Kadernota
Risicomanagement en Weerstandsvermogen
Gemeente Nijmegen 02 oktober 2013
Inhoudsopgave Samenvatting...........................................................................................................................................3 Inleiding...................................................................................................................................................5 1. Spelregels voor risicomanagement en weerstandsvermogen, rente, voorzieningen, reserve....... 6 2. Risicomanagement .......................................................................................................................... 8 2.1 Begripsbepaling...................................................................................................................... 8 2.2 Risicomanagement................................................................................................................. 9 3. Weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen ........................................................................... 13 3.1 Weerstandscapaciteit .......................................................................................................... 13 3.2 Weerstandsvermogen.......................................................................................................... 13 3.3 Benodigde weerstandscapaciteit ......................................................................................... 14 3.4 Toereikendheid weerstandsvermogen ................................................................................ 15 4. Reserves, voorzieningen en rente ................................................................................................. 16 4.1 Reserves ............................................................................................................................... 16 4.2 Wettelijke vereisten ............................................................................................................. 16 4.3 De algemene reserve, de saldireserve ................................................................................. 16 4.4 Bestemmingsreserves .......................................................................................................... 18 4.5 Voorzieningen en OMBD’s ................................................................................................... 18 4.6 Rente .................................................................................................................................... 19 4.7 Eigen financieringsmiddelen en renteopbrengst ................................................................. 19 4.8 Inzet rente ............................................................................................................................ 19 4.9 Beleid rente .......................................................................................................................... 20 Bijlage 1: Taken en verantwoordelijkheden..........................................................................................21 Bijlage 2: Begrippenlijst.........................................................................................................................27
2
Samenvatting In de raadsvergadering van 29 mei 2013 is het Amendement “Actualisatie kaders risicobeheer” aangenomen. Het College van Burgemeester en Wethouders wordt hierin opdracht gegeven om in het najaar, bij de stadsbegroting 2014-2017, een geactualiseerde nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen aan te bieden. In deze nota dient expliciet ingegaan te worden op de situatie die is ontstaan door het opheffen van de ABR en het beleid rond het op peil brengen van het weerstandsvermogen. Risicomanagement is een hulpmiddel om op gestructureerde manier risico’s in kaart te brengen, te evalueren en te beheersen. Risicomanagement is een continu proces en wordt gemeentebreed toegepast. In die zin ziet het risicomanagement toe op alle risico’s van de gemeente en is het weerstandsvermogen een afspiegeling daarvan. Het weerstandsvermogen is het vermogen om financiële risico’s, die zich kunnen voordoen in de grondexploitaties en de begroting, op te vangen. Alle risico’s van de gemeente moeten afgedekt worden door de saldireserve. De bestemmingsreserves kunnen ingeval van noodzaak ook ingezet worden doordat de Raad een andere bestemming aan die reserves geeft. Vooralsnog is de saldireserve echter de enige buffer voor afdekking van alle risico’s en worden er geen andere (stille of bestemmings-)reserves ingezet. Het benodigd weerstandsvermogen komt tot stand door een gestructureerde risicoanalyse. Daarbij wordt een zekerheidspercentage gehanteerd van 80%. Dit percentage geeft een bepaalde mate van waarschijnlijkheid (zekerheid) aan, welk bedrag benodigd is om risico’s af te dekken. De hoogte van het percentage is een keuze van de raad. Let wel: hoe hoger het percentage, hoe hoger de zekerheid, maar ook hoe meer (eigen) vermogen nodig is om de risico’s af te dekken. In Nederland zien we een bandbreedte tussen de 70% en 90%. Daarnaast wordt er in Nijmegen een dempingsfactor van 10% toegepast op de risico’s in de grondexploitaties en deelnemingen. Het werkelijk c.q. beschikbaar weerstandsvermogen bestaat uit de stand van de saldireserve op enig moment. Het benodigd weerstandsvermogen wordt vergeleken met het werkelijk weerstandsvermogen uitgedrukt in euro’s op enig moment. Wij streven ernaar om een verhouding van 1 op 1 te realiseren tussen beide (de ratio weerstandsvermogen is dan 1). Zolang die verhouding 1 op 1 nog niet is gerealiseerd wordt door het College een kwalitatieve redenering gevolgd waarom deze verhouding op korte termijn een andere kan zijn. Ter illustratie: als de verhouding 0,7 op 1 (de ratio weerstandsvermogen is dan 0,7) is dan kan het College redeneren dat een (groot) aantal risico’s zich pas over een (groot) aantal jaren voordoet, denk daarbij aan risico’s in grondexploitaties die een langjarige doorlooptijd kennen. Tegelijkertijd neemt het College beheersmaatregelen om het weerstandsvermogen (lees: de saldireserve) te voeden met middelen vanuit de begroting zodat, bij ongewijzigde omstandigheden, een beeld wordt geschetst van de weg naar de verhouding 1 op 1. Daarnaast worden, als de verhouding nog niet 1 op 1 is, financiële voordelen uit de jaarrekening toegevoegd aan het weerstandsvermogen. Voor de ondergrens van het werkelijk weerstandsvermogen wordt een indicatie gegeven door de toezichthouder: de provincie Gelderland. De provincie gaat in haar maatstaf ervan uit dat als gemeenten €150,- per inwoner als werkelijk weerstandsvermogen aanhouden dit een voldoende niveau is. Voor onze gemeente is dat in 2014 een bedrag van ongeveer € 25,0 mln. Als het werkelijk weerstandsvermogen (lees: de saldireserve) beneden de €25,0 mln. komt dan volgen er ingrepen in de begroting; de saldireserve dient per direct op orde gebracht te worden.
3
In deze nota is het bestaande beleid en de bestaande praktijk op het gebied van risicomanagement en weerstandsvermogen samengevoegd in deze kadernota. Bestaand beleid en praktijk is verwoord in de Nota Risicomanagement uit 2007, in de nota Reserves en voorzieningen uit 2006 en in raadsbesluiten bij de Perspectiefnota en Stadsbegroting. Enkele nieuwe elementen zijn hieraan toegevoegd. Zo hebben we het zekerheidspercentage, dat bij de planexploitaties al op 80% stond, ook voor de overige programma’s teruggebracht van 95% naar 80%. Verder hebben we voor de planexploitatie Waalsprong, om de voortgang in de Waalsprong te ondersteunen, een marge ingebouwd (onder voorwaarden) van maximaal € 2 miljoen. Voorts hebben we alle spelregels nu gestructureerd vastgelegd en tot slot zijn een aantal technische tekstuele aanpassingen gedaan die voortkomen uit het BBV (Besluit Verantwoorden en Begroten). Risicomanagement blijft een integraal onderdeel uitmaken van het werk van onze organisatie. Voor risico’s uit de begroting en voor het ontwikkelingsbedrijf gebruiken we een risicomanagementsysteem. Nieuw voor het risicomanagement is dat we een ambtelijk kernteam risicomanagement gaan inzetten om de kwaliteit van het risicomanagement verder te vergroten. Bij het opstellen van deze kadernota is gebruik gemaakt van de ervaringen van andere gemeenten en is advies ingewonnen bij het Nederlands Adviesbureau Voor Risicomanagement (NAR) en onze accountant Ernst &Young. Deze kadernota vervangt de nota risicomanagement en weerstandsvermogen uit 2007 en de nota reserves en voorzieningen uit 2006.
4
Inleiding In de raadsvergadering van 29 mei 2013 is het Amendement “Actualisatie kaders risicobeheer” unaniem aangenomen. Het College van Burgemeester en Wethouders wordt hierin opdracht gegeven om in het najaar, bij de stadsbegroting 2014-2017, een geactualiseerde nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen aan te bieden. In deze nota dient expliciet ingegaan te worden op de situatie die is ontstaan door het opheffen van de ABR en het beleid rond het op peil brengen van het weerstandsvermogen. Bij vaststellen van de stadsrekening 2012 is besloten de Algemene Bedrijfsreserve van het ontwikkelingsbedrijf op te heffen en te integreren met de saldireserve. Dat betekent dat de saldireserve de algemene buffer is geworden voor alle risico’s die de gemeente loopt. Dat betekent iets voor de gewenste omvang van de saldireserve. Niet alleen de meer reguliere begrotingsrisico’s moeten zijn afgedekt, maar ook de risico’s van het ontwikkelingsbedrijf. In deze kadernota Risicomanagement en weerstandsvermogen wordt invulling gegeven aan de hiervoor genoemde thema’s, en een aantal hiermee samenhangende zaken (als reserves voorzieningen en rente). Omdat deze nota een kader is voor het omgaan met risico’s en weerstandsvermogen, hebben we een tweedeling gemaakt in de nota. We beginnen met het vermelden van de set spelregels over risicomanagement, weerstandsvermogen, reserves, rente en voorzieningen. Vervolgens geven de daarop volgende hoofdstukken achtergrondinformatie over de spelregels. Bij het opstellen van deze nota is gebruikgemaakt van de ervaringen van en werkwijzen bij andere gemeenten en gebruikgemaakt van hun informatie. Ook is advies ingewonnen bij het Nederlands Adviesbureau Voor Risicomanagement (NAR) en het accountantskantoor Ernst &Young. Deze kadernota geeft op hoofdlijnen de spelregels weer over risicomanagement en weerstandsvermogen. De gedetailleerde uitvoeringsregels en werkprocesbeschrijvingen zijn niet in deze nota opgenomen, deze worden door ons College verder ingevuld en vastgesteld. Deze kadernota vervangt de nota risicomanagement en weerstandsvermogen uit 2007 en de nota reserves en voorzieningen uit 2006.
