Besluit Wmo (2012) Gemeente Boxtel
1
2
INHOUDSOPGAVE BESLUIT WMO (2012)
Besluit Wmo (2012) _______________________________________________________ 5 Hoofdstuk 1:
Algemeen__________________________________________________ 5
Artikel 1
Begripsbepalingen _________________________________________________ 5
Hoofdstuk 2
: Persoonsgebonden budget __________________________________ 5
Artikel 2.1
Regels rond verstrekking ____________________________________________ 5
Artikel 2.2
Regels rond verantwoording __________________________________________ 5
Artikel 2.3
Regels rond uitbetaling ______________________________________________ 6
Hoofdstuk 3:
Eigen bijdrage en eigen aandeel _______________________________ 6
Artikel 3.1
Omvang van de eigen bijdrage ________________________________________ 6
Artikel 3.2
Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel_________________ 7
Artikel 3.3
Eigen aandeel _____________________________________________________ 7
Hoofdstuk 4
: Hulp bij het huishouden_____________________________________ 7
Artikel 4.1
Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden ________ 7
Artikel 4.2
Inzet hulp met een persoonsgebonden budget ___________________________ 7
Hoofdstuk 5:
Woonvoorzieningen _________________________________________ 7
Artikel 5.1
Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen _____ 7
Artikel 5.2
Verhuis- en herinrichtingskosten_______________________________________ 8
Artikel 5.3
Woningsanering en rolstoelvloerbedekking ______________________________ 8
Artikel 5.4
Kosten van tijdelijke huisvesting _______________________________________ 8
Artikel 5.5
Kosten van huurderving _____________________________________________ 8
Artikel 5.6
Kosten onderhoud, keuring en reparatie_________________________________ 8
Artikel 5.7
Uitbetaling financiële tegemoetkoming __________________________________ 8
Hoofdstuk 6:
Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ___________________ 9
Artikel 6.1
Inkomensgrens ____________________________________________________ 9
Artikel 6.2
OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer ___________________ 9
Artikel 6.3
Vervoersvoorziening in natura ________________________________________ 9
Artikel 6.4
Vervoersvoorziening als pgb of financiële tegemoetkoming__________________ 9
Artikel 6.5
Afstemming hoogte pgb bij samenvallende vervoersbehoefte ________________ 9
Hoofdstuk 7:
Rolstoelvoorzieningen ______________________________________ 10
Artikel 7.1
Rolstoelvoorziening in natura ________________________________________ 10
Artikel 7.2
Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget _______________________ 10
Hoofdstuk 8
: Slotbepalingen ___________________________________________ 10
Artikel 8
Citeertitel en inwerkingtreding________________________________________ 10
3
Toelichting op het Besluit Wmo (2012) ______________________________________ 11 Inleiding
11
Wijzigingen 2012 ______________________________________________________________ 11 Eerdere wijzigingen: 2008 en 2009 _______________________________________________ 12
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen _________________________________________ 15 Artikel 1
Begripsbepalingen _______________________________________________ 15
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget _____________ 15 Artikel 2.1
Regels rond verstrekking __________________________________________ 15
Artikel 2.2
Regels rond verantwoording _______________________________________ 15
Artikel 2.3
Regels rond uitbetaling ___________________________________________ 16
Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel ________________________________ 16 Artikel 3.1
Omvang van de eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden______________ 16
Artikel 3.2
Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage ___________________________ 16
Artikel 3.3
Eigen aandeel ___________________________________________________ 16
Artikel 3.4
Termijnen _______________________________________________________ 16
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden _______________________________________ 17 Artikel 4.1
Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.____ 17
Artikel 4.2
Inzet hulp met een persoonsgebonden budget ________________________ 17
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen __________________________________________ 17 Artikel 5.1
Vaststellen hoogte financiële tegemoetkomingen en pgb woonvoorz. ____ 17
Artikel 5.3
Woningsanering en rolstoelvloerbedekking __________________________ 17
Artikel 5.7
Uitbetaling financiële tegemoetkoming ______________________________ 18
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ____________________ 18 Artikel 6.1
Inkomensgrens __________________________________________________ 18
Artikel 6.2
OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer _____________ 18
Artikel 6.4
Vervoersvoorziening als pgb of financiële tegemoetkoming. ____________ 18
Artikel 6.5
Afstemming hoogte pgb bij samenvallende vervoersbehoefte ___________ 19
Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen ________________________________________ 19 Artikel 7.2
Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget ___________________ 19
4
Besluit Wmo (2012) Het college van de gemeente Boxtel, gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en het bepaalde in de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Boxtel 2012, besluit het volgende vast te stellen:
Hoofdstuk 1:
Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. Verordening: de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Boxtel 2012 b. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening en de Awb (Algemene wet bestuursrecht).
