Herijking Armoedebeleid Gemeente Stadskanaal ‘Perspectief zien en kansen benutten’ Fase 1
december 2015
Afdeling Maatschappelijke Zaken 1
Samenvatting Fase 1 van de herijking van de armoedenota is gebaseerd op de uitkomst van een vijftal rondetafelgesprekken met alle geledingen die binnen het sociale domein actief zijn met minimabeleid (van professionals tot vrijwilligers, van instellingen tot kleine particuliere initiatieven). In totaal hebben ruim 50 personen deelgenomen aan de gesprekken die gevoerd zijn rond vier speerpunten: - Meedoen in de samenleving mogelijk maken voor iedereen, met extra aandacht voor de jeugd (kindpakket). - Intensiveren van vroegsignalering en preventie. - Bevorderen en aansluiten bij private initiatieven vanuit de buurt, verenigingen, maatschappelijke organisaties en instellingen. - Extra inzet van specifieke voorlichting en gerichte communicatie richting de doelgroep. Op basis van landelijke en lokale cijfers wordt vastgesteld hoe groot de groep minima is die in de gevarenzone zijn en wanneer er sprake is van echte armoede. Vrijwel altijd is er sprake bij deze groep van structurele betalingsachterstanden en schulden. Door het begrip armoede scherper af te kaderen kan de hulpverlening voor deze groep beter ingericht worden. Het begrip armoede wordt nu te veel als containerbegrip gehanteerd en is hierdoor onduidelijk geworden. In deze notitie wordt daarom een nieuw begrippenkader geïntroduceerd. Bij personen die onder de armoedegrens leven, spreken we voortaan van minima in de gevarenzone. Hun schuldenprobleem moet met voorrang aangepakt worden. Ook wordt vastgesteld dat er voor de meeste inwoners met een minimuminkomen voldoende mogelijkheden zijn om deze aan te vullen met landelijke toeslagen en het gemeentelijke minimaregelingen. Deze groep omschrijven we voortaan als minima met perspectief. Rond de speerpunten zijn een 20-tal aanbevelingen geformuleerd. Speciale aandacht wordt gevraagd voor het aanpakken van de forse groei van het beschermingsbewind en het beter richten van de informatie over ons minimabeleid. Ook wordt gepleit om zwaar in te zetten op vroegsignalering en preventie en om consulenten meer mogelijkheden tot maatwerk te geven. Daarbij kunnen de witgoedregeling en de p.c. regeling opgaan in de individuele bijzondere bijstand. Ten slotte wordt er gepleit voor het extra stimuleren en faciliteren van het particulier initiatief in de wijken en buurten en het structureel maken van de incidentele extra subsidies voor succesvolle instellingen als St. Leergeld en JeugdSportFonds en anderen. Onderzocht wordt welke regelingen samengebracht kunnen worden om van een kindpakket te kunnen spreken en wat er vooral voor de schoolgaande jeugd toegevoegd moet worden. De matrix met de opbrengst van de ronde-tafelgesprekken (bijlage 1) wordt de komende jaren gebruikt om het gevoerde beleid te innoveren, te toetsen en te inspireren. Gepleit wordt om de ronde- tafelgesprekken eenmaal per jaar te voeren om de inbreng vanuit de verschillende geledingen goed mogelijk te maken. Voorgesteld wordt om de 19 aanbevelingen in fase 2 van de herijking om te zetten in een actieplan en daarvoor een plan van aanpak op te stellen dat na goedkeuring wordt opgestart. Zo moet het mogelijk zijn om een deel van de verbeteringen en innovaties nog in 2016 te realiseren.
2
1. Inleiding De nota: “Armoedebeleid in Stadskanaal: Tussen droom en daad” heeft vanaf 2011 de kaders voor het armoedebeleid in Stadskanaal bepaald en aan ontwikkelingen richting gegeven. Veel van de geïnventariseerde actiepunten zijn uitgevoerd. Nu de periode van economische crisis over zijn hoogtepunt heen is en het beleid vier jaar in de praktijk is gebracht, is het een goed moment om dit beleid te herijken. Deze notitie beschrijft Fase 1 van de herijking. Door het voeren van ronde tafelgesprekken met alle geledingen die betrokken zijn bij het armoedebeleid is grondig geïnventariseerd waar het beleid verbeterd kan worden en waar het beleid vernieuwd moet worden. Fase 1 wordt afgerond met de behandeling van de notitie in het college in december, waarna de besluitvorming wordt afgerond in de gemeenteraad via een opiniërende raadscommissievergadering op 11 januari 2016 en een besluitvormende raadsvergadering op 22 februari. Na goedkeuring van deze notitie door de gemeenteraad, worden de aanbevelingen vertaald in een plan van aanpak voor 2016 en start de uitwerking en implementatie van Fase 2. Het minimabeleid in zijn geheel wordt daarbij niet op zijn kop gezet. Stadskanaal heeft een goed gedifferentieerd minimabeleid. Veel burgers met weinig financiële middelen of problemen (schulden) worden bereikt en de beschikbare budgets worden effectief en efficiënt ingezet (zie effectrapportage minimabeleid 2013). Deze nota is geen evaluatieonderzoek. De basis van het minimabeleid is goed. Vanuit de samenleving en politiek is er wel gevraagd om aanpassingen van bepaalde regelingen gevraagd. Zo zijn er wijzigingen om budgettaire redenen doorgevoerd (o.a. bij schuldhulpverlening, de bijzondere bijstand en referte-eisen voor een aantal regelingen) en heeft de Raad eind 2014 verzocht om speciaal voor kinderen jongeren de noodzaak van een kindpakket te onderzoeken. Belangrijke kaders voor de herijking: Aansluiten de veranderingen binnen het Sociale Domein: De herijking volgt het spoor van de veranderingen bij de WMO, Jeugd en de Participatiewet 2015. Onderzocht is hoe er optimaal aangesloten kan worden bij het nieuwe toegangsmodel van de gemeente, zoals beschreven in de notitie: Stadskanaal samen met de burger. Bij deze herijking staat voorop dat er steeds wordt uitgegaan van het bevorderen van de zelfredzaamheid (eigen kracht) bij cliënten in hun leefomgeving. Inzetten op vroegsignalering en preventie: Het voorkomen financiële problemen door goede voorlichting en vroegsignalering is een absolute voorwaarde om te voorkomen dat alleenstaanden en gezinnen onder de armoedegrens geraken. Integrale benadering van het minimabeleid versterken: Het herijkingsproces zo inrichten dat samen met wijkgericht werken en alle geledingen (zie hoofdstuk 2) de verbeteringen in kaart gebracht en uitgevoerd worden. Maatwerk leveren waar nodig en mogelijk: Waar nodig en mogelijk is maatwerk leveren door dichter aan te sluiten bij de directe omgeving van de doelgroep. Het beleid nu van vooral aanbod-gestuurd naar meer vraag-gestuurd kan ontwikkelen. Doorontwikkeling en aanpassing van het huidige beleid budgetneutraal realiseren Veranderingen in het armoedebeleid worden binnen het beschikbare budget (begroting 2016) gerealiseerd. Dit is mogelijk omdat veel kwalitatieve veranderingen met weinig kosten gerealiseerd kunnen worden en binnen de extra Rijksmiddelen voor armoedebeleid nog financiële ruimte is. Door de groei van toestroom op de kosten voor beschermingsbewind en schuldhulpverlening verder te beperken of terug te dringen vallen er voor 2017 en volgende jaren middelen vrij voor structurele dekking van ingezette veranderingen.
