Treed binnen, moderne pelgrim, aanschouw wat rest van mijn abdij: kerkveld, crypte, eenzame westertoren, ooit steun van machtige kerkgebouwen, getuige van kling en kruis, verteerd door vuur en vlam, de beklimmer biedt hij nu weids uitzicht over regio en stad, door mijn abdij tot ontwikkeling gebracht. Trudo
Geschiedenis van de abdijtoren (TEKST BB)
Dat de abdijtoren, sinds haar bestaan, heel wat heeft meegemaakt kan met recht en rede worden gesteld. Deze massieve toren, geflankeerd door twee traptorens, is - samen met de crypte - het enige restant van de kerk van abt Adelardus II (1055-1082), één der grootste Ottoonse kerken (100 m bij 27 m) uit die tijd en aldus een stille getuige van zowat 1000 jaar bouwgeschiedenis. Vijf jaar na de bouw brandde dit voor onze regionen uitzonderlijk bouwwerk af. De toren bleef echter - behoudens enkele restauraties en herstellingen - in zijn geheel bewaard. Dat deze toren als een soort donjon werd opgevat mag niet vreemd lijken. Het waren immers roerige tijden waarbij de Truienaars en hun abdij het meermaals aan de stok hadden met ondermeer hun buren uit Brustem. Menig keer werd daarbij brand gesticht in de abdij en een bloedbad aangericht. Onder diverse abten werden geregeld aanpassings- en verfraaiingswerken doorgevoerd. Zo kregen bijvoorbeeld in de 15e en begin 16e eeuw de middentoren en de twee traptorens gotische spitsen. Abt Joseph Van Herk (1751-1780) veranderde de toren met zijn drie spitsen dan weer in één enkele volumineuze spits met boven elkaar geplaatste lantaarns. Toen in de Franse Tijd (1798) de abdij openbaar verkocht werd, werd het grootste gedeelte van de gebouwen afgebroken en verkocht. Het Sint-Truidens volk, dat ten tijde van de revolutie niet erg abdij-minded was, deed mee aan de uitverkoop van haar abdij. Van de abdij restte nadien een puinhoop van stenen en balken. Enkel de toren bleef weer overeind. Een ogenblik leek het of ze niet goed wisten wat aan te vangen met deze historische puinhoop, die de Franse Revolutie ervan had gemaakt. Welke bestemming zouden deze historische gebouwen krijgen? Hier kwam verandering in toen in 1839 het jonge België door het verdrag van Londen een gedeelte van Limburg diende af te staan aan Nederland. Het Klein Seminarie, tot dan in Rolduc ondergebracht, verhuisde naar SintTruiden. Om het Seminarie te kunnen onderbrengen in de toegetakelde abdijgebouwen, gebeurden er verbouwingswerken. Op de plaats van de verdwenen monumentale abdijkerk kwam in 1843 de veel kleinere neo-classicistische seminariekerk. Een kleine 150 jaar later volgde een nieuw drama. Iedere Truienaar ouder dan 30 herinnert zich nog levendig de dag dat de abdijtoren afbrandde. Op 9 december 1975 brak er in de abdijsite een enorme brand uit. Zowel de seminariekerk, de toren als de seminariegebouwen gingen daarbij in vlammen op. Vooral het beeld van die brandende toren staat bij velen nog in het geheugen gegrift. SintTruiden, gesymboliseerd in haar drie torens, zou voortaan niet meer hetzelfde zijn. Het was net alsof iedereen plots besefte dat hét historisch hart van de stad werd geraakt. Alle reddingsacties ten spijt werd al gauw een bladzijde omgedraaid. Eind 1976 lagen de plannen voor een aangepaste wederopbouw immers al op tafel. Ondanks duidelijke bezwaren van diverse historici werden de gebouwen weer opgebouwd naar de behoefte van het Aangenomen College (sinds 1966 de ‘opvolger’ van het Klein Seminarie). Zo werd het kerkveld voor een derde bebouwd door een internaatsgebouw. Dit bevestigde dat met de brand elke kerkopbouw op deze plaats werd afgeschreven. De toren bleef daarbij als ruïne verweesd achter.
