HARMONISATIE VVE IN PEUTERSPEELZALEN-VVE EN KINDERDAGVERBLIJVEN met VVE
De afgelopen maanden hebben er verschillende bijeenkomsten plaatsgevonden met partners in het veld. Daar zijn vragen geïnventariseerd. Deze zijn in onderstaande Q&A samengevat. Tevens stond op 2 februari 2016 de harmonisatie voor voorschoolse voorzieningen met vve op de agenda van sectorkamer. Daar is het implementatieplan besproken. In dit plan staan veel antwoorden op de vragen die er eerder speelde in het veld. Alle schoolbesturen en organisaties hebben het implementatieplan toegestuurd gekregen. Hierin vindt u ook een aantal bijlagen, waaronder het schema van uren en kosten voor nieuwe peuters en zittende peuters.
Onderdeel A: herontwerp voorschoolse periode Onderdeel B: kwaliteit Onderdeel C: communicatie Onderdeel D: huisvesting Onderdeel E: algemeen We zetten de aanleiding en de uitgangspunten voor het herontwerp nog even voor u op een rijtje. Op dit moment zijn er in Rotterdam verschillende voorzieningen waarin peuters worden voorbereid op de basisschool en/of waar zij worden opgevangen omdat hun ouders werken. Zo zijn er groepen nul, peuterspeelzalen met een programma voor voor- en vroegschoolse educatie (kortweg: peuterspeelzalen met vve), peuterspeelzalen zonder vve, kinderdagverblijven met vve, kinderdagverblijven zonder vve en gastouders. De kosten voor ouders voor deze verschillende vormen van opvang zijn ongelijk, evenals de kwaliteit die er wordt geboden met betrekking tot het spelend leren. Het aantal uren dat kinderen in de voorzieningen terecht kunnen varieert grofweg van zes uur per week in een peuterspeelzaal zonder vve tot 50 uur per week in een kinderdagverblijf. Relatief veel “doelgroeppeuters” – peuters met een risico op een taal- en ontwikkelingsachterstand – maken gebruik van peuterspeelzalen. Een ander verschil in de verschillende vormen van opvang is dat alleen peuters van werkende ouders terecht kunnen in de kinderdagverblijven. Peuterspeelzalen worden vrijwel volledig gefinancierd door de gemeente en voor een zeer beperkt deel door ouders via een ouderbijdrage. Kinderopvang wordt deels gefinancierd door het rijk, via de kinderopvangtoeslag en deels door de ouders. Het herontwerp van de Rotterdamse voorschoolse periode moet ertoe leiden dat alle Rotterdamse peuters een vliegende start maken op de basisschool. We bouwen daarbij voort op de investeringen die de afgelopen jaren door voorschoolse organisaties, schoolbesturen en gemeente op veel locaties zijn gedaan: investeringen in de kwaliteit en in de aansluiting van de voorscholen op het onderwijs. Het herontwerp kent een aantal leidende elementen, zoals in onderstaande figuur weergegeven:
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 1
Eén basisvoorziening voor alle Rotterdamse peuters, waarin zij spelenderwijs worden voorbereid op de basisschool. De wachtlijsten worden opgelost. Eén geharmoniseerde voorschoolse voorziening met gemengde groepen, zowel wat betreft doelgroep/niet-doelgroeppeuters, als wat betreft peuters met en peuters zonder werkende ouders. Alle Rotterdamse peuters van 2 tot 4 jaar krijgen recht op zes uur opvang in de geharmoniseerde voorschoolse voorziening. Peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar die door het CJG worden geïndiceerd als doelgroeppeuter krijgen recht op zes uur extra opvang in dezelfde voorziening, dus in totaal 12 uur1. Werkende ouders kunnen naar behoefte extra uren afnemen op dezelfde locatie. Identieke kwaliteit in alle groepen. De basis voor de kwaliteit is de in 2011 in Rotterdam geïntroduceerde groep nul. Eén geharmoniseerde ouderbijdrage. Uitgangspunt van harmonisatie is niet alleen harmonisatie in kwaliteit en toegankelijkheid voor alle peuters, maar ook harmonisatie in kosten voor ouders. Dat betekent dat de nieuwe ouderbijdrage in de peuterspeelzaal een directe relatie heeft met de ouderbijdragetabel voor de kinderopvang. Deze ouderbijdragetabel is inkomensafhankelijk.
