorbeelden:
37
•
In 1992 werd door de toenmalige Dienst Stadsontwikkeling en Openbare Werken een scenariodiscussie gevoerd. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en infrastructuur werden in samenhang gebracht en vervat in drie scenario’s voor een toekomstig Zaanstad. Deze werden na 20 bijeenkomsten in de stad in 1993 bewerkt tot de stuctuurschets Zaanstad 2005’
•
In 1995 werd door dezelfde dienst gewerkt aan ‘Zaanstad in Zicht’. Alle maatschappelijke, economische en demografische trends en hun kansen en bedreigingen voor Zaanstad, werden in dit proces geïnventariseerd en vervolgens bekeken op de konsekwenties voor de ruimtelijke ordening. Het was een intensief proces met buitenstaanders en ambtenaren.
•
Door de directie Economische Zaken werd in 1994 gestart met ‘Klaar voor de toekomst’. Hier is sprake van een doorlopend actieplan dat zicht richt op industriebeleid, de arbeidsmarkt en de hiervoor benodigde infrastructuur. Samengewerkt wordt met de Kamer van Koophandel, bedrijfsleven, vakbeweging, scholingsinstanties.
•
Sinds 1996 heeft de dienst Welzijn uitvoerig gediscussieerd met alle lagen van de Zaanse bevolking over het lokale sociale beleid. Samen met de Zaankanters is gewerkt aan een duidelijke en eenduidige visie voor de toekomstige sociale infrastructuur die meer aansloot bij de beleving van de inwoners van Zaanstad. Het accent werd verschoven naar een vraaggerichte benadering.
•
In 1997 spoorden de wijkorganisatie de gemeente aan om het wijkgericht denken en handelen te bevorderen. Samen met de wijkbewoners en op basis van talrijke wijkgesprekken is vervolgens gewerkt aan de tot stand koming van 17 wijkschetsen. Deze werden in 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en vormen de basis voor gemeentelijk handelen in deze wijken.
Zaankanters in 2015 Alle sectorale algemeen strategische discussies in en met de stad leverden evenzoveel input voor de discussie over ‘Zaankanters in 2015’. De strategische discussie voltrok zich in 6 fases: 1. Verkenning en analyse. Hierin werd in beeld gebracht wat de centrale maatschappelijke opgaven in de stad zijn en wat de gemeentelijke betrokkenheid hierbij moet zijn. Ook werd bekeken wie de belangrijkste private en maatschappelijke partners zijn. Aan de hand van 4 beleidsclusters (sociaal, fysiek, economisch en cultuur/toerisme) werden zoveel mogelijk externe geluiden ‘naar binnen’ gehaald. Hieruit werden ‘beleidsthema’s gedestilleerd voor meningsvorming in de stad. 2. Maatschappelijke en politieke discussie. Raadsleden en ambtenaren toetsten gezamenlijk de externe geluiden met de meningen van de Zaankanters in een viertal stadsgesprekken. Doel hierbij was te kijken of de door de discussie opgeworpen beleidsthema’s voor Zaanstad de agendapunten voor de toekomst vormden. De toetsing werd ondersteund door een schriftelijke en mondelinge (representatieve ) enquête onder de Zaankanters. Hieraan deden 2000 Zaankanters mee. Dit leverde de agendapunten voor de strategische visie op. 3. Formulering van de ontwerp strategie. De externe oriëntatie en maatschappelijke toetsing werden vertaald in de samenhangende strategische nota ‘Zaankanters in 2015’. De nota kwam tot stand door integrale, ambtelijke samenwerking van alle diensten.
38
4. Toetsing. De conceptnota werd getoetst in de stad door middel van een ‘toekomstfestival’. In een setting van cabaret, muziek, debat beoordeelden een kleine duizend Zaanse ondernemers, bewoners en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties de resultaten van de strategische discussie. Opvallend was het brede draagvlak voor de agenda voor de toekomst. 5. Besluitvorming. Het strategieproces van een jaar discussie in de stad was succesrijk. In december 1997 kon de raad een besluit nemen dat kon rekenen op een breed maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Unaniem werden de richtingen voor de toekomst onderschreven. Enkele hoofdpunten: • Zaankanters beschouwen de 7 voormalige kernen als een hard gegeven. Wel is er draagvlak voor de ontwikkeling van Zaandam tot het bruisende en culturele hart van Zaanstad. De stad moet stadser, de dorpen moeten voorla dorps blijven. • Er is steun voor de ontwikkeling van toerisme in de Zaanstreek. • Zaankanters voelen zich verbonden met het industriële karakter voor de streek. • De sociale samenhang staat hoog in het vaandel. • De groengebieden mogen niet bebouwd worden, wel mogen zijn ontsloten worden voor recreatie. • De noodzaak wordt gevoeld om enkele wijken waar verpaupering dreigt grondig aan te pakken. Communicatie ‘Plannen met Zaanstad’ Uit bovenstaande blijkt dat de Zaanse plannen niet uit de lucht komen vallen. Ze vormen een logische en consequente doorvertaling van de sectorale en strategiediscussies uit het verleden. Ambtelijk is er gewerkt aan het eindproduct. Dat gebeurde integraal met vertegenwoordigers van alle diensten. In de aanloop naar de indiening van het eindproduct bij het rijk is breed extern gecommuniceerd. Op de volgende wijze is ‘Plannen met Zaanstad’ getoetst: met burgers, maatschappelijke partijen, (allochtonen)organisaties en marktpartijen. • Burgemeester en wethouders hebben individueel rondetafelgesprekken gevoerd met marktpartijen: met ontwikkelaars, beleggers, vervoermaatschappijen en grote bedrijven. In totaal ging het daarbij om zo’n 20 gesprekspartners. De belangrijkste conclusies uit deze gesprekken waren dat er veel lof is voor de Zaanse plannen en ambities. Voorts is men zeer verheugd met de uitnodiging om te komen