Hbo-bachelor Accountancy Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs
24 Juni 2007 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 | F +31 (0)70 312 2301
[email protected] | www.nvao.net
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
8 8 12 19 22 24 26
5
Overzicht advies
28
Bijlage 1: Samenstelling panel
29
Bijlage 2: Programma site visit
30
Bijlage 3: Vragen en antwoorden voor instelling
31
Bijlage 4: Overzicht van bestudeerde documenten
35
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
37
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
1
Samenvattend advies De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft van de Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs een aanvraag ontvangen voor een toets nieuwe opleiding met betrekking tot de hbo-bachelor Accountancy. Het door de NVAO samengestelde panel heeft het door de instelling samengestelde informatiedossier bestudeerd en tijdens een locatiebezoek nader besproken. De volgende overwegingen hebben voor het panel een belangrijke rol gespeeld in de besluitvorming. De eindkwalificaties van de opleiding sluiten volgens het panel aan bij het beroepsprofiel van de NOvAA (Nederlandse Orde van Accountant-Administratieconsulenten). In die zin kan gesteld worden dat de opleiding aansluit bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een accountantsopleiding. Het feit dat de opleiding recent een eigen beroepenveldcommissie heeft ingesteld die zich verder zal buigen over een verdere doorvertaling van de competenties in de opleiding kan het panel erg waarderen. Het panel meent dat de literatuurlijst van voldoende niveau is, maar de opleiding zou meer buitenlandse literatuur op kunnen nemen in het programma. Ook worden de lessen voor het grootste deel verzorgd door freelance-docenten, die voor het ene deel nog volop werkzaam zijn in de praktijk en voor het andere deel docenten aan de instelling. Op deze wijze wordt gezorgd dat actuele ontwikkelingen via deze docenten in de lessen worden ingebracht. Regelmatig worden actuele krantenknipsels in de les ingebracht. Een punt van kritiek van het panel is gericht op het ontbreken van een doorvertaling van de in de doelstellingen opgenomen aspecten van houding en vaardigheden naar het programma. Het panel ziet het echter als de taak van de opleiding om deze aspecten voldoende te toetsen. En voorafgaand aan de toetsing samen met de werkgevers van de studenten een plan op te stellen waaruit blijkt dat aan houding en vaardigheden in de beroepspraktijk wordt gewerkt Het panel adviseert de opleiding ook om de aspecten houding en vaardigheden in samenwerking met de beroepenveldcommissie door te voeren in het programma. De kennisgerelateerde leerdoelen zijn echter wel op correcte wijze doorvertaald in het programma van de opleiding. Het panel constateert dat er wel sprake is van samenhang in het programma. Dit blijkt onder andere uit de structuur van de opleiding, waarbij gestart wordt met inleidende vakken in de propedeuse, waarna inhoudelijk wordt voortgebouwd op deze vakken in de hoofdfase. Ook volgt uit het gesprek met de docenten dat zij een link proberen te leggen tussen het gedoceerde vak en overige vakken in de opleiding. Het panel heeft geconstateerd dat het programma qua vorm en inhoud aansluit bij de instromende studenten. Uit de bestudering van de cv’s van de verschillende docenten concludeert het panel dat de opleiding veel docenten in dienst heeft die beschikken over de nodige praktijkervaring en theoretische kennis. Ook op het onderwijskundige gebied zijn de docenten goed uitgerust. Het panel adviseert de instelling wel om een meer consistent beleid te voeren ten aanzien van de inwerking en opvang van nieuwe docenten. De huisvesting en materiele voorzieningen worden met een voldoende beoordeeld. Wel raadt het panel de opleiding aan om een samenwerking tussen NOvAA en NIVRA te formaliseren, zodat gebruik kan worden gemaakt van de bibliothecaire voorzieningen van
pagina 3
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
deze beroepsorganisaties. De eerste aanzet van de digitale leeromgeving die het panel onder ogen is gekomen is van goede kwaliteit. De opleiding besteedt minder tijd aan studiebegeleiding dan de reguliere hogescholen. Daar de opleiding te maken heeft met meer zelfstandige studenten, die al werkzaam zijn in de praktijk, hebben de studenten in mindere mate begeleiding nodig, zo stelt de opleiding. In gesprekken met de studenten heeft het panel vernomen dat de begeleiding aan de maat is. De opleiding beschikt over een kwaliteitssysteem Quality On-line. In dit systeem worden alle procedures en processen vastgelegd. Het panel spreekt zich positief uit over dit systeem. Ook worden medewerkers, studenten en het beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Zowel de voorziene investeringen als de financiële voorzieningen zijn voldoende. Het panel heeft het financiële deel van het jaarverslag bestudeerd en heeft geconstateerd dar er geen sprake is van een waarneembaar continuïteitsrisico.
Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Accountancy van de Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs.
Den Haag, 24 juni 2007 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Bachelor Accountancy van de Stichting Hogeschool Markus Verbeek,
Drs. J. Leppink (voorzitter)
pagina 4
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Mr. M.P. in’t Veld (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Informatie over procedure toetsing door de NVAO 2.1 Werkwijze panel De NVAO heeft op 19 december 2006 een informatiedossier ten behoeve van de aanvraag Toets Nieuwe Opleiding ontvangen. Vervolgens zond de NVAO op 19 december 2006 een ontvangstbevestiging aan de opleiding. Er is besloten om het locatiebezoek in te plannen in april. De samenstelling van het panel is op 28 februari 2007 aan de opleiding bekendgemaakt. De volgende personen maken deel uit van het panel: de heer drs. Leppink, de heer Los AA FB en de heer drs. De Beuze AA. Deze samenstelling weerspiegelt volgens de NVAO de vereiste deskundigheid in het vakgebied, op het gebied van het werkveld en op het gebied van het onderwijs. Daarnaast zijn de panelleden onafhankelijk. (zie voor meer informatie over de panelleden bijlage 1) Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd. Allereerst heeft het panel het informatiedossier ten behoeve van de aanvraag Toets Nieuwe Opleiding bestudeerd. Op basis van de eerste bevindingen heeft het panel een besloten, voorbereidende vergadering gehouden op 9 maart 2007. Voorafgaand aan het locatiebezoek (op 15 maart 2007) heeft het panel de opleiding gevraagd om aanvullend documentatiemateriaal aan het panel ter beschikking te stellen (zie bijlage 3). Het programma voor de site-visit is op 21 maart 2007 aan de opleiding verstuurd. De opleiding heeft op 5 april 2007 de aanvullende antwoorden aan de NVAO doen toekomen. Het panel heeft zich bij de toetsing gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het locatiebezoek vond plaats op vrijdag 13 april 2007 in Amsterdam (programma locatiebezoek: bijlage 2). Het panel sprak met vertegenwoordigers van het management, docenten, studenten en het werkveld. Direct na afloop van het locatiebezoek heeft het panel op basis van de bevindingen een voorlopig oordeel per onderwerp en facet van het toetsingskader vastgesteld. Het panel heeft hierbij voortgebouwd op de eerste beoordelingen naar aanleiding van de bestudering van het informatiedossier. Op basis hiervan heeft de secretaris een conceptversie van het rapport opgesteld die naar de voorzitter en de leden van het panel ter becommentariëring is verstuurd. Het panel heeft vervolgens de nodige correcties en aanvullingen op de conceptversie aangebracht. Het panel heeft op 4 juni 2007 de eindversie goedgekeurd.
pagina 5
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
2.2 Opbouw paneladvies Het eerste hoofdstuk van dit advies bevat een samenvatting van het advies. Het daaropvolgende hoofdstuk vormt de inleiding tot en de verantwoording van dit advies. In het derde hoofdstuk geeft het rapport een beschrijving van de opleiding en haar kader binnen de instelling en binnen het Nederlandse hoger onderwijs. In het vierde hoofdstuk presenteert het panel zijn bevindingen en overwegingen. Bij elk van de zes onderwerpen wordt telkens een aantal facetten besproken. Bij elk facet geeft het panel respectievelijk zijn bevindingen, zijn overwegingen en een besluit. De bevindingen geven de objectieve feiten weer zoals het panel ze heeft kunnen vaststellen op basis van het informatiedossier, de aanvullende informatie en het locatiebezoek. De overwegingen geven de subjectieve evaluatie van de bevindingen weer en het gewicht dat het panel daar aan hecht. Het zijn deze overwegingen waarop het oordeel van het panel is gegrond. Het panel besluit zijn advies met een overzicht van de oordelen bij elk onderwerp en elk facet in hoofdstuk vijf. In de bijlagen zijn de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, het overzicht van de bestudeerde documenten en de lijst met afkortingen terug te vinden.
pagina 6
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
3
Beschrijving van de opleiding
3.1 Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie(s)
Variant Sector
Nederland Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs Accountancy bachelor hbo Alkmaar, Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Eindhoven, Enschede, ’sGravenhage, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Rijswijk, Rotterdam, Spijkenisse, ’s-Hertogenbosch, Sittard-Geleen, Utrecht, Velp, Zoetermeer en Zwolle. Deeltijd Economie
3.2 Profiel instelling De aanvrager van de accreditatie voor de bacheloropleiding is Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs. De opleiding wordt aangeboden onder de merknaam opleidingsinstituut Markus Verbeek Praehep. De Hogescholen Markus Verbeek en Praehep hebben halverwege de jaren 90 de Hogeschoolstatus verkregen (1994 Hogeschool Markus Verbeek, 1996 Hogeschool Praehep) en hebben zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een Hogeschool met bijna 3.000 studenten. De merknaam Markus Verbeek Praehep werd later geïntroduceerd. De merknaam opleidingsinstituut Markus Verbeek Praehep kan zich hiermee rekenen tot de grotere Hogescholen van Nederland op het gebied van financieeladministratieve opleidingen. Markus Verbeek Praehep is onderdeel van BPP Professional Education, Europa’s leidende professionele educatie groep en is de grootste opleider van Nederland voor financiële professionals volgens de studiegids. Het contactonderwijs van Markus Verbeek Praehep richt zich op studenten die voorkeur hebben voor het klassikaal volgen van lessen.
