Kadernota Peuterwerk en VVE
April 2015 Zaaknr.: 19212383
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 4 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Inleiding ........................................................................................................................................... 5 1.1.
Aanleiding ................................................................................................................................ 5
1.2.
Proces ...................................................................................................................................... 5
1.3.
Definitie ................................................................................................................................... 5
1.4.
Leeswijzer ................................................................................................................................ 7
Uitgangspunten ............................................................................................................................... 8 2.1.
Wettelijk kader ........................................................................................................................ 8
2.2.
Bestandsopname VVE onderwijsinspectie .............................................................................. 8
2.3.
Landelijke ontwikkelingen ....................................................................................................... 9
2.4.
Provinciale ontwikkelingen ..................................................................................................... 9
2.5.
Gemeentelijke ontwikkelingen.............................................................................................. 10
Huidige situatie.............................................................................................................................. 11 3.1.
Aanbod in de Friese Meren ................................................................................................... 11
3.2.
Voorschoolse educatie in de Friese Meren ........................................................................... 12
Wat willen we bereiken? ............................................................................................................... 14 4.1.
Ambitie peuterwerk .............................................................................................................. 14
4.2.
Ambitie VVE ........................................................................................................................... 14
Wat gaan we daar voor doen? ...................................................................................................... 15 5.1.
Beleidskader bezuinigingen VVE ........................................................................................... 15
5.2.
Beleidskader Kwaliteit ........................................................................................................... 15
5.3.
Beleidskader Samenwerking ................................................................................................. 16
5.4.
Beleidskader spreiding .......................................................................................................... 17
5.1.
Beleidskader preventie.......................................................................................................... 18
Financieel kader ............................................................................................................................ 19 6.1.
Financieel kader peuterwerk................................................................................................. 19
6.2.
Financieel kader voorschoolse educatie ............................................................................... 19
6.3 Consequenties van het financieel kader (bezuinigingen) ........................................................... 20
2
Bijlage 1: Verslag bijeenkomst 23 juni 2014 (flip over) met organisaties peuterwerk DFM................. 22 Bijlage 2: Toezichtkader VVE (gemeente) onderwijsinspectie .............................................................. 26 Bijlage 3: Uitkomsten bestandsopname onderwijsinspectie 2012 en reactie Rijk hierop .................... 27 Bijlage 4: Toeleidingsproces GGD JGZ .................................................................................................. 34 Bijlage 5: Uitwerking motie peuterspeelzaalwerk (raadsbesluit 29 oktober 2014) ............................. 35 Bijlage 6: Ouderbijdragtabel VNG 2015 ................................................................................................ 40
3
Samenvatting Voor u ligt de kadernota peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Als gevolg van de fusie tot De Friese Meren, landelijke ontwikkelingen en de bezuinigingen is harmonisatie van het beleid noodzakelijk. De kadernota beschrijft het nieuwe beleid voor peuterwerk en VVE. Het peuterwerk is een belangrijke basisvoorziening in onze gemeente. In het peuterwerk staat voorop dat het een plek is waar het voor het jonge kind vooral leuk is om te zijn en waar het zich spelenderwijs kan ontwikkelen binnen een uitdagende leerrijke omgeving. Daarnaast worden er programma’s voor voorschoolse educatie verzorgd en vormt het een belangrijke voorbereiding op de basisschool. Het heeft een belangrijke rol in het kader van preventie (voorlichting ouders, vroegsignalering, vindplaats). Met de harmonisatie van het beleid willen we komen tot één aanpak voor De Friese Meren: voor ieder (doelgroep)kind is het uitgangspunt hetzelfde. Peuters krijgen dezelfde kans, dezelfde aanpak en voor ouders zijn de kosten gelijk. We zijn zeer tevreden over de organisaties die voor ons het peuterwerk en de voorschoolse educatie verzorgen. We kiezen er daarom voor om met deze organisaties het peuterwerk voort te zetten. We vragen deze organisaties om te gaan samenwerken, zodat iedere peuter dezelfde kans en aanpak krijgt. De bezuinigingen leggen een beperking op aan onze ambitie. Zowel voor het peuterwerk als voor de voorschoolse educatie beperken we ons tot het subsidiëren van peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Daarnaast beperken we VVE tot de taak waarvoor we inkomsten van het Rijk ontvangen, dat wil zeggen tot kinderen met ouders met een laag opleidingsniveau. We zetten in op kwaliteit in plaats van kwantiteit. In lijn met de plannen van het Rijk willen we binnen het financiële kader de kwaliteit van het peuterwerk en de voor- en vroegschoolse educatie verhogen. Daarnaast willen we alle doelgroepkinderen bereiken die voorschoolse educatie nodig hebben. Om die reden willen we naar een verdere integratie met de kinderopvang en gaan we volledig over op de peuteropvang. Met het basisonderwijs en de organisaties voor peuterwerk maken we nieuwe afspraken over VVE. Daarnaast worden alle peuteropvanglocaties tweetalig. We willen de samenwerking met het basisonderwijs versterken. Kwalitatief goede peuteropvang en voorschoolse educatie zorgen voor een goede start in het basisonderwijs. Voorwaarden daarbij zijn een doorgaande lijn en een goede overdracht. Om die reden willen we zoveel mogelijk peuteropvanglocaties in schoolgebouwen huisvesten en bij voorkeur naar ontwikkeling van integrale kindcentra. We onderzoeken samen met de organisaties voor peuterwerk en de schoolbesturen of het mogelijk is om driejarige kinderen al deels in het onderwijs voor vierjarigen te integreren. We streven naar opschaling van de peuteropvanglocaties met het basisonderwijs. Het aantal jonge kinderen in onze gemeente neemt af. Daarbij willen we naar kwalitatief goede peuteropvang. Om die reden willen we naar opschaling met het basisonderwijs. Daarnaast willen we naar een minimale omvang voor een peuteropvanglocatie: 8 in kleine kernen en 16 in de grotere kernen. De peuteropvang en locaties voorschoolse educatie moeten wel voldoende bereikbaar blijven (dekkend aanbod). Tot slot willen we de preventieve taak van het peuterwerk versterken. Om die reden vragen wij de samenwerkende organisaties gebruik te maken van de verwijsindex. De gemeente ontwikkelt samen met de basisvoorzieningen, waaronder het peuterwerk, preventief jeugdbeleid.
4
1. Inleiding 1.1.
Aanleiding
Voor u ligt de kadernota peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Als gevolg van de fusie van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân tot De Friese Meren is harmonisatie van het beleid noodzakelijk. Daarnaast zijn er andere ontwikkelingen, zoals de bezuinigingen waarmee De Friese Meren wordt geconfronteerd en landelijke ontwikkelingen om de financiering van de kinderopvang en de peuterspeelzalen te harmoniseren, die het noodzakelijk maken om het beleid te herzien. De kadernota beschrijft het nieuwe beleid voor peuterwerk en VVE. Met de harmonisatie van het beleid willen we komen tot één aanpak voor De Friese Meren: voor ieder (doelgroep)kind is het uitgangspunt hetzelfde. Peuters krijgen dezelfde kans, dezelfde aanpak en voor ouders zijn de kosten gelijk. Daarbij zetten we in op kwaliteit in plaats van kwantiteit.
1.2.
Proces
Deze kadernota is tot stand gekomen met inbreng van de organisaties voor peuterwerk (Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat, Doomijn en SKIK) en de schoolbesturen voor het basisonderwijs. In juni 2014 is een bijeenkomst geweest met de organisaties voor peuterwerk om te komen tot een inhoudelijk kader. Het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in bijlage 1. De output van deze bijeenkomst is tevens gebruikt voor de uitwerking van de motie in het kader van de bezuinigingen op het peuterwerk. Ook voor de uitwerking van de motie is aan de aanbieders van peuterwerk/peuteropvang een inhoudelijke reactie gevraagd. Uiteindelijk is de concept kadernota met zowel de organisaties voor peuterwerk als de schoolbesturen besproken.
1.3.
Definitie
Het peuterwerk is een belangrijke basisvoorziening voor het jonge kind van 2 tot 4 jaar In het peuterwerk staat het voorop dat het een plek is waar het voor het jonge kind vooral leuk is om te zijn, waar hij of zij plezier heeft en kan spelen met andere kinderen van zijn/haar leeftijd om zich zo spelenderwijs te ontwikkelen binnen een uitdagende leerrijke omgeving. Het peuterwerk is daarnaast een belangrijke voorbereiding op de basisschool, om zo voor ieder kind een soepele instroom in het basisonderwijs mogelijk te maken. In de peuterspeelzalen worden programma’s uitgevoerd in het kader van voorschoolse educatie. Daarnaast is het een plek waar knelpunten in de ontwikkeling van jeugdigen snel gesignaleerd en aangepakt kunnen worden. Het heeft een belangrijke rol in het kader van preventie (vindplaats, vroegsignalering, lichte opvoedondersteuning). De wettelijke definitie van peuterspeelzaalwerk is “de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs”. Als gevolg van bezuinigingen richt het gemeentelijk subsidiebeleid zich niet op de leeftijdscategorie uit deze wettelijke definitie, maar op peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar (zie financieel kader hoofdstuk 6). Dit heeft consequenties voor kinderen van (g)eenverdieners. Deze kunnen vanaf 2,5 5
jaar gebruik maken van het peuterwerk. Kinderen van tweeverdieners zijn niet afhankelijk van het subsidiebeleid van de gemeente. Zij kunnen, als de organisaties voor peuterwerk dat aanbieden, wel vanaf twee jaar worden geplaatst. Hun ouders kunnen hiervoor kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Peuterwerk kan zowel in de peuteropvang als in peuterspeelzalen worden aangeboden. Peuteropvang staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) geregistreerd als kinderopvang. Als gevolg daarvan kunnen tweeverdieners kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. De gemeente betaalt de plaatsen (minus de ouderbijdrage) voor peuters met ouders die geen of één inkomen hebben. Peuterspeelzalen zijn volledig door de gemeente (met uitzondering van de ouderbijdrage) gesubsidieerd. Peuterspeelzaalwerk kan op verschillende ambitieniveaus worden aangeboden De functies die peuterspeelzalen vervullen en het aanbod dat zij hierop ontwikkelen kan grofweg worden opgedeeld in drie groepen, ook wel ambitieniveaus genoemd: - Ambitieniveau 0: spelen en ontmoeten. - Ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren. - Ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen (VVE). In de peuteropvang wordt het begrip ambitieniveau niet gebruikt. De activiteiten in de peuteropvang zijn vergelijkbaar met ambitieniveau 2. De peuteropvang heeft daarnaast een kinderopvangfunctie. Op peuterspeelzalen met ambitieniveau 1 staat een beroepskracht met tenminste een opleiding op MBO SPW-3 niveau en een vrijwilliger. Peuterspeelzalen met ambitieniveau 2 en de peuteropvang hebben twee beroepskrachten op een groep staan met tenminste een opleiding op MBO SPW-3 niveau. Voor- en vroegschoolse educatie is bedoeld voor jonge kinderen van circa 2 tot 6 jaar met een (taal)achterstand. VVE programma’s zijn speciaal ontwikkeld voor kinderen met een risico op een taal- en ontwikkelingsachterstand met als doel de kansen op een goede schoolloopbaan voor deze kinderen te vergroten. Voorschoolse educatie moet minimaal 10 uur per week worden aangeboden door een peuterspeelzaal (ambitieniveau 2) en/of kinderdagverblijf/peuteropvang en is bedoeld voor peuters van 2 à 2,5 en 3 jaar. De voorschoolse educatie valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Vroegschoolse educatie gebeurt in basisscholen en is gericht op kinderen in de kleuterklassen. Als gevolg van de bezuinigingen is het aantal plaatsen VVE beperkt. Hierdoor richt het gemeentelijk subsidiebeleid voor voorschoolse educatie zich op kinderen van 2,5 en 3 jaar.
6
VVE richt zich niet alleen op de taalontwikkeling, maar ook op andere ontwikkelingsgebieden. Het gaat om de: - Taalontwikkeling: die wordt gericht gestimuleerd door de beginnende geletterdheid en de woordenschat; - Beginnende rekenvaardigheid, zoals het leren tellen, het meten en de oriëntatie in ruimte en tijd; - Motorische ontwikkeling: het ontwikkelen van grove en fijne motoriek staat hier centraal; - Sociaal-emotionele ontwikkeling: zoals het stimuleren van zelfstandigheid, zelfvertrouwen en samen spelen en werken. De rijksbekostiging van VVE richt zich op kinderen met een leerlinggewicht van 0,3 en 1,21.