3
2. Aanpak herijking Om effectief aan te sluiten bij dat decentralisatieproces en wijkgericht werken van de gemeente, is er voor gekozen om goed te luisteren naar alle relevante en betrokken geledingen binnen onze gemeente en regio. Om dit waar te maken zijn een 5-tal ronde-tafelgesprekken gevoerd met de volgende geledingen: 1. Professionals en semi-professionals binnen de dienstverlening: GKB Drenthe, Welstad, Humanitas Thuisadministratie, St. Leergeld, JeugdSportFonds, MelisBloemsaFonds, Lefier. 2. Vertegenwoordigers van instellingen en organisatie in wijken: sportcoaches Welstad, wijkverpleegkundigen, basisscholen, kerken, buurt- en wijkverenigingen, zorgleveranciers, Veur Noppes, Armslag, consulenten Leergeld, woonconsulenten, huisartsposten, vakantiecommittee’s e.a. 3. Beleidsmedewerkers binnen het sociale domein en sport. 4. Inkomens- en werkconsulenten, medewerkers van de uitkeringsadministratie en met ervaringsdeskundigen uit de doelgroep. 5. Vertegenwoordigers van de Participatieraad. In totaal hebben ruim 50 vertegenwoordigers uit de verschillende geledingen deelgenomen aan de ronde tafelgesprekken. De gespreken zijn gevoerd rond vier speerpunten die in de voorbereiding (samen met wijkgericht werken Stadskanaal) als rode draad voor de herijking naar voren kwamen: 1. Meedoen in de samenleving mogelijk maken voor iedereen, met extra aandacht voor de jeugd (kindpakket) 2. Intensiveren van vroegsignalering en preventie 3. Bevorderen en aansluiten bij private initiatieven vanuit de buurt, verenigingen, maatschappelijke organisaties en instellingen 4. Extra inzet van specifieke voorlichting en gerichte communicatie richting de doelgroep De ronde-tafelgesprekken zijn steeds vanuit het volgende vertrekpunt gevoerd: Op welke manier kan ons minimabeleid geoptimaliseerd worden? Wat moet accent krijgen de komende periode en wie kan wat daaraan bijdragen? Het ging in deze herijking dus om doorontwikkelen van het bestaande (vb: zijn de referte-eisen wel redelijk, is de p.c. regeling nog wel toekomstbestendig?, etc.). Maar het ging vooral om het innoveren met als ijkpunten de vier speerpunten en de nieuwe uitgangspunten en inzichten voortkomend uit de decentralisaties en de wijkaanpak. De gesprekken hebben een diversiteit aan ideeën opgeleverd en veel inspiratie. Alle deelnemers aan de gespreken krijgen de weerslag van hun inbreng (dit beleidsstuk) toegestuurd. Ook in het verdere proces van uitwerking zal op logische momenten gebruik gemaakt worden van hun inbreng. 3. Wanneer is er sprake van armoede? (de statistieken) Sommigen spreken over de mythe van armoede, anderen spreken over een langzame aftakeling van de verzorgingsstaat waardoor steeds meer mensen onder de armoedegrens geraken. De definitie van armoede is dan ook relatief.
4
Citaat: Armoedenota Stadskanaal(2011): Stadskanaal wil dat iedereen aan de samenleving kan deelnemen, bij voorkeur door te werken (voor wie kan en moet) en anders door deelname aan het maatschappelijk leven (voor wie kan). Meedoen in de samenleving staat dan ook centraal in het beleid van de gemeente. Daarbij gaan wij uit van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van onze burgers. De ondersteuning van kwetsbare burgers op weg naar meer zelfredzaamheid zien wij als onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. De gemeente heeft de mogelijkheden en de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Minder armoede en sociale uitsluiting bieden een beter leefklimaat. Door materiele dienstverlening te koppelen aan immateriële kunnen oorzaken van problemen beter worden aangepakt. De gemeente wil aan een duurzame oplossing werken en haar burgers toekomstperspectief bieden en daar zitten wij boven op. Wij hanteren een brede definitie van armoede. Deze omschrijving van armoede is inderdaad te ruim. Armoede is een beladen begrip dat nadere afbakening verdient, anders is het een container-begrip dat onnodig de situatie van mensen met weinig financiële middelen dramatiseert. Van echte armoede is sprake als primaire levensbehoeften (van volwassenen en jongeren) in gevaar komen door een plotselinge inkomensachteruitgang of schulden. Burgers die een inkomen hebben tussen de 100% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en goed gebruik maken van de landelijke toeslagen en gemeentelijke minimaregelingen kunnen hun primaire levensbehoeften voldoende financieren. Het begrip armoede is op hen niet van toepassing. Sterker nog, er is sprake van perspectief! De onderstaande statistieken verduidelijken dit beeld. Deze herijking wil dat perspectief versterken en de echte armoede door schulden of een plotselinge inkomensachteruitgang (door ingrijpende omstandigheden) aanpakken. De cijfers: In Nederland is een laag inkomen op bijstandsniveau niet de hoofdreden voor armoede. De onderstaande schema’s (bron: Sociaal en Cultureel Planbureau 2013) maken inzichtelijk wat de armoedegrens is en hoeveel personen in Nederland en van daaruit afgeleid voor Stadskanaal kans hebben er onder te geraken. Schema1: Wat heeft men minimaal nodig, wat is de armoedegrens? Bijstand armoedegrens (netto) opmerkingen Alleenstaande € 969 € 962
Stel Alleen met 2 kinderen Stel met 2 kinderen
€ 1330 € 1460 € 1820
€ 1.375 € 1.368 € 1.781
incl. kindgeb. budget incl. kindgeb. budget
Opmerking: het betreft hier de kale bijstand, de woontoeslag van max. € 180,- p/m zorgtoeslag van max. € 80 per persoon p/m en de gemeentelijke minimaregelingen (zie hoofdstuk 5) komen hier nog bij in de meeste gevallen. Voor gezinnen met kinderen komt daar ook nog kinderbijslag en soms de toeslag kinderopvang bij. Voor burgers in loondienst met wettelijk minimumloon of iets daarboven geldt het zelfde. Grofweg kan gesteld worden dat uitkeringen en inkomens in de onderste verdieping van het inkomensplaatje maximaal 30% aan hun uitkering of inkomen kunnen toevoegen door de landelijke regelingen (toeslagen e.d.) goed te gebruiken. Door goed gebruik te maken van de gemeentelijke regelingen kan men hier nog zo’n en 2,5% tot 5% aan toevoegen. Daarbij moet aangetekend worden dat
5
