hbo-master Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ Stichting Opleidingsinstelling GGZ Verpleegkundig Specialist
27 mei 2009 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 9
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
11 11 17 27 31 34 38
5
Overzicht advies
40
Bijlage 1: Samenstelling panel
41
Bijlage 2: Programma locatiebezoek (8 april 2009)
43
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
45
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
46
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
1 Samenvattend advies In deze samenvatting worden de bevindingen en overwegingen opgesomd van het panel dat namens NVAO is gevraagd om de aanvraag Toets nieuwe opleiding voor de opleiding verpleegkundig specialist/ANP GGZ van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ Verpleegkundig Specialist te beoordelen. Daarna volgen het eindoordeel en het advies van het panel aan NVAO. Voorafgaand aan de samenvatting wil het panel enkele bijzonderheden met betrekking tot de opleiding onder de aandacht brengen. Al geruime tijd wordt de opleiding als driejarige opleiding aangeboden. Studenten stonden ingeschreven bij Saxion Hogescholen (die ook het onderzoeksgedeelte van de opleiding verzorgde) en kregen aan het eind van de opleiding twee diploma's: het diploma hbo-master Health Care and Social Work (HCSW) en het diploma Verpleegkundig Specialist GGZ. Deze aanvraag Toets nieuwe opleiding heeft betrekking op een tweejarige opleiding waarvoor aan het eind het diploma Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ wordt verstrekt. Hoewel Saxion Hogescholen nog wel betrokken zal blijven bij een deel van de opleiding, zullen de studenten niet meer ingeschreven staan bij Saxion, maar bij de Stichting. De studenten worden na de tweejarige opleiding Verpleegkundig Specialist / ANP GGZ in de gelegenheid gesteld om nog een derde kopjaar te volgen, maar dit kopjaar maakt geen deel uit van deze aanvraag. Ten behoeve van de aanvraag is het "oude" curriculum gereorganiseerd op een manier die volgens de aanvrager het hbo-masterniveau na 2 jaar waarborgt. Een groot deel van de opleiding - die voor studenten een volledige weektaak inhoudt - vindt plaats in de praktijk, waardoor de opleiding duale kenmerken heeft. De aanvraag wordt echter gedaan voor een voltijd opleiding. De Stichting Opleidingsinstelling GGZ Verpleegkundig Specialist ziet deze aanvraag vooral als noodzakelijke stap om aanmerking te komen voor het doel nl. erkenning als artikel 14 opleiding door het College voor verpleegkundig specialismen. De erkenning als hbo-master is geen doel op zichzelf maar een middel. Dat verklaart veel van de keuzes die gemaakt zijn. In die zin neemt de opleiding een bijzondere plaats in het ANPopleidingenlandschap De opleiding baseert zich op algemeen erkende eindtermen. Bij de totstandkoming van de eindkwalificaties voor de opleiding is het werkveld voldoende geconsulteerd. Daarbij heeft de aanvrager zich vooral op Nederlandse vakgenoten gericht, maar maakt in de aanvraag ook de vergelijking met ontwikkelingen in het buitenland. Men heeft een duidelijk beeld van hoe de opleiding is gepositioneerd in het werkveld. De opleiding leidt op tot een nieuwe functie die een gat vult tussen de bestaande functies. Dit wordt ook bevestigd door het werkveld. Dat de eindkwalificaties van hbo-masterniveau zijn, wordt in de aanvraag voldoende aangetoond. Afgestudeerden moeten in staat zijn om zelfstandig in een multidisciplinaire omgeving te kunnen werken en tillen het beroep volgens de werkveldvertegenwoordigers ook naar een hoger niveau. In het veld is duidelijk behoefte aan deze opleiding. Het programma voldoet aan de eisen die doorgaans gesteld worden aan een hbomasteropleiding. De literatuur die in de opleiding gebruikt zal worden is van voldoende niveau. Documenten en werkstukken die door de huidige studenten zijn gemaakt laten zien dat de literatuur ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Naast verplichte literatuur wordt ook van studenten verwacht dat zij zelf literatuur opzoeken en gebruiken bij de opdrachten.
pagina 3
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Interactie met de beroepspraktijk is er tijdens de opleiding voortdurend. Het grootste deel van de tijd brengen de studenten immers in de praktijk door. Daarnaast zijn alle docenten die het cursorische deel van de opleiding verzorgen in de praktijk werkzaam. Tijdens de opleiding wordt voldoende aandacht besteed aan onderzoek. Het cursorische deel van het onderzoeksonderwijs wordt door Saxion verzorgd. De masterproeven die de huidige studenten na 2 jaar opleiding hebben gemaakt, zijn van voldoende niveau. Een sterk punt van de opleiding is de duidelijke koppeling van de theorie aan de praktijk. Het cursorische deel van de opleiding wordt door studenten niet als een losstaand onderdeel ervaren, maar als een goede aanvulling op cq ondersteuning van het leren in de praktijk. Opdrachten stimuleren de studenten om voortdurend de link te leggen tussen theorie en praktijk. Per module wordt aangegeven aan welke eindkwalificaties een bijdrage wordt geleverd. Het totale programma is dekkend voor alle eindkwalificaties. De toetsing is vaak geïntegreerd met de praktijkopdrachten, maar er worden ook kennistoetsen afgenomen. De toetsvormen zijn goed afgestemd op de gebruikte onderwijsvormen. De kwaliteit van de beoordeling wordt geborgd door deze altijd door wee personen te laten plaatsvinden. De studielast van de opleiding is hoog. Studenten steken 50 a 60 uur per week in hun studie, maar beklagen zich hier niet over. De opleiding werkt niet met vrijstellingen. Het panel geeft de aanvrager ter overweging om dit toch te gaan doen of eventueel te gaan werken met keuzemodulen, waardoor het onderwijs nog beter kan worden afgestemd op de individuele student. De opleiding beschikt over een goed docentencorps. Alle docenten zijn werkzaam in de praktijk en zijn dan ook in staat om de verbinding met de praktijk goed te leggen. Een groot aantal van hen (12) is gepromoveerd en een aantal docenten is hier mee bezig. Er wordt desgewenst didactische ondersteuning aangeboden en in gesprekken met docenten komen de resultaten van evaluaties aan de orde. Studenten oordelen positief over de kwaliteit van de docenten. Niet alleen de docenten, maar ook de praktijkbegeleiders zijn voldoende gekwalificeerd om de studenten te begeleiden. Zij spelen een zeer belangrijke rol in de opleiding. De opleiding treft voldoende maatregelen om het niveau van deze begeleiders te borgen. Via overeenkomsten met de instellingen waar studenten werkzaam zijn, wordt ook de kwaliteit van de begeleiding op de werkplek geborgd. De voorzieningen waar de opleiding over beschikt, zijn adequaat om de opleiding te kunnen verzorgen. De Stichting heeft een eigen pand in Utrecht en maakt daarnaast gebruik van de voorzieningen van Saxion. Via een overeenkomst met de instellingen wordt geborgd dat de studenten ook daar over voldoende middelen kunnen beschikken om hun opleiding goed te kunnen doorlopen. De opleiding kent een uitgebreid systeem van studiebegeleiding, waarin de opleider de belangrijkste rol speelt voor de student. Door middel van een portfolio wordt de studievoortgang van iedere student bewaakt. Er vinden regelmatig gesprekken plaats tussen studenten en begeleiders. Studenten zijn tevreden over de begeleiding. De opleiding hanteert een goed werkend systeem van kwaliteitszorg. Dit systeem bestaat uit regelmatig uitgevoerde evaluaties van het onderwijs en uit een overlegstructuur waarin diverse gremia binnen en buiten de opleiding regelmatig bij elkaar komen voor overleg waarin relevante onderwerpen m.b.t. de kwaliteit van het onderwijs aan de orde komen. Aan het eind van ieder studiejaar wordt de stand van zaken opgemaakt en wordt voor het jaar daarop een activiteitenplan gemaakt. Kwaliteit staat bij de opleiding hoog in het vaandel.
pagina 4
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Studenten die aan de opleiding beginnen, krijgen de garantie dat zij de opleiding ook af kunnen maken. De opleiding wordt al geruime tijd (in de 3-jarige variant) aangeboden. De financiering van de opleiding is gegarandeerd en meerjarig georganiseerd via het Opleidingsfonds, waarbij de capaciteitsplanning centraal landelijk is geregeld via het CONO/CBOG. Het werkveld heeft er baat bij de opleiding in stand te houden. Het panel voorziet geen problemen met de continuïteit van de opleiding. Op basis van bovenstaande bevindingen en argumenten is het panel tot de conclusie gekomen dat de nieuwe opleiding aan de minimale eisen voor basiskwaliteit voldoet. Het panel adviseert het bestuur van NVAO dan ook de aanvraag van de Stichting Opleidingsinstelling Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ positief te beoordelen.
Den Haag, 27 mei 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe HBO master opleiding Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ van de Stichting Opleidingsinstelling Geestelijke Gezondheidszorg Verpleegkundig Specialist
Eus Schalkwijk (voorzitter)
pagina 5
Tineke Kleene (secretaris)
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (voortaan NVAO) ingestelde panel ter toetsing van het door de Stichting Opleidingsinstelling Geestelijke Gezondheidszorg Verpleegkundig Specialist bij brief van 18 augustus 2008 ingediende voorstel voor een nieuwe HBO master opleiding Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ. 2.1
Werkwijze panel Bij de toetsing van de HBO master opleiding Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ heeft het panel de criteria uit het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO 14 februari 2003 (verder: Toetsingskader) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 3 maart 2009 is het panel bij elkaar geweest. Een van de panelleden kon niet aanwezig zijn bij deze bijeenkomst, maar heeft wel schriftelijke input geleverd. Tijdens de bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en zijn nadere vragen geformuleerd voor de aanvrager. Een aantal vragen is voorafgaand aan het locatiebezoek aan de aanvrager gesteld met het verzoek hier schriftelijk op te reageren. Ook is aanvullende informatie opgevraagd. Op 2 april hebben de panelleden de antwoorden op de vragen en aanvullende informatie (waaronder een aantal afstudeerwerken) van de opleiding ontvangen. Op 8 april 2009 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten aan de orde gesteld en in discussie gebracht. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies, gekoppeld aan het toetsingskader. Vervolgens heeft het panel een eerste totaalconcept van de beoordeling van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. Uiteindelijk zijn aan de hand van de uitkomsten per facet beargumenteerde oordelen per onderwerp gegeven, resulterend in een definitief paneladvies aan de NVAO. Het locatiebezoek is voor de oordeelsvorming van groot belang geweest. Het panel spreekt zijn waardering uit voor de prettige ontvangst, de organisatie en de constructieve gedachtewisseling.
2.2
pagina 6
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo, dat het panel – per facet - onder het kopje bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarbij de gereleveerde bevindingen worden beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende conclusie. Daarnaast geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. Een onderwerp wordt in principe als voldoende beoordeeld indien de facetten eenduidig als voldoende zijn gewaardeerd.
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin de voorgedragen opleiding kort wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek en een overzicht van geraadpleegde stukken.
pagina 7
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Graad Locatie(s)
Variant Sector
3.2
Nederland Stichting Opleidingsinstelling Geestelijke Gezondheidszorg Verpleegkundig Specialist Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ HBO master in Advanced Nursing Practice in de GGZ De opleiding wordt uitgevoerd in samenwerking met de volgende GGZinstellingen: • Stichting GGZ Friesland, Leeuwarden i.s.m. Lentis • Stichting Dimence, voormalig loc. Adhesie GGZ, Almelo i.s.m. Mediant en GGNet • Stichting Dimence, voormalig loc. Zwolse Poort, Zwolle i.s.m. GGZ Drenthe • De Gelderse Roos, Wolfheze • Mondriaan i.s.m. RIAGGZUID en het Prins Claus Centrum (Orbis) • Geestelijke GezondheidsZorg Eindhoven en de Kempen • Reinier van Arkel Groep i.s.m. GGZ Oost Brabant • Emergis, Goes i.s.m. PC De Viersprong • GGZ Breburggroep, Breda i.s.m. GGZ Westelijk Noord-Brabant • Altrecht, Utrecht • Symfora groep, Amersfoort • De Grote Rivieren, Dordrecht • Bouman GGZ, Rotterdam • Rivierduinen, Leiden i.s.m. Centrum '45 • Stichting Parnassia Bavo Groep, Den Haag i.s.m. GGZ Delfland • Delta Psychiatrisch Centrum, Poortugaal • GGZ Noord-Holland-Noord, Heiloo i.s.m. GGZ-centrum Westfriesland, Stichting Geriant en Esdege-Reigersdaal, locatie De Rotonde (VGZ) en Brijder Verslavingszorg • GGZ inGeest, Amsterdam voltijd Gezondheidszorg
Profiel instelling De opleiding wordt aangeboden in samenwerking met verschillende GGZ-organisaties verspreid door heel Nederland. De Stichting Opleidingsinstelling GGZ-VS vormt de verbindende schakel in het opleidingsnetwerk; een netwerk dat sinds 1 januari 2007 is uitgebreid met Saxion Hogescholen: de Professional master opleiding Health Care and Social Work (hc&sw) van Saxion is volledig geïntegreerd in het huidige curriculum van de opleiding met als gevolg dat de beroepsverdiepende praktijkopleiding is verrijkt met academische onderzoeksvaardigheden en de studenten nog beter kunnen worden voorbereid op hun nieuwe rol van verpleegkundig specialist. Tevens realiseert de instelling hiermee aansluiting bij de Bachelor-master kwalificatiestructuur van het hbo-onderwijs, wat doorstroming naar opleidingen van andere hogescholen en universiteiten vereenvoudigt.