5
1. Spelregels voor risicomanagement en weerstandsvermogen, rente, voorzieningen, reserve. RISICO’S 1. Risico’s worden op een gestructureerde wijze geïnventariseerd. 2. Maatregelen worden geïdentificeerd om de gevolgen van risico’s te beperken. 3. Op basis van een kosten-batenanalyse wordt bepaald of en welke beheersmaatregel geïmplementeerd wordt. 4. Risico’s worden financieel meegenomen voor het ingeschatte risicobedrag rekening houdend met de kans van optreden. 5. De risico’s worden periodiek gemonitord. 6. De kans van optreden van risico’s wordt op basis van deskundigheid bepaald. 7. Financiële omvang risico bij kleine planexploitaties (omzet < € 10 miljoen) wordt bepaald met behulp van een risicomatrix. 8. Financiële omvang grote planexploitatie (omzet > €10 miljoen) in het programma Grondbeleid en alle andere programma’s wordt bepaald op basis van simulatie met behulp van de Monte Carlo analyse. Daarbij worden de risico´s meegenomen met een financieel gevolg van > € 100.000. 9. Financiële omvang van risico´s bij (planexploitatie uitgevoerd door) een verbonden partij, wordt opgenomen voor dat deel waarvoor de gemeente Nijmegen deelneemt en wordt gebaseerd op het risicoprofiel van de verbonden partij. 10. Risico’s zonder financiële gevolgen maar met belangrijke imagoschade/ politieke gevolgen worden eveneens opgenomen in het risicomanagementsysteem. WEERSTANDSVERMOGEN 11. Bij de bepaling van de noodzakelijke weerstandscapaciteit wordt uitgegaan van een zekerheidspercentage van 80% voor alle risico’s, en een dempingsfactor van 10% op de planexploitaties en deelnemingen in het programma Grondbeleid. 12. De gewenste verhouding tussen beschikbare weerstandscapaciteit en benodigde weerstandscapaciteit, de ratio van het weerstandsvermogen is 1,0. 13. Voor de stand van de saldireserve hanteren we een absolute ondergrens van € 25 miljoen. Als de saldireserve onder de ondergrens blijft, krijgt herstel van de Saldireserve maximale prioriteit in de begroting. 14. Jaarlijks bij de begroting wordt een analyse gepresenteerd waarin aangegeven wordt in hoeverre invulling gegeven moet worden aan het streven naar een ratio weerstandvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit versus benodigde weerstandcapaciteit) van 1,0. RESERVES 15. Voorstellen over reserves (instellen, opheffen, wijzigen bestemming) of over de aanwending van reserves worden aan de Raad voorgelegd. 16. De saldireserve is de enige algemene reserve. 17. De saldireserve wordt vooralsnog als enige buffer gezien ter afdekking van de risico’s die zich voordoen. 18. De saldireserve dient ook ter afdekking van de schommelingen in de resultaten van planexploitaties van het programma Grondbeleid. 6
19. In het belang van de voortgang van de Waalsprong is het verrichten van activiteiten die voor een resultaatsverslechtering van de planexploitaties Waalsprong zorgen van maximaal van €2 miljoen per jaar toegestaan, mits hierover een collegebesluit genomen wordt en de Raad binnen een maand wordt geïnformeerd om zo de controlerende taak te kunnen uitvoeren. De spelregels uit de nota Grondbeleid worden gehanteerd voor de overige planexploitaties. 20. Zowel bij de begroting als bij de jaarrekening wordt een sluitend overzicht gepresenteerd van de beginstand van de reserves, de mutaties en de eindstand. De beoogde mutaties worden in de programmabegroting en -rekening verwerkt. In bijzondere gevallen kunnen mutaties via een afzonderlijk raadsbesluit verwerkt worden in de begroting. Mutaties in de reserves na afloop van het begrotingsjaar worden bij de jaarrekening als winstbestemming aan de Raad ter besluitvorming voorgelegd. Een voordelig rekeningresultaat wordt toegevoegd aan de saldireserve, een negatief resultaat wordt aan de saldireserve onttrokken, besluitvorming hierover vindt uitsluitend plaats bij de vaststelling van de winstbestemming door de Raad bij de stadsrekening. 21. Bespaarde rente wordt altijd toegevoegd aan de saldireserve, tenzij de Raad anders besluit. 22. Bedragen ten laste van de saldireserve worden onderscheiden in: a. Uitnames die reeds besloten zijn en in de begrotingsadministratie zijn verwerkt. b. Claims (Raad is voornemens om uitgaven te doen ten laste van de saldireserve, is nog niet in de begrotingsadministratie verwerkt, omdat formele besluitvorming over de besteding nog moet plaats vinden. 23. Bestemmingsreserves worden vermeden, tenzij: Er majeure ontwikkelingen zijn die verstorend werken op het begrotingsevenwicht, er is sprake van een substantieel financieel belang ( schommelingen > € 1 miljoen per jaar) en het bestedingsdoel concreet is. Zodra het doel is gerealiseerd wordt de reserve opgeheven. Het gaat om incidentele bestedingen voor niet reguliere taken. VOORZIENINGEN 24. Voorstellen over het instellen van voorzieningen worden voor formele besluitvorming voorgelegd aan de Raad. 25. Bij de instelling van een voorziening die dient tot gelijke verdeling van lasten over de verschillende begrotingsjaren, wordt een bestedingsplan aan de motivatie toegevoegd 26. Zowel bij de begroting als bij de jaarrekening wordt een sluitend overzicht gepresenteerd van de beginstand van de voorzieningen, de mutaties en de eindstand. RENTE 27. Aan onze eigen financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) rekenen we een vaste rente toe en voegen we bij de saldireserve. Eventuele aanpassing van dit percentage wordt bij de perspectiefnota als onderdeel van het treasurybeleid vastgesteld. 28. Aan voorzieningen die op contante waarde zijn gebaseerd, wordt een toevoeging gedaan om de voorziening op de juiste omvang te houden. Een dergelijke toevoeging moet opgenomen zijn in de argumentatie bij het instellen van de voorziening.
7
2. Risicomanagement 2.1 Begripsbepaling Voordat nader wordt ingegaan op risicomanagement binnen de gemeente Nijmegen is het van belang de begrippen risicomanagement en risico toe te lichten. Hierbij zijn verschillende definities mogelijk. De gemeente Nijmegen hanteert de volgende definities: Risico: Een onzekere gebeurtenis kan leiden tot het afwijken van de gestelde doelstellingen en eisen. De zwaarte van het risico wordt bepaald door een combinatie van de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis plaatsvindt en de impact ervan op doelstellingen en eisen. Risicomanagement: Het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met en het beheersen van risico’s.
Dit betekent ook dat als zekerheid bestaat over het optreden van een gebeurtenis, geen sprake meer is van een risico. Mogelijk heeft het al geresulteerd in een financiële tegenvaller of moet er een voorziening worden gevormd om mogelijke financiële tegenvallers in de toekomst te dekken; Onderstaand plaatje geeft een beeld van mogelijke risico's voor de gemeente.
