2
Hedendaagse kunst en
Inhoud
spiritualiteit
Voorwoord
3
I Inleiding
4
II Spiritualiteit
7
III Hedendaagse kunst
16
IV Spiritualiteit met beelden
30
V Uitleiding
35
Literatuurlijst
37
Een verkennende impressie
(Gerrit Terpstra, studie ‘Skiptinktskip’)
Eduard Pijlman Joure, zomer 2005
3 De vogel
I Inleiding
Kwam een vogel gevlogen in de pracht van zijn vlucht, -waar zijn wieken bewogen lag er kleur in de lucht. Kwam een vogel gevlogen en mijn hart boog zich neer: - wat mij zó heeft bewogen, laat het stem krijgen, Heer. Kwam een vogel gevlogen over water en wei: in het licht van mijn ogen Streek hij neder bij mij
4
(Ida Gerhardt, Verzamelde Gedichten; 2001)
Voorwoord Tweemaal zes weken heb ik me mogen bezighouden met het thema “hedendaagse kunst en spiritualiteit” Al heel lang ben ik geboeid door de ontwikkelingen in de moderne kunst. Graag bezoek ik galerieën en musea en lees ik gretig allerlei boeken over stromingen en kunstenaars. Om die belangstelling te kunnen verdiepen heb ik in mijn studieverlof voor bovengenoemd thema gekozen. Blij en dankbaar kijk ik terug op deze periode. In het eerste blok van zes weken heb ik me beziggehouden met de hedendaagse kunst. In litteratuur en in gesprekken ben ik wijzer geworden. In het tweede blok heb ik mijn aandacht gericht op spiritualiteit en de mogelijkheden van verbeelding. In zo’n studieverlof begin je maar ergens. Je hebt geen tijd vooraf om een plan te maken. Ja, er liggen wat boeken op een stapel en je hebt al wat ideeën. Maar dat is het. En dan kom je gaandeweg van het één op het ander en zo werk je je met grote interesse door de stof heen in de tijd die je gegeven is. Aan het eind heb je dan veel gelezen en veel inspiratie opgedaan. Maar dan? Een verslag schrijven. Ineens moet je die hoeveelheid wetenswaardigheden en ervaringen samenvatten in een tekst. Bewust heb ik het verslag ‘een verkennende impressie’ genoemd. Meer is het niet. Het is niet meer dan een verslag van wat ik in die drie waardevolle maanden heb opgestoken. Ik hoop dat ik de lezer daarin mee kan nemen.
Vooral in de protestante spiritualiteit is er weinig tot geen aandacht en ruimte voor verbeelding. De kerken zijn kaal en ingericht op het Woord. De liturgieën zijn sober en in het centrum staat de verkondiging. Vorming en toerusting en catechese zijn over het algemeen gericht op kennisoverdracht. De geloofsbeleving is persoonlijk, een eigen relatie met God. Er zijn geen beelden, geen symbolen, geen rituelen. Het gaat om een persoonlijk geloof in je eigen ‘binnenkamer’, tegenover een boze wereld, ja, nog meer: een boze cultuur, als de bron van alle ellende. We zien gelukkig dat er verandering komt in deze situatie. Dat er op zondagmorgen meer aandacht is voor symbolen en rituelen. Dat er meer ruimte komt voor het persoonlijke in het gezamenlijke. Dat vorming ook iets te maken heeft met de persoon, met zijn of haar beleving en ervaring. Dat in de wereld om ons heen en in de mensen ook goede krachten en machten bezig zijn. De vraag naar spiritualiteit is groot. In de schappen van de boekwinkel neemt het aantal boeken over spiritualiteit zienderogen toe. En als je op internet kijkt onder ‘spiritualiteit’ is het aantal mogelijkheden onvoorstelbaar. In veel van die boeken en op veel van die websites wordt aandacht besteed aan de verbeelding in de spiritualiteit, met symbolen en metaforen, met verhalen en ervaringen, met kleuren en schilderijen. In de hedendaagse kunst, die haar startpunt vindt aan het einde van de 19e eeuw, staat meer en meer de persoonlijke verbeelding van de kunstenaar centraal. De eigen weg die de kunstenaar gaat en de ervaring die de kunstenaar heeft, worden in beeld gebracht. Het stijlprincipe of de gelijkenis of de schoonheid staat niet altijd meer voorop, maar het gevoel en de waarachtigheid. En in die
5 belevingskant komen ook religieuze en spirituele onderwerpen aan de orde. Je zou kunnen zeggen dat de kerk het contact met de cultuur, in het bijzonder de beeldende kunst, is kwijtgeraakt. Juist omdat in de beeldende kunst gekozen wordt voor verdiepende en spirituele onderwerpen, en omdat de verbeelding in de spiritualiteit zo’n belangrijke rol kan hebben, kunnen we misschien gebruik maken van schilderijen en beelden om in kerk en geloof ons eigen bewustzijn en onze spiritualiteit te verdiepen. Dat is dan ook het onderwerp voor deze studie. Allereerst verdiepen we ons in spiritualiteit. Hoe zouden we spiritualiteit kunnen omschrijven? Hoe kunnen we spiritualiteit plaatsen in de huidige tijd? Vervolgens schetsen we ontwikkelingen in de hedendaagse kunst. We proberen een aantal hoofdstromen te beschrijven in hun relatie tot spiritualiteit. Tenslotte proberen we aan te geven of en hoe in kerk en geloof de beeldende kunst een plaats zou kunnen krijgen ter verdieping van de spiritualiteit. Richard Rosenblum, Manscape, 1984/1985)
6 Op de vorige pagiga zien we een beeld van de Amerikaanse kunstenaar Richard Rosenblum. Het beeld heet “Manscape”. De associatie ligt voor de hand: zoals er ‘landschap’ is zo is er ook ‘mensschap’. We zien een mensvorm met de bast van een oeroude boom, als een landschap. Je zou kunnen zeggen dat in al die butsen en kuilen en schubben en sprieten het leven van een mens verbeeld wordt. Al zijn ervaringen, al zijn gedachten, al zijn zorgen en al zijn verlangens die eigenlijk in hem zitten worden met dit beeld als buitenkant gebracht.
