GRIP HOUDEN ONDERZOEK UITVOERING WMO
REKENKAMERCOMMISSIE BOXTEL
Eindrapport
Rekenkamercommissie Boxtel Postbus 10.000 5280 DA Boxtel
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave
1
BESTUURLIJKE NOTA
3
1
5
Onderzoeksverantwoording en conclusies en aanbevelingen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Aanleiding Doelstelling en vraagstelling Onderzoeksuitvoering Leeswijzer Conclusies Aanbevelingen
5 5 6 7 8 12
2
Reactie college van B&W
15
3
Nawoord rekenkamercommissie
19
NOTA VAN BEVINDINGEN
21
1
23
Kaderstelling 1.1 1.2 1.3 1.4
2
Realisatie 2.1 2.2 2.3
3
Vertaling beleid in uitvoering Externe partijen Bevindingen realisatie
Controle 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Voorbereiding en invoering van de Wmo Regionaal en lokaal beleid Wmo Ambitie en budget Wmo gemeente Boxtel Bevindingen beleid
Tussentijdse informatievoorziening Verantwoording Sturing Bevindingen controle
Middelen en alternatieven voor uitvoering
Bijlagen Bijlage 1 Toetsingskader Bijlage 2 Bronnen Bijlage 3 Toekomstvisie op het maatschappelijk leven in Boxtel
23 25 32 33
35 35 37 41
43 43 44 45 46
49 53 53 55 57
1
BESTUURLIJKE NOTA
3
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING EN CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 1.1
Aanleiding
De rekenkamercommissies van Boxtel en Schijndel hebben een onderzoek laten uitvoeren naar de uitvoering van de Wmo. De commissies stellen daarbij de vraag of de gemeenteraden met het verstrekken van (bijvoorbeeld) individuele voorzieningen: 1. beogen om maatschappelijke doelen te bereiken; 2. of deze doelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd; 3. of hier ook op wordt getoetst. Met deze driedeling leggen de commissies de nadruk op het bestuurlijke perspectief. Het onderzoek is voor beide rekenkamercommissies uitgevoerd door het bureau Necker van Naem.
1.2
Doelstelling en vraagstelling
Het doel van het onderzoek wordt als volgt omschreven: Het verkrijgen van inzicht in de resultaatgerichtheid van beleid en de verantwoording daarover. Op basis daarvan een oordeel vormen over de doeltreffendheid en de kwaliteit van de huidige uitvoering van de Wmo. Dit alles bezien vanuit het perspectief van de raad. De rekenkamercommissies hebben hiertoe de volgende centrale vraag gesteld: Zijn door de raad heldere uitgangspunten voor de Wmo vastgesteld en is de uitvoering daarvan door het college in de cyclus met betrekking tot het jaar 2008 doeltreffend en doelmatig geweest? Bij deze centrale vraagstelling zijn acht deelvragen geformuleerd. 1. Heeft de raad aangegeven welke doelen hij m.b.t. maatschappelijke ondersteuning en vergroting van participatie wil bereiken? 2. Zijn de daarvoor beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang? 3. Zijn er prestatieafspraken gemaakt met de organisaties, verenigingen en instellingen die in opdracht van de gemeente uitvoerend werk m.b.t. de Wmo verrichten? 4. Wordt getoetst of de gestelde doelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd?
5
5. Wordt gecontroleerd of aan alle verplichtingen en bepalingen, zoals genoemd in de verordening Wmo en in de kadernotities wordt voldaan? 6. Hoe vindt terugkoppeling over bereikte effecten en ingezette middelen naar de raad plaats? 7. Hadden de door de raad gestelde doelen ook op een andere wijze bereikt kunnen worden? 8. Wat zijn overeenkomsten en verschillen in kaderstelling, uitvoering en verantwoording tussen de gemeenten Boxtel en Schijndel? De achtste deelvraag is toegevoegd om de bevindingen van de twee gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken.
1.3
Onderzoeksuitvoering
Analysekader De verantwoordelijkheid van een gemeenteraad bij de deels nieuwe taak van de gemeente is groot: het is zijn rol om de kaders te stellen voor de Wmo via de vierjaarlijkse vaststelling van een Wmo-beleidsplan dat vaak een groot deel van het gemeentelijke beleid beslaat. Vanwege het grote maatschappelijk belang van een goede uitvoering van de Wmo zal de raad ook jaarlijks en eventueel tussentijds op de hoogte willen worden gebracht van de resultaten van het beleid. Zeker in de eerste jaren van uitvoering van een nieuwe wet als de Wmo doet een raad er goed aan om op hoofdlijnen de vinger aan de pols te houden. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt het onderzoek opgedeeld in drie fasen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt die aansluit op de drieslag zoals genoemd in paragraaf 1.1. Het gaat dan om: - kaderstelling (gericht op kwaliteit doelstellingen); - realisatie (gericht op uitvoering); en - controle (gericht op verantwoordingsinformatie). In de onderstaande figuur staan de verschillende stappen in het beleidsproces, de verschillende spelers, hun rollen en onderlinge verhoudingen. Hiermee benoemen de rekenkamercommissies de elementen die van belang zijn om de onderzoekvragen te beantwoorden. Visualisering beleidsproces Wmo: Waar kijken wij naar in dit onderzoek?
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
KADERSTELLING & STURING
Kadernota’s en verordeninge n Wmo
COLLEGES VAN B&W EN AMBTELIJKE
sturing en beheersing
deelnota’s, prestatieafspraken, etc.
STUREN
ORGANISATIES
programmabegrotingen 2008
CONTROLE & BIJSTEL-LING
evaluatie & verantwoordi ng
VERANTWOORDEN
GEMEENTERADEN BOXTEL EN SCHIJNDEL
beschikbare middelen / kostprijs
ORGANISATIES, VERENIGINGEN EN INSTELLINGEN uitvoering Wmo
INWONERS BOXTEL EN SCHIJNDEL
MAATSCHAPPE-LIJK EFFECT
- Maatschappelijke ondersteuning - Vergroting participatie
Afbakening Het onderzoek richt zich op alle tien prestatievelden van de Wmo. Daarnaast richt het zich op het uitvoeringsjaar 2008. In het onderzoek wordt er specifiek op leerpunten voor de gemeenteraden van Boxtel en Schijndel voor de toekomst gelet.
1.4
Leeswijzer
De bestuurlijke nota bevat de onderzoeksverantwoording en de conclusies en aanbevelingen die naar aanleiding van het onderzoek gedaan zijn. In de nota van bevindingen zijn de resultaten van het onderzoek te lezen. De hoofdstukken zijn ingedeeld op basis van de eerder genoemde drieslag: hoofdstuk 1 betreft de kaderstelling, hoofdstuk 2 de realisatie en hoofdstuk 3 de controle. In het vierde hoofdstuk worden de deelvragen 2 en 7 apart behandeld. De rekenkamercommissie stelt voor deze twee deelvragen een lijst op van factoren, redenen en verklaringen. Het gaat er hier om de raad niet zozeer een pasklaar antwoord te bieden, als wel om alternatieven en argumenten te schetsen voor een eigen afweging van de raadsleden. Tot slot zijn het toetsingskader, de bronnen en de toekomstvisie voor het maatschappelijk leven in Boxtel als bijlagen toegevoegd.
7
1.5
Conclusies
Centrale conclusie Zijn door de raad heldere uitgangspunten voor de Wmo vastgesteld en is de uitvoering daarvan door het college in de cyclus met betrekking tot het jaar 2008 doeltreffend en doelmatig uitgevoerd? De rekenkamercommissie concludeert dat de gemeenteraad van Boxtel voor de Wmo heldere uitgangspunten heeft vastgesteld en dat de uitvoering over het jaar 2008 doelmatig is verlopen. Ten aanzien van de doeltreffendheid van de uitvoering plaatst de rekenkamercommissie een kanttekening, niet omdat deze ondoeltreffend is, maar wel omdat de doeltreffendheid ervan volgens de rekenkamer vanuit raadsperspectief onvoldoende kan worden beoordeeld. Toelichting: In de voorbereidingsfase op de invoering van de Wmo in 2006 en 2007 maakt het college een inventarisatie van de beleidskeuzes die de raad kan maken in de uitvoering van de Wmo en de betekenis van de Wmo voor de Boxtelse samenleving. Daarnaast wordt er een raadstaakgroep opgericht die zich buigt over het gewenste toekomstperspectief voor de Boxtelse samenleving. Deze voorbereiding vormt de basis voor het Wmo beleidsplan (2008-2011) waarin de raad duidelijke uitvoeringsgerichte doelen stelt: integraliteit en een regierol voor de gemeente. Verder benoemt het Wmo beleidsplan per prestatieveld een beoogd maatschappelijk effect, dat aansluit bij de toekomstvisie van de raad. De gemeente poogt de doelmatige realisatie van deze doelen te borgen door middel van integrale overlegstructuren en prestatiecontracten met externe partners, en slaagt hier deels in. De gemeentelijke afdelingen zijn zich bewust van de betekenis van de Wmo, niet alleen voor de eigen, maar ook voor andere beleidsterreinen. De gemeente houdt de regie door te controleren of externe partners zich aan de gemaakte afspraken houden, door kwaliteitseisen aan de uitvoering te stellen en door middel van de verantwoording via de eigen reguliere P&C cyclus. Daarnaast grijpt de gemeente interne evaluaties aan om op onderdelen tijdig bij te sturen. Het is echter juist de wijze waarop de uitvoering van de Wmo en de inrichting van de reguliere P&C cyclus op elkaar aansluiten (en dan met name de stukken uit de P&C cyclus) die er tegelijkertijd voor zorgt dat de integraliteit van de regie op de Wmo versnipperd dreigt te raken. De uitvoering van de Wmo is namelijk verdeeld over verschillende beleidsprogramma’s. Verantwoording daarover vindt ook plaats op basis van deze programma’s en niet op basis van het Wmo beleidsplan. Hierdoor heeft de raad geen integraal inzicht in de middelen die aan de totale
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Wmo worden besteed. Ook ontbreekt in de reguliere P&C stukken de koppeling met de in het beleidsplan gestelde doelen. Omdat bovendien de verantwoording van de externe partners niet aansluit op het gemeentelijk beleid, is ook hier de regie op de gemeentelijke doelrealisatie onvoldoende. De door de raad gestelde uitgangspunten voor de Wmo, te weten de beoogde maatschappelijke effecten voor de Boxtelse samenleving, worden in die zin in de uitvoering losgelaten. De doeltreffendheid van de uitvoering van de Wmo in termen van de aanvankelijk gestelde doelen raakt buiten het zicht van de gemeenteraad. Conclusies per deelvraag 1. Heeft de raad aangegeven welke doelen hij m.b.t. maatschappelijke ondersteuning en vergroting van participatie wil bereiken? a. De raad stelt kaders voor de Wmo door middel van een toekomstvisie op het maatschappelijk leven in Boxtel. Hierin omschrijft de taakgroep het ideaalbeeld van het maatschappelijk leven over tien jaar. Daarnaast schept het concrete kaders in het Wmo beleidsplan. Doelen zijn hierin als maatschappelijk effect omschreven. Maatschappelijke participatie is hierbij het overkoepelende doel van de Wmo. 2. Zijn de daarvoor beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang? a. De gemeente inventariseert in de notitie van 2006 welke middelen er beschikbaar zijn voor de smalle Wmo. Op basis hiervan raamt zij in het beleidsplan Wmo de activiteiten. De uitvoering past in die zin, voor de onderzochte periode, binnen het budget. b. De raad besluit op 27 mei 2008 extra personele capaciteit beschikbaar te stellen om de kwaliteit van de organisatie te borgen. De verhoging van de formatie gebeurt op basis van een onafhankelijk onderzoek. In interviews wordt aangegeven dat dit voldoende is om de Wmo-taken uit te voeren. c. Externe partners geven aan dat de uitvoering van de Wmo door met name de (thuis)zorgleveranciers, wel onder druk staat. Het basistarief is volgens hen in de toekomst niet voldoende om de benodigde kwaliteit te kunnen leveren binnen het gestelde budget van € 23,50, omdat zij vooral hoog ingeschaalde cliënten krijgen. Er zijn op die manier – volgens de externe partners – geen marges meer in de uitvoering. d. Het basistarief is op basis hiervan door de gemeente onder de loep genomen en blijkt voldoende te zijn om de CAO loon en 15% overheadkosten te dekken. Eventuele hogere overheadkosten ziet de gemeente als een verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders. De colleges van de regiogemeenten besluiten vervolgens dat het uurtarief ongewijzigd blijft.