meedenken over de plannen. Partijen zien kansen om in Zaanstad te investeren en voor een gedeelte is men inmiddels actief. De gemeente moet daarbij wel voorwaarden creëren om beleggers echt te interesseren. De marktpartijen drukken de gemeente op het hart continuïteit te garanderen. Zij moeten er, door middel van samenwerkingsovereenkomsten, vanuit kunnen gaan dat er ook op langere termijn een basis is voor samenwerking. Binnen alle projecten moet de gemeente zoeken naar die projecten die de grootste spin-off hebben voor het realiseren van de maatschappelijke doelstellingen. Ook bij de gesprekspartners leeft het besef dat stedebouw alles te maken heeft met maatschappelijke processen. Uit de gesprekken met de marktpartijen bleek tenslotte dat Zaanstad één van de moeilijkste gemeenten van Nederland is. De bodemgesteldheid, de fysiek – geografische kenmerken van de lange lintbebouwing en het ontbreken van een écht centrum zijn hiervan oorzaken. • Burgemeester en Wethouders hebben ‘Plannen met Zaanstad’ besproken met vertegenwoordigers van de minderhedenorganisaties in Zaanstad. In totaal namen ruim 50 minderheden deel aan dit gesprek. De gesprekken leverden een aantal zeer concrete en bruikbare suggesties op voor het uitwerken van de 7 programmasporen, zodanig dat ook minderheden zich goed in de sporen kunnen herkennen. Nadrukkelijk werd aandacht gevraagd voor de scholing en arbeidsmarktpositie van de minderheden in Zaanstad. • Een debat in Theater De burcht onder leiding van Stichting Agora met belangenverenigingen en maatschappelijke organisaties in Zaanstad. Uit deze bijeenkomst waaraan 130 mensen meededen kon worden afgeleid dat de 7 sporen nauwelijks meer ter discussie staan. De aanwezigen zagen de continuïteit met de ‘Zaankanters in 2015’ discussie. De onderwerpen op zich stonden daarmee niet ter discussie. Wel waren er uiteenlopende meningen op te teken over het ambitieniveau. Door sommigen werden de plannen als té ambitieus afgedaan. • Een gesprek met de colleges van B&W uit het ROA-gebied stond gepland op 4 oktober. 16
39
colleges waren uitgenodigd. Twee college gaven gehoor aan de oproep. Voor Zaanstad een teleurstelling omdat het college de ambities en plannen met de buren wilden bespreken. Een verklaring voor de geringe belangstelling zou erin kunnen liggen dat in het ROA-gebied slechts twee gemeenten de rechtstreekse status hebben, namelijk Zaanstad en Amsterdam. Andere steden hoeven zich pas druk te maken voor 1 juni volgend jaar. Er is dus sprake van verschillende ontwikkelingssnelheden in het gebied. Tenslotte is ‘Plannen met Zaanstad’ aan de orde geweest op een symposium van de gemeente samen met de Kamer van Koophandel over 25 jaar Zaanstad. Het Zaanse bedrijfsleven was vol lof over de Zaanse ambities, maar waarschuwde de gemeente om het niet bij plannen te laten. De vertaalslag van denken naar doen is een grote en vaak moeilijke. De indruk van het bedrijfsleven is dat niet niet zonder hen kan. Enkele vertegenwoordigers van het Zaanse bedrijfsleven boden concreet hun diensten aan de gemeente aan. Het bedrijfsleven is ervan overtuigd dat de stad een prettig woonklimaat moet opleveren voor hun werknemers
40
BIJLAGE 2 WONINGMARKT EN PRODUCTIE Overzicht woningbouwproductie Zaanstad Hierna volgt een overzicht van de voortgang van de woningproductie in Zaanstad in relatie tot de ontwikkelingen op de lokale en regionale woningmarkt. 1 Context In de Vierde Nota Extra (VINEX) heeft het Rijk haar beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening vastgelegd. Voor de uitvoering van de VINEX heeft het Rijk afspraken gemaakt met onder andere het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA). Voor ROA betekent dit de bouw van meer dan 100.000 woningen. Deze woningproductie is in 1994 vertaald in taakstellingen voor de tot het ROA behorende gemeenten voor de periode 1995-2005. Voor de gemeente Zaanstad heeft dit geleid tot de VINEX-uitleglocatie Saendelft en een taakstelling voor het Bestaand Stedelijk Gebied (BSG). Het aanbod van (nieuwbouw)woningen dient in relatie te worden gezien tot de vraag naar woningen, waarbij inzicht dient te bestaan in de toekomstige ontwikkeling van bevolking, huishoudens en woningmarkt, niet alleen in Zaanstad, maar ook in regionaal verband. Voor een schets van de woningmarkt is gebruik gemaakt van een in opdracht van de Federatie van Samenwerkende Woningcorporaties in Zaanstreek/Waterland door het onderzoeksbureau Focus opgestelde rapportage 'Lokaal perspectief: Zaanstad en omgeving'. De gegevens over de bouwproductie zijn gebaseerd op het meerjarenbouwprogramma van de gemeente Zaanstad en de rapportages in het kader van het Binnenstedelijk Bouwen (BiBo). Deze gegevens zijn vergeleken met de taakstelling van de gemeente op grond van de Vinex-afspraak. 2 Focus rapportage 'Lokaal perspectief: Zaanstad en omgeving' In 1997 heeft Focus een rapportage 'Lokaal perspectief: Zaanstad en omgeving', opgesteld waarin op grond van een tweetal informatiebronnen inzicht wordt geboden in de toekomstige ontwikkeling van bevolking, huishoudens en de woningmarkt in Zaanstad en omliggende gemeenten Amsterdam, Purmerend, Wormerland en Oostzaan. Hiertoe heeft Focus gebruik gemaakt van de informatiebronnen: 1.De PRIMOS-prognose, een bevolkings- en huishoudensprognose op gemeentelijk niveau. 2.Het SONAR-model, waarin ontwikkelingen op de woningmarkt worden gesimuleerd. Hieronder treft u de conclusies van de twee informatiebronnen aan. 2.1
PRIMOS-prognoses 1997 - 2010.