pagina 8
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
3.3
Profiel opleiding Anticiperend op ontwikkelingen in de samenleving, de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg en het verpleegkundige beroep, besloot het Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg (CONO) in 1996 tot het ontwikkelen van een opleiding tot verpleegkundig specialist in de geestelijke gezondheidszorg. Na een voorbereiding van anderhalf jaar werd in 1998 daadwerkelijk begonnen met het opleiden van deze beroepsbeoefenaren door de Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Verpleegkundig Specialist. Bij aanvang werd er samengewerkt met zes grote instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Thans zijn 18 erkende gezondheidszorginstellingen aan de opleiding verbonden en ongeveer 15 daarbij aangesloten GGZ-instellingen. De opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is een netwerkopleiding, waarbij alle aangesloten praktijkinstellingen tezamen de basis van de opleiding vormen. De opleiding is in bestuurlijke zin eigendom van vertegenwoordigers van die deelnemende instellingen die na een bindende voordracht van de werkgeverskoepel (GGZ Nederland) zijn benoemd. De andere bestuurlijke eigenaar is de beroepsgroep van verpleegkundigen in de GGZ. Hier betreft het benoemingen van de voormalige beroepsverenigingen, thans afdelingen van V&VN. De opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is dus geen opleiding voor het werkveld, maar van het werkveld. De Stichting Opleidingsinstelling GGZ-VS representeert het opleidingsnetwerk en heeft verplichtingen t.a.v. de inhoud, vormgeving, coördinatie en uitvoering. De opleiding bouwt voort op de differentiatie psychiatrie, psychogeriatrie en verstandelijk gehandicapten van het verpleegkundige opleidingsstelsel. De beroepsverdiepende praktijkopleiding richt zich op de directe patiëntenzorg. Verpleegkundigen met een HBO opleiding en een aantal jaren werkervaring kunnen de opleiding volgen bij één van de erkende praktijkinstellingen in de functie Assistent in Opleiding (AIO). De AIO ontvangt voor het verrichten van werkzaamheden een salaris. De opleiding duurt drie jaar en wordt bekostigd vanuit het Opleidingsfonds. De opleiding beoogt toegang te verschaffen voor inschrijving in het register Verpleegkundig Specialist conform artikel 14 Wet BIG. Het praktijkdeel van de opleiding wordt gezamenlijk vormgegeven (door opleiders onder eindverantwoordelijkheid van hoofdopleider) en decentraal in de verschillende daartoe erkende GGZ-instellingen uitgevoerd. Deze instellingen zijn verplicht een opleider aan te stellen die de inhoudelijke aanwijzingen van de directie (directeur inhoud/hoofdopleider en algemeen directeur) in acht moet nemen. Het gezamenlijk ontwikkelde cursorische programma, wordt uitgewerkt door de Stichting Opleidingsinstelling GGZ-VS (de hoofdopleider) en centraal in Nederland uitgevoerd. Positionering t.o.v. andere instellingen: Het gaat om het internationale domein van het Advanced Nursing Practice. In die zin positioneert de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ zich ook binnen dit domein. In het opleidingsplan wordt verwezen naar de rolontwikkeling van de Clinical Nurse Specialist (CNS), die veel parallellen vertoont met die van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ in Nederland. Ook de internationaal bekende indeling van Benner wordt gebruikt in de opleiding om het proces van novice tot expert inzichtelijk te maken.
pagina 9
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Inhoudelijk kan het niveau van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ volgens het informatiedossier de vergelijking met de internationale standaard aan. Nieuwe opleiding voor Nederland Het betreft een opleiding die in 1998 is gestart op initiatief van het Coordinerend Orgaan Nascholing en Opleidingen in de GGZ (CONO). Hierin participeren beroepsorganisaties, koepels van werkgevers en zorgverzekeraars. Vanaf 1998 maakt de driejarige opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ deel uit van de beroepsstructuur in de GGZ welke door de Tweede Kamer in 1999 werd onderschreven Nieuwe opleiding voor de instelling Zie boven.
pagina 10
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Typering van het beroep De verpleegkundig specialist/ANP GGZ is een expert op het gebied van verpleegkundige zorgverlening aan patiënten met psychische stoornissen en gedragsstoornissen, conform WHO-ICD-10/DSM 4 en WHO-ICF. De verpleegkundig specialist/ANP GGZ is daarmee het verpleegkundige equivalent van de aanpalende specialistische beroepen psychiater en klinisch psycholoog. De Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ onderscheidt zich volgens het informatiedossier van de generalistische verpleegkundige door een hogere mate van zelfstandigheid, deskundigheid en beroepsontwikkeling. De verpleegkundig specialist gaat zelfstandig een behandelrelatie aan en bepaalt binnen zijn deskundigheidsgebied welke interventies worden toegepast. De verpleegkundig specialist verwijst waar nodig door en andere hulpverleners kunnen ook rechtstreeks doorverwijzen naar de verpleegkundig specialist. Waar nodig beschikt de verpleegkundig specialist over de bevoegdheid tot het zelfstandig indiceren en uitvoeren van voorbehouden handelingen. De verpleegkundig specialist begeleidt en/of behandelt toegewezen patiënten vooral gericht op het ondersteunen van de gevolgen van het ziek zijn en het hebben van een psychiatrische stoornis in hoogcomplexe zorgsituaties. Daarnaast heeft de verpleegkundig specialist tot taak het onderzoeken en ontwikkelen van de inhoud van het GGZ verpleegkundig vakgebied en het borgen, overdragen en implementeren van de verpleegkundige expertise met als doel het verhogen van de kwaliteit van de GGZ verpleegkundige zorg In het CONO-beroepenschema, dat al vanaf 1998 wordt gehanteerd in de GGZ, wordt de verpleegkundig specialist gesitueerd op het niveau van de psychiater en klinisch psycholoog. Volgens het informatiedossier staat hij binnen de eigen beroepsgroep aan de top van het opleidingsgebouw en binnen instellingen aan de top van het functiegebouw. Vanuit deze posities wordt van de specialist verwacht dat hij inhoudelijk leiding geeft aan ontwikkelingen, veranderingen in de zorg, zorgverlening en behandeling en daarbij zelf het voorbeeld geeft. Dit vereist naast competenties op beroepsniveau, vooral ook competenties op academisch niveau ten aanzien van analyse van problematiek, ontwerp en uitzetten van complexe interventies, consulteren/aansturen van activiteiten van psychiater of klinisch psycholoog, opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, vertalen van onderzoeksresultaten naar de praktijksituatie, consulteren.
1. 2.
pagina 11
De verpleegkundig specialist wordt opgeleid op expert-niveau en leert vanuit twee hoofdrollen te werken: Behandelverantwoordelijke Onderzoeker/innovator Vanuit deze twee rollen biedt de verpleegkundig specialist coaching aan verpleegkundigen en andere disciplines. In het overzicht van competenties (bijlage 5 van het informatiedossier) wordt een verbinding gemaakt tussen de 2 hoofdrollen, de vereiste
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
competenties vanuit VenVN, en de meer gedetailleerd geformuleerde competenties binnen de GGZ.
4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
• • •
1. 2. 3.
pagina 12
Bevindingen De opleiding is ontstaan na opdracht tot ontwikkeling ervan door het CONO (1997). De eindtermen die in die periode door het COOV (Kamer Verpleegkunde GGZ van het CONO) zijn ontwikkeld, vormden tot 2006 het document met eindtermen waarop het curriculum was gebaseerd en waaraan studenten werden afgemeten. In 2006 is dit document herzien en veranderd naar ‘Het competentieprofiel voor het herijken en beschrijven van het opleidingsprofiel GGZ-Verpleegkundig Specialist (In opdracht van het COOV). Hierin is onderscheid gemaakt in de volgende drie hoofdrollen: behandelverantwoordelijke; onderzoeker/innovator; coach. De competenties van de verpleegkundig specialist uit 2006 geven aan hoe de algemeen geldende competenties uitvoering krijgen in de context van het GGZ verpleegkundig specialisme. In 2006 besloot De Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ opleiding samen te werken met de master of Health Care and Social Work van Saxion Hogescholen. Via deze NVAO-erkende master kon het door het CSV vereiste masterniveau worden aangetoond. In de voorbereidende samenwerkingsexercitie is toen een onderscheid gemaakt in academische en beroepscompetenties volgens de Dublin descriptoren. In 2007 besloot Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (VenVN) voor de verpleegkundig specialisten de CanMed-systematiek als maat te nemen. Met dit voorwerk konden de gezamenlijke beroepsgroepen in de verpleegkunde, verenigd onder VenVN, de competenties geformuleerd vanuit het COOV (2006), herindelen volgens de CanMed-systematiek. In bijlage 5 van het informatiedossier is hiervan een weergave opgenomen: in kolom 1 de drie hoofdrollen, in kolom 2 de CanMed rollen en in kolom 3 de competenties opgesteld door het COOV en onderscheiden in academische en beroepscompetenties. Het eindniveau van de masteropleiding Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is vanaf 2007 landelijk voorgeschreven door de koepel VenVN, die in haar rapport algemene competenties formuleert ingedeeld volgens het internationale en multidisciplinaire CanMedsysteem. Het deskundigheidsgebied van de verpleegkundig specialist op dit deelgebied wordt omschreven als: de verpleegkundige diagnostiek en behandeling/begeleiding van complexe vormen van psychische aandoeningen en gedragsstoornissen op expert niveau; wetenschappelijk onderzoek, zorgvernieuwing en kwaliteitsbeleid; inhoudelijk leiderschap. Hierbij sluit de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ aan op de (inter)nationale eisen ten aanzien van de verpleegkundig specialist die zich baseren op het beroepsdomein van de Advanced Nursing Practice en die de daarbij behorende competenties hanteert,
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
zoals die voor Nederland zijn geformuleerd door de koepel van verpleegkundige: Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (VenVN). Overwegingen Opmerking vooraf: De huidige studenten van de opleiding halen naast het diploma Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ ook een diploma van de master of Health Care and Social Work (HCSW) van Saxion Hogescholen. Het panel heeft uitsluitend gekeken naar de eindkwalificaties van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ en niet naar de eindkwalificaties van de master HCSW. Overigens zullen studenten die vanaf 2010 instromen alleen het diploma krijgen van de master waarvoor de aanvraag wordt ingediend. De opleiding voldoet aan een behoefte in het werkveld en wordt ook grotendeels door het werkveld verzorgd. De behoefte aan afgestudeerden werd tijdens het locatiebezoek bevestigd door enkele vertegenwoordigers. Het panel stelt vast dat de opleiding zich met de gehanteerde eindkwalificaties verbindt aan de eindtermen die landelijk zijn vastgesteld voor de verpleegkundige specialisatie GGZ en dat zij hiermee ook aansluit op de eisen die gesteld worden aan een ANP-opleiding. De stichting is zelf nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de eindkwalificaties en zorgt ook voor regelmatige actualisatie van de eindkwalificaties van de opleiding op grond van ontwikkelingen in het veld of in de maatschappij (zie ook 4.5.1 en 4.5.2). Het veld wordt systematisch geconsulteerd, zowel formeel als informeel. Het panel is van mening dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij de behoeften van het werkveld. Het is de eerste opleiding in Nederland die zich richt op de toekomstige artikel 14 registratie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2 master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Al vanaf 1998 in de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ en sinds de eerste set eindtermen van het COOV/CONO daarvoor, wordt de Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ gezien als een verpleegkundige die vanuit de zorgpraktijk wetenschappelijk onderzoek kan opzetten en verrichten, maar die vooral ook sterk is in het vertalen van onderzoeksresultaten naar het primaire zorgproces van zorgverlening en behandeling. Het verpleegkundig specialisme kent niet de strikte wetenschappelijke oriëntatie als een master of Science, maar hanteert wetenschap vanuit de praktijkoriëntatie. De Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ wordt niet opgeleid tot wetenschappelijk onderzoeker, maar eerder tot innovator en ontwikkelaar van zorg op wetenschappelijk verantwoorde manier. Daarnaast blijft hij vooral een specialist in het verlenen van hoogcomplexe verpleegkundige zorg en behandeling. In het informatiedossier worden de Dublin descriptoren (als indicator voor het masterniveau) als volgt uitgewerkt:
pagina 13