Programmarisico’s
- Rente - Uitkering Gemeentefonds - Investeringen - WOZ belasting - Budgetoverschrijding - Garantieverplichtingen - Aansprakelijkheid
Planexploitatierisico’s
- Rente - Garantieverplichtingen - Bodemsanering - Recessie - Verminderde afzetmogelijkheid - Milieuproblemen - Bestemmingsplannen
Imago en politieke risico’s - Nieuwe wetgeving - Politieke achterban - Integriteit - Niet behalen van doelstellingen - Reputatie
Bedrijfsvoeringsrisico’s - Personeelsverloop - Ziekteverzuim - Weglopen kennis - Vergrijzing - IT
8
Het risicomanagementproces bestaat uit een zestal onderdelen (zie figuur 1) Figuur 1
1
Risico -identificatie
6 Evaluatie & rapportage
2
Risico -analyse
5 Maatregelen implementeren
3
Risico -beoordeling
4 Maatregelen ontwerpen
2.2 Risicomanagement Risico’s zijn niet per definitie en op voorhand iets negatiefs. Beleid maken en uitvoeren is nooit zonder risico’s. Wel moet vooraf en “tijdens de rit” nagedacht worden over de gevolgen zodat besluitvorming welafgewogen kan plaatsvinden. Uitgangspunt bij risicomanagement voor de komende jaren is: • Risico’s nemen is onvermijdelijk, risico’s in beeld brengen en op risico’s sturen ook. • Veel risico’s worden al goed in beeld gebracht en beheerd. De volgende stap is het vasthouden en verder aanscherpen van de ingezette aanpak risicomanagement, bewustwording risicomanagement verder vergroten. Daarbij gaan we voortbouwen op de ervaringen bij succesvolle projecten in Nijmegen. • Wie niet reflecteert op succes en fouten, stopt met leren. Dit met als focus dat de werkwijze risicomanagement voor alle betrokkenen duidelijk is, proactief gehandeld wordt, en verder bijdraagt aan een cultuur waar risicomanagement vanzelfsprekend is. Om de duidelijkheid over de werkwijze risicomanagement te ondersteunen zijn de taken en verantwoordelijkheden nadrukkelijker in beeld gebracht en is een kernteam risicomanagement voorzien. Het kernteam krijgt specifieke taken mee om de kwaliteit van het risicomanagement gemeentebreed te vergroten, zie bijlage 1 Taken en Verantwoordelijkheden. Kenmerk risicomanagement: continu en cyclisch proces Een belangrijk kenmerk van risicomanagement is dat het proces cyclisch wordt uitgevoerd. Enerzijds omdat aanvullende risico’s gedurende de tijd kunnen ontstaan en anderzijds omdat reeds geïnventariseerde risico’s qua omvang kunnen veranderen (vergroten, verkleinen, verdwijnen). Ook is risicomanagement een proces dat zich continu herhaalt. 9
Hoofdonderscheid in risico’s: risico’s programma Grondbeleid en overige programma Bijzonderheid bij de risicobepaling en het gewenste weerstandsvermogen is dat de risico’s van planexploitaties (programma Grondbeleid) wezenlijk anders beschouwd moeten worden als de risico’s van de andere programma’s. Planexploitatierisico’s doen zich in de regel voor over de gehele duur van een planexploitatie en hebben veelal een scope die de duur van de meerjarenbegroting overschrijdt. Die looptijd kan variëren van 2-5 jaar tot 10 jaar en langer. Risico’s bij andere programma’s zijn veelal voor een beperkte tijd als risico te benoemen. Deze risico’s kunnen en moeten binnen de periode van een meerjarenbegroting opgelost worden. Het risicomanagementproces Onderstaand een toelichting per stap van het risicomanagementproces. 1. Risico-identificatie: In deze fase worden alle risico’s benoemd. Daarbij wordt door verschillende (interne of externe) experts gekeken naar financiële risico’s, imagorisico’s, politieke risico’s en bedrijfsvoeringsrisico’s, en naar de context waarbinnen de risico’s zich voordoen. Risico’s kunnen zich voordoen op grond van: – bijzondere gebeurtenissen; – normale onzekerheden. 2. Risico-analyse: De analyse bestaat uit een inschatting van de kans dat een gebeurtenis zich voordoet en wat daarvan de financiële gevolgen zullen zijn. De risicoanalyse begint met het inventariseren van mogelijke risico’s van een specifiek project. Voor de verschillende geïnventariseerde risico’s worden de oorzaak en het gevolg in kaart gebracht. Bij risicowaardering wordt vastgesteld welke van de geïnventariseerde risico's het meest belangrijk zijn. Risicowaardering is noodzakelijk omdat het niet praktisch en efficiënt is om alle geïnventariseerde risico’s te beheersen. Het waarderen van risico’s kan op een kwalitatieve of kwantitatieve wijze. Bij kwalitatieve risicowaardering worden risico’s alleen ten opzichte van elkaar gewaardeerd. De risico’s worden zo op volgorde van belangrijkheid gezet. Bij kwantitatieve waardering wordt het risico uitgedrukt in geld. Kwantitatieve analyse geeft uiteraard meer inzicht in de omvang van de risico's dan een kwalitatieve analyse, maar vereist ook meer specialistische kennis en is tijdrovender. De resultaten van de risicoanalyse leiden tot: – een lijst van geïnventariseerde en gewaardeerde risico’s; – een grotere bewustwording van risico’s, waardoor de projectverantwoordelijke zijn project adequater tot uitvoering kan brengen; – beslissingsondersteunende informatie voor de besluitvormer bij de go/no go momenten binnen projecten. 3. Risicobeoordeling: In deze fase wordt met behulp van beoordelingstechnieken afgewogen hoe groot het risico is. Ieder individueel risico wordt bepaald op basis van : Kans x Gevolg. Doel is om de grootste risico’s vast te stellen. 4. Maatregelen ontwerpen: In deze fase worden waar nodig beheersmaatregelen omschreven die zijn gericht op het beheersen van de geïdentificeerde risico’s. Beheersmaatregelen kunnen preventief van aard zijn, 10
gericht op het voorkomen van de gebeurtenis. Maatregelen kunnen ook gericht zijn op het beperken van de gevolgen, de correctieve beheersmaatregelen.
Preventieve beheersmaatregelen Preventieve beheersmaatregelen zijn erop gericht de oorzaken van het risico te bestrijden. Er zijn twee typen preventieve beheersmaatregelen te onderscheiden: – Vermijden. Hierbij wordt de kans uitgesloten dat het risico optreedt. Bij een grote kans van optreden en een groot gevolg, is vermijden de meest geschikte beheersmaatregel. – Reduceren van de kans. Hierbij wordt de kans verminderd dat het risico optreedt. Bij een grote kans van optreden en een minder groot gevolg is reduceren de meest geschikte beheersmaatregel. Door kosten nauwkeuriger te schatten, wordt de kans gereduceerd dat de werkelijke kosten afwijken. Correctieve beheersmaatregelen Correctieve maatregelen zijn gericht om de gevolgen van het risico te bestrijden. De kans van het risico blijft intact. Er zijn drie correctieve beheersmaatregelen: – Reduceren van het gevolg. Bij een beperkte kans van optreden en een groot gevolg is reduceren van het gevolg een goede beheersmaatregel. Door een vast rentepercentage af te spreken, wordt het gevolg van renteveranderingen gereduceerd. – Overdragen. De gevolgen van het risico worden aan een andere partij overgedragen. Bij een beperkte kans van optreden en een groot gevolg is reduceren van het gevolg een goede beheersmaatregel. Bij brand- en CAR-verzekeringen worden de gevolgen van risico’s overgedragen naar de verzekeraar. – Accepteren. De gevolgen van het risico worden zelf gedragen. Het accepteren van risico’s is mogelijk bij een beperkte kans van optreden en een beperkt gevolg. Aan de hand van de bovenstaande indeling kan naar mogelijke beheersmaatregelen gezocht worden. 5. Maatregelen implementeren: Het is van belang dat de beheersmaatregel in verhouding staat tot de omvang van het risico. Op grond van een kosten-batenanalyse kan worden afgewogen of maatregelen geïmplementeerd worden of dat bepaalde risico’s worden geaccepteerd. De keuze van de beheersmaatregelen hangt af van de effectiviteit en de efficiëntie. De effectiviteit van beheersmaatregelen wordt bepaald door het risico na het uitvoeren van de beheersmaatregelen te waarderen. Dit kan zowel op kwalitatieve als kwantitatieve wijze. Bij de 11
kwalitatieve wijze wordt het verwachte effect van de maatregel op het risico uitgedrukt in termen van groot of klein. Bij de kwantitatieve wijze wordt de nieuwe kans op het risico en het nieuwe gevolg van het risico berekend. Hierbij worden dezelfde methoden gebruikt als bij risicoanalyse. De efficiëntie van beheersmaatregelen wordt bepaald door een inschatting van de kosten te maken die met de beheersmaatregel gemoeid zijn. De kosten van de beheersmaatregel moeten in relatie staan tot het effect van de beheersmaatregel. Op grond van een kosten-batenanalyse kan worden afgewogen of maatregelen geïmplementeerd worden of dat bepaalde risico’s worden geaccepteerd. Daarnaast moet de beheersmaatregel uiteraard uitvoerbaar zijn. Het is niet mogelijk om alle risico’s met beheersmaatregelen volledig te elimineren. Een restrisico blijft altijd bestaan. Vervolgens wordt bepaald hoeveel risico’s resteren die opgenomen moeten worden als risico’s en afgedekt worden door het weerstandsvermogen van de gemeente. 6. Evaluatie en rapportage: Periodiek vindt een evaluatie plaats van de risico’s. De risico’s worden in verschillende rapportages op verschillende rapportagemomenten in de planning- en controlcyclus vastgelegd. Het bovenstaande proces van risicobeheer wordt per programma/planexploitatie uitgevoerd. Bij iedere herziening worden de risico’s opnieuw bepaald. Invulling risicomanagementsysteem Voor een succesvolle toepassing van risicomanagement is het belangrijk om te allen tijde de juiste werkwijze te hanteren: •
•
•
• • •
De belangrijkste risico’s worden in beeld gebracht en geregistreerd in een risicomanagementsysteem en onderscheiden in de gevolgcategorieën financieel, imago en politiek. Dit geldt binnen het programma Grondbeleid voor de planexploitaties met een omzet van meer dan € 10 miljoen, en voor alle overige programma’s binnen de gemeente. Daarbij worden alleen risico’s opgenomen met een financieel gevolg boven de € 100.000. Voor planexploitaties met een omzet kleiner dan € 10 miljoen wordt de risico-omvang bepaald met de risicomatrix. Met de risicomatrix wordt het risico enkel bepaald door de kans maal het (financieel) effect. Er wordt hierbij geen Monte Carlo simulatie methode uitgevoerd. Om de risico-omvang en de benodigde saldireserve te bepalen wordt een risicosimulatie uitgevoerd met behulp van de Monte Carlo simulatie. Dit is een statistische simulatie die ervan uitgaat dat risico’s in een project zich niet tegelijk voordoen en dat er een onderlinge samenhang bestaat tussen de risico’s. De uitkomsten hiervan worden gerapporteerd op verschillende rapportagemomenten. Deze worden in de planning- en controlcyclus vastgelegd. (Stadsbegroting, Stadsrekening, Voortgangsrapportage Grote projecten, Risiconota Ontwikkelingsbedrijf). Het financiële risico bij de verbonden partijen wordt in het risicomanagementsysteem opgenomen als het Nijmeegse deel in de risico’s van de verbonden partij boven de € 100.000 ligt. Wijzigingen van wet en regelgeving, decentralisatie van overheidstaken worden ook opgenomen in het risico-managementsysteem, ook als financiële effecten nog moeilijk zijn in te schatten. Risico’s zonder financieel gevolg maar met belangrijke imago of politieke gevolgen worden ook opgenomen in het risicomanagementsysteem.
