PORTRAIT / PORTRET Antoine & Emile Beernaert, Tailleurs de Pierres / Steenhouwers
FUNERAIRE / FUNERAIRE SECTOR Un cimetière pour demain? Approches et expériences du cimetière contemporain Een begraafplaats voor morgen? De hedendaagse begraafplaats. Beschouwingen en ervaringen
ACTUALITE / ACTUEEL La Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne, un outil à la portée du public et du privé Het Huis van de Stedenbouw Famenne-Ardenne, een werktuig binnen handbereik van een breed publiek
NATUURSTEEN IN HEDENDAAGSE BELGISCHE ARCHITECTUUR
LA PIERRE NATURELLE DANS L’ARCHITECTURE BELGE CONTEMPORAINE PÉRIODIQUE ÉDITÉ PAR LA FÉDÉRATION ROYALE DES MAÎTRES TAILLEURS DE PIERRES DE BELGIQUE - ORGANE OFFICIEL DE L’ASBL PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE. TIJDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE BOND DER MEESTERS-STEENHOUWERS VAN BELGIË - OFFICIEEL ORGAAN VAN DE VZW PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE.
0 1 / 2 0 0 5
EDITORIAL / EDITORIAAL
SOMMAIRE / INHOUD
Nous vous l'annoncions dans notre dernier numéro, la revue PIERRE & MARBRE s'est fait un nouveau visage. C'est un peu comme le grand nettoyage de printemps. On range, on frotte, on dépoussière, on astique. Et voilà! Le premier numéro de l'année 2005 est sorti de presse dans son nouvel habit. Pour votre satisfaction. Un nouvel habit qui se veut aussi actuel. Organisée en rubriques, la revue est désormais disponible en ligne. Diffusion accrue, facilité de consultation, archivage précieux, une foison d‚avantages pour tous les professionnels qui trouveront dans la revue à la fois des articles portant à réflexion et de l'information liée à l'actualité. Alors, pas d'hésitation, plongez-vous sur: www.pierre-marbre.be. La confiance est un sentiment qui se perd souvent par les temps qui courent. Nous avons la chance de la rencontrer parmi les annonceurs. Cette revue doit beaucoup aux partenaires qui lui ont fait confiance, qu'ils soient ici cordialement remerciés. Zoals aangekondigd in ons vorig nummer, krijgt het tijdschrift STEEN & MARMER een nieuwe look. Het lijkt een beetje op een grote lentekuis. Opruimen, wrijven, afstoffen, oppoetsen. En kijk! Het eerste nummer van 2005 is van de pers gekomen in zijn nieuw kleedje. Om u te behagen. Een nieuw kleedje dat ook eigentijds wil zijn. Het tijdschrift wordt opgedeeld in rubrieken en is voortaan on line beschikbaar. Een grotere verspreiding, gemakkelijk op te zoeken, verzorgde archivering, voordelen bij de vleet voor professionelen die in het tijdschrift zowel diepzinnige artikels als actualiteitsgebonden informatie zullen vinden. Aarzel dus niet en meldt u aan op: www.steen-marmer.be. Het vertrouwen is een gevoel dat mettertijd nogal verzwakt. Wij mogen van geluk spreken dat wij dat vertrouwen onder de adverteerders hebben gevonden. Onze oprechte dank gaat dan ook uit naar de partners aan wie dit tijdschrift veel te danken heeft.
04
La pierre naturelle dans l'architecture belge contemporaine Natuursteen in hedendaagse Belgische architectuur
PORTRAIT / PORTRET 10
Antoine & Emile Beernaert, Tailleurs de Pierres / Steenhouwers
TRIBUNE / TRIBUNE 14
Coordination de la sécurité sur les chantiers Veiligheidscoördinatie op de bouwplaatsen
FUNERAIRE / FUNERAIRE SECTOR 18
Un cimetière pour demain? Approches et expériences du cimetière contemporain Een begraafplaats voor morgen? De hedendaagse begraafplaats. Beschouwingen en ervaringen
BIBLIOTEQUE / BIBLIOTHEEK 22
La sculpture sur pierre / Het beeldhouwen op steen
MULTIMEDIA / MULTIMEDIA
Bonne lecture à tous / Veel leestgenot Le comité de rédaction Het Redactiecomité.
NOS ANNONCEURS / ONZE ADVERTEERDERS
23
Internet: les Belges progressent De Belgen maken vooruitgang
23
Ce qui est dû est dû, bon à savoir ! / Goed om weten !
ACTUALITE / ACTUEEL
CARRIÈRES DU HAINAUT
Publication trimestrielle éditée par la Fédération Royale des Maîtres Tailleurs de Pierres de Belgique, membre Confédération Construction / Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Koninklijke bond der Meesters-Steenhouwers van België, lid Confederatie Bouw: Rue du Lombardstraat 34-42 . B-1000 Bruxelles / Brussel T +32(0)2 223 06 47 . F +32(0)2 223 05 38
[email protected] [email protected] Organe officiel de l’asbl PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE Officieel orgaan van de vzw PIERRES ET MARBRES DE WALLONIE Rue J. Potier 54 . B-4140 Sprimont T +32(0)4 382 32 69 . F +32(0) 4 382 32 68
[email protected]
ARCHITECTURE / ARCHITECTUUR
Editeur responsable / Verantwoordelijke uitgever: D. De Haen, Rue du Lombardstraat 34-42, B-1000 Bruxelles - Brussel Comité directeur / Bestuurcomité R. Brams, Président de la Fédération / Voorzitter van de Bond V. Brancaleoni, Président / Voorzitter P.M.W. Comité de rédaction / Redactiecomité C. Bonhomme – D. De Haen – D. Jérôme – C. Marchi – F. Tourneur – C. Van Cauberg Coordination / Coördinatie C. Marchi, P.M.W. Mise en page / Lay out Mandragore T +32(0)2 346 33 28 Impression / Druk Sofadi T +32(0)2 210 01 00 ISSN 1373 – 7007
Cover : Liège / Luik - R. Greisch - cliché S . Brison
24
Pierre et feu / Steen en vuur
25
Appeler un chat un chat De dingen bij hun naam noemen
26
Lauréats du travail / Laureaten van de Arbeid
27
Nouveaux visages dans le monde des carrières Nieuwe gezichten in de wereld van de steengroeven
28
La Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne, un outil à la portée du public et du privé Het Huis van de Stedenbouw Famenne-Ardenne, een werktuig binnen handbereik van een breed publiek
AGENDA / AGENDA 27
Foires et Salons / Beurzen en Salons
CLIN D’OEIL / KNIPOOG 30
On n’arrête pas le progrès De vooruitgang kan men niet tegenhouden
EXTRAITS / UITTREKSELS 30
Un guide à mettre entre toutes les mains. Nouvelles de l’aménagement régional Een gids die we iedereen aanraden Nieuws over de gewestelijke ruimtelijke ordening
ARCHITECTURE / ARCHITECTUUR
LA PIERRE NATURELLE DANS L’ARCHITECTURE BELGE CONTEMPORAINE NATUURSTEEN IN HEDENDAAGSE BELGISCHE ARCHITECTUUR Laure EGGERICX
Historienne de l’architecture - Architectuurhistorica
Retour à la matière naturelle, intuition tactile, intention symbolique, charge historique, sensation intemporelle, jouissance esthétique, sensibilité écologique ou patrimoniale... La pierre naturelle a mille raisons de séduire. De terugkeer naar het natuurlijke materiaal, het intuïtieve aanvoelen, de symbolische opzet, de historische indruk, het tijdloze karakter, de esthetische kwaliteit, de ecologische en patrimoniale waarde zijn maar enkele van de duizenden dingen die bijdragen tot de aantrekkingskracht van natuursteen.
La France a Perraudin (Les Chais du domaine de la Galine) ou Hervé Beaudouin (Extension de la chambre d’agriculture à Niort). La Suisse Zumthor (Les thermes et bains de Vals) et Herzog et de Meuron. Ces derniers ont signé Outre-Atlantique les Chais Dominus dans la Napa Valley en Californie, tandis que Renzo Piano a choisi Bâle l’instant d’un rêve matérialisé de porphyre à la Fondation Beyeler. L’Espagne a Raphaël Moneo (Hôtel de ville de Murcia). Aux quatre coins de l’Occident, ils sont nombreux à s’être (re)mis à la pierre : Botta pour la Synagogue Cymbalista à l’université de Tel Aviv et même Meier pour le centre Getty de Los Angeles. Les pays "proches" semblent en effet renouer d’une manière ou d’une autre avec l’architecture lithique. Quantité d’exemples à travers le monde illustrent cette tendance.
In Frankrijk werken Perraudin ("Les Chais" in het domein "la Galine") en Hervé Beaudouin (Uitbreiding van de kamer van landbouw in Niort). In Zwitserland Zumthor (de thermen en baden van Vals) en Herzog en de Meuron. Deze laatsten tekenden de "Chais Dominus" aan de andere kant van de Atlantische Oceaan in Napa Valley (Californië), terwijl Renzo Piano in Bazel een porfieren droom verwezenlijkt in de "Fondation Beyeler". In Spanje vinden we Raphaël Moneo (Stadhuis van Murcia). In alle vier de windstreken is men in groten getale met natuursteen aan het werken: Botta met de Cymbalista synagoge aan de universiteit van Tel Aviv en zelfs Meier in het Getty centrum van Los Angeles. De "naburige" landen blijken inderdaad op de ene of de andere manier terug aan te knopen met architectuur in steen. Talrijke voorbeelden over heel de wereld bevestigen deze tendens.
ET LA BELGIQUE A…
EN IN BELGIË…
Pays de pierres presque par définition, la Belgique dont on connaît la qualité de l’architecture contemporaine à petite échelle surtout, ne fait pas exception en matière lithique: peu de grands monuments de pierre se dégagent du paysage belge. Quelle que soit la matière d’ailleurs, l’architecture contemporaine du plat pays 4
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
demeure timide et discrète. Même la pierre, matériau de toujours et toujours abondante, reste conjuguée au mode mineur. Omniprésente certes, elle semble être un incontournable de l’art de bâtir, comme le relève ironiquement l’ingénieur-architecte Jos Delbroek. "La Belgique est un pays où le gris domine et deux matériaux typiquement belges le confirment, la pierre de taille et le zinc.
België, een land van steen waarvan de kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur is gekend, vooral op kleine schaal, vormt geen uitzondering op het vlak van natuursteen. In het Belgische landschap treft men weinig grote natuurstenen monumenten aan. Ongeacht het materiaal overigens, blijft de
hedendaagse architectuur in ons platteland, schuchter en discreet. Zelfs natuursteen, een oud materiaal waarvan er nog steeds grote reserves zijn, houdt het bij de middelmaat. Het is hier zeer zeker alomtegenwoordig en lijkt onlosmakelijk verbonden met de bouwkunst, en dat heeft ook ingenieur-architect Jos Delbroek ironisch opgemerkt. "België is een grijs land. En er zijn twee
1.
Aucune construction belge ne peut manifestement s’y soustraire, du seuil de la fermette jusqu’aux villas néo-modernistes, en passant par les maisons citadines de luxe"(*). S’il y a du changement dans l’air en matière de pierre, "nous n’en sommes qu’aux balbutiements", note Norbert Nelles, connu pour être l’un des plus fervents utilisateurs et défenseurs de la pierre naturelle. Son constat se colore de critiques quant au manque, non seulement de moyens, mais également de corps de métier et de techniciens. A cette lacune se greffe une profonde méconnaissance technique du matériau, quel qu’il soit. "Les architectes ne sont pas censés prendre les risques ni leurs clients les assumer", conclut cet architecte qui a pourtant signé quelques réalisations étonnantes avec le bureau Artau. Parmi cellesci, la résidence privée de
Mont-Malmédy (1999), entièrement parée de moellons bruts de grès schisteux, propose une lecture contemporaine d’une épaisse maçonnerie traditionnelle sertie dans une géométrie stricte, rigoureuse et élémentaire. DES NUANCES Si la critique émanant du milieu des architectes praticiens a souvent tendance à être amère, la réalité et la distance permettent d’y apporter des nuances, voire certaines excellences. Ainsi si le régionalisme, qu’il soit critique, naïf ou superficiel, use et abuse de la pierre au nom d’une intégration aussi illusoire que formaliste, s’il domine la production courante – particulièrement du Sud du pays –, d’autres voix se font entendre çà et là, au détour d’un village ou d’une forêt, au cœur d’une ville, au centre d’un
uitgesproken Belgische bouwmaterialen die dit bevestigen, blauwe hardsteen en zink. Wellicht kan geen enkele constructie in België eraan ontkomen, van de deurdorpels van de fermette tot deze van een neomodernistische supervilla of luxe stadswoning" (*). Als er verandering op til zou zijn, dan "staan we zeker nog in de kinderschoenen", aldus Norbert Nelles, gekend voorstander en fervent gebruiker van natuursteen. Zijn vaststellingen staan bol van kritiek, niet alleen over het gebrek aan middelen, maar ook aan vaklui en technici. Bovenop deze leemte is er nog een gebrek aan grondige technische kennis van de materialen. "De architecten worden niet geacht risico’s te nemen, en hun klanten worden niet geacht die te aanvaarden", besluit deze architect die met het bureau Artau nochtans enkele verbluffende werken heeft
gerealiseerd. Eén van die realisaties, de privé woning in Mont-Malmédy (1999) die volledig is getooid met ruwe breukstenen uit schisteuze zandsteen, brengt een hedendaagse interpretatie van een dik traditioneel metselwerk dat is geplaatst volgens een nauwkeurig, streng en eenvoudig patroon. NUANCES De kritiek in het architectenmilieu is dikwijls nogal bitter, maar door de realiteit en van op afstand is het mogelijk er nuances, tot zelfs goede beoordelingen, aan te geven. Als het regionalisme, of die nu kritisch, naïef of oppervlakkig is, op die manier natuursteen gebruikt en misbruikt in naam van een denkbeeldige en louter vormelijke integratie, als die de lopende productie overheerst – en dan vooral in het Zuiden van het land –, gaan er hier en daar
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
5
lotissement, telle cette maison projetée à Ternat par l’atelier "Vers plus de bien-être". Le concept, inédit, fait chaud au cœur: une habitation toute de pierre vêtue parmi ses voisines de briques. Né d’un jeu sur le contraste avec l’univers du lotissement et sur le dialogue avec l’église du village, ce projet "d’emballage dans une matière riche et profonde", s’est finalement concrétisé en… tuiles de béton ! Un budget arrêté combiné à une certaine frilosité technique des entreprises en matière de parement, surtout à petite échelle, explique probablement ce changement d’orientation. Les choses se règlent beaucoup plus facilement dans le cas de projets de grandes dimensions.
Au procédé de collage pressenti pour cette habitation en forme d’icône – même le toit aurait dû se couvrir de pierre – les grands bâtiments opposent des procédés spécifiques inapplicables et inabordables – tels l’agrafage – à échelle réduite. De tels exemples parsèment avec plus ou moins de bonheur le pays, avec, au rayon des meilleurs, de nombreuses réalisations de Daniel Dethier dans la région liégeoise (bureaux, amphithéâtres du Sart Tilman…) et les bureaux du CCB-VKB à Bruxelles dus à Jo Crepain (2001). Au rang des tout grands, de ceux qui jonglent avec la pierre comme avec d’autres matières, il y a bien sûr Charles Vandenhove qui estime que la pierre naturelle
2.
andere stemmen op, langsheen een dorp of bos, in het centrum van een stad of een verkaveling, zoals dat huis in Ternat ontworpen door het bureau "Vers plus de bien-être". Het onuitgegeven concept geeft ons een warm gevoel; een huis in natuursteen tussen haar bakstenen buren. Ontstaan als spel met het contrast tussen het universum van de verkaveling en de dialoog met de kerk in het dorp, werd dit project dat oorspronkelijk bedoeld was om "verpakt te worden in een rijk en veelzijdig materiaal", uiteindelijk gerealiseerd in betonplaten. Deze heroriëntatie is waarschijnlijk te wijten aan een stilgelegd budget en een zekere technische argwaan vanwege de bedrijven inzake gevelsteen, vooral op kleine schaal. Bij grotere projecten worden de dingen veel makkelijker opgelost. Voor deze woning, die uitgedacht werd als icoon en waarvan zelfs 6
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
het dak met steen zou worden bedekt, had men een bepaald lijmprocédé in gedachten waar grotere gebouwen echter specifieke procédés tegenover stellen die op kleine schaal ontoepasbaar en onbetaalbaar zijn, zoals bijvoorbeeld het vasthaken. Hier vinden we in heel het land min of meer prachtige voorbeelden van terug en bij de besten horen vele realisaties van Daniel Dethier in de omgeving van Luik (bureaugebouwen, auditorium van Sart Tilman…) en de burelen van het CCB-VKB van Jo Crepain (2001). In de allerhoogste rangen, waar men met natuur-steen jongleert als met enig ander materiaal, bevindt zich natuurlijk Charles Vandenhove. Deze is van mening dat natuursteen het best bestand is tegen de tijd. Zijn veelvuldige realisaties tonen aan dat het gebruik van dit materiaal gepast is en dat het zich
s’impose comme l’un des matériaux les plus résistants à l’action du temps. Ses très nombreuses réalisations montrent à l’envi la pertinence de son utilisation, la justesse et la sensibilité de sa mise en œuvre. La restauration d’une résidence privée à Liège (2001) témoigne de ce savoir-faire et de cette grande intuition plastique et chromatique: escalier à vis en pierre de Vinalmont, sol en damier alternant petit granit poli, bassin avec labyrinthe dessiné en Vinalmont et noir de Mazy, lambris en marbre de Carrare…
3.
perfect en gevoelig leent tot verwerking. De restauratie van een privé woning in Luik (2001) getuigt van zijn bedrevenheid en fijne intuïtie inzake vormgeving en kleur: een wenteltrap in steen van Vinalmont, de geruite vloerbedekking in afwisselende gepolijste blauwe steen, een labyrint ontworpen in Vinalmont en noir de Mazy, de muren met een plint van marmer van Carrara. FUNCTIE VAN HET MATERIAAL In zijn gangbare toepassingen is natuursteen zijn structurele functie volledig verloren. Tegenwoordig krijgt hij enkel een rol in de bekleding toebedeeld en wordt hij veel meer gebruikt voor zijn decoratieve en symbolische kenmerken dan voor zijn beschermende kwaliteiten. Hij straalt ontegensprekelijk een zekere macht uit, kijk maar naar de recente realisaties van het
FONCTION DU MATÉRIAU Dans ses applications habituelles, la pierre a perdu toute fonction structurelle. Elle se cantonne aujourd’hui dans un rôle de revêtement où elle est utilisée souvent plus pour son aspect décoratif et symbolique que dans un rôle de protection. Elle assoit indéniablement un certain pouvoir (voir les réalisations récentes de l’univers bancaire le long du canal à Bruxelles par exemple, la plupart des bâtiments institutionnels, les réalisations de prestige). Elle induit un sentiment de "bel ouvrage", imprime respect, autorité et reconnaissance, dans le cas de réalisations bourgeoises où elle se fait parement, dallage, encadrement
4.
bankwezen langs de oevers van het kanaal in Brussel, de meeste institutionele gebouwen of andere prestigeprojecten. In het geval van de herenhuizen, waar hij gebruikt wordt als gevelsteen, vloerbedekking, in lijsten en andere openingen, geeft hij een gevoel van vakmanschap en een indruk van respect, autoriteit en erkenning. Hij gaat als het ware een dialoog aan met het verleden en de traditie. Een traditie die letterlijk kan worden opgevat en ontaarden in vervelende ersatz – met inbegrip van kunstmatig (her)samengestelde materialen waar de natuursteen zijn oorspronkelijke waarde verliest en herleid wordt tot huid, bekleding, of zelfs gewone beschildering – ofwel zorgzaam herbeschikt of heruitgevonden. De luxueuze woonsfeer kent een aantal meesters in deze materie en neemt voor de bekleding,
et autres baies. Elle renoue un certain dialogue avec le passé, la tradition. Une tradition qui peut être prise au pied de la lettre et alors se perdre dans d’ennuyeux ersatz – y compris de matières artificiellement (re)composées où la pierre perd toute sa valeur d’origine pour n’être plus que peau, revêtement, voire simple peinture – ou alors être soigneusement détournée ou réinventée. L’habitat luxueux connaît quelques maîtres en la matière, qui, sous des dehors souvent néo-modernistes, recourent encore et toujours à cette matière vivante, qui vit et se patine, comme revêtement. Les grandes demeures élaborées par Marc Corbiau, Baudouin
Courtens, Vincent Van Duysen ou Christine Conix, pour ne citer qu’eux, sont de cette veine. Les magasins, les abords, l’espace public, certains ouvrages de génie civil font volontiers appel à la pierre. Que l’on songe aux luxueuses boutiques aménagées par François Marcq ou Raoul Cavadias , aux aménagements urbains d’A.V.A. à Bruxelles, d’Art & Build à Ath ou à ceux de l’Atelier 4D à la place d’Armes à Namur et au majestueux pont du Val Benoît conçu par le bureau René Greisch (1997-2000) à l’entrée de Liège comme un symbole associant la pierre (le petit granit), l’acier et le verre.
dikwijls onder neomodernistische dekmantel, nog altijd zijn toevlucht tot dit levende materiaal, dat leeft en een patina krijgt. Hier horen de grote woningen bij van Marc Corbiau, Baudouin Courtens, Vincent Van Duysen of Christine Conix, om er maar een paar te noemen. Winkels, hun directe omgeving, de openbare ruimte en enkele werken van de burgerlijke bouwkunde maken gretig gebruik van natuursteen. We denken daarbij aan de luxueuze boetieks ingericht door François Marcq of Raoul Cavadias, de stedenbouwkundige ingrepen van A.V.A. in Brussel, Art & Build in Ath of die van Atelier 4D op de "place d’Armes" in Namen, en de majestueuze door het bureau
René Greisch ontworpen brug "du Val Benoît" (1997-2000 ) bij het binnenkomen van Luik die fungeert als een symbool dat natuursteen (Blauwe Steen) met ijzer en glas associeert.