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Kennis en inzicht: Van de afgestudeerde wordt verwacht dat deze een werk – en denkniveau heeft waarmee hij in staat is tot het kritisch evalueren van de beroepspraktijk en het ontwikkelen van het vermogen bestaand kennis en benaderingen te herdefiniëren. Hij ontwikkelt en gebruikt nieuwe methoden en instrumenten om de beroepspraktijk verder te brengen. Daarnaast krijgt de afgestudeerde inzicht in de belangrijke aspecten van wetenschappelijk onderzoek en is hij in staat de resultaten ervan te beoordelen op relevantie en bruikbaarheid voor de praktijk. Ook kennis en inzicht in innovatieve, communicatieve en onderhandelingsaspecten rond patiëntenzorg en de organisatie van patiëntenzorg behoren tot de noodzakelijke bagage. Deze aspecten spelen bij beoordelingen door het gehele theoretisch deel van het curriculum en praktijkopdrachten een rol. Toepassen kennis en inzicht Centraal in de opleiding staat dat de assistent in opleiding laat zien dat hij het geleerde via praktijkopdrachten op de werkervaringsplaatsen tot uiting brengt en laat zien dat hij aan de vereiste competenties voldoet. Ieder jaar dient te worden voldaan aan vereiste praktijkopdrachten, zoals die voor behandelverantwoordelijkheid, schrijven van een afstudeerartikel en de meesterproef. De meesterproef is de ultieme proeve van bekwaamheid, waarbij een patiëntgerelateerd probleem wordt geanalyseerd, wordt onderzocht en verbeterd en waarover een afstudeerartikel wordt geschreven. Oordeelsvorming Centraal in de opleiding staat het persoonlijke leerproces. Zelfs zo centraal dat zowel het praktijk- als theoriedeel van de opleiding wordt vormgegeven vanuit het perspectief op het persoonlijke leerproces en de aio in sterke mate de regie over de eigen leerroute voert. Om de vaardigheden rond zelfstandige oordeelsvorming vorm te geven doet de aio ervaringen op, leert hierop te reflecteren, ontwerpt een concept van de situatie en een handelingsstrategie, die ook uitgevoerd kan worden. De opleiding ondersteunt het persoonlijke leerproces proces en biedt mogelijkheden: reflectie en feedback, aanbieden van concepten, aanleren van vaardigheden. De kennis die wordt verworven in modulen wordt gekoppeld aan de uitvoering van een praktijkopdracht. De assistent in opleiding beoordeelt zelfstandig op welke wijze deze kennis in de praktijk ten aanzien van een bepaalde patiëntensituatie dient te worden toegepast. De docent beoordeelt vervolgens of de aio helder en logisch kennis heeft toegepast (adviesbeoordeling docent over verslag praktijkopdracht) en de opleider beoordeelt de wijze waarop de aio de kennis en vaardigheden in de praktijk heeft toegepast (verslag praktijkopdracht en praktijktoets). Communicatie Aan de communicatieve vaardigheden van de aio en afgestudeerde worden hoge eisen gesteld om de hoofdrollen te kunnen uitvoeren en inhoudelijk leiderschap te kunnen tonen. Direct vanaf de start van de opleiding wordt de aio hiermee geconfronteerd, omdat hij in het eerste jaar vanuit een analyse van de werkervaringsplaats en opdracht van de leidinggevende praktijkopdrachten moet uitvoeren waarbij belangen van aio, opleider en werkervaringsplaats moeten worden afgestemd en overeenstemming moet worden bereikt tussen betrokkenen. Bij de uitvoering van praktijkopdrachten dient de aio adequaat om te gaan met belangen van patiënten, collega-verpleegkundigen, andere disciplines en directies en besturen. Dit stelt hoge eisen aan een breed scala van vaardigheden, waaronder reflectieve vaardigheden, van de aio en daarom wordt er door de opleider ieder jaar
pagina 14
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
individuele en groepssupervisie aangeboden, en intervisie, projectmanagement e.a. door docenten. Leervaardigheden Hoewel aio’s in de opleiding veel kennis en vaardigheden krijgen aangeboden, dient de aio zelfstandig ontwikkelingskansen te zien en nieuwe kennis en vaardigheden bij te houden. Het vermogen om zelfstandig, adequaat en efficiënt nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven is essentieel en daarom besteedt de opleiding expliciet aandacht aan de ontwikkeling van leervaardigheden en investeert de opleiding in ruime mate in het ontdekken van het eigen individuele leren. Zoals ook bij communicatie genoemd speelt de verantwoordelijkheid van de aio voor het vormgeven van het eigen leerproces daarbij een grote rol, evenals de begeleiding ervan door de opleider. Dit komt tot uiting bij alle moduleopdrachten en praktijkopdrachten. De voortgang wordt door de aio zelfstandig bijgehouden in het portfolio, dat weer de basis vormt van eindejaarsbeoordelingen door de opleider.
•
•
•
•
•
• • • • • •
Verder wordt in het informatiedossier beschreven op welke wijze de academische competenties in de opleiding kunnen worden aangeleerd: Kiezen van interventies waarbij gebruik wordt gemaakt van evidence-based en best practices gebaseerde (standaard) procedures en richtlijnen en een reële inschatting in tijd, ruimte en urgentie; Vroegtijdig herkennen en analyseren van processen, die in de planning en uitvoering mogelijk problemen kunnen veroorzaken, de gezondheid bedreigen, de gezondheid bevorderen of het geformuleerde resultaat beïnvloeden; informeren, adviseren en consulteren, van interne en externe hulpverleners, verpleegkundigen en instanties omtrent de verpleging van specifieke patiëntencategorieën, behandel- en zorgmethoden, specifieke kenmerken van de patiëntengroep in de vorm van klinische lessen, consultatie, referaten en (inter) nationale artikelen; ontwikkelen op basis van epidemiologische gegevens en theoretische modellen van zorggerichte en groepsgerichte preventie activiteiten op instellingsniveau en regionaal niveau; gevraagd en ongevraagd adviseren en (onderzoeks)voorstellen schrijven over het zorgbeleid/kwaliteitszorg vanuit het eigen deskundigheidsgebied, bepaalde ontwikkelingen of trends, aan management- en beleidsteam en externe betrokken instanties; implementeren van instrumenten of uitkomsten van onderzoek in de eigen setting; ontwikkelen, toepassen en uitdragen van nieuwe of verbeterde interventies in het kader van preventie aan individuen en groepen; opzetten en uitvoeren van praktijkgericht verpleegkundig onderzoek gebaseerd op de methodiek van wetenschappelijke praktijkvoering; interpreteren van onderzoeksgegevens ten behoeve van de betreffende doelgroep/setting; publiceren over ontwikkelingen in het vakgebied, (innovatie)projecten en/of onderzoek ondersteunen van medewerkers in de 24-uurs zorg bij complexe professionele vraagstukken; Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager voldoende heeft aangetoond dat de beoogde eindkwalificaties van opleiding aansluiten bij de Dublin descriptoren. Ook heeft de aanvrager helder beschreven wat er onder onderzoek wordt verstaan en op welke wijze de studenten in aanraking komen met onderzoek. Het panel vindt dat het niveau van de
pagina 15
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
opleiding aansluit bij het niveau van een HBO master. Daarbij merkt het panel op dat het bij het lezen van het informatiedossier het woord "academisch" heeft geïnterpreteerd als "theoretisch" en niet als "universitair". Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘master’ als voldoende.
4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: • De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. • Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Zoals bij 4.1.1 is beschreven, zijn de beoogde eindkwalificaties van de opleiding ontleend aan door het beroepenveld vastgestelde profielen en is er veel overleg tussen de instelling en het beroepenveld. Het beroepenveld maakt zelfs deel uit van de instelling, aangezien het een netwerkorganisatie is. Overwegingen Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een HBO-opleiding. Tijdens het locatiebezoek verklaarden de vertegenwoordigers uit het werkveld dat de afgestudeerden het vereiste niveau ook daadwerkelijk halen en dat zij in staat zijn om zelfstandig te opereren in een multidisciplinaire omgeving. Ook zijn zij in staat een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Alle facetten van het onderwerp Doelstellingen zijn door het panel beoordeeld met een voldoende. Het onderwerp als geheel krijgt van het panel dan ook een voldoende.
pagina 16
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.2
Programma Het curriculum is opgebouwd conform de indeling van competentie gebieden uit het algemene competentieprofiel van de Verpleegkundig Specialist (VenVN, 2007). Binnen het leerlijnenoverzicht (bijlage 6 van het informatiedossier) wordt onderscheid gemaakt in twee leerlijnen die worden onderverdeeld in zeven subleerlijnen: 1. Leerlijn 1: Behandelverantwoordelijkheid 2. Leerlijn 2: Onderzoek/innovatie/coaching Leerlijn 1 bevat de volgende subleerlijnen: a. Klinisch handelen b. Samenwerking c. Communicatie d. Professionaliteit Leerlijn 2 bevat de volgende subleerlijnen: a. Organisatie b. Maatschappelijk handelen c. Kennis en wetenschap Na de opleiding is het voor de aio's mogelijk nog een derde jaar te volgen bij de instelling. Voorheen werd de opleiding als 3-jarige opleiding aangeboden, maar ten behoeve van deze aanvraag is het curriculum van de opleiding zodanig georganiseerd, dat de studenten volgens het dossier na 2 jaar het HBO-masterniveau hebben behaald en het derde jaar een toegevoegd jaar vormt dat de aio de mogelijkheid biedt zich verder te verdiepen in een subspecialisatie. Deze wens tot subspecialisatie komt voort uit de oorspronkelijke wens van beroepsgroepen en zorgaanbieders nog specifieker op inhoud van de specialistische GGZ verpleegkunde te scholen en te trainen. Dit derde jaar is voor het panel van NVAO zichtbaar gemaakt maar vormt geen onderdeel van de toetsing voor de HBO-mastersaccreditatie nieuwe opleiding.
4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. • Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het informatiedossier zal de aio in de opleiding de meest recente Nederlandstalige en Engelstalige literatuur en richtlijnen met betrekking tot het kennisgebied bestuderen en deze in relatie brengen met de kennisontwikkeling die in de eigen praktijk plaats vindt. Deze kennisontwikkeling vindt plaats binnen regionale, nationale en internationale kenniscentra. In de bijlagen van het aanvraagdossier is een literatuurlijst van de opleiding opgenomen.
pagina 17
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Het praktijkdeel van de opleiding is een programmatische (centrale) bodem binnen de opleiding en niet naast de opleiding. Er worden dus geen afspraken gemaakt tussen de werkgever en de opleiding om werken (productie) naast opleiden in een duaal traject mogelijk te maken, maar de praktijk wordt door de instelling beschikbaar gesteld voor het opleiden. De werkgever wordt daarvoor middels subsidie uit het Opleidingsfonds van het ministerie van VWS gecompenseerd. De aio krijgt zicht op nut en noodzaak van kennisontwikkeling op mesoniveau. Dit komt ten eerste omdat de opleiding en zijn docenten zelf zijn ingebed in allerlei netwerken voor kennisontwikkeling en –implementatie. Daarnaast doet de aio in de praktijkinstelling zelf onderzoek en implementeert de resultaten onder begeleiding van lectoren of vanuit een onderzoeksafdeling van een praktijkinstelling/kenniscentrum. Bovendien wordt de aio zelf centraal gesteld bij het ontwikkelen van kennis en het publiceren van de resultaten in jaarlijkse verplichte artikelen (praktijkopdracht). Om de actuele ontwikkelingen in het vakgebied bij te houden, krijgen aio’s volgens het informatiedossier een breed programma aangeboden met een keur aan vakdocenten en gastdocenten, worden ze gestimuleerd (internationale) congressen te bezoeken en kennis hiervan te integreren in uitvoering van praktijkopdrachten. Het zelfstandig bijhouden van literatuur, ontwikkelingen in de (financiering) van de gezondheidszorg en het vakgebied behoren tot de kerncompetenties van de opleiding. Modulen over onderzoek en onderzoeksprojecten vormen daarom een belangrijk onderdeel van het theoretische deel van het curriculum en van de praktijkopdrachten. De aandacht voor wetenschappelijk onderzoek en zorg en behandeling op expertniveau vormt blijkens het informatiedossier een rode draad in het curriculum. De nadruk ligt daarbij op evidence based practice. In de afstudeerfase voert de student een toegepast onderzoek uit en combineert daarbij meerdere praktijkopdrachten. Vanuit de praktijkopdracht "behandelverantwoordelijke" wordt praktijkgericht onderzoek opgezet bij een patiënt of patiëntengroep ten aanzien van diagnostiek, interventies en resultaten. Het onderzoek wordt niet alleen afgesloten met een onderzoeksverslag, maar ook met een afstudeerartikel, dat kan worden opgenomen in de jaarlijkse uitgave van Praxis, waarin tien essays van studenten worden geselecteerd. Overwegingen Op basis van bovenstaande informatie en op basis van het locatiebezoek stelt het panel vast dat het programma voldoet aan de criteria voor een HBO-opleiding. De literatuurlijst is van voldoende niveau en de werkstukken van studenten (die ter inzage lagen tijdens het locatiebezoek) laten zien dat daarbij ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de literatuur. Naast de voorgeschreven literatuur gebruiken studenten ook literatuur die niet op de lijst staat, maar die bruikbaar is voor de uitvoering van een opdracht. Een kanttekening betreft het feit dat er weinig Engelstalige literatuur in de lijst te vinden is. Het panel heeft voorafgaand aan het locatiebezoek enkele masterproeven bestudeerd en stelt vast dat deze van het gewenste niveau zijn. Het verband met actuele ontwikkelingen is aantoonbaar aanwezig in deze masterproeven. Het panel stelt echter wel vast dat de implementatie van de onderzoeksresultaten nog niet op uniforme wijze geschiedt. De onderzoeken hebben niet steeds tot een praktisch en generaliseerbaar resultaat geleid. De aanvrager heeft aangegeven dit zelf ook als een tekortkoming van de huidige afstudeerwerken te beschouwen en van plan te zijn de criteria hierop aan te passen. Het panel heeft er vertrouwen in dat dit op korte termijn zal zijn gerealiseerd.