7
8
II Spiritualiteit Inleiding Wat is spiritualiteit? Spiritualiteit is om te beginnen een oud begrip. Het verwijst naar het geestelijk leven. Vooral in de Rooms-Katholieke Kerk werd het woord spiritualiteit gebruikt om vroomheid en geloofsbeleving aan te duiden. In het protestantse milieu werd het woord spiritualiteit nauwelijks gebruikt. Daar stonden Woord en leer centraal. Voor beide geloofstradities gold dat spiritualiteit samen viel met kerkelijk en godsdienstig geloof. Als we vandaag de dag vanuit het pastoraat de gemeente ingaan dan zien we een grote verscheidenheid aan godsbeelden, geloofsbeleving en spiritualiteit. Bij het ene bezoek word je geconfronteerd met een reformatorisch geloofsleven, in het volgende bezoek kom je in gesprek met iemand die het goddelijke in zichzelf zoekt. Tussen deze twee uitersten voltrekt zich het geloofsleven in onze gemeente. Er is dus sprake van pluriformiteit in spiritualiteit. Ja, en soms ook pluraliteit, omdat de uiteenlopende geloofsbelevingen elkaar niet meer verstaan, of heel moeilijk verstaanbaar te maken zijn. Dick Tieleman constateert dat er vandaag de dag sprake is van een geloofscrisis. (in zijn boek ‘Geloofscrisis als gezichtsbedrog’) (Rene Magritte, Het verraad van de beelden, 1928/1929) Op de volgende pagina zien we een werk van de surrealistische schilder Rene Magritte. De tekst is veelzeggend: Ceci nést pas une pipe. Als wij het zien zeggen we meteen: dat is wel een pijp. Nee, het is geen pijp, het is een doek met verf. Dat is alles wat we er over kunnen zeggen Maar wat we er meer van maken is wat we er zelf inleggen. Het is eigenlijk nep, het is niet zoals we willen geloven. Het is schijn. We leggen er zelf een betekenis in.
Post-modernisme We leven in een tijd die wel postmodernisme wordt genoemd. In het modernisme van vooral de eerste helft van de twintigste eeuw hadden grote ideologieën en grote verhalen het voortouw in de maatschappelijke ontwikkelingen. Dat is op een grote desillusie uitgelopen. Zowel het communisme als het liberalisme, en ook het christendom, hebben destructieve gevolgen gehad. In het modernisme was er een onvoorwaardelijk vertrouwen in rationaliteit en de mogelijkheden daarvan voor de sociaaleconomische ontwikkelingen. Als wetenschap en techniek het voor het zeggen krijgen en ongebreideld hun weg gaan blijken de gevolgen desastreus. In deze tijd van het postmodernisme zijn er geen ideologieën en grote verhalen meer. De mensen vertrouwen alleen nog maar op hun eigen gevoelens en inzichten. Er is geen maakbare samenleving, alle wetenschap en techniek ten spijt En alles wat daarover gezegd wordt, is illusie en moet worden ontmaskerd. Ceci n’est pas une pipe. Het postmodernisme ontmaskert de schone schijn. De pluriformiteit (en pluraliteit) heeft alles te maken met het tijdsgewricht waarin we leven. Het persoonlijke gevoel, de persoonlijke ervaring en intuïtie, de individualisering, ook in het geloofsleven, neemt zienderogen toe.
9 In het postmodernisme raken de betekenissen die we in het modernisme als gemeenschappelijke betekenissen hebben ervaren uit beeld. Ook de spiritualiteit wordt persoonlijk ervaren. Het eigen ‘goede gevoel’ lijkt het criterium voor geloofservaring te worden.Daarom ligt een keuze voor een ruime omschrijving van het begrip spiritualiteit voor de hand.
Wat is spiritualiteit? In de inleiding merkten we al op dat er grote belangstelling is voor spiritualiteit. Er is een verlangen naar een te ervaren levenszin. Mensen zoeken naar meer en anders of nieuw. Niet als een afwijzing van de rationaliteit op zich, het staat niet tegenover rationaliteit, maar is als een meerwaarde, omdat rationaliteit begrensd is. Als een kracht (het kan ook een gedachtegoed zijn) die wijst en verwijst, die verdiept en opgraaft, die bewust maakt en op weg helpt. Een kracht die het leven in een ander, in een nieuw daglicht stelt en er een dynamiek aan geeft. Dat is nog erg algemeen, zeker vanuit het christelijk geloof. Maar tegelijkertijd moeten we constateren dat daar waar mensen die levenszin ervaren, dat er dan, hoe je het ook wendt of keert, sprake is van spiritualiteit. In zijn boek “Geloofscrisis als gezichtsbedrog” geeft Dick Tieleman een aantal algemene omschrijvingen van spiritualiteit. Allereerst noemt hij Firet. Firet typeert spiritualiteit als …”een persoonlijke en/of gemeenschappelijke fundamentele, min of meer continue levensoriëntatie van religieuze aard”. Vervolgens noemt Tieleman Aalders. Aalders verstaat spiritualiteit als “een aanduiding voor de beoefening van innerlijk en geestelijk leven” en werkt dat als volgt uit : “Overal waar de mens met bewuste bedoelingen en op min of meer methodische wijze bezig is zijn leven te beantwoorden aan een transcendente zingeving, is er sprake van spiritualiteit”.
10 De kritiek van Tieleman is dat deze en andere omschrijvingen zich vooral richten op verdieping en legitimatie van bestaande vormen van kerkelijke godsdienstigheid en geloof. Hij stelt: maar er is toch een geloofscrisis? Deze omschrijvingen doen daar geen recht aan. In een ander boek, “Leven met verbeelding”, pleit Tieleman voor een breed begrijpen van spiritualiteit in onze postmoderne cultuur. Kort door de bocht komt zijn zienswijze op het volgende neer. Het gaat in de volle breedte van spiritualiteit volgens hem om humaniteit. Daarop is alle kritiek op de rationaliteit en al het verlangen ‘naar levenszin’ terug te brengen. Tieleman probeert aansluiting te zoeken bij hedendaagse zinvragen. Met humaniteit wil hij de leegte of de open ruimte, het onzegbare, dat wat over de grens van de rationaliteit heen reikt , dat wat mensen zoeken, onder woorden brengen, zonder meteen te verwijzen naar een god en een bovennatuur. Om aan die humaniteit inhoud te geven is volgens hem een heroriëntatie van woorden en beelden noodzakelijk. De kracht van zijn betoog is dat hij ons zicht geeft op en ruimte maakt voor wat buiten de kerkmuren aan spiritualiteit gezocht en beleefd wordt, en dat er veel raakpunten kunnen zijn. Daarmee schept hij ruimte voor een verscheidenheid aan ervaringen en belevingen. Toch delen we ook de kritiek van Kick Bras ( in ‘Werken met spiritualiteit’) op deze benadering. Hij stelt de vraag: “vervluchtigt spiritualiteit in zijn visie niet te zeer tot een modus van toegewijde humanitaire levenshouding, waar elk echt transcendent Tegenover aan ontbreekt?” Spiritualiteit lijkt bij Tielemans te verliezen aan profiel, het vervlakt, alles valt er onder, zo stelt Bras.