3.3 Profiel opleiding Nieuwe opleiding voor Nederland De bachelor opleiding Accountancy is geen nieuwe opleiding voor Nederland. De opleiding wordt zowel aangeboden door verschillende bekostigde hogescholen als door verschillende aangewezen aanbieders waaronder de LOI en Markus Verbeek. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding HBO bachelor Accountancy wordt sinds 1 september 2004 door de instelling aangeboden. Studieomvang 240 ECTS
pagina 7
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1 Doelstellingen opleiding In het kader van de accountancy-opleiding is het van belang om te weten dat per 1 oktober 2006 de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding is ingesteld. Deze commissie is onder andere belast met: - de vaststelling van de eindtermen van de accountantsopleidingen (RA en AA); - aanwijzing van accountantsopleidingen en toezicht op deze opleidingen; - toezicht op de praktijkstage. De CEA is een zelfstandig bestuursorgaan (artikel 70 WRA) en bestaat uit vijf leden. De voorzitter en leden van de CEA worden benoemd door de minister van Financiën voor een periode van vijf jaar. Met de instelling van de CEA is er een einde gekomen aan de Examenbureaus RA en AA en aan het Curatorium voor Registeraccountants en Accountant-Administratieconsulenten. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De opleiding baseert de eindkwalificaties van de student op het beroepsprofiel dat is opgesteld door de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA). In dit beroepsprofiel wordt het profiel van de accountant- administratieconsulent (die na het afronden van de bachelor accountancy zal starten op het niveau van een assistent accountant) nader uitgewerkt aan de hand van de beroepsgebieden, de kenmerkende taken alsmede de beroepshouding en de beroepsvaardigheden welke nodig zijn voor de uitoefening van het beroep. Het doel van het beroepsprofiel is inzicht te verschaffen in de karakteristieken van het beroep van de assistent accountant. Het beroepsprofiel is door de NOvAA opgesteld op grond van de behoeften van het maatschappelijk verkeer, de wet- en regelgeving betrekking hebbend op de accountant-administratieconsulent, de Verordening Gedragscode (VGC), uitspraken van de tucht- en civielrechter, stand van zaken in beroepenveld en daarmee samenhangende inzichten van de leden van de NOvAA en vakgenoten. Het beroepsprofiel is de basis voor het opleidingsprofiel. Vervolgens is een vertaalslag gemaakt van het beroepsprofiel assistent accountant naar de kerncompetenties, die in het opleidingsprofiel zijn opgenomen. Deze kerncompetenties zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling Accountancy (OER). Door middel van het verwerken van het beroepsprofiel met de kerncompetenties in het curriculum van de opleiding tot accountant–administratieconsulent heeft de Hogeschool
pagina 8
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Markus Verbeek de opleiding Bachelor Accountancy op juiste wijze afgestemd op het beroep van accountant-administratieconsulent, zo stelt het informatiedossier. Overwegingen Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij het beroepsprofiel van de NOvAA. Daardoor kan gesteld worden dat de opleiding aansluit bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een accountantsopleiding. Het feit dat de opleiding recent een eigen beroepenveldcommissie heeft ingesteld die zich verder zal buigen over een verdere doorvertaling van de competenties in de opleiding kan het panel erg waarderen. Het panel gaat er vanuit dat de opleiding het nieuwe beroepsprofiel zal doorvertalen in de eindkwalificaties.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2 Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen Voor het beoordelen van het niveau van de opleiding bachelor Accountancy zijn de Dublin descriptoren door beroepenveldcommissie van de opleiding naast het beroepsprofiel gelegd. Het beroepsprofiel is opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling Accountancy en is verwerkt in de eindtermen van de opleiding Accountancy. In het onderstaande overzicht is aangegeven hoe de koppeling met de Dublin descriptoren is uitgevoerd. – Kennis en inzicht De vereiste kennis en het inzicht zijn per beroepsgebied, zoals benoemd in het beroepsprofiel beschreven. Financieel administratieve beroepsgebied: 1. Inzicht krijgen in opzet en functioneren van een administratieve organisatie, die gericht is op de informatievoorziening in een organisatie. (vak Bestuurlijke Informatievoorziening); 2. Kennis van en inzicht verkrijgen in de toepasselijke wet- en regelgeving, waaraan de informatie in de jaarrekening van op winst gerichte organisaties moet voldoen. (vak Externe Verslaggeving). Beroepsgebied controle: 3. Inzicht verkrijgen in de grondslagen, alsmede de relevante wet- en regelgeving. (onderdeel Oriëntatie op het accountantberoep); 4. Kennis verkrijgen van de grondslagen, relevante wet- en regelgeving, belang van de AO/IC voor de accountantscontrole, het controleproces en de opdrachtaanvaarding. (vak Leer van de Accountantscontrole). Fiscale beroepsgebied: 5. Inzicht krijgen in de grondslagen van de Wet inkomstenbelasting 2001; 6. Bekend worden met de begrippen werknemer, (pseudo) dienstbetrekking, inhoudingsplicht en kent de samenhang tussen de onderwerpen; 7. Inzicht hebben in de opbouw van de Wet op de loonbelasting. (onderdeel Belastingrecht)
pagina 9
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Beroepsgebied advisering: 8. Over kennis en inzicht beschikken om met name ten behoeve van het management van de organisatie op te kunnen treden als een goede gesprekspartner en adviseur op het gebied van de Bestuurlijke Informatievoorziening; 9. Over kennis en inzicht beschikken om als adviseur de client van dienst zijn bij het ontwerpen, implementeren en evalueren van financieel-economische berichtgevingsystemen ten behoeve van de besturing van de onderneming. (onderdeel Management Accounting).
– Toepassen kennis en inzicht In de eindtermen, die in de Onderwijs- en Examenregeling Accountancy (OER) staan vermeld, is opgenomen wanneer de student in staat moet zijn om kennis en inzicht binnen de vier beroepsgebieden toe te passen. Voorbeelden: 1. Kunnen interpreteren en verklaren van de juridische en economische aspecten van de jaarrekening en deze aspecten kunnen verwerken in de jaarrekening. (Externe Verslaggeving); 2. Uitvoeren van berekeningen en geïntegreerde vraagstukken met betrekking tot kostensoorten. (Bedrijfseconomie); 3. Kunnen interpreteren en toepassen van de standaardloonheffingskorting. (Belastingrecht). – Oordeelsvorming In de eindtermen is opgenomen wanneer de student in staat moet zijn om gegevens te verzamelen en te interpreteren en wanneer hij in staat moet zijn om tot een oordeel te komen. Voorbeelden: 1. In staat zijn om methodieken en technieken toe te passen die de mogelijkheid bieden na het verzamelen en ordenen van gegevens deze gegevens te presenteren, te interpreteren en te analyseren. Tevens is de student in staat tot het maken van analyses en het interpreteren van complexe situaties. (Bedrijfseconomie, Bedrijfsadministratie); 2. Beoordelen van een jaarrekening, het jaarverslag en overige verantwoordingen. (Bedrijfsadministratie, Externe Verslaggeving). – Communicatie 1. In staat zijn om een gestructureerde en aantrekkelijke mondelinge presentatie te verzorgen met gebruikmaking van de verschillende audiovisuele middelen; 2. In staat zijn om schriftelijk of mondeling te rapporteren zodanig dat de essentie duidelijk aan de belanghebbende wordt overgebracht; 3. Inzicht hebben in doel en aanpak van verschillende gespreks- en interviewtechnieken en is in staat afhankelijk van de gespreksvorm, het gesprek op een adequate wijze te voeren. (onderdeel Communicatie) – Leervaardigheden De houding van de beginnend accountant-administratieconsulent dient te worden gekenmerkt door integriteit, geheimhouding, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Deze houding moet waarneembaar zijn in het wezen en optreden van de beginnend accountant-
pagina 10
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
administratieconsulent. In de eindtermen zijn de leervaardigheden zodanig meegnomen dat zij aan het einde van de opleiding zijn gegroeid.