Anderzijds betekende die brand wel dat de verwereldlijking van de abdijsite versneld werd. In 1986 werd al een plan uitgewerkt, met de krachtlijnen en de fasering voor het herstel en de herwaardering van de abdijsite, in de overtuiging dat de voormalige abdij - als belangrijke getuige uit het verleden - ook in de toekomst nog een rol moest spelen. In dat jaar, 1986, werd inderdaad de erfpachtovereenkomst voor 99 jaar ondertekend tussen het stadsbestuur en het bestuurscollege van het Seminarie van Hasselt. Daardoor lag de toekomst van de abdijsite in de handen van het stadsbestuur, dat met een gefaseerde restauratie en invulling de site wil bewaren en tot leven brengen voor de Truienaar en de beozeker. De grote bekommernis van het stadsbestuur daarbij is steeds geweest deze site ‘opnieuw’ te enten in het stedelijk weefsel en terug betekenis te geven. Het voorlopig orgelpunt in dit proces wordt de restauratie en ontsluiting van de abdijtoren. De imposante oostwand van de door de brand vrijgekomen abdijtoren - die we zoals gezegd kunnen interpreteren als een rechtopstaande bouwhistorische ontwikkelingskaart - laat vermoeden hoe indrukwekkend deze abdijkerk moet geweest zijn.
Een nieuwe toekomst voor de abdijtoren
Wat is de essentie van het concept rond de abdijtoren ? De torenromp is een bestaand baken voor de stad, gelegen op de grens tussen het openbare stedelijke domein van de markt en het meer naar binnen gekeerde gebied van de abdijsite, die de bakermat is van de stad Sint-Truiden. De torenromp behoort bij een middeleeuwse, verdwenen abdijkerk. De kerk is weg, er rest ons een torenromp, een omhulsel, geen volledige toren. Het is deze romp die in de huidige context de inhoud van het historisch verhaal weergeeft. Wat is het eigenlijke doel van de rehabilitatie ? als historische restant: de torenromp laten zijn wat hij is en hem in die mate materieel conserveren. als teken: voor de stad oriënterings- en herkenningspunt. als cultuurtoeristische belevingsattractie: de oudste abdijrestant begrijpbaar en tegelijk ook meer grijpbaar maken als educatieve ontdekking: de torenromp heeft eveneens aantrekkingskracht als educatieve ontdekking, historisch overzicht en ontdekking tout court. Deze ontdekkingstocht wordt gecreëerd door het beklimmingtraject in wisselende etappes op te delen naar relevante plateau’s. Elke etappe vormt een andere ontdekking én een andere ervaring. Wat heeft het historisch onderzoek opgeleverd ? De abdijsite had een belangrijke bedevaartskerk. Bij deze kerkfunctie hoorde een toren als herkenningsteken voor de religieuze aanwezigheid, verdedigingselement, klokkenbehuizing. De abdij en kerk als religieuze aanwezigheid zijn volledig verdwenen. De kerk en de toren als onderdeel ervan hebben in meer dan duizend jaar verschillende bouwsituaties gekend: oorspronkelijk van 657 tot 1055, kerken zonder toren van 1056 tot 1340 een lage Romaanse toren met klein dak tussen twee hogere traptorens van 1340 tot 1789 verhoging van de toren en een hoge gotische spits van 1789 tot 1975 een nieuwe verhoging van de torenromp met een classicistische beëindiging sinds 1975 kerk en torenbeëindiging verdwenen
• • • • •
Deze volledige bouwhistoriek is op de oostwand afleesbaar en behoeft geen verdere verbouwingen. Wat heeft het stabiliteitsonderzoek opgeleverd in 2003? De torenromp bestaat uit vier wanden met barsten die samen mekaar recht houden. In de 13e eeuw is de westgevel van de torenromp ingestort en later terug opgebouwd waarbij op de scheiding barstvorming is gebleven. Deze barsten zijn bij latere vernielingen en branden telkens onderhevig geweest aan spanningen en verzwakkingen die telkens zo goed mogelijk plaatselijk hersteld werden met invulmetselwerk. In een andere bouwcampagne zijn ook de traptorens veranderd waardoor ook hier tussen torenromp en traptorens afscheuringen optraden. Uit bouwsporen valt af te leiden dat voor de stabiliteit reeds vroeger insnoeringsankers en verankeringen aan moerbalken aanwezig waren. Door de brand in 1975 zijn deze verankeringen volledig verdwenen.
