1
Hedendaagse architectuur en erfgoedzorg: scheidsrechter of spelbreker? Oude gevangenis Hasselt — 12 december 2013 Organisatie: Herita en het Vlaamse Architectuurinstituut (VAi)
Uitgangspunt en context van de debatnamiddag
Oude gevangenis, Hasselt, © noAarchitecten, foto: K. Zwarts
De initiatiefnemers van de namiddag, Herita en het Vlaams Architectuurinstituut, organiseren respectievelijk de Open Monumentendag en de Dag van de Architectuur. De overlap tussen de twee neemt toe: historische gebouwen krijgen niet zelden hedendaagse toevoegingen en worden herbestemd en/of ingrijpend gerestaureerd. Architecten van hun kant ontwerpen steeds vaker in een reeds bebouwde ruimte of gaan creatief aan de slag met bestaande gebouwen. Ook het concept en de doelstelling van de twee evenementen vertonen gelijkenissen: er worden over heel Vlaanderen gebouwen opengesteld om een breed publiek en overheden te sensibiliseren voor het belang van historisch en hedendaags gebouwd patrimonium. De twee vallen bovendien kort na elkaar en het aanbod ‘Dagen van’ neemt toe. Vandaar het initiatief om de verhouding tussen de twee evenementen en hun werkveld onder de loep te nemen. Dat proces valt samen met de vijftigste verjaardag van het nog altijd actuele Charter van Venetië, een belangrijke richtlijn inzake de conservatie en restauratie van historische gebouwen. De toenemende overlap is een symptoom van een evolutie. Daar ging de debatnamiddag over: erfgoedzorg en hedendaagse architectuur gaan steeds vaker hand in hand. Ze delen problematieken, uitdagingen en bezorgdheden: hoe gaan nieuwbouw en herbestemming kwaliteits- en respectvol samen met een historisch gebouw? Wat betekenen woorden als ‘kwaliteit’, ‘waarde’ en ‘respect’? Wat met de regelgeving(en)? Toch blijven de twee werkvelden ook nog te vaak gescheiden. De nood om inzichten en standpunten uit te wisselen over culturele betekenissen en over begrippen als ‘authenticiteit’ en ‘duurzame architectuur’ is hoog. Er is een debat nodig over welke historische en maatschappelijke waarden van belang zijn voor het verwezenlijken van architecturaal hoogstaande en tegelijk respectvolle herbestemmingsprojecten. Net zoals er een maatschappelijke nood is aan een debat over het kwalitatief en creatief ontwerpen van wat in de toekomst het gebouwde patrimonium wordt. Good practices vormen enerzijds een meerwaarde voor de gebruiker, de gebouwde omgeving en voor de architectuur en monumentenzorg in hun geheel. Anderzijds kunnen ze het draagvlak voor de waarde van erfgoed én van hedendaagse toevoegingen en architectuur uitbreiden.