Overwegingen Het panel is van mening dat met het bovenstaande overzicht, waarin een koppeling is gemaakt met de Dublin descriptoren, voldoende inzichtelijk is gemaakt dat de eindkwalificaties van de beoogde opleiding van bachelorniveau zijn.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding Bachelor Accountancy zijn ontleend aan het beroepsprofiel dat is opgesteld door de beroepsorganisatie van AA-Accountants: NOvAA. Het beroepsprofiel is dan ook een weergave van de wens van het beroepenveld en gebaseerd op de beroepspraktijk van de beginnende accountant-administratieconsulent. Het beroepsprofiel is voorgelegd aan de beroepenveldcommissie en in overleg met de commissie vertaald in doelstellingen en eindtermen van de opleiding, conform het opleidingsprofiel dat is opgesteld door de NOvAA. De beroepenveldcommissie was van oorsprong een gezamenlijke commissie die in het leven is geroepen door LOI en Markus Verbeek Praehep om de bachelor Accountancy in de markt te zetten. Per 1 januari 2006 is besloten om ieder afzonderlijk een beroepenveldcommissie te formeren. De doelstellingen en eindtermen zijn verwoord in de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Accountancy. Naast de afstemming van de opleiding met de beroepspraktijk, vertegenwoordigd in de beroepsorganisatie en de beroepenveldcommissie, geldt dat de toekomstig afgestudeerden van de opleiding werkzaam zijn als assistent accountant in de beroepspraktijk.
Overwegingen Het panel heeft geconstateerd dat zowel de voormalige gezamenlijke beroepenveldcommissie als de huidige beroepenveldcommissie voldoende betrokken worden bij de uitwerking van het beroepsprofiel in de opleiding. Van de huidige beroepenveldcommissie heeft het panel begrepen dat momenteel contacten met de Commissie Eindtermen voor Accountantsopleidingen (CEA) worden onderhouden in het kader van het realiseren van de overgang naar de door de CEA te ontwikkelen eindtermen. Het panel ziet het feit dat de opleiding anticipeert op de invoering van de eindtermen van de CEA als een positieve ontwikkeling.
pagina 11
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel constateert dat alle facetten van het eerste onderwerp " Doelstellingen opleiding " met voldoende beoordeeld zijn. Het onderwerp “Doelstellingen opleiding” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
4.2 Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen In het informatiedossier staat vermeld dat de bacheloropleiding Accountancy bestaat uit een propedeutische en een hoofdfase. De propedeutische fase bestaat uit 5 basismodules, een praktijkcomponent en practica die zorgen voor de vereiste basiskennis om te kunnen instromen in de hoofdfase. De hoofdfase bestaat uit 14 modules, een stage en een afstudeeropdracht. In de bacheloropleiding Accountancy wordt gebruik gemaakt van zowel externe vakliteratuur als intern ontwikkeld lesmateriaal. De literatuurlijst voor de opleiding werd tot aan de opheffing van het Examenbureau AA mede bepaald door de beroepsorganisatie. Bij het ontwikkelen van het lesmateriaal in eigen beheer zijn de (kern)docenten van de opleiding betrokken omdat deze een ruime vakinhoudelijke en praktijkervaring bezitten binnen het vakgebied. Doordat de lessyllabi door Markus Verbeek Praehep zelf wordt uitgegeven kunnen de laatste actuele ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk op korte termijn worden verwerkt. In het intern ontwikkeld materiaal wordt aandacht besteed aan cases en praktijkopdrachten. Deze worden speciaal ontwikkeld voor de opleiding, hetzij door externe deskundigen, hetzij door de (kern-)docenten van de opleiding die beschikken over een diepgaande vakinhoudelijke kennis en vaardigheden in het ontwikkelen van dit soort praktijkgerichte opdrachten. Tijdens het ‘leerlijnoverleg’ op de tweejaarlijkse docentendag wordt onder meer de kwaliteit, de actualiteit en vakinhoud, van het materiaal als vast item op de agenda aan de orde gesteld. Aangereikte verbeterpunten en aanbevelingen worden verwerkt in het materiaal en op deze wijze afgestemd op de beroepspraktijk. De opleiding Bachelor Accountancy is een deeltijdopleiding. Dat wil zeggen dat de opleiding bestemd is voor de student die een carrière ambieert als beginnend accountant- administratieconsulent en al werkzaam is in de beroepspraktijk. Gezien het
pagina 12
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
karakter van de opleiding, waarbij de opgedane kennis, inzicht en vaardigheden moeten worden toegepast door middel van casuïstiek, is het niet mogelijk om de opleiding met goed gevolg af te ronden indien de student niet werkzaam is in het vakgebied. De werkgever geeft een verklaring af dat de student werkt in een financieel administratieve functie en draagt de verantwoording om een interne studiebegeleider aan te wijzen. Wanneer de student niet (meer) in een relevante functie werkzaam is moet er stage worden gelopen. Daarvoor zijn de beoogde eindkwalificaties beschreven in het stagehandboek. De accountancystudenten die zich voor het nieuwe schooljaar 2006/2007 hebben aangemeld dienen tevens drie stage-praktijkopdrachten binnen hun organisatie uit te voeren. De student reflecteert de opgedane kennis, inzicht en vaardigheden aan zijn beroepspraktijk. Daarnaast komt hij in aanraking met de praktijk door het maken van de praktijkopdracht van de module Oriëntatie op het accountantsberoep, door het oplossen van cases, door het volgen van de module ondernemingsrecht en het afronden van de afstudeeropdracht. Zowel de docenten, de beroepenveldcommissie als het management van de opleiding geven tijdens de site visit aan dat de student de nodige beroepsvaardigheden voornamelijk leert in de praktijk.
Overwegingen Het panel meent dat de literatuurlijst van voldoende niveau is, maar merkt op dat er geen internationaal geöriententeerde literatuur op de lijst aanwezig is. Het panel is op de hoogte van de voorgeschreven literatuur door het Examenbureau AA. Desondanks adviseert het panel aan de opleiding om meer aandacht te besteden aan de internationale aspecten in de opleiding onder andere door het opnemen van buitenlandstalige literatuur. Tevens heeft het panel inzage gehad in meerdere intern vervaardigde syllabi. De syllabi dienen vaak als leeswijzer van de te bestuderen literatuur, bevatten opdrachten zonder antwoorden en bieden op het eerste gezicht maar in beperkte mate ondersteuning. De studenten hebben echter tijdens het locatiebezoek aangegeven dat de syllabi wel degelijk de nodige steun geven in de studie. Vooral de samenvatting en de opdrachten hebben een toegevoegde waarde voor de student. Ook de in de lessen ingebrachte praktijkopdrachten zorgen voor de nodige aansluiting op de beroepspraktijk. De lessen worden voor het grootste deel verzorgd door freelance-docenten, die voor het ene deel nog volop werkzaam zijn in de praktijk en voor het andere deel doceren aan de instelling. Op deze wijze wordt gezorgd dat actuele ontwikkelingen via de docenten ingebracht worden in de lessen. Uit het gesprek met de studenten blijkt ook dat regelmatig actuele krantenknipsels in de les ingebracht en besproken worden. Het panel constateert dat de docenten actuele ontwikkelingen uit het vakgebied inbrengen in de opleiding. Desalniettemin zou het panel graag zien dat de opleiding naast kennisoverdracht zich meer richt op de praktijk.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
pagina 13
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Het didactisch concept is gericht op het beroepsgerichte deeltijdse contactonderwijs. De opleiding kenmerkt zich door een aantal significante verschillen ten opzichte van het bekostigd onderwijs. Het belangrijkste daarvan is dat de student reeds werkzaam is in de beroepspraktijk. Hierdoor wordt een aantal vaardigheden verkregen c.q. getoetst in de werkomgeving van de student in plaats van bij de opleider. De student kan de stage en bijbehorende praktijkopdrachten invullen op de eigen werkplek of in ieder geval op een afdeling binnen het bedrijf waar hij werkt. Op die manier wordt de in de studie opgedane kennis direct getoetst in de praktijk. Om de opleiding te laten aansluiten op de beroepspraktijk kent de opleiding in de propedeutische fase een kennisgerelateerde aanpak en in de hoofdfase een meer competentie gerelateerde aanpak met een verbreding en verdieping van de kennis. De propedeutische fase heeft in de opleiding een oriënterende en inleidende functie waarbij de studenten kennis en inzicht dienen te verwerven die leiden tot een basiskennis van het vakgebied. In deze fase van de opleiding ligt de nadruk dan ook op het verwerven van kennis en inzicht. Het onderwijsleergesprek is daarbij een belangrijke werkvorm. De docent licht de basistheorie toe en begeleidt de studenten bij het maken van vakgerelateerde opdrachten. Daarnaast is er aandacht voor de beroepsvaardigheden, te weten de communicatieve vaardigheden en een oriëntatie op het accountantsberoep. Het opleidingsprofiel geeft aan over welke kerncompetenties een persoon dient te beschikken om het in het beroepsprofiel omschreven beroep op voldoende niveau te kunnen oefenen. De doelstellingen van de diverse modules in de hoofdfase bestaan uit zowel vakinhoudelijke als vaardigheidsdoelstellingen, met als doel het verwerven van kennis, inzicht, vaardigheden en een attitude geclusterd in competenties ten aanzien van een bepaald onderwerp. Om deze doelstellingen te bereiken wordt er tijdens de hoofdfase gewerkt met praktijkgerichte cases. De case vormt daarbij de stimulans voor het leerproces, een proces dat gericht is op het actief verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden. De wijze van toetsen is afhankelijk van de te bereiken eindkwalificaties, waarbij het ene onderdeel meer de nadruk legt op het verwerven van kennis en inzicht en het andere onderdeel meer het verwerven van (beroeps-)vaardigheden en attitudes beklemtoont. De vier inleidende vakken en de modules van Fase 1 van de hoofdfase kunnen worden afgesloten met externe en in de toekomst interne examens. De modules van Fase 2 van de hoofdfase (de AA vakken) worden uitsluitend afgesloten met interne examens die tot 1 oktober 2006 onder toezicht stonden van het Examenbureau AA (EBAA). In het gesprek met de docenten is aangegeven dat de examens uit de fase 1 lopen via de Associatie, de organisatie die zich mede richt op het afnemen van de SPD-examens. De examens voor de fase 2 worden opgesteld door de kerndocenten. Examens worden nagekeken door de docent van de desbetreffende groep. De begeleiding van de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd door een externe onafhankelijke afstudeerbegeleider van Request For Comment (RFC ). Het te bereiken eindniveau van beginnend beroepsbeoefenaar vertaalt zich in de afstudeeropdracht waarbij de verworven kennis, inzicht, beroepsvaardigheden en attitudes tezamen moeten leiden tot een geïntegreerd praktijkgericht onderzoek.