2.1.1. Woningvoorraad De huidige woningvoorraad van Zaanstad, met een differentiatie naar koop en huur, eengezins-en meergezinswoningen, wijkt slechts gering af van de Nederlandse woningvoorraad. De PRIMOS-prognose gaat voor Zaanstad uit van een toename van de woningvoorraad van ruim 10.000 woningen tot het jaar 2010: 1997 1998 1999 2000-2004 subtotaal 2005-2009 totaal 2.1.2
489 823 822 4.524 --------6.658 3.391 --------10.049
Bevolking.
Door Focus wordt geconcludeerd dat de wijzigingen binnen de diverse leeftijdsgroepen in Zaanstad zich ook gemiddeld in Nederland voordoen. De leeftijdsopbouw van Zaanstad in 2010 zal naar verwachting weinig afwijken van het landelijk gemiddelde.
41
2.1.3
Huishoudens.
Gegeven het Vinex-bouwprogramma neemt het aantal huishoudens in Zaanstad toe van 59.100 in 1997 tot 66.400 in 2010, ofwel een stijging van 12 %. De stijging in het aantal huishoudens voor Nederland ligt op ongeveer 10 %. Focus verwacht dat de extra stijging in het aantal huishoudens in Zaanstad ten opzichte van Nederland na 2001 zal gaan optreden. Voor de regio heeft Focus een stijging van 7 % van het aantal huishoudens geprognotiseerd. Bij het aantal huishoudens zoals opgegeven door Focus dient een opmerking te worden geplaatst. Focus geeft voor Zaanstad in 1997 in totaal 59.100 huishoudens op. In de ESO-publicatie 'Spiekbriefje Zaanstad 1997' wordt echter een aantal huishoudens van 55.568 in 1997 vermeld. Het verschil tussen het aantal huishoudens in het 'Spiekbriefje en de cijfers van Focus kunnen worden verklaard door de in de enquêtes (PRIMOS) meegenomen vraag van huishoudens naar woningen in Zaanstad. 2.1.4
Huishoudens en woningvoorraad.
Het onderzoek van Focus geeft voor Zaanstad aan dat de komende jaren het aantal woningen toeneemt met 18 % versus een toename van het aantal huishoudens met 12 %. Dit leidt tot een kleiner wordend verschil tussen het aantal woningen en huishoudens en duidt op een ontspanning van de woningmarkt. In de regio is een soortgelijke ontwikkeling waar te nemen. In het onderstaande overzicht is de ontwikkeling van het aantal woningen en huishoudens in de gemeente Zaanstad in de periode 1997 - 2010 weergegeven, uitgaande van de cijfers van Focus.
Aantal huishoudens (Focus) 59.100 Aantal woningen 2.2 2.2.1
1997
2010
66.400 55.700
65.800
Woningmarktontwikkelingen 1997 - 2005 met behulp van het SONAR-model Resultaten woningmarktsimulatie 1997 - 2005
Focus verwacht dat de vraag naar zowel huur- als koopwoningen in de simulatieperiode licht afneemt. Dit komt overeen met de verwachte tendens in de regio. Voorts wordt door Focus aangegeven dat na 2001 sprake is van een groeiende discrepantie op de woningmarkt. Vraag en aanbod zijn dus niet goed op elkaar afgestemd. Er bestaat een overschot aan duurdere meergezinshuurwoningen en dure meergezinskoopwoningen en een tekort aan eengezinswoningen. De discrepantie is in de regio echter groter dan in Zaanstad.
3 3.1
Woningbouwprogramma interne cijfers Zaanstad Taakstelling.
Voor de Vinex zijn met het Rijk afspraken gemaakt over de woningproductie in Zaanstad voor de periode 1995 - 2005. Dit heeft betrekking op de netto-toevoeging aan de woningvoorraad, ofwel de opgeleverde woningen minus hetgeen aan de woningbestemming is onttrokken. Dit betekent dat vervangende nieuwbouw zoals de Bleekerstraat te Wormerveer niet meetelt, aangezien eerst (veelal meer) woningen zijn gesloopt. Daarnaast hebben er onderhandelingen plaatsgevonden over het vervolg op de Vinex via de Vinac (Vinex actualisering) voor de periode 2005 - 2010. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gemeenteraad van Zaanstad bij de besprekingen over de Vinex heeft aangegeven dat de prioriteit ligt bij binnenstedelijk bouwen en in tweede instantie op de uitleglocatie Saendelft. In aantallen komt de taakstelling Vinex + de prognose Vinac neer op: Stadsuitbreiding in Saendelft: Vinex 1995 - 2004 Vinac 2005 - 2010
5.000 1.500 ---------
42
subtotaal Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) Vinex 1995 - 2004 Vinac 2005 - 2010 subtotaal
6.500 2.600 1.000 --------
totaal
3.600 --------10.100
Hierbij dient te worden opgemerkt dat onder BSG wordt verstaan in of aan de stad en omvat alle nieuwbouwlocaties behalve Saendelft. Van de 2.600 woningen te bouwen in bestaand stedelijk gebied hebben er 1.000 betrekking op de locatie Willis. Voor de overige 1.600 is een rijksbijdrage beschikbaar op voorwaarde dat de woningen worden gebouwd op zogenaamde 'derde weg locaties'. Dit zijn (voormalige) bedrijfsterreinen die ná 1 januari 1990 beschikbaar zijn gekomen voor woningbouw. Voor de periode 2005 - 2010 is de definitie minder 'eng'. 3.2