1.4.
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk (2) beschrijven we de uitgangspunten om te komen tot een inhoudelijk kader. Het gaat hier om het wettelijk kader, maar ook om landelijke, provinciale en gemeentelijke ontwikkelingen die invloed hebben op het peuterwerk en voorschoolse educatie. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van de huidige situatie. Wie verzorgt er peuterwerk en voorschoolse educatie in onze gemeente, op welke manier en waar? In hoofdstuk 4 beschrijven we wat we willen bereiken. Wat is onze ambitie? In hoofdstuk 5 werken we de ambitie uit in beleidskaders. In hoofdstuk 6 is tot slot het financieel kader opgenomen.
1
Voor het bepalen van het leerlinggewicht wordt gekeken naar het opleidingsniveau van de ouders (of voogd/verzorgers). Hiervoor worden de opleidingen van de ouder(s) in categorieën onderscheiden: In categorie 1 heeft de ouder maximaal basisonderwijs (tot en met het dertiende levensjaar) of (v)so-ZMLK gehad. In categorie 2 heeft de ouder maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg gehad Categorie 3 is overig voortgezet onderwijs of hoger. Het gewicht 0,3 wordt toegekend aan leerlingen van wie beide ouders of de ouder die belast is met de dagelijks verzorging een opleiding uit categorie 2 heeft gehad Het gewicht 1,2 wordt toegekend aan leerlingen van wie één van de ouders een opleiding heeft gehad uit categorie 1 en de ander een opleiding uit categorie 1 of 2. Het gewicht 0 wordt toegekend aan leerlingen van wie één van de ouders of beide ouders een opleiding heeft gehad uit categorie 3.
7
2. Uitgangspunten 2.1.
Wettelijk kader
Peuterwerk is autonoom beleid van de gemeente. Gemeenten hebben geen wettelijke verplichting om peuterspeelzalen in stand te houden of te subsidiëren. Als er peuterspeelzalen in een gemeente aanwezig zijn moeten deze voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKKP) . De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht hierop en heeft deze taak neergelegd bij de GGD. Het toezicht wordt mede gebaseerd op de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen. De gemeente heeft een wettelijke verplichting om zorg te dragen voor een dekkend en voldoende kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie. Het wettelijk kader voor VVE ziet er als volgt uit: - In de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is opgenomen dat gemeenten, samen met de gemeentelijke partners, afspraken moeten maken over VVE-aspecten zoals het bereik, de toeleiding, de VVE-resultaten en de doorgaande lijn; - Op basis van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) houdt de onderwijsinspectie toezicht op de kwaliteit van de voorschoolse educatie. Daarbij toetst de inspectie op de eisen uit de WPO, de WOT, de WKKP en het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse educatie. De inspectie heeft hiervoor een toezichtkader ontwikkeld. De werkinstructie hiervoor is opgenomen in bijlage 2. - In de Wet op de Publieke Gezondheidszorg heeft de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) de taak gekregen om te toetsen of een kind een (risico op een) taalachterstand heeft als gevolg van onvoldoende taalaanbod in de eigen omgeving. De toeleiding maakt vanaf 1 januari 2015 deel uit van het basistakenpakket van de JGZ. Vanaf 1 januari 2015 is de nieuwe Jeugdwet van kracht Het gemeentelijk beleid op preventie en jeugdhulp is volgens de Jeugdwet o.a. gericht op: - Het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; - Het versterken van het opvoedingsklimaat in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; - Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen. Het peuterwerk kan hierin een belangrijke rol spelen.
2.2.
Bestandsopname VVE onderwijsinspectie
De kwaliteit van VVE moet worden verbeterd In 2012 heeft de onderwijsinspectie een landelijke bestandsopname VVE (nulmeting) opgesteld. Uit de bestandsopname blijkt dat op de VVE-locaties wordt voldaan aan de condities om VVE te kunnen geven: de groepsgrootte, het aantal geschoolde leidsters per groep en het aantal dagdelen VVE. Het pedagogisch klimaat op de locaties is uitstekend. De inspectie signaleert echter knelpunten rondom aanbod en toeleiding, ouderbetrokkenheid, interne kwaliteitszorg en de doorgaande lijn van de voorschoolse educatie naar de basisscholen is in heel Nederland vatbaar voor verbetering. In veel gemeenten ontbreken afspraken over de doelen en resultaten van VVE. De resultaten uit de bestandsopname voor de voormalige gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân zijn opgenomen in bijlage 3. De uitkomsten laten hetzelfde beeld zien als het landelijke beeld.
8
In 2013 heeft de inspectie nogmaals een controle uitgevoerd naar het gemeentelijk VVE beleid. Hieruit is naar voren gekomen dat er resultaatafspraken moeten worden gemaakt (voormalig Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân) en het bereik moet worden verbeterd (voldoende plaatsen creëren in voormalig Gaasterlân-Sleat).
2.3.
Landelijke ontwikkelingen
De onderlinge afstemming tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang moet worden geoptimaliseerd. In het Regeerakkoord (Bruggen Slaan, 2012) is daarom opgenomen dat de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang wordt gebracht. Daarnaast heeft het kabinet middelen vrij gemaakt voor het verbeteren van het taalniveau van de pedagogisch medewerkers (vooralsnog alleen voor de G86). In een “Betere basis voor peuters” (december 2013 en een nadere uitwerking in juli 2014) heeft het kabinet zijn toekomstvisie op het stelsel van voorschoolse voorzieningen verder uitgewerkt. Het kabinet wil via de volgende drie wegen inzetten op sterkere harmonisatie van de kwaliteitseisen en financieringsstructuur van voorschoolse voorzieningen: - Om een verdere integratie tussen voorschoolse voorzieningen te stimuleren komt er vanaf 2015 één kwaliteitskader voor voorschoolse voorzieningen; - Daarnaast moet de pedagogische kwaliteit worden versterkt (vanaf 2017). Belangrijkste speerpunten zijn (het volgen van) de ontwikkeling van kinderen en een verbetering van de samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs . Het kabinet ziet een belangrijke rol voor gemeenten om deze samenwerking tot stand te brengen. - Tot slot komt er vanaf 2017 één financieringsstructuur voor werkende ouders. Het Rijk wordt verantwoordelijk voor de kinderopvangtoeslag voor opvang van kinderen van werkende ouders in de kinderopvang en/of een peuterspeelzaal. Het organiseren van een aanbod voor kinderen van alleenverdieners of niet-werkende ouders blijft een verantwoordelijkheid van de gemeente. Als dekking voor de plannen van het Rijk wordt er geld overgeheveld van gemeenten naar het Rijk. Voor onze gemeente gaat het om een structureel bedrag van € 196.584,- (excl. Boarnsterhim). Dit bedrag is bedoeld als dekking voor de kwaliteitsverhoging, maar vooral voor het betalen van de kinderopvangtoeslag voor peuters van tweeverdieners die gebruik maken van een peuterspeelzaal. Bovenstaande overheveling heeft de gemeente De Friese Meren al in de meerjarenbegroting verwerkt. De uitvoering van VVE blijft voor de gemeenten ongewijzigd. Wel komt er in de periode 2016-2020 een nieuwe VVE beleidsperiode. Het schoolgewicht in de Friese Meren is ten opzichte van de vorige beleidsperiode gedaald van 50 naar 35. Uit overleg met de OAB2 brigade blijkt dat de inkomsten voor VVE voor onze gemeente als gevolg daarvan waarschijnlijk zullen dalen naar circa € 140.000,- per jaar. We gaan er van uit dat de kwaliteitseisen voor VVE in de nieuwe beleidsperiode niet wijzigen.
2.4.
Provinciale ontwikkelingen
De provincie wil de positie van het Fries en de meertaligheid bevorderen De provincie wil aan de hand van een meertalig model een doorgaande leerlijn Fries van de peuterspeelzaal/kinderopvang tot en met het academisch onderwijs bevorderen. De provincie streeft
2
onderwijsachterstandenbeleid
9
naar 200 meertalige peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in 2015. De provincie verstrekt in dit kader subsidie aan peuterspeelzaalorganisaties en organisaties voor kinderopvang. Vanaf 1 januari 2015 is het toeleiden naar VVE onderdeel van het basistakenpakket van de JGZ. De JGZ selecteert in alle gemeenten in Fryslân de doelgroepkinderen aan de hand van besproken criteria en leidt ze toe naar VVE programma’s. In bijlage 4 is het toeleidingsproces van de JGZ zoals dat met de gemeenten is afgesproken opgenomen. De JGZ heeft met de gemeenten in Fryslân afgesproken dat we kijken naar een bredere doelgroepdefinitie dan alleen het opleidingsniveau van de ouders. De doelgroepbepaling door de JGZ vindt plaats op basis van een professionele beoordeling van verschillende criteria, te weten: - Opleidingsniveau van de ouders - Stimulerend vermogen van de directe omgeving (analyse voldoende stimulerend taalaanbod, thuistaal, indicatie stevig ouderschap); - Taalniveau van het kind (gebruik score signalering taalachterstand). Overigens is het aan de gemeente om de doelgroep te bepalen. Gemeenten mogen zelf afspraken over de doelgroepdefinitie met de JGZ maken en daarmee afwijken van de op provinciaal niveau gemaakte afspraken.
2.5. Gemeentelijke ontwikkelingen De gemeente De Friese Meren moet bezuinigen. In de laatste bezuinigingsronde heeft de gemeente een onderscheid gemaakt tussen wettelijk verplichte taken en niet wettelijke taken. Het gevolg hiervan is dat het financieel kader leidend is voor het vormgeven van het beleid. Het financieel kader VVE is beperkt tot de rijksbijdrage die wij ontvangen. Naar aanleiding van een motie heeft de gemeenteraad uiteindelijk vanaf 2017 beperkte middelen voor het peuterwerk beschikbaar gesteld. Hieraan zijn echter wel voorwaarden verbonden (o.a. de overgang naar peuteropvang). Hiervoor verwijzen wij u naar het financiële kader in hoofdstuk 6. De gemeente De Friese Meren wil het Fries bevorderen in de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en het onderwijs. “De gemeente wol yn gearwurking mei de organisaasjes de trochgeande learline foar it Frysk fan it pjuttewurk/berneopfang oan’t en mei it fuortset underwiis stimulearre sadat de bern it Frysk goed oanrikt krije.” De gemeente wil preventief jeugdbeleid ontwikkelen dat gericht is op samenwerking met de basisvoorzieningen. Dit is één van de pijlers uit het beleidsplan Jeugdhulp van de Friese Meren. We willen de basisvoorzieningen versterken op het preventieve deel . Bij preventie gaat het vooral om (vroeg)tijdig problemen signaleren. Daarvoor moeten we samenwerken met ouders, kinderen en basisvoorzieningen. De gemeente De Friese Meren ontgroent De totale bevolking van de Friese Meren krimpt niet. Wel neemt het aantal jonge kinderen af. Als gevolg hiervan zien wij een dalend aantal leerlingen op de basisscholen. Vooralsnog zien we het aantal peuters in de peuterspeelzalen/peuteropvang als totaal nog niet dalen (wel in sommige plaatsen). Dit heeft voornamelijk te maken met een verschuiving van de instroom van de kinderdagverblijven naar de peuterspeelzalen/peuteropvang.
10
3. Huidige situatie Dit hoofdstuk geeft een beeld van de huidige situatie. Wie verzorgt er peuterwerk en VVE in onze gemeente, op welke manier en waar?
3.1.