pagina 14
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Overwegingen Volgens het panel ontbreekt het in de opleiding aan een doorvertaling van de in de doelstellingen opgenomen aspecten van houding en vaardigheden (competenties) naar het programma. De houding- en vaardigheidsaspecten komen weliswaar vooral aan de orde in de dagelijkse praktijk waarin de studenten werkzaam zijn. Daar wordt in de accountantskantoren voldoende tot veel aandacht aan besteed. Indien een student niet aan de ‘kantooreisen’ voldoet op dit vlak, loopt zijn carrière snel ten einde. Het panel ziet het echter als de taak van de opleiding om deze aspecten voldoende te toetsen. En voorafgaand aan de toetsing samen met de werkgevers van de studenten een plan op te stellen waaruit blijkt dat aan houding en vaardigheden in de beroepspraktijk wordt gewerkt. Het panel adviseert de opleiding daarnaast om de aspecten houding en vaardigheden in samenwerking met de beroepenveldcommissie aan bod te laten komen in het programma. Volgens het panel zijn de kennisgerelateerde leerdoelen wel op correcte wijze doorvertaald in het programma van de opleiding. Ook het didactisch concept (en de door de opleiding gehanteerde werkvormen) is (zijn) gezien het vakgerichte onderwijs aan de maat. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als onvoldoende.
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De inleidende modules uit de propedeutische fase zijn een eerste oriëntatie op de vakken van de hoofdfase. In de propedeuse wordt zowel aandacht besteed aan het financieeladministratieve, fiscale vakgebied (Moderne Bedrijfsadministratie) als aan de beroepsvaardigheden en -houding (Communicatieve vaardigheden en Oriëntatie op het accountantsberoep). De hoofdfase bouwt inhoudelijk voort op de propedeuse. De student verdiept zijn vakinhoudelijke kennis op het financieel-administratieve en fiscale beroepsgebied. De eerder verworven kennis wordt uitgebreid tot inzicht en vaardigheden op het gebied van bijvoorbeeld bedrijfsadministratie, belastingrecht en management accounting. Door de opbouw van het programma van de opleiding Bachelor Accountancy is er volgens informatiedossier sprake van een sterk inhoudelijke samenhang. De samenhang wordt tevens gewaarborgd door de koppeling tussen theorie en praktijk, zowel door middel van het didactisch concept, de practica als door de afstudeeropdracht. Ook zijn de stage en de drie praktijkopdrachten, die binnen de opleiding worden ingevuld door het inbrengen van de eigen beroepspraktijk van de studenten, een belangrijk ijkpunt met betrekking tot de koppeling tussen theorie en praktijk. Overwegingen Het panel constateert dat er in de opleiding sprake is van samenhang in het programma. Zo start de opleiding met het geven van inleidende vakken in de propedeuse, waarop inhoudelijk wordt voortgebouwd in de hoofdfase. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat zij een link proberen te leggen tussen het gedoceerde vak en de overige vakken in de opleiding. Ook het bepalen van de leerroute van de student wordt door de kerndocent bekeken welke vakken het best gelijktijdig gevolgd zouden kunnen worden gezien de samenhang. Zo wordt de student geadviseerd om overlappende vakken tegelijkertijd te
pagina 15
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
volgen. In het leerlijnoverleg van de docenten wordt vaak gekeken naar de onderlinge samenhang van de verschillende vakkenpakketten van de individuele studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Bevindingen Hogeschool Markus Verbeek Praehep geeft in diverse informatie-uitingen, het studieadviesgesprek, de studiegids, de informatiegids Bachelor Accountancy en de planningen op de website, aan welke leerroute gevolgd zou moeten worden. De invulling van de leerroute wordt meestal in overleg tussen de kerndocenten en andere docenten bepaald en vervolgens gecommuniceerd aan de opleidingscoördinator, zo volgt uit de gesprekken tijdens het locatiebezoek. Daarnaast heeft de student de mogelijkheid om zijn studieprogramma zelf te bepalen. De modules uit zowel de propedeutische als de hoofdfase zijn afzonderlijk te volgen en er kan afzonderlijk examen in worden afgelegd. De student hoeft niet de volledige propedeutische fase te hebben afgerond voordat met de hoofdfase wordt gestart. Hogeschool Markus Verbeek Praehep adviseert op verzoek tijdens het intakegesprek met de student over de volgordelijkheid van het studietraject zodat de student het meest effectieve en efficiënte studieprogramma volgt. Hierbij is het uitgangspunt dat de student de samenhangende vakinhoudelijke onderdelen volgt, in overeenstemming met de geschetste opbouw van het programma in de informatiegids. Om de studeerbaarheid van de opleiding te vergroten is met ingang van 1 september 2006 de module Bedrijfseconomie gesplitst in twee examenonderdelen. Het studietempo kan aan ieders persoonlijke omstandigheden worden aangepast. Wil een student sneller studeren omdat bij hem daarvoor voldoende aanleg en/of tijd aanwezig is of juist langzamer omdat de leerstof bijvoorbeeld speciale problemen oplevert dan is dit mogelijk door het kiezen van een aangepaste leerroute, bijvoorbeeld door te kiezen voor het gelijktijdig volgen van meer of minder modules.
Overwegingen Het panel is positief over de flexibiliteit van de opleiding en acht het programma voldoende studeerbaar. Zo kan de student indien hij een college op de ene locatie heeft gemist uitwijken naar de dichtstbijzijnde andere locatie. Ook biedt de instelling de studenten een extra herkansingsmogelijkheid. Ter voorbereiding op de examens bestaan er examentrainingen waar studenten veelvuldig gebruik van maken. Studenten geven aan dat de opleiding zelfdiscipline vergt maar dat het programma over het algemeen genomen studeerbaar is. Daarnaast waardeert het panel het dat de student de mogelijkheid heeft om zijn eigen leerroute te bepalen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
pagina 16
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen De opleiding Bachelor Accountancy is gericht op deeltijdstudenten die al werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Naast de formele eisen die gelden voor de instroom in een bacheloropleiding, te weten de instromende student beschikt over een havo-, vwo- of mbo niveau 4 diploma, kan er gebruik gemaakt worden van de 21+ regeling. Dit is een regeling waarbij studenten van 21 jaar of ouder kunnen instromen indien zij kunnen aantonen dat ze over het vereiste hbo werk- en denkniveau beschikken. De hogeschool heeft het toelatingsonderzoek nader uitgewerkt voor de diverse bacheloropleidingen. Tijdens het toelatingsonderzoek spelen de elders verworven competenties (op grond van de opgedane relevante kennis) een belangrijke rol. De student, die kan aantonen dat hij beschikt over een relevante werkervaring op het vereiste instroomniveau, wordt toegelaten tot de opleiding. De student vult een aanvraagformulier in wordt uitgenodigd voor een intakegesprek, waarna eventueel een aanvullende toets dient te worden afgelegd. Deze toets is gebaseerd op de theorie van de vakgebieden bedrijfseconomie, bedrijfsadministratie en toetst tevens de rekenvaardigheden op zogenaamd havo-niveau. Een toets Nederlandse taal kan tevens worden afgenomen. De opleiding kent tevens een vrijstellingsbeleid waarbij de elders verworven kennis kan leiden tot een vrijstelling in de propedeutische of hoofdfase. Het examenbureau verleent de vrijstellingen na bestudering van het verzoek daartoe. In de Onderwijs- en Examenregeling staat in hoofdstuk 13 de toelatings- en vrijstellingsregeling beschreven. De opleiding verkeert in een overgangssituatie. Momenteel is zij nog bezig om het vrijstellingbeleid zo te organiseren dat precedentwerking verkregen kan worden. Tot voor kort liet zij mogelijke vrijstellingen beoordelen door medewerkers van het Examenbureau AA. Nu het Examenbureau AA is opgeheven, dient zij zich zelf te buigen over de te verlenen vrijstellingen. Overwegingen Volgens het panel sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de instromende studenten. Uit gesprekken met het management blijkt dat de instelling moeite heeft met het verlenen van vrijstellingen aan studenten die competentiegericht onderwijs of thematisch onderwijs hebben gevolgd. Om deze vrijstellingen te kunnen beoordelen wordt door de opleiding contact gezocht met de desbetreffende opleiding om de programma’s te vergelijken. De opleiding geeft aan voorstander te zijn van een landelijk te erkennen vrijstellingsbeleid. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
pagina 17
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met in de regel 240 studiepunten. Bevindingen Uit het informatiedossier blijkt dat het programma 240 ECTS is.