per individuele situatie die percentages kunnen verschillen en dat men niet over vermogens beschikt boven de gestelde vermogensgrenzen. Conclusie: De bijstand of een minimuminkomen aangevuld met de landelijke toeslagen (en gemeentelijke minimaregelingen) is een voldoende basis om de vaste lasten en primaire levensbehoeften te betalen. Er is zelfs enige ruimte om geld vrij naar eigen inzicht te besteden. Armoede ligt vooral op de loer als er verkeerde bestedingsbesluiten worden genomen of zich een onverwachte inkomensachteruitgang voordoet. Die inkomensachteruitgang ontstaat meestal door ingrijpend gewijzigde persoonlijke omstandigheden (werkloosheid, te laag inkomen uit eigen bedrijf, scheiding, zwakke gezondheid of verslaving). Hierdoor ontstaan betalingsachterstanden die al snel structureel worden. Om hoeveel burgers gaat het als we over echte armoede spreken? Omvang van het aantal burgers die kans lopen om onder de armoedegrens te komen: Volgens landelijke studies lopen 15% van de bevolking armoederisico’s. Voor onze gemeente zou het dan gaan om 5000 personen (gemiddeld adres is 2,2 personen). Let wel het gaat hier om een mogelijk risico. In schema 2 zijn de landelijke cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau vertaald naar Stadskanaal, waar mogelijk zijn de feitelijke cijfers gebruikt uit onze bestanden. Schema 2: Hoeveel personen leven in Nederland en Stadskanaal onder de armoedegrens? (schatting S.C.P.B. 2013) Landelijke cijfers vertaald naar Stadskanaal Landelijk Stadskanaal
15% inwoners loopt mogelijk armoederisico korter dan 3 jaar onder armoedegrens langer dan 3 jaar onder de armoede grens aantal daklozen aantal problematische schulden aantal huishoudens *** bij G.K.B.'s aantal huishoudens in schuldsanering bij GKB's aantal huishoudens bij Voedselbank aantal huishoudens onder beschermingsbewind
2.500.000 630.000 226.000 25.000 700.000 100.000 27.000 90.000
* schatting op basis van de landelijke cijfers ** feitelijke cijfers uit onze bestanden *** een huishouden is gemiddeld 2,2 personen
5000 * 1222 * 437 * Niet bekend
1360 * 350 ** 175 ** 200 ** 450 **
Schatting aantal huishoudens in Stadskanaal onder de armoedegrens: Puur op basis van de vertaling van de landelijke cijfers (zie, schema 2) leven in Stadskanaal naar schatting 1660 personen onder de armoedegrens, waarvan ongeveer 440 langer dan 3 jaar. Op basis van de lokale feitelijke cijfers het aantal adressen die ondersteuning krijgen van de Voedselbank, GKB Drenthe, onder beschermingsbewind vallen of onder externe commerciële schuldhulpbureau’s vallen, is 1660 personen of ruwweg 800 huishoudens een realistisch aantal. Mogelijk
6
liggen de aantallen voor Stadskanaal iets hoger gezien de specifieke sociaal-economische situatie van de regio. Geconcludeerd kan worden dat deze groep in de gevarenzone verkeerd en professionele hulp nodig heeft. In schema 3 staan de kerncijfers van het minimabeleid van Stadskanaal voor 2014 tot 2016 op een rijtje. Dit schema geeft een inzicht in de deelname van burgers met een minimuminkomen aan de minimaregelingen) Schema 3: Kerncijfers aanvragen en gebruik regelingen minimabeleid Overzicht gebruik minimaregelingen in 2014 2015 2016 Stadskanaal Bijzondere Bijstand en minimaregelingen Aanvragen bijzondere bijstand (incl. bewindvoering) 835 700 700 Aantal beschermingsbewind (GKB/externe bureaus) 406 425 450 Aantal SPF (Sociaal Participatiefonds) 895 895 900 Collectieve ZorgVerzekering GVZ 1 en GVZ 2 395 345 350 CZV GVZ 3 met compensatie eigen risico 235 367 410 Schuldhulpverlening Instroom SHV (cijfers GKB) 202 200 200 Aantal Schuldregelingen 252 175 175 Aantal Budgetbegeleiding 230 250 275 Aantal WSNP 97 75 90 Uitstroom SHV 60 125 150 Cijfers externe uitvoerders Aantal huishoudens Voedselbank 175 175-200 200 Traject Vroegsignalering (GKB, Welstad, Humanitas) 20 30 60 In behandeling bij Humanitas- Thuisadministratie 150 150 150 In behandeling bij Stichting Leergeld (aanvragen) 520 450 400 In behandeling bij JeugdSportFonds (aanvragen) 230 150 150 Opmerking: Cijfers 2015 op basis van eerste 6 tot 8 maanden zijn geëxtrapoleerd naar gehele jaar. De cijfers van Leergeld en JSF voor 2015 en 2016 zijn op basis van het beschikbare gemeentelijk budget, rond november komen aanvragen onder druk omdat het geld op is..
7
4. Minima met perspectief en minima in de gevarenzone: Armoede is een relatief begrip. Uit de cijfers van schema 1 van hoofdstuk 3 blijkt dat burgers die moeten leven van een minimum-uitkering (bijstand, IOAW/OZ, Wajong, WSW) of een inkomen rond of net boven het wettelijk minimumloon (bijv. ZZP-ers met lage inkomsten en A.O.W.-ers zonder aanvullend pensioen) door goed gebruik te maken van de landelijke en gemeenteregelingen, hun inkomen grofweg met gemiddeld 30% tot 35% kunnen aanvullen. Zonder problematische schulden hebben burgers in deze situatie enige bestedingsruimte na afdoening van de vaste kosten van levensonderhoud. Zij vallen dan ook niet onder de armoedegrens. Onder die grens vallen wel burgers met (structurele) problematische schulden en daklozen. Bij deze herijking pleiten we dan ook voor een duidelijker afbakening van het begrip armoede. Die afbakening is noodzakelijk om de aanpak van echte armoede problemen goed te kunnen richten op de juiste doelgroep. Voorgesteld wordt om het volgende onderscheid te hanteren: Minima met perspectief: Zonder schulden of een plotselinge inkomensachteruitgang (door onvoorziene omstandigheden) kunnen gezinnen en alleenstaanden van een minimuminkomen met de Rijkstoeslagen en gemeentelijke minimaregelingen in hun basisbehoeften voorzien. Er is dan ook sprake van enige ruimte voor extra bestedingen. Het begrip armoede heeft op deze groep dan ook geen betrekking. Voortaan spreken we over burgers in deze omstandigheid over minima met perspectief. Goede vroegsignalering en preventie zijn voor deze groep minima belangrijk om buiten de gevarenzone van problematische schulden te blijven. Minima in de gevarenzone: Het begrip armoede is van toepassing op mensen zonder onderdak en vooral op mensen met problematische schulden. Dan komen de noodzakelijke uitgaven in gevaar en loopt men risico’s op allerlei gebied (van gezondheid tot isolement). Kinderen zijn in dergelijke situaties extreem kwetsbaar. Armoede is daarbij een complex van elkaar (negatief) versterkende factoren. Ze hebben betrekking op inkomen en schulden, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving. Zonder hulp van de directe omgeving en hulpverleners (vaak curatieve hulp) is het risico op een toekomst van structurele armoede zonder perspectief groot. Het belang van werk en maatschappelijke participatie: Het beste minimabeleid is het realiseren van een betaalde baan: De beste minimaregeling is een betaalde baan. De re-integratie aanpak via het TDC biedt het echte perspectief om buiten de gevarenzone te blijven of te geraken. Het gebruikmaken van de minimaregelingen is in feite faciliterend om met minder zorgen en meer perspectief stappen naar werk te kunnen zetten. Ook goed minimabeleid is het ondersteunen, maar ook waarderen van de stappen die gezet worden naar werk door actief maatschappelijke taken te verrichten (bijv. door vrijwilligerswerk of mantelzorg). Dat is namelijk ook werk. Werk is meer dan alleen een betaalde baan bij een werkgever. In deze herijking hanteren we dus een smal begrip van armoede en een breed begrip van werk.