Woningproductie Bestaand Stedelijk Gebied (BSG)
Op basis van de gegevens zoals deze per 11 september 1998 voorhanden waren bedraagt de geplande totale netto toevoeging ca 6.600 woningen in de periode 1995 - 2010. Hierbij is rekening gehouden met ca 300 woningen ten behoeve van kleinschalige particuliere initiatieven. Tot en met 1997 zijn in totaal 1.365 woningen toegevoegd aan bestaand stedelijk gebied. In 1995 564 woningen; in 1996 541 woningen en in 1997 260 woningen. Vergeleken met de Vinex-taakstelling zijn dit hoge aantallen, maar deze aantallen komen voort uit de realisatie van bouwplannen die al in de pijplijn zaten vóór Vinex. Sinds 1996 is duidelijk hoe het Rijk de bouwproductie, die meetelt voor Vinex, berekent. De vanaf 1995 opgeleverde woningen tellen allen mee. Ook die woningen die oorspronkelijk niet in de Vinex-lijst waren opgenomen. Dit betekent dat woningen waarvan de bouw startte vóór de Vinexperiode, maar die werden opgeleverd in de Vinex-periode ineens meetelden voor de taakstelling. Hierbij kan worden gedacht aan locaties als Rooswijk-Noord, Centrum V, Cromme Reef. Voor de periode 1998 - 2010 wordt een netto toevoeging voorzien van 5.261 woningen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat van een aantal van de locaties de realisering om procedurele of financiële redenen nog zeer onzeker is. Dit betreft onder andere De Hemmes, Noordeinde, Sigma Coatings en de Wezelstraat. 3.3
Totale geplande woningproductie Zaanstad.
Rekening houdende met de geplande productie in Saendelft ontstaat het volgende beeld van de potentiële totale Zaanse productie in de periode 1995 - 2010. Saendelft - Vinex taakstelling - Vinac prognose
BSG
5.000 1.500 ----------
incl. prognose Vinac
6.626
Totale woningproductie Taakstelling Vinex + prognose Vinac
13.126
Saldo 4.
3.026
6.500 ---------10.100 ----------
Woningproductie regionaal
4.1 Regionale afspraken Het Rijk heeft afspraken gemaakt met het ROA en het ROA vervolgens met de gemeenten en de provincie. Er is sprake van een regionale taakstelling. De afspraken betreffen zowel woningbouw op uitleg-locaties, de zogenaamde Vinex-locaties als
43
op locaties in bestaand stedelijk gebied. Voor de Vinex hebben alleen Amsterdam en Zaanstad een eigen woningbouwtaakstelling voor BSG. De andere ROA-gemeenten hebben samen een taakstelling van 7.600 woningen BSG in de periode 1995 - 2005. Uit een door de provincie uitgevoerde inventarisatie van de bestemmingsplancapaciteit blijkt dat er meer woningen gebouwd zullen worden in bestaand stedelijk gebied buiten Amsterdam en Zaanstad dan afgesproken. Tot 2005 zou in de 'nietbouwgemeenten' zelfs gerekend moeten worden met een productie van ruim 18.000 woningen, terwijl de taakstelling 7.600 bedraagt. Amsterdam bouwt in bestaand gebied tot nu toe minder dan het geplande jaargemiddelde. Zaanstad produceert (inclusief de oplevering van woningen van vóór de Vinexafspraak) in drie jaar bijna haar gehele binnenstedelijke taakstelling. In het licht van de regionale samenwerking is dit geen goede ontwikkeling. De bouwgemeenten binnen ROA, waaronder Zaanstad, hebben op zich genomen een omvangrijke, regionale bouwopgave te realiseren. Zij namen hiervoor ook financiële verantwoordelijkheid. In het licht van het restrictieve ruimtelijk beleid waarop Vinex is gebaseerd, was dit een verantwoorde beslissing. In een ontspannen wordende woningmarkt is een binnenstedelijke woningproductie die de taakstelling ver te boven gaat, een risico voor de complexe Vinex-locaties, waar de productie later op gang komt dan op gemakkelijker te ontwikkelen bouwlocaties. 4.2
Vraag versus aanbod
Er is sprake van een ontspannen wordende markt met overschotten en tekorten bij diverse categorieën woningen. Ook Focus komt tot deze conclusie. Focus is in haar prognose echter uitgegaan van lagere productiecijfers dan uit de raming van de bouwcapaciteit door de provincie naar voren komt. De hogere regionale woningproductie kan gevolgen hebben voor de afzetmogelijkheden voor de nieuwbouw. De kwaliteit van plannen zal meer dan vroeger het succes van plannen bepalen. De concurrentie tussen de vele op te leveren bouwprojecten zal verhevigen. Lokaal zullen Saendelft en de binnenstedelijke locaties met elkaar concurreren en met de huurwoningen die woningcorporaties naar verwachting zullen gaan verkopen. Een meer ontspannen woningmarkt zal ook de kwalitatieve discrepantie tussen vraag en