Overwegingen De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het programma van 240 ECTS. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel heeft het facet 4.2.2.”relatie tussen doelstelling en programma” van het tweede onderwerp "Programma" met een onvoldoende beoordeeld en de overige facetten met een voldoende. Het panel meent dat een formele doorvertaling van de houding en vaardigheidsaspecten noodzakelijk is en dat contact met de werkgevers over verdere invulling van deze aspecten in de praktijk van belang is. Het panel heeft geenszins de intentie om een programma dat op de overige aspecten van voldoende niveau getuigt met een onvoldoende te beoordelen. Toch heeft het panel een signaal aan de opleiding af willen geven om houding en vaardigheidsaspecten, aspecten die van groot belang zijn voor de uitvoering van het accountantsberoep, te integreren in het programma. Het feit dat de student die aan dit opleidingsinstituut is verbonden reeds dagelijks werkzaam is in de beroepspraktijk rechtvaardigt het feit dat het programma in zijn geheel met een voldoende kan worden beoordeeld. Het onderwerp “Programma” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
pagina 18
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.3 Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Het informatiedossier stelt dat juist omdat deze deeltijdopleiding zich profileert als een beroepsopleiding die nauw aansluit op de praktijk, veelal docenten worden ingezet die in de beroepspraktijk werkzaam zijn of zijn geweest. Studenten die deze hbo-opleiding volgen, zijn zelf doorgaans al werkzaam op een hbo-niveau dan wel minimaal mbo+ niveau. Zij hebben behoefte aan docenten die zich moeiteloos kunnen inleven in hun beroepssituatie. Daarnaast is het van even groot belang dat de docent naast een theoretische achtergrond ook een praktijkachtergrond heeft. De hogeschool heeft daarom een standaard aannameen selectieprocedure geformuleerd om te garanderen dat de in te schakelen docenten hetzij werkzaam zijn in de beroepspraktijk hetzij zodanige contacten hebben met het beroepenveld dat zij moeiteloos de verbinding tussen opleiding en de beroepspraktijk leggen.
Overwegingen Het panel heeft de cv’s van de verschillende (kern)docenten bestudeerd en concludeert dat de opleiding veel docenten in dienst heeft die beschikken over de nodigde praktijkervaring en theoretische ervaring. Het gegeven dat de meeste docenten in een freelance-verband aan de instelling zijn verbonden ziet het panel niet als een probleem. Het panel ziet het juist als een voordeel dat docenten ingezet worden met relevante actuele beroepservaring. Dit baseert het panel op de ervaring die leert dat freelance-docenten zich zeer verbonden voelen aan een opleidingsinstituut. Daarnaast heeft de opleiding een aantal vaste docenten in dienst die beschikken over de nodige praktijkervaring. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Het informatiedossier stelt dat het van belang is dat de pool van docenten waaruit de hogeschool kan selecteren ruim voldoende is voor alle vakgebieden binnen de opleiding. Op dit moment is dat geen probleem. Enerzijds zijn de docenten enthousiast over de inhoud en de opzet van opleiding Bachelor Accountancy en vinden docenten het een uitdaging daarvoor te worden ingezet. Anderzijds is het op dit moment redelijk gemakkelijk om adviseurs, accountants en consultants in dit vakgebied aan te trekken om een module voor de hogeschool te verzorgen.
pagina 19
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Overwegingen Het panel constateert dat een staf-student of een docent-student ratio ontbreekt bij de opleiding. Doordat de opleiding een geheel andere opzet heeft dan de andere reguliere hogescholen zijn kengetallen voor deze instelling niet vergelijkbaar met die van andere hogescholen. Daarnaast brengt het feit dat de opleiding voornamelijk parttime, freelance docenten in dienst heeft met zich mee dat kengetallen hiervoor praktisch niet te berekenen zijn. De opleiding beschikt over ongeveer 200 freelance docenten en 13 vaste docenten. Het panel meent dat de opleiding voldoende personeel in dienst heeft om de opleiding te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Volgens het informatiedossier vindt het selecteren van docenten zorgvuldig plaats. De hogeschool is van mening dat de docent naast een behoorlijke theoretische bagage en relevante en actuele beroepservaring, eveneens over didactische vaardigheden dient te beschikken. Deze didactische vaardigheden moeten passen binnen de onderwijsvisie van de hogeschool. De opleiding wordt verzorgd vanuit 5 verschillende regiokantoren. Docenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij twee maal per jaar bijeenkomen met alle docenten (zowel kern- als andere docenten) om de te zorgen dat de docenten hetzelfde beleid van de organisatie doorvoeren. Tijdens deze bijeenkomsten wordt onder andere het programma van het volgend jaar en studentopdrachten besproken. Tevens blijkt uit het gesprek met de docenten dat kerndocenten pro-actief optreden indien een nieuwe docent wordt aangesteld binnen hun vakgebied. Een van de docenten gaf aan dat zij nieuwe docenten met weinig onderwijservaring extra begeleiding probeert te geven. Docenten hebben een (boven) hbo of wo werk- en denkniveau. Om de verwachte kwaliteit te bewaken en te volgen worden de modules per semester onder de studenten geëvalueerd. De evaluatie heeft betrekking op diverse onderdelen, waarvan het onderdeel ´de docent´ er één van is. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat de docenten de mogelijkheid wordt geboden tot het volgen van cursussen. Docenten geven aan zowel interne opleidingen bij Markus Verbeek Praehep als externe opleidingen te kunnen volgen.
Overwegingen Het panel is van mening dat docenten die zijn verbonden aan de opleiding (zowel freelance als vaste docenten) beschikken over de nodige praktijkervaring en theoretische kennis. Ook op het onderwijskundige gebied zijn de docenten volgens het panel goed uitgerust. Kerndocenten en docenten hebben geregeld onderling contact met elkaar. De opleiding wordt georganiseerd vanuit de 5 verschillende regiokantoren. Bij inhoudelijke of procedurele vragen neemt de student contact op met de office-manager van het desbetreffende regiokantoor, die de student vervolgens doorverbindt met de persoon in kwestie. Tevens bestaat voor de student de mogelijkheid om contact op te nemen met de docent (vaak via email). Studenten geven aan dat het systeem via de regiokantoren naar behoren
pagina 20
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
functioneert. Wel merkt het panel op dat er geen richtlijnen zijn opgesteld voor het opvangen van nieuwe docenten. Het is veelal afhankelijk van de desbetreffende kerndocenten op welke wijze de nieuwe docent wegwijs wordt gemaakt binnen de instelling. Het panel adviseert de instelling om een meer consistent beleid te voeren ten aanzien van de inwerking en opvang van nieuwe docenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel constateert dat alle facetten van het derde onderwerp " personeel" met voldoende beoordeeld zijn. Het onderwerp “personeel” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
pagina 21
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.4 Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Hogeschool Markus Verbeek Praehep beschikt op haar regiokantoren (vier regio´s met vijf locaties) over eigen leslokalen. Deze leslokalen voldoen aan de criteria die de hogeschool daartoe heeft opgesteld. Deze lokalen zijn standaard voorzien van een whiteboard, een overheadprojector en een beamer. Colleges worden ook buiten deze vaste regiolocaties verzorgd. De hogeschool huurt bij voorkeur locaties in schoolgebouwen. De faciliteiten waarover deze schoolgebouwen beschikken sluiten aan bij de interne eisen waaraan een leslocatie moet voldoen. De hogeschool heeft geen mediatheek of computerruimte ter beschikking voor haar studenten. De opleiding geeft aan dat de meeste studenten werkzaam zijn binnen een accountantskantoor waar zij gebruik kunnen maken van de nodige vakliteratuur. Volgens haar is het opzetten van een mediatheek voor deze studenten daarom overbodig. Daarnaast geeft zij aan dat studenten tevens terecht kunnen bij de NOvAA en NIVRA-bibliotheek.