Onder harmonisatie wordt verstaan dat het onderscheid tussen peuterspeelzalen en kinderopvang verdwijnt: de voorzieningen bieden dezelfde hoge kwaliteit en alle peuters kunnen er gebruik van maken, ongeacht hun achtergrond. Het doel van deze harmonisatie is tweeledig: enerzijds worden hierdoor alle peuters op dezelfde – kwalitatief hoogwaardige – manier voorbereid op de basisschool; anderzijds wordt hierdoor segregatie tussen doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters en tussen peuters van werkende ouders en peuters van niet-werkende ouders voorkomen. Een bijkomend belangrijk positief effect is dat hierdoor peuters niet van opvangvoorziening hoeven te wisselen als hun ouders werk vinden dan wel werkloos raken.
1
In Leren Loont! is sprake van vijf uur voor niet-doelgroeppeuters en tien uur voor doelgroeppeuters plus nog een uur,
respectievelijk twee uur per week voor brengen en halen van de peuters. In totaal gaat het dus om zes, respectievelijk 12 uur per week.
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 2
We beginnen de harmonisatie met alle voorzieningen die nu vve subsidie ontvangen. Onderdeel A: Algemeen
Vraag A.1 Staat de harmonisatie op losse schroeven indien de herverdeling van de OAB-middelen vanuit het Rijk doorgaat? Antwoord A.1 Nee, Rotterdam gaat sowieso harmoniseren, dit staat nu los van wat er in Den Haag wordt besloten. Dit is namelijk afgesproken in Leren Loont. De snelheid waarmee alle organisaties mee gaan doen in de komende jaren hangt is wel mede afhankelijk van de middelen vanuit het Rijk. ( weghalen….Vooralsnog zetten we de oorspronkelijke plannen door. In de loop van 2016 worden de consequenties van de Rijks herverdeling duidelijk en zullen we met de instellingen bespreken welke prioriteiten we gaan stellen.) __________________________________________________________________________
Onderdeel B: Herontwerp voorschoolse periode Vraag B.1 Kinderen van 2 jaar mogen allemaal 6 uur komen. Waarom gaat het doelgroepcriterium pas vanaf 2,5 jaar in? (weglaten) Antwoord B.1 Mede op verzoek van de organisaties werken we met een gewenningsperiode van 6 maanden. Instellingen kunnen wel de periode van 2 jaar en 4 maanden tot 2 jaar en 8 maanden gebruiken om de plaatsing om te zetten van 6 naar 12 uur. Hier zit mate flexibiliteit in. Kinderen zijn er nog niet aan toe om vanaf 2 jaar al 12 uur te gaan. De meeste vveprogramma’s beginnen ook pas bij 2, jaar. Daarnaast zijn er ook onvoldoende middelen om alle doelgroeppeuters reeds vanaf 2 jaar 12 uur te laten komen.
__________________________________________________________________________ Vraag B.2 Wat is de termijn waarop de harmonisatie plaatsvindt? Antwoord B.2.
1 maart 2016; start harmonisatie eerste onderdelen: o
Invoering nieuwe uren structuur voor nieuwe (doelgroep) peuters. Zittende peuters hebben overgangsrechten;
o
Start omzetting voorschoolse voorziening met vve in LRKP;
o
Start gesprekken met ouders van zittende (doelgroep)peuters over de wijzigingen en voorbereidingen voor nieuwe contracten, voor zowel (nieuwe) uren structuur als ouderbijdrage;
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 3
o
Start voorbereidingen met alle ouders voor invoeren inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage start per schooljaar 20162017;
o
Start toepassen nieuwe voorrangsregels.