9
e. Raadsleden hebben weinig inzicht in de benodigde middelen voor de brede Wmo. Omdat de Wmo over de programma’s versnipperd raakt, is het lastig te bepalen of de toegekende middelen van voldoende omvang zijn. De raad krijgt zo onvoldoende de mogelijkheid om te bepalen of het huidige budget voldoende is om de integrale doelen van Wmo te realiseren. 3. Zijn er prestatieafspraken gemaakt met de organisaties, verenigingen en instellingen die in opdracht van de gemeente uitvoerend werk m.b.t. de Wmo verrichten? a. Met zorgleveranciers sluit het college een raamovereenkomst. Hierin zijn procedurele eisen aan de bedrijfsvoering gesteld. Daarnaast worden in het bestek inhoudelijke kwaliteitseisen gesteld aan de zorgleveranciers, die corresponderen met de gemeentelijke doelen uit prestatieveld zes (individuele voorzieningen). b. Met één externe partner, woonstichting St. Joseph/stichting Goed wonen Liempde, sluit het college een contract met prestatieafspraken. Dit contract ligt aan de basis van de samenwerking en de uitvoering door de externe partner. De afspraken zijn niet altijd duidelijk gedefinieerd, blijkt uit verschillende wijze waarop de gemeente en de partner de afspraken soms interpreteren. c. Met overige externe partners sluit de gemeente ook een contract, maar hierin staan geen prestatieafspraken. Deze maakt het college tijdens regulier overleg met de externe partners. Omdat de afspraken niet in een contract zijn vastgelegd, ontzegt het college zich op die manier een formeel controle-instrument. 4. Wordt getoetst of de gestelde doelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd? a. Op basis van de verantwoordingsinformatie van externe partners kan het college niet voldoende toetsen of gemeentelijke doelen voor de Wmo worden behaald. Het college vraagt daarbij ook niet actief om aanvullende informatie, Het college toetst in die zin alleen of lopende afspraken worden nagekomen, maar legt niet de koppeling met de vooraf door de raad gestelde beleidsdoelen. b. Op uitvoeringsniveau wordt, per prestatieveld, aan de hand van een regionale monitor en een landelijke benchmark gemonitord. Deze instrumenten leggen geen relatie met de overkoepelende Wmo-doelen en de beoogde maatschappelijke effecten zoals verwoord door de raad van Boxtel. c. Het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek toetst of de burger tevreden is; een belangrijk instrument voor de raad.
10
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
d. De informatie en verantwoording uit de reguliere P&C cyclus geeft geen integraal inzicht in de doelrealisatie voor de Wmo. 5. Wordt gecontroleerd of aan alle verplichtingen en bepalingen, zoals genoemd in de verordening Wmo en in de kadernotities wordt voldaan? a. Zorgleveranciers kunnen zich enkel intekenen als zij voldoen aan de (wettelijke) eisen van de gemeente. Controle hierop vindt plaats door middel van de jaarstukken van de zorgleveranciers, waarbij ook een accountantsverklaring zit. 6. Hoe vindt terugkoppeling over bereikte effecten en ingezette middelen naar de raad plaats? a. Terugkoppeling naar de raad vindt plaats via de reguliere P&C cyclus en de resultaten van de monitor, de benchmark, het klanttevredenheidsonderzoek en een interne evaluatie. b. De raad heeft duidelijke doelen en beoogde maatschappelijke effecten in de beleidsnota benoemd, maar hierover wordt niet direct teruggekoppeld. Verantwoording is gekoppeld aan de reguliere programma’s, niet aan het Wmo beleidsplan. c. Over ingezette middelen wordt verantwoord middels de jaarrekening. De Wmo valt echter onder meerdere programma’s waardoor een inzicht in de totale uitgave van middelen ontbreekt. Hierdoor is het integraal stellen van prioriteiten door de raad lastig. In de ambtelijke reactie is aangegeven dat verantwoording vanaf 2010 plaatsvindt via de Nota Maatschappelijk Welzijn (NMW). Ook hierin wordt de structuur van de programmabegroting aangehouden en valt de Wmo onder meerdere programma’s uiteen. 7. Hadden de door de raad gestelde doelen ook op een andere wijze bereikt kunnen worden? a. De gemeente heeft verschillende overlegstructuren die een integrale benadering van de Wmo, één van de Wmo-doelen, probeert te bewaken. b. Deze integraliteit komt echter in het geding doordat de informatie en verantwoording over de Wmo versnipperd raakt in de reguliere P&C cyclus. De raad heeft geen inzicht in de realisatie van de beoogde maatschappelijke effecten die bij het opstellen van het beleidsplan benoemd zijn. c. De integraliteit komt tevens in het geding doordat beleidsontwikkeling op Wmo gebied is verdeeld tussen de afdelingen Sociale Zaken en Welzijn en hier onderling onvoldoende afstemming over plaatsvindt. d. De gemeente heeft niet met alle externe partners contracten waarin kwaliteitseisen staan en waarin een relatie wordt gelegd
11
met de gemeentelijke doelen. Deze relatie wordt alleen gelegd tijdens overleg met de partners. Hiermee wordt gemeentelijke doelrealisatie onvoldoende geborgd. e. De gemeente kiest voor een regierol bij de uitvoering van de Wmo. Dat betekent onder andere dat de gemeente controleert of de uitvoering door externe partners en door de eigen organisatie aansluiting vindt bij de gemeentelijke Wmo-doelen en beoogde maatschappelijke effecten. Via de reguliere P&C cyclus en de verantwoordingsinformatie van de externe partners, kan de gemeente haar regierol onvoldoende vervullen. 8. Wat zijn overeenkomsten en verschillen in kaderstelling, uitvoering en verantwoording tussen de gemeenten Boxtel en Schijndel? a. Overeenkomsten bij kaderstelling zijn de regionale aanpak bij de invoering: schaalvoordelen, kennisdeling, gebruik maken van bestaande overlegstructuren. b. Overeenkomst in uitvoering is het aanbestedingstraject en de handhaving van één tarief voor de huishoudelijke zorg. c. Overeenkomst is dat beide raden de Wmo vooral zien als het smalle traject en minder zicht hebben op het brede traject. d. Verschil bij kaderstelling is dat Boxtel in de voorbereiding op de Wmo een toekomstvisie op het maatschappelijk leven in de gemeente heeft geformuleerd als vertrekpunt voor de beleidsvorming. In de beleidsnota is deze visie verwerkt en zijn er beoogde effecten benoemd. e. Verschil is dat in Boxtel maatschappelijke effecten zijn geformuleerd in het Wmo-beleid. f.
Verschil in uitvoering is dat de gemeente Boxtel de integraliteit probeert te bewaken door verschillende overlegstructuren.
g. Verschil is dat de thuiszorginstellingen in Schijndel tevreden zijn met de hoogte van het tarief en in Boxtel niet. h. Verschil is dat in Schijndel de budgetten per prestatieveld zijn berekend in het meerjarenbeleidsplan waardoor er een integraal overzicht is.
1.6
Aanbevelingen
Op basis van de bovenstaande conclusies doet de rekenkamercommissie de volgende zes aanbevelingen. De eerste vijf aanbevelingen zijn gebaseerd op de bevindingen en conclusies uit het onderzoek. Met de zesde aanbeveling vraagt de rekenkamercommissie aandacht voor toekomstige ontwikkelingen.
12
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
1. Besteed in de tussentijdse aansturing van zorgaanbieders meer aandacht aan de koppeling van de geleverde kwaliteit aan de eigen gemeentelijke doelen van Boxtel. Leg de verantwoordelijkheid voor het vergaren van informatie over de realisatie van maatschappelijke effecten bij de zorgaanbieders of draag zelf zorg voor een instrument dat behalve klanttevredenheid ook de maatschappelijke effecten van de Wmo in kaart brengt. Borg dat de gemeente periodiek over deze informatie beschikt en hiervan ook in tussentijdse gesprekken met zorgaanbieders gebruik maakt. Dit doet meer, dan het meten van klanttevredenheid alleen, recht aan de manier waarop bijvoorbeeld de thuiszorg kan bijdragen aan eigen gemeentelijke doelen. 2. Zet de ontwikkeling naar een integrale benadering van de Wmo door, niet alleen in overlegstructuren met externe partners, maar ook in de gemeentelijke beleidsontwikkeling. Nu de eerste fase van de Wmo achter de rug is en de nieuwe taken zijn geïntegreerd in de staande organisatie, is het onderscheid tussen het smalle en het brede traject niet langer aanleiding tot een gescheiden benadering van de Wmo. Zorg dat de afdelingen Sociale Zaken en Welzijn in nauwe overeenstemming beleid ontwikkelen en hierover verantwoorden, om de integraliteit te bevorderen. 3. Streef in de verantwoording over de resultaten van het Wmo-beleid naar een rapportage waarin de behaalde effecten van de Wmo in den brede worden gerapporteerd. Dit maakt het voor raadsleden mogelijk om op dit belangrijke beleidsterrein prioriteiten te stellen ten aanzien van de verschillende prestatievelden. De Notitie Maatschappelijk Welzijn kan hiervoor een basis zijn. Hier is eind 2009 een begin mee gemaakt, maar de structuur van de verantwoording is onveranderd. De NMW heeft een bredere focus dan slechts de Wmo In de verantwoording is het voor een raadslid niet inzichtelijk wat wel en niet tot de Wmo behoort. 4. Vraag in gesprekken met externe uitvoerders van de Wmo behalve naar doelrealisatie ook naar leerpunten en de visie van uitvoerders op de wijze waarop het staande beleid bijdraagt aan het bereiken van maatschappelijke effecten. Overweeg kanttekeningen en leerpunten en betrek ze in periodieke evaluatie van de Wmo. 5. Cluster binnen de programma’s in de programmabegroting de middelen meer met activiteiten die ermee worden gefinancierd. Zo wordt de relatie tussen geld en deelinspanning of deelresultaat transparanter en wordt het voor de raad gemakkelijker om hierin keuzes te maken en af te wegen tussen verschillende prioriteiten.
13
6. De Wmo is vanaf de invoering een dynamisch beleidsveld geweest, waarbinnen zich steeds nieuwe ontwikkelingen voordoen. De gemeente krijgt steeds meer taken toebedeeld vanuit het rijk, maar het budget ‘groeit’ niet automatisch mee. Er zal vanuit het rijk zelfs worden gekort. Het uitvoeren van de Wmo wordt daarmee een steeds grotere uitdaging waarbij het van belang is dat de raad keuzes (afwegingen) kan maken op basis van beleidsinhoudelijke en financiële informatie over de Wmo in zijn totaliteit. De huidige vorm van informatievoorziening en verantwoording stelt de raad onvoldoende in de gelegenheid deze afwegingen te maken. Het verdient dan ook de aanbeveling dat de raad het college de opdracht geeft op korte termijn een totaaloverzicht te presenteren waarin huidige en toekomstige ontwikkelingen en risico’s (en de financiële consequenties hiervan) op het gebied van de Wmo inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij dient het Wmo beleidsplan het uitgangspunt te zijn.