8
5. Wat doen we en wat is er de afgelopen jaren al aangepast? Huidige regelingen: Binnen onze gemeente kennen we de volgende regelingen: • Individuele bijzondere bijstand • Overige minimaregelingen - Individuele Inkomenstoeslag - Sociaal participatiefonds - 100% kwijtschelding gemeentelijke belasting - Witgoedregeling - P.C. regeling - Collectieve basis en aanvullende ziektekostenverzekering - Schuldhulpverlening - Diensten stichtingen Leergeld en JeugdSportFonds - Provinciaal Studiefonds De toegang voor de meeste regelingen is tot max. 110% van bijstandsnorm. Voor de bijzondere bijstand is dat 120% en voor de collectieve zorgverzekering is voor de groep chronisch zieken de toegang verhoogd naar 130%. In Stadskanaal bedraagt het aantal personen met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm: 2700 personen gemiddeld 1228 huishoudens. Tot 120% neemt dit toe tot 4100 personen of 1863 huishoudens. Het aantal personen met een inkomen van 100% tot maximaal 130% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt 5200 personen of 2367 huishoudens. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat het verhogen van een inkomensdrempel (bijv. van 110% naar 120%) financieel behoorlijke implicaties zal hebben. Een uitgebreider overzicht van de gemeentelijke minimaregelingen is ook te vinden op de gemeentelijke website www.stadskanaal.nl. Uit schema 3 en de laatste effectmeting van 2013 blijkt dat het gebruik van de regelingen goed is en de besteding doelmatig. Algemeen kan gesteld worden dat de huidige regelingen aanbodgericht zijn (op basis van breed gedragen visie en de voorliggende praktijk heeft de Raad vastgesteld welke regelingen aangeboden moesten worden). Maatwerk, zij het gereguleerd, is beperkt mogelijk binnen de individuele bijzondere bijstand. Vanwege de hoge aantallen minima is het ook logisch dat Stadskanaal tot nu toe gekozen heeft voor efficient uitvoerbare robuuste regelingen. Cliënten kunnen zelf - of met advies- goed beoordelen of ze er gebruik van kunnen en willen maken. Aanpassingen en nieuwe initiatieven tussendoor: In oktober 2009 zijn in het kader van noodzakelijke bezuinigingen voor de langdurigheidstoeslag en het sociaal participatiefonds referte-eisen ingevoerd. Men moet eerst 3 jaar aantoonbaar onder de 110% inkomensnorm hebben geleefd, voordat men van deze regelingen gebruik kan maken. De laatste jaren zijn private initiatieven opgekomen vanuit de stichtingen Humanitas, Leergeld, JeugdSportFonds, Armslag en Veur Noppes, Tuintjes voor de Minima en Voedselbank.
9
Kenmerk van deze initiatieven is dat de hulp in natura wordt verstrekt, d.w.z. een doos met voedsel, goede tweedehands spullen (kleding, meubels etc.), een paar voetbalschoenen en een abonnement, studieboeken of een stuk grond met hulp bij het verbouwen van bijv. sla of aardappelen. Ook is armoede als thema opgepakt bij buurtmanifistaties in de wijken (vb: Stadskanaal-Noord). Bij de Schuldhulpverlening is een pilot uitgevoerd rond Vroegsignalering en Preventie. Daaruit is gebleken dat vroegsignalering zeer kan bijdragen aan het vroegtijdig aanpakken van problemen en dat interventies in de vorm van begeleiding en gerichte hulp binnen 3 maand afgerond kunnen worden met soms een vervolg in de vorm van een afbouwfase (nazorg) , uitgevoerd door vrijwilligers. Ook zijn er preventie projecten gestart vooral gericht op de leerlingen van Noorderpoort en Ubbo Emmius (gerichte voorlichting in de Kwinne aan alle tweede of derde jaarsgroepen van M.B.O of voortgezet onderwijs). Het Noorderpoort heeft aangegeven het preventiebeleid samen met andere scholen en de gemeente verder te willen ontwikkelen. Gericht beleid is er vanaf 2012/2013 ook ontwikkeld om de in- en uitstroom van klanten bij GKB Drenthe te kunnen sturen. Zo is er voor recidivisten de toegang beperkt en voor inkomens boven de 120% wordt een eigen bijdrage voor de begeleiding gevraagd. Ook stromen cliënten na max. 5 jaar hulpverlening altijd uit en wordt alleen als dat nodig is een nazorgtraject geregeld. Voor 2015 is voor het eerst een daling van de instroom zichtbaar en een versnelde uitstroom van cliënten. De wachttijden voor nieuwe cliënten is ook beperkt tot maximaal 4 weken. De extra Rijksmiddelen voor armoedebestrijding (vanaf 2013) waren hiervoor een belangrijke impuls. De extra Rijksmiddelen voor armoedebestrijding (vanaf 2013) maakten het mogelijk om deze aanpassingen en initiatieven waar nodig financieel te faciliteren. De extra middelen zijn ook in 2016 weer beschikbaar. Meer initiatief van onderop en meer gerichte sturing vanuit de gemeente is effectief gebleken, alleen voor de kosten van de gerechtelijk toegewezen beschermingsbewind niet. De nog steeds toenemende aantallen burgers die onder beschermingsbewind gesteld worden door de rechter, kosten de gemeente gemiddeld zo’n € 1200,- per cliënt aan bewindvoerdersvergoeding per jaar. De gemeente moet deze kosten verplicht via de Bijzondere Bijstand vergoeden. Het gaat voor 2015 om 450 cliënten, waarvan 50 bij de GKB en de rest bij commerciële bureau’s. In hoofdstuk 6 wordt een aanbeveling voor een gerichte aanpak vanaf 2016 gedaan 6. De ronde tafelgesprekken Bijlage 1 bevat een volledig overzicht van de opbrengst van de rondetafelgesprekken per gespreksgroep met commentaar. Hieronder staat de selectie van de meest bruikbare en op korte termijn realiseerbare ideeën en voorstellen. De selectie is verder onderverdeeld naar speerpunt en thema. Speerpunt 1: Meedoen in de samenleving voor iedereen mogelijk maken, met speciale aandacht voor jeugd (kindpakket) A. Maatwerk: Meer ruimte voor de consulenten? De huidige p.c.-regeling met een referteperiode van 7 jaar, om voor ruim € 500,- een p.c. per adres te kunnen aanschaffen, is achterhaald. Het onderwijs vraagt om snellere updates, bovendien moet men internetabonnement ook kunnen financieren. De witgoedregeling is te generiek, nu lijkt het een verplichting om er eens in de 2 jaar gebruik van te maken. Uitgaan van de werkelijke behoefte is effectiever. Mogelijk kunnen de budgetten van beide regelingen overgeheveld worden naar het budget van de individuele bijzondere bijstand en kan er een toetsingskader vastgesteld worden voor de consulenten hoe maatwerk geleverd kan worden.