Vanaf 1 maart; na opname in het register LRKP vindt tussen 1 maart en 31 december 2016 een volledige inspectie van de alle groepen door de afdeling Toezicht en Handhaving plaats;
Start schooljaar 2016-2017; start harmonisatie vervolg onderdelen: o
Groep nul terug van 15 uur, naar maximaal 12 uur;
o
Start inning inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor gesubsidieerde organisaties met vve (op basis van 10 facturen per jaar);
o
Start kwaliteitsimpuls, onder meer door inzet van hbo’ers op de groep.
______________________________________________________________________ Vraag B.3 Is het mogelijk dat peuters die zusjes/broertjes in hogere groepen hebben zitten, voorrang krijgen? Antwoord B.3 aanpassen , nieuwe voorrangregels. Ja. De gemeentelijke middelen voor onderwijsachterstandenbeleid zijn in eerste instantie bedoeld voor Rotterdamse peuters met (het risico op) een onderwijsachterstand. Daarom worden met ingang van 1 maart 2016 voorrangsregels voor plaatsing van peuters ingevoerd. De volgende regels, op volgorde, gelden als er op een locatie sprake is van een wachtlijst: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Doelgroeppeuters van de bestaande wachtlijst 12 uur Niet-doelgroeppeuters van de bestaande wachtlijst 6 uur Doelgroeppeuters (nieuwe aanmeldingen) 12 uur Niet-doelgroeppeuters (nieuwe aanmeldingen) 6 uur Niet-doelgroeppeuters eventuele extra uren bovenop de basisvoorziening Niet Rotterdamse peuters
__________________________________________________________________________ Vraag B.4 Kunnen we aparte groepen maken voor kinderen die 6 uur komen en kinderen die 12 uur komen? Antwoord B.4 Nee, dit is uitdrukkelijk NIET de bedoeling! Eén van de doelstellingen van harmonisatie is dat alle kinderen in gemengde groepen bij elkaar zitten. De groepen zullen niet altijd dezelfde samenstelling hebben. Kinderdagverblijven hebben hier nu al ervaring mee. Om deze omslag te faciliteren krijgen organisaties 1,5 uur per medewerker extra tijd om groepsplannen en individuele plannen te schrijven voor de peuters en het klassenmanagement te verzorgen. Het is belangrijk dat instellingen informatie en ervaringen gaan uitwisselen. Kinderdagverblijven werken altijd met gemengde groepen en hebben dus ervaring met wisselende groepssamenstellingen.
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 4
__________________________________________________________________________ Vraag B.5 Moeten ouders die recht hebben op Kinderopvang Toeslag de ouderbijdrage voorfinancieren? Antwoord B.5 Ja, de organisatie brengt de maximum uurprijs en het aantal uren waarvoor betaald moet worden in rekening bij de ouders. De ouder moeten zelf de Kinderopvang Toeslag bij de belastingdienst terug vragen. De organisatie kan hen hier wel bij helpen om dat voor elkaar te krijgen. Deze inkomensafhankelijke ouderbijdrage gaat in per nieuw schooljaar 2016-2017. Bij ouders die geen recht hebben op Kinderopvang Toeslag berekent de instelling wat de hoogte wordt van de ouderbijdrage. Dit gebeurt op basis van de hoogte van het inkomen. __________________________________________________________________________ Vraag B.6 Wanneer kan er op zijn vroegst gestart worden met het aanbieden van 4 dagdelen in plaats van 5 dagdelen? Antwoord B.6 Vanaf 1 maart 2016. Peuters die reeds geplaatst zijn behouden hun huidige aantal uren. __________________________________________________________________________
Vraag B.7 Hoe kan een groep nul met 4 dagdelen een groep nul zijn? Groep nul is toch altijd met vijf dagdelen? Antwoord B.7 In de periode maart 2016 tot start schooljaar 2016-2017 zal de Groep nul nog 5 dagdelen zijn voor peuters die er al zitten. Nieuwe peuters hebben dan recht op 6 uur, of 12/15 uur als ze ouder zijn dan 2,5 en afhankelijk of ze doelgroep peuter zijn. Na start schooljaar 2016-2017 bestaan er (in principe) geen Groep Nul meer waar 5 dagdelen worden aangeboden. Dan gaan alle peuters naar maximaal 12 uur. __________________________________________________________________________