Hoofdstuk 2 : Artikel 2.1
Persoonsgebonden budget
Regels rond verstrekking
1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. 2. Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: a) er tijdens het onderzoek, naar aanleiding van de aanvraag, twijfels ontstaan of de aanvrager in staat is om: - de verantwoordelijkheid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen; of - te kunnen voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget; b) bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager het budget niet of slechts ten dele heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend of zich niet heeft gehouden aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget. 3. De voorziening als bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Verordening (een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer) wordt uitsluitend in natura verstrekt. 4. Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie. 5. Een voorziening die de aanvrager met een persoonsgebonden budget heeft aangeschaft, moet worden ingeleverd bij - of terugbetaald aan de gemeente, als er tussentijds geen recht meer op bestaat. Artikel 2.2
Regels rond verantwoording
1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats: a) indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger, binnen vier weken na afloop van iedere periode waarover verantwoording dient te worden afgelegd. Verantwoording vindt plaats door middel van een door het college beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier. Tevens wordt jaarlijks een formulier verstrekt met informatie over de periodes waarover verantwoording dient te worden afgelegd met de inleverdata;
5
2.
3.
4.
5.
6.
7.
b) indien er een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening is verstrekt: voorafgaand aan de uitbetaling van het persoonsgebonden budget door middel van overlegging van de nota. Geen verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie tot vier uur per week. De budgethouder wordt vrijgesteld van de verantwoording van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Indien de budgethouder verzuimt om het verantwoordingsformulier binnen vier weken na de verantwoordingsperiode in te leveren, of het verantwoordingsformulier niet of niet volledig invult, wordt de betaling van het persoonsgebonden budget voor de daaropvolgende vier weken opgeschort totdat het volledig ingevuld verantwoordingsformulier is ontvangen. Blijft de budgethouder, na een geboden hersteltermijn voor het indienen van een volledig ingevuld verantwoordingsformulier, in gebreke, dan kan het recht op een persoonsgebonden budget worden ingetrokken. Een reeds uitbetaald persoonsgebonden budget kan dan worden teruggevorderd. Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden meer bedraagt dan 90% en minder dan 100% van het geïndiceerd aantal uren dan wordt het teveel verstrekte budget niet teruggevorderd. Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden lager is dan het geïndiceerd aantal uren wordt het teveel verstrekte budget tot aan maximaal 90% van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden nul bedraagt, dan wordt het volledig verstrekte budget teruggevorderd.
Artikel 2.3 1. 2.
Regels rond uitbetaling
De uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats eenmaal in de vier weken waarin recht bestaat op een persoonsgebonden budget. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats na het overleggen van de aankoopnota.
Hoofdstuk 3: Artikel 3.1
Eigen bijdrage en eigen aandeel
Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel
1. De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 22.905,00 per jaar, het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.905,00. 2. De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden van 65 jaar of ouder € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 16.007,00 per jaar, het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.007,00. 3. De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, indien beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat, indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 28.306,00 per jaar, het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 28.306,00. 4. De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, beiden 65 jaar of ouder, € 25,80 per 4 weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 22.319,00 per jaar, het bedrag wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 2.319,00.
6
5. De eigen bijdrage per uur voor het ontvangen van hulp bij het huishouden bedraagt maximaal de kostprijs per uur van de hulp bij het huishouden, welke het college is overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders. 6. De bedragen genoemd in dit artikel 3.1 sub 1 tot en met 4 worden met ingang van 1 januari 2013 jaarlijks aangepast conform de standaard parameters Wmo die worden bekend gemaakt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport.
Artikel 3.2 1.
2.
Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel
Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan. Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de persoon met beperkingen opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Blijft de persoon met beperkingen volharden in zijn verzuim, dan kan het college overgaan tot terugvordering van de aan de zorgaanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.
Artikel 3.3
Eigen aandeel
Indien een woonvoorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager wordt een eigen aandeel in rekening gebracht. Artikel 3.4 Termijnen 1. Voor hulp bij het huishouden wordt voor de feitelijke kosten gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage opgelegd. 2. Voor de overige voorzieningen wordt voor de feitelijke kosten een eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd voor maximaal 39 periodes van vier weken.
Hoofdstuk 4 : Artikel 4.1 1. 2.
Hulp bij het huishouden
Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vastgesteld op € 16,70 per uur. De periode waarover het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, hangt samen met de periode waarvoor de gestelde indicatie geldt. Bij indicaties die een looptijd hebben van langer dan 1 jaar, wordt het persoonsgebonden budget per kalenderjaar vastgesteld.