De roepende In de inleiding van zijn boek “De stem van de roepende” omschrijft Dingemans God als Geest. Als een actieve kracht die mensen oproept en uitnodigt tot handelen. “Er is slechts één
11 goddelijke Geest werkzaam in onze wereld, maar er is een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen van die Geest” (pag.2), zo schrijft hij. We volgen zijn zienswijze in een aantal citaten van hem: “Kenmerkend voor de God van de bijbel is, dat hij niet samenvalt met de loop van de natuur of de gebeurtenissen in de geschiedenis, maar dat hij mensen zijn belofte en zijn geboden voorhoudt. God is voortdurend op weg naar iets anders: het land der beloften of het herstel van de oorspronkelijke scheppingsintenties.” “De Geest staat voortdurend op gespannen voet met de eigenmachtigheid van de menselijke geest en van de cultuur. Er is een voortdurende strijd van de Geest met de zondige machten van ongerechtigheid, zelfgenoegzaamheid, opstandigheid en vernietigingsdrang, die in ieder mens en in iedere cultuur wonen. De Geest is kritisch. Hij grijpt mensen en structuren aan. Hij probeert ze te veranderen, te bevrijden en te vernieuwen (….. ) Mensen moeten een beetje inzicht in zichzelf krijgen. Mensen moeten ontdooien, zodat er iets kan doorbreken van Gods vredesrijk” “De Geest werkt als een gistend gist en een zoutend zout in mensen en culturen.” Tot zover de citaten van Dingemans. De Geest wil ons in een nieuwe harmonie brengen met elkaar en met de schepping. En daarbij gaat het niet om het exclusieve eigen heil, maar om het heil met en voor anderen. Tieleman omschrijft spiritualiteit in de volle breedte van spiritualiteit en geloofsbeleving in onze tijd. Dingemans komt vanuit de traditie tot een omschrijving van de werking van de Geest. Beiden komen ze uit op humaniteit. Het gevaar van de benadering van Tieleman blijft dat de bron van spiritualiteit open blijft en de werking dus vaag blijft. Je kunt in zijn benadering alles onder spiritualiteit vangen. “Nee”, zal hij zeggen, “dat is niet waar: om humaniteit concentreert het zich.” Toch hoort de onderkenning van de werking erbij, als iets wat je
12 herkent, wat je kunt plaatsen, waar je ook naar op zoek bent. En daar gaat Dingemans op kritische wijze op in. De roepende, het Tegenover, de Ander ziet Dingemans als een breed appèl dat op talloze manieren, bij talloze gelegenheden op mensen wordt gedaan. “Op elk mens wordt voortdurend en op velerlei wijze een beroep gedaan door de omgeving. En menszijn bestaat uit het reageren en antwoorden op roepstemmen. Ook de Geest van God maakt gebruik van ‘roeping’ om mensen te bevrijden, te inspireren en in beweging te krijgen.” (pag 557-561) Misschien herkennen we deze wijze van benadering van spiritualiteit ook in onze eredienst: in Woord en Antwoord, in uitleg in de betekenis van in gesprek zijn met het Woord. Deze zienswijze van Dingemans sluit denken we aan bij de omschrijving die Bras geeft van spiritualiteit: “Het proces van herscheppen, van omvormen, in zijn dialogische structuur tussen God (Geest, e.p.) en mens noemen wij spiritualiteit.”(pag 17)
Verbeelding Een aspect van spiritualiteit is de verbeelding. Beelden roepen herkenning op. Beelden dragen gedachten die soms onzegbaar zijn. Beelden kun je zien, kun je horen en kun je voelen. Sommige mensen worden vooral geraakt door muziek, andere meer door taal, door poëzie. En natuurlijk hoort in dit rijtje ook de beeldende kunst. Wat is verbeelding? Het is meer dan een kopie van de werkelijkheid, in feiten of in foto’s. Het gaat om wat het beeld oproept. Het innerlijke, het gevoelsmatige. De betekenis die wordt gehecht aan het beeld. Door de ervaring van het beeld ervaar ik ook mijzelf. Ik interpreteer het beeld naar mezelf toe, in mijn persoonlijke ervaringsgeschiedenis. De wijze waarop je het beeld verstaat is in de eerste plaats strikt persoonlijk. Hans Andreus heeft eens een gedicht geschreven over bomen, over wat ze hem doen.
13 Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos. Hun toppen zingen, Hun stammen zwijgen hoorbaar Hun wortels houden van de aarde. Bij een boom staande moet ik wel ademen als een boom. Naar een boom ziende zie ik hemel en aarde in elkanders armen. Want een boom een boom is als een bruiloft. Je kunt zeggen: een boom is een boom en je kunt afstandelijk de boom omschrijven: de bladeren, te takken, de stam en de wortels. In dit gedicht ervaart de dichter de boom. En de boom krijgt voor hem menselijke eigenschappen, van het blad tot en met de wortel: hij praat en zingt en zwijgt en heeft lief. En op zijn beurt verandert ook de mens die de boom ziet, hij ademt als een boom en ziet de wereld anders.
Opnieuw verbeelding In de bijbel treffen we ook woorden aan die verbeeldend zijn: woestijn, water, adem, vuur. Woorden die aan de ene kant objectief vast te stellen zijn maar waar aan de andere kant een wereld achter zit. In het boek ‘De dans kan niet sterven’ onderzoekt Marcel Barnard de fenomenologische methode van Van der Leeuw. In de fenomenologie wil men de fenomenen niet verklaren, maar verstaan of begrijpen. Fenomenen kun je alleen maar in hun samenhang begrijpen. Het gedicht van Andreus kun je alleen
14 maar begrijpen in zijn geheel. En niet in de losse onderdelen. De pijp van Margritte is geen pijp als je hem wilt begrijpen. Misschien hoort er iets bij, een man die er aan lurkt. Of doet het je denken aan een oom die altijd pijp rookte. Daarom moet je het fenomeen ook mee kunnen beleven. Cultuur wordt wel begrepen als een ‘symbolische orde’, als een ‘geordend systeem van betekenissen en symbolen‘. De fenomenen worden ingeschakeld in het leven, krijgen daarin een plaats, een betekenis. Van der Leeuw stelt daarom dat het begrijpen en beleven ‘zingevend’ is. Tenslotte noemt Van der Leeuw het spreken over fenomenen. Omdat ik het begrijp, omdat ik het kan plaatsen, omdat het betekenis heeft voor mij, kan ik er over spreken met anderen.
De hermeneutische benadering Er is ook nog een benadering die parallel lijkt te lopen met de fenomenologische. Bart Thijs wijst in zijn boekje ‘Geloven voorbij de beeldenstorm’ op de inhoudelijke zeggingskracht van de verbeelding, in relatie tot religieuze ervaring en geloof, de hermeneutische benadering. In het verleden werd in een verbeelding gezocht naar de ultieme schoonheid, als representatie van het goddelijke. Er kan ook gekeken, gelezen of geluisterd worden naar het symbolische, het expressieve. En een verbeelding “blijkt niet alleen een formeel spel van vorm, klank en kleur, maar kan nu herkend worden als een expressieve wereld, een universum met heel pregnante uitdrukkingskracht, als drager van een diepere werkelijkheid”. (pag 12) Het esthetische wordt als het ware ‘overruled’ door het existentiële , “waarbij de beschouwer zich laat aanspreken in de zin van zijn bestaan” (pag 12). De verbeelding “wordt herkend, toegeëigend en doorleefd”. Ook hier wordt de omgang met de verbeelding als een dialoog getypeerd. “Pas in een echte ontmoeting, waarin ik mijzelf, de zin van mijn leven op het spel zet en open ga voor de ander, kan het verhaal van de verbeelding ter sprake komen.”