Vraag B.8 Wat is de tijdsplanning van de invoering van de gewijzigde financieringsvorm? Antwoord B.8 De inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt per 22 augustus 2016 ingevoerd in de bestaande gesubsidieerde peuterspeelzalen. Later kunnen ook andere kinderdagverblijven volgen. Zij moeten dan wel voldoen aan de nieuwe eisen. __________________________________________________________________________ Vraag B.9 Moet een peuterspeelzaal die geen vve is wel de nieuwe groep nul van 12 uur gaan aanbieden? Antwoord B.9 Nee, nog niet in 2016. De subsidie voor reguliere peuterspeelzalen die geen vve aanbieden zal op termijn worden gestopt. Zij worden, waar mogelijk, omgezet naar de geharmoniseerde situatie (met vve). __________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 5
Vraag B.10 Hoe gaan we in het geharmoniseerde stelsel om met kinderen met Sociaal Medische Indicatie (SMI)? Antwoord B.10 SMI blijft bij het oude. U kunt hiervoor informatie vinden via http://www.rotterdam.nl/tekst:smik __________________________________________________________________________ Vraag B.11 Moet een reguliere kinderopvang ook een vve-programma gaan aanbieden? Antwoord B.11 De harmonisatie heeft in eerste instantie betrekking op de gesubsidieerde peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Op termijn wordt bezien welke mogelijkheden er zijn voor reguliere kinderopvang om aan te sluiten op de geharmoniseerde voorschoolse educatie. __________________________________________________________________________
Vraag B.12 Is het mogelijk het recht op 6 uur per peuter hard te maken, bijvoorbeeld wanneer de groep vol is? Antwoord B.12 Zoals de harmonisatie nu wordt uitgevoerd met de bestaande middelen verwachten we de wachtlijsten de komende periode op te lossen. __________________________________________________________________________ Vraag B.13 Hoe worden de wachtlijsten opgelost dan? Antwoord B.13 Niet-doelgroeppeuters komen in de oude situatie ook 4 of 5 dagdelen per week, er is geen onderscheid tussen doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters. In de nieuwe situatie subsidieert gemeente Rotterdam nog maar maximaal 6 uur voor niet-doelgroeppeuters (ze mogen wel meer komen maar de ouders betalen dit zelf). Zo wordt er ruimte gecreëerd. In de situaties waarbij er veel doelgroeppeuters zijn, zullen de wachtlijsten minder snel oplossen omdat de kinderen dan vanaf 2,5 jaar recht hebben op 12 uur vve. In wijken waar weinig doelgroepkinderen zijn, kan dit leiden tot ‘lege’ groepen. We willen dan in overleg met de instelling overleggen om ze te verhuizen naar wijken waar de vraag hoger is. __________________________________________________________________________
Vraag B.14 Mag je plaatsen openlaten voor doelgroeppeuters die bijna 2,5 jaar oud worden en binnenkort recht hebben op zes uur extra of heeft deze tijdelijke lege plek consequenties voor de subsidie? Antwoord B.14 Om zo min mogelijk lege plekken te laten ontstaan, geven we instellingen de ruimte om de periode van 2,4 – 2,8 maanden te gebruiken om uit te breiden naar 12 uur. We laten dit niet van invloed zijn op de subsidie. __________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 6
Vraag B.15 Hoe ziet de financieringsstructuur en de ouderbijdrage eruit? Antwoord B.15 Dit wordt nader uitgewerkt in de Annvulling op de beleidsregel Onderwijs 2015 / 2016 en de Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve. Deze zijn voorgelegd in de sectorkamer Jonge Kind. Zodra deze vastgesteld en gepubliceerd zijn, zullen we dit in de nieuwsbrief melden. __________________________________________________________________________