pagina 18
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Aangezien een groot deel van de opleiding in de praktijk plaatsvindt, is de binding van de opleiding met de praktijk goed. De opleiding wordt continu gevoed met informatie uit de praktijk en kan hier indien nodig snel op inspelen. Dat zij dit in het verleden ook gedaan heeft, kwam duidelijk naar voren in de gesprekken tijdens het locatiebezoek. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen In de visie van de opleiding staat het persoonlijke leerproces van de student zowel binnen de kaders van de praktijkinstelling als in het theoretische deel van het curriculum centraal. De student voert in sterke mate de regie over de eigen leerroute. De opleiding hanteert een didactisch concept gebaseerd op de volgende ingrediënten: • competentiegericht; • constructivisme; • action learning. De didactische methode die wordt gehanteerd, wordt wel aangeduid met 'action learning'. Het onderwijs gaat hierbij voor een groot deel uit van de werksituatie van de individuele student. Dit kan aan de hand van bepaalde problemen uit de praktijk of gerichte opdrachten van de docent. De student doet ervaringen op, leert hierop te reflecteren, ontwerpt een concept van de situatie en een handelingsstrategie, die ook uitgevoerd kan worden. De opleiding ondersteunt het persoonlijke leerproces en zorgt voor de randvoorwaarden. Werkvormen Aansluitend op het didactische concept en de roluitoefening op expert-niveau wordt van de student verwacht dat de competenties in de praktijk zichtbaar zijn. De praktijkopdrachten spelen daarom de belangrijkste rol. Binnen de modulen van het theoretische deel worden verschillende werkvormen in kleine groepen (gemiddeld 14 aio’s per groep) aangeboden, zoals: (werk)colleges, casuïstiek (patiënt, probleem, project, onderzoek enz.), vaardigheidstraining, presentaties, realtime simulatie-spellen, subgroepen, zelfstudie. Modulen hebben bovendien een koppeling met een of meerdere praktijkopdrachten. Zo’n praktijkopdracht kan mede bepalen welke werkvorm in een module wordt gekozen. Van docenten wordt gevraagd zoveel mogelijk op wensen van studenten voor bepaalde werkvormen in te gaan. Toetsing De criteria voor toetsing worden afgeleid van de te verwerven competenties die in de praktijk via de praktijkopdrachten zichtbaar verworven moeten zijn en die worden beoordeeld door de opleider als meester of onder verantwoordelijkheid van de opleider door een door hem aangewezen meester op een specifiek onderdeel van het vakgebied. Daar waar modulen een duidelijke link hebben met een praktijkopdracht, en waar de praktijkopdracht gebruikt wordt om een module voldoende af te sluiten, geeft de docent een adviesbeoordeling ten aanzien van de praktijkopdracht. De adviesbeoordeling wordt
pagina 19
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
verstrekt aan de opleider die de praktijkopdracht in de praktijk toetst en van een eindbeoordeling voorziet. Toetsvormen kunnen verschillen: Bij modules kan bij vaardigheidstraining vooral de mate van participatie een maat voor een voldoende zijn, en kan in de praktijk een gezinsgesprek worden beoordeeld door de opleider. Bij de praktijkopdracht Schrijven over GGZverpleegkunde wordt het product door de docent op techniek beoordeeld (1ste jaar) en door de opleider op de inhoud (2de jaar). Bij de praktijkopdracht behandelverantwoordelijke kan de student zelf de toetsvorm kiezen en die voorleggen aan de opleider. De opleider is er verantwoordelijk voor dat de resultaten van alle opleidingsonderdelen vanuit de praktijk beoordeeld worden in samenspraak met de hoofdopleider. Daar waar zich problemen voordoen, wordt de situatie in het opleidingsoverleg en intervisieoverleg van opleiders ingebracht. De hoofdopleider neemt uiteindelijk na samenspraak met de opleider een beslissing. Per module en per praktijkopdracht is een beschrijving beschikbaar voor de studenten. Beide zijn volgens een standaard manier ingedeeld. Naast een korte omschrijving van het onderdeel wordt aangegeven wat de doelstellingen zijn, welke competenties aan bod komen, welke werk- en toetsvormen worden gehanteerd en welk studiemateriaal bestudeerd dient te worden. Overwegingen Het panel is van mening dat het door in opleiding gehanteerde didactische concept goed past bij de aard van de opleiding. Er is in de opleiding sprake van een goede integratie tussen theorie en praktijk die bevorderd wordt door de gehanteerde werk- en toetsvormen. zowel wat betreft de opdrachten als de toetsing (door praktijkopleider en docent). De zelfsturing in de opleiding past goed bij het type studenten dat de opleiding volgt en de wijze waarop de opleiding is opgezet. Bij de beoordeling van programmaonderdelen zijn altijd twee beoordelaars betrokken. Het panel vindt dit positief. Het panel vindt het ook positief dat de aio's gedurende de 2 jaar dat zij in de opleiding zitten niet dezelfde werkbegeleider hebben. Dit bevordert naar het idee van het panel de objectiviteit van de beoordeling. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van hun eigen competentieontwikkeling. Daarbij krijgen zij degelijke en naar de praktijk georiënteerde feedback van de begeleiders. Tijdens het locatiebezoek bleek dat de studenten zeer positief zijn over deze feedback die inhoudelijk en zeer bruikbaar werd genoemd. Het onderwijsprogramma is inhoudelijk goed afgestemd op de leerlijnen en doelen. De competenties waartoe de AIO wordt opgeleid passen bij de rollen die hij als beroepsbeoefenaar gaat vervullen.. Per onderdeel is de relatie met de competenties aangegeven. Het programma als geheel dekt alle competenties. Dit wordt bevestigd door de tweedejaars onderzoeksmasterproeven die het panel heeft gezien. Deze zijn van voldoende kwaliteit. Er wordt goed ingespeeld op actuele ontwikkelingen zoals taakherschikking mbt voorbehouden handelingen (bijv module farmacotherapie speelt in op het mogelijk onder voorwaarden medicatie voorschrijven door verpleegkundigen). Hoewel het panel heeft vastgesteld dat de gerealiseerde kwaliteit van de opleiding goed is, raadt het de opleiding aan om nader onderzoek te doen naar manieren om het onderzoek beter aan te laten sluiten bij de praktijk. Nu doen studenten na 2 jaar hun masterproef
pagina 20
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
‘onderzoek’ en na 3 jaar hun masterproef ‘behandelverantwoordelijke’. Het panel raadt de aanvrager aan om ook in de masterproef ‘onderzoek’ de behandelverantwoordelijkheid beter naar voren te laten komen. De opleiding heeft dit zelf overigens ook geconstateerd en heeft het panel laten weten hier werk van te gaan maken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen In bijlage 6 van het informatiedossier is een overzicht van het programma van de opleiding opgenomen. Uit dit overzicht blijkt dat er twee leerlijnen en een aantal subleerlijnen door het curriculum lopen (zie ook inleidende tekst bij dit hoofdstuk) die zorgen voor verticale samenhang. Volgens het informatiedossier worden het theoretische deel en het praktijkdeel van de opleiding geïntegreerd via een systeem van praktijkopdrachten waarlangs het individuele leerproces wordt vormgegeven. Daarbij zijn de fasen van rolontwikkeling binnen het Advanced Nursing Practice relevant voor het leerproces van de student. De student geeft in samenwerking met de opleider zelf vorm aan het leerproces. Dit is afhankelijk van al aanwezige en te verwerven competenties. Zo doende kunnen er per aio verschillen optreden in inhoud en tempo van het leerproces. Studenten en alumni lieten het panel tijdens het locatiebezoek weten een samenhangend programma te ervaren. In het eerste en tweede jaar wordt een combinatie gemaakt van leren in de breedte, leren in de diepte en toegepast leren. Er wordt door de combinatie van aanbod van modulen, vaardigheidstraining, praktijkopdrachten en supervisie een integraal aanbod gecreëerd, aansluitend op het functioneren in de eigen praktijk. Algemene modulen ten aanzien van bijvoorbeeld onderzoek en zorgmanagement worden gecombineerd met een diagnostiek module en de praktijkopdracht behandelverantwoordelijkheid, waardoor de competenties mbt klinisch handelen worden vergroot. De aio heeft de gelegenheid dat te koppelen aan interessegebieden, diagnosegroepen die een leidend thema kunnen zijn voor het leerproces tijdens de gehele opleiding. De keuze voor werkervaringsplaatsen hangt daar eveneens van af. In het tweede jaar staat de meesterproef rond onderzoek centraal . In de praktijkopdracht behandelverantwoordelijkheid dient de AIO de inmiddels verworven competenties als onderzoeker aan te tonen. Op deze manier wordt patiëntenzorg onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek en worden alle vereiste competenties behaald. Overwegingen Het panel oordeelt positief over de koppeling tussen het cursorische deel van de opleiding en de praktijk. De theorie uit het cursorische deel wordt vaak meteen toegepast in de praktijk en ervaringen in de praktijk worden weer gebruikt "in de klas". Er wordt ook veel gewerkt met presentaties waardoor de studenten hun praktijkervaringen kunnen delen. Het panel vindt dit een sterk punt van de opleiding.
pagina 21
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Naast een goede koppeling tussen theorie en praktijk is er ook sprake van een duidelijke opbouw van de twee studiejaren. Ten eerste is er sprake van een aantal leerlijnen en subleerlijnen. Ten tweede is er ook sprake van een opbouw binnen elke afzonderlijke leerlijn. Deze opbouw is niet alleen inhoudelijk, maar komt ook tot uiting in de werkvormen waardoor de student naarmate de opleiding vordert in steeds hogere mate zelfstandig en verantwoordelijk wordt. Voor elke module in het programma is de samenhang met andere onderdelen aangegeven en wordt ook aangegeven wat de instroomeisen zijn. Om te borgen dat de studenten binnen 2 jaar (i.p.v. 3 jaar) voldoende competenties kunnen halen op HBO-masterniveau, is het curriculum onlangs gewijzigd. Enkele programmaonderdelen zijn verplaatst naar een ander studiejaar en er zijn (op verzoek van studenten) ook onderdelen (zoals het onderdeel "schrijven") toegevoegd. De leerlijn onderzoek/ innovatie/ coaching wordt na 2 jaar afgerond en de leerlijn behandelverantwoordelijkheid na 3 jaar. Het panel heeft de indruk dat er bij deze wijzigingen over het algemeen goed is nagedacht over de samenhang, maar raadt de aanvrager aan de samenhang de komende periode extra goed in de gaten te houden. Gezien het gehanteerde kwaliteitszorgsysteem (zie ook 4.5.1 en 4.5.2) heeft het panel er vertrouwen in dat dit zal gebeuren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Volgens het informatiedossier houdt de aio gedurende de opleiding een digitaal portfolio bij waarin het volgende is opgenomen: de aanwezigheid en beoordeling van modulen, de beoordeling van praktijkopdrachten, eindejaarsbeoordelingen, noodzakelijke studiedocumenten waaronder ook reflectieverslagen. Het portfolio fungeert daarnaast als opleidingsdossier voor de opleider. Ontwikkelingen in het leerproces van de aio worden hierin officieel vastgelegd. De documenten die noodzakelijk zijn om de vorderingen van de aio officieel vast te leggen, zijn voorzien van de goedkeuring van de opleider en dat is als zodanig voor buitenstaanders herkenbaar. Het opleidingsdossier wordt door de aio met regelmaat besproken met de opleider. Het panel heeft voorafgaand aan het locatiebezoek de mogelijkheid gekregen om het digitale portfolio in te zien. Volgens de OER kunnen onderwijseenheden in principe in willekeurige volgorde worden gevolgd en is er alleen binnen de onderzoekslijn sprake van voorwaardelijke studievoortgang. Bij de start van de opleiding wordt door de opleider een individuele praktijkopleidingsroute ontworpen waarbij de eisen van de opleiding, de wensen van de assistent en de mogelijkheden van de praktijkinstelling in evenwicht worden gebracht. De praktijkopleidingsroute wordt vastgesteld door de hoofdopleider. Elk half jaar wordt door de opleider getoetst of de voortgang in voldoende mate overeenkomt met de vastgestelde planning. Binnen de daarvoor aangegeven grenzen, beslist de hoofdopleider op advies van de opleider wanneer en in welke mate afgeweken mag worden van de geplande route. Tussentijdse bijstelling van de praktijkopleidingsroute is mogelijk op voordracht van de opleider.