Artikel 4.2 Inzet hulp met een persoonsgebonden budget Het is in principe niet toegestaan om het persoonsgebonden budget te gebruiken om hulp van familie in te kopen. Tenzij de individuele behoefte en omstandigheden aanleiding geven om hierop een uitzondering te maken.
Hoofdstuk 5: Artikel 5.1 1.
2.
Woonvoorzieningen
Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen
De financiële tegemoetkoming voor bouwkundige- of woontechnische woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte op basis van de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening. Het persoonsgebonden budget voor overige woonvoorzieningen bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.
7
Artikel 5.2
Verhuis- en herinrichtingskosten
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de verordening, bedraagt voor een alleenstaande € 2.600,= en voor een meerpersoons huishouden € 3.343,=. Artikel 5.3 1.
Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
De financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, en rolstoelvloerbedekking is eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen: Stoffering Overgordijnen in de woonkamer Overgordijnen in de slaapkamer Vitrage woon- en slaapkamer Vloerbedekking (laminaat) in slaapkamer
2. 3.
De hoogte van de tegemoetkoming wordt afgestemd op de afschrijvingstermijn van de te saneren zaken en/of de te vervangen vloerbedekking. Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking wordt alleen verstrekt bij de initiële verstrekking van een rolstoel.
Artikel 5.4 1. a.
b. 2.
Maximale bijdrage per eenheid € 32,- per m2 raamoppervlak € 21,- per m2 raamoppervlak € 21,- per m2 raamoppervlak € 55,- per m2
Kosten van tijdelijke huisvesting
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur minus huurtoeslag met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. de werkelijke kosten van de kale huur per maand mogen nimmer meer bedragen dan de maximale huurgrens die is vastgesteld in artikel 13 lid 1 Wet op de huurtoeslag, tenzij weigering van de woonvoorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 5.5
Kosten van huurderving
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving, bedraagt de kosten van de kale huur van de woonruimte, waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt. Artikel 5.6 1. 2.
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven. Indien de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis een door het college goedgekeurde offerte.
Artikel 5.7 1.
Kosten onderhoud, keuring en reparatie
Uitbetaling financiële tegemoetkoming
De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte als het gaat om: a. bouwkundige of woontechnische woonvoorziening b. huurderving c. verwijderen van voorzieningen
8
2.
De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de aanvrager van de woonvoorziening als het gaat om: a. verhuis- en herinrichtingskosten b. tijdelijke huisvesting c. onderhoud, keuring en reparatie. 3. De gereedmelding is een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. In de regel gebeurt dit via het overleggen van de nota. De gereedmelding vindt plaats door de persoon aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.
Hoofdstuk 6: Artikel 6.1 1.
2.
Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Inkomensgrens
Indien het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan 1,5 maal het voor hem of zijn gezin bedoelde WWB-inkomen, wordt geen vervoervoorziening verstrekt in de vorm van een pas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer of een taxivergoeding, zoals bedoeld in artikel 6.4 lid 2. Indien het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan twee maal het voor hem of zijn gezin bedoelde WWB-inkomen, wordt geen vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van een rolstoeltaxivergoeding zoals genoemd in artikel 6.4 lid 3.
Artikel 6.2
OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer
Indien een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer wordt verstrekt, zijn de kosten van dit vervoer voor de persoon met beperkingen per zone gelijk aan het OVchipkaartbustarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer. Artikel 6.3 1. 2. 3.
Een vervoersvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht. Indien het college de vervoersvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de vervoersvoorziening. De verstrekker is eigenaar van de vervoersvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een bruikleenovereenkomst.
Artikel 6.4 1.
2. 3. 4. 5.
Vervoersvoorziening in natura
Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming
Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie. Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 947,= per jaar. Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 1.422,= per jaar. De uitbetaling van de financiële tegemoetkomingen voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 2 en 3 vindt éénmaal per maand plaats. De financiële tegemoetkomingen voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 2 en 3 hoeven niet verantwoord te worden.
Artikel 6.5
Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte
Indien er, binnen een leefeenheid, meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor deze vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen.
9
Hoofdstuk 7: Artikel 7.1 1. 2. 3.
Rolstoelvoorzieningen
Rolstoelvoorziening in natura
Een rolstoelvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht. Indien het college de rolstoelvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de rolstoelvoorziening. De verstrekker is eigenaar van de rolstoelvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een bruikleenovereenkomst.
Artikel 7.2
Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget
Een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.
