STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 – BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 | FAX + 32 16 37 35 11
[email protected] www.steunpuntore.be
Bijlage Beleidsrapport STORE-B-14-012
Global Entrepreneurship Monitor 2013 Samenvatting voor Vlaanderen
Niels Bosmaa,b, Tine Holvoeta en Hans Crijnsa 1 a
Vlerick Business School Utrecht University School of Economics
b
December 2014
1
De resultaten in dit rapport geven de mening van de auteurs weer en niet deze van de Vlaamse overheid: de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de in deze mededeling of bekendmaking opgenomen gegevens.
1. Introductie 2
Binnen de context van het Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie (STORE ) steunen we op een aantal databanken die inzicht bieden in de ondernemerschapscultuur in Vlaanderen. De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) peilt zo naar de houding van de actieve bevolking tegenover ondernemerschap en gaat na hoeveel personen aangeven actief betrokken te zijn in nieuw ondernemerschap. De wereldwijde schaal en de geharmoniseerde benadering van het GEM-onderzoek laat toe om sinds 2001 jaarlijks regio’s en landen longitudinaal met elkaar te vergelijken. De internationale coördinatie en supervisie van deze primaire databank is in handen van het GEM-consortium dat in 1999 in het leven werd geroepen door London Business School (UK) en Babson College (US) om de relatie tussen ondernemerschap en de economische ontwikkeling in een land te begrijpen. Sinds 2004 werkt het project vanuit de stichting Global Entrepreneurship Research Association vanuit Londen. Vlerick Business School is de nationale partner voor Vlaanderen en België en verzamelt en verwerkt sinds 2001 data volgens de GEM-methodologie. In 2013 werd het GEM-onderzoek in 70 verschillende economieën uitgevoerd, voor de dertiende keer in Vlaanderen en België. Aan de hand van een telefonische enquête werd voor de Adult Population Survey een representatieve steekproef van 2001 respondenten bereikt van de bevolking (18-64 jaar) in België, waarvan 1145 respondenten voor Vlaanderen. Daarnaast levert de National Expert Survey bijkomende kwalitatieve inzichten in het ondernemingsklimaat in België en Vlaanderen op basis van een bevraging van 15 experten, waarvan 9 voor Vlaanderen. Deze Nederlandstalige samenvatting baseert zich op de uitgebreide analyse in “Global Entrepreneurship Monitor 2013 Report for Belgium & Flanders” (Bosma, Holvoet & Crijns, 2014). De data werden verzameld in 2013 en geanalyseerd in 2014. Op vergelijkbare wijze met de voorbije jaren, worden in deze samenvatting de belangrijkste bevindingen voor Vlaanderen gebundeld, voor een diepgaandere analyse verwijzen we naar het 3 Engelstalig rapport . In deze samenvatting lichten we de belangrijkste resultaten voor Vlaanderen kort toe en vatten we de belangrijkste cijfers samen in een overzichtsfiguur en -tabel.
Nieuw: ondernemerschap en emotioneel welzijn Via een jaarlijks wisselend thema legt GEM ook elk jaar een accent op een specifiek aspect van ondernemerschap. Daarbij volgt het onderzoek de globale trend waarbij steeds meer aandacht gaat naar sociale aspecten, welzijn en de balans tussen werk en privé en werd dit jaar ondernemerschap en welzijn onderzocht. Eerder vestigde GEM aandacht op migrantondernemerschap, vrouwelijk ondernemerschap, ondernemerschapsonderwijs, sociaal ondernemerschap en ondernemende werknemers. Zoals elke keer het geval met de jaarlijkse speciale thema’s, betreft het een eerste meting, het levert geen statistische of causale duiding, maar wel een eerste peiling. Onderzoekers en beleidsmakers die werken rond ondernemerschap, kunnen dit als een eerste stap zien en beslissen of dit onderwerp verder onderzocht kan worden in de nabije toekomst.
2. De belangrijkste resultaten voor GEM 2013 Vlaanderen Uniek is de zeer brede benadering van ondernemerschap in het GEM-onderzoek: de focus ligt niet zozeer op het aantal personen dat effectief een nieuw bedrijf heeft opgericht, maar eerder op de ondernemerschapsmentaliteit, het ontluikend ondernemerschap en de ambities van starters. GEM vertrekt vanuit ondernemerschap als een transitieproces waaraan alle actieve burgers (18-64 jaar) potentieel en op verschillende manieren kunnen deelnemen. Dit staat een ruim begrip toe, inclusief aandacht voor latent en uittredend ondernemerschap, en levert naast inzicht in ondernemerschapsactiviteit, ook een wereldwijde vergelijking van attitudes en aspiraties. We formuleren hier de conclusies op basis van de belangrijkste GEM indicatoren. Een overzichtsfiguur en -tabel achteraan in dit rapport bundelen de scores voor Vlaanderen van 2001-2013.
