Griezelverhaal Doelgroep
Tweede, derde graad
Aard van de activiteit
De leerlingen schrijven, individueel of in duo’s, een griezelverhaal. Ze lezen het verhaal voor aan hun klasgenoten. De verhalen worden daarna gebundeld in het ‘Groot Griezelboek’ van de klas.
Deze schrijfactiviteit wordt bij voorkeur in het thema ‘griezelen’ ingebed. Zoek een goed griezelverhaal, aangepast aan de leeftijd van je leerlingen. Enkele auteurs van griezelverhalen: Patrick Lagrou, Eddy Bertin, Anthony Horowitz, Paul van Loon, Walter Soethoudt, Tais Teng, het Griezelgenootschap, ... Patrick Lagrou heeft een interessante website: <www.patricklagrou.be>. Creëer een griezelige sfeer: verduister het klaslokaal of trek met de leerlingen naar een griezelige locatie (bv. de zolder), steek kaarsjes aan, zorg voor aangepaste muziek, ...
Doelstellingen
De leerlingen schrijven een verhaal voor leeftijdsgenoten. De leerlingen beleven plezier aan het schrijven. De leerlingen verzorgen hun tekst, rekening houdend met handschrift, lay-out en gekende spellingsafspraken en -regels. De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun schrijfgedrag en om schrijfconventies na te leven.
Materiaal
Griezelverhaal (zie vooraf)
ET 4.4 ET 4.8 ET 4.7
ET 4.8
G R I E Z E LV E R H A A L
Vooraf
155
Lesverloop Introductie Klassikaal Verzamel de leerlingen in een luisterkring en lees een griezelverhaal voor. Neem hiervoor voldoende tijd, zodat de leerlingen in de juiste sfeer komen. Bespreek nadien kort met de leerlingen: - Vonden jullie het een griezelig, spannend verhaal? - Wat vonden jullie extra griezelig? - Lezen jullie graag griezelverhalen? Stel voor aan de leerlingen om met de klas een griezelgenootschap te vormen en zelf een griezelverhaal te schrijven. De leerlingen zullen hun griezelverhaal zo griezelig mogelijk aan elkaar voorlezen. De griezelverhalen worden nadien gebundeld in het ‘Groot Griezelboek’ van de klas. Opmerking Het griezelgenootschap kan nog andere dingen doen, zoals griezelboeken lezen en hierover praten, ... Griezelboeken zijn immers dankbaar materiaal om leerlingen die niet graag lezen, toch aan het lezen te krijgen. Brainstorm samen met de leerlingen: - Hoe zouden jullie aan een griezelverhaal beginnen? - Welke akelige figuren komen in griezelverhalen voor? (Bv. spoken, geesten, duivels, mummies, vampieren, weerwolven, heksen, tovenaars, magiërs, vreemde wezens, raven, vleermuizen, slangen, zwarte katten, uilen, ...) - Op welke plaatsen spelen griezelverhalen zich meestal af? (Bv. op kerkhoven, in onderaardse gangen en kelders, in donkere wouden, in griezelkastelen, in bouwvallige huizen, ...) - Wanneer spelen griezelige gebeurtenissen zich vaak af? (Bv. ‘s nachts, om middernacht, bij valavond, bij volle maan, op vrijdag de dertiende, ...)
G R I E Z E LV E R H A A L
156
Kern Individueel / In duo’s De leerlingen schrijven hun eigen griezelverhaal. Ze mogen zelf kiezen of ze alleen of in duo’s een griezelverhaal uitwerken. Ze schrijven eerst een kladversie en houden hun verhaal voorlopig nog geheim voor de rest van de klas. De leerlingen mogen hun fantasie de vrije loop laten en volledig zelf een griezelverhaal verzinnen. Leerlingen die wat meer houvast nodig hebben, kan je als volgt voorthelpen: - Je kan beginfragmenten of beginzinnen van griezelverhalen aanbieden en de
leerling hieruit één laten kiezen om af te werken. - Je kan leerlingen een vervolg laten schrijven op het kortste griezelverhaal ter wereld (van Frederic Brown): ‘De laatste mens op aarde zat alleen in een kamer. Er werd op de deur geklopt...’ - Leerlingen kunnen een nachtmerrie die ze hadden, neerschrijven als griezelverhaal. L O O P O N D E R T U S S E N R O N D E N O N D E R S T E U N WA A R N O D I G . Als leerlingen vastzitten, kan je hen door gerichte vragen weer op weg helpen. Stel vooral vragen die de leerlingen uitdagen om nog concreter of nog stouter te worden. Zo kunnen ze ook de spanning opdrijven. - Je leest: ‘De man loopt alleen op het bospad.’ Maakt dat een bepaald geluid? Hoort hij iets terwijl hij loopt? (Bv. Hoort hij zijn eigen hart kloppen?) Is het donker of bijna donker? Achtervolgt iets of iemand hem? - Je leest: ‘Hij graaft een schedel op.’ Graaft hij die op met zijn handen? Is hij zenuwachtig? (Bv. Loert hij constant rond?) Wat voor schedel is het?’ - Beweegt het (zogezegde) lijk misschien nog een beetje? Hoe komt dat? Stel je bij het lezen op als nieuwsgierige, onwetende lezer. Stel je in de plaats van de medeleerlingen: - Zouden zij het verhaal spannend genoeg vinden? Wordt de spanning goed opgebouwd? Zo niet, bespreek met de leerling hoe het beter kan. - Wat zou voor hen onduidelijk kunnen zijn, zodat ze het verhaal niet kunnen volgen? Bespreek met de leerling hoe het beter kan. Neem de leerlingen het denkproces niet uit handen, maar spoor hen aan om zelf oplossingen te zoeken. Geef veel positieve feedback. - Dat is goed gevonden! Schrijf op. - Dit vind ik een griezelig, spannend stukje. - Ik krijg er zelf de kriebels van.