1. Anvers / Antwerpen F. Marcq - cliché S. Brison 2. Malmedy - Artau - cliché S. Brison 3. Bruxelles / Brussel - J. Crépain cliché J.-P. Legros 4. Liège / Luik - Vandendove & De Wispelaere - cliché P. Vander Maren 5. Namur / Namen - Atelier 4D cliché Atelier 4D 6. Comblain-au-Pont - E. Cornil P. Hermans - cliché E. Cornil
5.
6.
LANGAGE DE PIERRE Outre les impératifs techniques et budgétaires, la pierre a son langage, ses usages et ses limites. Chaque pierre a ses caractéristiques propres. Celles-ci orientent certains schémas et mises en œuvre. Le matériau lui-même impose une certaine esthétique, l’architecte en dispose avec plus ou moins de connivence. Les risques sont bien réels, comme l’explique Yves Delhez, chantre de l’architecture organique et auteur de nombreuses habitations privées. S’il recourt volontiers à la pierre, il l’associe à d’autres matériaux et l’utilise uniquement comme revêtement, ce qui lui permet tout à la fois d’éviter les problèmes d’humidité et d’isolation et de compenser le coût, non de la pierre, mais de la main d’œuvre. Cette attitude est d’ailleurs celle adoptée par la plupart des architectes.
Refusant l’exclusive d’un matériau unique, ils sont ouverts à plusieurs matières, avec leurs préférences en fonction du contexte. Les uns et les autres, qu’ils soient tenants de l’organique, de la vague "expérimentale"(V+) ou de la "nouvelle"vague (Dethier, Nelles…), répètent leur refus d’une fixation sur une matière particulière au détriment d’une autre. Le contexte au sens large induit l’une ou l’autre évidence. Dans certains cas, construire en pierre peut révéler une attitude décalée par rapport à la fonction, à l’environnement, à la philosophie ou à la durée de vie du bâtiment. C’est ainsi qu’en milieu urbain fortement pollué et peu connoté, l’ingénieur-architecte Philippe Samyn opte généralement pour des bâtiments de métal et de verre, "lavables en machine".
TAAL VAN DE STEEN Behalve zijn technische en budgettaire voorschriften heeft natuursteen zijn eigen taal, gebruik en beperkingen. Elke steen heeft zijn eigen kenmerken. Deze geven richting aan de aanwending en de ontwikkeling van sommige schema’s. Het materiaal zelf legt een bepaalde esthetiek op en de architect houdt daar min of meer rekening mee. De risico’s zijn zeer reëel, zegt Yves Delhez, aanhanger van de organische architectuur en ontwerper van talrijke privéwoningen. Hij maakt graag gebruik van natuursteen, maar dan enkel als bekleding, samen met andere materialen, hetgeen hem in staat stelt vocht- en isolatieproblemen te weren en zo de arbeidskosten te compenseren. Dat is trouwens de houding van het merendeel van de architecten.
Eén enkel materiaal wordt niet exclusief gebruikt, men staat open voor meerdere materialen, met een voorkeur in functie van de context. Of ze nu van de organische strekking zijn, de "experimentele" strekking (V+) of de "nieuwe" (Dethier, Nelles,…), ze weigeren telkens om rond één specifiek materiaal te werken, ten nadele van een ander. De brede context leidt tot één of andere evidentie. In sommige gevallen kan het bouwen in steen getuigen van een houding die afwijkt van de functie, de omgeving, de filosofie of de levensduur van het gebouw. Daarom geeft architect Philippe Samyn in een sterk vervuilde omgeving met weinig connotatie meestal de voorkeur aan metalen en glazen "machinewasbare" gebouwen.
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
7
7. Vodelée - J. Delbroeck - cliché A. Nullens 8. Waimes - Dethier & Associés - cliché S. Brison 9. Ternat - Vers plus de bien-être
7.
RENOUER AVEC L’ESSENTIEL Matériau primitif, "originel", la pierre renoue avec l’essentiel pour l’architecte qui l’a choisie. Ainsi, la maison-atelier de Jos Delbroek (Vodelée, 1997) se réfère-t-elle à quelque image archétypale de l’habitation, de la maison telle que la dessineraient des enfants. Toute habillée de pierres – des moellons de marbre rose, des dalles de petit granit et de calcaire de Vinalmont – cette réalisation est soucieuse d’une intégration avec l’architecture du village et avec le paysage tout en jouant de l’ambiguïté d’une mise en œuvre minimaliste pour un matériau hautement connoté. La pierre permet d’établir un dialogue avec le lieu, d’approcher le "genius loci". Le choix du matériau peut être induit par le lieu, l’environnement. Ce souci d’intégration, d’attache à la terre se traduit dans de nombreuses réalisations rurales qui renouent à leur manière avec la théorie selon laquelle le meilleur matériau est celui que l’on trouve à proximité. La pierre donne sens et masse au bâti. Les architectures du bureau Grondal, notamment le Centre Régional d’initiation à l’Environnement à Saint-Hubert (2001) ou le pavillon Lilien à Berinzenne (2000), sont éloquentes de ce point de vue. A Berinzenne, le tailleur de pierre est même carrément venu sur place et dans le cas de la rénovation de la ferme de Banet Sart à Daverdisse, ce sont les pierres du lieu qui ont été remontées. La situation est similaire pour le Centre d’Interprétation de la Chauve-souris de Comblain-auPont (2001) où les architectes ont tiré parti du lieu (une ancienne carrière) et de sa situation exceptionnelle quant à la vue. Cet étonnant bâtiment signé Edouard Cornil et Philippe 8
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
8.
Hermans est composé de moellons de grès déposés les uns sur les autres en guise de parement. Il fait preuve d’un souci d’intégration au site et à son histoire tout en recourant à la technique de la maçonnerie sèche – celle des "bories"de France ou d’Italie – pour servir une volumétrie contemporaine. La localité qui comprend d’autres réalisations d’Edouard Cornil peut également s’enorgueillir de la présence d’une maison-sculpture réalisée en autoconstruction selon le même principe d’utilisation d’un matériau littéralement à portée de la main. D’autres réalisations comme celles de Daniel Dethier (Ecole maternelle de Waimes, 1991) reposent volontiers sur un soubassement de moellons, histoire de lui procurer une certaine assise, d’établir un lien avec la tradition locale et une relation entre la nature et le bâti. Ce même souci de prolongement d’une certaine tradition marque le projet de A.U.R.A. pour l’Auberge de Jeunesse de Mons (2002) qui produit un rempart contemporain au pied du beffroi. Cet engouement pour la pierre marque les constructions neuves mais également les réaffectations ou restaurations exemplaires, telle celle de la Halle aux Viandes à Liège réalisée d’après les plans de Pierre Hebbelinck & Alain Richard. A bien y regarder d’ailleurs, la pierre poursuit son petit bonhomme de chemin, réapparaissant çà et là dans la contemporanéité. Timidement… mais sûrement ? A (pour)suivre.
Note / Nota (*) Jos Delbroek, Vies de pierres. La pierre ornementale en Belgique. Etat de la question, Pierres et Marbres de Wallonie, 2002, p. 33. (*) Jos Delbroek, Natuursteen leeft. Siersteen in België. Stand van Zaken, Pierres et Marbres de Wallonie, 2002, bl. 33.
9.
AANSLUITEN BIJ HET ESSENTIËLE De architect die natuursteen gebruikt, kiest een primitief en "origineel" materiaal dat aansluit bij het essentiële. De woning met atelier van Jos Delbroek (Vodelée, 1997) verwijst op die manier naar één of ander archetype van een woning of huis zoals een kind het zou tekenen. Helemaal bekleed met natuursteen – breukstenen in roze marmer, plaveien in Blauwe Steen en kalksteen van Vinalmont – is deze uitvoering zorgvuldig geïntegreerd in de architectuur van het dorp en het landschap, terwijl er toch werd gespeeld met een minimalistische uitvoering en hoog aangeschreven materialen. Natuursteen laat toe een dialoog aan te gaan met de omgeving en de "genius loci" te benaderen. De keuze van het materiaal kan bepaald worden door de site en de omgeving. Deze zorg voor integratie en verbondenheid met de aarde wordt vertaald in talrijke landelijke verwezenlijkingen die op hun manier aanknopen met de theorie dat het beste materiaal het materiaal is dat ter plekke wordt gevonden. Natuursteen geeft zin en massa aan een gebouw. De realisaties van het bureau Grondal, meer bepaald het "Centre Régional d’initiation à l’Environnement" te Saint-Hubert (2001) of het "Lilien" paviljoen in Berinzenne (2000), zijn hiervan overtuigende voorbeelden. In Berinzenne is de steenhouwer zelfs naar de streek gekomen en voor de restauratie van de "Banet Sart" hoeve in Daverdisse werd streekgebonden steen gebruikt. Voor het "Centre d’Interprétation de la Chauve-souris" in Comblainau-Pont (2001) is de situatie gelijkaardig. De architecten hebben daar optimaal gebruik gemaakt van de plek (een oude
groeve) en het bijzondere uitzicht. Dit opmerkelijke gebouw getekend door Edouard Cornil en Philippe Hermans werd opgetrokken in breukstenen van zandsteen die op elkaar werden geplaatst en zo een gevel vormen. Het getuigt van de aandacht die besteed werd aan de integratie met de site en zijn geschiedenis door terug te grijpen naar de techniek van de droogbouw – zoals de Franse of Italiaanse "bories" – die toch opgenomen wordt in een hedendaags volume. De plaats waar nog andere realisaties van Edouard Comil te vinden zijn, mag zich nog beroemen op een andere woning– een beeldhouwwerk gerealiseerd in zelfbouw volgens hetzelfde principe van het gebruik van materiaal dat in de nabijheid te vinden is. Andere uitvoeringen zoals die van Daniel Dethier (kleuterschool van Waimes, 1991) rusten op een onderbouw van breukstenen. Op deze manier krijgt het gebouw een rustvlak dat als verband fungeert met de lokale traditie en tussen de natuur en het gebouw. Dezelfde extrapolatie van een zekere traditie kenmerkt ook het project van A.U.R.A. voor de jeugdherberg van Bergen (2002), die een hedendaagse omwalling vormt aan de voet van het belfort. Deze begeerte naar natuursteen vinden we terug in de nieuwbouw maar ook als er een andere bestemming wordt gegeven en bij betere restauraties, zoals de Vleeshal in Luik gerealiseerd naar de plannen van Pierre Hebbelinck & Alain Richard. Trouwens, als we goed kijken zien we dat natuursteen rustig zijn gangetje gaat en hier en daar in de hedendaagse architectuur opduikt. Langzaam… maar zeker ? Wordt vervolgd.
PORTRAIT / PORTRET
Marcel M. Celis Président de l’asbl Epitaaf / Voorzitter Epitaaf vzw Responsable du patrimoine funéraire, Ministère de la Communauté flamande, Département Monuments et Sites / Verantwoordelijke voor het funerair erfgoed, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen
ANTOINE & EMILE BEERNAERT, TAILLEURS DE PIERRES /STEENHOUWERS
10
Durant l’été 2002, les derniers témoins matériels de l’ancienne entreprise de taille de pierres d’Emile Beernaert ont disparu à proximité du cimetière d’Ixelles. Dans le grenier d’un hangar au fond du terrain, on a retrouvé, couverts de poussière noire, des moules et modèles, des plans, des photos et des registres, qui appartiennent au fascinant héritage de deux générations de tailleurs de pierres, qui ont vécu la grande époque de l’art funéraire bruxellois et de l’architecture monumentale publique en Belgique, sous le règne de Léopold II.
Tijdens de zomermaanden 2002 verdwenen aan de rand van de begraafplaats van Elsene de laatste materiële getuigen van het voormalige steenkappersbedrijf van Emile Beernaert. Op de zolder van een loods achterin het bouwperceel, bedekt met gitzwart stof, bleken gipsen mallen en modellen, plannen, foto’s en registers, de fascinerende nalatenschap van twee generaties hardsteenbewerkers die ooit de hoogdagen uitmaakten van de grafkunst in het Brusselse, maar tevens van de monumentale openbare architectuur in België onder koning Leopold II.
PREMIÈRES MENTIONS
EERSTE VERMELDINGEN
Crystal Palace, 1851. Dans sa contribution au volumineux catalogue The Exhibition as a lesson of taste, au paragraphe V Carving and Modelling &c, Ralph Nicholson Wornum mentionne An oak gun-press by A. Beernaert of Brussels (Cinquecento-style): "The press, by Beernaert, is enriched with panels, containing hunting scènes; a stag’s head and boys make a very appropriate top; and the scrolled frieze and the capitals of the acanthus order are in genuine taste. (…) All is in good taste, with the exception of the introduction of boys as the supports of the pillars wich they carry on their heads; tough these things occur in old examples, they are the blemishes – not the beauties, of the style".
Crystal Palace, 1851. In The Exhibition as a lesson of taste, zijn bijdrage tot de lijvige gelegenheidscatalogus, maakt Ralph Nicholson Wornum onder Paragraaf V, Carving and Modelling &c, melding van An oak gun-press by A. Beernaert of Brussels (Cinquecento-style): "The press, by Beernaert, is enriched with panels, containing hunting scènes; a stag’s head and boys make a very appropriate top; and the scrolled frieze and the capitals of the acanthus order are in genuine taste. (…) All is in good taste, with the exception of the introduction of boys as the supports of the pillars wich they carry on their heads; tough these things occur in old examples, they are the blemishes – not the beauties, of the style".
Il s’agit probablement d’Antoine Beernaert (°Bruxelles 1820), "sculpteur et tailleur de pierres à Bruxelles", établi 20 rue des Carmélites, qui pose sa candidature en 1847 pour la fourniture des pierres pour la restauration de la tour de l’hôtel de ville, succédant à un certain Dechamp, mais aussi pour la direction des travaux. En avril 1849 il est engagé à titre d’essai jusqu’en février 1850.
Wellicht gaat het om Antoine Beernaert (°Brussel 1820), "sculpteur et tailleur de pierre à Bruxelles", gevestigd Karmelietenstraat 20, die in 1847 zijn kandidatuur stelt om steen te leveren voor de restauratie van de stadhuistoren in opvolging van een zekere Dechamp, maar ook voor de leiding van de werken. In april 1849 wordt hij alvast op proef aangeworven, en dit tot februari 1850.
D’AUDERGHEM…
VAN OUDERGEM...
Le même "sculpteur-marbrier" Antoine Beernaert, déménage le 21 janvier 1863 à Auderghem, commune de la banlieue bruxelloise, en bordure de la forêt de Soignes. Il y loue auprès de Joseph de Riquet (°1808), prince de Caraman-Chimay, le moulin hydraulique de l’ancien prieuré du Rouge-Cloître, et y aménage, une scierie pour marbres et pierres blanches, sans doute en raison de la présence de force motrice.
Dezelfde "sculpteur-marbrier" Antoine Beernaert, verhuist op 21 januari 1863 naar de Brusselse randgemeente Oudergem, aan de rand van het Zoniënwoud. Van Joseph de Riquet (°1808), prins van Caraman-Chimay, huurt hij er de watermolen van de voormalige priorij van Rood Klooster, waar hij -wellicht omwille van de aanwezige drijfkracht- een zagerij inricht voor marmer en witte steen. De rechtover gelegen voormalige
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
Documents extraits du fonds Beernaert / Documenten uit het fonds Beernaert
LE FONDS BEERNAERT EST CONSERVÉ PAR L’ASBL EPITAAF. IL COMPREND UN GRAND NOMBRE DE DESSINS DE PRÉSENTATION, DES ALBUMS DE PHOTOS, DES MOULES EN PLÂTRE ET DES MAQUETTES. UNE GRANDE PARTIE SERA EXPOSÉE À PARTIR DU DIMANCHE 17 AVRIL 2005 (ERFGOEDDAG) ET LES DEUX WEEK-ENDS SUIVANTS, DANS L’ANCIEN ATELIER DE SCULPTURE ERNEST SALU, PARVIS NOTRE-DAME 16, À 1020 BRUXELLES (LAEKEN). HET FONDS BEERNAERT WORDT BEWAARD DOOR EPITAAF VZW. HET OMVAT EEN GROOT AANTAL PRESENTATIETEKENINGEN, FOTO-ALBUMS, GIPSEN MALLEN EN SCHAALMODELLEN. EEN DEEL HIERVAN WORDT VANAF DE ERFGOEDDAG OP ZONDAG 17 APRIL 2005 EN DE TWEE DAAROPVOLGENDE WEEKENDS GETOOND IN HET VOORMALIG GRAFBEELDHOUWERS-ATELIER ERNEST SALU, O.L.V.-VOORPLEIN 16, TE 1020 BRUSSEL (LAKEN).