Overwegingen Uit het gesprek met het management blijkt dat de opleiding een bepaalde kwaliteitsstandaard hanteert waar de verschillende locaties aan moeten voldoen. Periodiek worden de locaties door de staf van de opleiding bezocht om te beoordelen of ze nog voldoen aan de kwaliteitsstandaarden. Het panel beoordeelt de huisvesting en materiële voorzieningen met een voldoende. Wel raadt het panel de opleiding aan om een samenwerking tussen NOvAA en NIVRA te formaliseren, zodat gebruik kan worden gemaakt van de bibliothecaire voorzieningen van deze beroepsorganisaties. Dat de opleiding steunt op de faciliteiten (waaronder de mediatheek) van de kantoren vindt het panel in beginsel een goede gedachte. Toch adviseert het panel de opleiding om over te gaan tot een inventarisatie van de faciliteiten bij de betrokken kantoren zodat een concreet beeld ontstaat van de kwaliteit van deze faciliteiten. Ook ziet het panel het als de rol van de opleiding om de student meer te stimuleren om zelf op zoek te gaan naar informatie.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Het informatiedossier stelt dat de manager operations tezamen met de office managers van de regiokantoren verantwoordelijk is voor de operationele kant van de opleiding en tevens
pagina 22
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
voor de studiebegeleiding. De secretariaatsmedewerker en de docent zijn degenen die het eerste contact onderhouden met de student en problemen oplossen aangaande de opleiding. De officemanager is degene die het contact met de student onderhoudt ten aanzien van de studievoortgang en inhoudelijke vragen. Complexe vragen kunnen worden doorgespeeld naar de manager operations. Bij de opstart van de modulen en/of bij afwezigheid van de manager operations kunnen beide directieleden zijn rol waarnemen. Een andere vorm van begeleiding van de student is het corrigeren van het ingeleverde huiswerk door de vakdocent. Het corrigeren bestaat uit het aangeven van de foute antwoorden en het uitreiken van de standaarduitwerkingen. Als gevolg daarvan ontstaat er bij de docent een juist beeld van de vorderingen van de individuele student. Tijdens de lessen kan de docent de nadruk leggen op geconstateerde probleemopgaven. Voor het inleveren van huiswerk en andere communicatie tussen docent en student wordt steeds vaker gebruik gemaakt van e-mail. Tijdens de opleiding Bachelor Accountancy wordt het studentendossier bijgehouden en wordt regelmatig beoordeeld hoe de studievoortgang van de student is. Op verzoek van de werkgever en in overleg met de student kunnen behaalde resultaten en aanwezigheid van de student in de lessen worden teruggekoppeld. Hierbij moet wel worden bedacht dat Accountancy als een deeltijdopleiding wordt aangeboden en dat de hogeschool in deze het standpunt inneemt dat de student een pro-actieve houding ten aanzien van zijn studievoortgang moet hebben. Uiteraard moet de hogeschool wel inzicht hebben in de voortgang van de studie. Alle resultaten van de afgelegde externe en (toekomstige) interne tentamens worden geregistreerd door het examenbureau van de hogeschool. Voor de propedeutische en fase 1 modules van de opleiding, is er ondersteuning vanuit een digitale leeromgeving: de BPP Campus. In deze leeromgeving kan de student op elk gewenst moment met een persoonlijke inlogcode studieplanners, additionele (examen-) opgaven, instructieclips, examendata, e.d. downloaden. Overwegingen Het panel is van mening dat de eerste aanzet van de digitale leeromgeving die het onder ogen is gekomen van goede kwaliteit is. Dit systeem biedt de nodige informatie aan de student om volledig om te hoogte te blijven van alles wat er binnen de opleiding gebeurt en daarnaast biedt het de student een middel om de studie digitaal te plannen. De opleiding besteedt minder tijd aan studiebegeleiding dan de reguliere hogescholen. Dit volgt volgens de opleiding uit het feit dat de opleiding te maken heeft met de meer zelfstandige student die reeds werkzaam is in de praktijk. Het panel heeft in de gesprekken met de studenten vernomen dat de studiebegeleiding aan de maat is. Communicatie tussen de student en docent vindt voornamelijk plaats via de mail. Een van de docenten geeft in het gesprek met het panel aan dat zij momenteel voor een groot deel vrijgesteld wordt voor het begeleiden van studenten. Vanuit de opleiding wordt blijkbaar wel de mogelijkheid geboden tot verdere uitbreiding van de studiebegeleiding. Ook is de opleiding bezig met het ontwikkelen van een studentvolgsysteem en zal in de toekomst geprobeerd worden om te gaan werken met een portfolio wat aan zal sluiten bij de beroepspraktijk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel constateert dat alle facetten van het vierde onderwerp "voorzieningen" met voldoende beoordeeld zijn. Het onderwerp “voorzieningen” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
pagina 23
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Hogeschool Markus Verbeek Praehep heeft een systeem van kwaliteitszorg als basis van haar bedrijfsvoering. De hogeschool is sinds 1996 ISO gecertificeerd, de ISO 9000-2000 norm, en op deze wijze wordt de organisatie extern halfjaarlijks geaudit door de ISO certificerende instantie. De certificering heeft betrekking op bedrijfsprocessen die te maken hebben met de ontwikkeling en uitvoering van financieel administratieve opleidingen en trainingen. Binnen het systeem zijn normen geformuleerd waaraan betreffende onderdelen van de organisatie moeten voldoen. Met name voor de processen op het gebied van onderwijs zijn normen ontwikkeld waarlangs de effectiviteit en efficiency van het proces en het product wordt gemeten. De processen kunnen worden onderverdeeld in diverse gradaties van het verzorgen van onderwijs: van beleidsmatig zoals bijvoorbeeld het ontwerpproces van een opleiding tot de evaluatie van bijvoorbeeld een opleidingsmodule. Uiteraard worden eveneens de overige bedrijfsprocessen geborgd door vooraf geformuleerde normen en doelstellingen. De bewaking van deze normen en doelstellingen vindt met name plaats door het uitvoeren van periodieke interne en externe audits en evaluaties. De relevante procedures zijn opgenomen in Quality On-Line, een kwaliteitsbeheerprogramma. De interne audits worden aan de hand van een jaarplanning uitgevoerd. De evaluatie door de student vindt halfjaarlijks plaats aan het einde van elke module. In deze evaluatie wordt de student gevraagd een mening te geven over ondermeer de docent, de literatuur, het lesmateriaal en het secretariaat. De uitkomsten van zowel de auditvragenlijsten als de evaluaties worden besproken op directieniveau. Over de voorstellen tot verbeteracties naar aanleiding van deze uitkomsten wordt op directieniveau een besluit genomen. De implementatie van de verbetertrajecten geschiedt eveneens vanuit directieniveau. Uit het gesprek met het management blijkt dat er een apart bedrijfsonderdeel kwaliteitszorg bestaat, dat functioneert onder de directeur onderwijs. Binnen dit onderdeel houdt de coördinator kwaliteitszorg zich bezig met het onderbrengen van de kwaliteitsdocumenten in Quality-online, het toezicht op het uitvoeren van de interne kwaliteitsaudits, de interpretatie van de halfjaarlijkse evaluaties en de behandeling van klachten. Elke afdeling wordt elk jaar intern geaudit, waarna de uitkomsten van deze audit besproken worden in de kwaliteitszorgvergadering. Overwegingen Het panel heeft schema’s bekeken waarin onderwerpen ter verbetering aan de orde worden gesteld. Ook van de studenten begreep het panel dat punten uit de evaluatieformulieren van de studenten opgepakt worden. Bij ontevredenheid bij studenten over bepaalde docenten worden deze docenten vaak niet meer ingezet. Het panel heeft kennis genomen van het kwaliteitssysteem Quality On-Line. In dit systeem worden alle procedures en processen vastgelegd. Het panel spreekt zich positief uit over het kwaliteitssysteem.
pagina 24
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Hogeschool Markus Verbeek Praehep kent binnen en buiten haar organisatie stakeholders waarmee afstemming of overeenstemming met betrekking tot een nieuwe of bestaande opleiding wordt gezocht. Intern zijn dit de onderwijsondersteunende medewerkers, studenten en docenten. De input van onderwijsondersteunende medewerkers wordt als een waardevolle informatiebron gezien. Extern zijn met name de beroepsorganisatie NOvAA, de beroepenveldcommissie Accountancy en de Raad van Advies van de hogeschool belangrijke externe toetsstenen van de organisatie. Zij zijn betrokken bij de ontwikkeling van de opleiding en het actueel houden ervan. Voor een alumnibeleid, dat moet voorzien in contactmomenten met afgestudeerden naast de contacten met de beroepsorganisatie, is al een eerste aanzet gemaakt. Het alumnibeleid moet nog verder ontwikkeld worden. De evaluaties onder studenten en docenten geven de organisatie inzicht in de wijze waarop de onderwijsinhoud door de student en de docent wordt ervaren en de wijze waarop de lessen worden verzorgd. Het uitzetten van de evaluaties vindt plaats op aangeven van de onderzoekscoördinator. De verzamelde gegevens worden verwerkt door de afdeling Onderwijs. De office-manager is verantwoordelijk voor het bewaken van het proces, de volledigheid, het uitzetten en de inname van de enquêtes. De programmacoördinator van de hogeschool plant tezamen met de directeur onderwijs systematisch contactmomenten in met studenten en docenten met betrekking tot de inhoud van de opleiding Accountancy. De afdeling onderwijs heeft als opdracht de inhoud en het niveau van de opleiding te bewaken. De afdeling onderwijs onderhoudt, door middel van docentenbijeenkomsten, contact met de docenten en bespreekt met hun de inhoud van de modules etc. Om een goed zicht te houden op de studenten die aan de hogeschool studeren, wordt één keer in de twee jaar een algemeen klanttevredenheidsonderzoek gehouden onder de huidige studenten. De uitkomsten van het onderzoek dienen om het beleid ten aanzien van het onderwijs zonodig aan te passen aan de doelgroep. Voor 2007 staan paneldiscussies met studenten over de inhoud en actualisering van de opleiding, de informatievoorziening via onder meer de campus, de begeleiding en de examinering op het programma. De relatie met het maatschappelijk werkveld voor de opleiding Bachelor Accountancy wordt onderhouden door middel van de beroepenveldcommissie Accountancy. Concreet is de opdracht aan de commissie de leertrajecten voor deze opleiding te beoordelen op hun praktijkgerichtheid, zodat de aansluiting op de beroepspraktijk zo goed mogelijk gewaarborgd is. De beroepenveldcommissie komt minimaal éénmaal per jaar bijeen. De opleiding kent op dit moment nog geen alumni. Overwegingen Het panel heeft geconstateerd dat de medewerkers, studenten en het beroepenveld actief worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het heeft onder andere kennisgenomen van de bloksgewijze evaluaties van de studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
pagina 25
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel constateert dat alle facetten van het vijfde onderwerp "interne kwaliteitszorg" met voldoende beoordeeld zijn. Het onderwerp “interne kwaliteitszorg” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
4.6 Continuïteit 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Volgens het informatiedossier biedt de Hogeschool Markus Verbeek sinds 1994 en Praehep sinds 1996, bacheloropleidingen aan. Voor alle opleidingen geldt dat studenten in staat zijn gesteld om het volledige programma te doorlopen. Hogeschool Markus Verbeek Praehep geeft de studenten aan de opleiding Bachelor Accountancy de garantie dat alle onderdelen van het programma zullen worden georganiseerd waarmee aan de eis van de afstudeergarantie wordt voldaan.