Zie ook deel 1, p. 20
Op het afgesproken tijdstip, op een geschikte locatie en eventueel met bijpassende attributen, lezen de leerlingen hun griezelverhaal expressief voor aan de rest van de klas. Observeer zelf of de leerlingen betrokken zijn bij het verhaal: op welke momenten wel? Wanneer niet? Waaraan ligt dat? Breng je bevindingen ter sprake tijdens de bespreking. Elk griezelverhaal wordt onmiddellijk na het voorlezen kort besproken door de toehoorders: - Ze geven aan wat ze goed, griezelig, spannend vinden in het verhaal. - Ze vragen uitleg bij wat ze niet goed begrijpen. - Ze geven tips om het verhaal nog griezeliger te maken.
G R I E Z E LV E R H A A L
Klassikaal
157
De auteurs duiden aan in de tekst of noteren kort. Opmerking Las verschillende voorleesmomenten in. Bijvoorbeeld: gedurende een week lezen elke dag vijf leerlingen hun griezelverhaal voor. Trek hiervoor voldoende tijd uit, zodat elk verhaal tot zijn recht komt. Doe dit bij voorkeur niet op het einde van de dag, omdat dan de kans bestaat dat niet alle betrokken leerlingen aan bod komen.
Individueel / In duo’s De leerlingen schrijven de definitieve versie van hun griezelverhaal, rekening houdend met de suggesties van hun medeleerlingen. Ze illustreren hun verhaal als ze dat willen.
Een groepje De griezelverhalen worden gebundeld in het ‘Groot Griezelboek’. Een eindredactieploeg maakt een aangepaste kaft en schrijft een inhoudstafel, een stukje voor op de flap, een korte introductie bij het boek, ... Zij doen dit bijvoorbeeld tijdens hoekenwerk.
Afsluiting Klassikaal Houd een korte nabespreking: - Zijn de leerlingen tevreden over de griezelverhalen in het ‘Groot Griezelboek’? - Hoe verliep het voorlezen aan de klasgenoten? Was het moeilijk, spannend, ...? Vonden de leerlingen het zelf fijn om te doen? - Zijn er dingen die ze een volgende keer anders zouden aanpakken? Het ‘Groot Griezelboek’ krijgt een plaatsje in de leeshoek, zodat iedereen er vrij in kan lezen. Het boek kan ook uitgeleend worden aan een andere klas.
G R I E Z E LV E R H A A L
158
vierde leerjaar
G R I E Z E LV E R H A A L
Voorbeelden
159
Andere mogelijkheden ICT
Laat de leerlingen hun griezelverhaal op de computer maken of hun definitieve versie intypen. Als je niet over voldoende computers beschikt, laat je de leerlingen hun griezelverhaal intypen tijdens hoeken- of contractwerk.
Griezeljury
De leerlingen vormen in groepjes een griezeljury en lezen als jury een aantal griezelverhalen van medeleerlingen (dus niet hun eigen griezelverhaal). Elk groepje kiest hieruit zijn favoriete griezelverhaal en verantwoordt zijn keuze. Op de andere verhalen geven ze eventueel ook feedback en tips om het nog griezeliger te maken. De verkozen griezelverhalen krijgen een ereplaats in het ‘Groot Griezelboek’ van de klas. De beste griezelverhalen kunnen bijvoorbeeld ook doorgemaild worden naar uitgeverij Kluitman <www.kluitman.nl>. Misschien worden ze wel gepubliceerd op hun website. Ook op de website <www.web4kids.nl> worden verhalen van kinderen gepubliceerd.
Hoorspel
De leerlingen lezen hun griezelverhaal in op een cassette. Dat geeft extra mogelijkheden, bijvoorbeeld om muziekfragmenten en andere geluiden toe te voegen. De leerlingen hebben de kans om stukjes opnieuw op te nemen, bijvoorbeeld als ze horen dat ze te snel spreken. Dit kan ook een goed alternatief zijn voor leerlingen die niet graag aan een groep voorlezen. De cassette wordt klassikaal beluisterd of krijgt een plaatsje in de luisterhoek. De cassettes kunnen worden uitgeleend aan een andere klas. De leerlingen kunnen zelf een flapje maken met een (al dan niet) wervende tekst om het griezelverhaal (niet) te beluisteren.
Klasoverschrijdend
De leerlingen kunnen met de parallelklas, met de hele tweede en/of derde graad een ‘Groot Griezelboek’ samenstellen.
G R I E Z E LV E R H A A L
160