Jusqu’au 23 janvier 1874, il utilise l’aile d’en face, appartenant à l’ancien prieuré, comme résidence d’été, mais se voit alors obligé de trouver refuge à Ixelles, en raison de la vente des bâtiments du prieuré. Etonnamment, l’un des candidats-acheteurs est l’avocat Auguste M.F. Beernaert (1829-1912), ministre des Travaux Publics du gouvernement catholique de Jules Malou depuis 1873.
priorsvleugel gebruikt hij als zomerverblijf, tot hij op 23 januari 1874, ingevolge de verkoping van de priorij-gebouwen en het aflopen van zijn huurcontract elders, in Elsene, zijn toevlucht moet gaan zoeken. Opmerkelijk is dat één der kandidaat-kopers niemand minder is dan de advocaat Auguste M.F. Beernaert (1829-1912), sinds 1873 minister van Openbare Werken in de conservatief katholieke regering Jules Malou.
…À IXELLES
....NAAR ELSENE
Peu après, en 1876, la ville de Bruxelles charge un certain "A. Beernaert, maître de carrières à Savonnières, St. Joire et Echaillon", riche d’une expérience de 30 ans, de la fourniture des pierres pour la réalisation des statues devant l’hôtel de ville. Il semble entre-temps s’être installé rue Wiertz, 46, à Ixelles, un quartier pétillant entre la gare de BruxellesQuartier Léopold et le parc Léopold, où, à côté des ateliers d’artisans, résident également un grand nombre d’artistes: les peintres Antoine Wiertz (1806-1865) et Jean-Baptiste Van Moer (1819-1884), les sculpteurs E. Frappaert et J. Grandvalet, le graveur François De Meersman, etc. Quelques maigres documents témoignent de cette époque: un petit portfolio avec une série de modèles de cheminées en dessin à la règle, numérotés de 1 à 101, présentant de sobres encadrements néoclassiques et néo-renaissance, ainsi que d’exubérants exemplaires néo-baroques; certains portent des cotes manuscrites, un rare exemplaire est rehaussé de couleur, le feuillet figurant les modèles 9-10 porte un cachet en reliure: "Sculpture Marbrerie Beernaert Rue Wiertz, 50, à Bruxelles, Maître de Carrières à Savonnières-en-Pertois & St Joire Meuse".
Korte tijd nadien, in 1876, wordt een zekere "A. Beernaert, maître de carrières à Savonnières, St. Joire et Echaillon" die boogt op 30 jaar ervaring, door de stad Brussel gelast met de levering van steen voor de realisatie van beelden voor het stadhuis. Hij blijkt nu gevestigd aan de Wiertzstraat 46, in Elsene, een bruisende wijk tussen het spoorwegstation Brussel-Leopoldswijk en het Leopoldspark waar naast ambachtelijke ateliers ook tal van kunstenaars een stek hadden gevonden: de kunstschilders Antoine Wiertz (1806-1865) en Jean-Baptiste Van Moer (1819-1884), de beeldhouwers E. Frappaert en J. Grandvalet, de metaalgraveur François De Meersman e.a. Van deze periode getuigen slechts schaarse documenten: een kleine portfolio waarin een reeks losbladige modellen van schouwmantels, in lijntekening, genummerd van 1 tot 101, gaande van sobere neoklassieke omlijstingen tot neorenaissance en exuberante neobarokke exemplaren; enkele dragen handgeschreven afmetingen, een zeldzaam exemplaar is opgehoogd met kleur, het blad met de modellen 9-10 vertoont een stempel in blinddruk: "Sculpture Marbrerie Beernaert Rue Wiertz 50 à Bruxelles Maitre de Carrières à Savonnières-en-Pertois & St Joire Meuse".
TAILLEUR ET… INVENTEUR
STEENHOUWER EN …. UITVINDER
Suite à l’exposition universelle de 1878, Antoine Beernaert est à nouveau mentionné dans l’ouvrage de Max Goebel Industries extractives, en raison de sa contribution pour La Belgique à l’Exposition Universelle de 1878 (Paris): "Disons un mot pour terminer cette rapide revue, des appareils mécaniques mis en usage par cette importante industrie de l’exploitation des carrières. Voici d’abord le modèle d’un pont roulant de 60 mètres avec treuil roulant de 40 tonnes, inventé par MM Jules E.
Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling van 1878 komt Antoine Beernaert nogmaals ter sprake in Max Goebel’s Industries extractives, zijn bijdrage voor La Belgique à l’Exposition Universelle de 1878 (Parijs): "Disons un mot pour terminer cette rapide revue, des appareils mécaniques mis en usage par cette importante industrie de l’exploitation des carrières. Voici d’abord le modèle d’un pont roulant de 60 mètres avec treuil roulant de 40 tonnes, inventé par MM Jules E.
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
11
12
Thomas, ingénieur, et J.B. Cornet, propriétaire de carrières, à Bruxelles. C’est un appareil dont les avantages, au point de vue de la rapidité et de la sécurité des manoeuvres attirent immédiatement l’attention. Seulement il eût été mieux placé, selon nous, dans la classe 50 que parmi les machines et appareils de la mécanique générale, classe 54. La machine à débiter les roches de M.G. Wincqz, à Soignies; l’appareil de M. Ant. Beernaert, à Bruxelles pour dérocher la pierre dans les carrières, l’intéressante perforatrice de MM. Tacquenier et Cranson, à Lessines; enfin la machine à tailler et à ciseler la pierre et le marbre, inventée par M. Ed. Berten-Nolf, à Roulers, et construite par la Société anonyme des ateliers de construction, fonderies et chaudronneries de Lodelinsart; tous ces appareils méritent à divers titres l’étude sérieuse des exploitants de carrières." Après ses distinctions à Londres en 1851, Bruxelles en 1853, Dublin en 1865 et Paris en 1867, son invention lui rapporte une fois de plus une médaille.
Thomas, ingénieur, et J.B. Cornet, propriétaire de carrières, à Bruxelles. C’est un appareil dont les avantages, au point de vue de la rapidité et de la sécurité des manoeuvres attirent immédiatement l’attention. Seulement il eût été mieux placé, selon nous, dans la classe 50 que parmi les machines et appareils de la mécanique générale, classe 54. La machine à débiter les roches de M.G. Wincqz, à Soignies; l’appareil de M. Ant. Beernaert, à Bruxelles pour dérocher la pierre dans les carrières, l’intéressante perforatrice de MM. Tacquenier et Cranson, à Lessines; enfin la machine à tailler et à ciseler la pierre et le marbre, inventée par M. Ed. Berten-Nolf, à Roulers, et construite par la Société anonyme des ateliers de construction, fonderies et chaudronneries de Lodelinsart; tous ces appareils méritent à divers titres l’étude sérieuse des exploitants de carrières.Zijn uitvinding levert hem nogmaals een medaille op, naast de onderscheidingen die hij reeds behaalde in Londen 1851, Brussel 1853, Dublin 1865 en Parijs 1867.
QUELQUES SOUCIS
ZORGEN
En avril 1885, après une adjudication publique, Antoine Beernaert remporte la commande des pierres blanches d’Echaillon pour la façade orientale de l’hôtel de ville de Bruxelles, au prix de 240 fr/m3. Bien qu’il fasse mention désormais de "50" années d’expérience et d’une formation comme tailleur de pierres chez les frères Manducau (?), l’hiver froid et persistant lui joue des tours néfastes. Il semble qu’en juin1896 il n’ait pas encore livré la moindre pierre, ce qui suscite d’incessantes discussions avec la ville. Ses en-têtes mentionnent à présent: "Carrière de Savonnières-en-Perthois et de Saint-Joire (Meuse). Magasin de marbres en tranches et en blocs, à Bruxelles. Spécialité pour les marbres blancs. Dépot de pierres de toutes provenances, à Mons (bassin). Pour les commandes en Belgique, s’adresser rue Wiertz 34, à Bruxelles. Pour la France, à M. Em. Beernaert, Directeur-Gérant, à Savonnières-en-Perthois (Meuse)."
In april 1885 wordt Antoine Beernaert, na openbare aanbesteding, de levering toegewezen van witte Echaillon-steen voor de oostgevel van het Brusselse stadhuis, aan 240 fr/m3. Hoewel hij bij dezer gewag maakt van "50" jaar ervaring en van zijn opleiding als beeldhouwer bij de gebroeders Manducau (?), speelt de aanhoudend koude winter hem parten en blijkt in juni 1896 nog geen morzel steen geleverd, wat resulteert in aanhoudende twisten met de stad.Zijn briefhoofden vermelden nu: "Carrière de Savonnières-en-Perthois et de Saint-Joire (Meuse). Magasin de marbres en tranches et en blocs, à Bruxelles. Spécialité pour les marbres blancs. Dépot de pierres de toutes provenances, à Mons (bassin). Pour les commandes en Belgique, s’adresser rue Wiertz 34, à Bruxelles. Pour la France, à M. Em. Beernaert, Directeur-Gérant, à Savonnières-en-Perthois (Meuse)."
DU PÈRE AU FILS
VAN VADER OP ZOON
Le nom de son fils, Emile Joseph Beernaert (Bruxelles 1859 - Ixelles 1930), est cité pour la première fois lorsque celui-ci semble avoir repris l’entreprise de son père à partir de 1890. Les en-têtes mentionnent désormais "Emile Beernaert. Monuments funéraires - Sculptures - Taille de pierres. Pierres de Savonnières, St- Joire et Echaillon. Marbres et granits. Rue du Parnasse 26, Bruxelles (Q.-L.). Ateliers: rue Wiertz 50 et à Ecaussines. Entreprise de caveaux - Couronnes mortuaires". Le savoir-faire de E. Beernaert transparaît dans une série de huit dessins amovibles à la plume et au lavis figurant des plaques commémoratives: une palme et une couronne immortelle, encadrée de lierre, d’une branche de lierre ou d’une couronne, ou encore une double palme entrelacée avec les lettres XP. La croissance de l’entreprise sera liée à la fois à la disponibilité de variétés de granit, ainsi qu’à l’extension des activités grâce à la réalisation de monuments funéraires.
Voor het eerst wordt nu melding gemaakt van zijn zoon Emile Joseph Beernaert (Brussel 1859-Elsene 1930), die vanaf 1890 het bedrijf van zijn vader blijkt te hebben overgenomen. De briefhoofden vermelden voortaan "Emile Beernaert. Monuments funéraires - Sculptures - Taille de pierres. Pierres de Savonnières, St- Joire et Echaillon. Marbres et granits. Rue du Parnasse 26, Bruxelles (Q.-L.). Ateliers: rue Wiertz 50 et à Ecaussines. Entreprise de caveaux - Couronnes mortuaires". Wat E. Beernaert zoal terzake te bieden heeft blijkt uit een achttal losbladige, gewassen pentekeningen van herdenkingsplaten: met palm en immortellenkrans, omlijst met klimop, met klimoptak of krans, of een dubbele palmtak verstrengeld met de letters XP. Determinerend voor de verdere groei van het bedrijf is de beschikbaarheid van granietsoorten en tegelijk de uitbreiding van de activiteiten met de realisatie van grafmonumenten.
AGRANDISSEMENTS
UITBREIDINGEN
Emile Beernaert, "provenant de Bruxelles", n’est inscrit comme habitant d’Ixelles que le 15 avril 1903. Il s’installe en date du 1er avril avec son entreprise avenue de l’Hippodrome, 131-133, près du dépôt de tram de 1884. Il vient d’obtenir en février le permis de bâtir pour un bureau situé
Zèlf wordt Emile Beernaert "komende van Brussel" pas als inwoner van Elsene ingeschreven op 15 april 1903. Met zijn bedrijf vestigt hij zich vanaf 1 april aan de Renbaanlaan 131-133, dicht bij het tramdepot uit 1884. Nog maar pas in februari voordien had hij aldaar de vergunning
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
au-dessus du passage carrossable, et obtient en mai l’autorisation de bâtir un bureau pour son chef d’équipe. En juin 1907, Emile Beernaert introduit auprès de la commune d’Ixelles des plans pour la construction d’un dépôt de meubles au numéro 50 de la rue Wiertz, agrandissant les écuries existantes pour en faire 15 box à chevaux et un nouvel hangar. Suit en octobre - novembre 1907 une demande pour surélever l’annexe d’un dépôt de meubles au 50 de la rue Wiertz. En avril 1911 est encore introduite une dernière demande de permis de bâtir à cet endroit pour un auvent en verre au-dessus de la cour intérieure. Les en-têtes portant cette adresse informent "Granits d’Ecosse et de Suède, de Norvège, des Vosges, de Bavière, de Saxe etc. etc.", mais aussi le Palais de Laeken, le Musée Colonial à Tervuren, les arcades du Cinquantenaire, le monastère du Sacré-Coeur à Woluwé, les Galeries Royales à Ostende et la Banque d’Outremer. N’y manquent pas non plus, les nouvelles décorations remportées lors des expositions universelles: une médaille d’argent et un diplôme d’honneur à Bruxelles en 1897, une médaille d’argent à Liège en 1905. Le 5 avril 1924, âgé de 65 ans, Emile Beernaert introduit encore une nouvelle demande pour bâtir au 449 de l’avenue de la Couronne, en face du cimetière d’Ixelles et à proximité du campus universitaire de l’ULB, une maison ainsi que des bureaux, où la firme sera désormais établie. Il décède le 30 octobre 1930. Son entreprise – ainsi que le nom – continuera à exister, reprise d’abord par la Société Gaudier-Rembaux, Ancienne Société Granitière du Nord, Aulnoye-Nord (maison fondée en 1870), et ensuite, jusqu’en 2002, par Destrebecq Frères sprl.
gekregen voor de bouw van een bureau bovenop een bestaande koetsdoorgang en, in mei daaropvolgend, voor de bouw van een bureau voor zijn ploegbaas. In juni 1907 dient Emile Beernaert bij het gemeentebestuur van Elsene plannen in voor de bouw van een meubelbewaarplaats aan de Wiertzstraat 50, de uitbreiding van een bestaande paardenstalling tot 15 paardenboxen en een nieuwe loods. In oktober-november 1907 volgt een bouwaanvraag voor het hoger optrekken van de aanbouw van een bestaande meubelbewaarplaats aan de Wiertzstraat 50. Een laatste bouwvergunning alhier, voor een beglaasde luifel over de binnenkoer, volgt nog in april 1911. Briefhoofden op dit adres adverteren met "Granits d’Ecosse et de Suède, de Norvège, des Vosges, de Bavière, de Saxe etc. etc.", maar tevens met het Paleis van Laken, het Koloniaal Museum in Tervuren, de arcaden van het Jubelpark, het Heilig-Hartklooster in Woluwe, de Koninklijke Gaanderijen in Oostende en de Banque d’Outremer. Nieuwe op wereldtentoonstellingen behaalde onderscheidingen ontbreken evenmin: een zilveren medaille en erediploma in Brussel 1897, een zilveren medaille in Luik 1905. Op 5 april 1924 legt Emile Beernaert, hij is nu 65 jaar, nog een nieuwe bouwaanvraag neer, voor de bouw van een woning en bureau’s aan de Kroonlaan 449, rechtover de begraafplaats van Elsene, op een steenworp van de ULB-campus, waar het bedrijf voortaan gevestigd wordt.Hij overlijdt op 30 oktober 1930. Zijn bedrijf – naam incluis – blijft bestaan, overgenomen door de Sté. Gaudier-Rembaux, Ancienne Société Granitière du Nord, Aulnoye-Nord (maison fondée en 1870) vooreerst, Destrebecq Frères sprl vervolgens en tot 2002.
Note
Nota
Ce texte est un résumé de CELIS M.M., SNAET J. et DE CLERQ L.,
Deze tekst is een forse samenvatting van CELIS M.M., SNAET J. en DE CLERQ L.,
Antoine & Emile Beernaert, steenhouwers (ca. 1850-1924), dans
Antoine & Emile Beernaert, steenhouwers (ca. 1850-1924), in Monumenten & Landschappen,
Monumenten & Landschappen, 22e année, 2003, nr. 4, pp. 28-53.
jrg. 22, 2003, nr. 4,bl. 28-53.
TRIBUNE / TRIBUNE
www.meta.fgov.be Le texte de la nouvelle loi coordonnée relative à la réglementation des chantiers temporaires ou mobiles peut être consulté sur le site du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, à la rubrique "Bien-être au travail". De tekst van de nieuwe gecoördineerde tekst betreffende de reglementering op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen kan geconsulteerd worden op de webstek van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in de rubriek "Welzijn op het werk".
Cliché S.Brison
Pour un commentaire plus détaillé de cette nouvelle législation, consultez le site de la Confédération Construction. Een meer gedetailleerde commentaar kan geconsulteerd worden op de webstek van de Confederatie Bouw.
www.confederationconstruction.be www.confederatiebouw.be
COORDINATION DE LA SÉCURITÉ SUR LES CHANTIERS RÉGIME SIMPLIFIÉ POUR LES PLUS PETITS CHANTIERS DE CONSTRUCTION
Marc Junius Conseiller principal - Confédération Construction Hoofdadviseur - Confederatie Bouw
VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE OP DE BOUWPLAATSEN
VERSOEPELD REGIME VOOR KLEINERE BOUWPLAATSEN
14
Depuis le 27 janvier 2005, une coordination de la sécurité simplifiée peut être mise en application sur les chantiers dont la surface totale est inférieure à 500 m2. Cette nouvelle réglementation résulte de la décision du Conseil des Ministres de Raversijde des 20 et 21 mars 2004 d’assouplir la coordination de la sécurité sur les plus petits chantiers et de la rendre moins onéreuse pour le maître d’ouvrage particulier.
Sinds 27 januari 2005 kan er een vereenvoudigde veiligheidscoördinatie toegepast worden op de bouwplaatsen met een totale oppervlakte kleiner dan 500 m2. Deze nieuwe reglementering is de uitvoering van de beslissing van de Ministerraad van Raversijde van 20 en 21 maart 2004 om de veiligheidscoördinatie op de kleinere bouwplaatsen te versoepelen en goedkoper te maken voor de particuliere bouwheer.
La coordination de la sécurité reste toutefois obligatoire sur tous les chantiers où au moins deux entrepreneurs interviennent simultanément ou successivement. Elle n’est donc pas supprimée comme certains médias l’ont annoncé à tort.
De veiligheidscoördinatie blijft echter verplicht op alle bouwplaatsen waar tenminste twee aannemers tegelijkertijd of achtereenvolgens tussenkomen. Er is dus niets afgeschaft zoals ten onrechte verkondigd werd in de media.
Il est toutefois à présent possible de confier la coordination de la sécurité, non seulement au coordinateur traditionnel, mais aussi aux architectes et aux entrepreneurs puisqu’ils peuvent à présent, plus facilement et avec moins de formalités, assurer la fonction de coordinateur sur les chantiers de moins de 500 m2.
Wel bestaat nu de mogelijkheid dat naast de traditionele veiligheidscoördinator ook de architecten en de aannemers gemakkelijker en met minder papierwerk de functie van coördinator kunnen waarnemen op bouwplaatsen kleiner dan 500 m2.
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
QUI PEUT SE CHARGER DE LA COORDINATION DE LA SÉCURITÉ SUR LES CHANTIERS DE MOINS DE 500 M2 ? WIE MAG DE VEILIGHEID COÖRDINEREN OP BOUWPLAATSEN VAN MINDER DAN 500 M2 ?
TRAVAUX DE CONSTRUCTION AVEC UN ARCHITECTE
BOUWWERKEN MET EEN ARCHITECT
Pour les travaux pour lesquels l’intervention d’un architecte est requise, la fonction de coordinateur dans la phase de conception peut être exercée par: - un architecte, - un coordinateur-projet externe ou - un coordinateur-réalisation externe disposant d’une expérience pratique de cette fonction d’au moins trois ans sans interruption.