Aanbod in de Friese Meren
De activiteiten peuterwerk en voorschoolse educatie worden in de Friese Meren aangeboden door drie organisaties: in voormalig Lemsterland door Doomijn, in voormalig Gaasterlân-Sleat door de Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat en in voormalig Skarsterlân door SKIK. Deels is daarbij sprake van volledig gesubsidieerde peuterspeelzalen en deels is er sprake van peuteropvang. We hebben peuterspeelzalen in voormalig Lemsterland (deels) en voormalig Gaasterlân-Sleat Tabel 1: Peuterspeelzalen in de Friese Meren per 1 januari 2015 Organisatie Doomijn
Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat
Kern 3 Bantega Echtenerbrug Oosterzee Balk Oudega Bakhuizen Sloten Nijemirdum Oudemirdum Sondel
Ambitieniveau 1 2 1 2 1 1 2 1 1 1
VVE X X
# peuters/dagdelen 5, 2 dagdelen 17, 3 dagdelen 15, 2 dagdelen 83, 10 dagdelen 13, 2 dagdelen 28, 4 dagdelen 21, 3 dagdelen 16, 2 dagdelen 28, 4 dagdelen 16, 2 dagdelen
Huisvesting Dorpshuis Dorpshuis OBS De Wynbrekker Zelfstandige locatie MFC De Skeakel (met basisschool) MFC De Gearte (geen basisschool) PCBS De Klinkert PCBS De Stapstien PCBS De Wâlikker PCBS Op ‘e Terp
Doomijn en de Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat hanteren verschillende ouderbijdragen. De lengte van de dagdelen is bij Doomijn tussen de 2,5 en 3,5 uur en bij de Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat 3 uur. We hebben peuteropvang in voormalig Skarsterlân en deels in voormalig Lemsterland. Tabel 2: Peuteropvang in de Friese Meren per 1 januari 2015 Organisatie Doomijn SKIK
3 4
Kern Lemmer-Betelgeuze Lemmer-Lennastraat Joure-Pikesjelp Joure-Lytse Westermar Joure-Lytse Mattheus Joure-Stuiterbal Joure-Einepykjes Terherne Oudehaske Rotsterhaule Ouwsterhaule Scharsterbrug St. Nicolaasga Langweer 5 Vegelingsoord
VVE X X X X X X X X X X X
# peuters/dagdelen 64, 10 dagdelen 26, 7 dagdelen 55, 8 dagdelen 14, 2 dagdelen 28, 4 dagdelen 43, 6 dagdelen 8, 2 dagdelen 11, 3 dagdelen 30, 4 dagdelen 15, 4 dagdelen 22, 4 dagdelen 18, 3 dagdelen 50, 8 dagdelen 8, 2 dagdelen 6, 2 dagdelen
Huisvesting KDV Betelgeuze 4 OBS De Dam Brede school Joure Zuid OBS Westermarskoalle RKBS Mattheus KDV/BSO SISA Zelfstandige locatie Dorpshuis OBS It Haskerplak OBS De Schakel OBS Trijegeaster Honk OBS De Brêge Bibliotheek IKC Langweer OBS De Stobbestjelp
Deze peuterspeelzaal sluit per nieuwe schooljaar i.v.m. te weinig peuters Op het moment dat MFA Lemstervaart gereed is verhuist peuteropvang de Schokker naar dit MFA
11
In de peuteropvang bieden de organisaties naast regulier peuterwerk ook deels voorschoolse educatie aan. Doomijn en SKIK hebben hun ouderbijdragen in de peuteropvang op elkaar afgestemd. De lengte van de dagdelen varieert tussen de 2,5 en 3,5 uur voor Doomijn en tussen de 2,75 uur en 3,5 uur voor SKIK. De peuterspeelzalen en locaties peuteropvang hebben allemaal een pedagogische doorgaande lijn naar het basisonderwijs Daarbij is deels sprake van een warme overdracht (minimaal met een pedagogisch medewerker van de peuterspeelzaal/peuteropvang en de leerkracht groep 1) en deels sprake van een overdracht van gegevens van de peuter via een formulier. Alle peuterspeelzalen en locaties voor peuteropvang werken met een peuterprogramma dat aansluit bij het basisonderwijs. Met uitzondering van de peuteropvang/peuterspeelzalen in voormalig Lemsterland zijn alle locaties gecertificeerd tweetalig (door de SFBO).
3.2.
Voorschoolse educatie in de Friese Meren
De voormalige gemeenten Lemsterland, Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân werkten met verschillende doelgroepdefinities Skarsterlân had de meest brede doelgroepdefinitie. Ook kinderen met een moeilijke thuissituatie werden in deze gemeente toegeleid naar een VVE plaats. Ook Lemsterland had een bredere doelgroep dan de wettelijke (de huidige definitie JGZ). In Gaasterlân-Sleat was er geen doelgroepdefinitie. Deze gemeente kreeg onvoldoende middelen van het Rijk om VVE plaatsen te kunnen realiseren. De gemeente investeerde de VVE middelen daarom in programma’s, leermaterialen en de opleiding van de pedagogisch medewerkers. Vanaf 1 januari 2015 is voor alle locaties in de hele gemeente de provinciale doelgroep van toepassing. De gemeente ontvangt tot 1 januari 2016 in totaal circa € 160.000,- per jaar voor voorschoolse educatie voor 50 kinderen met een leerlinggewicht: Tabel 3: Aantal gewichtenkinderen en budget VVE Gemeente Aantal gewichtenkinderen Gaasterlân-Sleat 3 Lemsterland 31 Skarsterlân 16 Totaal 50
Budget € 9.545,€ 98.635,€ 50.908,€ 159.088,-
Ter vergelijking: de gemeente Skarsterlân realiseerde jaarlijks circa 40 plaatsen voor VVE en had hiervoor inclusief de rijksbijdrage een budget van circa € 130.000,--. De gemeente Lemsterland realiseerde van het rijksbudget jaarlijks 24 plaatsen (maar had een jaarlijks budget voor scholing). Vanaf augustus 2013 hebben we in Balk ook 5 tot 6 plaatsen gerealiseerd. Tot 1 januari 2015 konden er in de gemeente totaal 69 doelgroepkinderen worden opgevangen. Vanaf 1 januari geldt een afbouwregeling. De voormalige gemeenten hebben de pedagogisch medewerkers op alle locaties opgeleid voor VVE.
5
Deze peuterspeelzaal is gezien het geringe aantal peuters niet gesubsidieerd. Alle peuters hebben ouders die tweeverdiener zijn.
12
Alle locaties voorschoolse educatie werken samen met het basisonderwijs. Pedagogisch is er een doorgaande lijn met het basisonderwijs. In het kader van VVE vindt er altijd een warme overdracht plaats. Alle locaties beschikken daarnaast over een VVE programma dat aansluit op een programma in het basisonderwijs (Uk en Puk, Piramide en Puk en Co). Zowel de Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat als SKIK vangen doelgroepkinderen deels op in de reguliere peuteropvang/peuterspeelzaalgroepen (gemengde groepen). Doomijn heeft tot halverwege 2015 in Lemmer nog geen gemengde groepen. Dit is vanaf het schooljaar 2015/2016 wel het geval. Het voordeel van gemengde groepen is dat de doelgroepkinderen zich aan andere kinderen kunnen optrekken.
13
4. Wat willen we bereiken? In dit hoofdstuk geven we aan wat we willen bereiken met het peuterwerk en de voorschoolse educatie.
4.1.
Ambitie peuterwerk
Kwaliteit staat voorop en niet de kwantiteit Wij hebben een voorkeur voor het aanbieden van peuterwerk aan twee- tot vierjarige kinderen, maar binnen het financieel kader hebben we gekozen voor beleid dat zich richt op een aanbod voor peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar6. Daarbij staat de kwaliteit van het peuterwerk voorop en niet de kwantiteit. Om ieder kind te laten profiteren van het peuterwerk en de voorschoolse educatie willen we daar waar mogelijk, naar integratie met de kinderopvang. Om in te spelen op het dalend aantal jonge kinderen in de gemeente en tegelijkertijd de kwaliteit van het peuterwerk te behouden willen we opschalen met het basisonderwijs: we willen de samenwerking met het basisonderwijs versterken in grotere gecombineerde voorzieningen, bij voorkeur in integrale kindcentra. Het peuterwerk blijft te allen tijde neutraal en algemeen toegankelijk. We willen de preventieve taak van het peuterwerk versterken Het peuterwerk is een plek waar knelpunten in de ontwikkeling van jeugdigen snel gesignaleerd en aangepakt kunnen worden. Het vervult een belangrijke rol in de preventieve taak zoals omschreven in de Jeugdwet (vindplaats, vroegsignalering, lichte opvoedondersteuning). Deze taak willen we versterken. We sette yn op twataliche pjutteboartersplakken yn de hiele gemeente. Yn twataliche pjutteboartersplakken ha beide talen in fêst plak yn it oanbod, sadat bern beide talen better leare te skieden. Uteinlik komt dit de taalûntwikkeling fan beide groepen bern ten goede. Op dit stuit binnen alle pjutteboartersplakken yn it eardere Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân twatalich. Dit wurdt útwreide nei it eardere Lemsterland.
4.2.
Ambitie VVE
Bij voorschoolse educatie richten we ons op de wettelijke doelgroep In verband met de bezuinigingen zal VVE zich beperken tot peuters vanaf 2,5 jaar met ouders met een laag opleidingsniveau (leerlinggewicht 0,3 of 1,2). Dit betekent dat we minder peuters een VVEplaats kunnen aanbieden. We realiseren ons dat we daarmee de preventieve taak die VVE heeft verzwakken, maar gezien het budget hebben we geen andere keus. Binnen deze kaders ligt het accent op verdere verbetering van de kwaliteit. Onze doelstelling is om ons maximaal in te spannen om alle doelgroepkinderen te bereiken. We willen toe naar een nog betere toeleiding, om er zo nog zekerder van te zijn dat peuters die extra taalondersteuning nodig hebben in het juiste traject komen. Er zal extra nadruk komen te liggen op kwaliteit, taal, ouderbetrokkenheid en de samenwerking met scholen. 6
Voor de kostenbesparing die dit oplevert verwijzen wij u naar het financieel kader in hoofdstuk 6. Door de overgang op peuteropvang (zie volgende hoofdstuk) subsidieert de gemeente alleen peuters met ouders die geen tweeverdiener zijn. Het financieel kader is dus alleen op deze groep peuters gericht. Het aanbod vanaf 2,5 jaar geldt daarom alleen voor deze peuters. Peuters in de leeftijd van 2-2,5 jaar met ouders die tweeverdiener zijn kunnen wel al op deze leeftijd gebruik maken van de peuteropvang als de organisaties voor peuterwerk dit aanbieden.
14
5. Wat gaan we daar voor doen? In dit hoofdstuk komen we op grond van de noodzaak tot harmonisatie, onze ambitie en de in hoofdstuk 2 beschreven uitgangspunten tot beleidskaders voor het peuterwerk en VVE. Deze beleidskaders zullen we samen met de organisaties voor peuterwerk en deels met de schoolbesturen uitvoeren.
5.1. Beleidskader bezuinigingen VVE Bij VVE richten we ons op onze wettelijke taken en tot die taken waarvoor we van het Rijk inkomsten ontvangen. Dit heeft consequenties voor de doelgroepdefinitie en het aanbod voor voorschoolse educatie. Onze doelgroepdefinitie voor voorschoolse educatie gaat daarom uit van een peuter in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar met een leerlinggewicht van 0,3 of 1,2 (ouders met een laag opleidingsniveau). Dit betekent dat er nieuwe afspraken met de JGZ moeten worden gemaakt over deze doelgroepdefinitie en de toeleiding van deze kinderen naar een VVE plaats. We realiseren een aanbod van 35 plaatsen voor voorschoolse educatie vanaf 2017 Het toepassen van deze doelgroepdefinitie betekent dat we vanaf 2016 op basis van de telling van oktober 2013 een aanbod moeten realiseren van 35 plaatsen. Dit is 75% van het aantal kleuters met een leerlinggewicht op de teldatum 1 oktober 2013. In 2016 hebben we echter nog een deel van het budget van de brede doelgroep van voormalig Skarsterlân en zitten we nog in de afbouwperiode in verband met de bezuinigingen. Vandaar dat we het aanbod van 35 plaatsen vanaf 2017 realiseren. Voor peuters met ouders die tweeverdiener zijn, bekostigen we maximaal vijf uur voorschoolse educatie per week Voor deze vijf uur betalen tweeverdieners dezelfde ouderbijdrage als (g)eenverdieners (de helft van de bijdrage voor tien uur). Voor de overige vijf uur VVE kunnen tweeverdieners kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Landelijk heeft ongeveer 25% van de peuters ouders die tweeverdiener zijn. Voor ons komt dat neer op 8-9 plaatsen. Hiervan betalen we de helft niet. Dit betekent dat we jaarlijks een budget voor ongeveer vier plaatsen overhouden. We kiezen ervoor om dit budget in te zetten op kwaliteit (ouderbetrokkenheid, opleiding etc.). Voor het overige deel verwijzen wij u naar het financiële kader (hoofdstuk 6)
5.2. Beleidskader Kwaliteit We willen naar een verdere (bij voorkeur volledige) integratie met de kinderopvang en willen daarom dat het volledige peuterspeelzaalwerk per 1 augustus 2016 is omgevormd tot peuteropvang In lijn met de plannen van het Rijk willen we de kwaliteit van het peuterwerk en de voor- en vroegschoolse educatie verhogen. Daarnaast willen we alle doelgroepkinderen bereiken die voorschoolse educatie nodig hebben. Om die reden willen we, daar waar mogelijk, naar een verdere integratie met de kinderopvang en gaan we per augustus 2016 volledig over op de peuteropvang. De kwaliteit van een voorschoolse voorziening wordt voornamelijk bepaald door de kwaliteit van de beroepskracht. Met de overgang op peuteropvang wordt er op alle groepen alleen met beroepskrachten met minimaal opleidingsniveau SPW-3 (of een equivalent daarvan) gewerkt. Op dit moment werken de ambitieniveau 1 peuterspeelzalen nog met een beroepskracht en een vrijwilliger.