Individuele zelfpercepties In Vlaanderen ziet 34% van de respondenten in de komende 6 maanden voldoende opportuniteiten om een bedrijf op te richten. Dat is nagenoeg hetzelfde als in 2012 en dat cijfer ligt ook in lijn met de andere Europese referentielanden (Duitsland, Frankrijk, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk). We kunnen hard maken op basis van longitudinale analyse dat ‘opportuniteitsdetectie’ een eerder dynamische indicator is. De andere indicatoren voor individuele zelfperceptie zoals ‘vertrouwen in eigen kunnen’ en ‘angst voor falen’ evolueren stabieler. Terwijl opportuniteitsdetectie gelijk loopt met de referentielanden, zien we lagere scores voor ‘vertrouwen in eigen kunnen’, ‘angst voor falen’ en ‘startintentie’. 1 op 3 heeft voldoende vertrouwen in eigen kunnen en zegt over de nodige kennis, bekwaamheid en ervaring te beschikken om een nieuw bedrijf op te richten. Dat is vergelijkbaar met Frankrijk, maar het vertrouwen in de andere referentielanden ligt wat hoger. Bijna de helft (47%) van de respondenten die goede kansen zien om een bedrijf op te starten, geeft aan dat de 2 3
Voor meer info, zie http://steunpuntore.be Raadpleegbaar via www.gemconsortium.org
angst voor mislukking hen weerhoudt om een bedrijf op te richten, dat blijft hoger dan de scores in al de ons omringende landen4. Wat de effectieve startintentie in Vlaanderen betreft, heeft slechts 6% van de bevraagden de intentie om binnen 3 jaar ook echt effectief een nieuw bedrijf op te starten, dit in vergelijking met een gemiddelde van 9% voor de benchmarklanden. Het gaat daarbij wel om mensen die (nog) niet actief of concreet bezig zijn met een start-up. In het algemeen kunnen we de afgelopen jaren spreken over een dalende trend voor de individuele zelfpercepties rond ondernemerschap. Tussen ondernemende attitudes en ondernemende activiteiten liggen echter vele factoren, we verwijzen daarbij naar een empirische studie waar ondernemende attitudes en activiteiten aan de hand van de GEM data voor Europese regio’s in verband met elkaar werden gebracht door Bosma en Schutjens (2011). De auteurs duiden op het zwak verband dat werd gedetecteerd tussen de regionale variaties in ondernemende attitudes en ondernemende activiteiten. Dit versterkt dus de visie dat er veel factoren tussenin liggen.
Maatschappelijke percepties De parameters voor maatschappelijke percepties m.b.t. ondernemerschap leveren inzicht in de zichtbaarheid en aantrekkelijkheid van ondernemerschap in België. De vragen in de survey hebben betrekking op het nationale niveau; we merken geen significante verschillen tussen de scores voor respondenten in Vlaanderen en België. Het is opmerkelijk dat hoewel ondernemerschap beschouwd wordt als een goede carrièrekeuze door meer dan de helft van de Belgen en Vlamingen (respectievelijk 55% en 58%), slechts ongeveer evenveel respondenten (52% en 54%) geloven dat succesvolle ondernemers in Vlaanderen een hoge status en veel respect genieten. Deze statusperceptie lijkt niet laag, maar in vergelijking met buurlanden die boven de 70 % scoren is dat wel zo. Meer nog, dit relatief lage niveau van ‘statusperceptie van succesvolle ondernemers’ is structureel in België en Vlaanderen in de afgelopen jaren. Tot slot vinden slechts 4 op 10 Vlamingen (41%) dat er in de media voldoende aandacht is voor de succesverhalen van nieuwe bedrijven en ondernemers. Dat is significant lager dan in 2012.