Voor werken waarvoor de medewerking van een architect vereist is mag de functie van coördinator in het ontwerp uitgeoefend worden door - een architect, - een externe coördinator-ontwerp of - een externe coördinator-verwezenlijking met een continue praktische beroepservaring in deze functie van ten minste drie jaar.
Pour la réalisation de travaux pour lesquels l’intervention d’un architecte est requise, la fonction de coordinateur-réalisation peut être exercée par: - un architecte, - un coordinateur-réalisation externe ou - un maître d’oeuvre chargé de la réalisation, c’est-à-dire l’entrepreneur.
Bij de verwezenlijking van een bouwwerk waarvoor de tussenkomst van een architect vereist is, mag de functie van coördinator-verwezenlijking uitgeoefend worden door - een architect, - een externe coördinator-verwezenlijking of - een bouwdirectie belast met de uitvoering, met name de aannemer.
TRAVAUX DE CONSTRUCTION SANS ARCHITECTE
BOUWWERKEN ZONDER ARCHITECT
Pour les travaux pour lesquels l’intervention d’un architecte n’est pas requise, tant la fonction de coordinateur-projet que de coordinateurréalisation peut être exercée par l’entrepreneur.
Voor werken waarvoor de bijstand van een architect niet vereist is, mag zowel de functie van coördinator-ontwerp als deze van coördinatorverwezenlijking door de aannemer uitgeoefend worden.
QUAND L’ENTREPRENEUR PEUT-IL SE CHARGER DE LA COORDINATION DE LA SÉCURITÉ SUR LES CHANTIERS DE MOINS DE 500 M2 ? WANNEER MAG DE AANNEMER DE COÖRDINATIE WAARNEMEN OP BOUWPLAATSEN KLEINER DAN 500 M2 ?
Pour les entrepreneurs qui souhaitent assurer la coordination de la sécurité sur les petits chantiers, une distinction est opérée entre, d’une part, les chantiers comportant des risques aggravés ou d’une certaine taille et, d’autre part, les chantiers sans risques aggravés ou de plus petite taille.
Voor de aannemers die de veiligheidscoördinatie wensen waar te nemen op kleinere bouwplaatsen, wordt een onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, bouwplaatsen met een verhoogd risico of van een bepaalde omvang en, anderzijds, de bouwplaatsen zonder verhoogd risico’s of van kleinere omvang.
CHANTIERS COMPORTANT DES RISQUES AGGRAVÉS OU AYANT UNE CERTAINE TAILLE
OP BOUWPLAATSEN MET VERHOOGD RISICO OF MET BEPAALDE OMVANG
L’entrepreneur qui souhaite exercer la fonction de coordinateur sur des chantiers présentant des risques aggravés (travaux à une hauteur de plus de 5 m, excavations de plus de 1,2 m,…) ou ayant une certaine taille (durée de plus de 30 jours ouvrables, volume supérieur à 500 hommesjour,…) devra apporter la preuve qu’il satisfait aux exigences suivantes: - disposer d’une expérience utile d’au moins dix ans dans les types de travaux comportant des risques aggravés, ainsi que d’une connaissance des techniques d’exécution et de prévention des risques de toutes les autres activités de construction faisant l’objet de la mission de coordination; - diriger depuis au moins 5 ans une entreprise de construction; - ne pas avoir commis d’infraction à la réglementation sur le bien-être pendant les 5 dernières années; - avoir terminé avec fruit une formation de perfectionnement de 24 heures en matière de bien-être au travail; - figurer dans la liste que l’Administration de la surveillance du bien-être au travail publie sur le site du Service public fédéral.
De aannemer die op de bouwplaatsen met verhoogd risico (werken hoger dan 5 m, uitgravingen van meer dan 1,2 m, …) of met bepaalde omvang (duur langer dan 30 werkdagen, volume groter dan 500 mandagen,..) de functie van coördinator wenst uit te oefenen zal het bewijs moeten leveren dat hij voldoet aan de volgende vereisten: - ten minste tien jaar ervaring hebben inzake werken met verhoogd risico, alsook kennis van de uitvoerings- en risicopreventietechnieken van de tussenkomende bouwactiviteiten die het voorwerp uitmaken van de coördinatieopdracht; - gedurende ten minste vijf jaar een bouwonderneming hebben geleid; - gedurende de laatste vijf jaar geen inbreuken hebben gepleegd op de welzijnsreglementering; - een vervolmakingsvorming van 24 uur inzake het welzijn op het werk met gunstig gevolg hebben beëindigd; - opgenomen zijn in een lijst die de Administratie Toezicht op het Welzijn op het Werk publiceert op de webstek van de Federale Overheidsdienst.
CHANTIERS SANS RISQUES AGGRAVÉS OU DE PLUS PETITE TAILLE
OP BOUWPLAATSEN ZONDER VERHOOGDE RISICO’S OF VAN KLEINERE OMVANG
Pour les travaux de construction qui ne comportent pas de risques spécifiques (pas plus haut que 5 m, pas plus profond que 1,2 m,…) ou qui restent en-dessous d’une certaine taille (500 hommes-jour ou moins de 30 jours ouvrables et jamais plus de 20 travailleurs simultanément), l’entrepreneur peut coordonner la sécurité. Cet entrepreneur coordinateur ne devra satisfaire qu’à une seule condition, à savoir avoir suivi une formation de base d’au moins 12 heures en matière de sécurité et de santé au travail. Une attestation reconnue par le secteur lui sera remise à cet effet.
Voor bouwwerken die geen bijzonder risico met zich meebrengen (niet hoger dan 5 m, niet dieper dan 1,2 m, …) en die beneden een bepaalde omvang blijven (500 mandagen of korter dan 30 werkdagen en nooit meer dan 20 werknemers tegelijk), mag de aannemer de veiligheid coördineren. Deze aannemer-coördinator zal slechts aan één voorwaarde moeten voldoen, zijnde het volgen van een minimale opleiding van ten minste 12 uur inzake veiligheid en gezondheid op het werk. Een door de sector erkend attest zal hiervoor uitgereikt worden.
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
15
N.B.: Il est envisagé d’intégrer la formation de coordinateur à la formation de base des architectes. A cet effet, les établissements de formation devront adapter les cours pour les architectes. Cela prendra évidemment encore quelques années. En d’autres termes, il n’y a pas encore actuellement d’accès plus facile à la fonction de coordinateur de sécurité pour les architectes.
N.B.: Het is de bedoeling dat de opleiding voor coördinator zou geïntegreerd worden in de basisopleiding voor architecten. Hiertoe zullen de opleidingsinstituten voor architect de cursussen moeten aanpassen. Dit zal uiteraard nog enkele jaren in beslag nemen. M.a.w. er is momenteel nog geen versoepelde toegang tot de functie van veiligheidscoördinator voor architecten.
L’accès plus aisé à la fonction de coordinateur pour les entrepreneurs n’est pas non plus effectif car les formations (12 et 24 heures) ainsi que la liste publique sur laquelle les entrepreneurs doivent être inscrits n’existent pas encore.
De versoepelde toegang tot de taak van coördinator voor aannemers is evenmin gerealiseerd, vermits de opleidingen (12 en 24 uur) en de publieke lijst waarop aannemers zich moeten inschrijven nog niet bestaan.
DOCUMENTS DE COORDINATION SIMPLIFIÉS POUR LES PETITS CHANTIERS VEREENVOUDIGDE COÖRDINATIEDOCUMENTEN VOOR DE KLEINERE WERKEN
Dans l’ancienne réglementation, trois documents devaient être établis dans tous les cas où la coordination était obligatoire. Dans la nouvelle réglementation, ces trois instruments de coordination sont simplifiés pour les petits travaux, certains étant même dans quelques cas supprimés.
In de vroegere reglementering dienden in alle gevallen waar de coördinatie een verplichting was drie documenten opgesteld te worden. In de nieuwe reglementering worden deze drie coördinatie-instrumenten voor de kleinere werken vereenvoudigd en in bepaalde gevallen worden sommige ervan afgeschaft.
JOURNAL DE COORDINATION N’est plus une obligation pour les petits travaux.
COÖRDINATIEDAGBOEK Is voor kleinere werken geen verplichting meer.
DOSSIER D’INTERVENTION ULTÉRIEURE Est limité à un "manuel de l’ouvrage de construction" qui décrit les éléments comportant un risque (par exemple les éléments porteurs) et précise la localisation des conduites utilitaires (eau, gaz, électricité,…).
POSTINTERVENTIEDOSSIER Wordt beperkt tot een "handleiding van het bouwwerk": beschrijving van de risicohoudende elementen (bvb. dragende elementen) en de juiste locatie van de nutsleidingen (water, gas, elektriciteit, … ).
PLAN DE SÉCURITÉ ET DE SANTÉ Seule une version simplifiée du plan sera encore requise. Pour les petits travaux de construction pour lesquels aucun architecte n’est requis et qui ne comportent pas de risques aggravés (pas plus haut que 5 m, pas plus profond que 1,2 m,…), par exemple la rénovation d’une salle de bains, la simplification est encore plus poussée. Dans ce cas, le plan de sécurité et de santé peut être remplacé par une convention écrite entre les parties intervenantes, comprenant des accords clairs relatifs aux travaux successifs ou simultanés et à leurs délais d’exécution, ainsi que des mesures de prévention à prévoir. Pour ce type de travaux, seul un dossier d’intervention ultérieure devra donc être établi. L’entrepreneur pourra assurer la coordination pour ces travaux s’il a suivi une formation de base de 12 heures.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Er zal slechts een vereenvoudigde versie vereist worden. Voor kleinere bouwwerken waarbij geen architect vereist is en die geen werkzaamheden met verhoogd gevaar (niet hoger dan 5 m, niet dieper dan 1,2 m, …) inhouden, bvb. de renovatie van een badkamer, wordt de vereenvoudiging nog verder doorgedreven. Hier zal het veiligheids- en gezondheidsplan mogen vervangen worden door een schriftelijke overeenkomst tussen de tussenkomende partijen, waarin duidelijke afspraken zijn opgenomen betreffende de achtereenvolgende of gelijktijdige werkzaamheden en hun uitvoeringstermijnen alsook de te voorziene preventiemaatregelen. Voor dit soort werken zal dus nog enkel een postinterventiedossier moeten opgesteld worden. De aannemer zal bij deze bouwwerken de coördinatie mogen waarnemen indien hij een basisopleiding heeft gevolgd van 12 uur.
QUI DÉSIGNE LE COORDINATEUR DE SÉCURITÉ ? WIE STELT DE VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR AAN ?
16
Pour les travaux inférieurs à 500 m2, ce sera désormais toujours l’architecte, ou à défaut l’entrepreneur, qui devra désigner le coordinateur et porter la responsabilité de l’organisation de la coordination de la sécurité.
Voor werken kleiner dan 500 m2 zal voortaan altijd de architect, of bij gebrek de aannemer, de coördinator moeten aanduiden en verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de veiligheidscoördinatie.
Pour les travaux de construction de plus de 500 m2, ce sera toujours la responsabilité du maître d’ouvrage, même si celui-ci est un particulier.
Voor bouwwerken groter dan 500 m2 zal dit steeds de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever, zelfs al is deze een particulier.
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
DIMINUER LES ACCIDENTS DE TRAVAIL
ARBEIDSONGEVALLEN VERMINDEREN
Le seul point de départ correct pour aborder cette réglementation doit être, selon la Confédération Construction, le souci de faire diminuer les accidents de travail sur les chantiers. Il convient par conséquent de rechercher l’instrument juridique le plus efficace et les procédures les plus optimales pour endiguer les risques. L’ancienne réglementation connaissait des formes d’application exagérées, surtout pour les petits travaux de construction. Dans de nombreux cas, la paperasserie était importante mais n’entraînait aucune amélioration de la sécurité. La coordination de la sécurité était devenue un but en soi. Les orientations adoptées par le Conseil des Ministres de Raversijde afin d’assouplir la réglementation pour les petits travaux de construction sont un pas dans la bonne direction. Il convient néanmoins de se demander si la volonté politique et les objectifs du Conseil des Ministres de Raversijde ont bien été mis en oeuvre par ce nouvel arrêté royal.
Het enige juiste uitgangspunt om deze reglementering te benaderen moet volgens de Confederatie Bouw de bekommernis zijn de arbeidsongevallen op de bouwplaatsen te doen verminderen. Bijgevolg moet gezocht worden naar het meest efficiënte juridische instrument en de meest optimale procedures om de risico’s op in te dijken. De vorige reglementering kende buitensporige toepassingsvormen, vooral bij de kleinere bouwwerken. In veel gevallen werd veel papier geproduceerd, maar bracht dit geen verbeterde veiligheid met zich mee. Veiligheidscoördinatie om de veiligheidscoördinatie! De door de ministerraad van Raversijde aangenomen krachtlijnen om de reglementering te versoepelen voor kleine bouwwerken waren een stap in de goede richting. De vraag dient evenwel gesteld of de politieke wil en de bedoelingen van de ministerraad van Raversijde wel degelijk gerealiseerd worden in dit nieuw koninklijk besluit.
C’est l’avenir qui nous dira si les entrepreneurs et les architectes vont assurer la coordination de la sécurité sur les petits chantiers. Nous pensons qu’ils assumeront cette responsabilité pour les très petits travaux de rénovation et de transformation ne comportant pas de risques aggravés. Pour les petits travaux comportant des risques aggravés, les conditions sont, selon la Confédération, encore trop complexes et l’assouplissement n’est pas encore suffisant pour inciter l’entrepreneur à exercer la tâche de coordination. Nous craignons que l’entrepreneur n’assumera pas automatiquement la responsabilité de coordinateur et que, par conséquent, l’on devra encore toujours faire appel à un coordinateur de sécurité traditionnel. La volonté politique d’alléger la facture du maître d’ouvrage particulier aura été alors un coup d’épée dans l’eau.
Of aannemers en architecten de veiligheidscoördinatie zullen op zich nemen voor de kleinere werken, zal de toekomst moeten uitwijzen. Wij menen dat zij die verantwoordelijkheid zullen opnemen voor de zeer kleine verbouwings- en renovatiewerken zonder verhoogde risico’s. Voor de kleinere werken met bijkomende risico’s, zijn volgens de Confederatie de voorwaarden nog te ingewikkeld en is de versoepeling niet ver genoeg doorgedreven opdat de aannemer zou aangezet worden om de taak van coördinator op zich te nemen. Wij vrezen dat de aannemer niet automatisch de verantwoordelijk van coördinator zal opnemen en bijgevolg zal er nog steeds een beroep moeten gedaan worden op een traditionele veiligheidscoördinator. De politieke betrachting om de factuur van de particuliere bouwheer te verlichten zal dan ook een slag in het water zijn.
FUNERAIRE / FUNERAIRE SECTOR
Xavier Deflorenne Coordinateur / Coördinator Cellule de Gestion du Patrimoine funéraire Beheerscel van het Funerair Erfgoed MRW/Wallonia Nostra
UN CIMETIÈRE POUR DEMAIN? APPROCHES ET EXPÉRIENCES DU CIMETIÈRE CONTEMPORAIN Sous ce titre un peu énigmatique se profile un sujet dont l’importance et l’ampleur ne font plus, à l’heure d’aujourd’hui, aucun doute. Une prochaine journée d’étude consacrée au sujet permettra de débattre concrètement de la question. Cliché J.Barbet
EEN BEGRAAFPLAATS VOOR MORGEN? DE HEDENDAAGSE BEGRAAFPLAATS. BESCHOUWINGEN EN ERVARINGEN
Onder deze enigszins raadselachtige titel gaat een onderwerp schuil waarvan het belang en de draagwijdte heden ten dage niet meer in twijfel worden getrokken.
18
En effet, devant les difficultés récurrentes liées aux pratiques funéraires contemporaines, devant l’évolution des mœurs cinéraires ou la demande pressante pour une conception respectueuse du lieu d’inhumation – conception qui, il faut bien le remarquer, tend à disparaître dans de nombreux lieux pour laisser la place à une gestion de l’espace stricto sensu –, il revient aux observateurs de constater combien, depuis une dizaine d’années, le dilemme entre, d’une part, la volonté de la population, toujours plus attentive aux lieux sépulcraux et, d’autre part, les attitudes des pouvoirs gestionnaires des sites, habitudes prises depuis la seconde guerre mondiale, peuvent diverger, voire s’affronter.
Inderdaad, tegenover de terugkerende problemen in de hedendaagse funeraire praktijken en de evolutie van het cremeren waarbij steeds meer vraag is naar een respectvol begrip van de strooiplaats – een begrip dat, het dient gezegd, op vele plaatsen dreigt te verdwijnen om plaats te maken voor een te strikt genomen interpretatie van ruimtebeheer –, moet de toeschouwer toch vaststellen dat, sinds een tiental jaren, de na de tweede wereldoorlog ontstane gebruiken met enerzijds de wensen van de bevolking die steeds aandachtiger is voor de begraafplaatsen, en anderzijds de houding van de beheersinstanties, sterk uiteen kunnen lopen en zelfs met elkaar in botsing komen.
A QUOI SERT UN CIMETIÈRE ? Pourtant, il semble désuet autant qu’infondé de dire que tout va mal. La réflexion funéraire existe, et ce depuis des années. Certes, les réalisations en Wallonie sont rares, et souvent peu heureuses. Toutefois des projets naissent progressivement. C’est que nous sommes à ce moment charnière où l’importance patrimoniale et urbanistique des anciens cimetières est en passe d’être ouvertement reconnue, tout comme la vacuité et la dimension inintéressante des cimetières de la seconde moitié du 20e siècle. De ces deux réalités, confrontant l’ancien et le moderne, naissent de nouvelles interrogations, moins fonctionnelles, ou du moins dont la fonctionnalité n’est plus, et heureusement sans doute, le tout premier critère de décision. Car c’est à cette question que doivent répondre, à l’heure actuelle, les décideurs: à quoi sert un cimetière ?
WAARTOE DIENT EEN BEGRAAFPLAATS? Het is echter ouderwets en ongegrond, te zeggen dat alles de slechte kant opgaat. Er wordt al sinds meerdere jaren wel degelijk goed over het funeraire thema nagedacht. Het is inderdaad zo dat de realisaties in Wallonië eerder zeldzaam zijn, en dikwijls niet zo goed van kwaliteit maar geleidelijk aan komen er toch nieuwe projecten bij. We staan op het punt het belang van het erfgoed en de stedenbouw in de oude begraafplaatsen openlijk te erkennen, en ons van de leegheid en oninteressante dimensie van die van de tweede helft van de 20e eeuw bewust te worden. Vanuit deze twee realiteiten, door oude waarden met modernere te confronteren, ontstaan nieuwe vragen die minder functioneel zijn, of waarvan de functionaliteit gelukkig niet meer het voornaamste criterium vormt bij het nemen van beslissingen. Want die vraag dienen de bevoegde instanties nu te beantwoorden: waartoe dient een kerkhof ?