Overwegingen Het panel heeft vastgesteld dat de instelling garandeert dat alle ingeschreven studenten voor de bachelor Accountancy deze opleiding kunnen afmaken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Het informatiedossier stelt dat hogeschoolbreed geldt dat het Onderwijs- en Examenbureau een budget heeft voor het ontwikkelen van onderwijsgerelateerde producten en diensten, zoals lesmateriaal, de digitale leeromgeving en toetsen. Bij het opstellen van de begroting 2006 is rekening gehouden met het feit dat de hogeschool een tweetal nieuwe bacheloropleidingen opstart waarvoor diverse zaken ontwikkeld moeten worden. Het ontwikkelen van de digitale leeromgeving bachelor Accountancy is reeds in gang gezet. Dit geschiedt door de hogeschool zelf. De opleiding heeft alle voorziene investeringen in kaart gebracht en zal de benodigde tijd en middelen vrijmaken om deze adequaat uit te voeren. Hierdoor wordt geborgd dat de voorziene investeringen toereikend zijn om de opleiding tot stand te brengen. Overwegingen De opleiding bestaat al een aantal jaren. Het panel is van oordeel dat de voorziene
pagina 26
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
investeringen met name voor de digitale toepassingen toereikend zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Het informatiedossier stelt dat de opleiding een aangewezen hogeschool is. Dit betekent dat zij een onderneming is die streeft naar winstgevendheid. Dit houdt in dat naast de sturing op de onderwijsinhoudelijke kwaliteit ook bedrijfseconomisch verantwoord moet worden gehandeld. Dit geldt onverkort voor de opleiding Bachelor Accountancy. De hogeschool heeft reeds ervaring met het aanbieden en organiseren van de diverse onderdelen van de opleiding Bachelor Accountancy. Hierop zijn geen negatieve resultaten behaald. Voor de opleiding Accountancy geldt dat, gezien het aantal potentiële studenten, er geen aanloopverliezen worden verwacht, dit mede op grond van het feit dat dit centraal zal worden georganiseerd indien het aantal aanmeldingen hiertoe aanleiding geeft. Er zijn dan ook geen specifieke financiële voorzieningen getroffen voor de opleiding. Mocht er onverhoopt toch sprake zijn van een aanloopverlies op de opleiding Accountancy, dan zal dit gezien de winstgevendheid van de organisatie, geen probleem opleveren en andere (bachelor-)opleidingen niet in gevaar brengen. Overwegingen Het panel heeft het financiële deel van het jaarverslag bestudeerd en heeft geconstateerd dat er geen sprake is van een waarneembaar continuïteitsrisico . Hierbij is meegewogen dat de opleiding opereert in internationaal verband (BPP). Het instituut ziet er zodanig uit dat verondersteld kan worden dat er sprake is van een gezonde organisatie volgens het panel. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel constateert dat alle facetten van het zesde onderwerp "continuïteit" met voldoende beoordeeld zijn. Het onderwerp “continuïteit” wordt tegen die achtergrond als voldoende beoordeeld.
pagina 27
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Bachelor
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
O
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 28
Oordeel
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter drs. J. Leppink drs. Jan Leppink, is afgestudeerd als bedrijfseconoom en begon zijn loopbaan binnen de afdeling internal audit van Unilever. In het vervolg van zijn loopbaan is hij als docent en opleidingscoördinator verbonden geweest aan de Haagse Hogeschool, waar hij leiding gaf aan de opleidingen Accountancy en Bedrijfseconomie. Daarnaast is hij gedurende lange tijd als docent en ontwikkelaar betrokken geweest bij management / accountancy opleidingen van NIVRA/Nijenrode, en was hij als docent en examinator verbonden aan de Open Universiteit. Tenslotte is hij (senior) lecturer binnen de MBA-opleiding en de Masteropleiding in Accounting en Control van de Haagse Hogeschool. De heer Leppink staat op de lijst van de Commissie Eindtermen voor het deelgebied Bedrijfseconomie en heeft vaker voor de NVAO gewerkt. Panellid De heer J. Los Van 1987- 1997 was Jan Los Partner bij Dijker-groep, in die periode maakte hij als lid deel uit van het Bestuurscollege en was hij voorzitter Beroepsgroep AA; 1997-2004 zelfstandig gevestigd onder de naam Accountants+ adviesgroep LOS BV; van tot 2004 tot heden zelfstandig mediator onder de naam Los Mediation BV; was vijf jaar lid van de Examencommissie AA; zes jaar voorzitter van de Nederlandse Orde van Accountantsadministratieconsulenten, vier jaar lid van het dagelijks bestuur Nederlandse Orde van Accountants administratieconsulenten; drie jaar Lid Raad AA, adviesorgaan van de Regering en voorzitter enadviseur van de redactieraad diverse Kluwer-uitgaven op Accountants- en Fiscaal terrein. De heer Los staat op de lijst van de Commissie Eindtermen voor het deelgebied Accountancy (AA opleidingen) en heeft vaker voor de NVAO gewerkt. Panellid Drs. J. de Beuze Drs. De Beuze is afgestudeerd als Accountant-Administratieconsulent (AA) en tevens als bedrijfskundige. Sinds 2002 is hij werkzaam als vestigingsdirecteur bij Kab accountants & belastingadviseurs. Daarnaast vervult hij momenteel meerdere nevenfuncties gerelateerd aan accountancy waaronder; als examinator van de Praktijkopleiding AA, als assessor project opscholing tot AA-Accountant, als lid van de Commissie Praktijkopleiding AA en lid van de commissie vaktechniek accountants van de Kab accountant & belastingsadviseurs. De heer de Beuze staat op de lijst van de Commissie Eindtermen voor het deelgebied Accountancy (AA opleidingen). Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
Secretaris en procescoördinator Mr. M. (Monique) P. in ‘t Veld, beleidsmedewerker NVAO
pagina 29
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 13 april 2007 voor de toetsing van de nieuwe opleiding bachelor Accountancy – Markus Verbeek Praehep Locatie: Paasheuvelweg 35 in Amsterdam Programma
pagina 30
9.00 - 10.30
Vooroverleg panel
10.30 - 11.00
Gesprek met Frank Bakker en Wilco Haar (directie), Astrid Bosch (kwaliteitscoördinator), Dies Bal (manager operations) en Mirjam van Rijn (opleidingscoördinator).
11.15 - 12.15
Gesprek met docenten: Marjo Bryan, Annemarie Spaas, Akke Noordhuis en de heer Cobussen.
12.30 - 13.30
Lunch en intern overleg panel.
13.45 – 14.30
Gesprek met studenten Henrieke Claassen, Peter Odijk en Melvin Kuiper.
14.45 – 15.30
Gesprek met werkveld: Elise Baartman AA, Frans van Luit AA en Patrick Westerink AA.
15.45 – 16.15
Afrondend gesprek met Frank Bakker en Wilco Haar (directie), Astrid Bosch (kwaliteitscoördinator), Dies Bal (manager operations) en Mirjam van Rijn (opleidingscoördinator).
16.30 – 17.30
Intern overleg met panel.
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Bijlage 3: Vragen en antwoorden voor instelling Vragen voorafgaande aan de site-visit: Algemeen 1. Aanvraag: In hoeverre is de als TNO aangeboden opleiding een bestaande of nieuw opgestarte opleiding? Wanneer is de bachelor accountancy van start gegaan? De opleiding HBO bachelor Accountancy is voor Markus Verbeek Praehep een nieuwe opleiding en wordt aangeboden sinds 1 september 2004. 2. In hoeverre bereidt de opleiding zich voor op het doorvoeren van de eindtermen door de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA)? Hoe positioneert zij zichzelf in dit proces? De heer Frans van Luit, werkzaam als MVP-docent, heeft namens de Vereniging Aangewezen Accountancyscholen (VAAC), waarbij Markus Verbeek Praehep aangesloten is, zitting in een werkgroep van de CEA die zich bezighoudt met het vaststellen van de eindtermen van een aantal Accountant-Administratieconsulent (AA) vakken. In deze werkgroep zitten ook afgevaardigden van onder meer de AC-scholen, Nivra en de NOvAA. Met de navolgende documenten worden wij op de hoogte gesteld van de laatste ontwikkelingen: • • •
•
•
•
Nieuwsbrief van de NovAA (Noviteiten); Brief inzake eindtermen RA + AA (dd.10 juli 2006) verstuurd door Secretariaat Examenbureau RA/CEA i.o (NOvAA); Drie beschrijvingen van de kernvakken Accountantscontrole, Bestuurlijke Informatievoorziening, Externe verslaggeving (p. mail dd. 28 november 2006 verstuurd door dhr. J. Leerentveld RA/RE secretaris van de CEA); Berichtgeving CEA aanvullend besluit de nieuwe VGC (beroeps- en gedragsregels) alsnog toe te voegen aan de examenprogramma’s 2006/2007. (p. mail dd. 13 december 2006 verstuurd door dhr. J. Leerentveld RA/RE secretaris van de CEA); Toezicht op het HBO-accountancyonderwijs gedurende het studiejaar 2006/07 (p. mail 15 december 2006 verstuurd door dhr. J. Leerentveld RA/RE secretaris van de CEA); Notulen vergaderingen CEA (de laatste bijeenkomst 15-2-07).