15
16 III Hedendaagse kunst
Pas op de plaats Inleiding Waar zijn we? In de volle breedte beweegt spiritualiteit zich om zingeving, in de ervaring dat we in een groter zingevend verband staan. Tieleman centreert spiritualiteit rond humaniteit, daar verlangen mensen naar, daar is spiritualiteit op gericht. In zijn boek “De stem van de roepende” wijst Dingemans op de werking van als Geest, als een roepende om humaniteit, van verinnerlijking van zin en toekomst, die om antwoord vraagt. Verbeelding is onlosmakelijk verbonden met spiritualiteit: onder andere in beelden, verhalen, mythen, symbolen, metaforen. Beelden of fenomenen (Van der Leeuw) kunnen ook begrepen en ervaren worden in hun samenhang, en in hun relatie tot de ervaring, en krijgen daarmee een plaats, een betekenis. En de verbeelding kan een expressieve kracht (Thijs) worden en zo in het bestaan, in de zingeving van betekenis worden. De verbeelding daagt op die manier ook uit tot een antwoord, tot vernieuwing, tot zingeving, en is zo spiritueel.
We spreken vaak nog in termen van ‘moderne kunst’, maar gaandeweg blijkt de typering ‘hedendaagse kunst’ meer adequaat. Vooral omdat ‘modern’ en ‘postmodern’ in het taalgebruik gemeengoed geworden zijn om de ontwikkelingen in de samenleving onder woorden te brengen. Hierboven stonden we daar al bij stil. Hieronder schets ik globaal de ontwikkeling van de hedendaagse kunst.
Enkele grote maatschappelijke veranderingen In de negentiende eeuw veranderde de samenleving dramatisch. Met name de industrialisering heeft grote invloed gehad op de veranderingen. Verandering van leefklimaat, veranderingen in de verhoudingen, de verstedelijking en infrastructuur, veranderingen in leven en samenleven. Er ontstond een massacultuur. Aan de ene kant was er een groot geloof dat er een maakbare samenleving zou zijn, dat iedereen het met de technologische mogelijkheden goed zou krijgen. Het zogenaamde vooruitgangsgeloof. Aan de andere kant was er strijd, groeiden de tegenstellingen, en was er volop armoede. Dat geloof in de maakbare samenleving, de vanzelfsprekende gedachte dat iedereen daaraan mee zou kunnen doen, werd steeds meer ter discussie gesteld. Er was zelfs angst voor de moderne tijd, vooral door de tegenstellingen en de strijd die deze met zich meebracht. Voor de ongebreidelde verstedelijking met alle sociale problemen, voor de tegenstellingen tussen oude kaders en nieuwe kaders, voor de tegenstellingen in de nieuwe verhoudingen, voor de tegenstellingen tussen volken. Misschien kwamen die tegenstellingen en die strijd wel tot een explosie in de eerste wereldoorlog.
17 Ontstaansgeschiedenis De hedendaagse kunst is in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan. Tot dan toe werden in de beeldende kunst vooral gewerkt aan een getrouwe weergave van wat men wilde uitbeelden. En werd er gewerkt volgens heersende stijlprincipes. De laatste stromingen voordat de hedendaagse kunst terrein won waren: de romantiek en het neo-classicisme. In de romantiek werden geromantiseerde beelden van werkelijkheid gemaakt, symbolisch en sfeervol. In het neo-classisme werd teruggegrepen op de grieks/romeinse stijl. Beide stromingen gaven geen beeld van de werkelijkheid die in die periode ontstond, hadden geen relatie met wat er werkelijk in de samenleving gebeurde, en waren vervreemdend en elitair. In het overgangsgebied naar de hedendaagse kunst kunnen we het impressionisme plaatsen. Het is het einde van het oude en het begin van het nieuwe. In het impressionisme laat de kunstenaar vooral zien welke indruk het beeld op hem of haar maakt. De impressie is zintuiglijk gericht, het is een spel met kleur, vorm en sfeer. Nog wel sterk gericht op schoonheid. Van Gogh is weer vanuit impressionisme een overgangsfiguur naar de echte hedendaagse kunst. Niet de schoonheid stond voor hem voorop, al is het schitterend, maar zijn indruk, hoe hij het zag. Dus al minder hoe het echt was, geen gelijkenis, maar hoe hij als kunstenaar, als mens zijn wereld ervaart. Dat legt hij in zijn werk. En daarmee hebben we al twee kenmerken voor de hedendaagse kunst. Allereerst gaat het niet meer om een exacte gelijkenis, en niet om de schoonheid of de harmonie. En ten tweede staat de persoon van de kunstenaar voorop. Zijn weg en waarheid, zijn stijl, zijn wereld komt terug in zijn werk. De kunstenaar werd zelfstandig, beweegt zich in een vrije ruimte. Hedendaagse kunst is niet meer een antwoord op een vraag, een plaatje bij een verhaal, is niet meer in opdracht van…, is niet meer werkelijkheidsgetrouw, maar laat iets zien van hoe de kunstenaar
18 de werkelijkheid beleeft, van binnenuit. Niet de feiten worden gezocht, maar de betekenissen in of achter de feiten. Het is kunst die veel meer van de toeschouwer vraagt. Het kan uitdagen, bemoedigen, aanspreken en raken, het kan je op het een andere gedachte brengen. Maar het kan ook afstoten of helemaal niets zeggen. Je kunt als het ware in gesprek raken met werk, maar het kan ook stil blijven tussen het werk en de toeschouwer. Daarom is hedendaagse kunst ook minder vanzelfsprekend toegankelijk. James Ensor is een schilder die in de overgang naar de hedendaagse kunst een belangrijke rol heeft gespeeld. Hij was een Belgische schilder die aan eind van de 19e eeuw zijn belangrijkste werk heeft gemaakt. (James Ensor, de binnenkomst van Christus in Brussel, 1889)
Hier zien we het schilderij “De binnenkomst van Christus in Brussel”. Hier staat niet de schoonheid voorop, maar de betekenis die de kunstenaar er in het schilderij wil leggen. Een kritisch en vervreemdend schilderij. Het sluit aan op de kunst van die tijd waarin de verhalen van
19 Jezus verbeeld werden in het Vlaamse landschap. Jezus was in de Kempen geboren. Hier komt Jezus binnen in Brussel. Het culturele landschap in België werd in die tijd nogal nadrukkelijk bepaald door de Rooms-Katholieke Kerk. Het ‘alziend oog’ van God werd nadrukkelijk met de paplepel ingegoten en het triomfalisme vierde hoogtij. De maatschappelijke tegenstellingen werden toegedekt. En daar komt Jezus binnen, feestelijk aangekleed, maar de mensen hebben maskers op………
Drie grote stromingen We moeten ons eens voorstellen hoe rond de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw gereageerd moet zijn op de uitbundige vernieuwing in de kunst. Natuurlijk was er een groep mensen die de vernieuwing meemaakte en toejuichte. Maar voor de meeste mensen was het een losgeslagen boel. Het ging alle kanten op. Alle vertrouwde beelden werden aan stukken gescheurd. Het was kinderlijk of primitief. Waar was de schoonheid gebleven? Maar ook nu nog wordt op die manier gereageerd. Als je in een museum voor hedendaagse kunst loopt dan zie je het hemelsbrede verschil met een museum als het Rijksmuseum. Als je gewend bent om naar schilderijen te kijken met zeeslagen of stillevens of landschappen, dan schrik je wel als je in een ander museum zo’n schilderij ziet als van James Ensor, of een lap stof met wat streken, of een merkwaardige mechanische constructie. De hedendaagse kunst is alle kanten opgegaan. Dat maakt het natuurlijk moeilijk om daarin enige lijn te zien. Toch wordt in de literatuur een indeling gebruikt die terug te brengen is op drie grote stromingen. Natuurlijk zijn er veel kunstenaars of kunstwerken die niet exact in te delen zijn. De drie stromingen zijn: 1. Het expressionisme; de emotie, het innerlijke gevoel van de kunstenaar jegens zichzelf en de wereld om hem heen komt hierin tot uitdrukking, de kunstenaar vergroot als het ware uit wat hem of haar geraakt heeft
20 2. De formeel-abstracte kunst; hierin wijdt de kunstenaar zich aan de formele structuur, de schilderijen hebben een eigen orde, die niet lijkt te horen tot wat we dagelijks zien. De kunstenaars zijn op zoek naar structuren, lijnen of vormen, en (combinaties van) kleuren wat soms leidt tot een nieuw harmonisch geheel. 3. De creatieve fantasie; de kunstenaar is vrij, ook vrij van het doek, vrij in de ruimte. Er zijn geen beperkingen en alles is bruikbaar. Daar wordt door de kunstenaar mee gespeeld, dat levert nieuwe gezichtspunten op. Ik wil deze stromingen hieronder in vogelvlucht langslopen.