Vraag B.16 Nu vraagt het schoolbestuur subsidie aan voor groep nul. Hoe gaat dit er in de nieuwe situatie uitzien? Antwoord B.16 Hierover gaan we nog in gesprek met de organisaties. Dit zal uiteindelijk duidelijk worden in de beleidsregel Voorschoolse periode 2017. __________________________________________________________________________
Vraag B.17 Welke cao is leidend (welzijn/kinderopvang)? Antwoord B.17 Beide cao’s kunnen van toepassing zijn. __________________________________________________________________________
Vraag B.18 Hoe zit het met het verschil in ouderbijdrage voor zittende peuters en nieuwe peuters? Antwoord B.18 De ouderbijdrage is op de eerste plaats inkomensafhankelijk. Daarnaast is van belang het aantal uren dat de peuter komt. Zittende peuters hebben nog overgangsrechten. Zie blokkenschema in de bijlage. __________________________________________________________________________ Vraag B.19 Waarom hoeven werkende ouders van zittende niet-doelgroeppeuters geen ouderbijdrage te betalen voor de tweede zes uur? Antwoord B.19 Deze maatregel is genomen op uitdrukkelijk verzoek van de gemeenteraad om een te grote lastenverhoging voor werkende ouders te voorkomen. Het gaat hier om een overgangsrecht voor zittende peuters. __________________________________________________________________________ Vraag B.20 Hoeveel uur is gratis voor zittende doelgroeppeuters in bestaande groepen nul die 15 uur per week open zijn? Antwoord B.20 Voor de basisvoorziening van zes uur geldt de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Voor doelgroeppeuters zijn de resterende zes uur gratis. Dit geldt ook voor werkende ouders van niet-doelgroeppeuters (zie ook antwoord vraag 20). Niet doelgroepkinderen met niet werkenden ouders betalen voor 12 uur een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De bestaande 15 uren verdwijnen na start schooljaar 2016-2017. 12 uur is dan het maximum. Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 7
__________________________________________________________________________ Vraag B.21 Kan het verschil in behandeling worden opgeheven tussen zittende peuters van werkende ouders aan de ene kant (krijgen tweede zes uur gratis) en zittende niet-doelgroeppeuters van niet-werkende ouders en zittende doelgroeppeuters van 2 – 2,5 jaar van niet-werkende ouders aan de andere kant (betalen inkomensafhankelijke ouderbijdrage ook voor tweede zes uur)? Antwoord B.21 Nee. __________________________________________________________________________ Vraag B.22 Wie draagt het debiteurenrisico als een derde partij de ouderbijdrage int? Antwoord B.22 De organisaties moeten zorgen voor een incassoprocedure. Daar worden eisen aan gesteld. Hiermee moet het debiteurenrisico zo klein mogelijk worden. In de Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve en het Hulpdocument voor de verantwoording zal vastgelegd worden hoe om te gaan met eventueel debiteurenrisico. Dit wordt nader uitgewerkt in overleg met een aantal organisaties. __________________________________________________________________________
Vraag B.23 Heeft een peuter die nu op de wachtlijst staat de rechten van een zittende peuter of van de nieuwe peuters? Antwoord B.23 Een peuter die nu op de wachtlijst staat en ná 1 maart 2016 geplaatst wordt , heeft de rechten van de nieuwe peuters. ____________________________________________________________________ Vraag B.24 Hoe worden de voorrangsregels voor plaatsing naar de ouders gecommuniceerd? Antwoord B.24 De voorrangsregels zijn vastgelegd in de Aanvulling beleidsregel onderwijs 2015/2016. Het is aan de organisaties om dit vervolgens te communiceren. Ook op website van de gemeente zal deze informatie komen te staan. __________________________________________________________________________