Het probleem van de stabiliteit situeerde zich op het vlak van de globale samenhang en dynamische trillingseffecten. Deze trillingseffecten worden des te belangrijk naarmate zich boven de torenromp een meer gesloten opbouw (dak) verheft dat dus meer wind vangt. Een tweede oorzaak van trillingen was vroeger het gebruik van klokken. Waar de huidige torenromp bij hoofdzakelijk statische belastingen kan geconsolideerd worden door het aanbrengen van beperktere verankeringen overheen de scheuren, dient bij meer dynamische belasting die het rechtstreekse gevolg zijn van een hogere dakopbouw, het ganse metselwerk van de torenromp geconsolideerd te worden wat alleen al een extra kostprijs meebrengt.. Een bijkomend probleem is dat het natuurstenen binnenparament door de thermische spanningen van de brand tot op een diepte van 100 à 150 mm sterk geschilferd zijn. Daarom moest dit binnenparament ook gestabiliseerd worden. Bij hoofdzakelijk statische belastingen kan de verankering gebeuren door op selectieve wijze ankers in stenen zelf aan te brengen zodat verankerde stenen ook stabiliserend werken voor omliggende stenen. Als in het binnenparament dynamische spanningen opgewekt worden door een opbouw moeten alle stenen perfect geconsolideerd worden wat een intense behandeling vereist. Dit brengt ook weer een extra behandeling met een meerkost teweeg. Er is daarom niet geopteerd voor het vergroten van de dynamische belasting door een hogere opbouw daar dit een meerkost van 1.100.000 tot 1.350.000 EUR zou betekenen.
Waarom heeft de Stad Sint-Truiden dit initiatief nu genomen ? Enerzijds hadden we nog tot einde 2005 subsidiemogelijkheid via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in kader van Doelstellingen II phasing-out. En gezien deze subsidies van een Europees Steunprogramma kan Toerisme Vlaanderen vervolgens cofinancieren. Anderzijds is er de subsidiemogelijkheid voor restauratie en ontsluiting van monumenten, binnen het nieuwe decreet van monumentenzorg. Het stadsbestuur kan gezien alle subsidies de consolidatie en ontsluiting van de torenromp realiseren en moet slechts 15 % tot 20% van de kosten zelf dragen. Voor de Europese subsidie is het belangrijk dat het een ontsluitingsproject betreft dat een toeristische en economische meerwaarde betekent voor de stad en kadert in een geheel. Voor de subsidie van Monumentenzorg wordt gesteld dat het monument vanuit zijn huidig historisch verhaal, inclusief teloorgang van de abdij en van het seminarie alsook de brand van 1975, benaderd wordt en niet vanuit een fragmentarische of onjuiste reconstructie. RESTAURATIE TOREN Monumenten en Landschappen Vl.Gem.