14
BESTUURLIJKE REACTIE
2 REACTIE COLLEGE VAN B&W
15
16
BESTUURLIJKE REACTIE
17
NAWOORD
3 NAWOORD REKENKAMERCOMMISSIE Het conceptrapport is, inclusief de conclusies en aanbevelingen, aan het college van B&W voorgelegd; de reactie van het college treft u hiervoor aan. Uit de reactie blijkt dat het college met de aanbevelingen instemt en deze ook wil overnemen. Aanbeveling 3 vergt echter nog een toelichting. De commissie beveelt aan om in de verantwoording over de resultaten van het Wmo-beleid te streven naar een rapportage waarin over de behaalde effecten van de Wmo in den brede wordt gerapporteerd. Het college wil (en moet) aansluiten bij de verplichte jaarlijkse landelijke verantwoording waarbij sterk wordt ingezoomd op een financiële verantwoording volgens de IV-3 systematiek. Dit gaat de commissie niet ver genoeg zij het dat zij onderkent dat, naast een rapportage over de financiële consequenties, informatie over de behaalde effecten geen sinecure is. De commissie beveelt de raad dan ook aan om het college te verzoeken in de jaarlijkse verantwoording ook inzicht te geven in de effecten van het beleid. De commissie ziet in de reactie van het college geen aanleiding tot aanpassingen van het rapport of van de conclusies en aanbevelingen.
19
NOTA VAN BEVINDINGEN
21
HOOFDSTUK 1
1 KADERSTELLING 1.1
Voorbereiding en invoering van de Wmo
In 2005 begint de gemeente Boxtel met de voorbereiding van de invoering van de Wmo. Voor de invoering van de smalle Wmo1 zoekt de gemeente regionale samenwerking. Na de invoering in 2007 stelt de gemeente het lokale, brede Wmo2 beleidsplan op. De regionale notitie Samen werken aan de Boxtelse samenleving uit 2006 (hierna Notitie), de verordening Wmo en het Wmo beleidsplan Verder samen werken aan de Boxtelse samenleving uit 2008 (hierna Wmo beleidsplan) vormen de basis voor verdere deelnota’s voor de verschillende prestatievelden binnen de Wmo. In de tabel hieronder is in een tijdpad aangegeven welke activiteiten er hebben plaatsgevonden in het kader van de voorbereiding en invoering van de Wmo, tot aan de vaststelling van het lokale Wmo beleidsplan. Tabel 1 Tijdpad voorbereiding en invoering Wmo gemeente Boxtel
Het smalle traject houdt in dat de gemeente zich tot 1 januari 2007 bezig houdt met de hoogste prioriteiten. Dit zijn de invoering van de huishoudelijke verzorging, de inrichting van het Loket WegWijs, toegang tot zorgproducten en het opstellen van de Wmo-verordening. Ook het opstellen van de Notitie valt onder het smalle traject. 2 Het brede traject houdt in dat er Wmo-breed beleid wordt gevormd. Het eindproduct is het vierjarig Wmobeleidsplan, waarin kaders worden geschapen voor alle tien de prestatievelden. 1
23
September 2005-september 2007 Opiniërende bijeenkomsten met maatschappelijk veld, voorlichtingsen cliëntendagen juni 2006 Wmo-notitie: 0-meting prestatievelden. Welk beleid is er al en wat moet er nog gevormd worden. Notitie ‘Samen werken aan de Boxtelse samen’ 22 juni 2006 Raad stelt Notitie vast. September 2006 Raad stelt Wmo-verordening individuele voorzieningen vast
24
HOOFDSTUK 1
1 oktober 2007 Eindrapportage raadstaakgroep Wmo Boxtel Meedenken, Meedoen’. Toekomstvisie voor 10 jaar. December 2007 Evaluatie smalle traject Wmo 14 december 2007 – 24 januari 2008 Formeel inspraaktraject vierjarig beleidsplan 25 maart 2008 Raad stelt Plan Wet Maatschappelijke ondersteuning 2008-2011. Verder samen werken aan de Boxtelse samenleving vast.
1.2
Regionaal en lokaal beleid Wmo
1.2.a. Regionale Notitie: geen beleidskeuzes, wel inventarisatie beleid, planning en kosten De gemeenten Boxtel, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Schijndel, SintMichielsgestel en Vught besluiten om gezamenlijk op te trekken ten behoeve van een regionaal afgestemde implementatie van de Wmo. Samenwerking bestond al met het regionale portefeuillehouderoverleg Maatschappelijke Zaken. Voor de Wmo is gezocht naar een goede mix tussen een regionale win -win situatie en het blijven bestaan van voldoende mogelijkheden om invulling te geven aan de ’couleur locale’. Het uitgangspunt hierbij is: regionaal wat kan, lokaal wat moet.3 De samenwerking moet schaalvoordelen opleveren en de mogelijkheid bieden om als gemeente op gelijkwaardig niveau mee te kunnen spelen met maatschappelijke (zorg)aanbieders. De samenwerking betreft de volgende gebieden:
periodiek intergemeentelijk overleg ten behoeve van het uitwisselen van ervaringen en ontwikkelde documenten (plan van aanpak, start/uitgangspunten notitie, plannen
3 Notitie De Wet maatschappelijke ondersteuning. Samen werken aan de Boxtelse samenleving. Versie 2006, p. 19.
25
cliëntenparticipatie, etc);
het gezamenlijk opstellen van de hoofdlijnen van de verordening Wmo;
het gezamenlijk voorbereiden van de Europese aanbesteding van de taak huishoudelijke verzorging;
het afstemmen van het subsidiebeleid ten aanzien van de van het zorgkantoor over te nemen subsidieregelingen, en;
het maken van gezamenlijke afspraken met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ten behoeve van de afstemming met de lokale loketten.4
Voorafgaand aan de vaststelling van de Notitie in 2006 door de gemeenteraad vindt consultatie van vertegenwoordigers van alle lokale en regionale zorgaanbieders, welzijnsorganisaties en cliëntenorganisaties plaats. Het betreft een startconferentie op 28 september 2005 en een vervolgbijeenkomst ter informatie en discussie op 23 mei 2006. In de Notitie worden nog geen beleidskeuzes gemaakt. De raad wordt bij de totstandkoming van de notitie niet betrokken vanwege tijdgebrek en geeft dus geen kaders mee. Wel worden er door het college beleidskeuzes geïnventariseerd. De inventarisatie wordt gemaakt met behulp van het maatschappelijk middenveld. De gemeente wil na de vaststelling van de Notitie een visie op de Wmo ontwikkelen. Hierbij hanteert de gemeente het volgende uitgangspunt: Gemeente, burgers, maatschappelijke instellingen en overige organisaties zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de sociale kwaliteit binnen de gemeente. Iedere partij werkt hieraan naar vermogen mee vanuit zijn of haar eigen rol.5 De gemeente Boxtel ziet zichzelf vooral als regisseur die de realisatie van de Wmovisie in goede banen moet leiden. De rolverdeling ziet de gemeente als volgt: Burgers bewerkstelligen hun eigen perspectief op een volwaardige deelname aan de gemeentelijke samenleving. Zij tonen verantwoordelijkheid naar zichzelf, hun familie en vrienden, de buurt en de gemeente. De gemeente, bedrijven en maatschappelijke instellingen ondersteunen burgers bij het realiseren van hun perspectief. De gemeente biedt perspectief door alle partijen richting en ruimte te geven, resultaten te vragen en rekenschap af te leggen.6
Ibidem, p.19. Ibidem, p. 15. 6 Samen werken aan de Boxtelse samenleving, p. 16. 4 5
26
HOOFDSTUK 1
Visieontwikkeling vindt in september 2006 plaats aan de hand van vier stellingen die met het maatschappelijk middenveld bediscussieerd worden. Daarnaast wordt er een raadswerkgroep opgericht om zich te buigen over een toekomstvisie voor de kwaliteit van het maatschappelijk leven in Boxtel (zie ook paragraaf 2.1.b). In de Notitie wordt aangegeven dat de raad kiest voor een gefaseerde invoering van de Wmo langs twee sporen: - De inrichting van het Loket WegWijs tot 1 januari 2007 door de afdeling Sociale Zaken, en; - een brede discussie rond de negen prestatievelden tot 1 januari 2008 door de afdeling Burgerzaken en Welzijn, i.c. de projectleider Wmo. Vervolgens schetst de Notitie in het kader van het smalle spoor voornamelijk voor de prestatievelden 3, 4 en 6 de huidige stand van zaken, de uitgangspunten en de activiteiten van de gemeente in regionaal of lokaal verband. In de tabel hieronder staan de uitgangspunten beschreven. Tabel 2 Uitgangspunten Notitie prestatievelden 3, 4 en 6
7 8
Prestatieveld
Uitgangspunten
Prestatieveld 3 – lokaal loket
Er wordt optimale samenwerking gezocht tussen de lokale en regionale partners op het terrein van wonen, welzijn, zorg en inkomensondersteuning. Daarnaast is er een zestal uitgangspunten voor de doorontwikkeling van het loket WegWijs, naar het Wmoloket. In 2007 vindt een verdere uiwerking plaats over de aard, wijze en vorm van dienstverlening vanuit het loket, in het kader van de brede Wmo.7
Prestatieveld 4 – mantelzorg en vrijwilligers
Beleid voor mantelzorgondersteuning wordt ontwikkeld in het lokale Wmo-beleidsplan 2008-2011. De lokale ondersteuning van de mantelzorg wordt versterkt door een aanvullende lokale inzet van de voormalige regionale middelen voor mantelzorg. De activiteiten voor vrijwilligersondersteuning zullen heroverwogen worden.8
Prestatieveld 6 – Hulp bij het huishouden
De Europese aanbesteding van de taak hulp bij het huishouden vindt in regionaal verband plaats op basis van de systematiek van het sluiten van een raamovereenkomst. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in HH1 (schoonmaakwerkzaamheden) en HH2 (schoonmaakwerkzaamheden met andere lichte ondersteuning in de huishouding). Voor wat betreft de omschrijving van de inhoud van de taak hulp bij het huishouden wordt vooralsnog zo veel mogelijk aangesloten bij de huidige systematiek op basis van de AWBZ. De aanbesteding vindt plaats op basis van het Zeeuws model, wat betekent dat de zorgleveranciers concurreren op
Ibidem, p. 23. Ibidem, p. 31.