15
We willen bij voorkeur, daar waar mogelijk, de groepen in de peuteropvang en kinderdagopvang combineren, zodat ook kinderen in de kinderdagopvang gebruik kunnen maken van het peuterprogramma of de voorschoolse educatie in de peuteropvang. Daarnaast is dit zowel voor de kinderdagopvang als de peuteropvang kostenbesparend. Uiteindelijk zou dit tot een volledige integratie met de kinderopvang moeten leiden (op de plaatsen waar dat mogelijk is). We willen dat alle door de inspectie te controleren indicatoren VVE een drie (voldoende) scoren Hiervoor zal een convenant worden afgesloten met de schoolbesturen in het basisonderwijs, de organisaties voor peuteropvang, de JGZ en eventueel andere gemeentelijke partners. Dit convenant is uiterlijk 1 augustus 2017 gesloten. Alle locaties voor peuteropvang worden tweetalig We willen zowel de taalontwikkeling als de Friese taal bevorderen. Om die reden willen we dat alle peuteropvanglocaties tweetalig worden. In een groot deel van de gemeente is dat al zo. Alleen in voormalig Lemsterland zijn de locaties nog niet tweetalig. Doomijn is dit traject al in gegaan. Zij ontvangen hiervoor subsidie van de provincie.
5.3. Beleidskader Samenwerking Om te komen tot één aanpak voor de peuteropvang en de VVE in de gemeente De Friese Meren gaan de huidige aanbieders samenwerken In het kader van de harmonisatie van het beleid peuterspeelzaalwerk en VVE willen we komen tot één aanpak voor De Friese Meren: voor ieder (doelgroep)kind is het uitgangspunt hetzelfde. Peuters krijgen dezelfde kans, dezelfde aanpak en voor ouders zijn de kosten gelijk. De tarieven en ouderbijdragen voor een peuterplaats zijn per 1 januari 2016 geharmoniseerd voor VVE en per 1 januari 2017 geharmoniseerd voor de peuteropvang (zie ook financieel kader). Het is van belang dat we voorschoolse educatie daar inzetten waar het nodig is (kind nabij). We gaan daarom de kindplaatsen voor voorschoolse educatie inkopen bij één samenwerkende organisatie, zodat de VVE plaatsen kunnen worden verdeeld op volgorde van toeleiding door de JGZ. Het mag niet zo zijn dat een doelgroepkind uit voormalig Gaasterlân-Sleat op de wachtlijst komt te staan, omdat daar geen ingekochte plaatsen meer zijn, terwijl in voormalig Skarsterlân of Lemsterland ingekochte plaatsen niet bezet zijn. Vanaf 1 januari 2016 verstrekken we nog één subsidie voor VVE aan de samenwerkende organisaties (Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat, SKIK en Doomijn). De subsidie-aanvraag voor 2016 moet voor 1 oktober 2015 bij ons worden ingediend. Vanaf 1 januari 2017 verstrekken we nog één subsidie voor het peuterwerk in de peuteropvang aan deze zelfde samenwerkende organisaties (subsidie-aanvraag voor 2017 indienen voor 1 oktober 2016). We willen de samenwerking tussen de peuteropvang en het basisonderwijs versterken Kwalitatief goede peuteropvang en voorschoolse educatie zijn een belangrijke basis voor een goede start in het basisonderwijs. Daarbij is het echter wel van belang dat er een goede doorgaande lijn en overdracht is van de peuteropvang naar het basisonderwijs. Daarom willen we de samenwerking tussen de peuteropvang en het basisonderwijs versterken: 1.
We zijn voorstander van het onderbrengen van de peuteropvang in een integraal kindcentrum. Daarbij is een gezamenlijke pedagogische visie van de peuteropvang, basisonderwijs (en eventueel andere partners) van belang. Het IKC biedt mogelijkheden voor VVE door de nauwe samenwerking met het onderwijs en mogelijkheden voor integratie met de kinderopvang en 16
daarnaast het aanbieden van dagarrangementen. De visie van het IKC is afhankelijk van de vraag en welke partners deelnemen. Het daadwerkelijk omzetten van het IKC in een gezamenlijk gebouw is afhankelijk van de financiële draagkracht van de gemeente. In dit kader zal het beleid peuterwerk optrekken met het onderwijs in het integraal huisvestingsplan. 2.
We willen de peuteropvang zoveel mogelijk huisvesten in schoolgebouwen Om de samenwerking met het basisonderwijs te versterken willen we in principe alle peuteropvang huisvesten in leegstaande lokalen in schoolgebouwen (tenzij dat integratie met de kinderopvang in de weg staat). De gemeente brengt hiervoor geen kosten in rekening.
3.
Daar waar al samenwerking of huisvesting is in één gebouw is, willen we driejarige peuters al deels mee laten draaien met vierjarige kleuters in het basisonderwijs We gaan samen met de gesubsidieerde organisaties voor peuterwerk en schoolbesturen voor basisonderwijs onderzoeken of dit mogelijk is. Hiervoor wachten we eerst de aanbevelingen uit de landelijke pilot af.
5.4. Beleidskader spreiding We willen toewerken naar opschaling met het basisonderwijs De reden hiervoor is dat het aantal jonge kinderen in onze gemeente afneemt en we de kwaliteit van de peuteropvang (en voorschoolse educatie) willen behouden. Voor de opschaling zullen we optrekken met het basisonderwijs. Opschaling kost echter tijd. Vooralsnog gaan we daarom uit van het bestaande aanbod, met als voorwaarde dat peuterspeelzalen moeten voldoen aan een minimum kwaliteitsnorm per locatie van 8 peuters voor de kleinere kernen of 16 peuters voor de grotere kernen (Lemmer, Balk, Joure, St. Nicolaasga, Oudehaske). Om versnippering tegen te gaan subsidiëren we geen nieuwe peuteropvanglocaties, mits: - er sprake is van opschaling, - de nieuwe locatie nu en op termijn (10 jaar) uit minimaal 16 peuters bestaat, - bestaande locaties daardoor niet onder de kwaliteitsnorm komen, - de locatie binnen het beschikbare subsidiebudget kan worden gefinancierd. Hiervoor hebben we de volgende overwegingen: - Spreiding is maatwerk en mede afhankelijk van de sociaal-economische achtergrond van ouders. Bij vermindering van het aantal peuterspeelzalen, zullen de meest kwetsbare kinderen als eerste afhaken. Dit zijn juist de kinderen die je graag wel voor de peuteropvang/peuterwerk wilt behouden. - Het is van belang om te weten wat het onderwijs gaat doen. Waar zitten de scholen straks? Als de scholen opschalen, kun je de peuterspeelzalen mee opschalen. Je verliest dan minder snel peuters. Op het moment van opschalen is het streven om te komen tot peuterspeelzalen met minimaal 16 kinderen. De samenwerkende organisaties zorgen voor voldoende spreiding van de peuteropvanglocaties over de gemeente Om de peuteropvang bereikbaar en toegankelijk te houden blijft het minimaal in de volgende kernen/regio’s bestaan: - Lemmer - 1 in de regio Oosterzee/Echtenerbrug/Bantega - Balk - Bakhuizen - 1 in de regio Sloten/Sondel/Nijemirdum/Oudemirdum 17
-
Joure 1 in de regio Oudehaske/Rotsterhaule/Ouwsterhaule St. Nicolaasga
De samenwerkende organisaties zorgen voor voldoende spreiding van locaties voor voorschoolse educatie over de gemeente Een VVE locatie is dusdanig groot dat er minimaal voor één (gemengde) groep, 10 uur VVE per week verzorgd kan worden. Op basis van de wetgeving mag een peuter het programma VVE niet verspreid over twee locaties volgen. Om een voldoende dekkend aanbod voor voorschoolse educatie te garanderen, blijven er minimaal peuteropvanglocaties die voorschoolse educatie aanbieden in de volgende kernen/regio’s: - Lemmer - 1 in de regio Oosterzee/Echtenerbrug/Bantega - Balk - Bakhuizen (vanaf 1 augustus 2016) - Joure - 1 in de regio Oudehaske/Ouwsterhaule/Rotsterhaule - St. Nicolaasga
5.1.
Beleidskader preventie
We willen de preventieve taak van het peuterwerk versterken. Om die reden vragen wij de samenwerkende organisaties gebruik te maken van de verwijsindex en preventief te signaleren. Indien nodig nemen zij de matchregie op zich. De gemeente ontwikkelt samen met de basisvoorzieningen, waaronder het peuterwerk, preventief jeugdbeleid.
18
6. Financieel kader 6.1.
Financieel kader peuterwerk
Het financieel kader peuterwerk is € 240.000,- vanaf 2017 en hebben gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 1. We subsidiëren vanaf 1 juli 2016 (afbouwregeling) peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, die ouders hebben die geen tweeverdiener zijn. We gaan er van uit dat 35% van de ouders geen tweeverdiener is. Deze ouders betalen een ouderbijdrage. Tweeverdieners vragen kinderopvangtoeslag aan bij de Belastingdienst. 2. De samenwerkende organisaties krijgen jaarlijks maximaal € 240.000,-- aan subsidie. Zij krijgen daarvoor de volgende taakstelling: a. De samenwerkende organisaties voor peuterwerk bereiken minimaal 68% van de peuters; In 2017 komt dat overeen met circa 160 peuters; b. Het tarief en de ouderbijdrage is in de hele De Friese Meren hetzelfde; c. Over het tarief en ouderbijdrage vindt bij iedere subsidie aanvraag overleg plaats met de gemeente; 3. Voor door de gemeente gesubsidieerde plaatsen van (g)eenverdieners wordt minimaal de ouderbijdrage uit de VNG-tabel toegepast (zie bijlage 6). 4. De gemeente verstrekt geen huursubsidie meer. De huursubsidie is verwerkt in het tarief per kindplaats; 5. Het subsidieplafond is jaarlijks € 240.000,-. Er vindt geen indexering of prijs- en looncompensatie meer plaats.
6.2.