Hoofdstuk 8 : Artikel 8
Slotbepalingen
Citeertitel en inwerkingtreding
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit Wmo (2012). Het besluit treedt op 1 januari 2012 in werking. Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel op 20 december 2011. de secretaris,
de burgemeester,
10
Toelichting op het Besluit Wmo (2012) Inleiding Naast een Verordening Wmo is er ook een Besluit Wmo. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden en dus in de raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het besluit Wmo door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Wijzigingen 2012 In 2011 is de Wet maatschappelijke ondersteuning op lokaal niveau doorontwikkeld. Op 20 juni 2011 heeft de raadscommissie Maatschappelijke Zaken kennis genomen van de notitie “ De kanteling in de gemeente Boxtel”. Aan de leden van de raadscommissie zijn vier scenario’s voorgelegd hoe de kanteling in de gemeente vorm moet krijgen. Hen is gevraagd een kader te stellen door te kiezen voor een scenario. Over het algemeen kon de raadscommissie zich vinden in de principes van de kanteling. Men heeft gekozen voor scenario twee. Die uitgangspunten zijn vervolgens verwerkt in de nieuwe WmoVerordening en in dit Besluit Wmo.
Hieronder leest is wat er precies is gewijzigd: 1. Leesbaarheid Niet gebruikte begrippen zijn weggehaald bij de begripsbepalingen. Bepaalde artikelen zijn eenvoudiger geformuleerd en bepaalde termen zijn nu correct weergegeven. 2. Aansluiting bij Wmo-Verordening Het Besluit Wmo is aangepast aan de Wmo-Verordening. U treft niet meer aan: een bedrag bij het primaat van verhuizen, het bezoekbaar maken van de tweede woning en het bedrag voor de sportrolstoel. Ook de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of bruikleenauto is komen te vervallen. 3. PGB- hoogte bepaling In verschillende artikelen is de tekst aangepast aan de praktijk. Het bedrag van het persoonsgebonden budget is maximaal het bedrag dat de gemeente betaalt aan de gecontracteerde leverancier voor een voorziening in natura. Exclusief korting. 4. PGB-middel gaat terug naar de gemeente als er geen recht meer op bestaat. In aansluiting op de Wmo-Verordening is een lid toegevoegd waarin staat dat een voorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget, ingeleverd moet worden bij de gemeente als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. De klant wordt verplicht om het eigendom over te dragen of dat de voorziening naar rato wordt terugbetaald. 5. Terugbetaling PGB-HH als er geen uren zijn verantwoord. Er geldt een verantwoordingsvrije ruimte van 10%. Echter, dit geldt niet als de budgethouder nul uren verantwoordt. Dan dient het hele persoonsgebonden budget te worden terugbetaald. 6. Parameters en inkomensgrenzen De bedragen uit artikel 3.1 zijn aangepast aan de standaardparameters voor 1-1-2012. 7. Bedragen zijn geïndexeerd Alle overige bedragen zijn geïndexeerd volgens het indexcijfer van het CBS, artikel 30 van de Wmo-Verordening.
11
8. Termijnen eigen bijdrage en eigen aandeel In de Wmo-Verordening is de eigen bijdrage regeling al verruimd voor alle voorzieningen. Behalve de rolstoel en forfaitaire financiële tegemoetkomingen wordt nu voor alles een eigen bijdrage gevraagd. Voor de kosten van een woningaanpassing geldt nu geen vrijstelling meer tot 75% van de kosten. Dit is verwerkt in het Wmo-Besluit. De termijn van de te betalen eigen bijdrage en eigen aandeel is maximaal 39 periodes van vier weken. Met uitzondering de hulp bij het huishouden. Daarvoor geldt de eigen bijdrage gedurende de verstrekkingsperiode. 9. PGB-HH niet voor familie In aansluiting op de verordening is een artikel opgenomen waarin staat dat het in principe niet mogelijk is om met een persoonsgebonden budget hulp in te kopen van familie. Tenzij de persoonlijke omstandigheden aanleiding geven om hierop een uitzondering te maken. 10. Artikel terugbetaling bij verkoop is verwijderd Aanvragers gaan met dit nieuwe beleid naar draagkracht meebetalen aan de aanpassingskosten van de woning. Het past dan niet om daarnaast nog te verlangen dat er een bedrag moet worden terugbetaald als de woning verkocht wordt. Bovendien is er tot op heden nooit iets met dit artikel gedaan.