27
kwaliteit. De gemeente stelt hiervoor kwaliteitseisen en leveringsvoorwaarden op.9
Met de Notitie doet de gemeente een voorzet voor de planning en de kosten die met de Wmo gemoeid zijn (zie ook paragraaf 3.1). De planning bestaat uit drie fasen: - fase 1 de verplichtingen (het smalle traject); - fase 2 integraal beleid (het brede traject); en - fase 3 implementatie en evaluatie. De planning voor de eerste twee fasen is uitgewerkt in een aantal activiteiten zoals het bespreken van de Notitie in de commissie Maatschappelijke zaken op 12 juni 2006, het inrichten van de werkprocessen van oktober tot en met december 2006, het bespreken van de stellingen met burgers en het maatschappelijk middenveld in september 2006 en de vaststelling van het Wmo beleidsplan in oktober 2007. Tot slot houdt de gemeente een 0-meting voor de prestatievelden. 1.2.b. Raadstaakgroep stelt toekomst visie Boxtelse maatschappij op In 2007 wordt een raadstaakgroep opgericht die zich buigt over: - Een toekomstvisie opgesteld voor de kwaliteit van het maatschappelijke leven in Boxtel; - beleidsvoornemens en prioriteiten voor de Wmo, en; - de invulling van burger- en cliëntenparticipatie. Hiervoor komt de taakgroep zeven keer bij elkaar. In haar eindrapport spreekt de taakgroep de wens uit dat de aanbevelingen worden verwerkt in het Wmo beleidsplan, maar dat zij zich er van bewust is dat de visie niet allesomvattend is. Het eindrapport dient daarom als een startnotitie te worden gezien. De gewenste toekomst (Boxtel over tien jaar) is volgens de taakgroep een open samenleving met veel sociale contacten.10 Er zijn gemengde wijken die een afspiegeling van de samenleving zijn. De wijkbewoners hanteren een eigen wijkvisie en beheren de wijk en de gemeente schept voorwaarden voor initiatieven van burgers. Burgers denken, doen en helpen mee in de samenleving. Ook hier schept de gemeente voorwaarden voor. Zorg is op maat en de burger is hier zelf verantwoordelijk voor. De gemeente ondersteunt waar nodig en gemeente inventariseert continu de behoefte van burgers.11 De volledige visie is opgenomen als bijlage 3. Voor een aantal prestatievelden (1 t/m 6, m.u.v. 5) doet de taakgroep aanbevelingen die tot de gewenste toekomst kunnen leiden. Prestatievelden 7, 8 en 9 worden buiten beschouwing gelaten vanwege tijdsdruk. De startnotitie van de taakgroep richt zich daarmee in tegenstelling tot de notitie ‘Samen werken Ibidem, p. 21. Meedenken, meedoen. Een visie op de sociale toekomst van Boxtel. Aanbevelingen voor beleidsontwikkeling en burgerparticipatie, p. 2. 11 Meedenken, meedoen, p. 2. 9
10
28
HOOFDSTUK 1
aan de Boxtelse samenleving’ op de brede Wmo. Het college heeft bij het opstellen van het Wmo beleidsplan het eindrapport van de taakgroep waar mogelijk geïntegreerd in het beleidsplan. Het eindrapport is daarnaast integraal opgenomen in het beleidsplan. In de tabel hieronder zijn de aanbevelingen per prestatieveld weergegeven.
Tabel 3 Aanbevelingen raadstaakgroep Wmo Prestatieveld 1
Prestatieveld 2
Prestatieveld 3
Prestatieveld 4
Prestatieveld 6
Losse aanbevelingen
Gemengde wijken
Bouwen voor jong en oud, sociaal
Voorzieningen
Indicering ter plekke
Preventieactiviteiten voor jeugd zonder problemen. Eén instantie
Opvoedingsondersteuning, ook niet toegankelijke groepen
Preventie kwetsbare groepen
Investeer relatie Meldpunt Jeugdzorg en consultatiebureaus, kinderopvang etc.
Jeugd verweven in alle prestatievelden
Vergroten bekendheid loket WegWijs
Loket alert op veranderende vraag naar zorg
Hoge kwaliteit dienstverlening loket
Mensen actief benaderen met aanbod
Afstemming AWBZ
Monitoren gebruik loket
Bevorderen samenwerking aanbieders
Visie op vrijwilligerswerk (VW)/mantelzorg (MZ)
Ondersteuning (steunpunt) VW
Kwaliteitsbevordering VW
Belonen VW / MZ
Niet bezuinigen op uren steunpunt Mantelzorg
Telefonische hulpdienst MZ
Themabijeenkomsten MZ
Aandacht voor kwaliteit, overleg met partners
Aanbesteding o.b.v. kwaliteit en niet op lage prijs
Ruimte creëren voor bottom-up initiatieven
Zorg dragen voor integrale oplossingen
29
Opvolging van vragen en initiatieven
1.2.c. Gewenst maatschappelijk effect en integraliteit Wmo zijn kernpunten beleidsnota Ten grondslag aan het vierjarige Wmo beleidsplan uit 2008 liggen: - De Notitie Wmo 2006; - het collegeprogramma 2006-2010; - de bijeenkomsten met het maatschappelijk middenveld en de Wmoadviesraad; - het eindrapport van de taakgroep Wmo; en - het meerjarendekkingsplan 2008-2011. De gemeente hanteert in het beleidsplan het volgende uitgangspunt, dat als overkoepelend doel voor alle prestatievelden geldt: De kern van de Wmo is: meedoen! Meedoen van alle burgers aan alle facetten van de samenleving, ook door burgers die daarbij ondersteuning nodig hebben. Als de ondersteuning vanuit familie, vrienden of bekenden niet meer mogelijk is, voorziet de gemeente daarin12. Doelen uit het sociaal beleid zijn leidend voor de realisatie van de Wmo: 1. Actieve inwoners zetten zich er voor in dat iedereen mee kan doen aan de samenleving; 2. Inwoners zijn (eventueel met ondersteuning) in staat zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk te blijven functioneren; en 3. Inwoners kunnen prettig samenleven in sterke wijken met voldoende toegankelijke infrastructuur, gebouwen, diensten en voorzieningen. De gemeente wil met de Wmo een aantal zaken steviger op de kaart zetten door de volgende pijlers te benoemen: - het sociale beleid; - leefbaarheid; - wonen; - jeugd; en - gezondheidszorg. Voor de laatste pijler bestaat er een lokale nota. Deze is aan actualisatie toe en de gemeente besluit dat binnen het kader van het beleidsplan Wmo te doen. Hiervoor wordt er aan de negen prestatievelden een tiende gevoegd: het lokale gezondheidsbeleid. De commissie Maatschappelijke zaken stemt in met het tiende prestatieveld op 12 maart 2007.
12
Plan Wmo 2008-2011. Verder samen werken aan de Boxtelse samenleving,, p. 6.
30
HOOFDSTUK 1
In 2006 ontwikkelt de landelijke Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling drie scenario’s om de Wmo op lokaal niveau uit te werken.13 De gemeente Boxtel kiest op basis hiervan voor scenario drie: De burger en zijn verbanden. Dit betekent dat de gemeente basisvoorwaarden en ondersteuning biedt voor initiatieven van burgers en professionals. Sociale verbanden worden doorontwikkeld en de gemeente heeft hierin een regierol. Daarnaast is het een taak van de gemeente om de samenhang tussen de prestatievelden te bewaken. Dit gebeurt door middel van drie programmatische peilers: participatie, zorg en aangenaam leven. Integraliteit wordt daarnaast nagestreefd door middel van een matrix dwarsverbanden en verschillende overlegstructuren in de uitvoering. Per prestatieveld is een overkoepelend doel, een visie (effect) en doelstellingen voor de uitvoering tussen 2008-2011 omschreven. Het overkoepelend doel en de visie zijn (in meer of mindere mate) in termen van maatschappelijk effect omschreven. De doelstellingen zijn meer op de uitvoering gericht. Ook is omschreven waarom de gemeente hiervoor kiest. De doelstellingen zijn specifiek en meetbaar en vinden aansluiting bij de 0-meting van de Notitie uit 2006. Een aantal van de visies (effecten) zijn gekoppeld aan een jaar dat het doel gerealiseerd moet zijn. De activiteiten zijn verdeeld over de jaren 2008-2011. De activiteitenplanning wordt jaarlijks geactualiseerd. Voor 2009 gebeurt dat op uitvoeringsniveau door middel van het Uitvoeringsprogramma 2009.
Tabel 4 Doel en effect per prestatieveld Prestatieveld 1
Doel: Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Effect: inwoners wonen prettig samen en zijn tevreden over hun contacten met andere bewoners in hun buurt. Tevredenheid over de leefbaarheid in hun wijk in 2011.
Prestatieveld 2
Doel: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Effect: in 2012 maken meer jongeren, ouders en professionele instellingen gebruik van het CJG en zijn tevreden over het functioneren hiervan. Het is voor gezinnen mogelijk hun kinderen op een gezonde en adequate wijze naar adolescentie te begeleiden.
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling adviseert regering en parlement over sociale verhoudingen in Nederland.
13
31
Prestatieveld 3
Doel: het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning Effect: in 2011 heeft Boxtel via Loket WegWijs een centrale informatie-, advies- en regelvoorziening voor woon-, welzijn-, zorg- en inkomensondersteuningsvraagstukken.
Prestatieveld 4
Doel: het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Effect: meer Boxtelse inwoners zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich daarbij voldoende ondersteund.
Prestatieveld 5
Doel: het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. Effect: mensen met beperkingen kunnen volwaardig meedoen aan en in de Boxtelse samenleving en kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.
Prestatieveld 6
Doel: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Effect: mensen met een beperking kunnen op en volwaardige manier deelnemen aan de samenleving door het verlenen van voorzieningen aan deze mensen.
Prestatieveld 7, 8 en 9
Doel: samenhangende zorg voor bijzondere groepen (waaronder het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang). Effect: inzetten op preventie. In 2011 is het aantal mensen met een enkelvoudige en ernstige psychische/psychosociale en/of verslavingsprobleem en mensen met meervoudige problematieken niet toegenomen.
Prestatieveld 10
Het gemeentelijk volksgezondheidsbeleid / lokaal gezondheidsbeleid. Gezonde levensstijl bevorderen. Aandacht voor overgewicht, meer bewegen, alcoholgebruik, depressies.
Alleen voor prestatieveld 10 formuleert de gemeente geen maatschappelijk effect.
1.3
Ambitie en budget Wmo gemeente Boxtel
1.3.a. Budget is niet gekoppeld aan ambitieniveau, maar gebaseerd op bestaande budgetten De Notitie van 2006 maakt een schatting van de kosten die met invoering van de Wmo gemoeid zijn (€ 67.000,-). Voor 2007 vindt de verdeling van middelen plaats
32
HOOFDSTUK 1
op basis van historische grondslag (peiljaar 2005). Een extern adviesbureau zal jaarlijks adviseren over de hoogte van budgetten op basis van de realisatie van het voorgaande jaar. De budgetten voor de uitvoeringskosten zijn als volgt geraamd: - € 1.678.312,- (budget van de rijksoverheid); - € 1.936.968,- (bestaand budget Wvg); en - € 4.494.903,- (bestaand budget Welzijn). Totaal € 8.110.183,In het Wmo beleidsplan kwantificeert de gemeente op basis van de bijdrage van de rijksoverheid en de bestaande budgetten alle activiteiten voor 2008 en verdeelt deze onder de prestatievelden.14 Het totaalplaatje komt dan op € 8.955.368,-. Koppeling tussen de hierboven genoemde ambitie van de gemeente en het budget wordt niet afgewogen gemaakt. De calculatie vindt plaats op basis van gevoel. Omdat niet alle consequenties te overzien zijn, wordt er gekozen voor een bepaald scenario en doelen. In de uitvoering moet dan blijken of het financieel haalbaar is. Er is daarnaast budget dat niet Wmo-geoormerkt is, maar dat wel voor de Wmo gebruikt wordt. De gemeente kiest bewust voor een goede kwaliteit van de organisatie en maakt hiervoor zes extra fte’s beschikbaar, zo blijkt uit interviews.
1.4
Bevindingen beleid
Norm
Bevinding
1. Het beleid bevat doelen die door de raad geformuleerd zijn als maatschappelijke effecten.
Grotendeels voldaan. Met de Notitie uit 2006 geeft de raad nog geen kaders mee, maar worden beleidskeuzes geïnventariseerd en uitgangspunten geformuleerd. In het Wmo beleidsplan staan per prestatieveld doelen en beoogde maatschappelijke effecten beschreven. Enige uitzondering hierop vormt het beoogde effect voor prestatieveld 10. Dit is niet in termen van een maatschappelijk effect geformuleerd, maar als een te leveren prestatie.
2. De doelen in de beleidsdocumenten zijn specifiek, meetbaar en tijdgebonden geformuleerd.
Voldaan. De doelen en effecten in het Wmo beleidsplan zijn uitgewerkt in lagere doelstellingen en activiteiten. Voor een aantal hoofddoelen is aangegeven in welk jaar het gerealiseerd dient te zijn. Verder zijn de activiteiten per jaar (2008-2011) verdeeld.