Activiteitratio’s bij starters GEM bekijkt ondernemerschap als een proces dat bestaat uit verschillende fasen (latent, ontluikend, nieuw, gevestigd en uitstromend ondernemerschap) en meet hoeveel personen aangeven zich in welke fase van de levenscyclus van een onderneming te bevinden. De TEA-indicator (Total Early-stage Entrepreneurial Activity) is daarbij de belangrijkste GEM indicator voor startups en geeft weer hoeveel personen in de totale bevolking tussen 18-64 jaar stelt actief betrokken te zijn bij het oprichten van een nieuwe onderneming (zogenaamd ontluikend of nascent ondernemerschap) of leiding geeft aan een eigen bedrijf dat niet ouder is dan 3,5 jaar 5 (nieuw ondernemerschap) . Het onderscheid tussen ‘ontluikend’ en ‘nieuw’ ondernemerschap geeft aan of het gaat over “bezig met starten” of “recent gestart zijn” en wordt bepaald op basis van uitbetaling van salarissen, lonen of betalingen in natura door de nieuwe onderneming. Bij uitbetaling minder dan 3 maanden spreken we van ‘ontluikend ondernemerschap’. Bij uitbetaling meer dan 3 maanden (maar minder dan 42 maanden) wordt de ondernemer geschaard onder ‘nieuw ondernemerschap’. Wat deze activiteitratio’s betreft, scoren Vlaanderen (4,4%) en België (4,9%) relatief laag in vergelijking met het gemiddelde van de benchmarks (6,2%). Tot slot ziet het er naar uit dat de uitzonderlijk lage score voor ontluikend ondernemerschap in Vlaanderen in 2012 een uitzondering was (zie Bosma, Holvoet, Crijns, 2013). Dit jaar komt de TEA-score opnieuw overeen met de score in 2011.
Ondernemende ambities bij starters Wat ambities betreft, zijn de data voor Vlaanderen niet eenduidig. We hebben de data gepoold om met meer precisie uitspraak te kunnen doen over deze indicatoren. We onderscheiden de periodes 2005-2007 (pre-crisis), 2008-2010 (globale financiële crisis), 2011-2013 (Eurocrisis). Vooreerst zijn de aspiraties voor jobcreatie laag – Vlaanderen zit in de groep landen met de laagste scores. Het aandeel nieuwe ondernemers dat tenminste vijf banen verwacht te creëren in de komende vijf jaren schommelt rond 1% van de ondervraagde groep volwassenen tussen 18-64 jaar, twee keer lager dan Nederland en de UK. Verder onderzoek zou kunnen nagaan of dit te wijten is aan de regelgeving en percepties rond jobcreatie en loonkost, dan wel verklaard wordt doordat Vlamingen minder optimistisch dan wel meer realistisch zijn. Wat innovatieve oriëntatie betreft scoort Vlaanderen in de drie periodes lager dan gemiddeld met een toenemende afname in de score. In 2011-2013 vertoont minder dan 20% van de bevraagden zich innovatiegericht. De internationale oriëntatie is relatief hoog en neemt toe in Vlaanderen voor de drie periodes. Deze hoge score heeft vermoedelijk te maken met het feit dat Vlaanderen en België een kleine open economie heeft en dat taalbarrières met de direct omringende landen miniem zijn.
4
Angst voor mislukken wordt enkel gemeten bij respondenten die goede kansen zien een bedrijf te starten. Deze indicator is gebaseerd op zelfidentificatie: respondenten in de GEM Adult Population Survey geven desgevraagd zelf aan of ze betrokken zijn bij startups. Er bestaan in vrijwel ieder land ook andere indicatoren die gebaseerd zijn op registraties en administratieve data (zoals in België de UNIZO Startersatlas i.s.m. Graydon), echter de definities verschillen zodanig dat het een internationale vergelijking bemoeilijkt. 5
Ondernemen en Emotioneel welzijn Het GEM Global Report van 2013 (Amorós & Bosma, 2014) betrekt voor het eerst emotioneel welzijn in het onderzoek naar de rol van ondernemerschap voor economische ontwikkeling. GEM hanteert beide concepten ‘ondernemerschap’ en ‘ontwikkeling’ zo breed mogelijk. Daarmee volgt GEM een globale trend waarbij ‘wellbeing’ een dominante rol krijgt binnen sociale wetenschappen en economie. In 2013, werden nieuwe thema’s toegevoegd aan de GEM analyse: ‘subjective well-being’, ‘satisfaction with one’s current work’ en ‘work-life balance’. Amorós & Bosma merken in de eerste plaats op dat er relatief weinig literatuur is ter zake. Ze beroepen zich op klassieke auteurs en een bestaande schaal, namelijk de Life Scale SWLS (Pavot & Diener, 2008) voor het meten van emotioneel welzijn. Vijf vragen werden opgenomen in de GEM Adult Population Survey (1-5 schaal van helemaal niet mee eens tot helemaal mee eens): 1. In de meeste opzichten komt mijn leven dicht bij mijn ideaalbeeld. 