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
2
Bernard Colenbrander: “De eeuw van de expansie ruimt baan voor de era van het Groot Onderhoud.” Er zijn volop tekenen dat er al een tijdje een ingrijpende evolutie aan de gang is in onze omgang met bestaande gebouwen die aan restauratie, vernieuwing, uitbreiding, herbestemming... toe zijn. De bijbehorende architectuuropdrachten worden meer ingebed in een historische context en moeten zich tot het patrimonium verhouden. Zo wordt monumentenzorg een belangrijke actor in het architectuurverhaal en gaan toekomstgericht denken en respect voor de geschiedenis vaker samen. De vaststelling geldt voor heel uiteenlopende types van gebouwen en blijkt onder meer uit het tweejaarlijkse Architectuurboek van het VAi. Professor Bernard Colenbrander, inleider en moderator van de namiddag, bevestigt die recente evolutie en duidt ze historisch. Sinds zowat midden 19de eeuw, maar vooral vanaf het modernisme na WO I, stond architectuur grofweg voor ‘expansie’ en ‘progressie’, en monumentenzorg voor ‘behoud’ en ‘zorg’. Deze uiteenlopende ‘genetische codering’ leidde tot maatschappelijke praktijken die sterk verschilden, bijvoorbeeld in de professionele oriëntatie van de beoefenaars: architecten deden aan ‘standaardisatie’ en ‘industrialisatie’, monumentenzorgers aan ‘ambachtelijk maatwerk’ en ‘lokale identiteitsvorming’. Architectuur en monumentenzorg hoorden thuis in andere beleidscircuits en werden op academisch niveau elders en anders onderwezen. De toenadering waarvan de laatste twintig jaar sprake is, houdt verband met de stokkende moderniteit, zeker in West-Europa. De moderniseringsgolf stagneert en beleeft misschien zelfs een soort einde. Ook de opkomst van het duurzaamheidsdenken speelt een rol: de drang naar vernieuwen en vervangen maakt plaats voor de tendens om het bestaande weer te betrekken bij de noden en behoeften van vandaag. Op professioneel vlak wordt herbestemming de belangrijkste opgave, niet langer expansie. Zo komt architectuur dichter bij monumentenzorg. Ook in het beleid smelten de vakgebieden samen en belanden de erfgoed- en architectuurbelangen in één bedding. In het academisch onderwijs zie je in de architectuur de onderzoekscomponent toenemen (zoals bv. contextueel en historisch onderzoek). GEMEENTEHUIS IN VORST Het beschermde en goed bewaarde art-decogemeentehuis in Vorst (jaren 1930) heeft grote raampartijen die bijzonder fijn zijn uitgevoerd en bovendien in goede staat verkeren. Maar de gebruikers vonden het onhoudbaar om in het gebouw te werken. De vraag was: hoe kunnen we de performantie verbeteren en toch de erfgoedkwaliteiten behouden? De erg dure oplossing (dubbele beglazing, nieuwe sluiting...) kwam er dankzij grondig onderzoek en vernieuwende technieken. Dat is niet voor elk erfgoed haalbaar. Gemeentehuis Vorst
De eeuw van de stedelijke expansie ruimt baan voor de era van het Groot Onderhoud. Dat is voor het eerst sinds de 19de eeuw het geval (ook de 18de eeuw was een tijd van groot onderhoud). Een van de gevolgen is de branchevervaging – ‘moderne monumentenzorgers’, ‘ouderwetse architecten’. Een gevaar van onze tijd, niet alleen voor deze sectoren, is dan weer de vermarkting en de kapitalisering van cultuur en erfgoed: het beleid stelt, zeker in Nederland, meer en meer vragen naar objectivering, cijfers, opbrengsten, tellingen, return on investment enz. Men bekommert zich minder en minder om ‘zachte’ maatschappelijke en culturele waarden en zogezegd ‘subjectieve’ redeneringen. Dat is een ernstige bedreiging.
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
3
MERCATOR-ORTELIUSHUIS IN ANTWERPEN Het Mercator-Orteliushuis in Antwerpen is door kleine ingrepen meer flexibel gemaakt, en de interne circulatie en het thermisch comfort zijn verbeterd. Doel is de inschakeling in het Antwerps commercieel centrum. Wat erfgoed en energieperformantie be-treft, is er dankzij de ingrepen verbetering die de herbestemming beter binnen bereik brengt, maar EPB is niet haalbaar.
THEMA 1 TUSSEN DROOM EN DAAD...: ECONOMIE EN ECOLOGIE, KANSEN EN HINDERNISSEN
Charlotte Nys: “Wij werken vaak samen met hedendaagse architecten, en dat is een mooie wisselwerking.”