pagina 22
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
De uitslagen van tentamens/toetsen/praktijkopdrachten worden op de dag dat ze zijn afgenomen vastgesteld. Studenten krijgen direct een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag. Uitslagen van schriftelijke tentamens worden binnen 20 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd vastgesteld. Een kandidaat wordt via e-mail door de docent van de opleiding in kennis gesteld van zijn resultaten. Voor elk cursorisch opleidingsonderdeel dat ‘onvoldoende’ is beoordeeld kan een maal herkansing plaatsvinden. Herhaalde onvoldoende beoordelingen van cursorische opleidingsonderdelen kunnen leiden tot het ontzeggen van verdere deelname aan de opleiding, dit ter beoordeling van de hoofdopleider. Studenten worden minstens twee keer per jaar in de gelegenheid gesteld om de tentamens met betrekking tot onderzoek af te leggen. Ze kunnen deze tentamens gedurende het hele jaar afleggen. De resultaten van deze tentamens blijven 5 jaar geldig. Aan het eind van elk studiejaar wordt vastgesteld welke studenten met goed gevolg de jaarlijkse eindbeoordeling met goed gevolg hebben afgerond. De uitslag hiervan is binnen 7 dagen bekend. De opleiding heeft tot op heden niet met vrijstellingen voor studenten gewerkt. Volgens de OER is het echter wel mogelijk om onder bepaalde voorwaarden vrijstellingen voor praktijkopdrachten en/of tentamens te krijgen. In de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is er een verregaande integratie van theorie en praktijk via de koppeling van theoretische modulen en praktijkopdrachten. In de opleidingsvisie en vormgeving van de opleiding wordt de aio in een beroepscontext geplaatst die aansluit bij de door de aio reeds verworven competenties (GGZverpleegkundigen met ongeveer 4 jaar ervaring in de GGZ mogen solliciteren) met het doel de aio te laten ontwikkelen tot expert. In principe vormt de gehele werkomgeving onderdeel van de leercontext en brengt het theoretisch deel accenten aan en biedt het mogelijkheden om op nieuwe wijzen problemen te lijf te gaan. Het is van te voren niet te zeggen hoe intens de opleiding voor de aio wordt, maar de ervaring wijst uit dat niet zo zeer het theoretisch leren als zwaar wordt ervaren maar vooral het persoonlijke leerproces wat de aio doormaakt. Het leerproces via ARISCTRIP maakt dat aio’s in het gewenste leerproces terecht komen. De uitvoering van praktijkopdrachten is gekoppeld aan een of meerdere modulen. Ook productieve uren zijn hiermee onderdeel geworden van de uren die aan de opleiding toegeschreven kunnen worden. Zie facet 6.2 voor een verdeling van uren over cursorisch onderwijs, praktijkopdrachten, zelfstudie en praktijkleren. Volgens het informatiedossier leert de ervaring dat de per jaar in totaal minimaal 60 EC geplande studiebelasting door de aio eenvoudig wordt behaald. Omdat het persoonlijke leerproces zo centraal staat, ervaren aio’s dat zij gedurende de opleiding er volledig mee bezig zijn. Alles wat de aio doet staat in het teken van leren en de opleiding, terwijl de aio tegelijkertijd productie draait. Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om het programma voor de studenten zo studeerbaar mogelijk te maken. Er is sprake van een zeer zware opleiding. De studielast van de studenten ligt – zoals zij zelf aangeven - tussen de 50 en 60 uur per week. Er is wel flexibiliteit (beperkt omdat er geen vrijstellingenbeleid is) om in te kunnen spelen op specifieke leervragen en wensen van de aio's. Het onderwijs sluit qua vorm en inhoud daarmee voldoende aan op het profiel van de aio. (ondanks de hoge studielast). Dat kan beter met een vrijstellingen beleid zodat meer rekening gehouden kan
pagina 23
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
worden met genoten vooropleidingen/ competentieprofielHoewel de studielast dus zwaar is, beklagen studenten en alumni zich er niet over. Zij accepteren het feit dat zij zich gedurende enkele jaren volledig in moeten zetten voor de opleiding en zijn van mening dat de opleiding hier in de voorlichting ook voldoende voor waarschuwt. Het panel vindt dit acceptabel. Uit de OER blijkt dat de studenten voldoende mogelijkheden krijgen om tentamens af te leggen, dat de resultaten binnen een acceptabele periode bekend worden gemaakt en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor herkansingen. Studenten hebben hier geen klachten over. De opleiding is behoorlijk flexibel ingericht (studenten kunnen grotendeels hun eigen studieplan maken), maar als studenten een te grote achterstand op lopen, moeten zij in principe een jaar wachten voordat zij hun studie kunnen vervolgen. Alle studenten moeten tijdens de opleiding in principe alle cursorische onderdelen volgen, onafhankelijk van hun vooropleiding. Studenten geven aan dat het meestal wel mogelijk is om zich in een onderwerp te verdiepen als zij al ervaring hebben met een bepaald onderwerp, maar doen de suggestie om meer flexibiliteit in te bouwen door bijvoorbeeld keuzevakken aan te bieden. Het panel ondersteunt deze suggestie van harte en is van mening dat de opleiding door de introductie van keuzevakken nog beter kan aansluiten op de wensen van de individuele studenten. Ook geeft het panel de aanvrager ter overweging om toch meer met vrijstellingen te gaan werken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen De vooropleidingseisen voor de opleiding zijn: • Geregistreerd in het verpleegkundig beroepsregister, artikel 3 Wet BIG. • Voltooide recente opleiding HBO-verpleegkunde (niet ouder dan 5 jaar of daarna aantoonbaar functionerend op master-niveau in de GGZ-verpleegkunde); • Bij een opleiding inservice B- of Z-verpleegkundige of MBO-V, al dan niet aangevuld met functiegerichte scholing op hbo-niveau zoals de opleiding tot sociaal psychiatrisch verpleegkundige, kaderopleiding, opleiding senior-verpleegkunde volgt een assessment. • (passieve) beheersing van de Engelse taal. • bekendheid met basisterminologie vanuit de statistiek en methodologie • computervaardigheden • Minimaal vier jaar werkervaring (minimaal 80%) als verpleegkundige, waarvan minimaal 3 jaar in de GGZ. • Aantoonbaar bovengemiddeld functioneren. Ieder jaar zijn er bij de erkende praktijkinstellingen een beperkt aantal opleidingsplaatsen beschikbaar. Een belangstellende kan bij de erkende praktijkinstelling van zijn/haar keuze solliciteren naar de functie Assistent In Opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ
pagina 24
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
(aio GGZ-VS). De sollicitatieprocedure die landelijk wordt toegepast voor de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ kent de volgende fasen: 1 Sollicitatie (brief en curriculum vitae); 2 Selectie door de praktijkinstelling (Sollicitatiecommissie: opleider, personeelsfunctionaris e.a.); 3 Indien nodig extern assessment master-niveau; 4 Selectie door de landelijke opleiding (Sollicitatiecommissie: Hoofdopleider, onafhankelijk opleider); 5 Overeenstemming over de arbeidsvoorwaarden (Personeelsfunctionaris); 6 Definitieve toelating en vaststelling opleidingsgroep. Indien geen HBO getuigschrift (bachelor) kan worden overlegd (bijv. bij kandidaten die een inservice B verpleegkundeopleiding hebben gevolgd) volgt een assessment. In de jaren 2007, 2008 en 2009 is dat assessment uitgevoerd door Saxion Hogescholen. De gevolgde procedure is als bijlage 14 ingesloten in de aanvraag. Het assessment wordt afgenomen na de selectie door de praktijkinstelling (fase 2). De opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ en de verschillende hogescholen die in Nederland een ANP-opleiding verzorgen hebben landelijke afspraken gemaakt over een gezamenlijk te hanteren onafhankelijk instroom-assessment. Dat assessment zal worden afgenomen door het in februari 2009 opgerichte Assessment Centrum Verpleegkundig Specialist (ACVS), dat onderdeel is van het landelijke centrum voor assessment binnen (para) medische beroepen (Stichting Assessment Centrum; SAC). Met ingang van de eerstkomende leergang die zal starten op 1 januari 2010, zal de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ het instroom-assessment laten uitvoeren door het ACVS. Op dit moment worden afspraken gemaakt over de kosten en planning. De brochure van het ACVS over het assessment, is als bijlage 4 ingesloten. Het vrijstellingenbeleid is in principe onderdeel van de toelatingsprocedure, maar tot op heden werd niet met vrijstellingen gewerkt. In 2008 heeft de beroepsvereniging VenVN het vrijstellingenbeleid ten aanzien van het verpleegkundig specialisme uniform geregeld en de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ zal hierbij aansluiten. Vrijstellingen kunnen worden verleend, nadat een kandidaat zijn vraag met relevante stukken heeft voorgelegd aan het Verpleegkundig Assessment Centrum. Onafhankelijke assessoren zullen de aanvraag beoordelen aan de hand van documenten en het competentie-overzicht van de verpleegkundig specialist. Overwegingen De instroomeisen van de opleiding voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een HBO masteropleiding. Het ervaringsniveau van de studenten bij aanvang van de opleiding is zeer uiteenlopend, zowel qua inhoudelijke diversiteit als qua ervaring. Studenten geven aan dat hier voldoende op wordt ingespeeld, maar zouden het op prijs stellen wanneer er bijvoorbeeld meer gewerkt zou worden met keuzemodulen. Het panel juicht dit idee toe. Het panel oordeelt positief over de sollicitatieprocedure en is van mening dat de geschikte studenten hiermee geselecteerd kunnen worden. Dit zijn studenten die niet alleen voldoen aan de formele eisen, maar bovendien zeer gemotiveerd zijn en de grote zelfstandigheid binnen de opleiding aan kunnen. Het panel beschouwt de hoge uitval niet als teken dat de opleiding onvoldoende aansluit bij de achtergrond van de studenten. De uitval is vooral te wijten aan persoonlijke omstandigheden die te maken hebben met de levensfase waar de studenten in zitten (in combinatie met de hoge studielast waardoor tegenslag niet op te vangen is).
pagina 25
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen Het totale aantal studiepunten is 120 EC oftewel 3360 studiebelastingsuren in 2 jaar voltijds. De voltijd opleiding heeft een omvang van 1872 uur per jaar (52 weken a 36 uur). Na aftrek van vakantieuren (166) blijven er 1706 uren over. De verdeling van de uren over de verschillende onderdelen (per studiejaar) is als volgt: Cursorisch onderwijs 40 dagen a 8 uur Zelfstudie (gemiddeld 20 SBU per module) Opdrachten uitgevoerd in de praktijk Praktijkleren (1706 effectieve uren – 320 TTK = 1386)
320 SBU 380 SBU 420 SBU 586 SBU
= 11 EC =14 EC = 15 EC = 20 EC
1706 SBU
= 60 EC
Overwegingen Het panel stelt vast dat de studieduur voldoet aan de formele eisen. Hoewel het een zware opleiding is, klagen studenten en alumni niet. Zij accepteren de hoge studielast (zie ook vorige paragraaf) Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Aangezien alle facetten van het onderwerp Programma als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook het onderwerp als geheel beoordeeld met een voldoende.
pagina 26
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.3
Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Voorafgaand aan het locatiebezoek heeft het panel aanvullende informatie over de docenten aangevraagd. Hierop heeft de aanvrager de gevraagde cv’s van opleiders die verbonden zijn aan de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ toegestuurd. Ook is een docentenlijst met de verzorgde onderwijsmodules, titels en promoties aangeleverd. Uit de cv's van de docenten blijkt dat 12 docenten gepromoveerd zijn en dat 9 andere docenten in een promotietraject zitten. Volgens het informatiedossier is een kenmerk van de docenten dat zij expertise op hun vakgebied opbouwen, doordat zij zelf initiator zijn, dan wel betrokkenheid hebben met onderzoek in dat vakgebied en reeds daarover les geven. Docenten zijn steeds vaker ook zelf verpleegkundig specialist, verplegingswetenschapper of anderszins academisch opgeleid, in bezit van een onderwijsbevoegdheid en zijn zonder uitzondering direct betrokken bij directe patiëntzorg op hoog-complex niveau. Meerdere docenten zijn betrokken bij verschillende lectoraten op het gebied van GGZ-zorg in Nederland. In de meester-gezel leerconstructie van de opleiding fungeert de opleider zelf als verpleegkundig expert op een bepaald vakgebied en beoordeelt hij de uitvoering van praktijkopdrachten door de aio. Deze eis wordt ook als functie-eis gesteld aan opleiders. Volgens het informatiedossier is iedere opleider van het huidige korps opleiders in het bezit van een diploma Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ in combinatie met een academische opleiding, dan wel een combinatie van een academische opleiding en een functie op verpleegkundige expert-niveau.. Uit de aangeleverde cv's blijkt dat nog niet iedereen in het bezit is van het genoemde diploma . Wel laten ze zien dat ze allemaal op een hoog(minimaal HBO+) niveau binnen het verpleegkundig beroepsdomein geschoold zijn en dat velen ook voor een deel als expert verpleegkundige werkzaam zijn in de praktijk. Bovendien voldoet ook de hoofdopleider aan deze eis en volgt een promotie-traject. De opleiders en hoofdopleider borgen hiermee de wetenschappelijke kennisstructuur in de GGZ-verpleegkunde. Bij de uitvoering van het theoretische onderwijs, wordt gebruik gemaakt van docenten uit het hele land die zich op een specifiek vakgebied hebben bewezen in de praktijk, in andere opleidingen of een combinatie hiervan. Het cursorisch deel van het opleidingsprogramma wordt centraal in Utrecht uitgevoerd door daartoe uitgekozen ervaren en deskundige docenten uit heel Nederland. Om het wetenschappelijke niveau van de docenten te borgen, wordt vanaf 2004 samengewerkt met docenten van de Universiteit van Utrecht Verplegingswetenschap en vanaf 2007 is een langdurige samenwerkingsrelatie aangegaan met de lector van de master of Health Care and Social Work. Onderzoek wordt door de lector voor de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ volledig gericht op de GGZ-verpleegkunde. Deze samenwerking zal in de nieuwe opzet van de master ANP-GGZ gecontinueerd blijven.