aanbod naar bestaande woningcomplexen aan het licht brengen met mogelijk negatieve gevolgen voor de leefbaarheid van wijken. Hier dient een relatie te worden gelegd met noodzakelijke initiatieven voor herstructurering van wijken in Zaanstad, zoals onderkend in de strategienota Zaankanters in 2015. In het kader van de uitvoering van de strategienota is voor dit thema een ontwikkelopdracht gegeven. De ontwikkeling van herstructureringsplannen in onze stad begint op gang te komen. Het is zaak dat de gemeente haar inspanningen op dit terrein goed afstemt met andere belanghebbende partijen. De Zaanse woningcorporaties kunnen daarbij een belangrijke partner zijn, waar het initiatieven en investeringen in de leefbaarheid van de stad betreft. 4.3
Regie van de woningproductie
In bestuurlijk overleg tussen de provincie en ROA is de bouwproductie in de regio onderwerp van overleg geweest. Er is afgesproken een gezamenlijke beleidslijn te ontwikkelen voor een betere regie. Daartoe zal allereerst worden geïnventariseerd welke bouwplannen als juridisch 'hard' moeten worden aangemerkt. Voor plannen die niet onder deze categorie vallen zal -bij voorkeur gezamenlijk- beleid worden ontwikkeld. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat de provincie zich terughoudend opstelt bij de medewerking aan plannen waarvoor nieuwe planologische procedures moeten worden gestart. Zoals hierboven is aangegeven ligt de geraamde woningproductie van de gemeente Zaanstad ook boven de (gemeentelijke) taakstelling. Dit betekent dat de binnen ROA af te spreken wijze van omgang met de grote aantallen bouwplannen ook voor Zaanstad gevolgen kan hebben. 5
Woningbouwproductie wordt maatwerk
Voor wat betreft de regionale bouwopgave houdt de gemeente Zaanstad vast aan de Vinex-taakstelling voor 1995-2005 en aan de bij het Rijk gemelde bouwcapaciteit voor de periode na Vinex (Vinac 2005-2010). 5.1
Criteria voor nieuwbouwlocaties
Daarenboven heeft de gemeenteraad van Zaanstad eind 1998 besloten tot toevoegen aan de bestaande lijst voor binnenstedelijk bouwen van criteria (wegingsfactoren) op grond waarvan in de toekomst de prioriteit van de diverse nieuwbouwlocaties kan worden vastgesteld. De volgende criteria zijn vastgesteld: - juridische hardheid van plannen. per locatie dient te worden onderzocht of het plan in een zodanige fase is dat er hetzij overeenkomsten zijn gesloten, hetzij zodanige verwachtingen zijn gewekt, waardoor de gemeente gebonden is. - wijkdifferentiatie;
44
in het kader van het beleid gevarieerde wijken te bevorderen, kan woningbouw die gericht is op de vergroting van de variatie van het woningaanbod in een wijk noodzakelijk worden geacht. - bouwen in de stad; het rijksbeleid (Houtskoolschets Nederland in 2030) is om bij voorkeur in de stad te bouwen en pas daarna op een uitbreidingslocatie. - particuliere initiatieven (risico bij particulier); initiatieven door particulieren voor de bouw van woningen voor eigen gebruik in de bestaande stad dienen niet te worden stopgezet door de gemeente in verband met de nu geraamde productie in de komende jaren. Wel dient continue inzicht te bestaan in deze aantallen woningen aangezien deze voor de taakstelling worden meegerekend. - samenloop met bodemsanering; voor alle locaties dient te worden aangegeven of sprake is van bodemverontreiniging of bodemverontreiniging te verwachten is. Plannen die gepaard gaan met hoge saneringskosten waarvoor geen financiële middelen beschikbaar zijn, hebben minder prioriteit. - kosten effectiviteit; gelet op de (beperkte) middelen van de gemeente kunnen niet alle locaties tegelijk worden ontwikkeld. In verband hiermede dient het beslag op de financiële middelen te worden meegewogen bij de prioritering van bouwplannen. - te volgen procedures / haalbaarheid; voordat een nieuwbouwlocatie bebouwd kan worden, dienen verschillende procedures te worden doorlopen. Dit kan per locatie aanzienlijk verschillen, hetgeen invloed heeft op de planning. - maatschappelijke belangen / omgevingsfactoren. op grond van signalen van bijvoorbeeld ondernemingen die hun bedrijfsactiviteiten beëindigen of verplaatsen, ontstaan mogelijkheden voor heroverweging van de functie van bedrijfsruimten of bedrijfslocaties, waarbij ook de gemeente een algemeen belang kan hebben. Het bouwprogramma dient rekening te houden met plannen voor woningbouw die hieruit voortkomen. In dit verband kan ook gedacht worden aan de functieverandering van schoollocaties of schoolgebouwen die aan de onderwijsbestemming worden onttrokken.