Mercator Orteliushuis Antwerpen
Het is volgens Charlotte Nys van groot belang eerst de kwaliteiten van het erfgoed goed te leren kennen, net als de biografie van een gebouw: ook lagen die later zijn bijgekomen kunnen belangrijk en tekenend genoeg zijn om te behouden. Daarom moeten historici, kunsthistorici en architecten nauw samenwerken, al vóór de fase van het voorontwerp. Zo overbrug je de disciplinekloof, mocht die er zijn, begrijp je een gebouw beter, kun je het waardevolle onderscheiden en vermijd je fouten, bijvoorbeeld bij het ‘terug restaureren’. Belangrijk is daarbij dat het hele proces niet te lang aansleept: anders dreig je draagvlak te verliezen bij de direct betrokkenen (bestuur, gebruikers, buurtbewoners). Dat draagvlak en de sensibilisering voor erfgoedwaarden zijn essentieel. ‘Neutraal’ en ‘intersubjectief beargumenteerbaar’ onderzoek is het uitgangspunt. Vervolgens kan je het potentieel van een gebouw overwegen en nagaan of het programma, de bedoelingen en de wensen van de bouwheer én de toekomstige bewoners – betrek hen ook bij de reflectie! – compatibel zijn met de erfgoedwaarden. Wat geen rol mag spelen, is stijlvoorkeur: in elke bouwstijl zijn er boeiende, fascinerende aspecten. Kan er een evenwicht gevonden worden tussen bijvoorbeeld eigentijds comfort, brandveiligheid en erfgoedeisen, goed wetend dat iets als EPB (energieprestatie en binnenklimaat) meestal buiten bereik blijft? In die zin zal elk project maatwerk blijven en zijn goede beheersplannen belangrijk. De bescherming van een gebouw verhoogt volgens Charlotte Nys de economische kansen. Bij de erfgoedeisen kan het accent verschillen: leg je het accent op het concept, op het materiële of op beide? Het is ook duidelijk dat het gedachtegoed over wat goed omgaan met erfgoed is, evolueert: waar we nu het patine durven laten zien, was dat tot voor enkele decennia niet het geval. Hoe dan ook: elke interventie moet zichtbaar zijn, al dan niet discreet. ‘Onherstelbaar verbeterd’ is een mooie paradox, die aanzet tot reflectie.
Peter Hellin: “Financiële haalbaarheid, daar begint en eindigt voor ons alles mee.” Financiële haalbaarheid – die is perfect te berekenen aan de hand van lokale marktstudies – is het uitgangspunt voor Group Monument: de herbestemmingsprojecten worden ontwikkeld om te worden vermarkt, en dus is marktconformiteit essentieel. Dat is de basisgedachte bij het zoeken naar oplossingen en het voeren van discussies, die er uiteraard vaak zijn. Ook hier is elk project anders, en gaat het dus om maatwerk. Maar steeds opnieuw gebeuren de nodige berekeningen op basis van
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
4
het beoogde eindresultaat (concreet: de herbestemming). Dat moet je als ontwikkelaar van bij het begin kennen om te kunnen antwoorden op de vraag: ‘hoeveel mag het kosten?’ Een voorbeeld: sociale woningen inbrengen in een voormalig klooster is iets heel anders dan er pakweg een luxehotel in integreren. Wat zijn parameters voor de berekening? De locatie is essentieel: hoe beter de ligging van een pand in functie van het beoogde doel, hoe makkelijker en ‘beter’ het te vermarkten is. Ook de gemeenschap die bij een project is betrokken, speelt een belangrijke rol: het lokale bestuur en de administratie die het moet regelen, de buurtbewoners, lokale architecten… Zij kunnen de ontwikkelaar helpen bij het correct inschatten van een project in al zijn facetten. Bijvoorbeeld ook van het tempo waarin zo’n project kan gaan: dat kan heel erg verschillen – van enkele maanden tot jaren – en hangt af van externe factoren. Opnieuw dus: dit is maatwerk.