pagina 27
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Een aparte situatie geldt voor de module onderzoek. Voor deze module is een structurele samenwerking aangegaan met Saxion Hogescholen waardoor de lector van Health Care and Social Work vanaf 2007 aan de opleiding is verbonden om te kunnen waarborgen dat onderzoek op academisch niveau wordt gegeven. Per 2009 zal deze lector overgaan naar de master ANP van Saxion Hogescholen en aan ook de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ verbonden blijven. De opleiding participeert actief in het Nederlands Instituut Psychiatrische Verpleegkunde (NIPV) dat zich ten doel stelt het kenniscentrum voor het verpleegkundig deelgebied psychiatrische verpleegkunde in Nederland op te richten en in stand te houden. Een van de prioriteiten is te bevorderen dat kennisontwikkeling wordt geborgd door het aanstellen van meerdere bijzonder hoogleraarschappen in de psychiatrische verpleegkunde. In het NIPV wordt samengewerkt met de hoofdopleider GGZ-VS, de lector GGZ-verpleegkunde, het COOV/CONO en de voorzitter van Specialisten in GGZ/VenVN. Overwegingen Afgaand op bovenstaande informatie en op de gesprekken die het panel tijdens het locatiebezoek heeft gevoerd met het management, met de docenten, studenten en opleiders van de opleiding stelt het panel vast dat er sprake is van een kwalitatief goed docentencorps. Zowel de docenten als de opleiders zijn enthousiast over de opleiding. Uit de evaluaties en uit het gesprek met de studenten blijkt dat de studenten in het algemeen heel tevreden zijn over de kwaliteit en de inzet van de docenten. Aangezien alle docenten en opleiders ook werkzaam zijn in de praktijk, zijn zij zeer goed in staat om de verbinding te leggen tussen de opleiding en de praktijk. Het panel vindt het positief dat de opleiding is voortgekomen uit de praktijk en ook grotendeels wordt verzorgd in en door de praktijk zelf. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen HBO’ als voldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Docenten zijn niet in vaste dienst maar worden ingehuurd. Er is sprake van langdurige verbanden voor die docenten die als kerndocenten worden gezien bijvoorbeeld ten aanzien van diagnosticeren, intervisie, farmacotherapie of onderzoek. Het kernteam van de opleiding bestaat enerzijds uit de hoofdopleider en opleiders van de praktijkinstellingen, anderzijds uit de hoofdopleider en kerndocenten van de modulen die ieder jaar weer terugkomen als centraal onderdeel van het opleidingsprogramma. Het management van de opleiding bestaat uit 6 personen: De algemeen directeur (0,6 FTE), de directeur inhoud/hoofdopleider (0,6 FTE) en 4 assistentenmanagers (2,2 FTE). Daarnaast is een functionaris gecontracteerd voor ICT-beheer en audio-visuele diensten (gem. 10 uur/mnd). De opleiders van de erkende praktijkinstellingen (17) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de opleiding in de praktijkinstelling.
pagina 28
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Overwegingen Het panel is van mening dat er sprake is van voldoende personeel om de opleiding te verzorgen. In de overeenkomst die de opleiding sluit met de instellingen waar de aio's werken is deze kwantiteit ook geborgd. In het cursorisch onderwijs wordt gewerkt met groepen van 14 tot 16 studenten. Dit vindt het panel een adequate groepsgrootte. Het panel vraagt zich af of de begeleidingstijd die de opleiders krijgen voor de begeleiding van de studenten toereikend is en raadt de aanvrager aan hier nog eens kritisch naar te kijken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Voor het personeel dat vast in dienst is, wordt gewerkt met de CAO GGZ. De directie voert haar personeelsbeleid uit conform de eisen uit de CAO. Er worden hen voldoende faciliteiten geboden de vereiste deskundigheid op peil te houden dan wel te verwerven indien interne ontwikkelingen daarom vragen. Voor de docenten geldt dat zij niet in vaste dienst zijn en worden ingehuurd vanwege een specifieke expertise op een bepaald vakgebied. Indien nodig biedt de hoofdopleider didactische ondersteuning. De docenten die niet in dienst zijn van de opleidingsinstelling worden ingehuurd op basis van hun expertise in het vakgebied. Er is volgens het informatiedossier sprake van een combinatie van expertise op patiëntenzorg, kennis in het coachen van collega-verpleegkundig specialisten en andere disciplines en didactische vaardigheden. Dit wordt bevestigd door de cv's van de docenten. In de bijlagen van de aanvraag zijn de docentprofielen van de opleiding en de functiebeschrijving van de opleider opgenomen. Alle docenten aan de opleiding hebben ruime ervaring in het lesgeven, zijn afgestudeerde verpleegkundig specialisten en hebben minimaal de module deskundigheidsbevordering in de opleiding gevolgd. In de antwoorden op de vragen die het panel voorafgaand aan het locatiebezoek had gesteld, wordt de procedure voor het aannemen van nieuwe docenten beschreven. Deze procedure ziet als volgt uit: • Er wordt een nieuwe docent gezocht voor een specifieke module. De hoofdopleider oriënteert zich via het netwerk in de GGZ op potentiële docenten die op het gevraagde deelgebied ruime expertise hebben opgebouwd, er over schrijven, doceren of in instellingen, regionaal of landelijk op dat gebied een vooraanstaande rol hebben. De voorkeur is dat de docent in bezit is van een specifieke lesbevoegdheid. Indien dat niet het geval is, dient de docent in bezit te zijn van ruime ervaring in het les geven b.v. in relatie tot projectmanagement of eigen bureau voor zorgontwikkeling, en/of hebben zij specifieke didactische modulen gevolgd. • De hoofdopleider voert een oriënterend gesprek met kandidaten en bespreekt de specifieke eisen aan de docent in relatie tot de speciale categorie studenten die in bezit zijn van veel werk- en levenservaring. Er wordt bij docenten een appèl gedaan op hun
pagina 29
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
• • •
• •
flexibiliteit in didactische vaardigheden, omdat rekening gehouden moet worden met de GGZ-ervaring van studenten. Indien de docent wordt bepaald, schrijft deze een module conform de handleiding voor het schrijven van een module. Indien het een ervaren docent betreft, controleert de hoofdopleider of de modulebeschrijving aan de vereisten voldoet. De hoofdopleider bevestigt dat aan de docent. Indien het een minder ervaren docent betreft vindt nogmaals een afspraak plaats om te praten over de vereiste competenties, worden werkvormen doorgesproken, volgt zo nodig gedetailleerde uitleg over b.v. de rol van de opleider enz. De docent voert de module uit en na 1 of 2 dagdelen heeft de hoofdopleider een korte evaluatie over de voortgang. Dan wordt op basis van de evaluatie van de module door studenten of tussentijds, wanneer studenten in het aio-overleg aangeven dat ze niet tevreden zijn, een afspraak gepland met de docent. Dat geldt voor zowel de ervaren als minder ervaren docent.
Daarnaast wordt er jaarlijks een docentenmiddag gepland waarop uitleg wordt gegeven over veranderingen in de opleiding b.v. ten aanzien van het geven van adviesbeoordeling in relatie tot de praktijkbeoordeling door de opleider. Dit jaar wordt er voor het eerst in het najaar voor docenten een scholingsdag georganiseerd waarop het opleiden in de praktijk centraal staat en in relatie tot de specifieke rol van het theoretisch deel binnen de opleiding. Overwegingen Het panel is van mening dat de docenten en opleiders die aan de opleiding zijn verbonden allen goed zijn gekwalificeerd voor het uitvoeren van hun onderwijskundige en organisatorische taken. Dit wordt bevestigd door de studenten die zeer enthousiast zijn over de docenten. De opleiding biedt het personeel voldoende mogelijkheden om bij te scholen of om op een andere manier steun te krijgen. De hoofdopleider heeft in principe het overzicht over alle kwalificaties die binnen het team aanwezig zijn. Eventuele didactische scholing voor docenten wordt door de hoofdopleider verzorgd. Het panel vindt het positief dat hier expliciet aandacht aan wordt geschonken. Ook vinden er gesprekken plaats tussen de hoofddocent en de hoofdopleider op basis van de uitkomsten van evaluaties. Hierop wordt eventueel actie ondernomen. Het panel vindt dat de procedure voor het aannemen van nieuwe docenten adequaat is vormgegeven en heeft de indruk dat kwaliteit van de docenten systematisch wordt gemonitord. Als deze kwaliteit in een bepaald opzicht niet aan de eisen voldoet, wordt de docenten de mogelijkheid geboden om zich bij te scholen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Alle facetten van het onderwerp Personeel zijn beoordeeld met een voldoende. Het onderwerp als gehaal wordt daarom ook met een voldoende beoordeeld.
pagina 30
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.4
Voorzieningen
4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen In de contracten tussen de zorgaanbieder en opleidingsinstelling GGZ-VS wordt afgesproken dat de zorgaanbieder de kandidaat voor de duur van de opleiding in dienst neemt als assistent in opleiding, verantwoordelijk is voor kwalitatief goede werkervaringsplaatsen en dat de aio een keer per jaar van werkervaringsplaats wisselt. Benodigde studiefaciliteiten worden door de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ en zorgaanbieder geheel verzorgd. De voorzieningen zijn er op afgestemd dat de studenten in Utrecht in groepen van ongeveer 14 personen lessen volgen, elkaar in kleinere subgroepen kunnen spreken, persoonlijk contact met assistent-managers, directie en docenten kunnen hebben en toegang hebben tot nationale en internationale informatie via elektronische toegang tot bibliotheken en databases. Allerlei vormen van internetgebruik zijn aanwezig. Er is geen wetenschappelijke bibliotheek aanwezig, maar deze eis wordt wel gesteld aan de erkende praktijkinstelling. In de eigen praktijkinstelling kunnen de studenten dus van deze bibliotheek gebruik maken, alsmede die van Saxion Hogescholen. In het samenwerkingscontract met Saxion Hogescholen is inbegrepen dat de aio als student gebruik kan maken van reguliere hogeschool voorzieningen. Tijdens het locatiebezoek kwam naar voren dat deze voorzieningen met ingang van 2010 zullen komen te vervallen, omdat Saxion dan een andere rol zal spelen in de opleiding. Aangegeven werd echter dat dit geen probleem vormt gezien de overeenkomst van de opleiding met de zorginstelling. Het gebruik van e- mail en internet wordt vanuit de opleiding gestimuleerd en gefaciliteerd en er is een digitale leeromgeving. Aio’s maken eveneens gebruik van eigen ontworpen discussie-sites, al dan niet gekoppeld aan de sites van de beroepsvereniging. Overwegingen Het panel is van mening dat de voorzieningen van de opleiding adequaat zijn voor de opleiding, ook als deze niet meer gekoppeld is aan de masteropleiding HCSW van Saxion. De studenten kunnen dan weliswaar geen gebruik meer maken van de voorzieningen van Saxion, maar de overeenkomsten die bij aanvang van de opleiding worden aangegeven met de verschillende partijen bieden voldoende borging voor de kwaliteit van de voorzieningen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
pagina 31
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Van de aio wordt grote zelfstandigheid en besef van eigen verantwoordelijkheid verwacht ten aanzien van het bijhouden van de eigen studieresultaten. Dat gebeurt in het portfolio van de aio dat i.s.m. de opleider wordt bijgehouden via het elektronische dossier. De aio, opleider en de leergangcoördinator/assistent manager hebben hiertoe toegang. In het portfolio wordt de voortgang van praktijkopdrachten, de afronding van modulen en aan/afwezigheid bijgehouden. Het panel heeft voor het locatiebezoek toegang gekregen tot dit dossier. De belangrijkste begeleider voor de aio is de opleider die in dienst is van de erkende praktijkinstelling. De opleider is de centrale contactpersoon voor de aio vanuit de praktijkinstelling waarmee de aio een individueel leerproces overeenkomt en die praktijkopdrachten en algehele voortgang beoordeelt. In samenspraak met de aio worden de volgorde en aard van werkervaringsplaatsen besproken. Bovendien is de opleider het eerste jaar tevens de supervisor van de student. Hoewel de rol van beoordelaar en supervisor een potentieel conflict herbergt, blijkt volgens de aanvraag uit ervaring dat dit principe voor de begeleiding goed werkt bij het vormgeven van het persoonlijke leerproces, waar het ontdekkend leren centraal staat. De opleider is door de informatie uit het supervisie proces beter in staat in samenwerking met de aio grenzen van diens competenties en van diens leren te verleggen, terwijl de leersituatie veilig blijft. De hoofdopleider speelt meer op afstand een rol. In introductiebijeenkomsten, evaluatiebijeenkomsten en generieke modulen als positioneringsprisma wordt de aio en de aio-groep begeleid. Bij individuele problemen of vragen kan de aio een afspraak aanvragen en kunnen in overleg met de aio strategieën besproken worden. De aio-groepen spelen in de begeleiding een grote rol. Aio’s overleggen daarin met elkaar en stimuleren elkaar. In het begin van de opleiding wordt daarop ingespeeld met de module intervisie. De hoofdopleider voert per leerjaar 3 keer per jaar een aio-overleg om eventuele vragen en problemen te bespreken. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel met docenten en opleiders gesproken (zie bijlage 2) Overwegingen Het panel is van mening dat er sprake is van een goed begeleidingssysteem, waarin de opleiders de belangrijkste rol spelen. Volgens de studenten zijn deze mensen heel toegankelijk en waardevol en verzorgen zij een goede coaching. Zij ondersteunen de studenten onder andere bij het maken en bijstellen van hun studieplanning, Het panel heeft met een aantal opleiders gesproken en stelde vast dat ze zeer enthousiast waren over de opleiding. Het panel is van mening dat de opleiders adequaat zijn toegerust om de begeleiding te verzorgen. Ook de docenten verzorgen een deel van de begeleiding van de studenten. Hoewel de studenten relatief weinig met hen in aanraking komen, zijn ook zij volgens de studenten in het algemeen beschikbaar als het nodig is. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek
pagina 32
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
voorbeelden van feedback van docenten aan studenten gezien en is van mening dat deze feedback een belangrijke rol kan spelen in de begeleiding van de studenten. De aard en hoeveelheid begeleiding die de studenten krijgen, is deels afhankelijk van hun eigen initiatief. Het panel vindt dat dit goed past bij de opleiding waarin van studenten verwacht wordt dat zij zeer zelfstandig zijn. Het panel vindt het positief dat de studievoortgang op elk moment toegankelijk is voor studenten via het elektronische portfolio. Het geeft de aanvrager ter overweging om ook de achterliggende documenten (zoals werkstukken, beoordelingen, etc.) in deze portfolio's op te nemen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen
De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp Voorzieningen als geheel een positieve beoordeling.