3. De verschillende
Voldaan. De Notitie en het eindrapport van de raadstaakgroep
14
Wmo beleidsplan 2008-2011, p. 41.
33
beleidsdocumenten over de Wmo zijn niet tegenstrijdig (samenhang).
4. Ambitieniveau en budget zijn bewust tegen elkaar afgewogen.
34
Wmo liggen ten grondslag aan het Wmo beleidsplan. De documenten hanteren dezelfde uitgangspunten. In het Wmo beleidsplan worden aspecten uit de Notitie en het eindrapport verder uitgewerkt.
Deels voldaan. In de Notitie uit 2006 is een Wmo-budget geïnventariseerd dat bestaat uit een bijdrage van het rijk en bestaand budget van de gemeente. Dit budget is het vertrekpunt geweest voor het kwantificeren van de activiteiten uit het Wmo beleidsplan. Het budget en het ambitieniveau zijn in die zin niet bewust tegen elkaar afgewogen. De raad heeft geen extra budget toegekend, omdat de consequenties van de Wmo nog niet te overzien waren. Wel is er bewust extra personele capaciteit vrijgemaakt om de kwaliteit van de organisatie te garanderen.
HOOFDSTUK 2
2 REALISATIE 2.1
Vertaling beleid in uitvoering
2.1.a. Uitvoering Wmo raakt versnipperd onder reguliere programma’s uit begroting De activiteiten uit het Wmo beleidsplan volgen logisch op de geformuleerde doelen en effecten. Voor elk prestatieveld wordt in het beleidsplan aangegeven waarom de gemeente voor die activiteiten kiest en hoe deze in relatie staan tot de doelen. In de programmabegroting en het jaarverslag 2008 zijn de geplande en gerealiseerde activiteiten echter niet gegroepeerd onder de prestatievelden, maar komen terug onder de reguliere programma’s. Aan deze activiteiten zijn soms instrumenten gekoppeld, zoals een woon-zorgzone ten behoeve van het ouderenbeleid en een Centrum Jeugd en Gezin ten behoeve van het jeugdbeleid. De activiteiten worden afzonderlijk geraamd. Op basis van de programmabegroting en de jaarstukken 2008 is het niet inzichtelijk wat de totaalkosten voor de Wmo zijn. 2.1.b. Organisatie: overlegstructuren bevorderen integrale benadering Wmo Regionale samenwerking wordt na de beleidsvorming voortgezet. Er is een ambtelijke regiegroep voor het smalle traject van de Wmo van zeven gemeenten, waar Boxtel aan deelneemt. Daarnaast bestaat er al een portefeuillehouderoverleg Maatschappelijke Zaken waarbinnen de Wmo besproken wordt. Voor beide regionale overlegstructuren ligt het voorzitterschap bij de gemeente Schijndel. De ambtelijke regiegroep levert advies aan het portefeuillehouderoverleg. Afhankelijk van de agenda is de portefeuillehouder Welzijn of Wmo aanwezig. De keuze van de portefeuillehouder komt tot stand, mede op ambtelijk advies. In regionaal verband is de gemeente Boxtel een van de vooroplopende gemeenten. Zo speelt de gemeente actief in op psychosociale problematiek en is het Centrum voor Jeugd en Gezin al in een vroeg stadium ontwikkeld. De afdeling Sociale Zaken voert het smalle Wmo-traject ook uit voor de gemeente Haaren. Een verschil met de andere gemeenten in de regio is, zo blijkt uit interviews, dat er in Boxtel op verzoek van de raad voldoende capaciteit beschikbaar is om de Wmo uit te voeren.15 Hoge kwaliteit van de organisatie is een doel dat uit het Wmo beleidsplan komt. Na een evaluatie van de eerste drie jaren samenwerking tussen de gemeenten Boxtel en Haaren op het gebied van Sociale Zaken uitgevoerd door een extern bureau – besluit de raad tot een formatieverhoging
15
Ook in de raadssessie tijdens dit onderzoek is hier door de commissieleden aan gerefereerd.
35
van 10,52 fte om de formatie in overeenstemming te brengen met het takenpakket. De ophoging wordt budgettair neutraal uitgevoerd.16 Op regionale basis vindt er tevens een overleg plaats met CIZ, Welzorg en de Regiotaxi. Waar nodig is dit een bilateraal overleg. Een voorbeeld hiervan is het overleg tussen CIZ en ambtenaren van Sociale Zaken over de indicatiestelling. Op lokale basis is er een overleg Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ-overleg). Dit is een periodiek overleg met de grotere externe partners voor de Wmo. Met kleinere organisaties vindt ad hoc overleg plaats. Het WWZ-overleg wordt voorgezeten door de portefeuillehouder Wmo. De deelnemers zijn: - Woonstichting st. Joseph; - Thuiszorg Vivent; - Zorggroep Elde; en - Koraal Groep (De La Salle) Ook is er een kwartaaloverleg met iedere zorgaanbieder en de gemeenten Boxtel, Haaren, Heusden, St. Michielsgestel en Schijndel. Tijdens dit overleg worden inhoudelijke punten besproken en afspraken gemaakt over, bijvoorbeeld, vaste vervangers, communicatie met gemeente en klant en spoedzorg. Binnen de gemeentelijke organisatie is er een interne Wmo-werkgroep waarin alle afdelingen vertegenwoordigd zijn. De beleidsmedewerker Wmo zit het overleg voor. Bij nieuwe projecten (gemeentebreed) wordt er gekeken of het project ook de Wmo raakt (bijvoorbeeld het thema leefbaarheid bij een wijkvernieuwing). De Wmo-werkgroep is ook bedoeld om de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s te ontwikkelen en te actualiseren. De actualisatie vindt dan plaats aan de hand van de programmabegroting en de actualiteit van de wetgeving. Dit overleg stimuleert het integraal werken. Het overleg moet in het eerste jaar van de Wmo periodiek plaatsvinden, maar wordt slechts eenmaal gehouden. Vanuit een interview wordt aangegeven dat er de eerste jaren vooral wordt gewerkt aan het integreren van de nieuwe taken in de bestaande organisatie. Nu wordt er nagedacht over de doorontwikkeling en hierin zou meer ruimte moeten zijn voor integraliteit. Als voorbeeld wordt de integraliteit op het gebied van wonen en zorg door middel van buurtcentra genoemd. In de verantwoording over het Wmo beleidsplan wordt er door de afdelingen Sociale Zaken en Welzijn samengewerkt (door middel van het opstellen van het NMW). De integraliteit in de beleidsontwikkeling moet nog ontwikkeld worden.
16
Raadsbesluit 27 mei 2008 (0810195) en Drie succesvolle jaren van samenwerking? Onderzoek naar de samenwerking van de gemeenten Boxtel en Haaren op het terrein van Sociale Zaken.
36
HOOFDSTUK 2
Voor afstemming in de werkgroep komt het initiatief zowel bij de voorzitter als de afdelingen vandaan. Een voorbeeld is de verkenning van een mogelijke vestiging in Boxtel van een zorgcentrum voor allochtonen. De aanvraag hiertoe komt binnen bij de afdeling Ruimtelijke Ordening. Deze afdeling benadert de voorzitter van de Wmo werkgroep om het plan ook op zijn betekenis voor het gemeentelijke Wmo-beleid te toetsen. Hierin komen dan zaken aan de orde als de te verwachten bevolkingsopbouw en de instandhouding van het voorzieningenniveau.
2.2
Externe partijen
Het Wmo-beleid wordt deels uitgevoerd door externe partners. De gemeente Boxtel sluit contracten met instellingen en organisaties op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Huishoudelijke zorg besteedt de gemeente aan. Het aanbestedingstraject vindt in de eerste fase van de invoering van de Wmo plaats. De raad kiest hierbij voor de toepassing van het zogenaamde ‘Zeeuws model’. Dat betekent dat aanbieders op basis van kwaliteit worden geselecteerd, in plaats van op prijs. De gemeente contracteert op deze wijze meerdere aanbieders, van grote zorgleveranciers zoals Vivent en Zorggroep Elde tot kleinere bedrijven. De kwaliteitseisen zijn regionaal opgesteld en worden voorgelegd aan de lokale adviesraden. De kwaliteitseisen worden ook behandeld in de commissie Welzijn. Verantwoording vindt niet specifiek op basis van deze kwaliteitseisen plaats; de gemeente gaat er vanuit dat de externe partners minimaal aan deze eisen voldoen.
2.2.a. Concrete kwaliteitseisen en afspraken in contracten met externe partijen Om de realisatie van gemeentelijke doelen via externe partners te kunnen realiseren, sluit de gemeente contracten met hen. Voor de (thuis)zorgleveranciers gebeurt dat via een raamovereenkomst. Met andere instellingen sluit de gemeente een prestatiecontract of worden afspraken gemaakt op basis van overleg. De raamovereenkomst bevat afspraken uit de aanbestedingsprocedure. De overeenkomst stelt met name procedurele eisen aan de bedrijfsvoering van de instellingen. Er is in de overeenkomst geen sprake van kwaliteitseisen aan de dienstverlening. In de aanbesteding noemt de gemeente wel de prestatievelden waaraan de partners een bijdrage leveren, maar koppelt hieraan geen specifieke maatschappelijke doelen. In het bestek zijn wel kwaliteitseisen opgenomen. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op de levering van vaste verzorgers en
37
vervangers en de communicatie met cliënten.17 De kwaliteitseisen zijn praktisch van aard en corresponderen met de concrete doelen van prestatieveld zes (compensatie door middel van hulp bij het huishouden, rolstoelen, woningaanpassing of vervoer). Het prestatiecontract is anders ingericht dan de raamovereenkomst of het bestek. Het contract bevat in één geval prestatieafspraken die zijn gekoppeld aan specifieke Wmo-doelen. Dat is het prestatiecontract met Woonstichting St. Joseph / Stichting Goed Wonen Liempde.18 Met de andere partners wordt inhoud aan het contract gegeven via (WWZ-)overleg. Het contract met de woonstichting loopt van 2007-2011 en is gebaseerd op het gemeentelijk beleidsplan Wonen 2004-2008, dat sinds 2007 onder de Wmo valt. Het prestatiecontract is het toetsingskader voor de onderlinge samenwerking en de daarmee beoogde resultaten.19 In het contract staan zes algemene afspraken met binnen zes thema’s concrete prestatieafspraken aan de kant van de externe partner en de kant van de gemeente. De algemene afspraken luiden:
De drie partijen spreken af dat: -
Zij een duurzame samenwerking op het gebied van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en nieuwbouwprojecten aangaan;
-
De woningcorporaties als partners betrokken zijn bij alle zaken die op dit gebied spelen;
-
De afspraken in samenhang worden gemaakt;
-
Zij over en weer de gegevens aanleveren om de vastgelegde prestaties te kunnen realiseren;
-
De gemeente en de woningcorporaties het door de gemeenteraad vastgestelde Beleidsplan Wonen 2004-2008 hanteren als een belangrijk uitgangspunt voor hun handelen;
-
Beide organisaties hun kerntaken blijven uitvoeren.
Per thema is de opgave uiteengezet en is apart beschreven wat de bijdrage van de woningcorporaties en de gemeente is. De afspraken zijn specifiek, meetbaar en tijdgebonden. Per afspraak is omschreven waar het over gaat, wanneer het gerealiseerd moet zijn en hoeveel het gaat kosten. Onder thema zes, Samenwerking, worden interne afspraken tussen de samenwerkende partners gemaakt. Zo spreken zij af dat er een drie maandelijks bestuurlijk overleg is, een twee maandelijks ambtelijk overleg en een jaarlijkse evaluatie. Bij de evaluatie wordt bezien welke doelen zijn gerealiseerd.