60%
743 282,99 EUR
Provincie Limburg
20%
142 775,55 EUR
Stad Sint-Truiden
restfinanciering
TOTAAL
142 775,55 EUR 1 028 834,10 EUR
ONTSLUITING TOREN Toerisme Vlaanderen
50 %
468 126,62 EUR
EFRO
35 %
360 588,63 EUR
Stad Sint-Truiden TOTAAL
restfinanciering
201 537, 99 EUR 1 030 253,24 EUR
Totale investering te realiseren voor december 2004: 2 059 087, 34 EUR
Toeristische ontsluiting van het religieus erfgoed
Er zijn weinig steden waarvan het ontstaan en de vroege ontwikkeling zo goed kunnen gevolgd worden als Sint-Truiden. De naam zelf verraadt de oorsprong. Sint-Truiden, dat is Trudo, de Frankische edelman die in het midden van de 7de eeuw zijn goederen aan het bisdom Metz schonk, een klooster oprichtte op zijn vaderlijk erf, dat kort daarna door de volgelingen van Benedictus, Pater Europae, tot een machtig regionaal centrum van cultus en cultuur werd uitgebouwd. Trudo heeft vervolgens de streek verder gekerstend (denk maar aan de vele Sint-Trudokerken in Limburg). De abdijsite vormt nu nog steeds het centrum van de stad: de abdijtoren, de academiezaal, de crypte, erekoer, de keizerszaal en de bibliotheek in het voormalige abtsverblijf zijn de tekenen van hoe de abdij uitgroeide van een religieuze ontmoetingsplaats tot een intellectueel en spiritueel centrum. Vanaf de dertiende eeuw volgenden kwamen ook vele religieuze orden zich vestigen in Sint-Truiden: Na de benedictijnen kwamen benedictinessen, cisterciënzers, minderbroeders, begijnen, zusters van Hiëronymusdal, zusters van Luciëndal, Alexianen, grauwzusters, zusters van het H.Graf, kapucijnen, clarissen, … De uiterlijke kenmerken hiervan zijn nu nog steeds sterk aanwezig. Sint-Truiden heeft nu nog steeds een groot aantal kloosters. Vermeldenswaard is zeker het kapucijnenklooster, dat dateert uit 16201625. En natuurlijk het begijnhof met de prachtige begijnhofkerk en zijn unieke muurschilderingen, de hoeves, enz… staan op de lijst van het werelderfgoed. Het is niet de bedoeling om hier een volledige opsomming te geven van het cultuurreligieuze erfgoed van Sint-Truiden. Wel opmerkelijk is dat dit uitzonderlijk groot arsenaal cultuurreligieus erfgoed in de binnenstad op een denkbeeldige as ligt. De stedenbouwkundige, architecturale samenhang, bepaald door wat men een cultuurreligieuze as is gaan noemen, bezit nog een hoge graad van oorspronkelijkheid. Met het project “bewaking en toegankelijkheid van de cultuurreligieuze as” willen wij deze waardevolle as op een verantwoorde wijze ontsluiten voor bezoekers. Volgens ons concept zetten we daar waar mogelijk personeel in: persoonlijke opvang en onthaal is nog altijd het beste. Maar waar personeelsinzet niet mogelijk is omwille van onder meer technische redenen (toren is in open lucht, vochtige en donkere kelders, kleine kapel, …..) hebben we een andere oplossing gezocht en gevonden: een geïntegreerd toegankelijkheids- en bewakingsproject. Het is en blijft een proefproject en het zal ook grondig geëvalueerd en eventueel bijgestuurd worden. Camera’s zorgen voor veiligheid en een toegankelijkheidssysteem via een badge opent poorten en laat u langs een tourniquet. Hoe verloopt dit concreet voor de toerist: Je koopt een torenticket op drie locaties: het informatiekantoor op de Grote Markt, het Begijnhof of het Museum Vlaamse Minderbroeders. Met dit ticket kan je de abdijtoren, de crypte en de kapel van het Kapucijnenklooster bezoeken. Je kan met dit ticket ook de andere locaties bezoeken waar dan wel personeel aanwezig is. De toerist krijgt bij aankoop een bezoekersgidsje mee waar alle te bezoeken locaties opstaan met de openingsuren en een korte tekst. Wil hij meer weten kan op de diverse locaties meer informatie krijgen via informatiepanelen of meer inhoudelijke gidsen kopen op de bemande locaties. Zo proberen wij de individuele cultuurtoerist optimaal op te vangen. Daarnaast blijven wij nog altijd begeleide bezoeken en dagarrangementen aanbieden.