pagina 33
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.5
Interne kwaliteitszorg 4.5.1.Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Het kwaliteitssysteem bestaat uit verschillende onderdelen waarvan reguliere maandelijkse evaluaties met aio’s, docenten, opleiders en adviescommissie curriculum ten aanzien van modulen, docenten, praktijkopdrachten en lesplanning onderdeel uitmaken. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek enkele evaluaties ingezien. Activiteiten om de kwaliteit te verbeteren worden volgens het informatiedossier direct gepland en uitgevoerd. Dit wordt ook bevestigd in de gesprekken van het panel met studenten en alumni. Zij konden diverse concrete voorbeelden geven van wijzigingen die waren doorgevoerd naar aanleiding van hun opmerkingen. Aan het eind van ieder studiejaar wordt de stand van zaken opgemaakt en voor het jaar daarop een activiteitenplan gemaakt. Het activiteitenplan is toegankelijk voor alle betrokkenen (aio’s, opleiders, docenten, betrokken praktijkinstellingen, bestuur). De instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens van de opleiding zijn op ieder moment oproepbaar. Hierdoor is er op elk moment zicht op het rendement van de opleiding. De aio’s vullen na afloop van iedere module een schriftelijke evaluatie in over het niveau, organisatie en studeerbaarheid van de module. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 12 van het informatiedossier. Ieder jaar voert de hoofdopleider twee gesprekken een jaarintroductie en evaluatiegesprek van afgelopen studiejaar. Hierin komen aan de orde: verwachtingen over het nieuwe studiejaar, vereiste praktijkopdrachten, samenstelling van het lesprogramma, modulen en docenten. Bij de evaluatie komen deze items wederom terug. Bovendien voert de hoofdopleider drie keer per jaar per lichting een aio-overleg met 2 vertegenwoordigers per groep bij elkaar. Hierin komen aan de orde de materiële voorzieningen, problemen bij de uitvoering van het lesprogramma (praktijk en theorie) en toetsbeleid, docenten, samenwerking in aio-groepen enz. De opleider ziet de aio meerdere keren per maand en via e-mail contact, en spreekt in individuele afspraken w.o. supervisiebijeenkomsten de voortgang in het leerproces. De opleider onderhoudt het interne netwerk van werkervaringsplaatsen in de erkende praktijkinstelling. Hoofdopleider en opleiders hebben maandelijks opleidersoverleg waarin aandacht besteed aan uniformiteit in werkwijze tussen opleiders vanuit de opleidingeisen. De uitvoering van praktijkopdrachten op het vereiste niveau en het toetsbeleid zijn voorbeelden van onderwerpen. Ook wordt aandacht besteed aan landelijke ontwikkelingen die de inhoud en positionering van het verpleegkundig specialisme beïnvloeden. In de adviescommissie voor het curriculum wordt de kwaliteit en samenstelling van het curriculum beoordeeld (drie keer per jaar). Een á twee keer per jaar worden externe gastsprekers, die visie hebben op ontwikkelingen in de gezondheidszorg in relatie tot de GGZ op het gebied van beroepsontwikkelingen, onderwijs en onderzoek, uitgenodigd te spreken. Het doel is de eigen context tegen het licht van ontwikkelingen in een grotere context te plaatsen en in staat te worden beleid te ontwikkelen op de langere termijn. De docenten overleggen zo nodig tijdens de voortgang van de module en in ieder geval na afloop van de module met de hoofdopleider. Dit gebeurt naar aanleiding van de
pagina 34
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
evaluatiegegevens die aio’s hebben aangeleverd via het standaardformulier en geaggregeerd door de assistent-manager worden aangeleverd aan de hoofdopleider. Assistent-managers houden eveneens in de gaten of vereiste adviesbeoordelingen gedaan worden en b.v. aanwezigheid van aio’s tijdens lessen voldoende is. Assistent-managers hebben een sleutelrol bij het signaleren van knelpunten t.a.v. aio’s , docenten en opleiders. Eenmaal per jaar regulier en zo nodig twee keer per jaar wordt een docentenoverleg gepland dat voorgezeten wordt door de hoofdopleider. Hierin worden bijvoorbeeld verandering in praktijkopdrachten ter sprake gebracht en afstemming tussen modulen verder vormgegeven. Twee keer per jaar overleggen de zakelijk vertegenwoordigers van de erkende praktijkinstellingen met de directie van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ. Onderwerpen zijn de kwaliteit van werkervaringsplaatsen en toetsing daarvan, financiële vergoeding per aio en daaraan gerelateerde wettelijke regelingen, positionering van de afgestudeerde Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ in een functiegebouw. Overwegingen Uit de bevindingen blijkt dat de aanvrager beschikt over een goed werkend systeem van kwaliteitszorg. Enerzijds bestaat dit systeem uit regelmatig uitgevoerde evaluaties van het onderwijs, anderzijds bestaat het uit een overlegstructuur waarin diverse gremia binnen en buiten de opleiding regelmatig bij elkaar komen voor overleg waarin relevante onderwerpen m.b.t. de kwaliteit van het onderwijs aan de orde komen. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel de notulen van een aantal overleggen ingezien. Het panel stelt niet alleen vast dat de infrastructuur voor kwaliteitszorg er is, maar dat het systeem ook werkt, gezien de concrete voorbeelden van verbeteringen die genoemd werden tijdens de gesprekken tijdens het locatiebezoek.. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Het opleidingsplan wordt regelmatig bijgesteld op grond van de ontwikkelingen in het veld, het beroep en binnen het onderwijs. Om daarvan kennis te kunnen nemen beschikt de opleiding over een stelsel van overleg met de belangrijke betrokken actoren te weten: • • De Advies Commissie voor het Curriculum; • • De regionale opleiders (17) • • Overleg met de Assistenten in Opleiding (ieder leerjaar, 3x per jaar) • • Overleg met de docenten • • Overleg met zakelijke vertegenwoordigers van de erkende GGZ-instellingen; • • Overleg op regionaal niveau tussen hoofdopleider en opleider Daarnaast organiseert de opleiding werkconferenties, bezoekt zij de instellingen om ervaringen met de opleiding te delen, wordt de opleiding regelmatig met de aio’s en de gediplomeerden geëvalueerd en vindt onafhankelijk evaluatie onderzoek plaats. Betrokkenheid participerende instellingen c.q. het werkveld
pagina 35
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
De opleiding vindt voor het overgrote deel plaats in de erkende praktijkinstelling waar de opleider vormt geeft aan de opleiding via de praktijkopdrachten. De opleiders, vertegenwoordigd in het maandelijkse opleidersoverleg, zorgen ervoor dat veranderingen in de vraag van instellingen, verandering in uitoefening van het beroep, voorstellen voor aanpassing van praktijkopdrachten en modulen, maar ook ontwikkelingen in positionering van afgestudeerden enz. zo snel als mogelijk worden doorgegeven aan de directie. Aanpassingen kunnen daarom snel en efficiënt uitgevoerd worden. Regelmatig worden hiervoor de opleiders ook zelf ingezet. Bovendien overlegt de directie 2 à 3 keer per jaar met de zakelijk vertegenwoordigers. In de richting van de Raden van Bestuur, de hoofden Personeelszaken en de Onderwijscoördinatoren van de participerende instellingen onderhouden het Bestuur van de opleidingsinstelling, de hoofdopleider en de opleidingsmanager van de opleiding nauwe bilaterale relaties. Binnen de eigen instelling overlegt de opleider ook frequent met deze functionarissen. Ook onderhoudt de regionale opleider laagdrempelige en frequente kontakten met vertegenwoordigers van het regionale operationele werkveld, sector-/cluster managers, hoofden van afdelingen en verpleegkundigen op de werkvloer. Afstemming, bijstelling en verbetering van de opleidingsinhoud, gerelateerd aan de wensen van de zorgaanbieders is volgens het informatiedossier dan ook een interactief proces. Betrokkenheid medewerkers De medewerkers van de opleiding worden volgens het informatiedossier betrokken in teamvergaderingen. Docenten worden betrokken door het jaarlijkse docentenoverleg (indien nodig vaker per jaar), individuele gesprekken tussen hoofdopleider en docent en door presentatiedagen van aio’s. Opleiders hebben maandelijks opleidersoverleg en participeren in het activiteitenplan om de opleiding in alle facetten continu te verbeteren dan wel aan te passen op veranderingen in de onderwijs-, praktijk-, beroepsomgeving, en politieke omgeving. De docenten vergaderen twee keer per jaar gezamenlijk in Utrecht onder leiding van de Directeur Inhoud en spreken een keer per jaar op basis van de evaluatiegegevens van de module met de Directeur Inhoud af. Betrokkenheid studenten De studenten hebben frequent contact met hun opleider in de praktijkinstelling en omdat ze regisseur zijn van het eigen leerproces zijn zij volgens het informatiedossier betrokken bij de vormgeving van het onderwijs in zowel het praktijk- als het theoriedeel van de opleiding. De betrokkenheid uit zich door formele contacten met de opleiding via het aio-overleg, introductie- en evaluatiebijeenkomsten en deelname aan de adviescommissie curriculum. Doordat er een laagdrempelig contact tussen medewerkers, docenten, directie en assistentmanagers met de aio’s bestaat, heerst er volgens het informatiedossier een sfeer van sterke betrokkenheid waarin gezamenlijk gewerkt wordt aan het verbeteren van de opleiding en het positioneren van aio’s en alumni. Betrokkenheid alumni Er wordt volgens het informatiedossier met enige regelmaat d.m.v. extern onderzoek aan alumni gevraagd in welke functie zij werken. Verder spelen steeds meer alumni een rol in de opleidingsorganisatie als opleider of docent. Als expert in het vakgebied zijn zij de nieuwe voorbeelden voor de aio’s. Alumni worden in het netwerk van verpleegkundig specialisten via de opleiding en de beroepsvereniging voor verpleegkundig specialisten betrokken bij allerlei activiteiten van de opleiding. De beroepsvereniging VenVN/Specialisten in GGZ wordt eveneens bij introducties in de opleiding betrokken.
pagina 36
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Adviescommissie Curriculum (ACC) Voor inhoudelijke advisering ten aanzien van de inhoud van het curriculum is de adviescommissie curriculum (ACC) geïnstalleerd. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van opleiders, aio’s en afgestudeerden en docenten. Overwegingen Zoals blijkt uit bovenstaande bevindingen, zijn er binnen de organisatie diverse georganiseerde overleggen die borgen dat alle relevante partijen systematisch bij de kwaliteit van de opleiding zijn betrokken. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek een voldoende gedragen kwaliteitscultuur aangetroffen bij de opleiding. Er is een grote bereidheid van de organisatie is om – als het nodig is – te veranderen. Er wordt goed geluisterd naar de verschillende partijen en knelpunten worden over het algemeen snel en adequaat opgelost. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Aangezien beide facetten van het onderwerp Interne Kwaliteitszorg door het panel als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook het onderwerp als geheel beoordeeld met een voldoende.