12
3. Weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen 3.1 Weerstandscapaciteit De gemeente Nijmegen hanteert de volgende definitie van weerstandscapaciteit: Weerstandscapaciteit: Het geheel van geldmiddelen waaruit tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden, zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast hoeven te worden.
De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit: • Algemene reserve, de saldireserve; • Bestemmingsreserves; • Stille reserves; • Post onvoorzien; • Flexibiliteit van budgetten, waaronder de onbenutte belastingcapaciteit. De mate waarin deze posten kunnen bijdragen aan de weerstandscapaciteit zal steeds opnieuw moeten worden beoordeeld. Dit gebeurt via de paragraaf Weerstandsvermogen in de begroting en de jaarrekening. Van de weerstandscapaciteit wordt de saldireserve beschouwd als de vrij inzetbare reserve ter afdekking van risico’s. Voor de besteedbaarheid van de bestemmingsreserves geldt dat deze middelen, door de daarover genomen raadsbesluiten, geheel bestemd zijn. Bestemmingen kunnen echter door middel van een raadsbesluit gewijzigd worden, want het betreft middelen waar de Raad een bestemming aan heeft gegeven, maar waarvoor nog geen verplichtingen richting derden zijn aangegaan. Wanneer zich een noodzaak zou voordoen, kunnen de bestemmingsreserves dus ingezet worden. Vooralsnog is de saldireserve de enige reserve voor de afdekking van risico’s.
3.2 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis zijn in relatie tot de financiële positie. Het weerstandsvermogen geeft de mate van robuustheid van de begroting aan. Dit is van belang wanneer er zich een financiële tegenvaller voordoet. Door aandacht voor het weerstandsvermogen kan worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot bezuinigen. Het weerstandsvermogen kan betrekking hebben op het begrotingsjaar zelf (statisch weerstandsvermogen genoemd), het kan ook betrekking hebben op de consequenties voor meerdere begrotingsjaren (dynamisch weerstandsvermogen genoemd). Voor het beoordelen van de robuustheid van de begroting is inzicht nodig in de omvang en in de achtergronden van de risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit.
13
3.3 Benodigde weerstandscapaciteit De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door het totale risicoprofiel van de gemeente als geheel. In het risicomanagementsysteem wordt met behulp van een risicosimulatie (op basis van de Monte Carlo simulatie methode) gegeven een bepaalde mate van waarschijnlijkheid (zekerheid) berekend welk bedrag benodigd is om de risico's af te dekken. De Monte Carlo simulatie methode is een simulatie waarbij er vanuit wordt gegaan dat niet alle risico’s zich tegelijkertijd in hun maximale omvang zullen voordoen. Het voordeel van zo'n risicosimulatie op basis van de Monte Carlo methode is dat het op basis van een diversiteit aan risico's één waarde kan bepalen voor het totale risicoprofiel. Er kan op basis van de simulatie gezegd worden dat met een specifiek zekerheidspercentage een X-bedrag voldoende zal zijn om de risico's op te vangen. Voor het bepalen van het totale risicoprofiel in Nijmegen dienen 1) de uitkomsten van de Monte Carlo simulaties, 2) de risico-omvang die via de risicomatrix(en) zijn bepaald voor de "kleine planexploitaties" 3) de risico-omvang van de deelnemingen voor het deel waarin de gemeente deelneemt betrokken te worden. De overweging is dat wanneer gekozen wordt voor een (te) hoog zekerheidspercentage wellicht een te groot deel van het eigen vermogen als weerstandscapaciteit is ingezet, terwijl deze middelen voor andere zinvolle maatschappelijke doeleinden gebruikt hadden kunnen worden. De mate van compleetheid van het risicoprofiel speelt ook een rol. Anders gezegd, hoe goed en compleet heb je de risico’s in beeld. Een goed inzicht moet leiden tot het tijdig en adequaat nemen van maatregelen, waardoor de risico’s dalen. Anderzijds zijn er meer risico’s in beeld waardoor het risicobedrag stijgt. Omdat er steeds meer en adequater aandacht is voor risico’s en omdat voor de programmarisico’s de laatste jaren geen beroep is gedaan op de saldireserve, achten we het verantwoord om één zekerheidspercentage te hanteren van 80% voor zowel de programmarisico's als de planexploitaties. Op de risico’s op de planexploitaties en deelnemingen van het programma Grondbeleid blijven we een dempingsfactor van 10% hanteren. Dat doen we, omdat niet alle risico's binnen ons risicomanagementsysteem zijn onder te brengen, omdat deelnemingen hun eigen systeem hanteren en omdat we voor kleine exploitaties een eenvoudiger werkwijze hebben gekozen. Daar komt bij dat de risico's van het Ontwikkelingsbedrijf naar hun aard en looptijd sterk kunnen verschillen, waar ons managementsysteem niet voldoende rekening mee houdt. Op basis van een analyse van de portefeuille planexploitatie inclusief deelnemingen van het ontwikkelingsbedrijf wordt de dempingsfactor bepaald. Als de portefeuille bestaat uit veel verschillende typen activiteiten (infrastructuur, ontwikkeling bedrijventerreinen, woningbouw, leisure, groenontwikkeling, etc.) dan is de kans dat op portefeuilleniveau niet alle risico’s zich tegelijkertijd voordoen, groter. En is de dempingsfactor ook groter. Is het spectrum aan activiteiten in de portefeuille kleiner dan zal de dempingsfactor lager zijn. Daarom wordt jaarlijks de dempingsfactor getoetst en indien nodig aangepast.
14
3.4 Toereikendheid weerstandsvermogen Na het vaststellen van de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit kan nader worden ingegaan op het weerstandsvermogen van de organisatie.
Ratio weerstandsvermogen=
Beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde weerstandscapaciteit
Naast het vaststellen van het zekerheidspercentage kan ook gekeken worden naar de ratio weerstandsvermogen. Is het nodig om in elk jaar een ratio te hebben van 1,0? Of zijn er overwegingen die een andere keuze rechtvaardigen? Het risicoprofiel van Nijmegen bestaat voor een belangrijk deel uit risico’s op de grotere planexploitaties, vooral Waalsprong en Waalfront, met een looptijd tot 15 jaar na nu. Niet alle risico’s die we nu voorzien zullen zich allemaal voordoen op korte termijn. Kijken we alleen naar de stand van de Saldireserve op dit moment, dan houden we geen rekening met de verwachte ontwikkeling van de Saldireserve. Dat is niet evenwichtig ten opzichte van de risico’s, die wel gebaseerd zijn op verwachte ontwikkelingen in de komende vijftien jaar. Gezien bovenstaande wordt gestreefd naar een ratio weerstandsvermogen van 1,0. Voor de stand van de saldireserve hanteren we als absolute ondergrens € 25 miljoen. Dit komt ongeveer overeen met € 150 euro per inwoner. Als de saldireserve onder de ondergrens komt van € 25 miljoen dan krijgt herstel van de saldireserve absolute prioriteit in de begroting. Wanneer de ratio weerstandsvermogen boven de 1,0 uitkomt dan kan de Raad overwegen middelen uit de Saldi-reserve in te zetten voor beleidsdoelen. Elk jaar wordt bij de begroting een analyse gevoegd waarin beoordeeld wordt of de ratio weerstandvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit versus benodigde weerstandcapaciteit) voldoende zekerheid biedt, rekening houdend met het risicoprofiel en de (verwachte) ontwikkeling van de saldireserve. Ook kan dan aangegeven worden of er concreet invulling gegeven moet worden aan het streven van een ratio van 1,0 of saldireserve ruimte biedt voor alternatieve bestedingen of dat er een noodzaak is tot wijzigingen in de begroting. Alleen een kwantitatieve benadering waarbij de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit met elkaar in verband wordt gebracht, gaat voorbij aan de situatie dat niet alle risico’s zich op korte termijn voordoen. Zeker de risico’s van langlopende planexploitaties, die( vaak) ook een substantieel deel van het risicoprofiel uitmaken, overschrijden vaak het begrotingsvenster van 4 jaar.
15
4. Reserves, voorzieningen en rente De nota reserves en voorzieningen 2006 mag over het algemeen beschouwd worden als een strak, helder en goed werkbaar kader. Vooral het beperken van het aantal bestemmingsreserves heeft transparantie gebracht in de besteding van de gemeentelijke middelen. Voor de actualisatie van dit onderdeel van de voorliggende kadernota is dan ook vooral uitgegaan van dat wat goed gewerkt heeft met daar waar nodig een aanscherping.
4.1 Reserves Het eigen vermogen van de gemeente bestaat uit de reserves en het rekeningresultaat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene reserves en bestemmingsreserves. Reserves kennen het “nee, tenzij-principe“ als uitgangspunt voor het instellen van reserves, waarbij geldt: Reserves alleen instellen als sprake is van een materiële kwestie en reserves jaarlijks tegen het licht houden op nut en noodzaak en gewenste hoogte. En dit gedacht vanuit de kernwaarden transparantie, integrale afweging en (begrotings) discipline. Reserves zijn te allen tijde een instrument van de Raad.