Financieel kader voorschoolse educatie
Het financieel kader voor voorschoolse educatie is vanaf 2017 gelijk aan de rijksbijdrage en is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 1. Op basis van het aantal gewichtenkinderen in de gemeente hebben we vanaf 1 januari 2017 een aanbod van 35 kindplaatsen voorschoolse educatie. In 2015 en 2016 hebben we nog gedeeltelijk budget in verband met de brede doelgroep voor voormalig Skarsterlân. Het aantal plaatsen wordt daarmee afgebouwd van 69 in 2015 naar 35 in 2017. 2. We bekostigen vanaf 1 juli 2016 (afbouwregeling) doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar onder de volgende voorwaarden: a. Voor peuters die ouders hebben die geen tweeverdiener zijn bekostigen we maximaal 10 uur voorschoolse educatie per week. Deze ouders betalen hiervoor een ouderbijdrage. b. We bekostigen voor peuters met ouders die tweeverdiener zijn, maximaal vijf uur voorschoolse educatie per week. Voor deze vijf uur betalen tweeverdieners dezelfde ouderbijdrage als (g)eenverdieners (de helft van het bedrag voor tien uur). Voor de andere vijf uur vragen tweeverdieners kinderopvangtoeslag aan bij de Belastingdienst; c. Tot 1 januari 2017 geldt regeling 2b alleen voor nieuw te plaatsen peuters. 3. De samenwerkende organisaties bepalen zelf het tarief. Zij krijgen hiervoor de volgende taakstelling: a. Het tarief en de ouderbijdrage is in de hele Friese Meren hetzelfde; b. Over het tarief en ouderbijdrage vindt bij iedere subsidie aanvraag overleg plaats met de gemeente; c. Voor door de gemeente gesubsidieerde plaatsen wordt de ouderbijdrage volgens het laagste inkomenstarief uit de VNG-tabel toegepast. 4. De gemeente verstrekt geen huursubsidie meer. De huursubsidie is verwerkt in het tarief per kindplaats; 5. Het subsidieplafond is jaarlijks de rijksbijdrage voor voorschoolse educatie. Er vindt geen indexering of prijs- en looncompensatie meer plaats. 19
6.3 Consequenties van het financieel kader (bezuinigingen) De overgang op peuteropvang in de hele gemeente De Friese Meren levert, samen met het beperken van de instroomleeftijd naar 2,5 jaar voor het gesubsidieerde peuterwerk, een structurele besparing op van circa € 220.000,- (ten opzichte van het huidige budget voor peuterspeelzaalwerk). De besparing op VVE is € 80.000,- per jaar. Jaarlijks kan 35% van de 2-2,5-jarige peuters (circa 80 peuters) geen gebruik meer maken van een gesubsidieerde peuterplaats. Dit is een gevolg van het beperken van de subsidie tot 2,5 tot vierjarige peuters in het gesubsidieerde peuterwerk. Het treft daarmee peuters van ouders die geen tweeverdiener zijn. Als gevolg hiervan kunnen peuters in de leeftijd van 2-2,5 jaar met ouders die geen tweeverdiener zijn niet meer gebruik maken van een gesubsidieerde plek in het peuterwerk. Dit levert een besparing op van € 120.000,- tot € 140.000,- per jaar. 7 Hierbij maken we de kanttekening dat in voormalig Lemsterland en Skarsterlân peuters vanaf twee jaar weliswaar worden toegelaten, maar dat peuters in de praktijk meestal vanaf 2,5 jaar starten op de peuteropvang of in de peuterspeelzaal. In voormalig Gaasterlân-Sleat starten vrijwel alle peuters vanaf 2 jaar. Peuters in de leeftijd van 2-2,5 jaar met ouders die tweeverdiener zijn kunnen wel allemaal gebruik maken van een plaats in de peuteropvang. Hun ouders kunnen daarvoor kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Jaarlijks kan 32% van de peuters in de leeftijd van 2,5-4 jaar met ouders die geen tweeverdiener zijn (circa 80 peuters) geen gebruik maken van een gesubsidieerde peuterplaats. Dit levert een toekomstige besparing op van € 120.000,- tot € 140.000, per jaar-8. Bovenstaande is een gevolg van het beperken van het financieel kader tot de huidige instroom (68%). Het treft peuters van ouders die geen tweeverdiener zijn. Kanttekening hierbij is wel dat deze peuters ook nu niet gebruik maken van het peuterwerk (maar ook niet van de kinderopvang of gastouders). Peuters in de leeftijd van 2,5-4 jaar met ouders die tweeverdiener zijn kunnen wel allemaal gebruik maken van de peuteropvang. Hun ouders kunnen daarvoor kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Het aantal peuters dat gebruik kan maken van een VVE plaats daalt van 69 naar 35. Dit levert een besparing op van € 80.000,- per jaar. Dit is een gevolg van het beperken van het budget tot het rijksbudget. De besparing is het budget dat voormalig Skarsterlân beschikbaar had gesteld voor de zogenaamde “brede”doelgroep. Doordat we werkende ouders vragen de eerste vijf uur voorschoolse educatie zelf te betalen en hiervoor kinderopvangtoeslag aan te vragen bij de Belastingdienst kunnen we eventueel 4 extra plaatsen creëren. Vooralsnog hebben we er echter voor gekozen om het budget (circa € 16.000,- per 7
2017 zijn er circa 466 tweejarige peuters. Bij benadering is hiervan de helft in de leeftijd 2-2,5 jaar. Hiervan heeft circa 35% ouders die geen tweeverdiener zijn. De laagste besparing is gebaseerd op het hoogste jaartarief voor een peuter in De Friese Meren nu minus de gemiddelde ouderbijdrage voor De Friese Meren. De hoogste besparing is gebaseerd op het VNG tarief minus de gemiddelde ouderbijdrage in De Friese Meren. 8 In 2017 zijn er circa 730 2,5-4 jarige peuters. Hiervan heeft circa 35% ouders die geen tweeverdiener zijn. Daarvan komt 32% niet in aanmerking voor een plaats als gevolg van het beperken van het financieel kader op 68% instroom.
20
jaar) dat we als gevolg hiervan overhouden te investeren in de kwaliteit van VVE plaatsen, dat wil zeggen opleiding, ouderbetrokkenheid etc. We bereiken niet alle kinderen met een taalachterstand Omdat we ons bij de uitvoering van de voorschoolse educatie moeten beperkten tot het rijksbudget, hebben we er voor gekozen om ook de doelgroepdefinitie te beperken tot datgeen waarvoor we bekostiging ontvangen, namelijk tot kinderen met ouders met een laag opleidingsniveau. Deze kinderen hoeven echter niet automatisch een taalachterstand te hebben, net zoals kinderen van ouders met een ho(o)g(er) opleidingsniveau wel een taalachterstand kunnen hebben. Doordat er nu een bredere doelgroepdefinitie wordt gehanteerd, hebben deze kinderen op dit moment wel de mogelijkheid om gebruik te maken van een VVE-plaats. Voor VVE richten we ons alleen op die taken waarvoor we rijksbekostiging ontvangen Dit betekent dat we bijvoorbeeld nog niet aan de slag gaan met het verhogen van het taalniveau van de leidsters of andere maatregelen die in de G37 of G86 wel al worden uitgevoerd, maar waarvoor wij op dit moment nog geen middelen ontvangen. Zodra wij rijksbekostiging hiervoor ontvangen, gaan we hiermee aan de slag.
21
Bijlage 1: Verslag bijeenkomst 23 juni 2014 (flip over) met organisaties peuterwerk DFM Aanwezig: Titie de Vries Hella Brandt Ineke Fennema Simone Boxma Jitske Mulder Richard Nijholt Kirsty Koldijk Japke Kornelis
(Doomijn); (Doomijn); (SKIK); (SKIK); (Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat); (Stichting Peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat); (Gemeente De Friese Meren); (Gemeente De Friese Meren).
Onderwerp: voorbereiding kadernota 1. Waarom peuterspeelzaalwerk? a. Regulier peuterspeelzaalwerk Toegankelijk voor iedere peuter De peuterspeelzaal is een neutrale voor iedere peuter toegankelijke voorziening. Het is van belang dat deze voorziening voor ouders betaalbaar blijft. Op de peuterspeelzaal is iedere peuter gelijkwaardig en heeft iedere peuter recht op dezelfde ontwikkelingskansen, ongeacht de culturele achtergrond, sekse, gezondheid of beperking. Doordat de peuterspeelzaal toegankelijk is voor iedere peuter is het een belangrijke vindplaats in het Sociaal Domein. Plezier hebben/ontmoetingsplek Om plezier te hebben, te spelen met andere kinderen en spelenderwijs te leren (zie volgende punten); Ontwikkelingsstimulering, sociale ontwikkeling. Daarbij heeft iedere peuter recht op dezelfde ontwikkelingskansen, ongeacht culturele achtergrond, sekse, gezondheid of beperking. De peuterspeelzaal legt de basis voor kinderen om uit te groeien tot evenwichtige volwassenen (eigenwaarde, zelfredzaam, verantwoordelijk). Op de peuterspeelzaal is er oog voor het individuele kind en de groep. Ontmoetingsplek voor ouders De peuterspeelzaal heeft nauwe contacten met de ouders en daardoor een goed beeld van het kind en de thuissituatie. De peuterspeelzaal biedt lichte opvoedingsondersteuning aan ouders (beantwoording van vragen door de leidsters). Daarnaast kunnen ouders er ervaringen en kennis onderling uitwisselen. Toeleiding naar de basisschool De peuterspeelzaal is een goede voorbereiding op de basisschool. Er is een doorgaande lijn van de peuterspeelzaal naar de basisschool. . Ervaringen in het peuterspeelzaalwerk worden gedeeld met de school. Bij voorkeur een warme overdracht naar de school. Hierdoor kan een peuter zo soepel mogelijk instromen in het basisonderwijs.
22
Schakel in de keten van het jeugdwerk/jeugdzorg In het kader van vroegsignalering en preventie (lichte opvoedondersteuning, ervaringen uitwisselen ouders, doorverwijzing indien nodig) is het peuterspeelzaalwerk een belangrijke basisvoorziening in het sociaal domein. b. VVE VVE is primair bedoeld om kinderen met een taalachterstand te begeleiden, om zo de achterstand te minimaliseren of in te halen, zodat kinderen soepel kunnen instromen in het basisonderwijs. Kinderen met een VVE indicatie zitten bij voorkeur in een groep met kinderen zonder VVE indicatie (gemengde groep) zodat kinderen van elkaar kunnen leren. Door het voorkomen van achterstanden levert VVE een kostenbesparing op, doordat doorverwijzing naar het speciaal (basis) onderwijs zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bij VVE is er een doorgaande lijn richting zorg en basisschool. Doelstelling is een warme overdracht naar het basisonderwijs. De pedagogisch medewerkers zijn specifiek opgeleid om VVE te verzorgen (bekwaam personeel, goede pedagogische basis). SKIK werkt met alert 4 you. Kinderen met een achterstand (brede doelgroep) krijgen extra ondersteuning vanuit het MOD. Instroom VVE: vanaf 2 jaar. Het is afhankelijk van het kind of het gelijk de volledige 10 uur meedraait of niet. Vanaf 3 jaar is volledig meedraaien verplicht. Het is van belang dat er aansluiting is tussen het VVE programma op de peuterspeelzaal en het VVE programma thuis. 2. Relatie tot het Sociaal Domein De peuterspeelzaal is een belangrijke (onmisbare) basisvoorziening in het Sociaal Domein. Het is de eerste schakel in de keten, het voorportaal. Daarbij gaat een groot deel van de peuters naar de peuterspeelzaal (alle peuters doen mee). Het is daarmee een belangrijke vindplaats voor 2-4 jarige kinderen. Het peuterspeelzaalwerk vervult een preventieve functie in de zorg en werkt daarmee op lange termijn kostenbesparend door: Lichte opvoedondersteuning voor ouders (ouders zijn langer zelfredzaam, participatiemaatschappij); Ontmoetingsplaats voor ouders: ouders kunnen kennis en ervaringen uitwisselen; (vroeg)signalering op de werkvloer, waardoor als het nodig is al op jonge leeftijd kan worden doorverwezen. Om de pedagogische basis te versterken is het voor het peuterspeelzaalwerk zelf ook van belang om samen te werken met de jeugdzorg. Voorbeelden: alert4you (begeleiding vanuit het MOD), coach, handelingsplannen. 3. Doorkijkje IKC Een integraal kindcentrum heeft één pedagogische visie, één team, wordt aangestuurd door één directeur en is in één gebouw gehuisvest. Dit in tegenstelling tot een brede school. Een brede school is een samenwerkingsverband. Een brede school kan één pedagogische visie hebben (is zeer gewenst), de verschillende samenwerkingspartijen worden ieder door hun eigen bestuur/directeur aangestuurd en een brede school hoeft niet in één gebouw gehuisvest te zijn.