45
BIJLAGE 3
Bodemmodule t.b.v. het ISV-programma van de gemeente Zaanstad 2000-2004
Inleiding Het inrichten van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) houdt in dat het rijk ook de bodemsaneringgelden decentraliseert, met name door de gelden rechtstreeks toe te delen aan de 30 rechtstreekse gemeenten, waaronder Zaanstad. Door de invoering van het ISV krijgen rechtstreekse gemeenten meer uitvoerende bodemtaken. Zij moeten als rechtstreekse gemeente zelf een bodemprogramma opstellen als onderdeel van hun beleid ten aanzien van de stedelijke vernieuwing. Met dit bodemprogramma moeten de rechtstreekse gemeenten invulling geven aan de volgende geformuleerde doelstellingen: - In een stad aanwezige bodemverontreiniging mag geen stagnatie meer veroorzaken voor een beoogde ontwikkeling. - Er zal een maximale integratie plaats vinden van bodemverontreiniging met ruimtelijke ontwikkelingen. - Er moet voor het totale bodemprogramma een multiplier van ongeveer 4 worden bereikt. - De omvang van de bodemverontreiniging moet in 2005 landsdekkend in kaart zijn gebracht als onderdeel van actief bodembeheer. Voor de eerste ISV-periode betekent dit voor Zaanstad dat alle potentieel milieu urgente locaties in 2004 in beeld moeten zijn gebracht. In Zaanstad zal dit worden bereikt door een extra inspanning in de oriënterende onderzoeken “nieuwe stijl”. - De bodem moet in 2023 geschikt zijn gemaakt voor het maatschappelijk gewenste gebruik, waarbij ten minste ontoelaatbare risico’s zijn weggenomen. - Voor 2004 moet actief bodembeheer operationeel zijn. Het bodemprogramma is als volgt opgebouwd: 1. De visie ten aanzien van de bodemproblematiek in de gemeente Zaanstad onder andere in relatie tot de hierboven vermelde doelstellingen. 2. Een locatie overzicht waarbij wordt ingegaan op alle actuele Zaanse bodemprojecten (sap1, seb2, bsb3 en verrichte aanschrijvingen). Van alle projecten zal waar mogelijk de financiële drager worden aangegeven. Ook die projecten die een relatie hebben met het ontwikkelingsprogramma (stadsplan) zullen worden aangegeven. 1 = onderzoek- en saneringsprojecten in opdracht van de overheid 2 = onderzoek- en saneringsprojecten in eigen beheer 3 = vrijwillige bodemsanering van bedrijfsterreinen 3. Het inzichtelijk maken van alle potentieel milieu urgente locaties door nadere invulling van het programma ‘oriënterende onderzoeken nieuwe stijl’. 4. Het operationeel zijn van actief bodembeheer voor 2004 door gebiedsgericht onderzoek in de zgn. ‘witte vlekken’ (vaststellen gebiedsgerichte achtergrond bodemkwaliteit). 5. Hier zal een totaaloverzicht worden gepresenteerd van de benodigde financiële middelen over de ISV periode 2000-2004. 1. De Visie De ambitie is om in Zaanstad te bouwen aan een stad waar het goed wonen, werken en recreëren is. Identiteit, diversiteit, mobiliteit/ontmoeting en kwaliteit zijn hierbij de trefwoorden. Deze ambitie vraagt om een verdergaande integrale benadering. Een inmiddels verlaten sectorale aanpak van het bodemverontreinigings vraagstuk binnen de gemeente Zaanstad hoort hierdoor tot het verleden. Het probleem van de aanwezigheid van eventuele bodemverontreiniging staat niet meer op zich zelf maar is onderdeel van een totale visie op een te ontwikkelen gebied. Bodemverontreiniging mag dan ook geen stagnatie meer veroorzaken voor een beoogde ontwikkeling. Dit wordt bereikt door maximale integratie van bodemverontreiniging in ruimtelijke ordeningsprocessen. Hieraan wordt invulling gegeven door in een vroeg stadium van planvoorbereiding of ontwikkelingen daartoe alle betrokken partijen en disciplines te betrekken d.m.v. het vormen van een projectteam. Bodemverontreiniging wordt, conform het bodemsaneringsbeleid dat is vastgesteld in december 1998, functioneel gesaneerd gebaseerd op risicobenadering. De bodem wordt hierbij geschikt gemaakt voor het huidig of beoogde gebruik, waarbij actuele risico´s en onaanvaardbare verspreiding van verontreiniging worden weggenomen. Ook het beheren van aanwezige restverontreiniging is hier een onderdeel van. Hierbij speelt actief bodembeheer een hoofdrol. Actief bodembeheer heeft tot doel het op een maatschappelijk
46
verantwoorde wijze realiseren van een duurzaam bodemgebruik door de keten preventie, beheer, sanering en nazorg. Onderdeel van actief bodembeheer is onder andere het opstellen van bodemkwaliteitskaarten, zoals bijvoorbeeld de achtergrondgehalte kaart en de grondstromenkaart. Daarnaast is het wenselijk om een peilbuis netwerk over de gehele stad te realiseren om de grondwaterkwaliteit te kunnen monitoren. Bovendien zullen alle IBC - saneringen (isoleren, beheren en controleren) in kaart moeten worden gebracht en eventuele beheersmaatregelen en nazorgaspecten moeten worden opgesteld. Om dit te financieren zal er een nazorgfonds in het leven moeten worden geroepen. Een andere reden om hier actief mee aan de slag te gaan is de verwachting dat na 2004 het accent van onderzoek en sanering zal gaan verschuiven naar beheer en nazorg. Voor 2004 moeten namelijk alle potentieel milieu urgente gevallen van bodemverontreiniging in beeld zijn gebracht. De manier waarop wordt onder punt 4 verder duidelijk gemaakt. In het kader van beheer en nazorg wordt op dit moment invulling gegeven aan actief bodembeheer en een bodeminformatiesysteem. Vanuit het rijk is aangegeven dat voor de gehele bodemproblematiek (onderzoek tm sanering en eventuele