Het expressionisme De onlangs overleden schilder Constant heeft eens gezegd: “Een schilderij is niet een bouwsel van kleuren en lijnen, maar een dier, een macht, een schreeuw, een mens of dat alles samen” In ieder geval overheerst in het expressionisme het gevoel van de kunstenaar zelf. Wat hem of haar beweegt, wat hem of haar opvalt, welke betekenis hij of zij naar voren wil laten komen. De expressie staat dus voorop. Daardoor zijn de kunstwerken, als je vanuit stijlprincipes kijkt, als je het verfijnd wilt beschouwen, slordig, soms onaf. Maar het beeld staat ten dienst van de betekenis, van de emotie. Niet het exacte perspectief wordt nagestreefd, maar de elementen moeten eruit springen. Niet de kleur die je in werkelijkheid ziet wordt geschilderd, maar daar wordt kleur gegeven waar iets eruit moet knallen of juist ingetogen naar voren moet komen Natuurlijk zijn de thema’s van de expressionistische schilders zeer gevarieerd. Ook hier worden veel landschappen geschilderd. Ja, juist soms, omdat men hield van het land, een soort oergevoel had bij het land, bij de natuur. Veel expressionisten waren emotioneel romantisch van aard. Het dagelijks leven, vooral aan de onderkant van de samenleving is eveneens een vaak
21
22
terugkerend thema, thema’s uit de sociale strijd. Ook veel religieuze onderwerpen komen voor het voetlicht.
verschrikkelijke armoede, vrolijk feestende mensen tegenover het verdriet van oorlogsinvaliden en weduwen.
De belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme komen uit Duitsland, in het begin van de vorige eeuw. Maar ook in Nederland kennen we expressionistische groepen, met name De Ploeg en De Bergense School. In Friesland heeft vooral Gerrit Benner naam gekregen en minder bekend is de schildersgroep Yn ‘e line.
(Georg Grosz, Ach, knallige Welt, du seliges Abnomitätenkabinett, 1916)
Vanuit deze grote lijn van het expressionisme zijn ook door schilders zijpaden bewandeld. Zoals, m.n. in het Berlijn van de jaren twintig van de vorige eeuw, de Neue Sachlichkeit. Scherp en precies geschilderde portretten van verveelde mensen, die ondanks dat ze alles kunnen krijgen geen hoogte- of dieptepunten meer kunnen ervaren. Bedoeld als een protest tegen het lege bestaan van zoveel mensen in die tijd. Veel belangstelling was er ook voor het innerlijk van de mens. Het onbewuste, de weg naar binnen. Vooral onder invloed van Freud. Het bekende schilderij van Edvard Munch “De schreeuw” is daar een voorbeeld van. Gebieden in de menselijke geest waar het bewustzijn geen weet van heeft, en waar je maar moeilijk greep op krijgt, die als oerkrachten en machten het leven mee bepalen. Daaruit is het magisch realisme en het surrealisme ontstaan. Beelden die als het ware zweven en een eigen leven leiden. Soms ook als een schaduwkant van het heersende fatsoen, van het geprezen ordelijk bestaan, wat vooral niet in het licht gezet mocht worden. Maar zo nadrukkelijk in de twee wereldoorlogen naar boven is gekomen. Een van de bekende expressionistische kunstenaars is Georg Grosz. Op de volgende pagina zien we een aquarel van hem. Hij tekende en schilderde zijn belangrijkste werk tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Zijn werk illustreert de grote desillusie van die tijd. De leegte, de verveeldheid. In bijna karikaturen werd de teleurstelling in de samenleving in beeld gebracht. De absurde rijkdom naast de
De formeel-abstracte kunst In de abstracte kunst is het in beeld brengen van de werkelijkheid van alledag helemaal losgelaten. De vorm staat centraal, het is een spel van lijnen en kleuren. Geen enkel perspectief, of het zou moeten zijn als een effect bij de vorm, als diepte, als laag. De abstracte kunst is onder andere uit het expressionisme ontstaan. We kennen wel de gang die de bloeiende appelboom maakt bij Mondriaan: van een appelboom naar een abstractie van
23 lijnen. In het kubisme wordt het beeld van de werkelijkheid teruggebracht tot een spel van vormen. De vormen, de structuren, de lijnen, de kleuren, ze gaan als het ware een eigen leven leiden. Ze worden getild uit het alledaagse, uit de context en krijgen daarmee een soort eeuwigheidswaarde, als iets van alle dagen en overal, universeel. Het beeld wordt zuiver gemaakt, de schoonheid ervan wordt voor het voetlicht gebracht. De schoonheid van de vormen en lijnen en kleuren staat op zich zelf. Ook hier hebben de ontwikkelingen in de wetenschap een rol gespeeld. De wereld is meer dan we zien, dan we kunnen meten en onderzoeken. De wereld wordt opgetild uit die voorstelling van zaken. Er is niet zoiets als een meetbaar begin, en er is ook niet een eindig einde. In het meer dan hier en nu, wordt gezocht naar de grootsheid, de oneindigheid en de onvergankelijheid, door het schilderen van monotone kleurvlakken of lijnen die doorlopen. Of vlakjes die als scherven door de ruimte zweven. Zo worden nieuwe dimensies gezocht. In haar boek ‘Aardschok, bliksemflits’ schrijft Wil Uitgeest: “Meer en meer wordt de orde die in deze vormenwereld heerst vervangen door een wereld die men het beste kan omschrijven met termen die aan de muziek zijn ontleend: een wereld van maat, ritme, harmonie, een evenwicht van contrasten, zuiverheid van vorm en kleurtonen enzovoort. De vormenwereld lost zich op in een lijnen- en vlakkenspel (….), de vaste begrenzing van de vorm wordt doorbroken, het lijnen- en vlakkenspel is zo geschilderd dat het zich buiten het doek lijkt voort te zetten of langzaam ‘uitklinkt’ in het wit”. Een ander element is de beweging. Natuurlijk zit er in figuratieve kunst ook beweging. Bijvoorbeeld een schilderij met lopende mensen op straat. Maar als je nog eens naar zo’n schilderij kijkt lopen die mensen nog steeds op precies de dezelfde plaats, ze zijn geen meter opgeschoten.