Eerdere wijzigingen: 2008 en 2009 Wijzigingen 2008 1. Een inhoudsopgave is toegevoegd; 2. De term “ziekte of gebrek” is vervangen door “ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen”. 1 De vervanging heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck . De Wmo geeft een verruiming van de doelgroep, namelijk ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen behoren tot de doelgroep. Door deze wijziging is het duidelijk dat ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen een beroep kunnen doen op de Wmo; 3. Artikel 2.2 en artikel 2.3 lid 1 zijn gewijzigd conform het besluit van het college van de gemeente Boxtel op 4 december 2007 en conform het besluit van het college van de gemeente Haaren op 18 december 2007.; 4. Artikel 2.3 lid 3 is toegevoegd, omdat deze ontbrak. 5. In artikel 3.1 zijn de bedragen aangepast voor 2008. Hierbij is aangesloten bij de standaard parameters van het CAK. Lid 5 is toegevoegd conform het besluit van de colleges van de gemeenten Boxtel en Haaren op 11 december 2007. Lid 6 is toegevoegd, omdat een indexeringsbepaling ontbrak. Zodoende hoeft niet ieder jaar een nieuw Besluit Wmo te worden vastgesteld omdat de bedragen worden geïndexeerd. 6. In artikel 3.4 ontbrak een aantal woorden en het artikel is omgevormd tot een ‘kan’ bepaling. 7. In artikel 3.5 zijn de bedragen aangepast voor 2008. De leden 5 en 6 zijn toegevoegd, zodat duidelijk is dat een besparingsbijdrage voor iedere vorm van voorziening kan worden opgelegd en om te bepalen dat er slechts eenmaal in de vijf jaar voor een zelfde voorziening een besparingsbijdrage kan worden opgelegd. 8. Artikel 4 lid 1 is aangepast conform het besluit van het college van de gemeente Boxtel op 4 december 2007 en conform het besluit van het college van de gemeente Haaren op 18 december 2007. Het uurtarief voor hulp bij het huishouden wordt jaarlijks geïndexeerd op grond van artikel 8.2 van de Verordening Wmo. 9. De bedragen in de volgende artikelen zijn aangepast (afgerond op hele euro’s) op grond van artikel 8.2 van de Verordening Wmo, waarin staat dat de bedragen jaarlijks kunnen worden aangepast conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek: Artikel 3.5, 5.1, 5.3, 5.4, 5.7, 6.4 lid 4 en 5 en 7.2. 10. Artikel 5.5 lid 3 is toegevoegd, omdat geen maximum per maand was bepaald voor de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. Hierdoor kunnen de kosten
1
Schulinck levert hoogwaardige juridische kennis en ondersteuning op het terrein van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
12
voor tijdelijke huisvesting per maand ongelimiteerd hoop oplopen. De aanvulling heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck. 11. In artikel 5.10 was abusievelijk niet aangegeven dat de genoemde artikelen verwijzen naar de Verordening Wmo. 12. In artikel 6.4 lid 2 en 3 is het bedrag verhoogd naar € 0,29. Onder de Wvg was aansluiting gezocht bij het kilometerbedrag zoals aangegeven in de Wet Rea (zijnde € 0,29). Voor het Besluit Wmo (2007) gold het kilometerbedrag zoals de Belastingdienst dat hanteerde (zijnde € 0,19). Wijzigingen 2009 1. Artikel 1 onder d. Voorheen werd het inkomen verlaagd met het gemis aan zorg- en huurtoeslag en eigen bijdragen AWBZ/Wmo. In de praktijk is dat een ingewikkelde berekening, waarbij de klant veel inkomstengegevens moet overleggen. Berekend is dat deze kosten overeenkomen met 10% van het netto inkomen. Derhalve is de draagkrachtberekening hiermee vereenvoudigd en wordt het inkomen verlaagd met 10% alvorens berekend wordt of er ruimte is in het inkomen. 2. Artikel 2.3 lid 2: uitbetaling vindt plaats nadat de nota is ingeleverd. Men is niet verplicht de voorziening aan te schaffen bij de leverancier die de goedkoopst adequate voorziening kan leveren. Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf. 3. Artikel 3.1: bedragen zijn aangepast. Conform lid 6. 4. Artikel 3.3 lid 3 is geschrapt, omdat dat lid niet correct was. Bij niet bouwkundige of niet woontechnische aanpassingen in de vorm van een pgb of in natura, kan niet naar de draagkracht gekeken worden. Draagkracht is alleen van toepassing bij een financiële tegemoetkoming. Ook wordt voor deze voorzieningen geen eigen bijdrage opgelegd. Derhalve is het lid verwijderd. 