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
Beaucoup, baignés dans la perte de signification venue dans la seconde moitié du 20e siècle, trouveront étonnant de poser cette question aux réponses aussi essentielles que fluctuantes. Pourtant, ces mêmes s‘élèveront devant l’expression qui affirme que ce cimetière récent est avant tout "un parking pour morts". En d’autres mots – et l’analyse des comportements professionnels sur les sites le prouve à l’envi – le cimetière de la seconde moitié du 20e siècle n’est pas très différent d’une décharge pour déchets soigneusement triés et plus ou moins bien ordonnés; des restes dont l’avenir est un effacement complet et selon des pratiques peu respectueuses de ce que furent les individus. UNE PLACE À PRÉSERVER Ces phrases sont volontairement fortes, voire, parfois, un peu outrancières. C’est qu’elles visent avant tout à mettre en évidence le véritable problème de nos cimetières, problème que tentent de combattre tant les pouvoirs régionaux que nombre de décideurs communaux sensibilisés à cette matière: le cimetière reste un lieu essentiel de la vie sociale et communautaire. Et il ne serait pas exagéré d’affirmer que le cimetière est un espace de ciment social, de cohésion communautaire et d’inscription dans le ressenti collectif d’une identité, qu’il se développe dans le deuil (lieu pour); le recueillement (lieu pour) ou la visite attentive. Mais qui mentionne ces trois "usages" est forcé de reconnaître, dans un même temps, combien beaucoup de ces lieux créés depuis les années cinquante sont totalement inadaptés pour les recevoir. Comment exprimer son deuil ou se recueillir dans l’habitat pavillonnaire préfabriqué posé en tapis bigarrés que sont devenus nos cimetières ? Mieux, qu’avons-nous encore à apprendre de beaucoup de nos cimetières contemporains tant le manque de créativité, de réflexion ou d’humanité s’y font sentir ? Croire que le cimetière ne sert qu’aux morts est illusion de notre monde industriel, les thanatologues et les psychiatres l’ont magnifiquement bien exposé depuis une vingtaine années par l’analyse de ce mal psychique que l’on qualifiera d’impossibilité à "faire son deuil". Le cimetière, espace spécialisé par sa fonction, est également un lieu qui doit recevoir un traitement spécifique, adapté à cette spécialisation et aux corollaires qu’elle implique. VANDALISME Ces réflexions ne sont qu’une partie de la problématique, j’y ajouterai cette question qui contient, implicitement, sa propre réponse: "pourquoi le vandalisme touche-t-il de plus en plus fréquemment les lieux sépulcraux ?"… sinon, entre autres points, parce qu’ils ne suscitent plus, par leur urbanisme, leur paysage ou leur monument, aucun respect. Vandaliser un cimetière contemporain reviendrait-il à se défouler sur des épaves dans une casse automobile ? Je suis persuadé, l’ayant entendu de la bouche d’un jeune vandale qui s’était "fait piquer", que le même sentiment d’impunité plane dans l’esprit de beaucoup. Pourtant des choses bougent, des volontés remuent. Combien de cimetières anciens sont au centre de projets paysagers ou cinéraires ? La Cellule de Gestion du Patrimoine funéraire en suit au moins une dizaine à des états d’avancement différents. Il en va de même pour des réflexions strictement contemporaines, en devenir. RÉFLEXION Alors ? Que sera le cimetière de demain ? Un terrain vague minéralisé à outrance par les caveaux en matériaux colorés comme le 20e siècle en a laissés ? Peut-être, au contraire, un lieu offrant à la population un espace apte à recevoir et guider leur deuil ? Je l’espère, tout en sachant que l’on trouvera toujours, en dehors de cette heureuse frange que l’on peut souhaiter la plus large possible, de ces lieux funéraires frigorifiques. Quel pourrait être le visage idéal du cimetière de demain ? Il n’y a, fort heureusement, pas de réponse unique: le cimetière de demain doit être au plus près de l’identité et des besoins des collectivités qui l’élaborent et, en fin de parcours biologique, des individus qui l’occupent. Il est parfois dommage de constater que beaucoup de décideurs ont oublié qu’au 19e siècle, la réflexion pour l’aménagement des cimetières urbains a suivi le même parcours que pour celui des parcs. Le 20e siècle fut lui aussi traversé par la réflexion de certains architectes et urbanistes qui se posèrent ces interrogations, mais tout cela semble bel et bien méconnu, et depuis plus de trente ans.
Velen onder ons, die opgroeiden in de tweede helft van de 20e eeuw, in een atmosfeer waarbij de betekenis van talrijke dingen verloren zijn gegaan, zullen dit waarschijnlijk een vreemde vraag vinden, waarvan het antwoord al even essentieel als veranderlijk lijkt. Het zijn nochtans dezelfde mensen die de mening bijtreden dat de hedendaagse begraafplaats vooral een "parkeerplaats voor de doden" is geworden. Met andere woorden – en het onderzoek naar het gedrag van de professionelen op deze sites bevestigt het – het kerkhof van de tweede helft van de 20e eeuw is niet veel meer dan een stortplaats voor zorgvuldig gesorteerd afval dat min of meer goed wordt geordend; het zijn resten die in de toekomst zullen verdwijnen door de toepassing van praktijken met weinig respect voor het individu. EEN PLAATS OM TE BESCHERMEN De toon van deze zinnen is zeker fel en soms zelfs wat overdreven. De bedoeling daarvan is de aandacht op het ware probleem van onze kerkhoven te vestigen, een probleem dat zowel door de gewestelijke als de gemeentelijke instanties, die gevoelig zijn voor deze zaak, wordt bestreden: het kerkhof blijft een essentieel onderdeel van het sociale leven. Het is trouwens niet overdreven te stellen dat het kerkhof een ruimte is van sociale gebondenheid, een plaats van communautaire eenheid en het collectief aanvoelen van een identiteit die ontstaan in de rouw (plaats), meditatie (plaats) of een hoffelijk bezoek. Maar wie het over deze drie "gebruiken" heeft, moet tegelijkertijd ook toegeven dat vele van deze plaatsen er sinds de jaren vijftig totaal ongeschikt voor zijn geworden. Hoe kan men rouwen of mediteren in een omgeving van prefab paviljoenen die als een bont tapijt over de moderne begraafplaatsen liggen verspreid? Beter nog, wat kunnen we van de hedendaagse kerkhoven nog leren, gezien ze zowel creativiteit, als overdenking en menselijkheid ontbreken. De gedachte dat het kerkhof enkel een plaats is voor de doden is de illusie van onze geïndustrialiseerde wereld. Thanatologen en psychiaters hebben er sinds een twintigtal jaar een goede uitleg voor gevonden door de analyse van de psychische stoornis die men kan omschrijven als "onmacht om een rouwproces door te gaan". Het kerkhof is door zijn functie een zeer specifieke plaats en dient een aparte behandeling te krijgen die aangepast is aan die specificiteit en al hetgeen er logischerwijze mee te maken heeft. VANDALISME Deze bedenkingen vormen slechts een deel van de problematiek. Ik zou er nog de volgende vraag bij willen stellen, die impliciet al haar antwoord bevat: "waarom zijn onze begraafplaatsen steeds vaker het doel van vandalisme ?" Eén van de redenen zal toch wel zijn dat deze plaatsen met hun urbanisme, hun landschap en hun monumenten geen enkel respect kunnen opwekken. Komt het vernielen van een begraafplaats niet ongeveer op hetzelfde neer als het stukslaan van een wrak op een autokerkhof ? Ik ben ervan overtuigd, en dat heeft een jonge vandaal die op heterdaad werd betrapt me zelf gezegd, dat velen van hen het gevoel hebben iets te doen dat niet strafbaar is. Nochtans is de situatie aan het veranderen en is er een zekere sensibilisering aan de gang. Heel wat oude kerkhoven vormen het middelpunt van landschappelijke en cineraire projecten. De Beheerscel van het Funerair Erfgoed volgt er minstens een twaalftal, de één al verder gevorderd dan de andere. En het zal niet alleen daar bij blijven. BESCHOUWING Hoe zal onze begraafplaats van morgen er dan wel uitzien? Een braakliggend terrein met buitensporig gekleurde grafkelders zoals de 20e eeuw er ons heeft nagelaten? Of misschien eerder een plaats die geschikt is om rouwende mensen op te vangen en te begeleiden ? Ik hoop althans dat deze rooskleurige gedachte heel dicht bij de werkelijkheid zal liggen, hoewel ik tegelijkertijd ook besef dat de kilheid op sommige begraafplaatsen niet zal verdwijnen. Wat moet men zich eigenlijk bij de ideale begraafplaats van morgen voorstellen? Hier bestaat gelukkig geen sluitend antwoord op: het kerkhof van morgen moet zo dicht mogelijk aanleunen bij de identiteit en de behoeften van de gemeenschap die ze aanlegt en van de individuen die er op het einde van hun leven plaats nemen. Het is soms bedroevend te moeten vaststellen dat vele van de bevoegde instanties vergeten zijn dat de aanleg van stedelijke begraafplaatsen in de 19e eeuw op dezelfde manier werd opgevat als parken. Ook in de 20e eeuw kregen we sommige architecten te horen die nadachten over deze materie, maar er wordt blijkbaar geen rekening mee gehouden, al meer dan dertig jaar.
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
19
En toute vraisemblance, le manque d’imagination – plus que la démission – est à relever dans le chef des gestionnaires actuels des sites. Inutile de jeter la pierre à quiconque, les démarches et réflexions qui ont pourtant fleuri partout en Europe depuis un demi siècle n’ont pas eu l’impact ou l’influence qu’elles méritaient. Les esprits n’étaient pas prêts, soit... ce n’est plus le cas désormais.
Hoogstwaarschijnlijk ligt het eerder aan een gebrek aan verbeelding van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beleid van deze plaatsen. Het dient tot niets wie dan ook te beschuldigen, de pogingen en denkoefeningen die nochtans overal in Europa sinds een halve eeuw gedaan worden, hebben de verdiende impact of invloed niet gehad. Men was er nog niet klaar voor, maar goed … dat is nu het geval niet meer.
JOURNÉE D’ÉTUDE La thématique qu’a choisi d’aborder la prochaine journée d’étude initiée par l’asbl Wallonia Nostra à Liège, le 16 avril prochain, vise à explorer, à guider, à exposer. En d’autres mots, elle tend à ouvrir les esprits sur cette dimension étonnante qu’est la signification du cimetière de demain tout en exposant la recherche que certains, qu’ils soient tailleurs de pierre ou échevins communaux, élaborent. Par l’intermédiaire d’une conférence et d’ateliers, elle vise à aborder l’ensemble des facettes volontairement à peine ébauchées dans ces lignes, et à permettre aux particuliers, aux décideurs, aux techniciens ou aux praticiens de participer, de s’entendre, de peut-être découvrir de nouvelles voies pour nos lieux sépulcraux. Le jeu de domino reste le plus fascinant moyen de faire évoluer la pensée.
STUDIEDAG Op initiatief van de vzw Wallonia Nostra te Luik vindt er op 16 april aanstaande een studiedag plaats. Met het thema dat hiervoor werd gekozen wil men verkennen , begeleiden, tonen. Met andere woorden, de resultaten van het onderzoek dat verricht is geweest door zowel steenhouwers als schepenen, zullen worden tentoongesteld en ons op die manier toelaten de geest te verruimen in de bijzondere betekenis die de begraafplaats van morgen zal hebben. Er zal getracht worden, door het houden van lezingen en ateliers, de verschillende ideeën die nog in een beginstadium verkeren, aan te snijden en de particulieren, beslissingsbevoegde personen en vaklui in staat te stellen zich te laten horen en op die manier misschien nieuwe mogelijkheden te vinden voor onze begraafplaatsen. Het domino-effect, dat men hier zo wenst in gang te zetten, blijft de meest fascinerende manier om een idee te laten evolueren.
Le cimetière de demain est déjà en formation, soyons en bien certains et il ne peut que venir un petit sourire de l’esprit à constater que c’est nous, auteur et lecteurs réunis devant ces mots, qui le peuplerons. Nous devrions y être attentifs. Le 16 avril 2005 sera une occasion de s’enquérir de cette réalité et d’en observer tant l’histoire que les premières approches diversifiées, au travers d’exemples communaux choisis et illustrés par leurs concepteurs. Contact Journée d'étude / Studiedag Wallonia Nostra - Xavier Bossu T +32(0) 63 21 26 25
Het kerkhof van morgen is al in wording, dat is zeker en ik voeg er met de glimlach aan toe dat wij het zijn, auteur en lezers van dit artikel, die er zullen op terechtkomen. Laten we dat ook niet vergeten. Op 16 april 2005 zal er gelegenheid zijn om zich te informeren over deze waarheid en een blik te werpen op zowel de geschiedenis als de eerste uiteenlopende opvattingen aan de hand van gemeentelijke voorbeelden gepresenteerd door de bedenkers ervan.
BIBLIOTHEQUE / BIBLIOTHEEK
Josepmaria Teido i CAMI Jacinto Chicharro SANTAMERA
LA SCULPTURE SUR PIERRE (HET BEELDHOUWEN OP STEEN) 192 pages / 192 bladzijden Paris (Editions Gründ), 2001 ISBN 2-7000-2087-1
w w w.g r u n d. f r
Sans doute décidés à nous mettre directement dans l’ambiance, les auteurs nous proposent une brique (peut-être faudrait-il plutôt dire: un roc) de 1200 grammes, avertissement peut-être de la dépense physique que supposent nécessairement le travail et les manipulations des objets évoqués. Manifestement praticiens compétents et amoureux de la sculpture sur pierre, nos deux compères ambitionnent de nous transmettre leur savoir et leur passion. En ce qui nous concerne, la tâche était aisée, ils prêchent des convertis. On peut croire qu’au moins, ils éveilleront l’intérêt de moins avertis. Cet ouvrage se divise essentiellement en deux parties: un aperçu historique et ce que l’on pourrait appeler un cours de sculpture sur pierre. Aperçu est bien le terme adéquat. Même en grand format, donner, en moins de 20 pages, de la sculpture "une vision générale de la place qu’elle a occupée dans l’histoire de l’humanité, aussi bien dans le temps que dans l’espace" était très ambitieux, même pour le De auteurs van dit boek wilden zonder twijfel met zijn omvang de lezers in de sfeer brengen; deze kanjer waarschuwt met zijn 1200 gram misschien voor de fysieke inspanning die het beeldhouwen vanzelfsprekend met zich meebrengt. De twee kameraden, duidelijk heel bedreven vaklui en liefhebbers van het beeldhouwen op steen, trachten met dit boek hun kennis en passie aan ons over te dragen. Wat ons betreft was dat zeker geen moeilijke taak, gezien we zelf al lang fervente steenhouwers zijn. Laten we zeggen dat ze op zijn minst de aandacht van de amateurs zullen trekken. Dit boek is opgesplitst in twee delen: het ene deel biedt een historisch overzicht en het andere een cursus beeldhouwen op steen. "Overzicht" is wel degelijk het goede woord. 20 pagina’s wijden aan een "algemene visie op de plaats die het beeldhouwwerk inneemt in de geschiedenis van de mensheid, zowel in de tijd als de ruimte" is een ambitieuze opgave, zelfs al zijn deze pagina’s van groot formaat. Het verhaal begint in de prehistorie, behandelt 22
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
licencié en histoire de l’art et en théologie (sic) qu’est Santamera. Une illustration riche, un texte allant de la préhistoire à "l’aube du XXIe siècle" en passant notamment par les Mayas, les Grecs, les Romains et se clôturant par un schéma chronologique, suffiront malgré tout sans doute à raviver chez le connaisseur certaines notions évanescentes et à tenter le profane d’approfondir en consultant des ouvrages plus complets. Mais le principal de l’initiative de nos auteurs est l’ambition d’initier à "l’art de la sculpture". On passe tout en revue, les intitulés de chapitres en font foi: "La pierre, L’atelier, Le projet, La taille directe, Le métier de sculpteur, Pas à pas". Mais la sculpture peut-elle s’enseigner dans un livre ? Car la sculpture, c’est deux choses: un métier, celui de tailleur de pierres, et un art. De même qu’on n’imagine pas un écrivain rédigeant dans met name de Maya’s, de Grieken, de Romeinen en gaat helemaal tot de "dageraad van de 21ste eeuw". Bovendien is het rijk geïllustreerd en besluit het met een chronologisch schema. Voldoende om, ondanks alles, zelfs bij de kenners enkele vergeten begrippen weer boven te halen, en de leken te verleiden zich verder te verdiepen. Het voornaamste doel van deze auteurs was echter het initiëren in "de kunst van het beeldhouwen". Alles passeert de revue en de titels van de hoofdstukken liegen daar niet om: "De steen, De werkplaats, Het project, Het houwen zelf, Het beroep van beeldhouwer, Stap voor stap". Maar kan het beeldhouwen met een boek worden aangeleerd? Want de beeldhouwkunst, dat zijn twee dingen: enerzijds is het een beroep, dat van beeldhouwer, en anderzijds is het ook een kunst. Zoals een auteur die schrijft in een taal die hij niet beheerst, een chirurg die bibbert of
une langue qu’il ne maîtrise pas, un chirurgien qui aurait la tremblote, un champion automobile confondant cardan et pignon, le sculpteur ne saura s’exprimer que si son esprit maîtrise sa main. Le projet des auteurs est donc légitime: apprendre aux futurs sculpteurs le métier. Seulement, voilà, cela, ça ne s’apprend que "sur le tas". L’exposé en question ne pouvait être que le passage en revue, en l’occurrence complet sinon exhaustif, de ce que l’aspirantsculpteur va devoir apprendre à coups de cloches aux doigts et de sueur au front ailleurs que dans un livre. Il n’en reste pas moins que l’ouvrage est talentueux, conçu et réalisé par des gens qui, à l’évidence, savent de quoi ils parlent. Il permettra sûrement à certains de prendre conscience de leur(s) lacune(s) et à d’autres de passer malgré tout quelques moments agréables en compagnie du "beau". Et puis, sait-on jamais ?, peut-être éveillera-t-il des vocations ? een kampioen formule-1 die het verschil niet kent tussen de cardanas en het tandwiel, kan men zich al evenmin een beeldhouwer inbeelden die zich bij zijn werk niet door zijn gemoed laat leiden. De opzet van de auteurs is dus gegrond: de toekomstige beeldhouwers het vak aanleren, hoewel dat enkel kan gebeuren door praktijkervaring. De uiteenzetting kon ook niet meer zijn dan een opsomming van dingen die de kandidaatbeeldhouwer, in het zweet des aanschijn en door op zijn eigen vingers te kloppen, zal moeten leren. Ze passeren inderdaad allemaal de revue, in dit geval volledig en soms zelfs uitputtend. Desalniettemin is het een getalenteerd werk, uitgedacht en gerealiseerd door mensen die duidelijk weten waarover ze het hebben. Het zal sommigen in elk geval de gelegenheid geven zich bewust te worden van hetgeen ze minder goed beheersen, en anderen desondanks een aangenaam tijdverdrijf bezorgen. En men weet nooit dat het bij sommigen geen roeping zal doen ontluiken. C.B.