4.2 Wettelijke vereisten Het BBV geeft voorschriften over de wijze waarop reserves verantwoord moeten worden, zowel op de balans als in de programmarekening. In de programmarekening wordt geregeld dat alle lasten en baten via het programma lopen en volgens eventuele toevoegingen of onttrekkingen aan reserves per programma zichtbaar gemaakt moeten worden. Deze regels gelden ook voor de begroting. De achterliggende gedachte van dit voorschrift is dat de bestedingen in de gemeentebegroting op deze wijze transparant en inzichtelijk zijn opgenomen en samen met de reservemutaties onderdeel zijn van de besluitvorming bij de begroting. De besluitvorming bij de begroting is het autorisatiemoment om reserves te besteden en bij de jaarrekening worden afwijkingen door de Raad geautoriseerd als winstbestemming. In bijzondere gevallen kunnen in de loop van het begrotingsjaar raadsbesluiten genomen worden over besteding van of toevoegingen aan reserves. Ten aanzien van de verantwoording op de balans wordt aangegeven dat onderscheid gemaakt moet worden in de algemene reserves en de bestemmingsreserves. Een bestemmingsreserve is een reserve waar aan de Raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. In de wet is nergens opgenomen wat de omvang van reserves moet zijn. Dit is de beleidsvrijheid van de gemeente, waarbij overigens het toezichthoudend orgaan, i.c. de provincie, wel over de schouder meekijkt en bij een onacceptabele ondergrens van de reserves ingrijpt.
4.3 De algemene reserve, de saldireserve Nijmegen heeft één algemene reserve, de saldireserve. Naar zijn aard hoort ook het rekeningresultaat tot de algemene reserve. Nu de ABR is opgeheven per 1 januari 2013 heeft de saldireserve de functie van de ABR overgenomen. De saldireserve dient nu ook als buffer voor de opvang van risico’s van het programma Grondbeleid, en is de saldireserve de opvang voor de schommelingen in de resultaten van de planexploitaties. 16
Alle risico’s van de gemeente moeten dus afgedekt worden door de saldireserve. De bestemmingsreserves kunnen ingeval van noodzaak ook ingezet worden doordat de Raad een andere bestemming aan die reserves geeft. Vooralsnog is de saldireserve echter de enige buffer voor afdekking van alle risico’s en worden er geen andere (stille of bestemmings-)reserves ingezet. De voeding van de saldireserve bestaat in ieder geval uit de toevoeging van een positief rekeningresultaat, een negatief rekeningresultaat wordt uit de saldireserve onttrokken. Verder kan de Raad besluiten om bedragen aan de saldireserve toe te voegen of bedragen uit de saldireserve te halen. Ter versterking van de saldireserve kan door de Raad besloten worden om bedragen in de programmabegroting vrij te maken om aan de saldireserve toe te voegen. Als voeding van de saldireserve wordt in ieder geval de bespaarde rente aan de saldireserve toegevoegd. Bij een voldoende niveau van de saldireserve kan ook besloten worden om de saldireserve in te zetten. Deze besluitvorming wordt bij begroting en jaarrekening in een overzicht opgenomen zodat een doorkijk in de ontwikkeling van de saldireserve wordt gegeven. Een bijzonderheid hierbij is dat er soms initiatieven zijn die nog niet tot definitieve besluitvorming hebben geleid, maar waarvoor in de perspectiefnota een aankondiging wordt gedaan. Dit kan ook een besluit zijn die buiten de scope van de meerjarenbegroting valt en op die manier nog niet in de programmabegroting is verwerkt. Dit wordt dan opgenomen als claim op de saldireserve. Formele besluitvorming over besteding moet dan nog plaatsvinden. De exploitaties in de Waalsprong hebben een zeer fors exploitatievolume. Aanpassingen van de uitgangspunten hebben al snel een aanzienlijk financieel effect. De (vertraging in) de voortgang van de voorbereiding van kavelverkoop bepaalt voor een belangrijk deel het financiële resultaat. In bepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn om snel te moeten handelen, en toch extra uitgaven te moeten doen (met resultaatsvermindering tot gevolg) om de voortgang zo goed mogelijk op gang te houden en daarmee het financieel resultaat zo veel mogelijk te optimaliseren. De gevraagde snelheid van handelen kan zodanig zijn dat een raadsbesluit vooraf niet mogelijk is. In een dergelijk geval wordt het college toegestaan activiteiten te verrichten die maximaal een resultaatsverslechtering van € 2 miljoen per jaar tot gevolg hebben. Mits hierover een collegebesluit genomen wordt en de Raad hierover binnen een maand geïnformeerd wordt om haar controlerende taak alsnog uit te kunnen voeren. Bij het informeren van de Raad over omvangrijke financiële wijzigingen in de planexploitatie voor alle andere planexploitaties hanteren we de criteria uit de kadernota Grondbeleid, zijnde: 1. indien het financieel eindresultaat van de planexpoitatie en/of het programma (m2, aantallen, etc.) meer dan 30% wijzigt. 2. indien regel 1 geldt, maar de wijziging van het financieel eindresultaat is minder dan € 500.000 en blijft positief of budgettair neutraal dan kan de aanpassing meelopen in het VGP (financiële impact gering) 3. indien regel 1 niet geldt (<30%), maar de wijziging van het financieel eindresultaat van de planexploitatie is meer dan € 500.000 4. indien dit politiek-bestuurlijk noodzakelijk wordt geacht; te bepalen door de portfeuillehouder Grondbeleid.
17
4.4 Bestemmingsreserves Het BBV definieert de bestemmingsreserves als ‘een reserve waaraan de Raad een bepaalde bestemming heeft gegeven’ zonder nadere uitwerking. Daarmee zijn bestemmingsreserves een tamelijk algemeen en flexibel dekkingsmiddel voor het realiseren van beleid geworden. Het is aan de gemeente een kader te scheppen. Om die reden is door de Raad vastgesteld aan welk doel een bestemmingsreserve dient te voldoen. Specifiek: Het doel moet eenduidig en duidelijk ingekaderd zijn. Aangegeven moet worden wat de doelen zijn die precies met de gereserveerde middelen worden beoogd en welke activiteiten uit die middelen zullen worden gedekt; Meetbaar: Per doel worden de activiteiten limitatief aangegeven, met daarbij het in te zetten bedrag. Verzoeken om inzet van de gereserveerde middelen gaan in op de mate waarin het doel gehaald wordt met de in te zetten middelen; Acceptabel: De Raad bepaalt de instelling van de reserve en de inzet van de desbetreffende middelen; Resultaatgericht: Elke onttrekking aan de reserve moet aantoonbaar bijdragen aan het doel waarvoor deze is ingesteld; Tijdgebonden: Bestemmingsreserves hebben een tijdelijk karakter. Al bij instelling wordt aangegeven wat de doorlooptijd van de reserve zal zijn. Daartoe wordt ook een onttrekkingsplan gepresenteerd waarin het voorgenomen verloop van de reserve wordt getoond. Zowel bij de begroting als bij de jaarrekening wordt over het onttrekkingsplan gerapporteerd. In de beleidsregels is nog een criterium toegevoegd, nl dat de reserve moet dienen ter opvang van schommelingen van materieel belang (> € 1 miljoen).
4.5 Voorzieningen en OMBD’s Voorzieningen staan, net als de reserves, aan de passivakant van de balans. Waar reserves deel zijn van het eigen vermogen, vallen de voorzieningen onder het vreemd vermogen. Het BBV geeft duidelijke richtlijnen voor het vormen van voorzieningen. Kernbegrippen hierbij zijn: verplichtingen, verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden in het boekjaar, omvang per balansdatum onzeker doch redelijkerwijs in te schatten. Dan kosten in het boekjaar nemen en betalingen ten laste van de voorziening nemen. Op deze wijze worden kosten genomen op het moment dat ze ontstaan. De bijzonderheid bij voorzieningen is dat het bestaan ervan een verplichtend karakter heeft. Er is geen keuzevrijheid om een voorziening al dan niet in te stellen. Gezien het karakter van voorzieningen is het beheer een zaak van het College. De rol van de Raad is beperkt tot formele vaststelling. Jaarlijks wordt derhalve bij zowel de begroting als bij de jaarrekening het verloop getoond, met de indeling zoals het BBV die noemt. Het BBV schrijft voor dat gelden van derden met een bepaald bestedingsdoel nog wel onder de voorzieningen vallen, maar ontvangen voorschotbedragen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een bepaald bestedingsdoel afzonderlijk op de balans onder de overlopende passiva gepresenteerd moeten worden. In Nijmegen hebben deze gelden de werktitel “OMBD” gekregen. De handelwijze ten aanzien van OMBD’s en voorzieningen is gelijkluidend. Als bijzonderheid bij voorzieningen wordt nog gewezen op het verschil tussen voorzieningen als correctie op de waardering van activaposten op de balans en voorzieningen welke aan de passivazijde staan en vooral betrekking hebben op de inschatting van risico’s en kosten die nog komen, maar hun oorsprong vinden in het boekjaar. Correcties op waardering zijn de voorziening 18
dubieuze debiteuren en de voorzieningen planexploitaties. De voorziening dubieuze debiteuren houdt in dat niet verwacht wordt dat alle vorderingen die opgelegd zijn voor 100% binnenkomen en daarom wordt de vordering verlaagd met de voorziening dubieuze debiteuren. De voorziening planexploitaties is gebaseerd op de uitkomst van de verliesverwachting van enkele eigen planexploitaties. Het verwachte tekort in de toekomst wordt contant gemaakt naar heden. Ter hoogte van dit contante tekort wordt een voorziening getroffen. Het totaal aan getroffen voorzieningen wordt gecorrigeerd op de waardering van de planexploitaties. Aan de passivazijde zijn alle door de Raad ingestelde voorzieningen opgenomen.