weglaten, onduidelijke vraag, wekt verwarring. __________________________________________________________________________ Vraag B.26 Is de inzet van voorschools maatschappelijk werk onderdeel van deze subsidie? Antwoord B.26 Nee, dat is een aparte subsidie. Uitvoerders van voorschools maatschappelijk werk kunnen deze subsidie aanvragen voor 1 april 2016 via de subsidieportal van de gemeente Rotterdam. http://www.rotterdam.nl/subsidiesjeugd _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 8
Vraag B.27 Is de inzet van de IB’er onderdeel van deze subsidie? Antwoord B.27 Nee, de inzet van IB’er valt niet binnen de Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve. _________________________________________________________________________ Vraag B.28 Wat gebeurt er met de subsidie voor de hbo-coach? Antwoord B.28 De subsidie voor de hbo-coach is nog beschikbaar voor kalenderjaar 2016. We zijn voornemens deze af te bouwen in 2017. _________________________________________________________________________ Vraag B.29 Over hoeveel dagdelen worden de zes uur van de basisvoorziening verdeeld? Antwoord B.29 Over twee dagdelen. Vraag B.30 Geldt de eis van een hbo’er en een mbo’er op de groep voor alle uren dat het vve-programma wordt uitgevoerd? Antwoord B.30 Ja. Het kan ook een hbo’er in opleiding zijn om te voldoen aan de eis. _________________________________________________________________________ Vraag B.33 Kan je een ‘Groep nul nieuwe stijl’ worden zonder gecertificeerd vve peuteropvang te zijn? (Niet, is daar dan eventueel een financiële bijdrage voor te ontvangen om daar aan te gaan voldoen). Antwoord B.33 Nee. Een instelling zonder vve kan alleen meedoen aan het nieuwe stelsel na overleg over de noodzakelijke eisen en het indienen van een aanvraag bij de gemeente Rotterdam. Indien er financiële ruimte is om uit te breiden ontvangt de instelling subsidie, waarmee aan de kwaliteitseisen voldaan kan worden. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 9
Vraag B.34 Hoe weten we hoeveel kinderen van 2-4 jaar gebruik zullen gaan maken van de opvang in de toekomst die daar momenteel nog gebruik van maken. Dit is beelangrijk gezien huisvesting, inzet van personeel, enz. Antwoord B.34 OBI heeft bevolkingsprognoses. Daarnaast monitoren we de wachtlijsten. Deze gegevens gebruiken we als uitgangspunt en verwerken we in de kwalitatieve rapportages. Deze (bevolkings)prognoses zijn openbaar, instellingen kunnen deze ook raadplegen. _________________________________________________________________________ Vraag B.35 Kloppen volgende voorbeelden: Doelgroepkinderen ontvangen boven op de basisvoorziening van 6 uur gratis 6 uur extra Voorbeeld 1: een doelgroeppeuter van een werkende ouder neemt 30 uur per week kinderopvang af en krijgt hiervoor Kinderopvangtoeslag en betaalt de ouderbijdrage. In de nieuwe situatie kan hij gebruik maken van 18 uur kinderopvangtoeslag met ouderbijdrage, 6 uur via de gemeente met ouderbijdrage en 6 uur gratis zonder bijdrage. De ouder betaalt dan over 24 uur ouderbijdrage. Voorbeeld 2: een peuter, van een niet-werkende ouder, wordt ingeschreven per 19-2016. Hij mag gebruik maken van de kinderopvang voor 6 uur per week, waarbij de gemeente opvang subsidieert, als het voldoet aan de vve eisen en de ouder een inkomensafhankelijke ouderbijdrage betaalt. Antwoord B.35 Ja, beide geschetste voorbeelden kloppen. _________________________________________________________________________ Vraag B.36 Is er sprake van dat alle kinderen in de basisvoorziening recht hebben op 6 uur per week gratis opvang in een Groep nul (PSZ, Groep nul of kinderopvang) Antwoord B.36 Nee, de ouderbijdrage voor de eerste 6 uur is altijd inkomensafhankelijk. De tweede 6 uur is voor doelgroepkinderen gratis. Zittende peuters hebben overgangsrechten. _________________________________________________________________________ Vraag B.37 Er zijn in Rotterdam nog peuterspeelzalen zonder vve van 2 dagdelen (reguliere peuterspeelzalen). Blijven deze bestaan? Antwoord B.37 Ja, deze bestaan nu nog. Deze worden gaandeweg omgevormd naar vve-groepen en dus naar Groepen nul nieuwe stijl. Deze groepen ontvangen nu dan ook de reguliere subsidie, er is ook geen sprake van invoeren van inkomensafhankelijke ouderbijdrage. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 10