MULTIMEDIA / MULTIMEDIA
INTERNET: LES BELGES PROGRESSENT /DE BELGEN MAKEN VOORUITGANG L’ISPA (association nationale des fournisseurs de services Internet) vient de publier le rapport de sa vingt-deuxième enquête relative à l’année 2004, qui nous apprend que les connexions en Belgique ont dépassé les 2 millions. On y apprend aussi que la progression entre 2003 et 2004 est de 7,4 % en moyenne (privés – sociétés). La part des connexions à haut débit est maintenant de 80 %. L’ ISPA suggère des incitants financiers de la part du gouvernement, associés à une baisse des prix des ordinateurs afin d’augmenter le taux de pénétration des moyens informatiques dans les foyers. En Belgique, à peine 1 famille sur 2 a un ordinateur. En Hollande, les pays Scandinaves et l’Amérique du Nord, on dépasse même le rapport de 3 sur 4. Cette faible pénétration de l’ordinateur hypothèque bien entendu la future croissance d’Internet dans notre pays, car il va de soi que sans PC pas d’Internet. ISPA , de nationale vereniging van de Belgische Internet Service Providers, heeft zopas een rapport gepubliceerd van haar tweeëntwintigste onderzoek betreffende het jaar 2004, waar uit af te leiden valt dat de kaap van 2 miljoen aansluitingen in België werd overschreden. Het blijkt ook dat de stijging tussen 2003 en 2004 gemiddeld 7,4% bedraagt (privé - bedrijven). De aansluitingen met hoge capaciteit zijn nu opgelopen tot 80%. De ISPA stelt voor dat de overheid financieel tegemoetkomt en zo de prijs van de computers doet dalen om er op die manier meer in de huiskamers te krijgen. In België heeft slechts 1 familie op 2 een computer. In Nederland, de Scandinavische landen en Noord-Amerika is de verhouding zelfs hoger dan 3 op 4. Deze zwakke positie van de computer legt in ons land natuurlijk een hypotheek op de verdere groei van het internet, want zonder PC kan je natuurlijk niet surfen. D.J. Info www.ispa.be
CE QUI EST DÛ EST DÛ, BON À SAVOIR! La coût de la licence d’un programme est le salaire des concepteurs des softwares. Dans le cas de Microsoft, lors de l’achat d’un nouveau PC, la licence de votre Windows ne vaut que pour un ordinateur et ne peut donc pas servir sur les autres machines de votre entreprise… à moins de payer les licences correspondantes.
GOED OM WETEN! Met de prijs van een licentie wordt ook het salaris van de softwareontwikkelaars betaald. In het geval van Microsoft is de licentie van Windows bij de aankoop van een nieuwe PC geldig voor één enkel toestel en die kan dus niet op de andere machines van uw bedrijf worden geïnstalleerd… behalve als de licenties natuurlijk worden betaald. D.J. Info www.microsoft.com/belux/fr/ licences/information.asp#top
ACTUALITE / ACTUEEL
Contact Paty Sonville + 32 (0) 497 75 61 33
[email protected] http: //home.euphonynet.be/ symposium-sculpture
PIERRE ET FEU STEEN EN VUUR
Un titre évocateur pour le prochain symposium international de sculpture des Avins-en-Condroz en juin 2005. De 1977 à 1992, le village des Avins-en-Condroz a reçu 16 éditions successives des rencontres de sculpture, organisées entre autres à l’initiative du sculpteur Michel Smolders. En 2003, un comité d’artistes a décidé de relancer la manifestation en invitant plusieurs sculpteurs étrangers. Enthousiasme et succès étaient au rendez-vous, donnant aux organisateurs le souffle pour instituer un rythme biennal à la manifestation. Du 30 mai au 26 juin 2005, dix sculpteurs provenant d’Europe, d’Asie, des Amériques et d’Afrique travailleront sur le site des Carrières Jullien. A ce jour, les artistes sélectionnés sont Vincent Dubois (Belgique), Marcus De Vestele (Belgique), Hugo René Morales (Chili), Kamen Tanev (Bulgarie), Cissy Van der Wel (Pays-Bas), Henri-Georges Vidal (France), Vincent de Paul Zoungrana (Burkina Faso) et Sylvie Rousselle (France). Chacun recevra un bloc de calcaire dans lequel il fera naître une œuvre monumentale, favorisant la taille directe et manuelle. Cet événement allie la sensibilisation aux métiers de la pierre à la promotion de la région et de son environnement. Le souhait d’impliquer la population locale sous tend le programme d’activités didactiques qui accompagneront le symposium: circuit pédagogique, visites aux ateliers et aux carrières, tables d’hôtes, etc. Le titre de l’événement, Pierre et feu, est inspiré par l’atelier de coulée de bronze qui se déroulera parallèlement au symposium consacré à la pierre. Ce symposium et cet atelier déboucheront sur deux expositions montrant l’ensemble des œuvres produites, ainsi que les différentes étapes de leur réalisation. Une "Fête de la Pierre et du Feu", organisée avec les partenaires locaux, encadrera les vernissages des expositions le samedi 25 juin 2005 sur le site des Carrières Jullien. Un catalogue reprenant les œuvres produites lors de ces rencontres internationales de sculpture accompagnera l’exposition qui circulera en Wallonie et à Bruxelles en 2005 et 2006. L’événement est le fruit de la collaboration entre trois associations, le collectif d’artistes Symposium Les Avins ,l’asbl Roule ta bille destinée à l’éducation relative à la nature et à l’environnement et l’asbl Hors champs dédiée entre autres à la promotion des arts plastiques. A noter également dans vos agendas, le vernissage le 11 juin 2005 de l’exposition des sculptures de Anne Cornil (Belgique), Pol Lemaire (Belgique), Marcus De Vestele (Belgique), Arie Molendijk (Pays-Bas), Alexander Molev (Russie), Daniel Priese (Allemagne) réalisées lors du symposium de sculpture de 2003 et qui seront exposées dans le Parc Colonial et Sobieski (rue Sobieski à 1020 Bruxelles-Laeken) durant les mois d'été 2005. 24
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
Een veelbetekenende titel voor het volgende internationale sculptuursymposium dat in juni 2005 te Avins-en-Condroz gehouden wordt. Tussen 1977 en 1992 kende het dorpje Avins-en-Condroz al 16 opeenvolgende ontmoetingen rond de beeldhouwkunst, op initiatief van de beeldhouwer Michel Smolders en andere artiesten. In 2003 besliste een kunstenaarscomité om deze manifestatie weer op te starten door verschillende buitenlandse beeldhouwers uit te nodigen. Het enthousiasme en het succes was groot zodat de organisatoren er zin in hadden er een tweejaarlijkse gebeurtenis van te maken. Van 30 mei tot 26 juni 2005 zullen 10 beeldhouwers uit Europa, Azië, het Amerikaanse continent en Afrika op de site van de Carrières Jullien komen werken. De geselecteerde kunstenaars zijn Vincent Dubois (België), Marcus De Vestele (België), Hugo René Morales (Chili), Kamen Tanev (Bulgarije), Cissy Van der Wel (Nederland), Henri-Georges Vidal (Frankrijk), Vincent de Paul Zoungrana (Burkina Faso) en Sylvie Rousselle (Frankrijk). Ieder van hen krijgt een stuk kalksteen tot zijn beschikking waarvan hij een beeldhouwwerk moet maken met een voorkeur voor manuele bewerking. Met dit evenement worden zowel de beroepen van de steensector als de streek en zijn omgeving gepromoot. De didactische activiteiten van het symposium zijn er bovendien ook op voorzien om de lokale bevolking te betrekken: een pedagogisch circuit, bezoek aan de ateliers en de groeve, tables d’hôtes, enz… De titel van het evenement, "Steen en vuur", is ook bezield door het atelier brons gieten, dat gelijktijdig met het sculptuursymposium wordt gehouden. Het symposium en het atelier geven aanleiding tot twee tentoonstellingen waar de resultaten en de verschillende etappes in de realisatie zullen worden getoond. De vernissages van deze tentoonstellingen hebben plaats op zaterdag 25 juni 2005 en worden omkaderd door het "Feest van Steen en Vuur", dat op de site van de "Carrières Jullien" samen met de lokale partners wordt georganiseerd. Ter gelegenheid van de tentoonstelling die in Brussel en Wallonië rond zal trekken in 2005 en 2006, wordt er een catalogus uitgebracht over de werken gerealiseerd tijdens deze internationale bijeenkomst. Dit evenement komt tot stand door de samenwerking van drie verenigingen; het kunstenaarscollectief Symposium Les Avins, de vzw Roule ta bille die zich met de opvoeding rond natuur en milieu bezighoudt, en de vzw Hors Champs die zich onder andere wijdt aan de promotie van de plastische kunsten. Noteer in uw agenda ook de vernissage op 11 juni 2005 van de tentoonstelling rond de beeldhouwwerken die Anne Cornil (België), Pol Lemaire (België), Marcus De Vestele (België), Arie Molendijk (Nederland), Alexander Molev (Rusland) en Daniel Priese (Duitsland) realiseerden op het sculptuursymposium van 2003 en die zullen te bezichtigen zijn in het Koloniaal Park en het Sobieskypark (Sobieskistraat te 1020 BrusselLaken) gedurende de zomermaanden van 2005. C.M.
ACTUALITE / ACTUEEL
APPELER UN CHAT UN CHAT DE DINGEN BIJ HUN NAAM NOEMEN L’offre des matériaux pierreux disponibles sur le marché belge de la construction ne fait que s’accroître. Outre les matériaux "belges"dont les performances sont bien connues en nos contrées, quantité de pierres exotiques envahissent les catalogues des marchands de matériaux. On y perdrait son latin… Les maîtres d’œuvre et les entrepreneurs sont donc amenés à choisir parmi des matériaux dont ils connaissent mal, voire pas du tout, les comportements. C’est pourquoi, le Centre Scientifique et Technique de la Construction mettra bientôt en ligne, sur son site www.cstc.be, une rubrique "produits de construction – pierres naturelles" reprenant des fiches techniques qui devraient aider à faire le bon choix. Le souhait est de fournir aux professionnels des informations techniques complètes et fiables sur les pierres naturelles les plus utilisées, remplaçant à terme la NIT 205 utilisée jusqu’ici comme référence dans le secteur. Ces fiches prennent en compte les nouvelles normes européennes en vigueur qui ont justifié une ambitieuse campagne de détermination des caractéristiques techniques des matériaux menée par le CSTC. Sur ces fiches, l’utilisateur trouvera une description de chaque matériau en trois volets différents et complémentaires: l’aspect macroscopique, la description pétrographique et les performances techniques. Les trois approches sont représentatives pour la carrière ainsi que pour le type de roche qui se voit attribuée une dénomination de référence univoque. Ainsi, il ne pourra plus y avoir de confusion entre deux matériaux, chacun ayant une carte d’identité. Ces informations sont déterminées sur base d’échantillons de référence fournis par le demandeur, à savoir le producteur ou la société responsable de l’importation de ce matériau sur le marché belge. Ces fiches sont le résultat d’analyses scientifiques poussées devant offrir à l’utilisateur une connaissance totale et fiable des matériaux. Elles sont complétées par de nouveaux documents sur l’usage de la pierre en construction. A moyen terme, lorsque les informations auront été validées, les fiches feront l’objet d’une édition imprimée par le CSTC. Op de Belgische markt blijft het aanbod van stenen materialen stijgen. Behalve de Belgische producten, waarvan de prestaties in onze streken goed gekend zijn, worden ook talrijke exotische stenen opgenomen in de catalogussen van de leveranciers. Men geraakt er op den duur niet meer wijs uit... De bouwheren en aannemers moeten namelijk een keuze maken uit materialen waarvan ze het gedrag niet of nauwelijks kennen. Daarom start het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf binnenkort op zijn site www.wtcb.be met een rubriek "bouwmaterialen – natuursteen", met technische fiches van deze producten om een juiste keuze te kunnen maken. Bedoeling is de vaklui volledige en betrouwbare informatie te verschaffen over de meest gebruikte natuurstenen en de NIT 205, die tot nu toe in de sector als referentie werd gebruikt, op termijn te vervangen. Deze fiches houden rekening met de nieuwe van kracht zijnde Europese normen die de aanzet hebben gegeven tot de ambitieuze actie van het WTCB rond het bepalen van de technische kenmerken van de materialen. De gebruiker kan er een beschrijving in terugvinden van elk materiaal, in drie verschillende en complementaire luiken: macroscopische beschrijving, petrografie en technische kenmerken. Deze drie benaderingen zijn typerend voor zowel de steengroeve als het type gesteente, dat op deze manier
via zijn naamgeving een eenduidige verwijzing krijgt. Gezien ze allemaal dus een eigen identiteitskaart krijgen, kan er geen verwarring meer ontstaan tussen twee materialen. De informatie wordt bepaald op basis van referentiestalen die door de aanvrager worden gegeven, het is te zeggen, door de producent of het bedrijf dat voor de invoer van dat materiaal op de Belgische markt verantwoordelijk is. Deze fiches zijn het resultaat van grondige wetenschappelijke analyses die aan de gebruikers volledige en betrouwbare materiaalkennis moeten verschaffen. Ze worden aangevuld met nieuwe documenten betreffende het gebruik van de steen tijdens het bouwen. Eens de informatie op middellange termijn gevalideerd zal zijn, zal ze in een speciale gedrukte editie door het WTCB worden uitgegeven. C.M.
Contact www.cstc.be / www.bbri.be -
[email protected] [email protected] -
[email protected] -
[email protected]
ACTUALITE / ACTUEEL
LAURÉATS DU TRAVAIL LAUREATEN VAN DE ARBEID De gauche à droite / Van links naar rechts Marc Brams, Patrick Dascotte, Robert Brams, Jacques Dascotte, Henri Willemans
Le nouveau Doyen d'Honneur du Travail De nieuwe Eredeken van de Arbeid : Robert Brams
Le dimanche 30 janvier 2005 s’est déroulée à l’Auditorium 2000 du Parc des expositions de Bruxelles (Heizel) la cérémonie d’hommage aux Lauréats du Travail du Secteur de la Construction. La promotion de Doyen d’Honneur, Lauréats et Cadets du Travail a été organisée par l’Institut Royal des Elites du Travail de Belgique Albert I, avec, pour la circonstance, le soutien logistique de la Confédération Construction et la collaboration des organisations des employeurs et ouvriers du secteur de la Construction. L’Institut des Elites du Travail est une instance qui attribue des distinctions officielles afin de reconnaître les mérites des employeurs et des employés qui s’inscrivent pour la procédure d’admission et qui réussissent les examens. De cette manière, l’institut contribue à la qualité professionnelle, à la promotion de formations, à l’éthique au travail, à l’observation de la législation, et à l’évolution du secteur. Il faut le reconnaître, l’intérêt manifesté pour cette promotion diminue à chaque procédure, mais c’est une tendance générale dans toutes les promotions. Mais nous avons été heureux et fiers de voir quelques membres ou anciens membres recevoir un insigne d’honneur lors de cette impressionnante cérémonie.
26
Op zondag 30 januari 2005 vond in het Auditorium 2000 van het Tentoonstellingspark van Brussel (Heizel) de plechtige uitreiking der erekentekens aan de laureaten van de Arbeid uit de bouwsector plaats. Het was de bekroning van de promoties van Eredekens, Laureaten en Cadetten van de Arbeid in de bouwsector, die door het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid van België Albert I werden georganiseerd met de logistieke steun van de Confederatie Bouw en met medewerking van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid is een instantie die officiële erkenningen geeft voor beroepsverdiensten aan werkgevers en werknemers die zich voor de procedure inschrijven en in de proeven slagen. Op deze manier wil het instituut bijdragen tot de zorg voor kwaliteitsarbeid, tot het erkennen en bevorderen van beroepskwaliteiten, tot levenslang leren, ethiek op het werk, naleving van wetgeving, overdracht van kennis en know how. Het moet gezegd dat de belangstelling voor deze promotie bij elke procedure daalt, maar wij waren toch blij en fier te zien dat enkele leden of oud-leden steenhouwers een erekenteken in ontvangst mochten nemen gedurende deze indrukwekkende plechtigheid.
NOUS CITONS: Etoile de Cadet du Travail: Balhan Jean-Philippe, Chaudfontaine Bombeck Grégory, (ouvrier de l’entreprise Lopez Granit), Ransart Insigne de Bronze: Balhan Edouard, Soumagne - Demeyere Bernard, Wevelgem Insigne d’Argent: Brams Marc, Bruxelles - Dascotte Patrick, Asse De Battice Robert, Ougrée - Foscaro Jean-Pierre, Liège Insigne d’Or: Boury Valère, Oosterzele - Brams Robert, Bruxelles Verhees Roland, Deurne - Willemans Henri, Heverlee
WIJ CITEREN: Ster van Cadet van de Arbeid: Balhan Jean-Philippe, Chaudfontaine - Bombeck Grégory (werknemer van de onderneming Lopez Granit), Ransart Bronzen Erekenteken: Balhan Edouard, Soumagne Demeyere Bernard, Wevelgem Zilveren Erekenteken: Brams Marc, Brussel - Dascotte Patrick, Asse - De Battice Robert, Ougrée - Foscaro Jean-Pierre, Luik Gouden Erekenteken: Boury Valère, Oosterzele - Brams Robert, Brussel - Verhees Roland, Deurne - Willemans Henri, Heverlee
Le Brevet de Doyen d’Honneur Emérite a été remis à notre Vice-Président honoraire, Roland Verhees, qui rejoint ainsi Claude Bonhomme et Jacques Dascotte dans l’Eméritat.
Het brevet van Emeritus-Eredeken werd uitgereikt aan onze Honoraire Ondervoorzitter, Roland Verhees, die in het Emeritaat Claude Bonhomme en Jacques Dascotte vervoegt.
Le nouveau titulaire de la plus haute promotion, le Collier de Doyen d’honneur du Travail, est le dévoué Président de la Fédération Royale des Maîtres Tailleurs de Pierres de Belgique, Robert Brams.
De nieuwe drager van de hoogste onderscheiding, het Halssnoer van Eredeken van de Arbeid, is onze huidige en toegewijde Voorzitter Robert Brams.
Après la cérémonie, quelques décorés se sont retrouvés lors d’une petite fête organisée par la Fédération en l’honneur des lauréats. Dommage pour ceux qui ne sont pas venus, car l’ambiance y était très sympathique. Ce fut aussi l’occasion d’honorer les partenaires des décorés, non par une médaille, mais par un joli bouquet de fleurs.
Na de plechtigheid namen enkele personen deel aan een feestmaal georganiseerd door de Koninklijke Bond der Meester-Steenhouwers van België. Spijtig voor de afwezigen, want het ging er heel gezellig toe. Het bood ook de gelegenheid om de partners van de Laureaten te eren, niet met een medaille, maar met een mooie ruiker bloemen. D.D.H.
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
NOUVEAUX VISAGES DANS LE MONDE DES CARRIÈRES / NIEUWE GEZICHTEN IN DE WERELD VAN DE STEENGROEVEN Actif dans le secteur depuis 1962 au sein de la SPRL Carrière de Crossée, Monsieur Collin père se passionne rapidement pour ce matériau. Cette passion se double peu à peu d’ambition et en 1986, suite au décès de l’exploitant, il reprend cette société spécialisée en façonnage. Elle produit aujourd’hui encore des pierres calcaires pour le bâtiment telles qu’encadrements, seuils, couvre-murs, ainsi que du mobilier de jardin.
car elle se trouvait "à l’étroit"sur le seul site de Crossée. Après quelques tentatives inachevées, les contacts établis en mars 2004 avec les Carrières Jullien et les Carrières du Condroz ont abouti fin janvier 2005. Les Collin sont donc depuis peu les nouveaux actionnaires des deux carrières dont ils ont conservé intégralement le personnel, soit 19 ouvriers en usine, 4 ouvriers à l’extraction et 3 employés à l’administration.
Le chantier de Crossée tourne bien, grâce à une petite équipe où chacun a un rôle bien précis, prend des initiatives afin d’être autonome dans la mesure du possible.