4.6 Rente Een van de functies van reserves en voorzieningen is de financieringsfunctie. Kapitaaluitgaven door de gemeente kunnen gefinancierd worden door gebruik te maken van de eigen, interne middelen zoals de reserve en de voorzieningen of door aantrekken van geldleningen , de externe financiering. Bij het gebruik van reserves en voorzieningen hoeft geen beroep gedaan te worden op de geld- en kapitaalmarkt en daarmee hebben de reserves en voorzieningen een financieringsfunctie. Daar waar voor extern geld een rentevergoeding betaald moet worden, is het logisch om ook voor de inzet van eigen middelen een rentecomponent te berekenen.
4.7 Eigen financieringsmiddelen en renteopbrengst Wanneer eigen financieringsmiddelen ingezet worden in plaats van aangetrokken gelden, moet er wel een redelijk bestendig karakter in de eigen financieringsmiddelen zitten. Met die overweging kan de saldireserve zeker ingezet worden als intern financieringsmiddel. De bestemmingsreserves hebben qua karakter een eindigheid en zijn wel goed te monitoren, maar kunnen dus slechts gedeeltelijk ingezet worden. De voorzieningen zijn vreemd vermogen en daarmee wordt al gezegd dat het feitelijk niet terecht is om deze in te zetten als interne financiering. Echter binnen de wetenschap dat zowel de bestemmingsreserves, als de voorzieningen qua karakter eindig zijn, is er wel altijd een vaste basis aan bestemmingsreserves en voorzieningen beschikbaar. Om die reden is bij de perspectiefnota 2014 besloten om naast de saldireserve, € 40 miljoen aan bestemmingsreserves en voorzieningen te beschouwen als kern om in te zetten als financieringsmiddel. Ten aanzien van de rentevergoeding, de zogenoemde bespaarde rente, is besloten om alle gehanteerde rekenrentes binnen Nijmegen onder één noemer onder te brengen, zodat er geen oneigenlijke winsten en verliezen ontstaan door het gebruik van verschillende percentages. Op dit moment is dat percentage vastgesteld op 4%. Deze rekenrente wordt ook gehanteerd voor het nietgecontracteerde deel van de financiering van planexploitaties.
4.8 Inzet rente Het beleid in Nijmegen is dat de bespaarde rente toegevoegd wordt aan de saldireserve. Rentevoordeel in de planexploitaties worden via het exploitatieresultaat `afgedragen` aan de saldireserve. Het BBV doet weinig uitspraken over rentes, veel wordt overgelaten aan de gemeenten zelf. Alleen bij voorzieningen wordt uitdrukkelijk verboden om een rentetoevoeging te doen. Dat strookt namelijk niet met het karakter van een voorziening. Wel is toegestaan de voorziening te verhogen met een inflatiecorrectie. Dit moet expliciet worden vastgesteld door de Raad. Dit staat echter los van bespaarde rente. Voorzieningen kunnen netto contant worden getroffen. De te hanteren disconteringsvoet is dan gelijk aan de rekenrente.
19
4.9 Beleid rente Het beleid inzake rente was ook opgenomen in de nota van 2006. Er zijn echter verscheidene mutaties op dit beleid geweest, waarvan de meest recente bij de perspectiefnota 2014. In de regelgeving is dan ook niet het kader uit 2006 opgenomen, maar een nieuw kader waarbij rekening is gehouden met alle al genomen besluiten. Opgemerkt wordt dat regelgeving rondom rente als onderdeel van het treasurybeleid wordt bepaald en voorstellen terzake bij de perspectiefnota worden ingebracht.
20
Bijlage 1: Taken en Verantwoordelijkheden In dit onderdeel wordt uiteengezet welke taken en verantwoordelijkheden de verschillende spelers binnen de gemeente Nijmegen hebben. 1 Gemeenteraad De Raad bepaalt de kaders waarbinnen risicomanagement wordt toegepast. Dat doet zij door de vaststelling van de financiële beheersverordening en de daaruit voortvloeiende ”Kadernota Risicomanagement en Weerstandsvermogen”, de nota “Uitvoering risicobeheer Ontwikkelingsbedrijf“(2007) en de “Kadernota Grondbeleid 2009”. Tevens houdt de Raad toezicht op de uitvoering binnen de kaderstelling. In de cyclische jaarstukken worden risico’s benoemd en verantwoord aan de Gemeenteraad. Met de instemming van de jaarstukken, stemt de Raad impliciet in met de daarin genoemde risico’s en de voorgestelde wijze van beheersing. Speler Gemeenteraad
Taken en verantwoordelijkheden Vaststellen kaders risicomanagement en weerstandsvermogen Vaststellen paragraaf weerstandsvermogen
Wanneer Eén keer in de 4 jaar Twee keer per jaar (bij begroting en bij jaarrekening)
2 Auditcommissie De Auditcommissie adviseert de Raad over het beleid ten aanzien van het risicomanagement. Voorts besteedt deze commissie ten minste een keer per jaar extra aandacht aan risicomanagement waarbij met de vertegenwoordiger van het College de algemene gang van zaken rondom risicomanagement wordt doorgelicht. Een goed moment hiervoor is bij het behandelen van de Stadsrekening in de Auditcommissie. Speler Auditcommissie
Taken en verantwoordelijkheden Advisering Raad over kaders risicomanagement en weerstandsvermogen Bespreken risicomanagement binnen gemeente
Wanneer Eén keer in de 4 jaar Eén keer per jaar (bij behandeling jaarrekening)
3 College van Burgemeester en Wethouders Bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van risicomanagement overeenkomstig de kaders van de Raad ligt bij het College van Burgemeester en Wethouders. Het College ziet er op toe dat risicomanagement wordt uitgevoerd door de Directieraad met haar management overeenkomstig de wijze van organisatie, planning en beheersing van risico’s zoals bedoeld in deze nota. Daarnaast zorgt het College er voor dat er verantwoording aan de Raad plaatsvindt.
21
Speler
College van Burgemeester en Wethouders
Taken en verantwoordelijkheden
Wanneer
Verantwoordelijk voor uitvoeren risicomanagementbeleid
Continu
Bespreken gemeentebrede top 10
Via de begroting en de jaarrekening
Informeren van de Raad over risico’s bij belangrijke raadsvoorstellen
Continu
4 Directieraad De Directieraad (DR) zorgt er voor dat afgesproken werkzaamheden voor risicomanagement worden nageleefd in de organisatie en dat de doelstellingen worden gehaald. De DR let tevens op de samenhang van alle risico’s tussen de Programma’s en Afdelingen. We kennen in de organistatie specifiek Programmarisico’s en Afdelingsrisico’s. Deze laatste, Afdelingsrisico’s, zijn vooral bedrijfsvoeringsrisico’s die voor rekening komen van het Afdelingsmanagement. De Programmarisico’s worden beheerd en geregistreerd door Programma-manager. Programmaoverschrijdende risico’s vallen onder de verantwoordelijkheid van de Directieraad. Voor de verwerking en toezicht op dat risico wijst de DR een verantwoordelijke Programma-manager aan. Afdeling overschrijdende risico’s vallen onder de verantwoordelijkheid van één Programmadirecteur (lid van de Directieraad). Voor de verwerking en toezicht op dat risico wijst de Programmadirecteur een verantwoordelijke Programma-manager aan. Deze Programma-manager stemt het risico af met de betrokken Afdelingshoofden .
Speler
Directieraad; Gemeentesecretaris (voorzitter), directeuren, stadscontoller en derden mits nodig (bijv. accountant, experts, e.d.)