23
Belangrijk om van te voren te verkennen: - Wat is ons doel, - Waar willen we komen - En hoe willen we samenwerken. Het IKC is de toekomst, meedoen met landelijke ontwikkelingen. Belangrijk in het IKC is de samenwerking met het onderwijs en andere partners. Een goede overdracht en doorgaande lijn van de peuterspeelzaal naar het onderwijs (en eventueel andere partners). Biedt mogelijkheden voor VVE. Het aanbieden van dag arrangementen. De visie van het IKC is afhankelijk van de vraag en welke partners deelnemen. Vragen: - Is het IKC het antwoord op krimp (KK: dit is niet primair de reden om tot een IKC te komen, gaat om de inhoudelijke pedagogische visie); - Is een IKC financieel aantrekkelijk? (waarschijnlijk niet, hoge huurkosten) 4. Spreiding en bereikbaarheid Belangrijkste conclusies: - Bij spreiding en bereikbaarheid moet er sprake zijn van maatwerk. Dit is mede afhankelijk van de sociaal economische achtergrond van de ouders. - Er is een mogelijk risico voor de bereikbaarheid van alle Vve kinderen. - Er zal afstemming moeten zijn met onderwijs. Waar zitten de scholen straks. Peuterspeelzalen bij de scholen huisvesten; - Spreiding betekent niet per definitie een kostenbesparing, omdat je een extra dagdeel moet huren (maar daar staat tegenover dat je misschien wel twee kleine peuterspeelzalen op kan laten gaan in 1 groep op een grotere peuterspeelzaal. Dan is er wel sprake van kostenbesparing, omdat je niet één dagdeel hoeft te huren). Vragen: - Minimum aantal peuters van een peuterspeelzaal zal van invloed zijn op de spreiding. De vraag is of je alle ouders bereikt? - Wie bepaalt de spreiding: de stichting of de gemeente? - Wat is de maximale afstand en reistijd die nog acceptabel is? - Wat is de visie van de gemeente: bij iedere school een peuterspeelzaal? 5. -
Kwaliteit in plaats van kwantiteit Kwaliteit is de hoofdzaak. Een te kleine peuterspeelzaal gaat ten koste van de kwaliteit. De groepsdynamiek en leren van elkaar is beter bij een peuterspeelzaal die groter is dan 7 kinderen. Een peuterspeelzaal (groep) van meer dan 7 kinderen heeft twee leidsters en biedt daardoor meer kwaliteit (4 ogen principe). Kwaliteit heeft een directe relatie met bereikbaarheid (alle kinderen dezelfde startkans). Het taalniveau van de leidsters en de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers is van groot belang voor een kwalitatief goede peuterspeelzaal.
Efficiency en kostenbeheersing (grotere kwalitatief betere peuterspeelzalen). Dit is overigens afhankelijk van de huurkosten.
24
Vragen: - Wat verstaan we onder kwaliteit? Aantal peuters (kwantiteit) of aantal peuterspeelzalen (kwantiteit). Het aantal peuterspeelzalen bepaalt of de voorzieningen in de buurt zijn. Een peuterspeelzaal verderop kan een tweedeling veroorzaken door geen bereik van ouders richting een verderop gelegen peuterspeelzaal. - Is het aantal peuters/peuterspeelzalen afhankelijk van tijdelijke of doorgaande krimp of van kwaliteit? 6. Meertaligheid Meertaligheid is belangrijk voor de taalontwikkeling. De Friese taal is onze cultuur. Op dit moment zijn bijna alle peuterspeelzalen van SKIK tweetalig (Fries/Nederlands) en alle peuterspeelzalen van de Stichting peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat. De peuterspeelzalen van Doomijn (voormalig Lemsterland) zijn nog niet tweetalig. Doomijn staat hier echter voor open en vindt beide talen belangrijk. In de tweetalige peuterspeelzaal (Nederlands/Fries) is 1 leidster die Nederlandstalig spreekt en 1 leidster Friestalig. De leidsters spreken deze taal consequent met de kinderen. Bij kleine peuterspeelzalen met één leidster spreekt de leidster één van de twee dagdelen Fries en één van de twee dagdelen Nederlands. De tweetaligheid komt verder tot uiting in het programma aanbod. Voor de tweetalige peuterspeelzaal krijgen de peuterspeelzaalorganisatie subsidie van de provincie. 7. -
-
Tips kostenbesparing De huurkosten beperken-lage huren; Geen huursubsidie meer verstrekken; Ineenvlechten peuteropvang en kinderdagopvang; Samenvoegen van peuterspeelzalen (daar waar sprake is van een lage bezetting); Onderbrengen onder de wet kinderopvang (leidsters onder cao kinderopvang, tweeverdieners krijgen kinderopvangtoeslag dus geen subsidie vanuit de gemeente); Geld besparen op de VVE coördinator (KK; hier is al fors in gesneden, de VVE coördinator was alleen voor de gemeente Skarsterlân 24 uren per week beschikbaar, voor de volledige gemeente De Friese Meren is dit beperkt tot 8 uren, daarnaast is de coördinatie vanuit de gemeente van belang omdat VVE in divers ander beleid is ingebed); De maximale omvang van een groep omhoog doen van 14 naar 16 (plannen Asscher); Platte organisaties; Samenwerking onderwijs-peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
SKIK en de Stichting GS zijn van mening dat zij alles al low budget doen. De Stichting Gaasterlân-Sleat doet alles al low-budget. Dit is vanuit de gemeente destijds zo opgezet.
25
Bijlage 2: Toezichtkader VVE (gemeente) onderwijsinspectie Het toezichtkader omvat de volgende onderdelen: VVE context: Indicator 1a. Gemeentelijk beleid: Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal VVE-programma
Externe Zorg Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen Doorgaande lijn Resultaten 1b. VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau 1c. Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau VVE condities Indicator 2a De gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt 2b Er is een gemeentelijk vve-subsidiekader
Wetsartikel9 Art. 167 WPO, lid 1a, lid 1 Art. 166 WPO Art. 167 WPO, lid 1a, 2 Art. 15i WOT, lid 1b Art. 5 Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse educatie Art. 15i, lid 1c WOT Art. 15i WOT, lid 1d Art. 15i WOT, lid 1f Art. 167, lid 1a, 3 Art. 15i, lid 1f WOT Art. 167 WPO, lid 1b Art. 167 WPO, lid 1b Art. 167 WPO
Wetsartikel Art. 1.63 en 2.21 van de WKKP Beleid moet verwijzen naar een wettelijk kader. In de beschikking moet een verwijzing naar een wettelijk kader zijn opgenomen.
De werkinstructie van de inspectie is tevens in bijlage 2 bijgevoegd.
9
WPO: Wet op het Primair Onderwijs, WOT: Wet op het Onderwijstoezicht
26
Bijlage 3: Uitkomsten bestandsopname onderwijsinspectie 2012 en reactie Rijk hierop In 2012 heeft de inspectie op basis van het toezichtkader de kwaliteit van de voorschoolse educatie gemeten in alle drie voormalige gemeenten. Daarbij is gekeken naar de kwaliteit van het gemeentelijk VVE beleid en naar de kwaliteit van VVE op locatieniveau. In onderstaande schema’s zijn voor het gemeentelijk VVE beleid de scores en verbeterpunten opgenomen en voor Vve op locatieniveau de verbeterpunten. De scores hebben de volgende betekenis: 4 =een voorbeeld voor anderen 3 =voldoende 2 =een wenselijk verbeterpunt 1 =een noodzakelijk verbeterpunt 1. Voormalige gemeente Lemsterland a. Gemeentelijk beleid 1. Gemeentelijk VVE beleid Indicator Definitie doelgroepkind
Score 2
Bereik (het aantal kindplaatsen) Toeleiding
3 2
Ouderbeleid
2
Integraal VVE programma
2
Afspraken maken met de voor- en vroegscholen over de te hanteren toetsen en observatiesystemen voor het volgen van de taal-, reken-, motorische en sociaalemotionele ontwikkeling van de peuters en kleuters.
Externe zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen
3 2
Afspraken maken over de wijze waarop de voor- en vroegscholen hun interne kwaliteitszorg monitoren.
Doorgaande lijn
2
Resultaten VVE coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
3 3 2
Doorgaande lijn: afspraken maken op welke wijze de doorgaande lijn van voor- naar vroegschool: de warme overdracht, het pedagogisch en educatief handelen en de zorg en begeleiding invulling krijgen op de verschillende locaties. Afspraken maken over de evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
27
Verbeterpunt Het formuleren van een definitie voor doelgroepkinderen in de vroegschool. Zorgen voor een overzicht van doelgroepkinderen die geen voorschool bezoeken om zo het non-bereik in kaart te brengen. Het maken van een analyse van de ouderpopulatie en op grond daarvan beleid formuleren over de ouderactiviteiten op de locaties die passen bij de kenmerken en de behoeften van de ouderpopulatie.
2. VVE condities Indicator GGD rapport
Score
Verbeterpunt
3
-
Gemeentelijk subsidiekader
2
Niet aangegeven.
Alle uit te werken punten betreffen gewenste verbeteringen in het gemeentelijk beleid VVE. Het bereik (het aantal kindplaatsen), de externe zorg (peuters die meer zorg nodig hebben dan alleen VVE) en de Vve coördinatie op gemeentelijk niveau was voldoende geregeld. Geen afspraak Op gemeentelijk niveau zijn er door de inspectie geen verbeterpunten geconstateerd waarover afspraken gemaakt moeten worden. b. VVE op locatieniveau De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie op de locaties in Lemsterland varieert. De belangrijkste ontwikkelpunten zijn: Ouderbeleid Een intake met ouders voordat hun kind op de voor- of vroegschool komt, waarbij relevante informatie over de ontwikkeling van het kind wordt gevraagd. Het organiseren van ouderactiviteiten zoals informatiebijeenkomsten over VVE, themabijeenkomsten, inloopuren, koffieochtenden en ouders stimuleren om hieraan deel te nemen. Het op de peuterspeelzalen minimaal twee keer per jaar informeren van de ouders over de ontwikkeling van hun kind. Programma Het op de peuterspeelzalen werken met een doelgerichte dag- of weekplanning met voldoende differentiatie en afstemming op de ontwikkeling en de behoeften van de kinderen. Interne zorg en begeleiding Het systematisch volgen van de ontwikkeling van de kinderen voor taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het op de peuterspeelzalen planmatig opzetten van extra begeleiding voor kinderen waarvan de ontwikkeling traag verloopt of stagneert. Het op de peuterspeelzalen maken van afspraken over inzetten van externe zorg en overleg met ouders. Kwaliteitszorg Het systematisch evalueren, verbeteren en borgen van de uitvoering en de resultaten van VVE op de voor- en de vroegscholen Doorgaande lijn Het realiseren van een warme overdracht tussen voor- en vroegscholen Het in overleg met voor- en vroegscholen afstemmen van ouderbeleid, aanbod, pedagogisch en educatief handelen, en zorg en begeleiding. Ook voor de kwaliteit van VVE op locatie geldt dat op alle hierboven vermeldde punten een 2 wordt gescoord. Het gaat om gewenste verbeterpunten.
28
2. Voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat a. Gemeentelijk beleid 1. Gemeentelijk VVE beleid Indicator Definitie doelgroepkind
Score 2
Bereik: het aantal kindplaatsen (peuters) Toeleiding Ouderbeleid
2 2 2
Integraal VVE programma
2
Externe Zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen Doorgaande lijn
2 2
Resultaten
1
VVE coördinatie op gemeentelijk niveau
2
Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
2
2
2. VVE condities Domein GGD rapport
Score -
Gemeentelijk subsidiekader
2
Verbeterpunt Het definiëren van zowel de doelgroeppeuter als de doelgroepkleuter. Het realiseren van voldoende VVE plaatsen. Het registeren van de doelgroeppeuters. Het maken van een analyse van de ouderpopulatie en op grond daarvan beleid maken over de ouderactiviteiten op de locaties die passen bij de kenmerken en de behoeften van de ouderpopulatie. Afspraken maken over het te hanteren kind- of leerlingvolgsysteem in de voor- en vroegscholen. Afspraken maken over de externe zorg. Afspraken maken over de wijze waarop de voor- en vroegscholen hun interne kwaliteitszorg monitoren. Doorgaande lijn: afspraken maken op welke wijze de doorgaande lijn bij VVE-coördinatie, het aanbod, de doorstroming van voor- naar vroegschool, het pedagogisch en educatief handelen en de zorg en begeleiding invulling krijgt op de verschillende locaties De gemeente maakt voor 1 augustus 2013 afspraken met de schoolbesturen over de te bereiken resultaten in de vroegschoolse periode. Afspraken maken over de aansturing en uitvoering van VVE. Afspraken maken over de evaluatie van VVE binnen de gemeente
Verbeterpunt Afspraken maken met de GGD over het beoordelen van VVE op de voorscholen. Het formuleren van een gemeentelijk subsidiekader voor de voorscholen.