IEDER ZIJN HUIS IN EVERE Het niet-beschermde, modernistische en iconische ‘Ieder zijn huis’ (Evere, begin jaren 1960) van de sociaal bewogen architect Willy Van Der Meeren beantwoordt niet meer aan hedendaagse comforteisen (koudebruggen, schimmelvorming, beperkt ther-misch comfort, brandveiligheid...). Bij de ingrijpende renovatie gaat men ervan uit dat het respecteren van het concept (wonen in de hoogte, waardevolle publieke ruimtes, lichtrijk modern wonen, inbreng kleur en kunst...) belangrijk is, meer dan de materialen (o.m. prefabelementen). Dat Van Der Meeren zelf uitging van de tijdelijkheid van architectuur, kan geen pleidooi zijn voor afbraak: onze culturele en maatschappelijke plicht om met dit gebouw ‘iets te doen’ gaat voor, aldus Bernard Colenbrander. Ieder zijn huis, Evere
THEMA 2 TUSSEN HEDEN EN VERLEDEN: EIGENTIJDS ONTWERP MET ZORG VOOR ERFGOED
Philippe Vierin: “Voor ons maakt het eigenlijk niets uit of we met nieuwbouw of met erfgoed bezig zijn: de principes zijn dezelfde.” noAarchitecten ‘bouwen verder’, niet alleen aan oudere gebouwen en erfgoed, maar ook aan de stad. In die slagzin zit de idee van continuïteit, en daar gaat het om. A priori’s zijn er niet: moet een uitbreiding lijken op wat er al staat, of moet er juist een contrastwerking zijn? Beide kunnen, afhankelijk van het project. Zacht of hard? Beide kunnen nodig zijn. In elk geval: het gaat om veel meer dan behoud en dan monumenten. Zo hebben ook veel ‘banale’ bestaande gebouwen kwaliteiten die misschien minder opvallen maar door een hedendaagse aanpak beter kunnen worden. Als het gaat over ‘waarde’, kan ook wat je toevoegt uiteraard ‘waarde’ krijgen, niet alleen wat er al is. ‘Respect’ is een sleutelwoord en is altijd nodig, maar wat betekent het? Het betekent onder meer dat je een gebouw goed leert kennen, door onderzoek, maar ook door intuïtie en buikgevoel. Een gebouw leren lezen, dat is de kwestie: zo leer je ook de ziel ervan kennen. Zo komen we tot hét grote uitgangspunt: wat is de ziel van een gebouw en hoe doe je als architect dingen die daarmee in overeenstemming zijn? In het geval van de ’s Hertogenmolens in Aarschot waren drie aspecten voor noAarchitecten bepalend voor de eigenheid: de ruïneuze toestand, de fragmentatie én de waardigheid van het geheel. In het
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
5
stadhuis van Menen was belangrijk dat een gedeelte ooit als woningen heeft dienstgedaan: daarom is dat deel nu ‘huiselijk aangekleed’. Voor de Hasseltse gevangenis was het gegeven van de omheiningsmuur essentieel.
DE STADHUIZEN VAN LO-RENINGE EN MENEN De transformatie van het beschermde klooster tot stadhuis van LoReninge oogt als een grote schuur. Een glazen gang die de publieke toegang vormt, verbindt de nieuwbouw met het gerestaureerde klooster. Stadhuis, Lo-Reninge, © noAarchitecten, foto F. Dujardin
Het stadhuis van Menen, een beschermd monument, bestaande uit een belforttoren, een 18e-eeuws stadhuis en een 19e-eeuwse uitbreiding met winkels op het gelijkvloers en bijhorende rijwoningen erboven werd in de loop van de jaren gradueel ingenomen door de stadsdiensten. Dit resulteerde in een labyrint van ruimtes, gangen en toegangen zonder logische opbouw. Een intense transformatie met afbraak van een aantal toevoegingen maakte de waardevolle structuur van de gebouwen weer zichtbaar en leidde tot een hedendaags stadhuis, vrij toegankelijk en met een duidelijke organisatie. Op de vraag van de moderator of een architect in