nazorg) een multiplier van ongeveer 4 moet worden bereikt. Om deze benodigde multiplier van ± 4 te behalen zal een extra inzet van het juridisch instrumentarium benodigd zijn om veroorzakers en eventuele schuldige eigenaren van verontreinigingen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Daarnaast zullen alle vrijwillige saneringen (seb) financieel worden meegeteld. Zie ook hoofdstuk 2. De gemeenten zijn vanaf 1 juli 1999 het bevoegd gezag geworden voor uitvoering en handhaving van het bouwstoffenbesluit. De gemeente Zaanstad heeft de uit het bouwstoffenbesluit voortkomende activiteiten zodanig georganiseerd dat voor de bodemmodule alleen de niet vormgegeven bouwstoffen van belang zijn. Alle aanvragen betreffende de niet vormgegeven bouwstoffen (grond) moeten door de gemeente worden beoordeeld. De beoordeling en uiteindelijke toepassing van verschillende partijen grond met verschillende kwaliteit kan worden versneld en vereenvoudigd door toepassing van de achtergrondgehaltekaart en de grondstromenkaart. Dus ook voor dit aspect is verdere ontwikkeling van de bodemkwaliteitskaarten van groot belang. Een heel ander punt is de delegatie van bevoegdheden die past bij de status van rechtstreekse gemeente. Dit zal in de loop van 2000 geconcretiseerd worden in overleg met de provincie Noord-Holland. 2. Locatie overzicht (zie bijlage 1) In dit locatie overzicht wordt ingegaan op alle projecten welke genoemd staan in het provinciaal bodemsaneringsprogramma 1999-2002. Dit zijn de zogenaamde SAP- projecten. De lijst is tot stand gekomen in samenspraak met de provincie Noord – Holland. Daarnaast wordt er een overzicht gegeven van alle SEB – projecten. Dit zijn onderzoeken en saneringen die door particulier initiatief zijn opgestart. Ook een overzicht van alle verrichte aanschrijvingen, hetzij als gevolg van het ingezette juridisch instrumentarium hetzij door inzet van het flankerend beleid bsb, zal worden weergegeven. Ook de relatie tussen projecten & speerpunten van het ontwikkelingsprogramma (stadsplan) met de bodemprojecten is aangegeven in bijlage 1 (voor de inhoudelijke betekenis van de verschillende sporen wordt verwezen naar het totale ontwikkelingsprogramma). Projecten waarbij deze koppeling aanwezig is, hebben de eerste prioriteit naast milieu urgent verontreinigde locaties. Prioritering van bodem saneringslocaties in relatie met ruimtelijke ontwikkelingen heeft niet plaats gevonden. Dit omdat het totale Zaanse ontwikkelingsprogramma ook geen prioritering aangeeft. Wel blijven we instaan voor de eerder geformuleerde doelstellingen dat aanwezige bodemverontreiniging geen stagnatie meer mag veroorzaken bij mogelijke ontwikkelingen. Bovendien zal bij een beoogde ontwikkeling maximale integratie plaats vinden van de bodemproblematiek. Van alle projecten zal waar mogelijk de financiële inspanningen (kosten ramingen) en de financiële drager (wie financiert het onderzoek of sanering, zijn het de Wbb- middelen, het ISV, de markt of zijn het de FES- gelden) worden aangegeven. Uit een inventarisatie vanuit de provincie blijkt dat er veel seb – projecten binnen de gemeente Zaanstad worden uitgevoerd. Uit deze inventarisatie is het niet te bepalen wat de status is van de verschillende projecten. Er vanuit gaande dat alle ingediende saneringen worden uitgevoerd is er per sanering gerekend met een bedrag van f250.000 per sanering vanuit de markt (tenzij er een ander bedrag bekend is). Bij alle verrichte aanschrijvingen in het kader van de bsb is rekening gehouden met een benodigde onderzoeksinspanning van gemiddeld f5.000,- om te voldoen aan de voorwaarden gesteld vanuit de bsb – stichting. 3. Totaaloverzicht bodemproblematiek voor 2004 In het NMP-3 staat aangegeven dat de omvang van de bodemproblematiek voor 2005 landsdekkend in kaart moet zijn gebracht. Het inzicht in alle potentieel milieu urgente locaties moet komen uit het programma voor oriënterende bodemonderzoeken nieuwe stijl. Als basis is gebruikt een bestand van de kamers van koophandel van ca. 58.000 voormalige bedrijfsterreinen, vanaf 18504, voor heel Noord-Holland. In Zaanstad zijn 6.261 voormalige bedrijfsterreinen geselecteerd. Hiervan hebben 2.245 locaties een urgentiedeelscore van minimaal 1. (Er zijn drie deel urgentiescores: A = risico volksgezondheid, B = risico ecologie, C = risico verspreiding. Hierbij geldt dat 1 de hoogst haalbare urgentiescore is.) In 1999 worden al 51 oriënterende onderzoeken door de gemeente uitgevoerd. Dit betekent dat er 2194 overblijven. 4 = om een lijst met potentieel milieu urgent verontreinigde locaties van voor 1850 in beeld te brengen zal een Bijzonder Inventariserend Onderzoek (BIO) noodzakelijk zijn. Hierbij moet gedacht worden aan gericht historisch onderzoek naar bedrijfsactiviteiten van voor 1850, vb molens, scheepswerven etc. Dit kan geraamd worden op ± f100.000,- exclusief de kosten voor oriënterende- en evt. benodigde nadere onderzoeken en saneringen. Overeenkomstig de met de provincie gemaakte afspraak zijn risico´s voor de ecologie binnen het stedelijk gebied bij de urgentie bepaling niet van invloed op de uiteindelijke tijdstipbepaling van een evt. sanering. Om die reden kunnen locaties met alleen een urgentiedeelscore 1 voor ecologie buiten beschouwing worden gelaten. Van het 2.194 potentieel milieu urgente locaties zijn dit er 715. In totaal zijn er nu dus nog 1.479 potentieel milieu urgente locaties.