Deze documenten zijn tijdens het bezoek in te zien. Programma 3.
Ontwikkelaars syllabi.
In het docentenbeleid van Markus Verbeek Praehep is in het docentprofiel ‘kerndocent’ beschreven dat hij/zij de verantwoordelijkheid heeft voor de inhoudelijke kwaliteit en jaarlijkse actualisatie van de syllabi, opgavenbundels, bijbehorende uitwerkingen en
pagina 31
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
lesplanner. Op verzoek kan de kerndocent examentrainingen respectievelijk (voorzien van modelantwoorden en normering) ontwikkelen.
interne tentamens
Projectmatige taken als het ontwikkelen of grondig herzien van studiemateriaal als docenthandleidingen, opgavenbundels met uitwerkingen, instructieclips, I-Assess-vragen zal de kerndocent op verzoek uitvoeren. Het docentprofiel ‘kerndocent’ beschrijft een aantal expliciete formele competenties waar een kerndocent aan moet voldoen. Een kerndocent: - heeft een visie op het vakgebied; - vaardig in het hanteren van verschillende onderwijswerkvormen; - geeft (op verschillend niveau) les in het vakgebied; - beschikt over een goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid; - een op samenwerking ingestelde professional. (zie bijlage: docentprofiel Kerndocent). Het ontwikkelen van lesmateriaal is beschreven en vastgelegd in het proces ‘Planning Ontwerp en actualisering lesmateriaal’ en in bijbehorend processchema (zie bijlage). De manager Innovatie en Onderwijs stelt (jaarlijks) een schema op voor het ontwikkelen of herzien van het lesmateriaal. Het schema is bedoeld om de voortgang en het budget te bewaken. Na ontvangst van het lesmateriaal zal het door de manager worden verstuurd naar de beoordelaar. De opmerkingen van de beoordelaar worden afgestemd met de ontwikkelaar waarna de manager de definitieve gecorrigeerde versie naar de drukker stuurt. De producties die te laat worden aangeleverd of niet aan de ontwerpeisen/kaders voldoen, worden door de manager Innovatie en Onderwijs geregistreerd en aan de directie doorgegeven. Tijdens het functioneringsgesprek wordt dit met de (kern)docent besproken. Om kwaliteit verder te borgen is de procedure ‘Evaluatie docenten’ herzien waardoor er naast een periodieke evaluatie een speerpunten onderzoek wordt gehouden met een beoordelingsformulier ‘auteur lesmateriaal’ (zie bijlage ‘procedure Evaluatie docenten’ en ‘formulier beoordeling auteur lesmateriaal’). Tevens is deze activiteit beschreven in een flow chart ten behoeve van de efficiëntie van het operationele proces. (zie bijlage ‘Overige opdrachten vanuit het onderwijs’ 4. Relatie doelstellingen programma: A. In hoeverre zijn eindkwalificaties vertaald in leerdoelen? Welke Leerdoelen zijn opgesteld per module? Documenten: -Zie Onderwijs- en examenregeling (OER) hfst 7 en 8 -Zie rapport Aanvraag toets nieuwe opleiding paragraaf 1.1. en 1.2 B. Werkvormen: Zie beschrijving Vooraf op te vragen documenten C. Toetssysteem: Hoe is het georganiseerd?, Welke criteria worden aan toetsen gesteld?
pagina 32
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Wanneer is er sprake van een slechte of goede toets? Toetssyteem De opleiding leidt op voor de erkende examens Accountancy. Deze examens vinden tweemaal per jaar plaats, in december/januari en in juni. De examens van de inleidende modules van de propedeutische fase en van de Fase 1 modules van de hoofdfase worden afgerond door het afleggen van hetzij een intern tentamen bij Hogeschool Markus Verbeek en Praehep hetzij een extern examen Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) respectievelijk SPD bedrijfsadministratie bij de Stichting ENS (Examenbureau NGO-SPD) i.s.m. Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens te Amersfoort. De examens van Fase 2 kunt u uitsluitend afleggen bij Hogeschool Markus Verbeek en Praehep. Na afronding van een module wordt er een certificaat afgegeven. Voor deelname aan de externe examens moet er voldaan worden aan de toelatingseisen van de Stichting Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens (www.associatie.nl). Om aan examens deel te kunnen nemen dient u als student te zijn ingeschreven bij Hogeschool Markus Verbeek en Praehep. Tenzij anders wordt aangegeven door de Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bacheloropleiding Accountancy, zijn de resultaten van een examen onbeperkt geldig. De interne tentamens De volgende documenten liggen ten grondslag aan de interne tentamens: - zie document Inschrijving - zie document Procedure Ontwikkelen Tentamens - AA organisatiestelsel examens - AA Draaiboek Examens - AA inschrijving examens AA - AA verzending examen naar corrector - AA (her) correctieperiode - proces inzage-, bezwaar beroep - correctie tentamens - Criteria: Toetsmatrijzen Om de kwaliteit van onze bachelor tentamens te verbeteren is er met ingang van 1 januari 2007 per module voor de interne tentamens een toetsmatrijs vastgesteld. De toetsmatrijs geeft een juiste verhouding weer van het aantal vragen (in procenten) in vergelijking met de verschillende onderdelen van het examenprogramma. Tijdens het bezoek zijn de verschillende toetsmatrijzen in te zien. Aanvullende documenten bij bezoek ter inzage: - registratie studiepunten - regels tijdens tentamens 5. Instroom: Welke criteria worden er gesteld aan de intake van studenten? Welke consequenties zijn verbonden aan de uitkomsten van de intake? Documenten: - Toelating bacheloropleiding, richtlijn regiokantoren - Aanvraag vrijstellingen bachelor opleiding - Stroomschema aanvraag tot start cursus Voorzieningen
pagina 33
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
6. Studievoortgang: Op welke wijze kan de student maximale informatie uit het studievoortgangsysteem halen zonder hij/zij wordt gestoord in de studie? Welke functies heeft het digitale systeem om studenten te voorzien in de studievoortgang? - Zie document: studievoortgangsregistratie 7. Stagebegeleiding: Hoe intensief is de stagebegeleiding? Welke criteria worden aan de stagebegeleiding gesteld? De documenten: - Stageregeling 2006 - Stage praktijkopdrachten 2006 - Stageformulier - Werkgeversverklaring 8. Beschikt de opleiding over een administratiesysteem waarin de studentendossiers zijn opgenomen? Welke documenten zijn hierin opgenomen? - Zie document cursistenadministratie
pagina 34
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Bijlage 4: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling – Bachelor Opleiding Accountancy- Markus Verbeek Praehep
Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek - Toetsen en een uitdraai van het menu van het kwaliteitszorgsysteem - Organigram opleiding - Weekoverzicht student (studieplanner) - Werking kwaliteitszorgsysteem - Evaluatie - samenvattende overzichten - Evaluatie van docenten (gecomprimeerd) - Programma bachelordag - Scholingsplan - Docenten: urencontracten (lesuren/ontwikkeluren) - Examentoetsen en toetsmatrijs - Overzicht van competenties per vak (Dublin descriptoren beschrijving) - Afstemming content vanbacheloropleiding Accountancy en de CEA
Overige documenten (voorafgaand aan de site visit) - Uitgewerkt positioneringschema bachelor Accountancy + programmaoverzicht van de verschillende vakken per jaar. Uitgebreid programma voor het eerste studiejaar. - Studiegids 06/07 Markus Verbeek Praehep - Studiegids voor de opleiding tot Accountant-Administratieconsulent - Informatiegids opleiding bachelor Accountancy 2006/2007 - De AA-Accountant ‘en profil’- het beroepsprofiel van de AA-Accountant - Schema van aanvraag student tot start cursus - Inschrijving voor examens AA Masterclass
pagina 35
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
- Studievoortgangsregistratie deeltijd studietraject - Proces planning ontwerp en actualisering lesmateriaal - Overzicht docenten en aanstellingsvorm - Curriculum vitae (kern) docenten - Schematisch overzicht van de werkvormen en tevens uitgebreide omschrijving van deze werkvormen - Overzicht werkkring studenten tijdens stage. Inzicht vanuit de instelling en registratie. - Financial Statements 2005 of BPP Nederland B.V. - Stageregeling 2006/2007 bacheloropleidingen Markus Verbeek Praehep - Stageopdrachten bacheloropleidingen 2006/2007 Markus Verbeek Praehep - Afsprakenformulier Stage - Werkgeversverklaring HBO Accountancy
pagina 36
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
pagina 37
ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Accountancy van Markus Verbeek Opleidingen Stichting Hoger Onderwijs. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 38
# 1732
NVAO | Hbo-bachelor Accountancy | 24 juni 2007 |