zijn professionele en/ of academische bezigheden geen behoefte heeft aan een duidelijker gedefinieerd referentiekader dan begrippen als ‘intuïtie’, ‘respect’, ‘waarde’ of ‘interessant’, die in al hun onbestemdheid een grote handelingsvrijheid geven, is het antwoord van Philippe Vierin dubbel: “Een proces verloopt vaak intuïtief, en dat is nodig. Vaak is intuïtie een snelle weg om de tijd voor te zijn en mag je spreken van ‘de rationaliteit van de intuïtie’. Uiteraard is restaureren en herbestemmen ook in hoge mate technisch, maar dat betekent niet dat intuïtie er geen rol in speelt. En er is altijd keuze: ontwerpen is keuzes maken. Er kunnen dus verkeerde keuzes worden gemaakt.” Bernard Colenbrander stelt ook vast dat oude, ‘ambachtelijk’ gemaakte en zeer tactiele gebouwen door ingrepen van eigentijdse architecten in veel gevallen abstracter worden, regelmatiger ook. Imperfecties en onregelmatigheden worden uitgevlakt, op z’n nieuwbouws. Philippe Vierin: “Voor ons maakt het eigenlijk niets uit of we met nieuwbouw of met erfgoed bezig zijn: de principes zijn dezelfde. Het aangename aan ons werk vind ik onder meer juist dat je met vakmensen werkt, aan de zijde van de uitvoering. En er zijn er veel: ik denk bijvoorbeeld aan de trots van veel schrijnwerkers op hun werk. Van hen steek ik als architect ook veel op voor nieuwe gebouwen, onder meer wat tactiele materialen betreft.” Vanuit de zaal wordt in dit verband de opmerking gemaakt dat in Vlaanderen de culturele traditie van architecten (en ook aannemers) met voeling voor ambachten en contexten niet sterker is dan in Nederland, waardoor de tweedeling architectuur en erfgoed hier altijd al minder scherp was, misschien ook mede door de kleinschaligheid van de ondernemingen.
Stadhuis, Menen, © noAarchitecten
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
6
DE OUDE GEVANGENIS IN HASSELT De Universiteit Hasselt koos voor de oprichting van een Stadscampus, bestaande uit de nieuwe faculteit Rechten, het Rectoraat en een aantal belangrijke administratieve diensten en onderzoeksinstituten voor site van de oude Gevangenis. Als statement voor een Rechtsfaculteit kan dit tellen, als opgave binnen het imago van een open en toegankelijke Universiteit ook.
Els Hofkens: “Er zijn geen dogma’s.” Els Hofkens sluit zich vanuit de Vlaamse administratie aan bij een basisstelling van Philippe Vierin: hedendaagse architectuur in erfgoedzorg betekent dat je een nieuwe laag toevoegt aan een gebouw/omgeving. In die zin is de afbakening tussen de twee vaag: de architectuur van vandaag is het erfgoed van morgen. Het gaat om een continuüm en om interactie met een omgeving-met-geschiedenis: denk aan het voorbeeld van de nieuwe stadshal vlakbij het werelderfgoed dat het Gentse belfort en zijn bufferzone zijn. Die interactie vereist dat alle partijen (niet alleen de ontwerpers) creatief denken en op maat willen/kunnen werken. Belangrijk is daarom dat er van bij begin wordt samengewerkt en samen wordt nagedacht: wat zijn de behoeften van de toekomstige gebruikers en van het gebouw, wat is er aanwezig? Wat zegt de omgeving, de context? Communiceer, luister, probeer elkaar te begrijpen over de jargongrenzen heen... Ook de administratie is graag van bij het begin betrokken. En ja, er is soms spraakverwarring tussen mensen die uit de architectuur komen, erfgoedzorgers, ruimtelijk planners, natuurmensen (terwijl ze het misschien inhoudelijk eens zijn)... Menselijke interacties lopen nu eenmaal soms fout.