47
Landelijke ervaringscijfers geven aan dat er ca. 60% van de 1.479 locaties afvallen doordat er sprake is van een postadres, al een bodemonderzoek is uitgevoerd, er nu een bedrijf aanwezig is en eventueel dubbelen. Hierdoor zullen ongeveer 887 locaties afvallen. Voor Zaanstad betekent dit dat er 592 potentieel milieu urgente locaties overblijven waarbij een oriënterend onderzoek nieuwe stijl zal moeten plaats vinden (voor de eenvoud wordt in het vervolg uitgegaan van 600 locaties). In de periode 2000-2004 zullen al deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd om aan de NMP-3 doelstelling te voldoen. Per jaar zullen er dan 120 oriënterende onderzoeken moeten worden uitgevoerd. De provincie verwacht dat 20% van de uitgevoerde oriënterende bodemonderzoeken vermoedelijk milieu urgent dan wel maatschappelijk urgent zijn. Dit resulteert in 24 locaties die op jaarbasis nader moeten worden onderzocht. De helft (=12) van deze nader onderzoeken zal in eigen beheer moeten worden uitgevoerd door inzet van het juridisch instrumentarium (veroorzaker cq schuldig eigenaar) en de andere helft (=12) zal de overheid ter hand moeten nemen. Deze verhouding van 50/50 is in samenspraak met de provincie vastgesteld. Ervan uit gaande dat 10% uiteindelijk gesaneerd zal moeten worden, betekent dit dat 1 SEB sanering en 1 overheidssanering op jaarbasis moeten plaatsvinden. Om de begroting voor de komende ISV-periode te kunnen opstellen wordt uitgegaan van de volgende gemiddelde prijzen per onderzoek cq sanering. Een o.o. kost ongeveer ± f2.000,-, een n.o. kost ongeveer ± f30.000,- en een sanering wordt begroot op ongeveer ± f250.000,- (zie ook onder punt 2, de raming van seb saneringen). De gemiddelde prijzen zijn op basis van ervaring en inschatting vastgesteld. Voor de eerste ISV-periode betekent dit:
aantal o.o. aantal n.o. overheid 12 eigen beheer aantal san. Overheid eigen beheer totaal financieel overheid (*1000) financieel eigen beheer (*1000)
2000
2001
2002
2003
2004
120 12 12 1 1
120 12 12 1 1
120 12 12 1 1
120 12 12 1 1
120 60 12 1 1
850
850
850
850
850
610
610
610
610
610
totaal aantal 600 60 5 5
fin.tot.(*1000) sap seb 1.200 1.800 1.800 1.250 1.250 4.250 3.050
In totaal zal voor het inzichtelijk maken van alle potentieel milieu urgente verontreinigingslokaties en het uiteindelijk saneren ervan op jaarbasis ± f850.000,- nodig zijn. Voor de gehele ISV-periode is ± f4.250.000,- nodig. Vanuit derden zal voor deze operatie een financiële bijdrage moeten worden gegenereerd van ongeveer f3.050.000,- welke weer meetelt voor de multiplier. 4. Operationaliseren actief bodembeheer Bij het realiseren van de achtergrondgehalte kaart blijkt dat er nog een aantal aanvullend benodigde waarnemingen nodig is om de Zaanse achtergrondgehalte kaart te complementeren. Voor de optimalisatie zijn de volgende aanvullende waarnemingen noodzakelijk: stedelijk gebied buitengebied
bovengrond 33 80
ondergrond 93 80
In de gehele gemeente zullen dus ca. 173 (93 + 80) aanvullende waarnemingen geselecteerd moeten worden voor een gebiedsdekkende en in de diepte dekkende bodemkwaliteitskaart. Hierbij kunnen de waarnemingen benodigd van de bovengrond uit die van de ondergrond worden gehaald. De 173 waarnemingen zullen uit 31 deelgebieden moeten komen om de kaart gebiedsdekkend te laten zijn. Om aansluiting te vinden bij de al aanwezige dataset is het noodzakelijk dat 30% van de waarnemingen uit puntmonsters bestaat en voor 70% uit mengmonsters. Als wordt aangenomen dat een mengmonster bestaat uit 3 afzonderlijke monsters, dan zijn er ca. 364 boringen nodig (70% * 173 * 3 = 364) om het aantal benodigde waarnemingen te krijgen. De puntmonsters kunnen vervolgens worden geselecteerd uit de geplaatste boringen. Financieel gezien worden de volgende inspanningen verwacht: plaatsen 364 boringen analyseren 121 mengmonsters (NVN-pakket) analyseren 52 puntmonsters (NVN-pakket)
fin.*1000 50 35 15 100 tot.
Om de achtergrondgehalte kaart van de gemeente Zaanstad te optimaliseren d.m.v. het verkrijgen van voldoende aantal waarnemingen, zal een bedrag van ongeveer f100.000,- benodigd zijn. Daarnaast zal nog een bedrag nodig zijn om de kaarten ook daadwerkelijk te vervaardigen. Dit wordt geraamd op ongeveer f100.000,-. In totaal zal ongeveer f200.000,- nodig zijn om actief bodembeheer werkelijk geoptimaliseerd en functioneel te hebben. 5. Resumé
48
Het bodemprogramma van de gemeente zaanstad bestaat uit de hierboven beschreven 3 pijlers. Financieel gezien (*1000) betekent dit het volgende: 2000
2001
2002
2003
2004
2000 – 2004 overheid markt
4.107 6.558 7.935
4.107 6.558 7.935
4.107 6.558 7.935
4.107 6.558 -
4.107 6.558 -
20.535 -
32.790 23.806
2.totaal beeld bv* overheid (Wbb) markt bio * = bodemverontreiniging
850 610 20
850 610 20
850 610 20
850 610 20
850 610 20
4.250 100
3.050 -
-
3.actief bodembeheer
40
40
40
40
40
200
-
-
5.017 7.168 11.903
5.017 7.168 11.903
5.017 7.168 -
5.017 7.168 -
25.085 7.168 -
-
1.Lokatie overzicht overheid (Wbb) markt FES
totaal
overheid 5.017 markt FES
35.840 -
FES
23.806
Uit het overzicht blijkt dat de gemeente Zaanstad voor de eerste ISV - periode inschat f25.085.000,- Wbb geld nodig te hebben om bovenstaande doelstellingen te kunnen realiseren. Dit betekent een overheveling van f25.085.000,- uit het Wbb budget naar het ISV budget. De benodigde multiplier van 4 wordt niet gehaald. Voor de eerste ISV periode wordt de multiplier vastgesteld op ongeveer 1,5 (35.840/25.085). Dit wordt veroorzaakt door een aantal, al op de planning staande grote saneringen, welke volledig ten laste komen van het Wbb budget. Bijvoorbeeld gasfabriek Koog a/d Zaan, Krommenie - Oost en het Land van Middelhoven.
49