24 Het gaat in de abstracte kunst om een andere beweging. Er is geen stabiel uitgangspunt als je kijkt, steeds weer ontdek je nieuwe vormen en nieuwe lijnen, niets staat netjes op zijn plaats, steeds ontdek je een nieuw beeld, nieuwe verhoudingen, en zo ontstaat beweging. En zo ontstaat ook ruimte voor de toeschouwer om er ook mee te spelen. Het beeld van figuratieve kunst ligt vast: het is dit of dat en het staat er. In de formeelabstracte kunst wordt dat nou juist losgelaten en wordt een wereld getoond van vormen en lijnen, van composities en ritmes en harmoniën. De vergelijking met de muziek dringt zich op. Als je naar muziek luistert dan heb je vaak geen beelden, dan laat je dat nou juist los, je gaat er in op, in de wereld van de klanken. Je verliest ook het gevoel voor tijd. Je zou kunnen zeggen dat de schilders in de formeel-abstracte kunst opzoek zijn naar diezelfde ervaring, en gevoelens van schoonheid willen oproepen in de spanning van tijd en eeuwigheid, van vergankelijkheid en onvergankelijkheid. De overgang naar de abstracte kunst ligt ook in het abstract expressionisme. Wie kent de schilderijen van Karel Appel niet, waarin hij intensief en vol passie de verf op doek aanbrengt, ja, soms smijt. Maar hier speelt toch veel meer de emotie, het innerlijk een beslissende rol. En daarom heet het ook abstract expressionisme. In tegenstelling tot Georg Grosz (lees het het stukje bij het vorige schilderij) die vooral gedesillusioneerd was, was Kasimir Malewitjs een beeldenstormer. Vol van idealisme schilderde hij. Techniek en functionaliteit beheerste het denken. Het streven was het bereiken van het absolute en oneindige. Alles is in het beeld met elkaar verbonden, onafhankelijk in een geheel. Alle vormen en kleuren. Het zweeft allemaal in een eindeloze ruimte.
25
(Kasimir Malevitsj, Suprematische compositie, 1915)
26 Het is min of meer begonnen met DADA. ‘Dada’ is een baby geluid, ja-ja betekent het ook. Na de Eerste Wereldoorlog was er voor een aantal kunstenaars eigenlijk niets meer te schilderen. De ontzetting over de krankzinnig geworden wereld was te groot. Al dat zogenaamde fatsoen, al die hokjes, al de deugden, al die beeldende schoonheid. Het had niets opgeleverd, een oorlog met miljoenen doden. Laten we maar weer beginnen met babytaal. Met Dada is het begonnen, en het is alle kanten opgegaan. Het is vaak vooral bewustmakend of provocatief. Het wil iets in beweging zetten, uitdagen tot reactie. Niet volgen, niet weergeven van de werkelijkheid, maar een eigen weg gaan. Je kunt het vergelijken met de rol van een nar, die je ineens op een ander been kan zetten. Marcel Duchamp laat voorwerpen uit het dagelijks leven zien, of bewerkt ze zo dat ze een andere functie krijgen. Zo kunnen kinderen toch ook met alledaagse materialen een hele wereld opbouwen? In de pop-art worden voorwerpen uit de massacultuur getoond. Bijvoorbeeld een heleboel blikken van hetzelfde product naast elkaar. Als kritiek op de massacultuur, of het naar voren halen van de schoonheid ervan? Het is onpersoonlijk, het is om weg te gooien. Maar in de massacultuur zijn die voorwerpen wel de idolen, de nieuwe goden, waarvan we afhankelijk zijn en die we aanbidden. De herhaling speelt hierin vanzelf een wezenlijke rol.
De creatieve fantasie In de creatieve fantasie worden allen patronen doorbroken. Er is geen vast patroon, er is ruimte. De ruimte is niet meer het vlak van het doek of in de beeldhouwkunst de grens van het gekozen materiaal. De ruimte is eindeloos en alle materialen of media zijn bruikbaar. Er is ook geen stijl meer, met alles wordt gebroken. De fantasie kan alle kanten op.
Deze vorm van kunst kan ook een protest worden tegen zichzelf. Alles is kunst zolang het door een erkend kunstenaar ondertekend is. Daarmee is de grens wel bereikt. Duchamp en andere kunstenaars (zoals de onlangs overleden schilder Anton Heyboer) hebben wel geprobeerd hun kunst tegen dumpprijzen te verkopen. Maar toch wisten galerieën de prijzen weer omhoog te halen. In de creatieve fantasie gaat het ook om performances en happenings, zoals Dada ook al kende. Er gebeurt iets.