5. In artikel 3.3 is een nieuw lid toegevoegd (derde lid) om geen eigen aandeel op te leggen als de woonvoorziening enkel het plaatsen van een wandcontactdoos betreft voor een scootmobiel. De reden hiervoor is dat het zowel in de uitvoering als voor de klant veel werk oplevert om, als de scootmobiel is geleverd, achteraf de klant te belasten met het overleggen van inkomstengegevens voor het berekenen van het eigen aandeel voor een woonvoorziening. De kosten van het plaatsen van een wandcontactdoos zijn bovendien gering. 6. Artikel 3.4: is aangepast. Voor een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt wordt namelijk geen eigen bijdrage opgelegd. De werkwijze van het innen van het eigen aandeel is sinds 1 januari 2009 gewijzigd: het eigen aandeel wordt nu doorgegeven aan het CAK. Het CAK bewaakt de anticumulatie en legt de klant het eigen aandeel op gedurende 39 perioden van 4 weken en int deze. 7. Artikel 3.5 is geschrapt. In de praktijk wordt er zelden een besparingsbijdrage opgelegd. Bovendien is er een uitspraak van de CRvB dat de Wvg geen grondslag kent om een besparingsbijdrage op te leggen. De vraag is of dit ook voor de Wmo geldt. De rechtbank van Zutphen heeft zich over een Wmo voorziening uitgesproken: ook in de Wmo mag je geen besparingsbijdrage opleggen. De CRvB zal zich hierover moeten uitspreken. 8. De bedragen in de volgende artikelen zijn geïndexeerd voor 2009: artikel 4, 5.1, 5.3, 5.4, 5.7, 6.4 lid 4 en 5. Dit conform artikel 8.2 van de Wmo verordening. 9. Artikel 5.2 is aangepast omdat de werkwijze van het innen van het eigen aandeel is gewijzigd. Voorheen werd dat in een keer afgetrokken van de financiële tegemoetkoming of in rekening gebracht bij de klant. Nu wordt het eigen aandeel verspreid over periodes van 39 maal vier weken en controleert het CAK of de klant nooit meer bedraagt dan de maximale periodebijdrage voor Wmo voorzieningen en AWBZ zorg (anticumulatie). 10. Artikel 5.5 is vernummerd in lid 1 en 2. 11. Artikel 5.10 lid 2: de vermelding onder c is niet correct en daarom verwijderd. Voor een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt. ‘Hoofdbewoner’ is vervangen door ‘aanvrager’, omdat de financiële tegemoetkoming aan de aanvrager wordt uitbetaald en niet aan de hoofdbewoner. 12. Artikel 5.11 is komen te vervallen. Artikel 5.2 volstaat en is aangevuld met ‘goedkoopst adequate voorziening’. Omdat de besparingsbijdrage is komen te vervallen is ook lid 2 niet meer van toepassing. 13. Artikel 6.4 lid 1 is aangevuld en komt overeen met de strekking van artikel 5.2. 14. Artikel 6.4 lid 6 is komen te vervallen omdat de besparingsbijdrage is komen te vervallen en er geen sprake meer is van meerkosten.
13
15. Artikel 7.2 lid 1 is aangevuld en komt overeen met de strekking van artikel 5.2 en 6.4. 16. In artikel 8 was er bij de vorige versie iets verkeerd gegaan met de opsomming, dat is nu hersteld.
14
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel wordt uitleg gegeven over de begripsbepalingen die in het besluit Wmo worden gehanteerd.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget Artikel 2.1 Regels rond verstrekking 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. 2. Niet in alle situaties wordt het verzoek tot het verstrekken van de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget gehonoreerd. Per individuele situatie zal, naar aanleiding van de aanvraag om een individuele voorziening, een onderzoek plaatsvinden waarbij tevens wordt beoordeeld of de aanvrager om kan gaan met de verantwoordelijkheid van het besteden van het persoonsgebonden budget aan een voorziening waarvoor een indicatie is afgegeven. Tevens wordt beoordeeld of de aanvrager in staat is om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget volgens de regels die hiervoor zijn vastgesteld. In het geval dat een aanvrager in het verleden een persoonsgebonden budget heeft gehad voor een individuele voorziening op grond van de verordening Wmo of op grond van de AWBZ waarbij is gebleken dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels van besteding van het persoonsgebonden budget of de verantwoording daarvan, wordt een persoonsgebonden budget geweigerd. 5. Een voorziening die iemand met een PGB heeft gekocht, moet bij de gemeente worden ingeleverd of terugbetaald, als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. Bijvoorbeeld als de voorziening niet gebruikt wordt, of bij verhuizing of overlijden. Hiermee verplicht de gemeente de klant (of zijn nabestaanden) om de eigendom van het middel over te dragen aan de gemeente. Het is ook mogelijk dat de klant de voorziening niet overdraagt, maar de voorziening naar rato terugbetaalt aan de gemeente.