Au programme de l’année à venir, il y aura assurément des investissements en terme de machines et de découverture sur les deux sites d’extraction. Le parc de machines actuel – quatre armures, deux mono-lames, un grand disque, quatre débiteuses, un polissoir à bandes, ainsi que plusieurs machines pour la taille mécanique – s’enrichira prochainement d’une débiteuse à commande numérique, puis d’une armure et d’un polissoir à tranches. Les nouveaux
En 2000, Jean-Christophe Collin commence son apprentissage au sein de l’entreprise. Il commence par débiter la pierre, noue des contacts avec la clientèle et les fournisseurs, apprend à connaître le métier de "carrier" sur le tas. Depuis 5 ans, la famille Collin cherchait à se développer Mijnheer Collin vader werkt in onze sector sinds 1962 al. Hij begon zijn loopbaan in de BVBA "Carrière de Crossée", waar hij al snel door dit materiaal geboeid raakte. De passie zette zich geleidelijk aan om in ambitie en naar aanleiding van het overlijden van de uitbater neemt hij het bedrijf, gespecialiseerd in de bewerking, in 1986 over. Er worden vandaag nog altijd bouwproducten in kalksteen gemaakt, zoals lijsten, dorpels, dekstenen maar ook tuinmeubelen. De werf van Crossée draait goed, dankzij een kleine ploeg waar elk een specifieke taak heeft, maar ook initiatieven kan nemen en in de mate van het mogelijke zelfstandig kan zijn. In 2000 start Jean-Christophe Collin zijn opleiding in het bedrijf. Hij begint met het verzagen van de steen, bouwt contacten op met klanten en leveranciers, en leert het vak van "groeve uitbater" aan op de werf. Vijf jaar geleden begon de familie Collin naar uitbreidings-
mogelijkheden te zoeken omdat ze zich op de enige site van Crossée benauwd begon te voelen. Na enkele pogingen werden de onderhandelingen, die in maart 2004 met de "Carrières Jullien" en de "Carrières du Condroz" waren aangevat, in januari 2005 met succes beklonken. De Collins zijn dus sinds kort de nieuwe aandeelhouders van de twee groeven waarbij ze het personeel, 19 arbeiders in de fabriek, 4 voor het delven en 3 bedienden voor de administratie, volledig hebben behouden. Op beide sites zal er het komende jaar ongetwijfeld geïnvesteerd worden in nieuwe machines en afgraving. Het huidige machinepark bestaat uit vier raamzagen, twee zagen met één enkel zaagblad, een grote cirkelzaag, vier zaagmachines, een bandschuurmachine en verschillende machines voor mechanische bewerking. Binnenkort komt er dus een computergestuurde zaagmachine bij en daarna nog een raamzaag en een polijstmachine. De nieuwe
actionnaires souhaitent principalement développer le commerce de tranches surfacées et de produits finis à haute valeur ajoutée. Premier objectif: alimenter l’usine en matière première, et donc activer la découverture qui sera confiée à une entreprise extérieure. Bref, il y a du pain sur la planche. Visiblement, les Collin père et fils ont des objectifs clairs et bien réfléchis, ainsi que la patience et la volonté nécessaires pour faire aboutir leur projet. Les Collin connaissent la pierre. Ils l’aiment. On sent aussi dans leurs mots l’immense respect qu’ils nourrissent pour les gens de la pierre. En devenant actionnaires des Carrières Jullien et des Carrières du Condroz, ils ont misé sur le potentiel en roche des carrières, mais aussi sur le savoir-faire des ouvriers qui travaillent là depuis 30 ans. La réussite est à portée de main!
aandeelhouders willen voornamelijk de handel in afgewerkte stukken met hoge toegevoegde waarde ontwikkelen. Hun eerste plan is het bedrijf voorzien van grondstoffen en dus beginnen met afgraven, een werk dat door een ander bedrijf zal worden uitgevoerd. Kortom, er staat heel wat voor de boeg. Vader en zoon Collin hebben klaarblijkelijk een heel duidelijk en doordacht doel voor ogen, maar beschikken ook over het geduld en de wilskracht die voor het welslagen van hun project nodig zijn.
AGENDA 7-10/04/05 Ferrara (I)
RESTAURO Salone dell’arte, del restauro e della conservazione dei beni culturali e ambientali.
www.salonedelrestauro.com
16/04/05 Liège / Luik (B) Journée d’étude / Studiedag
UN CIMETIÈRE POUR DEMAIN ? EEN BEGRAAFPLAATS VOOR MORGEN? Approches et expériences du cimetière contemporain / De hedendaagse begraafplaats, beschouwingen en ervaringen
T +32(0)63. 21.26.25 F +32(0)63.22.86.56
12-13/05/05 Courtrai/ Kortrijk (B)
ARCHITECT@WORK Journées de contact pour les architectes et les ingénieurs Ontmoetingsdag voor architecten en ingenieurs
www.architect-work.be
14/05 - 30/09/05 Rance - Musée du marbre (B)
EXPOSITION VERSAILLES, L’ÉCLAT DU ROI SOLEIL TENTOONSTELLING VERSAILLES, UITSTRALING VAN DE ZONNEKONING Le Château de Versailles vu sous l’angle des marbres / De marmers in het Kasteel van Versailles
[email protected]
25-28/05/05 Nürnberg (D)
STONE+TEC Internationale Fachmesse für Naturstein und Natursteinbearbeitung
www.stone-tec.com De Collins weten wat steen is. Ze houden ervan. Aan hun woorden te horen brengen ze ook zeer veel respect op voor andere mensen die in de sector actief zijn. Door aandeelhouders te worden van de "Carrières Jullien" en de "Carrières du Condroz" hebben ze bovendien gewed op het potentieel van natuursteen en de vakkennis van de arbeiders die er al sinds 30 jaar werken. Het succes ligt binnen handbereik! C.M.
30/05 - 26/06/05 Avins-en-Condroz (B)
PIERRE ET FEU Symposium international de sculpture Internationaal sculptuursymposium
http://home.euphonynet.be/ symposium-sculpture
LA MAISON DE L’URBANISME FAMENNE-ARDENNE HET HUIS VAN DE STEDENBOUW Un outil à la portée du public et du privé. Een werktuig binnen handbereik van een breed publiek. Jean-Sébastien MISSON Coordinateur-Animateur / Coördinator-Projectleider
Après plusieurs mois de gestation, la Maison de l’Urbanisme FamenneArdenne asbl (MUFA) a débuté ses activités en décembre 2004 et a pris ses quartiers à la Vieille Cense à Marloie. Elle réunit actuellement les communes adhérentes d’Erezée, Hotton, Marche-en-Famenne, Rendeux, Tellin et Tenneville et plusieurs partenaires extérieurs: Fondation Rurale de Wallonie, IDELux, le Centre d’Economie Rurale, et l’Ordre des Architectes de la Province de Luxembourg. A l’instar d’autres maisons de l’Urbanisme en Wallonie, la Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne a pour objet l’implication du public le plus large aux enjeux de l’aménagement du territoire et de l’urbanisme et à la définition de leur cadre de vie. Elle a pour mission la sensibilisation, l’information, le dialogue, le débat et la communication pour toute matière ayant trait à l’aménagement du territoire, à l’urbanisme et au patrimoine architectural et paysager. Elle participera ainsi à la promotion d’une architecture contemporaine de qualité et d’un urbanisme durable et intégré du territoire, en favorisant l’intégration paysagère des constructions et infrastructures. Cela se fera au travers d’activités variées – conférences, séances d’information, colloques, expositions, … – devant s’ouvrir au public le plus large et favoriser les échanges entre et avec les professionnels du secteur. Des synergies avec d’autres organismes de sensibilisation et de promotion en rapport avec les domaines d’actions de la MUFA, seront aussi mises en place. Les premières activités seront annoncées prochainement. La Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne se tiendra en outre à la disposition des mandataires, des fonctionnaires communaux, des professionnels – architectes, géomètres, notaires, … – et des particuliers qui seraient à la recherche d’informations et de conseils en matière d’aménagement du territoire, d’urbanisme et de patrimoine. Un centre de documentation sur ces sujets sera progressivement mis sur pied. La Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne sera également attentive à toutes les propositions et demandes d’activités et de projets en rapport avec ses missions. Aussi, n’hésitez à frapper à notre porte!
Na meerdere maanden van allerhande voorbereidingen is het Huis van de Stedenbouw " Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne asbl (MUFA) in december 2004 met zijn activiteiten begonnen en heeft het zijn intrek genomen in de "Vieille Cense" te Marloie. Het verenigt momenteel de gemeenten Erezée, Hotton, Marche-en-Famenne, Rendeux, Tellin en Tenneville, samen met een aantal andere partners: "Fondation Rurale de Wallonie", "IDELux", "Centre d’Economie Rurale", en "Ordre des Architectes de la Province du Luxembourg". Naar het voorbeeld van andere Huizen van de Stedenbouw in Wallonië, heeft het "MUFA" tot doel een zo groot mogelijk publiek te betrekken bij de openbare aanleg van het grondgebied en de stedenbouw, en bij het bepalen van hun leefklimaat. Zijn opdracht bestaat in het bevorderen van de sensibilisatie, de informatie, de dialoog, het debat en de communicatie rond alles wat betrekking heeft met de openbare aanleg van het grondgebied, de stedenbouw, en het architecturaal en landschappelijk erfgoed. Verschillende activiteiten zullen hiertoe worden ingezet – conferenties, informatiesessies, lezingen, tentoonstellingen,… – voor een zo breed mogelijk publiek, wat de uitwisseling van ervaringen tussen de professionelen in deze sector mogelijk moet maken. Er zal eveneens worden samengewerkt met andere organisaties waarvan de actiepunten in overeenstemming zijn met die van het "MUFA". De eerste activiteiten zullen binnenkort worden medegedeeld. Het Huis van de Stedenbouw Famenne-Ardenne zal zich onder andere ter beschikking stellen van vertegenwoordigers, gemeentelijke ambtenaren, vaklui (architecten, landmeters, notarissen,…) en particulieren die op zoek zijn naar informatie en advies betreffende de openbare aanleg van het grondgebied, de stedenbouw en het erfgoed. Geleidelijk aan zal er rond deze onderwerpen ook een documentatiecentrum worden ingericht. De Huis van de Stedenbouw Famenne-Ardenne staat ook open voor alle voorstellen en aanvragen tot activiteiten of projecten die te maken hebben met zijn doelstellingen. Aarzel dus niet om er even binnen te springen.
Info Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne asbl Rue de l’Ancienne Poste, 24 - B - 6900 MARLOIE - T +32 (0)84 45 68 60 - F +32 (0)84 45 68 61 - e-mail /
[email protected]
28
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
ACTUALITE / ACTUEEL
1-4/06/05 Carrara (I)
CARRARAMARMOTEC Fiera internazionale marmi, macchine e servizi Territoire d'action de la "Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne asbl" / Actieterrein van het "Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne asbl"
www.carraramarmotec.com
2-4/06/05 Valencia (E)
FUNERMOSTRA International fair for funeral products and services
http://horizontal.feriavalencia.com
12-14/ 09/05 Paris (F)
JARDIN & PAYSAGE
A VOTRE SERVICE TOT UW DIENST Il existe actuellement en Région wallonne six Maisons de l’Urbanisme agréées qui, outre la publication de brochures d’information et de conseil, l’organisation de conférences-débats, colloques, conférences, séances d’information, de formations, réalisent des études en aménagement du territoire et donnent des conseils aux communes, associations et habitants. Il s’agit là d’un outil important à ne pas ignorer. Er bestaan in het Waalse Gewest momenteel zes officieel erkende Huizen van de Stedenbouw die, behalve het publiceren van brochures met informatie en advies, het organiseren van conferenties en debatten, lezingen, informatiesessies en opleidingen, ook studies rond de openbare aanleg van het territorium uitvoeren en advies geven aan gemeenten, verenigingen en bewoners. Het gaat hier om een belangrijk en niet te negeren werktuig.
Maison de l’Urbanisme Lorraine-Ardenne (Fondation Rurale de Wallonie) Rue des Potiers, 304 – B - 6717 ATTERT T +32 (0)63 23 04 98 / F +32 (0)63 23 04 99 Contact: Danièle ANTOINE e-mail:
[email protected]
Maison de l’Urbanisme du Brabant wallon (CCBW) Rue Belotte, 3 – B - 1490 COURT-ST ETIENNE T +32 (0)10 62 10 50 / F +32 (0)10 61 57 42 Contact: Thierry DE BIE e-mail:
[email protected]
Salon professionnel du jardin, des espaces verts, du végétal et de l’aménagement urbain / Internationale vakbeurs voor de tuin, groene ruimten, beplanting en ruimtelijke ordening
www.jardin-paysage.com
29/09 -02/10/05 Verona (I)
MARMOMACC Mostra internazionale di marmi, pietre e technologie
www.marmomacc.it
Maison de l’Urbanisme et de l’Environnement (Espace Environnement asbl) Rue de Montigny, 29 – B - 6000 CHARLEROI T +32 (0)71 30 03 00 / F +32 (0)71 50 96 78 Contact: Baudouin GERMEAU - Nadine MOLITOR e-mail:
[email protected] [email protected]
Maison de l’Urbanité Rue de Campine, 143 – B - 4000 LIEGE T +32 (0)4 226 69 40 Contact: Pierre SAUVEUR e-mail:
[email protected]
Maison de l’Urbanisme de l’Arrondissement de Philippeville (Administration communale de Viroinval) Parc Communal, 1 – B - 5670 VIROINVAL Contact: Jean-Pol COLIN e-mail:
[email protected]
Maison de l’Urbanisme Famenne-Ardenne Rue de l’Ancienne Poste, 24 – B - 6900 MARLOIE T +32 (0)84 45 68 60 / F +32 (0)84 45 68 61 Contact: Jean-Sébastien MISSON e-mail:
[email protected]
3-6/11/05 Paris (F)
SALON DU PATRIMOINE Patrimoine et musiques / Erfgoed en muziek
www.patrimoineculturel.com
7-12/11/05 Paris (F)
BATIMAT Salon international de la construction Internationaal Bouwsalon
www.batimat.com
10-12/11/05 Paris (F)
FUNÉRAIRE 2005 Salon professionnel international de l’art funéraire / Internationale vakbeurs voor de funeraire sector
www.salon-funeraire.com
CLIN D’OEIL / KNIPOOG
ON N’ARRÊTE PAS LE PROGRÈS L’éditorialiste de notre revue jubilaire aime à fouiller dans ses papiers pour en ressortir quelques perles, toujours d’actualité, qui nous font réfléchir ou sourire, c’est selon…
DE VOORUITGANG KAN MEN NIET TEGENHOUDEN De schrijver van het Editoriaal van ons jubilerend tijdschrift snuffelt graag in zijn teksten om er enkele uitblinkers uit te halen die nog altijd actueel zijn en ons doen nadenken of op onze lachspieren werken, al naargelang… Peut-on rire de tout ? Les démêlés actuels avec la justice d’un de nos fantaisistes les plus en vue portent à croire qu’en tout cas, certains ne le pensent pas. À cet égard, la perte d’un proche figure sûrement parmi les sujets les plus délicats. Pourtant, l’originalité et la frivolité des propositions de certaines entreprises de pompes funèbres quant à la destination des cendres d’incinérés supposent que l’aspect festif d’un deuil peut parfois primer d’autres considérations. Voici, pour votre information ou votre édification, comme vous voudrez, quelques-unes des éventualités qui nous sont proposées. Notez que nous n’envisagerons pas ici la crémation des animaux de compagnie (filon que le pragmatisme de commerçants avisés n’a pas manqué d’exploiter), si ce n’est pour signaler que, nous dit-on: "La tendance la plus répandue fait que le moment venu, les cendres de l’animal seront réunies à celle du maître." Fin de citation. D’abord, urne ou dispersion ? Envisageons en premier la dispersion. Pour les amateurs de sports d’hiver, le Mont-Blanc est tout indiqué. Là, trois possibilités. La Mer de Glace, à 2013 m, ou la Vallée Blanche, à 3842 m. Mais évidemment, le fin du fin, c’est le Sommet du Mont-Blanc, à 4810 m. Malheureusement, à l’inverse des deux premières destinations, où le service est permanent, le Sommet n’est pas accessible du 15 juin au 30 septembre. Rassurons cependant les déterminés, un parking est prévu. On nous signale également, sans autres précisions, que tous les envois sont effectués en recommandé avec avis de réception, formule qui comporte, on en conviendra, quelqu’ambiguïté. Quant aux prix, ils varient suivant qu’il s’agit d’opérations groupées ou non, et aussi d’après vos ambitions ascensionnelles. Cela va de 144.83 euros à 594.55 euros et il faut ajouter 30.49 euros pour les envois effectués de l’étranger. Vous préférez la mer ? Qu’à cela ne tienne ! On vous offre la Méditerranée et l’Atlantique. Pour celui-ci, une seule possibilité: la presqu’île de Quiberon, près du phare de la Teignouse. Mais, par contre, en ce qui concerne la Méditerranée, la panoplie présentée rencontrera les goûts les plus éclectiques. Qu’on en juge: les Îles de Port-Cros, parc naturel régional, sans doute pour les écolos; le cap d’Antibes, avec ses remparts et son Fort-Carré. Il s’agit d’un ancien combattant ? Pas d’hésitation: le Cap Dramont, plage du débarquement des forces américaines. On nous suggère aussi le Cap Ferrat, les Îles de Lérins, et puis le Cap Martin, apprécié pour ses plages et la limpidité de ses fonds marins. Et il ne vous en coûtera que 114.34 euros, toujours augmentés de 30.49 euros pour les étrangers. Et pour les urnes, quelles sont les possibilités ? D’abord, évidemment, celle éventuellement fournie par le crématorium, c’est, si l’on peut dire, l’urne incognito. Mais pour qui souhaite sortir de l’anonymat, le choix des formes et des matières est des plus vastes. Pyramides, cubes, sphères, cylindres, en albâtre, en acier, en cuivre, en étain, en laiton, en céramique, en résine, en bois, le summum étant le cristal soufflé à la bouche, il y en a pour tous les goûts. Et pour ceux qui veulent faire preuve d’imagination ou d’originalité, il reste le "sur mesure". Mais le dernier cri, c’est la statuette en plexiglas incluant les cendres du défunt. L’idée et les réalisations sont l’œuvre d’un Marseillais, "sculpteur sur cendres funéraires" comme il se définit lui-même. "Par rapport aux traditionnelles urnes, cela permet aux familles de redonner vie aux cendres, 30
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