Met uitzondering van het domein “Resultaten” betreffen alle uit te werken punten gewenste verbeteringen. Er was één verbeterpunt met een afspraak, dit betreft de resultaten: Er zijn op gemeentelijk niveau nog onvoldoende afspraken gemaakt met de schoolbesturen en houders van peuterspeelzalen over de te behalen resultaten met VVE. Na de invoering van de OKEwet verwacht de inspectie dat op gemeentelijk niveau is bepaald wat de resultaten van VVE moeten zijn en hoe deze gemeten worden. In de zelfevaluatie van de gemeente kwam deze indicator ook als verbeterpunt met een afspraak naar voren.
29
b. Vve op locatieniveau
De kwaliteit van VVE is op de bezochte locatie over het algemeen voldoende. Daarnaast zijn er nog ontwikkelpunten: Ouderbeleid Programma
Kwaliteitszorg
Doorgaande lijn
Het opstellen van een gericht ouderbeleid waarbij op basis van een analyse van de ouderpopulatie doelen geformuleerd worden. Het afstemmen van het aanbod tussen voor- en vroegschool. Het bevorderen van de interactie tussen de kinderen. Het bevorderen van het aanpakgedrag. Het organiseren van VVE-coördinatie. De systematische evaluatie van de uitvoering van VVE. Het borgen van de kwaliteit van VVE. Het in overleg met voor- en vroegscholen afstemmen van ouderbeleid, aanbod, pedagogisch en educatief handelen, en zorg en begeleiding.
Ook voor de kwaliteit van VVE op locatie geldt dat op alle hierboven vermeldde punten een 2 wordt gescoord. Het gaat om gewenste verbeterpunten.
30
3. Voormalig Skarsterlân a. Gemeentelijk beleid 1. Gemeentelijk VVE beleid Indicator Definitie doelgroepkind Bereik: het aantal kindplaatsen (peuters) Toeleiding Ouderbeleid
Score 3 3 3 2
Integraal VVE programma Externe Zorg
3 2
Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen Doorgaande lijn
2
Resultaten
1
VVE coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
3 2
VVE condities Indicator GGD rapport Gemeentelijk subsidiekader
2
Score 2 3
Verbeterpunt Het maken van een analyse van de ouderpopulatie en op grond daarvan beleid formuleren over de ouderactiviteiten op de locaties die passen bij de kenmerken en de behoeften van de ouderpopulatie. In kaart brengen van externe zorgstructuren die in de gemeente aanwezig zijn en van de procedures die gelden voor de aanmelding van kinderen voor externe zorg. Afspraken maken over de wijze waarop de voor- en vroegscholen hun interne kwaliteitszorg monitoren. Doorgaande lijn: afspraken maken op welke wijze de doorgaande lijn van voor- naar vroegschool in het ouderbeleid, het pedagogisch en educatief handelen en de zorg en begeleiding invulling krijgen op de verschillende locaties. De gemeente maakt vóór 1 augustus 2013 afspraken met de schoolbesturen over de te bereiken resultaten in de vroegschoolse periode. Afspraken maken over de evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau.
Verbeterpunt
Er is één verbeterpunt met een afspraak, dit betreft de resultaten: Er zijn op gemeentelijk niveau nog onvoldoende afspraken gemaakt met de schoolbesturen en houders van peuterspeelzalen over de te behalen resultaten met VVE. Na de invoering van de OKEwet verwacht de inspectie dat op gemeentelijk niveau is bepaald wat de resultaten van VVE moeten zijn en hoe deze gemeten worden. In de zelfevaluatie van de gemeente kwam deze indicator ook als verbeterpunt met een afspraak naar voren.
31
b. VVE op locatieniveau De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie is over het algemeen voldoende. Daarnaast zijn er nog enkele ontwikkelpunten: Ouderbeleid
Pedagogisch en educatief handelen
Kwaliteitszorg
Doorgaande lijn
Het opstellen van een gericht ouderbeleid waarbij op basis van een analyse van de ouderpopulatie doelen geformuleerd worden en keuzes gemaakt worden voor te organiseren ouderactiviteiten. De taal uitlokkende inrichting van de ruimte in de peuterspeelzaal. Het bevorderen van de interactie tussen leidsters en kinderen en tussen kinderen onderling. Op de peuterspeelzalen inbedden van verbeter- en borgingsactiviteiten in een kwaliteitszorgsysteem waarin ook resultaten worden meegenomen. Op de basisscholen apart evalueren van VVE binnen het kwaliteitszorgsysteem. Het in overleg met voor- en vroegscholen afstemmen van ouderbeleid, aanbod, pedagogisch en educatief handelen, en zorg en begeleiding.
Ook voor de kwaliteit van VVE op locatie geldt dat op alle hierboven vermeldde punten een 2 wordt gescoord. Het gaat om gewenste verbeterpunten.
32
Brief staatsecretaris 2013 over kwaliteit VVE (reactie op bestandsopname onderwijsinspectie 2012) De staatssecretaris geeft in zijn brief van 2013 aan de Tweede Kamer aan dat de gemeenten aan zet zijn om op basis van de inspectierapporten uit 2012 de kwaliteit van VVE te verbeteren. De gemeenten hebben de wettelijke opdracht om de informatie uit deze rapporten te benutten om hun eigen VVE beleid te verbeteren. Gemeenten moeten de volgende kwaliteitsslag maken: 1. Er zullen betere afspraken met de schoolbesturen moeten worden gemaakt over de resultaten van VVE en de doorgaande lijn. 2. De toeleiding moet in alle gemeenten worden verbeterd. De staatssecretaris heeft de ambitie om alle doelgroepkinderen te signaleren en door te verwijzen naar een VVE-plaats. Er mogen geen kinderen meer tussen wal en schip vallen. De onderwijsinspectie zal extra scherp toezien op gemeenten die nog geen afspraken hebben gemaakt met de JGZ over de toeleiding naar VVE. De JGZ zal hiervoor voldoende worden toegerust. Op basis van de Wet Oke verwacht de staatsecretaris dat de gemeenten samen met de schoolbesturen de volgende stappen zetten in de toeleiding: 1. Overeenstemming bereiken over de doelgroep. 2. In beeld brengen van het doelgroepbereik. 3. Zorgen voor voldoende kwalitatief aanbod. 4. Zorgen voor een systeem van signalering en plaatsing, waarbij: - Het consultatiebureau signaleert op specifieke momenten en vervolgens verwijst naar vve. - Er afspraken zijn tussen consultatiebureau en gemeenten over wie welke taak heeft bij het toeleiden naar vve. - Er afspraken zijn tussen consultatiebureau en aanbieders van vve over de overdracht van gegevens en terugkoppeling. Hierbij is toestemming nodig van de ouders. 5. Specifieke maatregelen nemen voor non-bereik. 6. Daarnaast kunnen ouders volgens de staatsecretaris nog actiever worden benaderd om gebruik te maken van een VVE plaats. 3. Het taalniveau van de pedagogisch medewerkers moet worden verhoogd. In aansluiting op het regeerakkoord komen er extra middelen beschikbaar voor het verbeteren van het taalniveau van de pedagogisch medewerkers. In de G37 is dit traject al in gang gezet. De staatssecretaris wil deze professionalisering verder in gang zetten richting de andere gemeenten. Vooralsnog is bovenstaande alleen ingevuld voor de G86. 4. Gemeenten moeten het aanbod en bereik verbeteren Het rijk heeft met de VNG afgesproken dat zij de gemeenten zal informeren over het aanbod wat gerealiseerd zal moeten worden. Daarnaast wil de staatssecretaris meer ruimte voor lokaal maatwerk. In die gevallen waar het voor gemeenten lastig is om een dekkend aanbod te realiseren (omdat het niet mogelijk is om in een gebied een peuterspeelzaal of kinderopvang te exploiteren), wordt het voor gemeenten mogelijk om in samenwerking met een basisschool de voorschoolse educatie in stand te houden. 5. De onderwijsinspectie houdt verscherpt toezicht op de kwaliteit van VVE De inspectie zal vooral verscherpt toezien op de toeleiding. Daarnaast rapporteren de gemeenten jaarlijks aan de inspectie over het VVE-aanbod, het bereik, de doorgaande lijn en de resultaatafspraken in de gemeente
33
Bijlage 4: Toeleidingsproces GGD JGZ
34
Bijlage 5: Uitwerking motie peuterspeelzaalwerk (raadsbesluit 29 oktober 2014) Resultaat: 1) 2) 3)
Brief verzonden aan kabinet en VNG over de zorgen t.a.v. huidige situatie Geharmoniseerd beleid Inzicht in kosten voor het in stand houden van peuterspeelzaalwerk
1. Inleiding In 2013 hebben de gemeenschappelijke colleges van de gemeenten Gaasterlân-Sleat (GS), Lemsterland (LL) en Skarsterlân (SL) aan de gemeenteraad voorgesteld om in verband met bezuinigingen per 2017 geen middelen meer in de begroting op te nemen voor het peuterspeelzaalwerk. Op 18 maart 2014 heeft de gemeenteraad deze begroting vastgesteld, maar ook een motie aangenomen met daarin de volgende opdracht aan het college: 1. Een brief te sturen naar het kabinet en de VNG waarin het College haar zorg uitspreekt over de huidige situatie en aandringt om in goed overleg met alle partijen op korte termijn te komen tot nieuwe en duidelijke wetgeving. 2. Tegelijkertijd in gesprek te gaan met de aanbieders in onze gemeente om te komen tot harmonisatie van beleid. 3. Wanneer er overleg tussen partijen is geweest, legt het College een voorstel ter besluitvorming voor aan de Raad. Eind mei is er overleg geweest tussen de gemeenteraad en het college over deze motie. In dit gesprek heeft de raad aangegeven welke richting zij op willen met deze motie. De raad heeft de volgende uitleg gegeven: De gemeenteraad wil dat de peuterspeelzalen op een bepaald niveau blijven bestaan totdat het rijk besloten heeft wat er verder gebeurt. In ieder geval wil de gemeenteraad de peuterspeelzalen nu niet wegbezuinigen. Dat staat harmonisatie niet in de weg.
De gemeenteraad wil nu alvast kijken waar de efficiency te halen is, waarbij een goede spreiding over de gemeente bekeken moet worden. Vooral de kinderen die het nodig hebben moeten de kans krijgen deel te nemen. Daarbij ook kijken naar de mogelijkheid van integratie met scholen (leegstaande lokalen) en dorpshuizen en de ontwikkeling tot Kindcentra voor kinderen van 0-12 jaar. Dit stuk geeft een globale uitwerking van de motie. Om te komen tot een kadernota peuterspeelzaalwerk zijn er in juni twee bijeenkomsten geweest met de aanbieders van peuterspeelzaalwerk in onze gemeente. Een om het plan van aanpak te bespreken en de tweede sessie om tot de eerste contouren voor een kadernota te komen. In deze eerste globale uitwerking van de motie zijn de uitkomsten van deze bijeenkomsten voor zover mogelijk (in verband met de bezuinigingsopdracht) meegenomen. Over de instroomleeftijd en de spreiding denken de aanbieders van het peuterspeelzaalwerk verschillend. In verband met de bezuinigingsopdracht hebben wij als gemeente voor het standpunt zoals verwoord in dit stuk gekozen. Daarnaast hebben we een aanname gedaan voor het percentage tweeverdieners in de gemeente op basis van landelijke gegevens, en de van de aanbieders ontvangen gegevens voor Lemmer en voormalig Skarsterlân. De Stichting peuterspeelzalen Gaasterlân-Sleat beschikt echter niet over deze gegevens, omdat in voormalig Gaasterlân-Sleat het peuterspeelzaalwerk nog volledig werd gesubsidieerd. De stichting gaat dit nog onderzoeken.