10
Aanbeveling 1: Meer ruimte voor maatwerk mogelijk maken. Onderzoek op welke wijze consulenten meer maatwerk (uitgaan van werkelijke behoefte) kunnen leveren. Onderzoek of het budget voor de witgoedregeling en de p.c. regeling overgeheveld kan worden naar het budget van Individuele Bijzondere Bijstand en bepaal hoe het toetsingskader voor consulenten er uit moet gaan zien. Realiseer hiervoor in 2016 een pilot om proef te draaien. B. Referte-eisen heroverwegen De referte-eis van 3 jaar voor het Sociaal Participatie Fonds en de Individuele Inkomenstoeslag werkt voor situaties van scheiding, alleenstaand ouderschap, statushouders en starters contraproductief. Men heeft nu extra middelen nodig, het risico van schulden aangaan door uitstel is te groot. Anders omgaan met referte-eisen en meer maatwerk voor de consulent is gewenst. Dit punt kwam regelmatig terug bij diverse geledingen. Aanbeveling 2: Onderzoek of vrijstelling van de referte-eisen voor doelgroepen mogelijk is. Vrijstelling voor het SPF en de Individuele Inkomenstoeslag is voor sommige doelgroepen (jongeren die begeleid wonen, starters, statushouders en gebroken gezinnen) nodig. C. Kindpakket: Wat doen we al en wat kunnen we nog beter en meer doen? De Raadsmotie van december 2014 is duidelijk. Gevraagd wordt of een kindpakket een noodzakelijke aanvulling moet zijn op onze huidige minimaregelingen. Tijdens de rondetafelgesprekken is er vooral gepleit om de situatie van de schoolgaande jeugd goed te onderzoeken. Ook werd aandacht gevraagd voor de taalachterstanden en het onvoldoende kunnen participeren in situaties van schulden of gebroken gezinnen. Verder werd benadrukt dat maatwerk door de consulent hier aan de orde is en dat de hulp in natura zoals St. Leergeld en JeugdSportFonds die leveren, bijzonder effectief is. Nog meer activiteiten van de buurtsportcoaches (ook tijdens de schoolvakanties) worden ook gewenst. Een kindpakket moet bestaan uit een aantal samenhangende regelingen die er voor zorgdragen dat kinderen op school en in hun vrije tijd dezelfde kansen krijgen om te kunnen deelnemen aan activiteiten en zich zo te kunnen ontwikkelen. De steunpaletten 5-23 jaar (zie bijlage 2) en 0-4 jaar (bijna gereed) die zijn ontwikkeld in kader van het toegangsmodel, geven een uitstekend en integraal overzicht van wat er in onze gemeente aan hulp en ondersteuning mogelijk is. Alleen al meer dan 30 steun-mogelijkheden zijn geïnventariseerd voor de periode van 5 jaar tot 23 jaar. Deze zijn overzichtelijk in kaart gebracht en voor communicatie zeer geschikt (met alle noodzakelijke sociale kaart ingrediënten, zie bijlage 2). Het kindpakket voor Stadskanaal is dus vooral een kwestie van goed op een rijtje zetten wat er al is en die inventarisatie gericht aanvullen met maatwerk voor de schoolse periode. Aanbeveling 3: Geef opdracht om samenhangend kindpakket Stadskanaal vast te stellen Inventariseer alle steun-mogelijkheden voor de jeugd (zie steunpallets) en maak hiervan een overzichtelijk geheel voor communicatiedoeleinden. Betrek bij het onderzoek naar het veranderen van de p.c.-regeling door meer naar behoefte te verstrekken hier ook bij. Algemeen gaat het er om of er voldoende ruimte is om schoolgaande jeugd in minima situaties te kunnen voorzien van goede leermiddelen/hardware/software en internetontsluiting. Onderzoek ook wat St. Leergeld als uitvoerder kan betekenen. D. De huidige besteding extra Rijksmiddelen Armoedeondersteuning voor minima-doeleinden structureel maken.