27 Ongenoemd mag niet blijven Joseph Beuys. Onlangs was er nog een tentoonstelling van zijn werk in Drachten (Drachten heeft iets met deze kunstvorm, ooit is er in Drachten een bijeenkomst van Dada geweest) Na Auschwitz is de tijd voor de kunst aangebroken, zo proclameerde hij. Een andere houding is nodig: creatief, scheppend, betekenisgevend. We zijn vrije mensen, we moeten ons lot zelf bepalen, en misschien is de beste weg wel: weer onschuldig kijken, onschuldig worden. (Jonathan Borofsky, Man walking to the sky)
Een mansgrote man loopt zelfverzekerd op een paal de lucht in. Waar gaat hij heen? De paal heeft een einde, hoe zal dat gaan? Jonathan Borofsky maakte naam met zijn ironische installaties en figuren. Hij lijkt soms wel theater. Hij heeft de grenzen van de schilderkunst overschreden en zoekt de weg van vrijheid
28 Postmodernisme In de kunst in het postmodernisme vinden we alle stijlen en stromingen terug. Het is individueel, sterk subjectief. Er is niets dat de kunstenaar bindt, behalve wat in hem of haar opkomt. Het gaat om volstrekt eigen interpretaties en accenten. Veel werk zou je kunnen zou je kunnen inpassen in het expressionisme en de creatieve fantasie. Meer dan ooit staat het eigen handschrift en een eigen statement voorop. Wat opvalt is dat veel werk autobiografische aspecten heeft, ervaringen uit de eigen levensgeschiedenis. En wat ook opvalt is dat het werk subtieler is, de kleine dingen die uitvergroot worden, in hun schoonheid, of eigenaardigheid of bijzonderheid. Nieuwe media als video en computer/beamer zijn daar vaak een uitstekend instrument voor. De beweging is niet alleen maar verbeeld in stilstand of mechanisch, maar het leven zelf komt in beelden naar de toeschouwer. De leegte, het onpersoonlijke van de samenleving bijvoorbeeld. Een kunstenaar moet meer dan ooit zijn plaats zoeken, zijn eigenheid ontwikkelen in een geweldige ruimte van mogelijkheden. Er is absoluut geen kader. Onderwerpen die te maken hebben met verbeelding en spiritualiteit lijken volop aan de orde te komen. In kritische zin, in verdiepende betekenis, in uitdagende beelden. We zien een koffer met diverse objecten. Tegen de deksel aan tegels en een opengeslagen boek. Op de ene tegel staat een heilige met een duivel, op de andere een omhelzing van een heilige.In de koffer zien we links en rechts plaatjes met een negroïde koppen. In het linkervak ligt een heide bezem ( voor het schoonvegen van straten en vloeren) en in het rechtervak een Tibetaanse gebedswimpel. In het middenvak ligt een gemummificeerde haas. En op de opengeslagen dekseltjes zien we een wit en een bruin kopje, die elkaar kussen als de dekseltjes dicht gaan. Kwetsbaarheid en vergankelijkheid, maar ook liefde en tederheid zijn thema’s die zo vaak weer terugkomen in het bijna verhalende werk van Gerrit Terpstra
29 (Gerrit Terpstra, Fleandreamleafdeflean, 1997)
30 IV Spiritualiteit met beelden Inleiding We zijn kinderen van de reformatie. Het Woord staat centraal. Geloven is het verstandelijk aanvaarden van geloofswaarheden. Er is nauwelijks plaats voor ervaringen, voor intuïtie, voor de andere zintuigen, voor gevoelens, voor creativiteit. Behalve als het ten dienste staat van de fundamenten van het geloof. We komen uit de renaissance. Uit de tijd van de grote verhalen en de maakbare samenleving. Waarin de rede op de stoel van God zat, we alles op eigen kracht konden, de wetenschap en de techniek alle problemen zouden oplossen. We leven in een tijd van individualisme en liberalisme. Van mondialisering en drang naar ongebreidelde exploitatie van aarde en mens. Een tijd van verwarring ook, van veel vragen en van weinig invloed op alle ontwikkelingen. Mijn antwoord is er één tussen zoveel antwoorden. We vertegenwoordigen alleen nog maar onszelf.
Geloven is op-weg-gaan Ook de geloofswaarheden zijn van hun voetstuk gevallen. Door bijbelonderzoek is duidelijk geworden dat de bijbelverhalen verhalen van mensen zijn. Verhalen die vertellen over ervaringen van mensen met God en met medemensen. Het geloof, het kerkelijk belijden is maar één oriëntatie op het leven tussen vele andere. En God staat niet meer gelijk met de kerk of met één kerk. Godsbeelden zijn veranderd. Niet alles is een verwijzing naar God, niet alles staat in een hemels zinsverband. Allerlei groepen hebben de verhalen uit de Bijbel met hun eigen ervaring geconfronteerd, zoals vrouwen, armen, mensen in psychische nood. In de pluriformiteit van vandaag zoeken mensen richting voor de zorgen en verlangens in hun leven. Geloven is daarin meer een beginpunt dan een eindpunt.
31 Het is meer een op-weg-gaan is, dan weten waar je aan toe bent; meer een groeien, dan volgroeid zijn. Geloven is veel meer vragenderwijs lezen van de bijbel, dan leven uit vaststaande antwoorden. Geloven is op-weg-zijn, en in de gemeente metelkaar-op-weg-zijn. In die ruimte die we voor elkaar willen scheppen, zoeken we voor ons leven, met onze vragen van nu, richtinggevende betekenissen. In die zoektocht kan de verbeelding in de hedendaagse kunst ons helpen. In de kunst heeft de verbeelding vrij spel en zo hebben wij als toeschouwer ook vrij spel. Dit schilderij van Peter Hey heet ‘Looking for God’. Mannen in windjacks kijken naar boven Eentje kijkt de andere kant op Ze staan er ontspannen bij, ze hebben allemaal hun handen in hun zakken. Een Hollands tafereel, een groene vlakke ondergrond met een blauwe lucht. De mannen lijken op elkaar. Het heeft iets ongecompliceerds, iets naïefs, iets volgzaams. Is er echt iets in of achter die zachte wolkenstroom? (Peter Hey, Looking for God, 1993)
32 De weg van de verbeelding Zoals we al eerder schreven laat de kunstenaar iets zien van hoe hij of zij de werkelijkheid beleeft, van binnenuit. Niet de feiten worden gezocht, maar de betekenissen in of achter de feiten. Het is kunst die veel meer van de toeschouwer vraagt. Het kan uitdagen, bemoedigen, aanspreken en raken, het kan je op het een andere gedachte brengen. Het is de verbeelding die zelf geen antwoorden geeft maar vragen stelt. Die ons als toeschouwer kan helpen onze gevoelens op te diepen. Onze verlangens en onze dromen, maar ook ons ongenoegen en ons verdriet, onze angsten in het licht zet. Of de schoonheid en de goedheid, de ontroering, maar ook de afzichtelijkheid, de grofheid, het brute, de dreiging. We kunnen geraakt worden in de diepere lagen van onszelf. Verbeelding is een levendige manier om in dialoog met het kunstwerk in onszelf, en/of met elkaar onze beleving van geloof en zin, van ongeloof en onzin, van herkenning en betekenis te ontdekken. En daarin kunnen we soms ook iets ontdekken van God, als een stem van de andere kant, als een roepende, van zijn scheppingskracht en liefde, van zijn protest en verzet, van humaniteit, van zijn nabijheid. Dit beeld van Els Gullik heet ‘Loden vleugels’. Het is een buste van keramiek met loden vleugels op de rug en schouders en een krans van koperdraad. ”Het beeld dat loden vleugels heeft, zou elk moment op kunnen vliegen maar meteen weer teruggetrokken worden door het gewicht van het lood. (…) Als ik zie hoe mensen geloven en aan hun beeldvorming komen, van waaruit ze hun leven gestalte geven, dan vind ik dit voor onze tijd een heel toepasselijk beeld”, aldus de kunstenaar in een toelichting.(pag 36, Met loden vleugels, Regn. Steensma 1994)
33
(Els van Gullik, Met loden vleugels, 1993)
Kunst en geloof: living apart together De hedendaagse kunst heeft een eigen dynamiek. Allereerst is er sprake van esthetiek. Het gaat daarin om de vormkracht en de verbeeldingskracht van het kunstwerk. Daarnaast klinkt de persoonlijke beleving van de kunstenaar door in het kunstwerk, de bewogenheid. En tenslotte is er de vrijheid van de kunstenaar om die beleving in beeld te brengen. Zeker in de hedendaagse kunst is de vrijheid van onderwerp en expressie essentieel. Kijken naar een kunstwerk is voor een belangrijk deel genieten van de esthetische waarde. Maar het kan ook verder gaan. De
34 esthetiek houdt op waar het gevoel en de ervaring loskomen. Een kunstwerk kan ons ook raken, kan ons ook in de diepte van ons bestaan aanspreken. Misschien heeft de kunstenaar wel iets voor ogen. Maar dat weten we lang niet altijd. Er is met andere woorden altijd een onderscheid tussen kunst/kunstenaar en toeschouwer. Als een kunstwerk ons raakt gaan we als toeschouwer onze eigen weg. Het kunstwerk kan ons helpen op weg te komen. Kort door de bocht stond vroeger de kunst vaak ten dienste van kerk en geloof. Veel kunstwerken waren een plaatje bij het verhaal, het bijbelse verhaal. Kunst was vaak christelijke kunst en stond ten dienste van de geloofsbeleving en geloofsverbeelding, met de kerk als opdrachtgever. Het is de vraag of je dat kunst mag noemen. Bart Thijs schrijft in zijn boekje ‘Geloven uit de kunst?’: “Echte, ook religieuze, kunst kan enkel ontstaan uit de oorspronkelijke bewogenheid van iemand, die het leven gepeild heeft tot in zijn diepste zin en betekenis en aan deze betekenis en aan deze bewogenheid vorm en uitdrukking kan geven.” Daarmee veroordeelt hij niet ‘christelijke’ of ‘religieuze’ kunstenaars en veroordeelt hij ook niet bv. een bijbelse onderwerpkeuze, maar hij pleit voor een benadering van de kunst die open is en inclusief. Open voor kunstwerken die voldoen aan bovengenoemd citaat. Inclusief omdat het kunstwerk een beeld geeft van deze wereld, van de ervaring van deze wereld, die ook de onze kan zijn. De kunst confronteert ons met die wereld, en daarin met onszelf, onze ervaringen en gevoelens.