Taken en verantwoordelijkheden Verantwoordelijk voor behalen doelstellingen risicomanagement Verantwoordelijk voor gemeentebreed risicoprofiel Monitoren risicoprofielen van de programma’s
Wanneer Continu Continu Via de begroting en de jaarrekening
Aanpakken Programma- en Afdelingsoverstijgende risico’s
Continu
Rapporteren aan college over gemeentebrede top 10
Via de begroting en de jaarrekening
5 Programma-managers De Programma-managers zijn verantwoordelijk voor het risicoprofiel van hun programma. De Programma-manager dient “Risicobewust” te zijn binnen en buiten zijn of haar Programma. Binnen het Programma inventariseert de Programma-manager welke risico’s er spelen en welke maatregelen getroffen kunnen worden. De Programma-manager zorgt er voor dat de onderkende risico’s worden opgenomen in het risicomanagementsysteem (Risicobeheerder). De Programmamanager stemt zijn risico’s af met zijn of haar financieel adviseur. De werkzaamheden binnen het Programma omvatten: 22
1. Twee keer per jaar het risicomanagementproces doorlopen. Dit vindt plaats bij het opstellen van de begroting en bij het opstellen van de jaarrekening. Daarbij worden de kaders gevolgd die in dit document worden geschetst. 2. Het aanleveren van risico-wijzigingen voor het risicomanagement softwarepakket. 3. Er voor zorgen dat de risico’s worden geïdentificeerd, gekwalificeerd, dat er wordt gekeken naar verschillende beheersmogelijkheden en dat deze beheersmaatregelen uitgevoerd worden. Hoe de risicobeheerder dit doet, is per programma te bepalen. De risicobeheerder kan zelf het proces doorlopen, maar kan dit ook samen met de hele afdeling of enkele sleutelfiguren doen. Belangrijk is ook dat de risicobeheerder overzicht houdt over het risicoprofiel van de afdeling, zodat het profiel een samenhangend geheel blijft. Om dit op adequate wijze te kunnen doen heeft de risicobeheerder beschikking over de informatie uit het risicomanagement informatiesysteem. Hierin kunnen de risico’s en beheersmaatregelen vastgelegd worden en actueel gehouden worden. Om deze taken naar behoren uit te kunnen voeren heeft de risicobeheerder een training risicomanagement gevolgd. Bij het opstellen van de begroting en de jaarrekening wordt er, afhankelijk van de risico’s per afdeling, meer tijd besteed aan risicobeheer. Programma-managers worden over risicomanagement geadviseerd door hun financieel adviseur. Indien de ontstaansgrond van een risico buiten de organisatie ligt dan is het moeilijk te bepalen waar de verantwoordelijkheid voor het opnemen van het risico ligt. De Programma-manager wordt wel minimaal verantwoordelijk voor het waarnemen ervan. Via de Directieraad wordt bepaald of het risico wordt opgenomen en door welk Programma. Speler
Programma-manager
Taken en verantwoordelijkheden
Wanneer
Verantwoordelijk voor afdelingsrisicoprofiel
Continu
Doorlopen risicomanagementproces Rapporteren aan DR Registreren en beheren risico’s
Zelf te bepalen, maar minimaal twee maal per jaar (bij begroting en jaarrekening) Via de begroting en de jaarrekening Continu
6 Stadscontroller Binnen de organisatie moet Stadscontroller de spil zijn van het risicomanagement. De taak van de Stadscontroller is om het gedachtegoed van risicomanagement te verspreiden en risicomanagement te stimuleren in de gemeente Nijmegen. Bij deze rol behoort ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud en ontwikkeling van een risicobeheerssysteem. Onderdeel van het risicobeheerssysteem is het opstellen van en het onderhouden van een rapportagemodel. Tot slot wordt een toetsende rol voor de kwaliteit en kwantiteit van benoemde risico’s toegekend aan de Stadscontroller. De feitelijke uitvoering vindt plaats bij een beperkt aantal financieel adviseurs. Deze financieel adviseurs zijn het eerste aanspreekpunt voor de Programma’s met betrekking tot risicomanagement. Ook verzorgen zij een onafhankelijke controle op de volledigheid en de kwaliteit van de opgenomen risico’s. Kruislings bekijken ze ook de ingevoerde risico’s van de verschillende Programma’s. Het applicatiebeheer van de risicomanagementsoftware wordt ook ondergebracht bij deze financieel adviseurs, waarbij zij intern en extern ondersteund kunnen worden. Het is van belang dat de Stadscontroller zijn taak met enthousiasme vervult en hiermee draagvlak voor risicomanagement en risicobewustzijn creëert. Om bovengenoemde taken naar behoren uit te kunnen voeren hebben de functionarissen een training risicomanagement gevolgd. 23
Speler
Taken en verantwoordelijkheden
Stadscontroller
Verspreiden gedachtegoed risicomanagement Onderhoud en ontwikkeling risicobeheersysteem
Wanneer Continu Continu
Onderhouden van een rapportagemodel
Continu
Toetsende rol voor kwaliteit en kwantiteit
Continu
7 Kernteam risicomanagement Het kernteam risicomanagement bestaat uit een kleine groep functionarissen (5-7 functionarissen). Deze functionarissen hebben bij voorkeur een verschillende achtergrond in de organisatie. Het Kernteam wordt voorgezeten door de Stadscontroller. Uit het Programma Grondbeleid neemt de Programma-manager deel. Uit de overige Programma’s van de gemeente Nijmegen wordt één Programma-manager aangewezen. Vanuit de ondersteunende afdelingen nemen de volgende functionarissen deel: een financieel adviseur met control-expertise, een financieel adviseur die binnen een programma adviseert. Tot slot neemt een financieel adviseur plaats met concern financiën expertise, die tevens als secretaris van het kernteam functioneert. Bij bijzondere omstandigheden kan tijdelijk een extra lid of leden worden toegevoegd aan het team. Het kernteam bestaat daarmee uit verschillende disciplines en is geborgd op het niveau van de Directieraad. Dit mede omdat de Stadscontroller een terugkoppeling verzorgt aan de Directieraad. De taken van het kernteam zijn: 1. Het opstellen, uitvoeren, monitoren en herzien van het risicomanagementbeleid. Uiteraard wordt bij dit proces de gehele organisatie betrokken. 2. Bijhouden actualiteit met betrekking tot risicomanagement. Om risicomanagement binnen de gemeente Nijmegen up- to -date te houden, houdt het kernteam actualiteiten op het gebied van risicomanagement bij. Hierbij gaat het niet alleen om actualiteiten rondom het toepassen van risicomanagement binnen de organisatie, maar ook om ontwikkelingen die zorgen voor nieuwe risico’s. 3. Toezien op het risicomanagementproces binnen de Programma’s: dit houdt in dat wordt nagegaan of het risicomanagementproces wordt doorlopen binnen de Programma’s en hierbij ondersteund wordt als dat nodig is. 4. Zicht houden op kwaliteit en samenhang gemeentebreed risicoprofiel: er wordt getoetst of de risicoprofielen per Programma qua definiëring en kwantificering niet te ver uit elkaar lopen. Bovendien wordt gekeken naar de samenhang van de risicoprofielen, inclusief de beheersmaatregelen. Hierover wordt geadviseerd aan de Directieraad. 5. Zorgdragen voor vergroten van risicobewustzijn: naast het ontwikkelen van risicomanagement, hetgeen het risicobewustzijn in de organisatie op zichzelf al vergroot, neemt het kernteam initiatieven om het risicobewustzijn in de organisatie verder te vergroten. 6. Informeren van de Directieraad inzake ontwikkelingen Risicomanagement.
24
Speler
Kernteam risicomanagement
Taken en verantwoordelijkheden
Wanneer
Opstellen, uitvoeren, monitoren en herzien van risicomanagementbeleid
Continu, maar één keer in de 4 jaar opnieuw voorleggen aan het College
Bijhouden actualiteiten m.b.t. risicomanagement (zowel op vakgebied als het risicoprofiel) Toezien op risicomanagementproces binnen de Programma’s en Afdelingen Zicht houden op kwaliteit en samenhang gemeentebrede risicoprofiel Aanspreekpunt in de organisatie m.b.t. risicomanagement Zorgdragen voor vergroten risicobewustzijn Informeren van de Directieraad inzake ontwikkelingen Risicomanagement d.m.v. de voorzitter Kernteam
Continu Continu Continu Continu Continu Continu
8 Financieel Adviseur De taken van de financieel adviseur zijn: 1. Ondersteunen Programma-manager bij het doorlopen van het risicomanagementproces: de Programma-manager is verantwoordelijk voor risicomanagement binnen de afdeling, de financieel adviseur adviseert bij de taken die hiermee gemoeid zijn. 2. Het controleren van de aangeleverde onderdelen van het Programma als onderdeel van de controlewerkzaamheden in de planning en control-cyclus. Speler
Taken en verantwoordelijkheden
Wanneer
Financieel Adviseur expertise concern financien
Advisering Programma’s
Continu
Controle aangeleverde risico’s
Twee keer per jaar (bij begroting en jaarrekening)
9 Financieel Adviseur expertise concern financiën De taken van de financieel adviseur met expertise Concern Financiën zijn: 1. Opstellen van de paragraaf Weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit) op basis van de output van het risicobeheerssysteem. 2. Via het risicobeheerssysteem wordt door deze medewerkers de top 10 van gemeentebrede risico’s vastgesteld en meegenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. 3. Paragraaf Weerstandsvermogen afstemmen met het Kernteam Risicomanagement omdat bepaalde uitkomsten, wijzigingen etc. kan leiden tot een andere aanpak van Risicomanagement.
25
Speler Financieel Adviseur expertise concern financiën.
Taken en verantwoordelijkheden
Wanneer
Opstellen paragraaf weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit)
Twee keer per jaar (bij begroting en jaarrekening)
Paragraaf Weerstandsvermogen afstemmen met het Kernteam Risicomanagement.