Kan men met alles lachen? De vervolgingen van het gerecht van een van onze bekendste fantasten laten geloven dat sommigen er in ieder niet zo over denken. In dat opzicht is het verlies van een nabestaande zeker een van de meest delicate onderwerpen. Toch valt uit de originaliteit en de frivoliteit van de aanbiedingen van sommige begrafenisondernemingen nopens de bestemming van de as van gecremeerde lijken af te leiden dat het feestelijk aspect van een rouw soms voorrang krijgt. Om u te informeren of voor te lichten, zoals u wil, nemen wij hierna enkele mogelijkheden onder de loep. We zullen het wel niet hebben over de crematie van gezelschapsdieren (een idee waarvan bedachtzame handelaars uit pragmatisme meteen werk hebben gemaakt), tenzij om te melden dat, zoals ons wordt gezegd: "de meest verspreide tendens is dat wanneer het moment gekomen is de as van het dier zal verenigd worden met de as van de meester". Einde citaat. Eerst en vooral, urne of verstrooiing? Wij beginnen met de verstrooiing. Bij de liefhebbers van wintersport, is de "Mont -Blanc" erg in trek. Men kan kiezen tussen drie mogelijkheden. De Ijszee, 2013 m, of de Witte Vallei, 3842 m. Maar de top van de Mont-Blanc , op 4841 mr., overtreft natuurlijk alles. Spijtig genoeg is de top, in tegenstelling tot de twee vorige waar er een permanente dienst is, niet toegankelijk van 15 juni tot 30 september. Toch kunnen wij degenen die daar absoluut naartoe willen geruststellen dat er een parking is voorzien. Men meldt ons ook, zonder meer uitleg, dat alle verzendingen aangetekend met ontvangstbericht geschieden, een formule die, toegegeven, een beetje ambigu lijkt. Wat de prijs aangaat, die varieert naargelang het al dan niet om gegroepeerde zaken gaat en ook volgens uw beklimmingsambities. Het gaat van 144,83 Euro tot 594,55 Euro plus 30,49 Euro voor verzendingen gedaan van uit het buitenland. U verkiest de zee? Komt in orde! Er zijn aanbiedingen voor de Middellandse Zee en de Atlantische Zee. Voor deze laatste is er enkel het schiereiland Quiberon , nabij de vuurtoren van Teignouse. Maar wat de Middellandse Zee betreft, daar kunnen de voorstellen aan de meest eclectische smaken beantwoorden. Oordeel maar: de Port-Cros eilanden, gewestelijk natuurpark, voor de groenen zeker, de Kaap van de Antiben met zijn wallen en zijn Fort Carré. Gaat het om een oud-strijder? Niet twijfelen: de Dramont Kaap, het landingsstrand van de Amerikaanse troepen. Verder biedt men ons aan: de Kaap Ferrat, de Lérins eilanden en de Kaap Martin, erg geliefd voor zijn stranden en de helderheid van zijn zeebodem. En dat voor amper 114,34 Euro, plus opnieuw 30,49 Euro voor buitenlanders. En de urnen, wat kan er daarmee gebeuren? Eerst is er natuurlijk een mogelijk voorstel van het crematorium, dat is wat men zou kunnen zeggen, een incognito urne. Maar voor iemand die uit de anonimiteit wil treden is er een ruim aanbod van vormen en stoffen. Piramiden, kubussen, bollen, cilinders, uit albast, staal, koper, tin, geelkoper, ceramiek, hars, hout, en geblazen kristal als topper, iedereen vindt er zijn gade. En als men zijn verbeelding of originaliteit wil betuigen is er nog altijd de oplossing "op maat". Maar het allernieuwste snufje is het beeldje in plexiglas dat de as van de overledene bevat. Het idee en de realisatie komen van een Marseillaan,
de les personnaliser" dixit l’inventeur. Mais nous n’en sommes qu’au début et déjà, devant le succès de son initiative, il envisage "des pendentifs en forme de diamant contenant un échantillon des cendres du défunt, plus faciles à transporter qu’une urne". On n’arrête pas le progrès. Et justement, en matière de progrès, voici de quoi satisfaire les plus exigeants. Comme nous le suggérait une émission de TV: "Ceux qui ne veulent pas finir au cimetière peuvent maintenant décider de reposer éternellement dans l’espace". À cet effet, la société américaine Celestis Inc, basée à Houston, a signé des accords exclusifs avec la NASA et le Pentagone pour greffer l’envoi de cendres sur des programmes spatiaux existants. Et c’est ainsi que trois types de service nous sont proposés. Earthview consiste à envoyer les cendres en orbite autour de la Terre, Lunar à les envoyer en orbite autour de notre satellite et Voyager à les expédier dans l’espace tout court, si l’on peut dire. Le premier reviendrait à 6.000 euros. À noter que, dans ce cas, les capsules concernées finissent par rejoindre l’atmosphère terrestre et s’y désintégrer sous forme d’étoiles filantes, mais sans supplément de prix. Les deux autres formules sont plus onéreuses, à peu près 14.000 euros, mais plus définitives et agréées par le Ministère Américain des transports. Notons aussi diverses opportunités intéressantes, comme graver un message (à qui ?) sur la capsule, nommer une étoile en hommage au défunt, envoyer un message digital aux étoiles, pouvant inclure textes et photos, assister au départ de la fusée transportant les cendres du parent. L’émission concluait: "Quelques clients français auraient déjà manifesté leur intérêt pour ces funérailles d’un nouveau genre". Enfin, pour clôturer dignement tout cela, le traiteur Ateliers CasseNoisettes nous propose "pour bien casser la croûte sans se casser la tête" un "après-funérailles de qualité à prix compétitif". Ça ne s’invente pas. Article paru dans Pierre & Marbre 1/2002 Artikel verschenen in Steen & Marmer 1/2002
die zichzelf een "beeldhouwer op funeraire as", noemt. "Vergeleken met traditionele urnen, stelt het de families in staat de as te doen herleven, te verpersoonlijken" zegt de uitvinder. Maar dat is maar een begin, gezien het succes van zijn initiatief, overweegt hij al "hangertjes in diamantvorm met een staal van de as van de overledene, handiger om mee te nemen dan een urne". De vooruitgang kan men niet tegenhouden. Inderdaad, van vooruitgang gesproken, dit is echt iets om de meest veeleisende mens tevreden te stellen. Een televisie uitzending suggereerde ons: "Zij die niet op het kerkhof willen eindigen kunnen nu opteren voor een eeuwige rust in de ruimte". De Amerikaanse maatschappij Celestis Inc, gevestigd te Houston, heeft namelijk exclusieve overeenkomsten gesloten met de NASA en het Pentagon om het versturen van as te enten op bestaande ruimteprogramma’s. Zodoende worden ons drie soorten diensten aangeboden. Earthview verzendt de as in een baan rond de aarde, Lunar verzendt de as in een baan rond onze satelliet en Voyager stuurt ze gewoon in de ruimte, mag men zeggen. De eerste zou 6.000 Euro kosten, maar in dat geval zouden de betrokken capsules in de dampkring van de aarde belanden en zich daar ontbinden onder vorm van vallende sterren, zonder prijsverhoging evenwel. De twee andere formules zijn duurder, ongeveer 14.000 Euro, maar ze zijn definitiever en erkend door het Amerikaans Ministerie van vervoer. Daarbij komen nog diverse interessante mogelijkheden, zoals een boodschap (aan wie?) graveren in de capsule, een ster noemen ter ere van de overledene, een digitale boodschap zenden naar de sterren met teksten en foto’s, het vertrek van de raket met de as van het familielid bijwonen. De uitzending concludeerde dat: "enkele Franse klanten reeds belangstelling zouden hebben betoond voor dit nieuw soort begraving". Om dit alles waardig af te sluiten biedt tafelhouder "Ateliers CasseNoisettes" nog een prijselijke koffietafel aan, een "après-funérailles de qualité à des prix compétitifs"… "pour bien casser la croûte sans se casser la tête". Ongelooflijk ! C.B.
EXTRAITS / UITTREKSELS
Article paru dans la Lettre des CCAT n°25 Artikel verschenen in "la Lettre des CCAT" nr25
UN GUIDE À METTRE ENTRE TOUTES LES MAINS NOUVELLES DE L’AMÉNAGEMENT RÉGIONAL Depuis bien des années l’administration régionale de l’aménagement du territoire souhaitait publier un guide à destination de ses propres fonctionnaires, comme des personnes directement impliquées, à un titre ou à un autre (demandeurs, auteurs de projet…), dans cette matière sensible qu’est l’urbanisme. C’est aujourd’hui chose faite et c’est toute une philosophie de ce que l’on appelait jadis le "bon aménagement des lieux" qui se trouve couchée sur papier, en un peu plus de 200 pages denses et très illustrées.
EEN GIDS DIE WE IEDEREEN AANRADEN NIEUWS OVER DE GEWESTELIJKE RUIMTELIJKE ORDENING Al sinds vele jaren wou de gewestelijke administratie van de ruimtelijke ordening een gids samenstellen voor haar eigen ambtenaren, die op één of andere manier direct betrokken waren (aanvragers, projectontwikkelaars) in de gevoelige materie van de stedenbouw. De hele filosofie die er rond is ontwikkeld en vroeger "goede aanleg van de openbare ruimte" werd genoemd is nu eindelijk samengevat in een dikke en rijk geïllustreerde gids van 200 pagina’s.
Il en fallait bien autant ! C’est que le bon aménagement ne se met pas en équations et qu’il se concrétise de cent manières différentes, suivant le type de projet considéré et le lieu dans lequel il s’implante. Une entrée de ville n’est pas un lotissement de périphérie, et celui-ci diffère encore sensiblement d’un quartier proprement urbain ou d’un centre villageois. Or, il ne saurait être question de réaliser un projet sans regarder (scruter, analyser) préalablement le contexte dans lequel il va prendre place. Les auteurs du guide se sont donc, d’abord, essayés à une typologie des espaces qui composent le territoire wallon. Ils ont ainsi distingué dix aires, urbaines ou rurales, que d’abord ils caractérisent brièvement (type de constructions, parcellaire, réseau viaire….) et pour lesquelles ils brossent les principaux enjeux. Ceux-ci sont très différents suivant les aires ; selon qu’on se situe dans un centre aggloméré existant, le long d’une pénétrante urbaine ou dans la périphérie d’un centre rural, il s’agira de 32
PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER - 01/2005
Janine Kievits Chargée de mission / Opdrachthouder Inter-environnement Wallonie
Zoveel waren er echt wel nodig! Een goede ruimtelijke ordening is namelijk niet in enkele zinnen duidelijk te definiëren en kan zich op honderd verschillende manieren realiseren, naargelang het te ontwikkelen project en de plaats waarop het wordt ingeplant. De toegang tot een stad wordt niet op dezelfde manier opgezet als een verkaveling in een buitenwijk, en op zijn beurt is deze laatste in een stedelijke omgeving nog gevoelig anders dan in het centrum van een dorp. Welnu, een project kan eenvoudigweg niet gerealiseerd worden zonder eerst de context grondig te bekijken, te onderzoeken en te ontleden. De samenstellers van deze gids onderzochten dus eerst een typologie van de openbare ruimte die we in het Waalse gebied terugvinden. Op die manier onderscheidden ze tien stedelijke en landelijke plekken die ze eerst kort beschreven (soorten constructies, percelen, wegennet…) en waarvan ze de voornaamste opzet schetsten. Deze opzet verschilt van
L’implantation de la construction, son gabarit, les matériaux utilisés sont-ils adéquats compte tenu de l’urbanisation existante et à venir? Zijn de ingeplante gebouwen, hun profiel en de gebruikte materialen aangepast aan de bestaande en toekomstige urbanisatie?
préserver le logement ou d’en contrôler l’extension, d’assurer ou de recréer une cohérence, une mixité des fonctions, etc. En fonction des enjeux sont ensuite définies les options urbanistiques (densifier l’habitat ou maintenir une densité faible par exemple) mais aussi architecturales (obliger les toitures à versants dans les entrées de villes, souvent peuplées de "boîtes à chaussures", laisser la place à la diversité et à l’innovation dans les parcs résidentiels…). Ces options sont détaillées par rubriques et illustrées de très nombreux dessins au trait. L’organisation du livre permet deux types de lecture. Les considérations littérales figurent en page de droite et sont faites pour être lues à l’aise ; pour une lecture plus rapide, l’on peut se contenter des pages de gauche, où les dessins au trait – chacun reconnaîtra qui une rue et qui un paysage – assortis de leurs légendes, offrent pratiquement un résumé du texte situé en vis-à-vis. L’intérêt du livre est lui aussi double. D’abord, il est une invitation à regarder le paysage, large ou étroit, urbain ou rural, beau ou laid, qui nous entoure. Il offre, par les principes qu’il propose, un questionnement sur la raison d’être de nos impressions (qu’est ce qui fait la présence ou l’absence d’une qualité visuelle dans l’espace qui nous entoure) mais aussi sur la manière dont nous abordons l’espace (comment percevons-nous la structure globale d’un ensemble bâti ? Comment "découpons-nous"notre champ visuel entre espaces publics et privés ?…). Il amorce une réflexion à poursuivre par tout un chacun sur les rapports de l’espace avec la vie sociale de nos villes, villages et quartiers. Bref, il est une invitation à s’arrêter en rue ou sur la place, à s’interroger, à construire une analyse, démarche qui cent fois refaite constituera le "patrimoine mental"dans lequel chacun ira puiser les éléments sur lesquels fonder la critique d’un projet. N’est-ce pas là la mission première de tout membre de CCAT ? Ensuite, l’ouvrage propose les options destinées à fonder les avis de l’administration sur les projets d’urbanisme. C’est en tant que tel surtout qu’il est contesté par certains, auteurs de projets le plus souvent, qui craignent de le voir se muer en un ensemble de règles rigides et propres à décourager la créativité. Il est vrai que certains principes prêtent à la discussion (Faut-il interdire les toitures plates en ville sauf pour poursuivre un mode d’urbanisation existant ou couvrir les constructions secondaires ? Sur un tel principe, on n’aurait jamais construit certains ensembles dont
plek tot plek ; naargelang we ons in het centrum van een bestaande agglomeratie bevinden, langs een invalsweg van een stad of aan de rand van een landelijke kern, zal het gaan om het behoud of de uitbreiding van woongelegenheid, het voorzien of creëren van coherentie, een mixt van bestemmingen, enz… In functie hiervan worden de stedenbouwkundige opties uitgelijnd (bijvoorbeeld het woongebied uitbreiden of juist inperken) maar ook de architecturale (verplichte plaatsing van hellende daken in stadstoegangen, waar men anders veel "schoendozen" zou vinden, plaats maken voor diversiteit en vernieuwing in residentiële wijken). Deze opties werden opgedeeld in rubrieken en geïllustreerd met talrijke tekeningen. De opbouw van de gids maakt twee leeswijzen mogelijk. Als je de gids rustig door wilt nemen, volg je de doorlopende tekst op de rechterpagina. Deze tekst wordt echter op de linkerpagina samengevat in de tekeningen, compleet met straten, landschappen en een legende, zodat je er op die manier ook sneller door kan bladeren. Ook het belang van deze gids is tweevoudig. Eerst en vooral is het een uitnodiging tot observeren van het landschap rondom ons, breed of smal, stedelijk of landelijk, mooi of lelijk, Het reikt een aantal principes aan die enerzijds onze indrukken in vraag stellen (wanneer en om welke redenen heeft de ons omringende ruimte een visuele kwaliteit, en wanneer niet), maar anderzijds ook de manier waarop we de ruimte benaderen (hoe nemen we de globale structuur van een gebouwd geheel waar, en hoe verdelen we ons gezichtsveld in publieke ruimte en privé ruimte?).Het zet iedereen aan tot nadenken over de relaties tussen ruimte en sociaal leven in onze steden, dorpen en wijken. Kortom, het is een uitnodiging om even stil te staan in een straat of op een plein, er zich vragen over te stellen en een analyse of denkwijze op te bouwen die het "mentale patrimonium" zal uitmaken waarop eenieder zich kan baseren bij het beoordelen van een project. Is dat niet de eerste doelstelling van elk lid van de CCAT? De gids biedt vervolgens ook een aantal opties die het advies van de administratie over de stedenbouwkundige projecten dienen te ondersteunen. Op dit vlak wordt de gids door sommigen echter aangevochten omdat deze mensen dikwijls zelf projectontwikkelaars zijn en vrezen zich te moeten aanpassen aan strenge regels die de creativiteit beperken. Sommige principes vormen inderdaad een reden tot discussie (moeten
01/2005 - PIERRE & MARBRE - STEEN & MARMER
33
tout un chacun s’accorde à reconnaître aujourd’hui la qualité!). Ces options doivent être considérées comme des recommandations, des lignes de conduites et non comme des règles absolues. Chaque projet doit être jugé à la lumière du contexte dans lequel il s’insère et du programme qu’il incarne. Vu la grande diversité des contextes locaux, il serait en effet inévitablement réducteur de vouloir à tout prix couler tous les projets dans un "moule" conçu à l’échelle du territoire régional. Il n’en est pas moins vrai que la grande majorité de ce qui est dit apparaît très difficilement contestable, en ce qui concerne tant les constats que fait le Guide de la situation existante, que les options qu’il propose pour parer aux incontestables problèmes actuels. Il reste que l’urbanisme et l’architecture, nous l’avons vu, ne tiendront jamais en équations, et que des projets peuvent étonnamment atteindre la qualité tout en sortant complètement des "meilleures"options qui soient. Pour interpréter avec pertinence la règle de référence, il faut un œil et un esprit ouverts, s’attachant davantage à l’esprit de la règle qu’à la lettre, et toujours garder une porte ouverte pour accueillir l’inattendu. En outre, pour améliorer la qualité moyenne de l’urbanisme en Wallonie, l’approche du "Guide d’urbanisme"devrait être couplée avec une politique volontariste de promotion de projets novateurs et créatifs, capable de relever les défis d’aujourd’hui et de demain ! Promenons-nous donc en Wallonie – et ailleurs aussi ! –, ce livre à la main ou dans la tête, et regardons, et interrogeons-nous. Le Guide d’urbanisme pour la Wallonie, c’est d’abord une pertinente invitation à réfléchir. Et qui pourrait taxer de superflue cette réflexion, dans une Région dont le bâti récent est le plus souvent bien en mal de qualité ?" Info T +32(0)81 33 22 70
[email protected] CCAT : commission consultative pour l’aménagement du territoire Consultatieve Commissie voor ruimtelijke ordening
platte daken in de stad worden verboden, behalve wanneer ze een bestaande stedenbouwkundige mode volgen of secundaire constructies bedekken? Op die manier waren sommige gebouwen, waarvan eenieder vandaag de kwaliteit herkent, nooit gerealiseerd geweest). Deze opties moeten echter worden opgevat als aanbevelingen of gedragslijnen, niet als dwingende regels. Elk project moet worden beoordeeld in het licht van de context waarin het wordt geplaatst en het programma dat het voorstelt. Gezien de grote diversiteit aan lokale contexten zou het inderdaad onvermijdelijk afremmend werken als alle projecten koste wat kost moeten beantwoorden aan hetgeen werd opgesteld op regionale schaal. Het overgrote deel van de in deze gids opgenomen materie valt echter moeilijk te betwisten, zowel wat de vaststellingen betreft van de bestaande situatie, als van de keuzes die het biedt om de onweerlegbare actuele problemen een halt toe te roepen. Het spreekt vanzelf, en we hebben het gezien, dat stedenbouw en architectuur niet binnen duidelijke marges vallen, en dat projecten verbazend veel kwaliteit kunnen opleveren door integraal de "beste" keuzes te maken. Om de referentieregels op een relevante manier te interpreteren, is een open oog en geest nodig, moet er meer aandacht gegeven worden aan de inhoud van een voorschrift dan aan de letterlijke interpretatie, en dient men te allen tijde open te staan voor onverwachte dingen. Om bovendien de gemiddelde kwaliteit in de Waalse stedenbouw te verbeteren, zou de aanpak van de "Stedenbouwkundige gids" moeten gekoppeld worden aan een voluntaristische promotiepolitiek voor vernieuwende en creatieve projecten die in staat zijn de uitdagingen van vandaag en morgen aan te gaan. Laat ons dus in Wallonië en elders, met dit boek in de hand of in het hoofd, eens op wandel gaan, rondkijken en onszelf vragen stellen! De Stedenbouwkundige gids voor Wallonië is in de eerste plaats een uitnodiging tot nadenken. En wie kan dit nu overbodig vinden, in een gewest waar de kwaliteit van de hedendaagse architectuur over het algemeen eerder goed dan slecht is ?