Oude Gevangenis, Hasselt, © noAarchitecten, foto: K. Zwarts
De wet- en regelgeving schept een kader en biedt ruimte om in overleg te gaan en afwegingen te maken tussen de diverse behoeften, doelstellingen en verwachtingen. Er is afstemming mogelijk en het wettelijk kader wil creativiteit niet in de kiem smoren, wel integendeel. Dogma’s zijn er niet. Denk aan de EPB, toegankelijkheid enz., waar uitzonderingen en afwijkingen mogelijk zijn. De wetgeving evolueert ook. Denk bijvoorbeeld aan de decreten rond complexe projecten en omgevingsvergunningen die eraan komen. Ook een begrip als ‘waarde’ en het bepalen van die waarde verandert en is het voorwerp van debat. Het is tenslotte de samenleving die waarden – belevingswaarde, contextuele waarde, toekomstwaarde, intrinsieke waarde of ‘authenticiteit’ – ‘toekent’. Steeds vaker komt het begrip ‘erfgoedgemeenschap’ op de proppen als het gaat om het bepalen van de ‘waarde’ van erfgoed. De Europese Kaderconventie van Faro (2005) definieert een erfgoedgemeenschap als “een groep mensen die een bijzondere waarde hechten aan specifieke aspecten van cultureel erfgoed dat ze in het kader van publieke actie wil behouden en doorgeven aan toekomstige generaties”.
De kwestie van de beschermingen In de loop van de middag kwam het begrip ‘bescherming’ geregeld ter sprake. Zo rees de vraag of er niet te veel beschermd wordt. Moeten we niet selectiever gaan beschermen? Dreigen de common sense en het maatschappelijk draagvlak niet af te brokkelen als men in crisistijden kijkt naar andere maatschappelijke noden? Of is het tegendeel het geval, als je kijkt naar de actiegroepen en lokale gemeenschappen die opkomen voor het erfgoed in hun buurt? Krijgt ‘het erfgoed van
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
7
de kleine man’ voldoende aandacht? En biedt herbestemming of uitbreiding met kwalitatieve hedendaagse architectuur niet de beste vorm van bescherming? Ze houden de gebouwen immers in leven en zorgen dat hun voortbestaan niet in vraag wordt gesteld.
’S HERTOGENMOLENS IN AARSCHOT Tegelijk gebouw en brug over de Demer, woning en fabriek, krachtig en breekbaar, op het eerste gezicht vele gebouwen maar eigenlijk een solitair volume. De Hertogenmolens zijn enigmatisch, irriteren, omdat ze nooit beantwoorden aan wat de bezoeker verwacht, en ze fascineren. De restauratieopties werden genomen vanuit het gevoelsmatige eerder dan bepaalde restauratieve concepten of regels te volgen.
‘s Hertogenmolens, Aarschot, © noAarchitecten
Els Hofkens wijst erop dat er de jongste decennia in Vlaanderen systematisch op geografische en thematische basis is geïnventariseerd, en dat daarbij met een ruime blik is gekeken. In de inventaris van het bouwkundig erfgoed (https://inventaris. onroerenderfgoed.be/) zijn relicten opgenomen die als waardevol erfgoed worden beschouwd. Sommige schoolvoorbeelden worden ook wettelijk beschermd als monument of als stads- of dorpsgezicht (https://beschermingen.onroerenderfgoed.be/). De inventaris is voor lokale bestuurders een beleidsinstrument: sommigen gebruiken hem intens, andere minder of niet. Dat is de lokale autonomie die speelt. Het is duidelijk dat, als de overheid overgaat tot bescherming, ze ook in staat moet zijn haar verantwoordelijkheid te nemen. Opnieuw zijn dit keuzes die een overheid en dus een (Vlaamse, lokale) samenleving maakt, bijvoorbeeld ook als het over declasseren gaat van wat ooit als monument is beschermd. Je ziet dat beschermingen tegenwoordig beter worden onderbouwd: de waarden achter het oude ‘’s lands schoonheid’ worden objectiever gedefinieerd en omschreven. Een ontwerper die beschermingen niet erkent, zit niet op de juiste plaats. Wat niet betekent dat je geen discussies kunt voeren. Hypothekeren beschermingen door de bijbehorende restricties de toekomst van een monument of omgeving? De discussie is actueel. Volgens Els Hofkens brengt een bescherming en dus erkenning inderdaad bepaalde verplichtingen met zich mee, maar essentieel is dat erfgoed een rol kan spelen in zijn gemeenschap. Het is niet de bedoeling dat heel Vlaanderen Bokrijk wordt. Laten we het omdraaien: een bescherming appelleert aan de creativiteit van ontwerpers en gebruikers. Er zijn genoeg voorbeelden van mooie oplossingen. Overigens zorgt een bescherming vaak voor prijsstijgingen én voor trots. Een vraag uit de zaal tot slot: hoe doe je dat, nu beslissen wat in de toekomst waardevol gevonden zal worden? Zo waren neostijlen en eclecticisme tot een tijd geleden quantité négligeable en dus afbraakwaardig. Recent gebeurde hetzelfde nog met modernistische stations. Zorgen voor monumenten is kijken in een achteruitkijkspiegel, aldus Bernard Colenbrander. Els Hofkens voegt eraan toe dat de jongste beschermde monumenten dateren uit de jaren 1970-1980. Ouderdom is dus niet echt een criterium, maar je moet natuurlijk wel enigszins kunnen terugkijken en het tijdsperspectief in rekening brengen.