Twee keer per jaar (tijdig vóór de begroting en jaarrekening zodat eventuele sturing nog kan plaatsvinden )
26
Bijlage 2: Begrippenlijst Deze bergrippenlijst is ontleend aan: 1) Risicomanagement: Wat zou Arie doen? een uitgave van het kennisnetwerk Risicomanagement van de OntwikkelingsAlliantie. 2) Bestuursacademie Nederland: “gemeentefinanciën”. 3) Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). In deze begrippenlijst komen meer begrippen aan de orde dan in de kadernota zijn vermeld. Deze begrippenlijst kan daarom ook gebruikt worden bij meer nota’s over het onderwerp risicomanagement en weerstandsvermogen. Actiehouder De persoon die of het organisatieonderdeel dat is aangewezen om de risicobeheersmaatregel uit te voeren onder verantwoordelijkheid van de risicobeheerder. Algemene Reserve Afgezonderde vermogensbestanddelen voor zover die niet zijn bedoeld om fluctuaties in (exploitatie)kosten op te vangen (zie Reserve). De algemene Reserve heeft een algemeen karakter en is vrij aanwendbaar. Voor het gebruik is altijd expliciet een raadsbesluit vereist. Algemene Reserve is de nieuwe term voor “Saldireserve” (BBV art. 43). Beheersaspect De resultaten en middelen waarop een organisatie wordt gestuurd. Beheersmaatregel Een activiteit die zich op enige wijze richt op het elimineren, vermijden of verkleinen van de oorzaak of het gevolg van een ongewenste gebeurtenis. Maatregel waarmee een risico wordt gewijzigd. Benodigd Weerstandscapaciteit Zie Weerstandscapaciteit & Weerstandstandscapaciteit Benodigd. Beschikbaar Weerstandscapaciteit Zie Weerstandscapaciteit & Weerstandstandscapaciteit Benodigd. Bestemmingsreserve Afgezonderde vermogensbestanddelen met een specifieke bestemming voor bepaalde doeleinden (zie Reserve). Context Het geheel aan interne en externe parameters waarmee rekening moet worden gehouden bij het managen van risico’s en het vaststellen van de reikwijdte en de risicocriteria voor het risicomanagementbeleid. Correctieve maatregel Een maatregel die als doel heeft om na het optreden van een ongewenste gebeurtenis alsnog de beoogde doelstellingen te realiseren. Effect Een afwijking ten opzichte van de verwachting.
27
Gebeurtenis Een voorval dat invloed heeft of kan hebben op het behalen van de beoogde doelstellingen van een organisatie. Gevolg Het effect dat voortvloeit uit het optreden van een gebeurtenis. Kans De mogelijkheid dat een gebeurtenis zich voordoet uitgedrukt in een waarde tussen 0 en 1 of tussen de 0% en 100%. Kwalitatieve risicoanalyse Een risicoanalyse waarbij de risico’s op basis van een kwalitatieve beoordeling in volgorde van belangrijkheid worden gezet. Kwantificeringstabel Tabel die wordt gebruikt om de gevolgen van risico’s te kwantificeren als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om kans van optreden en/of de gevolgen van de risico’s exact in kaart te brengen. In een kwantificeringstabel worden de kans van optreden van risico’s en de gevolgen in bijvoorbeeld tijd en geld binnen bepaalde bandbreedtes aangegeven. Kwantitatieve risicoanalyse Een risicoanalyse waarbij de omvang van de kans en van het gevolg van de risico’s en onzekerheden kwantitatief, dus in getallen, worden geschat. Maatregel Zie Beheersmaatregel. Monitoring Voortdurend controleren van, toezicht houden op, kritisch waarnemen of vaststellen van een toestand om eventuele wijzigingen ten opzichte van het vereiste of verwachte prestatieniveau te identificeren. Monte Carlo Simulatie ‘Monte Carlo simulatie’ is een vorm van rekenkundige simulatie, op basis van statistische kansberekening, welke willekeurige waarden genereert voor onzekere variabelen om hiermee het model te simuleren. Ongewenste gebeurtenis Een voorval dat negatieve invloed heeft of kan hebben op het behalen van de beoogde doelstellingen. Onzekerheid Onbekendheid met de feitelijke en/of toekomstige situatie door het geheel of gedeeltelijk ontbreken van informatie over, inzicht in of kennis van een gebeurtenis, de gevolgen daarvan of de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoet. Oorzaak Een gebeurtenis of situatie die kan leiden tot het optreden van een ongewenste gebeurtenis.
28
Preventieve maatregel Een maatregel die als doel heeft om het risico vooraf te elimineren, vermijden of verkleinen. Zie ook beheersmaatregel. Ratio Weerstandsvermogen De verhouding (ratio) tussen twee grootheden zijnde hier de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Zie Weerstandsvermogen Ratio. Rente Vergoedingen voor het uitlenen van geld. Reserve Afgezonderde vermogensbestanddelen voor zover die niet zijn bedoeld om fluctuaties in (exploitatie)kosten op te vangen. We kennen een algemene en bestemmingsreserve. Restrisico De inschatting van het risico met medeneming van de effecten van beheersmaatregelen. Risico dat overblijft na risicobeheersing. Risico Een onzekere gebeurtenis kan leiden tot het afwijken van de gestelde doelstellingen en eisen. De zwaarte van het risico wordt bepaald door een combinatie van de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis plaatsvindt en de impact ervan op doelstellingen en eisen. Risicoanalyse Systematische inventarisatie en analyse gericht op het verkrijgen van de risico’s die kunnen leiden tot een vooraf vastgestelde ongewenste gebeurtenis. Risicobehandeling Proces waarmee een risico wordt aangepast door het risico te vermijden, over te dragen, te accepteren of te beheersen. Risicobeheerder De persoon die operationeel verantwoordelijk is voor het risico. De risicobeheerder stuurt de actiehouder aan en rapporteert aan de risico eigenaar. Risicobeheersmaatregel Zie Beheersmaatregel. Risicobeoordeling Proces waarin de resultaten van een risicoanalyse worden vergeleken met risicocriteria om vast te stellen of het risico en/of de omvang ervan aanvaardbaar of tolereerbaar is. Het rangschikken van risico’s door in absolute of relatieve zin de omvang te bepalen door de kans van optreden te vermenigvuldigen met het gevolg. Risicobeschrijving Een beschrijving van een risico waarbij de bijzondere gebeurtenis of normale onzekerheid, de oorzaak ervan en het gevolg ervan zijn opgenomen. Risicocategorieën Zie Invalshoeken. 29
Risicoregister Een hulpmiddel ten behoeve van risicomanagement waarin een overzicht wordt bijgehouden van ten minste de risico’s, de status van de risico’s en de beheersmaatregelen. Risicodrager De persoon of het organisatieonderdeel aan wie het risico is toegewezen. Risico-eigenaar De persoon die eindverantwoordelijk en bevoegd is om het risico te managen. Risicohouding Benadering van een organisatie bij de beoordeling en het uiteindelijk nastreven, behouden, nemen of vermijden van risico’s. Risico-identificatie Proces waarmee risico’s worden opgespoord, herkend en beschreven. Risicomatrix Een matrix waarin de kansklassen zijn uitgezet tegenover de gevolgklassen en die in een oogopslag inzicht verschaft in het risicoprofiel van het project of de organisatie. Risicomanagement Het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met en het beheersen van risico’s. Risicomanagementbeleid Verklaring van algemene bedoelingen en richting van een organisatie met betrekking tot risicomanagement. Risicomanagementcyclus Zie Risicomanagementproces. Risicomanagementproces Systematisch toepassing van beleidslijnen, procedures en werkwijzen op de activiteiten met betrekking tot communicatie, overleg, vaststelling van de context, en het identificeren, beoordelen, behandelen, monitoren en evalueren van risico’s. Risicomanager Een persoon in een projectteam die het risicomanagementproces faciliteert, bewaakt en continueert onder verantwoordelijkheid van de eindverantwoordelijke van het project. Risiconiveau Omvang van een risico of combinatie van risico’s, uitgedrukt als een combinatie van gevolgen en hun waarschijnlijkheid. Risicoprofiel Een maat (kwalitatief of kwantitatief) voor het geheel aan risico’s van het betreffende project, proces, programma of beleidstraject. Risicoverantwoordelijke Zie Risicodrager. 30
Risicovermindering Zie Risicobehandeling. Risicoreductie Zie Risicobehandeling. Saldireserve Afgezonderde vermogensbestanddelen voor zover die niet zijn bedoeld om fluctuaties in (exploitatie)kosten op te vangen (zie Reserve). De Saldireserve heeft een algemeen karakter en is vrij aanwendbaar. Voor het gebruik is altijd expliciet een raadsbesluit vereist. Saldireserve was de oude term voor de nu gehanteerde term “Algemene Reserve” (conform BBV art. 43). (zie Algemene Reserve) Simulatie Hier: Iedere Analytische methode die tot doel heeft om de werkelijkheid te imiteren. Voorziening In tegenstelling tot reserve gaat het hier om afgezonderde vermogensbestanddelen die wel bestemd zijn om fluctuaties in kosten op te vangen. Weerstandscapaciteit Het geheel van geldmiddelen (zoals de Algemene reserve, Saldireserve) waaruit tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden, zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast hoeven te worden. Weerstandscapaciteit Benodigd Het geheel van geldmiddelen dat noodzakelijk c.q. vereist is om tegenvallers eventueel te kunnen bekostigen, zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast hoeven te worden. Zie Weerstandscapaciteit & Benodigd Weerstandstandscapaciteit. Weerstandscapaciteit Beschikbaar Het geheel van geldmiddelen dat ter beschikking staat c.q. voorhanden is waaruit tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden, zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast hoeven te worden. Zie Weerstandscapaciteit & Benodigd Weerstandstandscapaciteit. Weerstandscapaciteit Incidenteel Het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de hoogte van de voorzieningenniveaus van de programma’s. Weerstandscapaciteit Structureel Hiermee worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de programma’s. Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is de weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s. Weerstandsvermogen Ratio De verhouding (ratio) tussen twee grootheden zijnde hier de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Zie Ratio Weerstandsvermogen. 31