De abdijtoren vertelt een verhaal van torens …
Er zijn weinig bouwwerken die zo betekenisdragend zijn als torens. En dit vaak om diverse redenen. Het is nogal duidelijk dat een modale kerktoren andere betekenissen in zich draagt dan bijvoorbeeld een watertoren, een vuurtoren, een burchttoren, … of de Eifeltoren om maar een bekend voorbeeld te noemen. In het geval van de Eifeltoren is hij zelfs uitgegroeid tot hét symbool van Parijs. Ooit opgericht in het kader van de wereldtentoonstelling van 1889 leek de toren echter eerst geen lang leven beschoren. Hoewel de toren het nieuwe stalen tijdperk diende voor te stellen werd hij aanvankelijk door een grote groep Parijzenaars als gedrocht verketterd. Smeekbeden tot afbraak klonken alom. Meer dan 100 jaar later is hij meer dan springlevend en wordt hij door zowat iedere Parijzenaar in het hart gedragen. Het kan verkeren…. Dit even ter zijde dienen we te stellen dat de toren een zeer oud gegeven is in de bouwkunst. Al in de oudheid kende men de uitkijk- en wachttoren in de vestingbouw en de vuurtoren voor de scheepvaart. De eerste kerkgebouwen van de christenen (ten tijde van de Romeinen) hadden nog geen torens. Dat kwam pas veel later, toen zich in de kerkbouw langzamerhand een symboliek ontwikkelde waarin verschillende omhoog strevende bouwdelen naar voor kwamen en om de belangrijkste plaats streden. In Vlaanderen kwam meestal aan de westzijde van de kerk maar één toren, waarin een of meer luidklokken een plaats kregen. In de omhoog strevende architectuur van de late middeleeuwen, de gotiek, werd de toren steeds meer een teken dat naar de hemel wees, een opgeheven vinger ter vermaning van heersers en volk. Ook werd hij meer en meer een middel om de macht van de kerk en / of stad tot uitdrukking te brengen. In onderlinge wedijver werden steeds hogere torens ontworpen. Maar de slechte bodemgesteldheid, de slinkende financiën en de godsdiensttroebelen waren er oorzaak van dat veel hoogmoedige ondernemingen nooit voltooid werden. Denk in Vlaanderen maar aan de Sint-Pieterskerk in Leuven of de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen. Maar de toren werd meer dan machtsvertoon alleen. In het wijde, vlakke Vlaamse landschap werd hij hét kenmerk van stad of dorp. Al op grote afstand kan men de nederzetting aan de torens herkennen, omdat ze allemaal verschillend zijn en elk voor zich het landschap en het silhouet van de stad een eigen aanzien geven. Een dorp zonder kerktoren is trouwens een leefgemeenschap zonder hart. In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kwam een abrupt einde aan de ongebreidelde torenbouw. In de eeuwen erna gebruikten steden en dorpen de toren nog wel om hun eigen identiteit kenbaar te maken, maar hoogtepunten in letterlijke en culturele zin zijn in die tijd nog maar weinig tot stand gekomen. De 19de eeuw bracht opnieuw een opbloei in de torenbouw, zowel voor kerkelijke als profane doeleinden. De neogotiek bracht weer kerktorens voort en water- en vuurtorens kregen soms een vormgeving, die ver uitsteeg boven de functie van het bouwwerk.