35
Brief kabinet en VNG Deze brief is niet meer verstuurd. De reden hiervoor is dat minister Asscher in juni een brief naar de Tweede kamer heeft gestuurd met een nader uitwerking van zijn plan “een betere basis voor peuters”. Uit deze brief blijkt dat minister Asscher per 1 januari 2017 over wil naar: 1. één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen; 2. de versterking van de pedagogische kwaliteit; 3. één financieringsstructuur voor werkende ouders. Met een aantal maatregelen wordt al eerder gestart. Het gaat dan om één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen. Per 1 januari 2015 wordt de leidster-kind ratio in de kinderdagopvang en peuteropvang aangepast aan het peuterspeelzaalwerk en gaat naar 1 leidster op 8 kinderen in plaats van 1 leidster op 7 zoals dat nu in de peuteropvang en kinderdagopvang geldt (maar dan wel met beroepskrachten in plaats van met een beroepskracht en een vrijwilliger). Daarnaast gaat per 1 juli 2015 ook het 4ogenprincipe in het peuterspeelzaalwerk gelden. Per 1 januari 2017 moeten alle peuterspeelzalen, peuteropvang en kinderdagopvang aan dit kwaliteitskader voldoen. Op dit moment zijn gemeenten verantwoordelijk voor de subsidiëring van alle peuters, ongeacht of hun ouders wel of niet tweeverdieners zijn. Wel heeft een groot aantal gemeenten het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot peuteropvang (integratie met kinderopvang), zodat voor peuters van tweeverdieners kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. Voor gemeenten levert dit een bezuiniging op, het Rijk komt voor hogere kosten te staan. Vanaf 1 januari 2017 krijgen tweeverdieners recht op kinderopvangtoeslag voor de voorschoolse voorziening van hun keuze: kinderopvang en/of peuterspeelzaalwerk (dus ook als het niet is omgevormd tot peuteropvang). Dit is een vereenvoudiging van het huidige stelsel; tweeverdieners kunnen terecht bij één loket. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het voorschoolse aanbod voor kinderen van niet-werkende ouders, ouders met één inkomen en kinderen met een risico op een taalachterstand (vve). Er verandert voor gemeenten niets aan de uitvoering van vve. Gemeenten blijven hiervoor verantwoordelijk. Voor vve-ouders met twee inkomens geldt dat zij recht hebben op kinderopvangtoeslag, zoals dat nu al geldt binnen de kinderopvang. Dit is overigens geen grote groep: naar schatting kan circa 25% van alle vve-ouders aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Het staat gemeenten vrij om deze ouders een tegemoetkoming in de ouderbijdrage te bieden. Uit de brief van minister Asscher aan de Tweede Kamer blijkt dat het kabinet de borging van de kwaliteitsverhoging, de volledige gelijkschakeling van kwaliteitseisen en de aanpassing van de financiering gelijktijdig wil laten plaatsvinden in 2017. In het voorjaar van 2015 gaat hierover een wetsvoorstel naar de tweede kamer. Overigens zal over de financieringsstructuur voor tweeverdieners in 2014 nog overleg met de VNG plaatsvinden. Als dekking voor de plannen van het Rijk wordt er geld overgeheveld van gemeenten naar het Rijk. Voor de gemeente De Friese Meren gaat het om een bedrag van € 196.584,-. Dit bedrag is bedoeld als dekking voor de kwaliteitsverhoging, maar vooral voor het betalen van de kinderopvangtoeslag voor peuters van tweeverdieners die gebruik maken van een peuterspeelzaal. Voorheen betaalden gemeenten de subsidie voor peuterspeelzalen voor tweeverdieners (als het niet was omgevormd tot peuteropvang). Als gevolg van de plannen van het Rijk gaat dit nu over naar het Rijk. Ter verduidelijking: dit bedrag wordt altijd uit het gemeentefonds gehaald, ook als de Friese Meren besluit het peuterspeelzaalwerk niet meer te subsidiëren.
36
Ambitie peuterwerk en VVE Algemeen Doelstelling is beleid voor peuters waarbij kwaliteit voorop staat en niet kwantiteit. Daar waar mogelijk, willen we naar integratie met de kinderopvang en verdere samenwerking met het onderwijs, uiteindelijk eventueel naar brede scholen of integrale kindcentra . Dit is echter afhankelijk van andere partijen, met name het onderwijs. Het peuterwerk blijft te allen tijde neutraal en algemeen toegankelijk. Peuterwerk Het peuterwerk wordt een belangrijke basisvoorziening voor het jonge kind (2,5-4 jaar). In het peuterwerk staat voorop dat het een plek is waar het voor het jonge kind vooral leuk is om te zijn, waar hij of zij plezier heeft en kan spelen met andere kinderen van zijn/haar leeftijd om zich zo spelenderwijs te ontwikkelen binnen een uitdagende leerrijke omgeving. Het peuterwerk is een belangrijke voorbereiding op de basisschool, om zo voor ieder kind een soepele instroom in het basisonderwijs mogelijk te maken (o.a. VVE , doorgaande lijn en warme overdracht naar het basisonderwijs). Daarnaast is het peuterspeelzaalwerk een belangrijke basisvoorziening in het Sociaal Domein in het kader van preventie en vroegsignalering (vindplaats, lichte opvoedondersteuning, ervaringen uitwisselen ouders, doorverwijzing naar het sociaal wijkteam indien nodig). Fierder sette we yn op twataliche pjutteboartersplakken yn de hiele gemeente. Yn twataliche pjutteboartersplakken ha beide talen in fêst plak yn it oanbod, sadat bern beide talen better leare te skieden. Uteinlik komt dit de taalûntwikkeling fan beide groepen bern ten goede. Op dit stuit binnen alle pjutteboartersplakken yn it eardere Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân twatalich. Dit wurdt útwreide nei it eardere Lemsterland. VVE Bij VVE ligt het accent vooral op een verdere verbetering. We willen alle peuters bereiken die VVE nodig hebben. We willen toe naar nog betere toeleiding, om er zo nog zekerder van te zijn dat peuters die extra taalondersteuning nodig hebben in het juiste traject komen. Er zal extra nadruk komen te liggen op kwaliteit, taal en algemene ontwikkeling en de samenwerking met scholen. VVE moet bereikbaar zijn voor ieder kind, dus ook voor kinderen in de kinderdagopvang. Helaas is het wettelijk nog niet mogelijk om VVE bij gastouders onder te brengen. Dat is jammer, omdat onze gemeente veel gastouders heeft. Daarom willen we gastouders informeren over het bieden van een goede taalrijke omgeving aan kinderen. Ook willen we op de groep tweejarigen een logopedische screening laten doen om er voor te zorgen dat kinderen in het juiste taaltraject terecht komen. Consequentie bezuinigingsopdracht voor ambitie In onze ambitie staat dat het peuterwerk een belangrijke basisvoorziening wordt voor het jonge kind (2,5-4 jaar). In principe zijn wij voorstander van het aanbieden van peuterspeelzaalwerk aan twee tot 4jarige kinderen, dus een instroomleeftijd van twee jaar in plaats van 2,5 jaar. Dit is ook in overeenstemming met de plannen van Asscher. In verband met de bezuinigingsopdracht is er echter voor gekozen om de gemeentelijke subsidie te beperken tot de leeftijdsgroep van kinderen van 2,5 tot 4 jaar (van niet werkende ouders), dus een instroomleeftijd van 2,5 jaar. Daarmee hebben wij als gevolg van de bezuinigingsopdracht onze ambitie bijgesteld. Niet alle peuterspeelzaalorganisaties staan hier achter. 37
Tot nu toe mochten ook twee jarigen instromen. In de praktijk blijkt echter (met name in voormalig Skarsterlân en Lemsterland) dat veel kinderen pas later, vanaf 2,5 jaar, instromen. Ook de VNG hanteert de grens van 2,5 jaar voor het peuterspeelzaalwerk. Als gevolg van de bezuinigingen beperkt VVE zich tot de wettelijke taak, dat wil zeggen op het voorkomen van taalachterstanden. Gezien de hoogte van het budget zijn er voor VVE 44 plekken beschikbaar. Hiervan vragen we werkende ouders (ongeveer 25%) de eerste twee dagdelen te betalen. De overige twee dagdelen subsidieert de gemeente. Niet werkende ouders betalen voor de eerste twee dagdelen een ouderbijdrage. Het budget dat we overhouden door werkende ouders voor twee dagdelen gebruik te laten maken van de kinderopvangtoeslag, willen we reserveren voor extra VVE plaatsen of logopedische screening. Efficiency Opschaling We willen toewerken naar opschaling met het onderwijs. Dit lukt niet meteen. Vooralsnog gaan we daarom uit van het bestaande aanbod, met als voorwaarde dat peuterspeelzalen zullen moeten voldoen aan de minimumnorm van 8 kindplaatsen. De gemeente subsidieert geen nieuwe peuterspeelzalen, mits er sprake is van opschaling. Hiervoor hebben we de volgende overwegingen: Spreiding is maatwerk en mede afhankelijk van de sociaal-economische achtergrond van ouders. Bij vermindering van het aantal peuterspeelzalen, zullen de meest kwetsbare kinderen, waaronder de VVE kinderen, het eerste afhaken. Dit zijn juist de kinderen die je graag wel voor het peuterspeelzaalwerk wilt behouden. Het is van belang om te weten wat het onderwijs gaat doen. Waar zitten de scholen straks? Als de scholen opschalen, kun je de peuterspeelzalen mee opschalen. Je verliest dan minder snel kinderen. Het kan inderdaad kostenbesparend werken om twee kleine peuterspeelzalen samen te voegen tot één, zodat één peutergroep ontstaat. In de praktijk zou het echter ook kunnen betekenen dat er een extra dagdeel moet worden gehuurd. Voor het aantal leidsters op de groep maakt het vaak niet uit. De leidster/kind ratio is één op 8. Per saldo zal het dus niet altijd een kostenbesparing opleveren. Op het moment van opschalen is het streven om te komen tot peuterspeelzalen met minimaal 16 kinderen. Integratie met scholen en dorpshuizen Van de 23 peuterspeelzalen zijn er 4 niet in een dorpshuis, school, brede school of MFC gehuisvest. Hier is dus vrijwel geen efficiency te behalen. (Wel is het belangrijk dat er eenduidig huurbeleid komt en de gemeente de kosten voor leegstaande lokalen in beeld brengt). Integrale Kindcentra Een integraal kindcentrum (IKC)heeft één pedagogische visie, één team, wordt aangestuurd door één directeur, valt onder één organisatie en is in één gebouw gehuisvest. Dit in tegenstelling tot een brede school. Een brede school is een samenwerkingsverband. Een brede school kan één pedagogische visie hebben (is zeer gewenst), de verschillende samenwerkingspartijen worden ieder door hun eigen bestuur/directeur aangestuurd en een brede school hoeft niet in één gebouw gehuisvest te zijn. De aanbieders van het peuterspeelzaalwerk zijn in principe voorstander van integrale kindcentra. Het IKC is de toekomst, meedoen met landelijke ontwikkelingen. Belangrijk in het IKC is de samenwerking met het onderwijs en andere partners. Daarbij is een goede overdracht en doorgaande lijn van de peuterspeelzaal naar het onderwijs (en eventueel andere partners) van belang. Het IKC biedt 38
mogelijkheden voor VVE door de nauwe samenwerking met het onderwijs en mogelijkheden voor integratie met de kinderopvang en daarnaast het aanbieden van dagarrangementen. De visie van het IKC is afhankelijk van de vraag en welke partners deelnemen. Maar ook hiervoor geldt dat er moet worden opgetrokken met het onderwijs. Het is van belang om hierop een gezamenlijke visie te ontwikkelen. De vraag is ook in hoeverre het niet beter is om eerst een tussenstap te maken door vorming van brede scholen waarin de partijen samenwerken. Dan is het ook mogelijk om verschillende partijen hierin onder te brengen, zonder dat deze onder één bestuur vallen of worden aangestuurd door één directeur. Op termijn kan een dergelijk brede school uitgroeien tot een integraal kindcentrum. Kosten Uitgaande van de door de aanbieders aangeleverde gegevens is voor de berekening van de kosten per 2017 uitgegaan van de volgende uitgangspunten: Instroom vanaf 2,5 jaar; Het huidige deelnamepercentage hanteren we als uitgangspunt voor het toekomstige peuterspeelzaalwerk; De gemeente bekostigt op basis van de plannen van Asscher alleen de plekken van (g)eenverdieners. Uitgaande van het beeld in Skarsterlân, Lemmer en het landelijke beeld, gaan we ervan uit dat 35% van de kinderen ouders heeft met één of zonder inkomen. Op basis van de gemiddelde kostprijs in de gemeente en de gemiddelde ouderbijdrage worden op basis van deze uitgangspunten en rekening houdende met de VNG norm de kosten per 1 januari 2017 geraamd op € 240.000. NB: dit zijn de kosten exclusief VVE. VVE wordt uit het rijksbudget betaald.
39
Bijlage 6: Ouderbijdragtabel VNG 2015
40