2. De omstandigheden van mijn leven zijn uitstekend. 3. Ik ben tevreden over mijn leven. 4. Tot nu toe heb ik in mijn leven de belangrijke zaken die ik wil bereiken bereikt. 5. Als ik mijn leven over kon doen, zou ik niets veranderen. Deze vragen werden gesteld aan alle werknemers en zelfstandige respondenten in elk deelnemend land. Als globale trend detecteren Amorós & Bosma aan de hand van deze eerste meting dat in alle regio’s (factor driven, efficiency driven en innovation driven) gemiddeld zowel de nieuwe als ervaren ondernemers een relatief hoger welzijn noteren dan werknemers. In Vlaanderen en België zien we dit patroon ook. Daarbij zien we ook hier dat ervaren ondernemers een hoger welzijn kennen dan de TEA-ondernemers (ontluikend en nieuw). Hoewel we nog over te weinig data beschikken om sterke uitspraken te doen over significantie en causaliteit, wijzen de cijfers op het feit dat (i) betrokken zijn in ondernemerschap, gerelateerd is met een hogere persoonlijke inschatting van subjectief welzijn, en (ii) het relevant is om te kijken naar de verschillende fases van ondernemerschap bij het evalueren van persoonlijk welzijn. Opvallend aan deze eerste meting is het resultaat voor vrouwen, we zien dat vrouwen in innovation-driven economies hogere scores vertonen. Men zou kunnen veronderstellen dat hogere ondernemende scores correleren met hogere scores van persoonlijk welzijn. Interessant, zeker gezien het emotioneel welzijn van vrouwen in Vlaanderen en België doorgaans lager is dan dat bij mannen, een resultaat dat niet in alle 6 referentielanden geldt. Verder onderzoek is nodig om causaliteit te onderzoeken.
Ondernemingsklimaat: omgevingsfactoren bij het starten en voortzetten van een onderneming Aanvullend aan de Adult Population Survey biedt een kwalitatieve expertbevraging inzicht in de omgevingsfactoren (entrepreneurial framework conditions) die een impact kunnen hebben op de graad van ondernemerschap in een land of regio. Het ondernemingsklimaat wordt in rekening gebracht aan de hand van impressies van het aanwezige financiële kapitaal, het overheidsbeleid en specifieke overheidsprogramma’s, onderwijs en training in ondernemerschap, onderzoek en ontwikkeling, de aanwezige fysieke, commerciële en diensteninfrastructuur, marktopenheid en de heersende culturele en sociale normen. Deze National Expert Survey (NES) werd uitgevoerd in België in 2001-2007, 2009, 2012 en 2013. In 2013, deelden 15 nationale experten (9 voor Vlaanderen) hun inzichten in de sterke en zwakke randvoorwaarden voor een goed 7 functionerend ondernemingsklimaat in België . Vier domeinen werden door de experten gedetecteerd als ‘cruciaal’ aan de hand van de open vragen: Het overheidsbeleid (zowel restrictie, ondersteuning als suggestie voor verbetering) Culturele en sociale normen (restrictie) Overheidsprogramma’s (ondersteuning) Ondernemerschapsonderwijs en -training (ondersteuning en suggestie voor verbetering) Het overheidsbeleid wordt als meest belemmerend ervaren voor een goed functionerend ondernemingsklimaat en voor deze conditie wordt het grootst aantal aanbevelingen geformuleerd zoals verlaging van de loonkosten, betere sociale zekerheid voor ondernemers, verlaging fiscale druk, minder complexe regelgeving. Overheidsprogramma’s worden aangeduid als een belangrijke impuls. Dat gaat zeer breed: IWT, Flanders Investment & Trade en Agentschap Ondernemen worden genoemd, maar ook in het algemeen wordt verwezen naar goed functionerende ondernemingsloketten, sectorfederaties, programma’s voor werkzoekenden etc. De resultaten van de bijkomende Likertschaal volgen de globale tendens, fysieke infrastructuur wordt hoog ingeschat, ondernemerschapsonderwijs en -training relatief laag.
6 7
Voor de globale meting zijn de verschillen tussen ervaren ondernemers en niet-ondernemers significant. NES-vragen hebben betrekking op het ondernemersklimaat in België, data dienen op nationaal niveau geïnterpreteerd.