11
Er is zeer veel ondersteuning vanuit alle geledingen om de effectieve hulp die St. Leergeld en J.S.F. op hetzelfde niveau als nu te continueren. Zij geven de hulp in natura (abonnement, voetbalschoenen, leerboek etc.) en hiervoor is veel enthousiasme. Dit geldt ook voor de subsidies voor de logistieke kosten van de Voedselbank, het project Tuintjes voor de minima, St. Armslag en Veur Noppes . Voor het structureel maken van de extra middelen is jaarlijks € 75.000,- nodig. In 2016 is hiervoor dekking de vanuit de extra Rijksmiddelen, mogelijk in 2017 ook. De besparingen die voortkomen uit het verminderen van de instroom voor beschermingsbewind kunnen vanaf 2018 ter dekking hiervan aangewend worden. Aanbeveling 4: Maak extra middelen voor st. Leergeld, JSF, Voedselbank, st. Armslag en tuintjes voor de minima structureel. Neem in de komende perspectiefnota het structureel maken van de huidige extra incidentele middelen op. E. Collectieve Zorgverzekering (CZV). Het stimuleren van de deelname aan de CZV wordt veel genoemd. Wel wordt de premie voor GarantVerzorgd 3, het aanvullende pakket voor chronisch zieken hoog genoemd ( = € 138,- in 2015. Vaak vergeet men dat minima hier € 80,- zorgtoeslag per volwassene tegenover kunnen zetten). Het grote voordeel van de volledige compensatie van het eigen risico in GVZ 3 (voor 2016 is dit € 385,-) is belangrijk genoeg om breder bekend te maken. De referte-eis voor alle CZV verzekerden ophogen naar 130% van de bijstandsnorm bevordert het gebruik ook en wordt genoemd door de Participatieraad en gebruikersgroepen (bijv. reuma-vereniging). Bij schuldsanering wordt door de bewindvoerder vaak meteen bezuinigd op het aanvullende pakket. De gemeente heeft met de GKB afgesproken dat dit niet mag, commerciële bemiddelaars doen dit echter wel. Meer contact met ‘externe bewindvoerders’ is gewenst. Hierbij kan het onderwerp, toename beschermingsbewind ook aan de orde gesteld worden en komt het aantal externe cliënten met schulden nauwkeuriger in beeld. Bij de herijking is de relatie armoede en gezondheidsproblemen diverse keren in de gesprekken aan de orde geweest. Uit onder andere het steunpalet van 5 tot 23 en de gezondheidsnota: Lokaal gezondheidsbeleid Stadskanaal 2013 tot 2016 blijkt dat er veel activiteiten vanuit het huidige gezondheidsbeleid voor jongeren en ouderen uitgevoerd worden. Duidelijk is dat consulenten (van WMO ,Jeugd tot Werk en Inkomen) in hun gesprekken met cliënten breed en integraal leren kijken en cliënten wijzen op de vele (gratis) mogelijkheden die er zijn om fitter te worden ook in situaties van armoede. Aanbeveling 5: Onderzoek of vaste deelname limiet voor CZV van maximaal 130% bijstandsnorm mogelijk is. Blijf vol inzetten op de communicatie over de CZV, breng die dichter bij de mensen, stel een spreekuur in voor december (als de polis voor het volgend jaar aan de orde is). Breng de financiële gevolgen van het invoeren van een vaste toegangsnorm van max. 130% van de bijstandsnorm voor alle aanvullende verzekeringen in kaart en neem hierna een besluit. F. Wederkerigheid als uitgangspunt. Er wordt verschillend gedacht over het breder toepassen van het principe van wederkerigheid als men gebruik maakt van de bijstand, bijzondere bijstand of minimaregelingen. Voor de wijze waarop de tegenprestatie ingevoerd is in Stadskanaal ( voor het verkrijgen van individuele inkomenstoeslag) is aantoonbare ondersteuning. Met bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 2) wordt in de voortgangsgesprekken nagegaan of zij al een tegenprestatie leveren in de vorm van vrijwilligerswerk of mantelzorg. Als dat niet zo is wordt van hen gevraagd om eventueel met
12
hulp van Welstad te zoeken naar een relevante vorm van tegenprestatie. Deze aanpak blijkt in de praktijk goed te werken. Wil men geen medewerking verlenen dan wordt de tegenprestatie alsnog opgelegd. Belangrijk voor meer acceptatie van het principe van wederkerigheid is dat vrijwilligerswerk en mantelzorg als gewaardeerd (tijdelijk) alternatief voor werk gezien wordt. Wederkerigheid als principe om de participatie te stimuleren is voor de verschillende geledingen zeker geen taboe. Aanbeveling 6: Stem in met doorvoeren van principe van wederkerigheid als vast ijkpunt voor veranderingen minimabeleid. Wederkerigheid als principe om de participatie en re-integratie van cliënten te bevorderen wordt ondersteund. Dit principe kan mogelijk breder toegepast worden (motto consulenten richting cliënten : Niet alleen: Wat doet Stadskanaal voor jou, maar wat doe jij voor Stadskanaal?). Bij beleidsoverwegen en in de klantcontacten wordt dit een vast ijkpunt. G. Basisinkomen voor sommige groepen uitkeringsgerechtigden? Voor een discussie over een forse verandering van het beleid richting het invoeren van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor uitkeringsgerechtigden (met een afstand tot de arbeidsmarkt) is in de ronde tafelgesprekken weinig draagvlak gebleken. Het onderwerp is overigens maar terloops aan de orde gesteld. Uit beleidsoverwegingen is het wel gewenst om de landelijke experimenten te blijven volgen. Volledige werkgelegenheid in de vorm van betaald werk in deze regio lijkt een utopie. Het inzetten van de nieuwe instrumenten als loonkostensubsidie en daarbij inzetten op parttime banen met aanvulling vanuit de bijstand kan een krachtige re-integratie instrument zijn. De kostprijs van onze gemiddelde bijstandsuitkering ligt al een aantal jaren substantieel onder de standaardvergoeding van het Rijk. Dit komt mede doordat er relatief veel aanvullende bijstandsuitkeringen verstrekt worden op parttime banen. Overigens is een succesvol re-integratie beleid, het toeleiden naar werk door het TDC, zoals reeds hiervoor gesteld, de beste vorm van minimabeleid. Vol daarop inzetten gaat voor alles! Speerpunt 2: Intensiveren van Vroegsignalering en Preventie A. Vroegsignalering. De pilot Vroegsignalering en de Preventieaanpak, zoals die ontwikkeld is - onder regie van de Gemeente- door GKB Drenthe, Welstad en Humanitas e.a. , kan verder uitgebouwd en structureel worden gemaakt. Hiervoor is bij alle geledingen veel steun, ook organisaties als Lefier, Leergeld, J.S.F., Melis Bloemsmafonds, Veur Noppes en Armslag benadrukken dit. Vroegsignalering werkt een op een volgens het toegangsmodel van de gemeente Stadskanaal. De signalen komen bij een vaste specialist van Welstad binnen, die kijkt vervolgens of een kort begeleidingstraject toereikend kan is of dat: 1. een reguliere aanmelding bij GKB Drenthe voor budgetbeheer of schuldsanering moet volgen 2. en/of er door Welstad langer aan motivatie en houdingsaspecten gewerkt moet worden Kan het signaal eerst met een kortdurend traject opgelost worden, dan wordt dit onmiddellijk gestart. Welstad, GKB Denthe en Humanitas hebben in de pilot met een kleine 50 kortlopende trajecten (3 tot 5 sessies, met doorlooptijd van max. 3 maanden) ervaring opgedaan. Nazorg na die kort lopende acties is in de meeste gevallen door Humanitas uitgevoerd (door vrijwilligers).