Vraag B.38 Hoe wordt de peuterspeelzaalregistratie in het Landelijk Register (LRKP) omgezet van peuterspeelzaal naar kinderdagverblijf? Antwoord B.38 Dit is omschreven in het implementatieplan. Er geldt een verkorte procedure. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 11
Onderdeel C: kwaliteit Vraag C.1 Moet een vve-kinderdagverblijf voldoen aan de eisen voor de groep nul? Antwoord C.1 In nader overleg met het veld zal bezien worden aan welke eisen voor de doorgaande leerlijn, de doorgaande zorgstructuur en het programma ouderbetrokkenheid van groep nul de kinderdagverblijven moeten voldoen. Vraag C.2 Ik maak me zorgen over het opbrengstgericht werken. Hoe moet dat in een groep die niet op elke dag hetzelfde is? Antwoord C.2 Ja, dit is een aandachtspunt. Daarom is het belangrijk dat instellingen hierbij begeleiding krijgen en ervaringen uitwisselen. __________________________________________________________________________
Vraag C.3 Het AD PEM-diploma is niet gelijkgesteld aan de hbo’er op de groep binnen cao welzijn. Antwoord C.3 Dat klopt. De AD PEM opleiding is hbo-AD niveau en geldt als geschikt hbo-diploma. Op termijn moet dit aangepast worden in de cao’s. De instellingen en de MO-groep moeten dit binnen de cao-besprekingen opnemen.
__________________________________________________________________________ Vraag C.4 Is de kwalitatieve observatieverplichting voor 2 dagdelen gelijk aan die voor 4 dagdelen? Dezelfde vraag geldt voor bijvoorbeeld oudercontact en andere verplichte elementen. Antwoord C.4 Het is nu nog te vroeg om hier uitspraken over te doen. In de loop van 2016 zullen we met de instellingen kwaliteitsafspraken maken die aan de sectorkamer voorgelegd zullen worden. In nader overleg met het veld zal bezien worden aan welke eisen voor de doorgaande leerlijn, de doorgaande zorgstructuur en het programma ouderbetrokkenheid van groep nul de kinderdagverblijven moeten voldoen. __________________________________________________________________________ Vraag C.5 Is er voor de inzet van de hbo’er op de groep een alternatief mogelijk? Antwoord C.5 Nee. Voor de verdere verbetering van de kwaliteit is het noodzakelijk dat op de groep naast de mbo’er een hbo-geschoolde pedagogisch medewerker staat. In een onderzoek heeft ook de Onderwijsraad dit model bepleit. Bij de invoering van dit model kunnen afspraken over de fasering worden gemaakt, waarbij het uitgangspunt is dat in 2018 alle groepen een hbo’er hebben. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 12
Vraag C.6 Telt een medewerker die deelneemt aan het AD-traject als mbo’er of als hbo’er? Antwoord C.6 Deze medewerker telt als hbo’er Vraag C.7 Voorstel is dat er een hbo’er op de peutergroepen gaan werken, welke hbo-opleidingen komen hiervoor in aanmerking? Antwoord C.7 Dat is vastgelegd in de cao. Alle opleidingen die in de cao kinderopvang genoemd staan, zijn toegestaan. ______________________________________________________________ Vraag C.8 Als er sprake is van een vve-kinderopvanggroep waar maar 1 pedagogisch medewerker nodig is qua BKR, moet dit dan altijd een hbo’er zijn? Antwoord C.8 Hierover moeten we afspraken maken met instellingen. _________________________________________________________________________ Vraag C.9 Als er sprake is van drie vaste pedagogisch medewerkers op 1 vve-groep, kan dit dan ook 1 hbo’er zijn? Antwoord C.9 Ja, als er 3 medewerkers op de groep staan, moet één van hen een hbo’er zijn (de opleiding moet vermeld staan in de lijst van OKE-wet). _________________________________________________________________________ Vraag C.10 Als een pedagogisch medewerker een WO opleiding heeft, telt zij dan ook als PM’er? Antwoord C.10 Ja, mits de opleiding voorkomt op de lijst van de OKE-wet en de pm’ers een vve-certificaat heeft. _________________________________________________________________________ Vraag C.11 Gelden dezelfde kwaliteitseisen voor 12 uur als voor 6 uur? Bijvoorbeeld: binnen Kijk! Moeten veel lijnen geobserveerd worden. Dit kost veel tijd. Mag je bij peuters die 6 uur komen, minder lijnen observeren? Antwoord C.11 De kwalitatieve invulling / wijzigingen volgen in de loop van 2016. Dit doen we in overleg met de instellingen en deskundigen. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 13
Vraag C.12 Hoe zit het met de taaleis? Antwoord C.12 Dit is een landelijke eis die geldt voor alle vve-instellingen. _________________________________________________________________________ Vraag C.13 Mogen we het behalen van het vve-certificaat voor de hbo’er uit de vve-subsidie betalen? Antwoord C.13 ja _________________________________________________________________________ Vraag C.14 Welke eisen gaat de gemeente Rotterdam straks stellen aan de samenwerking tussen kinderopvang en basisonderwijs? Antwoord C.14 Vooralsnog de eisen die gelden voor de oude Groepen nul. Indien kinderen naar veel verschillende scholen doorstromen en geen ‘natuurlijke’ samenwerking hebben met een school, moeten we in overleg met instellingen hier werkbare afspraken over maken. Vanaf maart wordt er een werkgroep ingesteld om de afspraken tussen kinderdagverblijven en onderwijs uit te werken. _________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 14
Onderdeel D: Communicatie Vraag D.1 Wanneer vinden de gesprekken met instellingen plaats over de fasering? Antwoord D.1 Deze gesprekken vinden met peuterspeelzaalinstellingen plaats in de periode van 1 januari tot 1 maart 2016. We beginnen met de grote peuterspeelzaalinstellingen daarna volgen de kleinere organisaties. Gesprekken met vve-kinderdagverblijven vinden daarna plaats. __________________________________________________________________________
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 15
Onderdeel E: huisvesting
Vraag E.1 Hoe gaan we om met de huisvesting? Antwoord E.1 Het streven is om zoveel mogelijk groepen in basisscholen onder te brengen. Als de gemeente economisch eigenaar is van het gebouw wordt de subsidie voor vve lager, maar hoeft de instelling geen huur te betalen voor het gebruik van de ruimte waar vve wordt gegeven. __________________________________________________________________________ Vraag E.2 Moeten alle groepen straks gehuisvest zijn in een school? Antwoord E.2 Nee, gemeenten en schoolbesturen worden niet gefinancierd om kinderen jonger dan 4 te huisvesten. De berekening van het recht op huisvesting gebeurt namelijk op basis van het aantal leerlingen. Als een zaal in een school zit, is dat wenselijk maar niet verplicht. _______________________________________________________________ Vraag E.3 Kan een school een peutergroep uit de school zetten? Antwoord E.3 Ja. Dit is niet wenselijk en dient altijd in overleg te gebeuren. Scholen kunnen er ook voor kiezen om bijvoorbeeld groep 8 te verhuizen en de peuters in de school te laten. Dit is namelijk ook goed voor de instroom en binding aan de school waardoor het ook een direct belang van de school wordt.
Disclaimer: er kunnen geen rechten worden ontleend aan dit document.
Q&A’s Harmonisatie d.d. 17 februari 2016 16