17 Verstrekkingenboek Wmo 2009, p. 10-11. Uitnodiging tot inschrijving definitieve bestek 2006, gemeente Boxtel e.o. p.20-25.
De stichtingen werken samen, derhalve is er één prestatiecontract afgesloten met de gemeente. Samen wonen, samen leven. Prestatiecontract 2007-2011 woningstichting St. Joseph, stichting Goed Wonen Liempde en gemeente Boxtel (24 september 2007), p. 3.
18 19
38
HOOFDSTUK 2
Het bestuurlijk overleg is gerealiseerd en vindt plaats met de portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening. Aan het ambtelijk overleg wordt volgens de stichtingen momenteel geen invulling gegeven. Volgens de gemeente wordt echter elk kwartaal inzicht gegeven in de stand van zaken rondom de prestatieafspraken die zijn opgesteld. De afspraken die gemaakt zijn inzake Wonen en Welzijn worden hierin meegenomen. De stichtingen en de gemeente ervaren het contract van goede kwaliteit en het dient als uitgangspunt bij het plannen van activiteiten en projecten. In de uitvoering blijkt echter wel dat er soms meer gemeentelijk beleid van toepassing is, dat niet per se strookt met de afspraken in het contract. Ook zijn afspraken volgens de stichtingen niet altijd helder gedefinieerd.
2.2.b. Gemeente en externe partners niet hetzelfde beeld van benodigde middelen De gemeente hanteert één tarief (€ 23,50) voor de verstrekking van hulp bij het huishouden, in de tariefstelling en indicering wordt geen onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2. De twee geïnterviewde zorginstellingen ervaren niet dat de gemeente het uurtarief baseert op een berekening van het daadwerkelijk aantal cliënten in de gemeente en het zorgniveau dat zij behoeven. Het tarief is volgens de zorgleveranciers op zich voldoende wanneer de instellingen een redelijke verdeling van makkelijk (oftewel laag ingeschaalde cliënten) en moeilijk (hoog ingeschaalde klanten met extra zorgbehoefte) verzorgen. In de praktijk ervaren zij echter dat bedrijven die zich voornamelijk richten op alleen schoonmaken (HH1) meer laagingeschaalde cliënten krijgen en dat voor bredere zorgleveranciers moeilijkere cliënten overblijven. Er is dan geen balans meer en het is volgens hen moeilijk voor de zorgleveranciers de benodigde kwaliteit te leveren binnen het beschikbare budget. Eén van de zorgleveranciers doet in 2008 dan ook een voorstel tot een verhoging van het uurtarief.20 Thuiszorgleveranciers geven in meerdere gesprekken (tussentijds overleg en evaluaties) met de gemeente aan dat de zorg voor hetzelfde tarief op effectievere wijze kan worden geleverd, waarbij zowel de thuiszorgleveranciers als de cliënten voordeel hebben. De gemeente staat in hun beleving echter niet open voor een differentiatie in functies in relatie tot tarieven.21 Op bestuurlijk niveau ervaren de instellingen een meer starre houding dan op ambtelijk niveau, als het gaat om het bespreken van knelpunten.
20
Voorstel tot verhoging uurtarief zorgleverancier aan het College van B&W, 25 juni 2008.
21
De instellingen ervaren dat de marges erg klein zijn en dat de omvang van de organisatie moeilijk te
begrenzen is door de huidige werking van het systeem. Het is vooraf moeilijk in te schatten hoeveel cliënten met welke zorgindicatie bij hen aan zullen kloppen.
39
De gemeente geeft aan dat zij werkt op basis van een toptarief en dat het de vrijheid van de instellingen is om hier op efficiënte wijze passende zorg te bieden. In de ervaring van de thuiszorgleveranciers heeft de gemeente echter geen constructieve houding waar het gaat om het meenemen van de opmerkingen van instellingen. Inmiddels is het tweede aanbestedingstraject gestart. De punten, met name de tariefstelling, uit het eerste traject zijn hierin niet meegenomen. De nieuwe aanbesteding is voor een periode van vier jaar. De instellingen ervaren dat het leveren van voldoende capaciteit een groter probleem wordt in de toekomst. De afdeling Sociale Zaken, verantwoordelijk voor dit prestatieveld, ervaart de verhouding tussen de gemeente en de zorgleveranciers anders. Op ambtelijk niveau wordt volgens hen alles besproken en komen knelpunten ook bestuurlijk aan de orde naar aanleiding van het kwartaaloverleg. De zorgen over de tariefstelling zijn volgens de afdeling vooral gebaseerd geweest op een landelijk beeld (een aanstaande wetswijziging), en niet op de lokale situatie. Het verzoek tot verhoging van het uurtarief wordt onderzocht door de ambtelijke vertegenwoordiging van de regiogemeenten. Op basis van dit onderzoek wordt geconstateerd dat het uurtarief het CAO loon en 15% overheadkosten dekken. Eventuele hogere overheadkosten ziet de gemeente als een verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders. De colleges besluiten vervolgens dat het uurtarief ongewijzigd blijft.22 Ook de woonstichting ervaart dat de gemeente geen integraal overzicht heeft op de benodigde omvang van de middelen. Het komt voor dat er in afstemming met de gemeente projecten worden gestart, waar uiteindelijk toch onvoldoende middelen voor beschikbaar zijn. Gebrek aan afstemming tussen gemeentelijk bestuur en organisatie zou hier volgens de geïnterviewden een oorzaak van kunnen zijn.
2.2.c. Verantwoording externe partners onvoldoende voor goede bijsturing Elke maand wordt de facturatie door de instellingen naar de gemeente verstuurd. Op eigen initiatief sturen de zorgleveranciers daarnaast ieder half jaar een rapportage over de Wmo, met daarin cijfers aangaande de bedrijfsvoering, naar de gemeente. Dit is informatie voor de eigen directie die de instelling deelt met de gemeente. Ook ontvangt de gemeente elk jaar de jaarstukken van de instellingen. De gemeente vraagt geen aanvullende informatie op basis van de stukken die de instellingen aanleveren. De jaarstukken zijn niet primair bedoeld als specifieke verantwoording naar de gemeente Boxtel, maar als het algemene jaarverslag van de instelling. Ze geven de gemeente geen inzicht in de realisatie 22
Collegebesluit 11 november 2008.
40
HOOFDSTUK 2
van specifieke afspraken en in de mate waarin doelen worden gerealiseerd. De jaarstukken behandelen het profiel van de organisatie, de bedrijfsvoering, het beleid, de activiteiten en de prestaties en tot slot de jaarrekening. Ze betreffen hele specifieke resultaten, die geen directe relatie hebben met de gemeentelijke doelen. De woonstichting voert halfjaarlijks bestuurlijk overleg over afwijkingen ten opzichte van de planning. Het overleg is niet voldoende, zo blijkt uit het voorbeeld uit paragraaf 2.2.b. Naast het overleg stuurt de stichting elk half jaar een verantwoordingsdocument naar de gemeente. Deze verantwoording wordt niet direct gekoppeld aan door de gemeente gestelde doelen. De verantwoording gebeurt wel op basis van een format dat de stichting en de gemeente samen opstellen. Voor alle externe partners wordt er geëvalueerd. Voor de zorgleveranciers gebeurt dat in het kader van het nieuwe aanbestedingstraject in 2009, voor de woonstichting gebeurt het jaarlijks. Er wordt dan wel gekeken naar doelrealisatie.
Bevindingen realisatie
2.3
Norm
Bevinding
5.
Ingezette instrumenten en maatregelen sluiten, beargumenteerd, aan op de in beleid geformuleerde doelen.
Deels voldaan. De activiteiten genoemd in het plan Wmo 20082011 volgen logisch op de geformuleerde doelstellingen en effecten. De keuze voor de activiteiten is beargumenteerd. De keuze voor instrumenten en benodigde budgetten in de programmabegroting zijn niet inzichtelijk gekoppeld aan de Wmo, maar aan de reguliere programma’s. Aansluiting op de Wmo-doelen is daarmee ook niet inzichtelijk.
6.
In de uitvoering (door de gemeente en door externe partijen) wordt het bereik van de geformuleerde doelen geborgd:
Deels voldaan. Twee belangrijke doelen voor de Wmo zijn een integrale benadering van de prestatievelden en hoge kwaliteit van de organisatie. De integrale benadering wordt geborgd door de verschillende Wmo-overlegstructuren. De kwaliteit van de organisatie wordt geborgd door het beschikbaar stellen van voldoende capaciteit. De integrale benadering wordt echter belemmert door de indeling van de programmabegroting en de jaarstukken. De Wmo komt hier onder verschillende programma’s terug. Beleidskeuzes en budgetkeuzes voor de Wmo worden op basis van de begroting niet integraal gemaakt. Maatschappelijke doelen worden geborgd doordat de activiteiten in het kader van de Wmo hier al in het beleidsplan op afgestemd zijn. Deze komen ook terug in de programmabegroting.
41
-
er zijn prestatieafspraken met externe partijen waarin naar de gemeentelijke doelstellingen wordt verwezen
In de afspraken met zorgleveranciers wordt de realisatie van gemeentelijke doelen geborgd door middel van kwaliteitseisen die corresponderen met de concrete doelen voor prestatieveld zes. Voor de woonstichting geldt dat er ook een duidelijke koppeling wordt gemaakt met gemeentelijk beleid. In de praktijk blijkt echter dat deze afspraken soms in tegenspraak zijn met ander gemeentelijk beleid of dat de afspraken niet helder genoeg gedefinieerd zijn.
-
er vindt periodieke afstemming plaats tussen de gemeente en de externe partijen over de realisatie van doelen
Periodieke afstemming vindt plaats tijdens bilaterale en kwartaaloverleggen en tijdens het WWZ overleg. Tijdens deze overleggen worden inhoudelijke punten besproken. In de verantwoording is er echter geen terugkoppeling over doelen. In de evaluaties wordt er wel naar doelen gekeken. De raad heeft daarmee beperkt inzicht in doelrealisatie.
-
de gemeente is op basis van het bovenstaande in staat om tussentijds bij te sturen
De gemeente heeft op basis van de verantwoordingsstukken onvoldoende mogelijkheid om bij te sturen. In de jaarstukken wordt niet direct naar gemeentelijke doelen gerefereerd. Het periodiek overleg met de externe partners en de evaluaties zijn wel momenten naar aanleiding waarvan de gemeente op hoofdlijnen kan bijsturen. Aangegeven knelpunten worden ambtelijk opgepakt en aan het bestuur voorgelegd.
7.
De ambtelijke en externe betrokkenen ervaren dat de beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang zijn om de doelen te realiseren.
Deels voldaan. Ambtenaren ervaren dat er voldoende capaciteit beschikbaar is gesteld om de Wmo uit te voeren. In vergelijking met andere gemeenten stelt de raad genoeg budget beschikbaar voor de Wmo. Het is echter niet te overzien welke extra kosten de gemeente moet maken wanneer er straks extra taken uit de AWBZ worden overgeheveld. Het uurtarief voor hulp bij het huishouden is dat zorgleveranciers ontvangen is voldoende om de CAO loon en 15% overheadkosten te dekken. De gemeente is van mening dat zij hiermee uit de voeten kunnen en dat overige overheadkosten voor rekening van de zorgleveranciers is. De externe partners maken zich zorgen over de overheveling van taken. De partners krijgen van de gemeente geen extra geld om de taken uit te voeren, maar het takenpakket breidt wel uit. De bij dit onderzoek betrokken externe partijen op het gebied van de thuiszorg maken zich verder zorgen over het bedrag waarvoor huishoudelijke zorg geleverd moet worden. Hier voor zullen zij in de toekomst niet de vereiste kwaliteit meer voor kunnen leveren. Daarnaast ervaren de externe partners dat de gemeente niet altijd integraal overzicht heeft op de benodigde middelen.