Artikel 2.2 Regels rond verantwoording De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget is hier vastgelegd. Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden betreft, vindt de verantwoording voor personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger achteraf plaats op basis van het aantal geleverde uren. De budgethouder ontvangt hiervoor vier maal per jaar van de gemeente een verantwoordingsformulier. Tevens ontvangt de budgethouder ieder jaar een schema waarin vermeld staat over welke periodes wanneer verantwoording dient te worden afgelegd. De uren die verantwoord worden, mogen tot 10% afwijken van het geïndiceerd aantal uren over de betreffende periode, zonder dat het budget teruggevorderd wordt. Pas als de verantwoorde uren meer dan 10% afwijken, wordt het teveel verstrekte persoonsgebonden teruggevorderd tot aan 90% van het budget. Een percentage van 10% is derhalve verantwoordingsvrij. Dit geldt niet als er nul uren worden verantwoord. Dan dient het hele budget te worden terugbetaald. Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen betreft, vindt de verantwoording vooraf plaats door middel van het overleggen van de nota. In principe vraagt de persoon met beperkingen zelf een voorziening aan. Het is logisch, en conform het huidige beleid, dat de aanvraag door de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator namens de persoon met beperkingen kan worden ingediend. De verantwoording van de besteding van een persoonsgebonden budget zal in dat geval ook via de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator lopen.
15
Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt per vier weken plaats in de eerste week van de betreffende periode. Hierdoor is de budgethouder in staat om de nota van de door hem ingeschakelde hulp tijdig te betalen. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats nadat de aankoopnota is overlegd. Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt. Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf. Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel Artikel 3.1 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 lid 1 van het besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. De raad heeft besloten om aan te sluiten bij de maximale inkomensafhankelijke bedragen zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. De maximale eigen bijdrage per uur genoemd in lid 5 sluit aan bij de kostprijs van de zorg in natura. Het CAK bewaakt of er geen cumulatie van kosten plaatsvindt. Dus iemand betaalt nooit meer dan zijn maximale periodebijdrage voor AWBZ-zorg en Wmo ondersteuning (eigen bijdrage en eigen aandeel).
Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel In dit artikel is bepaald dat het college over kan gaan tot het opschorten van de betaling van het persoonsgebonden budget dan wel stopzetting van de zorg in natura als de persoon met beperkingen de opgelegde eigen bijdrage niet voldoet aan het Centaal Administratie Kantoor (CAK). Blijft de persoon met beperkingen volharden in het verzuim, kan worden overgegaan tot intrekking van het recht en terugvordering van het ten onrechte betaalde persoonsgebonden budget of terugvordering van de ten onrechte aan de zorgaanbieder betaalde vergoeding voor de zorg in natura. Voor alle duidelijkheid: bij ten onrechte verstrekte zorg in natura, krijgt de persoon met beperkingen te maken met een terugvordering van de door de gemeente aan de zorgaanbieder betaalde uren.
Artikel 3.3 Eigen aandeel Als de aanvrager van de woningaanpassing de eigenaar van de woning is, moet hij een eigen aandeel betalen. Het college geeft het eigen aandeel door aan het CAK. Het CAK int het eigen aandeel bij de klant gedurende 39 perioden van vier weken en bewaakt tegelijkertijd of er geen cumulatie van kosten optreedt. De klant betaalt nooit meer dan de maximale periode bijdrage, voor ondersteuning vanuit de Wmo én AWBZ-zorg.
Artikel 3.4 Termijnen Deze bepaling sluit aan op het bepaalde in artikel 4.1 lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Concreet betekent dit dat de ten laste van de persoon met beperkingen blijvende kosten over een periode van maximaal 39 perioden van 4 weken worden uitgesmeerd.
16
Dit geldt niet voor hulp bij het huishouden. Daarvoor moet gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage worden betaald. Bij het opleggen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt uitgegaan van de feitelijke kosten.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden Artikel 4.1 Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden hangt samen met de gestelde indicatie. Bij de indicatiestelling wordt aangegeven hoeveel uren hulp bij het huishouden er per week nodig zijn. Zowel voor de gemeente als voor de aanvrager schept dit duidelijkheid over de omvang van het aantal uren. Het aantal uren wordt vermenigvuldigd met het uurtarief.