pagina 37
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.6
Continuïteit De opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is vanaf de start in 1998 gefinancierd vanuit de NZa beleidregels Loon- en Materiële Kosten. Met ingang van 2008 werden alle daartoe toegelaten zorgopleidingen bekostigd vanuit het Opleidingsfonds dat door het Ministerie van VWS wordt beheerd. Ook de bekostiging van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ werd samen met andere tweedetranche opleidingen overgeheveld naar het Opleidingsfonds. Het fonds is voor de toegelaten opleidingen gevuld met gelden uit de sector en wordt jaarlijks aangevuld door het ministerie van VWS. De financiering heeft een structurele status. Het verruilen van de structurele subsidie vanuit het Opleidingsfonds voor een incidentele subsidie voor de master ANP vanuit het ministerie van OCW, zou een verslechtering van de financiële borging van de opleiding betekenen en wordt dan ook niet nagestreefd. 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Financiering voor de masteropleiding Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ is meerjarig georganiseerd via het opleidingsfonds. Capaciteitsplanning in beroepsopleidingen en specifiek voor de Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ wordt landelijk centraal geregeld via het CONO/CBOG. De opleiding is volledig ingebed in organisatie en financieringsstructuren. In bijlage 18 van het informatiedossier is een financieel overzicht van de opleiding opgenomen. Overwegingen Op grond van het feit dat de opleiding al geruime tijd wordt aangeboden, dat de financiering van de opleiding structureel is en het er niet naar uitziet dat deze op korte termijn zal stoppen, is het panel van mening dat instromende studenten voldoende garantie hebben op de opleiding te kunnen afronden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De opleiding is al in 1998 aangeboden tot stand gebracht. Investeringen om de opleiding op te starten zijn dus niet meer aan de orde. Ook zijn er voldoende reserves om eventuele financiële tegenvallers op te vangen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
pagina 38
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Aangezien de opleiding sinds 1998 wordt aangeboden, zijn de aanloopverliezen reeds lang geleden gedekt. De kosten van de opleiding worden geheel vergoed op het niveau van specialisten opleidingen in de GGZ (zie inleidende tekst in dit hoofdstuk). De aio levert geen bijdrage in de studiekosten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Aangezien alle facetten van het onderwerp Continuïteit door het panel als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook het onderwerp als geheel beoordeeld met een voldoende.
pagina 39
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. Onderwerp
oordeel
facet
1 Doelstellingen
Voldoende
1.1 domeinspecifieke eisen
V
1.2 master
V
1.3 oriëntatie hbo
V
2.1 eisen hbo
V
2.2 relatie doelstellingen programma
V
2.3 samenhang programma
V
2.4 studielast
V
2.5 instroom
V
2.6 duur
V
3.1 eisen hbo
V
3.2 kwantiteit
V
3.3 kwaliteit
V
4.1 materiële voorzieningen
V
4.2 studiebegeleiding
V
5.1 systematische aanpak
V
5.2 betrokkenheid
V
6.1 afstudeergarantie
V
6.2 investeringen
V
6.3 financiële voorzieningen
V
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
oordeel
Het panel, ingesteld door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie ter beoordeling van de voor een toets nieuwe opleiding ingediende opleiding, • in acht nemend het toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van 14 februari 2003, • zich baserend op de documenten zoals aangehaald in de bijlage Overzicht van bestudeerde documenten en op bevindingen en waarnemingen uit het locatiebezoek, waarvan het dagschema is terug te vinden in de bijlage Programma locatiebezoek, adviseert het bestuur van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, op basis van de resultaten van de specifieke beoordelingen waartoe het panel per onderwerp en per facet is gekomen, een positief toetsingsbesluit te nemen met betrekking tot de door de Stichting Opleidingsinstelling Geestelijke Gezondheidszorg Verpleegkundig Specialist ter toetsing voorgelegde hbo- master opleiding Verpleegkundig Specialist / ANP GGZ
pagina 40
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Dr. E. (Eus) V. Schalkwijk Directeur (NQA - Utrecht) Eus Schalkwijk studeerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde in 1990 tot doctor in de Letteren. Na zijn promotie tot doctor werd Eus Schalkwijk lerarenopleider en directeur van de universitaire lerarenopleiding van de RU en vervolgens directeur van de gemeenschappelijk lerarenopleiding van de HAN en de RU. Daarna was hij enkele jaren directeur van het IOWO, een commercieel adviesbureau voor onderwijs, beleid en organisatie. Vanuit die rol heeft hij veel ervaring opgedaan met visitaties en accreditaties, onder andere bij NVAO-trajecten. Bij NQA houdt hij zich bezig met de algehele bedrijfsvoering en is hij graag op uitvoeringsniveau betrokken bij advieswerk en bij audits op instellingsniveau. Daarnaast is hij directeur van Raeflex B.V., een bedrijf dat woningcorporaties visiteert. Panelleden Prof. Dr. L. (Loes) Gabriëls Loes Gabriëls (Zandvliet, 1957) studeerde af als burgerlijk ingenieur in 1980. Ze was 10 jaar lang werkzaam in het bedrijfsleven als Burgerlijk ingenieur en gaf les op hogeschoolniveau. In 1998 behaalde ze haar diploma van arts en in 2005 haar erkenning als psychiater. Tijdens haar specialisatie deed ze promotie-onderzoek naar diepe hersenstimulatie bij psychiatrische stoornissen en ze verdedigde met succes in 2004 haar doctoraatsproefschrift. Daarnaast volgde ze in 2004-2005 de opleiding tot “masters of Sciences in psychiatric research” aan het Institute of Psychiatry, King’s college, Londen, UK. Ze is adjunct kliniekhoofd psychiatrie op het UZ Gasthuisberg te Leuven en doceert aan de katholieke Universiteit Leuven (KUL). Haar klinische activiteit bestaat uit het leiden van de polikliniek angst en depressie. Daarnaast maakt ze deel uit van het multidisiplinaire centrum van het Leuvens universitair centrum voor slaap/waakstoornissen (LUCS). Naast haar ervaring in het onderwijs in het lesgeven op het niveau hoger technisch onderwijs, is ze sedert 2000 betrokken bij zowel de opleiding van de geneeskundestudenten en bij de interuniversitaire opleiding voor assistenten in opleiding-psychiatrie. Dhr. H. Pietersen 1989-1995: werkzaam als psychiatrische verpleegkundige bij P.C. Rosenburg (Den Haag), P.C. Joris (Delft) en st. Willibrord (Heiloo) 1995-2001:
werkzaam als sociaal psychiatrische verpleegkundige bij GGZ NHN (Alkmaar, Heiloo)
2001-2008:
werkzaam als coördinator praktijkopleiding en opleidingsadviseur GGZ NHN. Coördinatie initiële en vervolgopleidingen (FACT opleiding) verpleegkundigen binnen GGZ NHN. in combinatie met:
pagina 41
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
2002-2003: gedurende één jaar opleider GGZ-VS voor GGZ NHN 2006-2008: opleider post HBO-SPV opleiding voor GGZ NHN en GGZ Dijk en Duin. 2006-2008: één dag per week werkzaam als sociaal psychiatrisch verpleegkundige 2008:
Vanaf september 2008 werkzaam bij stichting DOKh Alkmaar. Dit is een organisatie voor nascholing en kwaliteitsprojecten huisartsen en andere eerstelijns beroepsgroepen.
Prof. dr. Cees P.F. van der Staak Cees P.F. van der Staak (Sint Michielsgestel, 1945) studeerde psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij in 1975 ook promoveerde. In 1982 werd Van der Staak aan dezelfde universiteit benoemd als hoogleraar klinische psychologie; in 2001 kwam daar de toevoeging bij: in het bijzonder ten behoeve van de postdoctorale opleiding. Hij was hoofdopleider van de opleidingen gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog en psychotherapeut. In 2000 werd hij tevens benoemd als directeur van het Academisch centrum Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit. Sinds 1 januari 2009 is hij met emeritaat. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
Secretaris Drs. T (Tineke) Kleene Tineke Kleene studeerde in 1989 af bij Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Tineke werkt sinds 1995 als zelfstandig onderwijskundige, in eerste instantie voor diverse kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (MBO), maar sinds 2002 houdt zij zich voornamelijk bezig met kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Daarbij werkt zij onder andere in opdracht van de NVAO en van diverse hogescholen. Bij hogescholen heeft zij ervaring opgedaan met de voorbereiding van opleiding op de accreditatie en op een Toets Nieuwe Opleiding. Door deelname aan vele visitatie- en accreditatieprocessen deed zij auditdeskundigheid op. Procescoördinator Drs. N. (Niek) Pronk, beleidsmedewerker NVAO Afgestudeerd als bedrijfskundige. Voorheen werkzaam bij HBO-Raad, HBO Samenwerkingsverband Deventer, Open Universiteit NLD en EADTU / EC Brussel.
pagina 42
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Bijlage 2: Programma locatiebezoek (8 april 2009) Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 8 april voor de toetsing van de nieuwe hbo--master opleiding ANP/Verpleegkundig Specialist/ANP GGZ (# 3079) Locatie: Utrecht Tijd 9.30 – 10.00 10.00 – 11.00
Directie − Drs. R. Bakker, algemeen directeur − Drs. L.A. Voogt, directeur inhoud/hoofdopleider
11.15 – 12.00
Docenten (4-6) − Drs. J.H. de Haan (Koos), Deskundigheidsbevordering en zorg voor verstandelijk gehandicapten − Drs. N. Oud, (Nico), Diagnostiek − Drs. IA. Schaap (Inke), Onderzoek − Drs. C.S.M. van der Voort (Stefan) of Jacqueline Kok, Onderzoek − Dhr. M.H. Morsman (Martin), Basis Theoretische Vorming − Drs. E. Westra (Ed), Klinische paden − Prof. dr. A.J.M. Loonen, Farmacologie Opleiders (4-6) − Willem de Vree − Diana Polhuis − Linda Kronenberg − Roos Stals − Hans Verkerk − Dirk Wiersma − Robbert Meijburg Lunch
12.15 – 13.00
13.00 – 13.45 13.45 – 14.30
14.30 – 15.00
15.00 – 15.45
pagina 43
Gespreksgroep Intern overleg
Leidinggevenden − Frans Vermeulen, clustermanager Parnassia Bavo Academie − Dirk Jan de Kort Manager HRM − Ellen Struik, teamleider NhN − Jonas Terwelde, cluster manager Forensische psychiatrie GGZ Drenthe − Jolanda Damsma Clustermanager volwassenen Studenten 1e jaars Aio’s 09 − Barbara Bastinck (VS09A) − Sergei Moleveld (VS09B) − Marc van Ophemert (S09D) 2e jaars Aio’s 08 − Emmie van Esveld (VS08A) − Digna van der Kellen (VS08B) − Sandra Bakker (VS08C) Alumni − Annelies Blok, De Grote Rivieren − Hans Veenstra, GGZ Eindhoven
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Tijd
pagina 44
16.00
Gespreksgroep − Gerard Harink, Rivierduinen − Jurgen Spit, Dimence − Jolanda Du Buf , Parnassia BAVO Groep − Geert de Haan Directie
16.00 – 18.00
Intern beraad
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Bijlage 1: Verklaring bestaande opleiding Bijlage 2: In- en uitstroomgegevens vanaf 1998 Bijlage 3: RISC-TRIP-schema Bijlage 4: Fasen van rolontwikkeling binnen het Advanced Nursing Practice volgens Hamric (2000) Bijlage 5: Overzicht van hoofdrollen, algemene competenties en specifieke competenties voor de GGZ Bijlage 6: Leerlijnen overzicht Bijlage 7: Overzicht modulebeschrijvingen Bijlage 8: Overzicht praktijkopdrachten beschrijvingen Bijlage 9: Opleidings- en Examenreglement GGZ-VS Bijlage 10: Schema samenhang programma Bijlage 11: Samenwerkingscontract GGZ-VS/Saxion Hogescholen Bijlage 12: Evaluatie module Bijlage 14: Intakeprocedure Bijlage 15: Docentprofielen: voorbeelden Bijlage 16: De boekenlijst Bijlage 17: Functie-eisen opleider/functiebeschrijving Bijlage 18: Financieel overzicht Bijlage 19: Organogram Aanvullende documenten (ontvangen op 5 april 2009) Bijlage 1: Lesrooster (n.a.v. vraag 8) Bijlage 2: Rendementgegevens (n.a.v. vraag 10) Bijlage 3: Assesment, informatieset (n.a.v.vraag 13) Bijlage 4: Assessment, brochure ACVS van toepassing vanaf heden (n.a.v. vraag 13) Bijlage 5: Gepromoveerde docenten (n.a.v. vraag 14) Bijlage 6: Opleiders en CV (n.a.v. vraag 15) Bijlage 7: Kwaliteitsrapport (n.a.v. vraag 17) Bijlage 8: Overzicht projectverslagen meesterproef (n.a.v. vraag 18/19) Bijlage 9: Afstudeergarantie (n.a.v. vraag 20) • Statuten • contracten instellingen Bijlage 10: Inlogcode digitaal studentendossier Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek
Overige documenten • Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), 9 februari 2005. • Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), 14 februari 2003.
pagina 45
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ACC ANP ba CBOG CONO COOV ECTS ma NZa VenVN
pagina 46
adviescommissie voor het curriculum Advanced Nursing Practice bachelor College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg Centraal Orgaan Opleidingen Verpleegkundigen in de GGz (Kamer Verpleegkunde GGZ van het CONO) European Credit Transfer System master Nederlandse Zorgautoriteit Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Verpleegkundig Specialist/ ANP GGZ door de Stichting Opleidingsinstelling GGZ Verpleegkundig Specialist te Utrecht.
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 00 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 47
#3079
NVAO | hbo-master verpleegkundig specialist/ANP GGZ 27 | 27 mei 2009