13
In de pilot zijn Lefier, de gemeente, GKB, Welstad en de Voedselbank de voornaamste signaalgevers geweest. Dit moet uitgebreid worden naar de wijkverpleging, huisartsen, diaconie (kerken) en verenigingen in de buurten en wijken. Ook moet de inbreng van telecomaanbieders, energiebedrijven en dergelijke nog beter georganiseerd worden. Aanbeveling 7: Geef Welstad de opdracht om de coördinatie van de vroegsignalering uit tevoeren. Laat GKB Drenthe, Welstad en Humanitas samen de kortlopende hulptrajecten zelf regelen. Geef Welstad hierbij de coördinatie over het aannemen en verwerken van de signalen. Goede rapportages richting de Gemeente als regievoerder zijn hierbij onmisbaar. Zorg dat het netwerk van signaalgevers uitgebreid wordt en kom zo nodig met voorstellen voor professionalisering van instanties en medewerkers. B. Preventie versterken. In het collegeprogramma heeft het uitbreiden van preventieactiviteiten ter voorkoming van schulden gericht op de schooljeugd (van basis- tot voortgezet onderwijs) een hoge prioriteit. Ook de scholen hebben het belang hiervan recent nog onderstreept. GKB Drenthe, Welstad en Humanitas werken gezamenlijk aan een sluitende aanpak met de Gemeente en ook Lefier als opdrachtgevers. In 2015 is voor het basisonderwijs een voorleesproject over schulden uitgevoerd en zijn in de Kwinne jaargroepen van Noorderpoort en Ubbo Emmius voorgelicht over het voorkomen van schulden. Preventie richting volwassen risicogroepen moet uitgebreid worden, incidenteel zijn er cursussen budgetbeheer uitgevoerd, maar de omvang is te beperkt om effect te sorteren. Aanbeveling 8: Geef GKB Drenthe, Welstad en Humanitas de opdracht om het preventieplan 2016-2017 verder uit te bouwen en betrek daarbij het onderwijs en Lefier. Zorg hierbij ook voor interne professionalisering van medewerkers. Laat het college in afstemming met de Raad hiervoor jaarlijks een budget vaststellen. C. Sociale kaarten en kanskaarten gericht inzetten. Onder speerpunt 1 is al aangegeven dat sociale kaarten voor onderscheiden doelgroepen (uitvoerders, jongeren en burgers) ingezet moeten worden. Voor vroegsignalering is het wenselijk dat het toegangsmodel voor signalering specifiek in beeld gebracht wordt. Hier is veel behoefte aan, zowel een versie in Jip-en-Janneketaal voor algemeen gebruik, als een versie specifiek voor signaalgevers. De Humanitas kanskaart is mogelijk interessant als methodiek en communicatievorm. Voor jongeren kan de door Welstad ontwikkelde kanskaart voor 18-jarigen als communicatievorm gebruikt worden. Aanbeveling 9: Neem vroegsignalering integraal in de voorlichting op. Sluit voor vroegsignalering aan bij de acties onder speerpunt 4, en bekijk in het bijzonder hoe de kanskaartmethode van Humanitas daarbij een rol kan spelen. D. Aanpak ombuiging groei beschermingsbewind. Vanaf 2011 is het aantal cliënten gestegen van 175 naar 450 en zijn de kosten voor de gemeente gestegen van € 175.000,- naar € 500.000,-. Een beeld dat overal in het land is ontstaan en waar de V.N.G. en anderen om beleid van de regering hebben gevraagd. Tot nu toe is een effectieve aanpak nog niet gevonden. De rechtelijke macht wijst ruimhartiger toe, problematische schulden zonder psycho-sociale problemen geldt sinds 2013 ook als indicatie op zich. Volgens recent onderzoek van het Ministerie zijn de toewijzingen in de meeste gevallen ook terecht. Stadskanaal volgt de landelijke en plaatselijke initiatieven nauwgezet. De druk op de Bijzondere Bijstand vanwege de oplopende bewindvoeringskosten brengt
14
ander noodzakelijk en gewenste beleid in gevaar. In 2016 moet de groei omgebogen worden, daarvoor is de volgende strategie een goede start: 1. De fase waarin beschermingsbewind voor een cliënt overwogen wordt, moet voordat de rechter een besluit neemt, een toetsmoment krijgen. Getoetst moet worden of voorliggende voorzieningen, bijv. zoals budgetbeheer en coaching niet toereikend is. De rechter kan dit dan in zijn/haar overweging meenemen en na de voorliggende voorziening verwijzen. 2. Ook moet er tijdens het lopen van het beschermingsbewind na maimaal 5 jaar opnieuw getoetst worden of een lichtere vorm als vervolg op de intensieve vorm kan volstaan. De gemeente kan dan van haar wettelijk recht gebruik maken om opheffing bij de rechter te vragen en een nazorgtraject voorstellen. 3. Om dit lokaal (of in de regio) voor elkaar te krijgen, moet de gemeente in gesprek gaan met alle bewindvoerders in de gemeente. Dit gesprek moet tot afspraken leiden over de toetsmomenten en hoe in de voorfase de gemeente en bewindvoerders samenwerken om onnodige toewijzingen te voorkomen 4. De doelgroep die volgens het landelijk onderzoek van het ministerie voor zorgvuldig toetsen in het voortraject in aanmerking komt zijn de cliënten met problematische schulden die cognitief en psychosociaal in staat zijn met tijdelijke hulp en begeleiding zelfstandig een financiële huishouding te kunnen voeren. Volgens het onderzoek gaat het om 14% van de cliënten (56 van de 400). Maar voor Stadskanaal gaat het gezien de enorme groei de laatste 3 jaar mogelijk om meer. 5. Landelijk wordt er ook gewerkt in deze richting, maar een convenant tussen gemeente en de branchevereniging van bewindsvoerders (P.B.I.) is pas gepland in april 2017. Daarmee zou 2016 verloren gaan en dit is niet gewenst. Aanbeveling 10: Geef opdracht tot het realiseren van de ombuiging groei beschermingsbewind. Speerpunt 3: Bevorderen en aansluiten bij private initiatieven vanuit de buurt, verenigingen, maatschappelijke organisaties en instellingen A. Particulier initiatief De afgelopen 4 jaar zijn er veel particuliere initiatieven opgestart of uitgebreid. Als goede voorbeelden zijn te noemen: Veur Noppes, Armslag, Tuintjes voor de minima, sponsoracties voor bijv. Leergeld, J.S.F.en Voedselbank. Veel van de initiatieven komen voort uit het wijkgericht werken en hebben als overeenkomst dat ze met een grote motivatie door vrijwilligers opgestart en uitgevoerd worden. De gemeente, wijkgericht werken en Welstad kunnen daarbij een faciliterende rol spelen. Maar als ergens de eigen kracht van mensen blijkt dan is dat bij het particuliere initiatief. Vooral het ronde tafelgesprek met delegaties vanuit de buurten en wijken leverde veel ideeën op voor verdere uitbreiding van particuliere initiatieven. De gemeente kan in samenwerking met wijkgericht werken waar nodig opstartsubsidies verlenen, zie ook actieplan: “Stadskanaal samen met de burger”. Wijkgericht werken kan daarbij voor het overzicht een activiteitenkalender bijhouden en deze communiceren. Bijlage 1 met een matrix van alle suggesties is voor beleid en wijkgericht werken een goede checklist om aan de eigen stimulerende en faciliterende rol in 2016 en 2017 invulling te geven. Een korte bloemlezing uit de vele suggesties voor particulier initiatief: Wandelgroepen voor lotgenoten, sportmaatjes voor mensen met een beperking, naschoolse gym, vakantieactiviteiten in de wijk (blijven ondersteunen), informatiemarkten met aandacht voor armoede, moestuin in de buurt, werktrajecten in samenwerking met T.D.C. en vrijwilligersbank, adopteer een tuin (voor hulp ouderen), sportdorp Musselkanaal meer laten samenwerken met buurtvereniging,