Artikel 4.2 Inzet hulp met een persoonsgebonden budget Het is in principe niet toegestaan om met het persoonsgebonden budget hulp in te kopen van familie. Met familie wordt in ieder geval bedoeld familie in de eerste en tweede lijn. Van familie mag je namelijk verwachten dat zij zich inzetten voor belanghebbende. Met de kanteling van de Wmo kijken we steeds meer wat iemand nog zelf kan en met hulp van zijn omgeving. Dan past het niet om familie, als onderdeel van het sociaal netwerk, te betalen voor hulp. Er zijn uitzonderingen mogelijk. Bijvoorbeeld als de hulpvraag zo specifiek is dat inzet van familie juist zo gewenst is. Ook als het familielid enerzijds minder is gaan werken om zo voor belanghebbende te zorgen, kan een uitzondering gemaakt worden.
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkomingen en pgb woonvoorzieningen De vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt gebaseerd op een door het college goedgekeurde offerte voor de goedkoopst compenserende voorziening. Daarin kan een aantal subsidiabele kosten teruggevonden worden. Om welke subsidiabele kosten het gaat, wordt uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek. Het PGB voor woonvoorzieningen bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardige voorziening in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt. Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf. Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking Bij de vaststelling van de maximale vergoedingsbedragen is uitgegaan van de Nibud bedragen. Bij het toekennen van de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de economische levensduur van de gordijnen en de vloerbedekking die reeds aanwezig is. Mochten de te vervangen zaken ouder dan 7 jaar zijn, dan wordt de aanvraag afgewezen. Zo wordt naar rato van de afschrijvingstermijn 7/7, 6/7, 5/7 etc van de maximale vergoedingsbedragen van stoffering toegekend.
17
In principe moet de aanvrager de ouderdom van de te vervangen spullen aantonen. De tegemoetkoming is eenmalig omdat van de aanvrager mag worden verwacht dat hij zelf reserveert om in de toekomst een vervanging te bekostigen. Bij verhuizing kan er geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking omdat deze kosten onderdeel uitmaken van de normale verhuiskosten. Immers bij verhuizing zal de woning opnieuw moeten worden ingericht en daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de ondervonden beperkingen.
Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming In dit artikel wordt aangegeven dat de financiële tegemoetkomingen voor onroerende woonvoorzieningen en voor het verwijderen van voorzieningen worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte terwijl financiële tegemoetkomingen voor verhuizing, voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie en voor tijdelijke huisvesting uitbetaald worden aan de aanvrager. Huurderving wordt aan de eigenaar van de woonruimte betaald. De eigenaar kan voor huurderving in aanmerking komen indien hij een aangepaste woonruimte die vrijkomt, aanhoudt totdat een persoon met beperkingen de woonruimte gaat huren.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 6.1 Inkomensgrens In dit artikel wordt bepaald voor welke voorzieningen een inkomensgrens wordt gehanteerd. Ligt het inkomen hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief eventuele toeslagen en verlagingen, dan bestaat er geen recht op een pasje voor de regiotaxi of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een (rolstoel)taxi.
Artikel 6.2 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer Het gebruik van het collectief vervoer is, binnen 5 zônes openbaar vervoer, ongelimiteerd. Wel dient de persoon met beperkingen het zogenaamde OV-chipkaart tarief voor de bus te betalen. Dit zijn algemene kosten die personen zonder beperkingen ook hebben op het moment dat ze gebruik maken van het openbaar vervoer. Het collectief vraagafhankelijk vervoer is immers een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen gebruik kan maken. Echter voor reizigers die geen beperkingen hebben of personen met beperkingen maar die een inkomen ter beschikking hebben van meer dan anderhalf maal de voor hen geldende bijstandsnorm, worden de verschuldigde kosten per zone door de provincie vastgesteld.
Artikel 6.4 Vervoersvoorziening als pgb of financiële tegemoetkoming. In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening. Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt. Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf. Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
18
Verder wordt in dit artikel een aantal bedragen vastgesteld voor de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels (Verstrekkingenboek) verder worden uitgewerkt.
Artikel 6.5 Afstemming hoogte pgb bij samenvallende vervoersbehoefte Als er, binnen een leefeenheid, sprake is van huisgenoten die ter compensatie van hun beperkingen in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget afgestemd op het eventuele samenvallen van de vervoersbehoeften van de huisgenoten. Indien deze grotendeels samenvallen zal het persoonsgebonden budget naar rato naar beneden worden bijgesteld. Per geval dient beoordeeld te worden of er sprake is van samenvallende vervoersbehoeften en in welke mate deze samenvallen.
Hoofdstuk
7 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening. Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt. Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf. Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
19