42
HOOFDSTUK 3
3 CONTROLE 3.1
Tussentijdse informatievoorziening
De gemeente (raad en college) heeft een aantal instrumenten die haar van informatie over de Wmo voorzien: - Regionale monitor - SGBO Benchmark - SGBO klanttevredenheidsonderzoek - Evaluaties - Wmo cliëntenadviesraad 3.1.a. Monitor biedt inzicht in resultaten op prestatieniveau In 2008 voert de gemeente een Wmo monitor die als 0-meting dient. Het betreft een regionale monitor (uitgevoerd door het bureau statistiek van de gemeente ’sHertogenbosch). De eerstvolgende vindt plaats in 2011, aan het einde van de eerste beleidscyclus. In 2011 zal naar de effecten gekeken worden. De resultaten gaan naar de adviesraad en daarna gaat de organisatie er mee aan de slag. De monitor geeft resultaten op prestatieniveau. Omdat het regionaal is opgezet, wordt prestatieveld 10 (specifiek voor enkele van de regionale gemeenten), niet meegenomen in de resultaten. 3.1.b. Benchmark en klanttevredenheidsonderzoek worden uitgevoerd door SGBO De wettelijk verplichte jaarlijkse benchmark borduurt voort op de Staat van de Gemeente waaraan Boxtel al deelneemt. Bij de benchmark wordt de beleidscyclus zichtbaar gemaakt via de volgende vier invalshoeken: 1. Beleid: welke beleidskeuzes kan de gemeente maken en welke beleidsdoelen streeft de gemeente na om participatie van alle burgers te realiseren; 2. Organisatie: welke afspraken maakt de gemeente met samenwerkingspartners en uitvoeringsorganisaties, hoe organiseert de gemeente die onderdelen van de Wmo-taken die ze zelf uitvoert; 3. Uitvoering: welke prestaties worden gerealiseerd, wat is het bereik van ingezette instrumenten, wat zijn de uitgaven en hoeveel mensen maken gebruik van een persoonsgebonden budget (PGB); en 4. Effecten: hoe tevreden zijn de mensen die met de Wmo te maken hebben over de gemeente, kunnen mensen in de gemeente langer zelfstandig blijven wonen. De gemeente neemt daarnaast deel aan een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek (SGBO klanttevredenheidsonderzoek). De gemeente Boxtel laat het standaard klanttevredenheidsonderzoek uitbreiden met
43
vijf specifieke vragen voor Boxtel. Deze vragen kunnen jaarlijks worden aangepast op relevante situaties. Het gaat om de volgende extra vragen voor 2008:
-
Heeft u in de zomervakantie vervanging gekregen voor uw hulp bij het huishouden?
-
Indien u geen hulp heeft gekregen, vond u dat vervelend?
-
Hoe tevreden bent u over Welzorg?
-
Hoe tevreden bent u over de woningaanpassing van St. Joseph?
-
Wat is de reden dat u gekozen heeft voor een PGB voor hulp bij het huishouden?23
In juni 2009 krijgt de commissie Maatschappelijke Zaken een commissienotitie aangeboden, waarin horizontale verantwoording over de Wmo wordt gegeven. Dit houdt in dat de resultaten uit de monitor, de benchmark en de evaluatie gebundeld worden. De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek zijn hier niet bijgevoegd, omdat deze nog niet beschikbaar zijn.24 Raadsleden geven aan dat de evaluaties, de monitor en het klanttevredenheidsonderzoek voldoende informatie bieden om te bepalen of de doelen zoals ze door de gemeente zijn gesteld, worden gerealiseerd. Ook is het voor de raad belangrijk om te weten of de burger tevreden is met wat de gemeente op Wmo-gebied doet. Als hij tevreden is, dan is de raad dat ook, aldus raadsleden. 3.1.c. Evaluatie richt zich op mogelijke bijsturing uitvoering De gemeente voert eind 2007 een evaluatie uit naar het eerste half jaar Wmo. Hierbij kijkt zij naar het beleid, benodigde bijsturing, de hulp bij het huishouden en de financiële consequenties van de Wmo. In de evaluatie worden bijsturingszaken besproken aan de hand van discussiepunten. Op basis hiervan past de gemeente haar beleid ten opzichte van dat punt wel of niet aan. Voorbeelden van zaken die zijn bijgesteld naar aanleiding van de evaluatie zijn het verloop van de telefonische indicatiestelling, de hoogte van het Persoonsgebonden Budget (PGB) en de aanpassing van de Wmo verordening op technische aspecten.
3.2
Verantwoording
3.2.a. Geen integrale verantwoording over doelen Wmo Verantwoording over de Wmo vindt plaats door middel van de reguliere P&C cyclus. Zoals het voorgaande hoofdstuk beschrijft, is de informatie en verantwoording over de Wmo versnipperd over de programma’s. Er wordt binnen
23 24
Rapport tevredenheid cliënten Wmo 2008, p. 28. Commissienotitie Horizontale verantwoording prestaties Wet maatschappelijke ondersteuning 2008, 8 juni 2009.
44
HOOFDSTUK 3
het reguliere verantwoordingsproces niet integraal verantwoord over beoogde maatschappelijke effecten van de Wmo. De evaluaties, klanttevredenheidsonderzoeken, monitors en de jaarstukken van de externe partners vormen een aanvulling op de reguliere verantwoording vanwege de specifieke informatie over de Wmo. Daarnaast is de gemeente voornemens vanaf 2010 via een notitie Maatschappelijk Welzijn (hierna: NMW) integraal beleid te maken en te verantwoorden over de Wmo. De NMW is in de gemeente al sinds 1988 een middel om haar doelstellingen op het gebied van onderwijs, sport en zorg aan instellingen duidelijk te maken. De NMW kan worden gebruikt om informatie over de Wmo te bundelen, dat anders versnipperd of dubbel in de begrotingsteksten, jaarrekeningen en uitvoeringsplannen staat.25
3.3
Sturing
3.3.a. Informatievoorziening en verantwoording leiden niet altijd tot bijsturing Raadsleden ervaren dat de verantwoordingsinformatie over doelrealisatie en behaalde maatschappelijke effecten van de Wmo momenteel onvoldoende is om te kunnen (bij)sturen. Het is daarnaast niet duidelijk welke budgetten er binnen welke prestatievelden worden besteed. Hierdoor ervaren zij het stellen van prioriteiten en het schuiven daarin, als lastig. Naar aanleiding van de evaluatie van de Wmo, grijpen het college en de raad wel de mogelijkheid aan om bij te sturen. Een voorbeeld hiervan is in paragraaf 3.1.c gegeven. Hierin zijn de bilaterale evaluatiemomenten met de externe partners, input uit cliëntendagen en advies van de Wmo adviesraad meegenomen. Bij de herindicering van cliënten heeft de raad nadrukkelijke wensen voor de uitvoering. Cliënten worden allemaal persoonlijk benaderd, waarbij de gemeente de herindicatie toelicht. Hierdoor wordt drie kwart van de bezwaarschriften weggenomen. Ook stelt het college een extra regeling vast om drie maanden lang de ‘oude uren’ uit de voorgaande indicatie aan te houden. In de uitvoering wordt op ambtelijk niveau bijgestuurd. Een voorbeeld hiervan zijn de eerste huisbezoeken die door medewerkers van loket WegWijs worden afgelegd om de indicering te optimaliseren, waartoe het college besluit. Deze huisbezoeken worden geëvalueerd, waarvan de raad kennis zal nemen. Professioneel advies wordt volgens de bij het onderzoek betrokken externe partners niet altijd ter harte genomen. De verantwoordingsinformatie die de gemeente ontvangt van de externe partners wordt niet aangewend voor stevige controle en bijsturing (zie hiervoor paragraaf 2.2.c). 25
Notitie Maatschappelijk Welzijn 2010 (ontwerp), p. 4.
45
Bevindingen controle
3.4 Norm
Bevinding
8.
De gemeente (zowel raad als college vanuit zijn eigen rol) controleert of uitvoerenden zich aan de afspraken houden
Deels voldaan. Het college ontvangt verantwoordingsstukken van de externe partners. Controle vindt verder plaats via evaluaties, de regionale monitor en de benchmark. Het college ziet door middel hiervan toe op de afspraken, maar besteedt daarbij geen aandacht aan de koppeling met gemeentedoelen. Hierdoor heeft de raad onvoldoende zicht op doelrealisatie.
9.
Het college monitort en toetst of (maatschappelijke) doelen worden gerealiseerd
Deels voldaan. Monitoring en verantwoording vindt op prestatieveldniveau plaats en betreft vooral de specifieke activiteiten. Daarnaast is de verantwoording over de Wmo versnipperd in de reguliere cyclus. Hierdoor wordt er niet integraal getoetst op maatschappelijke doelrealisatie voor de Wmo, maar op deelgebieden. Er wordt overigens wel gemonitord, maar niet in termen van beoogde maatschappelijke effecten. Het klanttevredenheidsonderzoek is ook een instrument om te monitoren.
10. Op basis van bovengenoemde informatie is het college in staat om bij te sturen
Voldaan. Het college is op basis van de beschikbare informatie – evaluaties, monitor, klanttevredenheidsonderzoeken - in staat om bij te sturen. Op basis van evaluaties en advies van externe partners is het college volgens externe partners terughoudend. Bij knelpunten wordt echter naar een passende oplossing gezocht en onderbouwd teruggekoppeld.
11. Verantwoordingsinformatie biedt inzicht in het gerealiseerde maatschappelijk effect
Niet voldaan. De verantwoording over de Wmo is versnipperd in de reguliere cyclus. Hierdoor wordt er niet integraal verantwoord over maatschappelijke doelrealisatie voor de Wmo, maar op deelgebieden. Maatschappelijke effecten zoals benoemd in de beleidsnota Wmo raken hiermee uit het zicht; er wordt niet meer aan gerefereerd. Met de komst van de NMW moet hier verbetering in komen.
12. Verantwoordingsinformatie aan de raad sluit aan op de geformuleerde doelen
Niet voldaan. Raadsleden ervaren dat er geen specifieke verantwoording over de doelen van de Wmo is. Zij worden enkel op deelterreinen geïnformeerd. Uitzondering is het klanttevredenheidsonderzoek. Hieruit kan de raad destilleren of de burger tevreden is of niet. Uiteindelijk vindt de raad dit de belangrijkste informatie.
13. Op basis van de verantwoordingsinformatie is de
Deels voldaan. De raad heeft geen integraal inzicht in de doelrealisatie op het gebied van de Wmo. Daarnaast is er
46
HOOFDSTUK 3
raad in staat om bij te sturen
geen inzicht in de omvang van de middelen en hoe deze besteed worden. Prioritering is op basis hiervan niet mogelijk. Op basis van de evaluatie is de raad wel in staat om bij te sturen. Hier wordt ook gebruik van gemaakt. Het gaat dan wel om bijsturing op onderdelen van prestatievelden. Bijsturing vindt niet plaats op basis van beoogde maatschappelijke effecten. Hier wordt na het Wmo beleidsplan niet meer aan gerefereerd.
47
HOOFDSTUK 4
4 MIDDELEN EN ALTERNATIEVEN VOOR UITVOERING In de onderstaande tabellen worden de deelvragen 2 en 7 beantwoord. Hierbij is er naar gestreefd om te komen tot een lijst van factoren, redenen en verklaringen. Het gaat niet zozeer om een pasklaar antwoord, als wel om alternatieven en argumenten voor een eigen afweging van de raadsleden. De basis hiervoor is de informatie die is verkregen uit de interviews, de documentanalyse en het verkregen deskundigenoordeel.
Beantwoording deelvraag 2: Zijn de beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang? Ja, want:
Nee, want:
- De activiteiten uit het Wmo beleidsplan zijn gekwantificeerd op basis van het beschikbare budget (bijdrage rijksoverheid en bestaande budgetten gemeente).