3. Overzichtsfiguren: belangrijkste cijfers voor Vlaanderen Fig. 1. GEM profiel voor Vlaanderen in vergelijking met België en referentielanden, 2013 Vlaanderen (ten opzichte van referentielanden) België (ten opzichte van referentielanden) Hoogste score referentielanden + Vlaanderen Gemiddelde score referentielanden (genormaliseerd op nul)
Perceptie: ziet opportuniteiten voor starten bedrijf 3 Aspiraties: internationale oriëntatie (% van TEA) 2 Aspiraties: innovatieve oriëntatie (% van TEA)
Perceptie: heeft kennis, bekwaamheid en ervaring voor starten bedrijf Perceptie: angst voor mislukking weerhoudt starten bedrijf
1 0
Aspiraties: verwacht tenminste 5 banen te creëren (% van TEA)
-1
Verwachting: start bedrijf binnen drie jaar
-2
EEA: Ondernemende werknemers
Attitude: ondernemerschap goede carrièrekeuze
TEA: combinatie ontluikend & nieuw ondernemerschap
Attitude: succesvolle starters genieten een hoge status Ontluikend (nascent) ondernemerschap
Nieuw ondernemerschap
Noot: de EEA score is gebaseerd op de meeting in 2011. In 2014 wordt deze indicator opnieuw meegenomen in de bevraging.
Tabel 1. Belangrijkste GEM indicatoren voor Vlaanderen 2001-2013 (%18-64 pop.) 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011 2012
2013
21
13
16
39
40
12
21
13
13
38
40
33
34
33
37
37
40
47
36
42
39
38
41
40
37
33
36
26
25
34
26
26
24
32
22
36
39
42
47
.
3
3
4
6
3
6
5
4
7
8
8
6
Zelfpercepties Opportuniteitsdetectie: Ziet in de komende 6 maanden voldoende opportuniteiten om een bedrijf op te richten Vertrouwen in eigen kunnen: Heeft de nodige kennis, bekwaamheid en ervaring om een nieuw bedrijf op te richten Angst voor falen: Angst voor mislukking weerhoudt het starten van een bedrijf * Individuele startintentie binnen dit en drie jaar **
Nationale maatschappelijke indrukken Ondernemerschap wordt gezien als goede carrièrekeuze Succesvolle ondernemers genieten een hoge status Veel media-aandacht voor succesverhalen nieuwe bedrijven
.
.
57
75
66
46
44
43
44
63
67
66
58
.
.
52
69
74
54
51
44
48
53
59
60
54
.
.
42
48
52
42
43
41
37
45
48
55
41
1.3
2,8
1.6
1,7
2.8
4,4
Activiteitratio’s voor ontluikend en nieuw ondernemerschap Ontluikend / Nascent ondernemerschap 1.8 1.7 3.1 1.5 2.6 2.1 2.7 2.1 1.6 2.2 2.3 (activiteit minder dan 3 maand) Nieuw ondernemerschap (tussen 3 en 42 0.7 1.0 1.5 1.2 1.3 1.2 0.7 1.0 1.8 1.3 2.5 maanden) TEA-indicator (combinatie ontluikend en nieuw 2.4 2.6 4.4 2.7 3.7 3.2 3.4 3.0 3.3 3.5 4.8 ondernemerschap) * Angst voor mislukken wordt enkel gemeten bij respondenten die goede kansen zien een bedrijf te starten. ** Individuele startintentie wordt enkel gemeten bij respondenten die (nog) niet actief betrokken zijn in ondernemerschap.
Referenties Amorós, J.E. & Bosma, N. (2014). Global Entrepreneurship Monitor 2013 Global Report. Babson Park, USA: Babson College; Santiago, CL: Universidad del Desarrollo; Razak, MY: Universiti Tun Abdul Razak and London, U.K: London Business School. Bosma, N., Holvoet, T. & Crijns H. (2014) Global Entrepreneurship Monitor 2013. Report for Belgium & Flanders. Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie http://Steunpuntore.be. Bosma, N., Holvoet, T. & Crijns H. (2013) Global Entrepreneurship Monitor 2012. Report for Belgium & Flanders. Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie http://Steunpuntore.be. Bosma, N.S., & Schutjens, V. (2011). Understanding regional variation in entrepreneurial activity and entrepreneurial attitude in Europe. The Annals of Regional Science.Vol 47 (3): 711-742.