35 V Uitleiding In het Ouderlingenblad (2004, nr. 936) stond een beeld van Wout Hefkens. Het beeld heeft de titel ‘Het ware geloof’. Het is een eenvoudig beeld Een vrouw buigt voorover en steekt beide armen en ook een deel haar hoofd in een bak. Ze gaat er als het ware helemaal in op. Is het een bak met water en schept ze met haar handen het water op? Dat is wel een bijbels beeld: water, water uit de bron. Het beeld roept ook de vraag op waarom de bak niet gesteund wordt? De bak hangt in de lucht. Wat wil dat allemaal zeggen, als je ook nog eens aan de titel van het beeld denkt?
36 onze verbeeldingskracht. Wat een rijke schakering aan beelden komen we tegen: water en vuur, de vis en de duif, de woestijn en het kruis, het brood en de wijn, de zon en de maan. Maar ook rituelen en gebaren. Die beelden en gebaren en rituelen worden steeds weer opnieuw ontdekt en nieuwe ontstaan. We hebben ons in deze studieperiode verdiept in de kracht van de verbeelding bij spiritualiteit. De verbeeldingskracht is in alle tijden een bemoedigende en verdiepende kracht geweest. En juist in deze tijd, die niet voor niets de tijd van de beeldcultuur wordt genoemd, is er grote belangstelling voor beelden en symbolen en rituelen. Op allerlei manieren kan de verbeelding uit de hedendaagse kunst ons helpen om onze verlangens en verwachtingen, ons verdriet en onze teleurstellingen, de barsten en scheuren in ons leven, wat ons bezielt en waarin we vertrouwen, onze maatschappelijke kritiek en betrokkenheid, onze betrokkenheid op elkaar, herkenbaar en voelbaar in het licht te zetten. Is de kerk, is de gemeente niet bij uitstek de plek waar dat zou moeten plaatsvinden? In eredienst, in gespreksgroepen, in pastoraat, in actie en in ontmoeting?
(Wout Hefkens: Het ware geloof)
Ik vermoed dat deze kunstenaar een religieuze achtergrond heeft. Hij gebruikt beelden die gericht zijn en betekenisvol, maar het beeld is ook open. We mogen onze eigen gedachten erover laten gaan. De bijbel doet van het begin tot aan het eind een beroep op
Het antwoord ligt in de vraag besloten. In de literatuur wordt ook gewezen op allerlei mogelijkheden. En die liggen ook voor de hand. Daarom sommen we ze ook niet op. In allerlei verbanden en situaties kan hedendaagse kunst een rol spelen. Maar zoals met zoveel, is het niet het enige en spreekt het niet iedereen aan. Daarom is een gedoceerd gebruik geboden. Laat het verrassend blijven om ook echt iets teweeg te kunnen brengen.
37 Literatuurlijst Henk Abma (red.), Inkeer, Kortenhoef 2000 Marcel Barnard, Wat het oog heeft gezien, Zoetermeer 1997 Marcel Barnard, De dans kan niet sterven, Zoetermeer 2004 Kitty Bouwman en Kick Bras (red.), Werken met spiritualiteit, Baarn 2001 Dr G.D.J. Dingemans, De stem van de roepende, Kampen 2000 Dr. G.D.J. Dingemans, drs J. Kronenburg en dr. R. Steensma (red.), Kaïn en Abel, Zoetermeer 1999 David Ray Griffin, Sacred interconnections: postmodern spirituality, New York 1990 Rudy Hodel (eindred.), Het avondmaal, Leeuwarden 1986 Dr. G.P. Luttikhuizen en dr. R. Steensma (red.), Eeuwig kwetsbaar, Zoetermeer 1998 Herman-Emiel Mertens, Schoonheid is uw naam, Leuven 1997 Huub Mous en Regnerus Steensma, Gerrit Terpstra, Leeuwarden 1999 Ruhrberg, Schnekkenburger, Fricke, Honnef, Kunst van de 20e eeuw, Keulen 2001 Tom Schoenmaker, Beelden-dienst ?, z.d. Anne Marijke Spijkerboer, Werken met een afbeelding, Ouderlingenblad nr 936 maart 2004 Dr. Regn. Steensma, In de spiegel van het beeld, Baarn 1987 Regn. Steensma (red.), Met de dood in de ogen, Groningen 1990 Regn. Steensma, Mysterie en vergezicht, Baarn 1993 Regn. Steensma (red.), Met loden vleugels, Groningen 1994 Regn. Steensma (red.), Jezus is boos, Zoetermeer 1995 Regn Steensma, Tussen identificatie en afscheid, Kampen 1996 Bart Thijs, Geloven uit de kunst, ’s-Gravenhage 1990 Bart Thijs, Het experiment schepping, Zoetermeer 2001 Bart Thijs, Geloven voorbij de beeldenstorm, z.d. Dick Tieleman, Geloofscrisis als gezichtsbedrog, Kampen 1995 Dick Tieleman, Leven met verbeelding, Kampen 2000 Wil Uitgeest, Aardschok Bliksemflits, Zeist 1999
38 Joost de Wal, Kunst zonder kerk, Amsterdam 2002 Onno Klaas Zijlstra, Het kunstwerk en de zin van het bestaan, Kampen 1998