Hoe zit het nu met de torens in het hart van Sint-Truiden? De ABDIJTOREN is een 11de eeuwse toren die als een donjon werd gebouwd. Het waren immers woelige tijden. De abdijtoren is dan ook een drager van erg geladen betekenissen. Hij straalt een zekere robuustheid uit, boezemt ontzag in en drukt door zijn hoogte en omvang ook een zekere status uit. Hij was dan ook een voorbeeld van de prestige-architectuur van de hoge geestelijkheid, die sterke bindingen had met keizerlijke kringen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerder frêle STADHUISTOREN die, ondergeschikt als hij was aan de abdijtoren, een veel rustiger beeld oproept. Als typisch voorbeeld van de Maaslandse Renaissance staat deze laatste mooi voor ons, in goede verhoudingen en oordeelkundig gebruik van de materialen, in nuchtere zakelijke eenvoud. Het is dan ook een functionele, meer dan vijf eeuwen jongere architectuur. De ONZE-LIEVE-VROUWE KERKTOREN is dan weer een voorbeeld van de neogtische ‘revival’ van de negentiende eeuw. Na de instorting van 1668 bleef de kerk immers bijna twee eeuwen zonder westtoren. Aansluitend bij het bestaande gebouw ontwierp Roelandt een neogotische toren in mergelblokken met een vierledig opbouw. De toren was in 1852 klaar. Het beeld van Sint-Truiden met de drie torens is weer voor een tijd hersteld.…. In de abdijtoren krijgen toeristen een kort maar boeiend verhaal van torens in al zijn betekenissen.
PERSTEKST MIDDELEEUWSE MARKT
De abdijtoren, samen met de toren van de Onze Lieve Vrouwekerk en het belfort van het stadhuis hèt uithangbord van Sint-Truiden, is eindelijk gerestaureerd, geconserveerd en het grote publiek is er welkom. Voortaan, vanaf zondag 1 mei 2005, kan je het indrukwekkend bouwwerk beklimmen en beleven. Na 196 trappen en vijf ervarings- en rust(!)plateaus word je beloond met een schitterend panorama, zeker bij een blauwe, open lucht. Om deze voor de stad belangrijke gebeurtenis de nodige luister bij te zetten organiseert Toerisme Sint-Truiden op 1 mei een Middeleeuwse Jaarmarkt (iaermerct, zoals het klonk in het Middelnederlands). De Groenmarkt, de ruimte aan de voet van de toren, de buurt van de abdij worden omgevormd tot een markt, anno 1505. Zo’n 250 figuranten, uitgedost in middeleeuwse outfit, maken hun opwachting. Elektriciteit is er niet, kunststoffen worden geweerd: kortom: het wordt (zo) authentiek (mogelijk).
In de buurt van het stadhuis kan je een letterkapper, barbier, een scriptor en een dokter – ‘chirurgijn’ – aan het werk zien. Er zijn oude ambachten (pottenbakker, siersmid, viltbewerker, koperslager, mandenvlechter…) en streekproducten. Kruiden, terug van weggeweest en tegenwoordig weer populair, worden aangewend als heel- en verzorgingsmiddel. Zowel de Brouwerij van Kerkom, lokale beenhouwers- als bakkersbond werken mee. Ze zullen ter plekke ouderwets bereide gerechten en koeken serveren en verkopen. De Nationale Loterij, één van de sponsors, stelt 400 Win For Live tickets ter beschikking die, mits wat geluk aan een antiek kansspel, door bezoekers kunnen gewonnen worden. Iedereen vindt een onderkomen in handgemaakte, gesjorde kramen. Een smid zorgt voor het beslaan van paarden, er zijn schapen, ezels, biggen, neerhofdieren in oude manden.
Het geheel wordt opgeluisterd met optredens door diverse Truiense toneelgezelschappen en leerlingen van ‘Circus in Beweging’ die vuur spuwen, jongleren, muziek maken. Een valkenier geeft op het dak van de crypte (kerkveld) enkele demonstraties. Op 1 mei kunnen 50 mensen om het half uur de toren gratis bezoeken. Vooraf inschrijven (aantal personen, gewenst uur) is de boodschap! Moest het die dag niet lukken wegens volgeboekt, dan kan je – alleen op 1 mei ! - aan de balie in het Stadhuis een gratis ticket halen, waarmee je tot eind juli gratis naar boven kan. Vanaf 2 mei koop je een torenticket !
AFSPRAAK: Grote Markt Sint-Truiden, zondag 1 mei 2005, van 10.00 uur tot 19.00 uur. INFO EN RESERVERINGEN: Toerisme Sint-Truiden, 011-70 18 18, www.trudofeesten.be,
[email protected].