15
sponsorlopen, Jobsurfing (werkgevers lenen tijdelijk aan elkaar boventallig personeel, voorkomt ontslag), zomerschool, extra taallessen………. Met de opzet van de ronde tafelgesprekken is het thema minimabeleid en armoedebestrijding goed geland binnen de verschillende geledingen. Jaarlijkse ronde tafelgesprekken kunnen een prima bijdrage leveren aan het continue verbeteren van het minimabeleid en de armoedebestrijding. Gewoon mee doorgaan dus! Aanbeveling 11: Geef opdracht aan afdeling Maatschappelijke Zaken tot jaarlijks organiseren ronde tafelgesprekken of conferentie. Gebruik de uitkomst van de rondetafelgesprekken (matrix: bijlage 1) voor speerpunt 3 als checkmiddel voor het ondersteunen van het particulier initiatief. Organiseer jaarlijks ronde tafelgesprekken of een werkconferentie met de verschillende geledingen. Aanbeveling 12: -Geef wijkgericht werken opdracht om activiteitenkalender op te stellen en te communiceren. -Vraag wijkgericht werken een activiteitenkalender bij te houden van particuliere initiatieven rond het thema: Perspectief voor de minima. Communiceer de successen. Speerpunt 4: Extra inzet van specifieke voorlichting en gerichte communicatie richting de doelgroep A. De communicatie over het minima-aanbod van de gemeente en instellingen moet meer op de directe omgeving van de doelgroepen gericht worden. Naast de Kanaalstreek en www.stadskanaal.nl moet meer gebruik gemaakt worden van wijk/buurt/gemeente-brede manifestaties om minimabeleid naar de doelgroep te brengen. De aanpak van de info-markt Stadskanaal-Noord, de verspreide WMO-krant en het direct aanschrijven van de doelgroep (voorbeeld: Collectieve Zorgverzekering) zijn goede voorbeelden hiervoor. Elkaar beter leren kennen blijft ook een thema. Onze regio heeft het voordeel van korte lijntjes. Via het pad van ons toegangsmodel moeten die bewandeld worden. Regelmatige ontmoetings-bijeenkomsten organiseren over een gemeenschappelijk thema (bijv. vervolg op bijeenkomsten toegangsmodel). Waar men zich moet melden voor het geven van een signaal of aanmelding moet verder verduidelijkt worden, er is nog teveel onbekendheid over de te volgen route. De eerste afspraak voor een wijkmanifestatie in Musselkanaal is inmiddels gemaakt. Bij dergelijke manifestaties moet de gemeente laten zien wat het kan doen voor de burgers. Aanbeveling 14: Communicatiestrategie in communicatieplan vastleggen. Goede communicatiestrategie vaststellen met nadruk op de kansen die het minimabeleid biedt voor de doelgroep (perspectief!). Meer voorlichting dichter bij de doelgroepen in de eigen omgeving brengen via laten organiseren van wijkmanifestaties en dergelijke. Kies waar mogelijk voor integrale benadering. Aanbeveling 15: Voorlichting schooljeugd in de Kwinne continueren. De voorlichting in de Kwinne aan jaarleergangen van Noorderpoort en Ubbo Emmius continueren en op school uitbreiden. (zie ook vroegsignalering/preventie). B. Verbeteren eerste klantcontact. Het KCC is met succes in 2015 geopend. Vanuit de Participatieraad is aangegeven dat het eerste klantcontact te snel tot een verwijzing leidt, zonder dat het echte probleem achter de vraag geanalyseerd wordt. Signaal wordt doorgegeven.
16
Voor minimaregelingen is het belangrijk dat de kennisbank van het KCC voortdurend gevoed wordt. Tijdens het eerste klantcontact kunnen veel kansen op goed gebruik van regelingen benut worden. Goede instrumenten in de vorm van sociale kaarten moeten verder ontwikkeld worden voor zowel cliënten als hulpverleners. Aanbeveling 16: Meer aandacht voor bijdragen aan doorontwikkeling kennisbank KCC . Een goede doorontwikkeling van de kennisbank KCC en goede beschikbaarheid van sociale kaarten voor hulpverleners en cliënten is een voorwaarde voor goede doorgeleiding. Aanbeveling 17: Sociale kaarten voor verschillende doeleinden in communicatiestrategie opnemen. C. Inzet ervaringsdeskundigen. De inbreng van ervaringsdeskundigen (schulden/armoede/verslaving/psychosociale problemen) voor voorlichtingsdoeleinden, ondersteuning bij aanmelding en intake en nazorg, wordt nadrukkelijk genoemd. Voor Stadskanaal volgen 2 bijstandsgerechtigden met veel ervaringskennis de opleiding: Samen Sterk. In 2016 kunnen zij stage gaan lopen bij Welstad , CJGV of de GKB. Aanbeveling 18: Instemmen met inzet ervaringsdeskundigen. GKB Drenthe, Welstad of CJGV in 2016/2017 gebruik laten maken van diensten ervaringsdeskundigen. 7. Financiën In hoofdstuk 8 staat kort het vervolgproces beschreven. Uitgangspunt voor het plan van aanpak voor fase 2 is het beschikbare budget voor 2016 zoals dat in de begroting is vermeld. Het gaat daarbij om het budget van de bijzondere bijstand en minimaregelingen van € 1.923.252,- samen en de extra Rijksmiddelen voor armoedebestrijding 2016 van € 213.500,- Van dit laatste budget is € 50.000,- reeds bestemd voor schuldhulpverlening en ruim € 73.500,- voor St.Leergeld, JSF, Voedselbank e.a.) Er is dus binnen dit budget nog zo’n € 90.000,- beschikbaar voor extra kosten voortkomend uit de herijking. Eventuele bijstellingen in het minimabeleid worden kostenneutraal gerealiseerd. In het plan van aanpak voor fase 2 van de herijking zullen per activiteit de budgetten inzichtelijk gemaakt worden. 8. Het vervolg: Opstellen plan van aanpak: Uitvoering aanbevelingen herijking en planning Na het vaststellen van deze herijkingsnotitie door het College van B & W en de Raad is duidelijk welke aanbevelingen in 2016 gerealiseerd moeten worden. Deze herijkingsnota biedt daarvoor het kader. Op basis van de gestelde prioriteiten en het beschikbare budget zal een kort plan van aanpak opgesteld worden, dat als projectplanning dienst zal gaan doen. Dit plan zal na goedkeuring fase 2 van de herijking inluiden. Het plan van aanpak zal in output-termen geformuleerd worden, zodat in december 2016 met College en Raad de balans opgemaakt kan worden. Aanbeveling 19: Geef opdracht tot het opstellen van plan van aanpak fase 2 herijking.
17
18