- Het tarief is volgens de zorgleveranciers op zich voldoende wanneer de instellingen een redelijke verdeling maakt van makkelijk (oftewel laag ingeschaalde cliënten) en moeilijk (hoog ingeschaalde klanten met extra zorgbehoefte) te verzorgen cliënten. In de praktijk ervaren zij echter dat bedrijven die zich voornamelijk richten op schoonmaak meer laagingeschaalde cliënten krijgen en dat voor bredere zorgleveranciers de moeilijkere cliënten overblijven. Het is dan moeilijk voor de zorgleveranciers de benodigde kwaliteit te leveren binnen het beschikbare budget.
- Het uurtarief voor hulp bij het huishouden is voldoende om het CAO loon en 15% overheadkosten te betalen, ongeacht of er HH1 of HH2 diensten worden geleverd.
- De raad heeft extra personele capaciteit beschikbaar gesteld om de beoogde kwaliteit in de organisatie van de Wmo te borgen. Uit interviews blijkt dat dit voldoende is om de Wmotaken uit te voeren.
- De woonstichting ervaart dat de gemeente geen integraal overzicht heeft op de benodigde omvang van de middelen. Het komt voor dat er in afstemming met de gemeente projecten worden gestart, waar uiteindelijk toch onvoldoende middelen voor beschikbaar zijn. Gebrek aan afstemming tussen gemeentelijk bestuur en organisatie zou hier volgens de geïnterviewden een oorzaak van kunnen zijn. - Het is voor de raad lastig te bepalen of de middelen van voldoende omvang zijn, omdat het budget is verdeeld over verschillende programma’s uit de
49
begroting. Verantwoording vindt plaats op basis van deze programma’s en niet over de totale Wmo. De raad verliest hiermee het inzicht in de totale kosten voor de Wmo.
Beantwoording deelvraag 7: Hadden de door de raad gestelde doelen ook op een andere wijze bereikt kunnen worden? Ja, want:
Nee, want:
- Integraliteit in het beleid en de uitvoering van de Wmo is één van de doelen die de raad in het Wmo beleidsplan heeft gesteld. Deze integraliteit gaat verloren doordat de Wmo versnipperd raakt in de reguliere P&C-cyclus. De raad heeft geen inzicht in de realisatie van de beoogde maatschappelijke effecten die bij het opstellen van het beleidsplan benoemd zijn. De Notitie Maatschappelijk Welzijn 2010 moet hier verandering in brengen. Informatie en verantwoording over de Wmo wordt hierin gebundeld.
- De overlegstructuren die momenteel in de organisatie zijn opgezet, bevorderen een integrale benadering van de Wmo. Voorbeelden hiervan zijn de bilaterale overleggen met de externe partners, het WWZ overleg en de gezamenlijke verantwoording over de Wmo door de afdelingen Sociale Zaken en Welzijn.
- Deskundigen geven aan dat de gemeente meer inhoudelijke kwaliteitseisen zou moeten opstellen.
- De gemeente stelt kwaliteitseisen aan de zorgleveranciers die corresponderen met de concrete en praktische doelen voor prestatieveld zes (individuele voorzieningen).
- De gemeente kiest voor een regierol bij de uitvoering van de Wmo. Dat betekent onder andere dat de gemeente controleert of de uitvoering door externe partners aansluiting vindt bij de gemeentelijke doelen. De verantwoordingsinformatie die de gemeente momenteel ontvangt gaat niet in op de gemeentelijke doelrealisatie. De gemeente vraagt niet om extra informatie.
- De gemeente (raad en college) grijpen interne evaluaties aan om bij te sturen.
50
HOOFDSTUK 4
De gemeente zou afspraken kunnen maken met externe partners over de inhoud van de verantwoording, zodat dit de gemeente voldoende informatie verschaft om de regie te voeren.
51
BIJAGEN
BIJLAGEN Bijlage 1 Toetsingskader Het onderzoek is gericht op de volgende thema’s: gericht op bestuurlijk perspectief (raad) waarborgen voor resultaatgerichte uitvoering in kaders en wijze van verantwoording inzicht in of maatschappelijke effecten worden gerealiseerd De Wmo is in januari 2007 ingevoerd en de beleidsplannen stammen uit 2008. Effecten zijn daarom nog lastig te meten, wel kunnen we in kaart brengen of de waarborgen voor een doeltreffende uitvoering zijn geborgd. Normenkader Kaderstelling 1. Het beleid bevat doelen die door de raad geformuleerd zijn als maatschappelijke effecten 2. De doelen in de beleidsdocumenten zijn specifiek, meetbaar en tijdgebonden geformuleerd 3. De verschillende beleidsdocumenten over de Wmo zijn niet tegenstrijdig (samenhang) 4. Ambitieniveau en budget zijn bewust tegen elkaar afgewogen
Uitvoering/realisatie 5. Ingezette instrumenten en maatregelen sluiten, beargumenteerd, aan op de in beleid geformuleerde doelen 6. In de uitvoering (door de gemeente en door externe partijen) wordt het bereik van de geformuleerde doelen geborgd: - er zijn prestatieafspraken met externe partijen waarin naar de gemeentelijke doelstellingen wordt verwezen - er vindt periodieke afstemming plaats tussen de gemeente en de externe partijen over de realisatie van doelen - de gemeente is op basis van het bovenstaande in staat om tussentijds bij te sturen 7. De ambtelijke en externe betrokkenen ervaren dat de beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang zijn om de doelen te realiseren Controle 8. De gemeente (zowel raad als college vanuit zijn eigen rol) controleert of uitvoerenden zich aan de afspraken houden
53
9. Het college monitort en toetst of (maatschappelijke) doelen worden gerealiseerd 10. Op basis van bovengenoemde informatie is het college in staat om bij te sturen 11. Verantwoordingsinformatie biedt inzicht in het gerealiseerde maatschappelijk effect 12. Verantwoordingsinformatie aan de raad sluit aan op de geformuleerde doelen 13. Op basis van de verantwoordingsinformatie is de raad in staat om bij te sturen
54
BIJAGEN
Bijlage 2 Bronnen Interviews - De heer Wouters, wethouder Sociale zaken, zorg en integratie, 7 juli 2009; - De heer Van den Broek, beleidsmedewerker Burgerzaken en Welzijn (brede Wmo), 27 juli 2009; - De heer Schönfeld, afdelingshoofd Sociale Zaken en mevrouw Lalihatu, beleidsmedewerker Wmo (smalle Wmo), 14 december 2009 - Groepsgesprek met raadscommissieleden Samenlevingszaken, 7 september 2009. Documenten Beleid - Programmabegroting 2008, gemeente Boxtel; - Notitie Wmo, Samen werken aan de Boxtelse samenleving, 2006; - Eindrapport taakgroep Wmo, Meedenken, meedoen. Een visie op de sociale toekomst van Boxtel. Aanbevelingen voor beleidsontwikkeling en burgerparticipatie, 2007; - Plan Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2008 t/m 2011. Verder samen werken aan de Boxtelse samenleving, 2008; - Commissienotitie Horizontale verantwoording prestaties Wet maatschappelijke ondersteuning 2008, 8 juni 2009 - Diverse raads- en collegebesluiten. Verantwoording - Jaarrekening gemeente Boxtel en accountantsverklaring 2008; - Regionale monitor Wmo, 2008; - SGBO Benchmark 2008; - Rapport tevredenheid cliënten Wmo 2008; - Evaluatie Wmo gemeente Boxtel, 2007; - Drie succesvolle jaren van samenwerking? Onderzoek naar de samenwerking van de gemeenten Boxtel en Haaren op het terrein van Sociale Zaken. Uitvoeringsdocumenten - Uitvoeringsprogramma Wmo 2008; - Samen wonen, samen leven. Prestatiecontract 2007-2011 Woonstichting St. Joseph, Stichting Goed Wonen Liempde en gemeente Boxtel (24 september 2007); - Commissienotitie Horizontale verantwoording prestaties Wet maatschappelijke ondersteuning 2008, 8 juni 2009; - Verstrekkingenboek Wmo 2009.
55
Overig - Voorstel tot verhoging uurtarief zorgleverancier aan het College van B&W, 25 juni 2008; - Uitnodiging tot inschrijving definitieve bestek 2006, gemeente Boxtel e.o. - Notitie Maatschappelijk Welzijn (concept 2010).
56
BIJAGEN
Bijlage 3 Toekomstvisie op het maatschappelijk leven in Boxtel De taakgroep heeft haar toekomstvisie als volgt geformuleerd: “Boxtel is over 10 jaar een open samenleving met veel sociale contacten tussen zijn bewoners. In Boxtel is er meer groen en minder beton. Alles is goed begaanbaar en toegankelijk. Dit komt ten goede aan de sociale contacten van mensen. De wijken kennen een gemengde samenstelling en vormen zo een afspiegeling van de samenleving. Dat betekent dat jong en oud, allochtoon en autochtoon samen in een wijk wonen. Elke wijk beschikt (steeds) over een door de wijkbewoners opgestelde geactualiseerde visie over de toekomst van hun wijk. De bewoners van de wijken zijn meer dan nu ‘eigenaar’ van hun wijk. Ze nemen daartoe zelf initiatieven, zoals bijvoorbeeld het gezamenlijk beheer van de groene gedeeltes van de wijk. Kinderen spelen in de wijk en er worden wijkactiviteiten georganiseerd. Elke wijk kent een ‘huiskamer’, waar mensen terecht kunnen voor onderling contact, een krantje en een koffie. Ouderen hebben hier hun eigen (hang)plek. De gemeente schept de voorwaarden voor initiatieven van burgers in de wijk die de sociale cohesie bevorderen. Bij bouwplannen houdt de gemeente rekening met flexibele, multifunctionele gemeenschappelijke voorzieningen voor jong en oud. Een maximale opbrengt per m2 staat niet voorop. Burgers en gemeente denken samen na hoe ze hier creatief mee om kunnen gaan. Alle burgers mogen meepraten maar vooral meedoen. De inwoners van Boxtel hebben tijd en ruimte, en nemen de verantwoordelijkheid om voor elkaar te zorgen. De voorwaarden om arbeid en zorg goed te combineren zijn aanwezig. Sociaal gedrag is meer vanzelfsprekend: je helpt elkaar zonder directe tegenprestatie. Kwetsbare mensen komen beter aan bod. Eenzaamheid wordt gesignaleerd en aangepakt, en onderling contact wordt bevorderd. Individuen kunnen aangesproken worden op hun sociale gedrag. Buurtwerkers ondersteunen deze processen. Er is een zekere mate van harmonie in de samenleving. Wie zorg nodig heeft, kan zelf zijn of haar zorgvraag formuleren. De gemeente ondersteunt mensen daarin waar nodig. Het is de inwoners van Boxtel duidelijk dat iedereen – naar vermogen – zelf verantwoordelijk is voor het regelen van zorg. Sterker nog, ze vinden het belangrijk om zelf het stuur in eigen handen te houden. Het loket waar je naar toe kunt met een zorgvraag, is laagdrempelig en klantvriendelijk. Inwoners van Boxtel vinden het plezierig om hierheen te bellen om omdat je goed en snel geïnformeerd of doorverwezen wordt. Wanneer hulp van de overheid nodig is, wordt deze op maat geboden. Er is een continu onderzoek naar de behoeftes van individuen en (vooral kwetsbare) groepen. De invulling van hulp is flexibel en aangepast aan de tijd waarin we leven. De zorgvoorzieningen in wijken zijn niet standaard maar afgestemd op de betreffende wijk. Elke wijk is tenslotte anders van samenstelling, en de samenstelling verandert ook door de tijd heen. Op deze dynamische vraag moet de gemeente proactief inspelen.”
57
BIJAGEN
59