H E D E N DA AG S E A R C H I T E C T U U R E N E R F G O E DZO R G : S C H E I D S R E C H T E R O F S P E L B R E K E R ?
8
UITBREIDING MUSEUM PLANTIN-MORETUS IN ANTWERPEN De uitbreiding van het Museum Plantin Moretus en Prentenkabinet (Unesco Werelderfgoed) met depotruimtes biedt een betere klimatologische omgeving aan het waardevol historisch materiaal, dat momenteel is ondergebracht in diverse kelders en zolders. Het nieuwe volume met onder meer een lees- en studiezaal verbetert de zichtbaarheid van het museum in het straatbeeld.
Ter afronding Bernard Colenbrander besluit dat architectuur en erfgoedzorg niet ‘van nature’ verbonden zijn. Maar je kunt wel een gedeeld domein definiëren waarop de twee spelers zich bewegen zonder hun eigenheid te verliezen. Wellicht zorgen de recente toenadering en het toenemende begrip tussen architectuur en erfgoed bij meer architecten voor een ‘verinnerlijkte aandacht’ voor erfgoed en een andere werkhouding. Dat erfgoed hoeft niet beschermd te zijn: ook ‘banaal’ erfgoed kan door een creatieve benadering en een verstandige transformatie een nieuw leven krijgen.
Uitbreiding Museum Plantin-Moretus, Antwerpen, © noAarchitecten
Er kwamen vandaag twee perspectieven aan bod: vooral de gebruiksoptiek stond centraal. Een goed (her)gebruik voorkomt afbraak. Maar er is ook op gewezen dat toevoegingen een strategie kunnen zijn om erfgoed een toegevoegde waarde te geven: het gaat niet alleen om consolideren, maar ook om verbeteren en vernieuwen. Is dat niet de beste bescherming?
DE SPREKERS Professor Bernard J.F. Colenbrander is sinds 2005 hoogleraar Architectuurgeschiedenis en -theorie aan de Technische Universiteit Eindhoven (afdeling Architectural Urban Design and Engineering) en auteur van tal van publicaties. Voordien was hij projectleider Culturele Planologie bij het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Charlotte Nys, burgerlijk ingenieur-architect, is sinds 2002 actief als vennoot en bestuurder van Origin Architecture & Engineering bv cvba (restauratie, renovatie en herbestemming van erfgoed). Zij is docent aan de VUB en gastprofessor aan de Universiteit Gent. Peter Hellin, historicus, is directeur van de afdeling Projectonwikkeling & Herbestemming van bestaande gebouwen (Monument Real Estate NV) bij Group Monument NV. Els Hofkens, bio-ingenieur in het land- en bosbeheer, is afdelingshoofd Erfgoedbeleid bij het agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid. Philippe Vierin, burgerlijk ingenieur-architect, is medeoprichter van noAarchitecten en gastdocent en professor in Delft (Technische Universiteit Delft) en Doornik (Sint-Lucas).