Geschiedenis van de
Trampoline Heden is de trampoline niet meer weg te denken uit de turnzaal of zelfs de tuin. De peetvader en uitvinder van de huidige trampoline is de Amerikaan George Nissen °01/02/1914 en nog steeds een graag geziene gast op het internationale trampolinegebeuren. De naam trampoline is vermoedelijk afkomstig van de Franse circusacrobaat “Du Trampoline”, die de eerste geweest zou zijn die, uiteraard met de werking van een vangnet voor ogen, op het idee kwam een canvas zeil met veren in een raam te spannen en dit als verend apparaat te gebruiken. In 1798 deed dit apparaat zijn intrede in de circuswereld. Sedertdien is dit apparaat een gebruikelijk attribuut geworden van variété artiesten en circusacrobaten. Of Du Trampoline werkelijk de eerste is geweest , die op het idee kwam, een gespannen zeil als “springbed” te gebruiken, is natuurlijk niet zeker. Ook de eskimo’s blijken een dergelijke vorm van sport te beoefenen op een tussen vier punten bevestigde dierenhuid. In elk geval heeft Du
Trampoline aan dit apparaat een doelmatige vorm gegeven, waardoor het in circussen opgang maakte. Merkwaardigerwijze komt men in verschillende landen een van trampoline afgeleid woord tegen (Spaanse “el trampolin”) voor dat wat bij ons “springplank” (of duikplank) wordt genoemd. Springplanken zoals wij ze kennen in zwembaden, nl. planken die aan één uiteinde zijn bevestigd en ongeveer in het midden worden ondersteund, dateren in elk geval van voor 1850. Toen bestond in Duitsland reeds de eerste vereniging die het zogenaamde schoonspringen van een springplank beoefende. In 1920 was het schoonspringen als onderdeel van de zwemsport reeds een nummer op de olympische spelen te Antwerpen. Het springen op een trampoline kwam veel later tot ontwikkeling en begon eigenlijk pas in 1926 door het pionierswerk van Griswold en Nissen in de verenigde staten. Als jonge knaap bruiste George Nissen al van talent en bekwaamde hij zich vooral in grondoefeningen. Aangezien ze op de “high school” geen gymnastiekprogramma aanboden, was hij een tijdje actief in het schoonspringen. Hier miste hij op een haar na zijn selectie voor het olympisch team. Hij zou altijd bezeten blijven van hoog in de lucht te zweven. Toen de jonge George met zijn broer naar het circus ging kijken, was hij erg onder de indruk van de trapeze artiesten. Deze lieten zich vallen in elastische veiligheidsnetten die hen terug omhoog slingerden. Met zijn grote ondernemingszin zag hij meteen potentieel in een toestel dat hem kon helpen bij de tumblingtrainingen. Hij sloot zich, bij wijze van spreken, op in de garage en ging aan de slag met stalen materiaal dat hij had gevonden op een vuilnisbelt. Al gauw stond een rechthoekig kader met een stoffen doek en metalen veren op poten. Het nieuwe toestel hielp de schoonspringer en zijn tumblingvrienden om nieuwe, spectaculaire trucs uit te voeren. George besloot om er met zijn vrienden en zijn springtoestel op uit te trekken. Ze noemden zichzelf “the three Leonardos” . Het gezelschap toerde door heel Amerika en gaf voorstellingen op kermissen en carnavalsfeesten. Bij een stop in Mexico hoorde George de toeschouwers het woord “el trampolin” in de mond nemen als ze zijn toestel zagen. Dat was mooi verwoord. Hij zette er een “e” achter en nam een patent op de naam en het toestel. De trampoline was officieel geboren. In zijn poging om de trampoline bekend te maken, liet hij zich fotograferen met een kangoeroe. De foto’s veroverden de wereldpers en waren in vele landen voorpaginanieuws. Nissen gaf zelf demonstraties in turnclubs, jeugdherbergen, scholen en universiteiten. Hij werkte niet alleen aan de voortdurende verbetering van de trampoline maar ook aan de ontwikkeling van de oefeningen en de leermethodes. Tot aan WO II verkocht hij nog geen tien trampolines. Een kentering kwam er in 1942, toen kreeg Nissen een bestelling van 100 trampolines voor het Amerikaanse leger. Deze moesten helpen bij de training van piloten en parachutisten. Men ontdekte dat
spierbeheersing en – coördinatie, evenwichts-, ruimte-, tempo- en ritmegevoel op ongekende wijze met dit toestel konden worden ontwikkeld. Het enthousiasme waarmee op de trampoline werd geoefend, trok spoedig de aandacht in kringen van lichamelijke opvoeding. Na de oorlog in 1946, werd zijn fabriek flink uitgebreid. Nissen reisde daarna de wereld rond om demonstraties te geven en zijn trampolines aan te prijzen. Al spoedig deed de trampoline zijn intrede in de scholen en het werd het meest geliefde turntoestel. Dit was iets geheel nieuws, anders dan alle andere turntoestellen. Het was “turnen in de ruimte” . Het toestel werd aanmerkelijk verbeterd. De stalen veren werden vervangen door rubberen snoeren en het canvas maakte na de uitvinding van het nylon-garen spoedig plaats voor een geweven of gevlochten nylon “trampolinebed”, waarmee de vereiste sterkte en duurzaamheid (en dus ook noodzakelijke veiligheid) werd verkregen. Wat men “de mechanica van het trampolinespringen” kan noemen werd diepgaand bestudeerd door o.a. prof. C.H.Mc. Cloy, research professor in de lichamelijke opvoeding aan de universiteit van Iowa. Daardoor werd een helder inzicht verkregen in de principiële middelen die de mens ten dienste staan om aan zijn lichaam, lengte- of breedte as draaiingen te geven. Tegelijkertijd wijdden de lichamelijke opvoeding specialisten hun aandacht aan de methodiek en didactiek van het trampolinespringen. Men leerde de wegen verkennen om moeilijke sprongen langs geleidelijke weg te benaderen. Het bleek dat men op een trampoline duizenden oefeningen kon maken, opklimmend in moeilijkheid van de simpelste zitsprong tot de ingewikkeldste meervoudige salto’s gecombineerd met schroefbewegingen. De lekenwereld moest haar inzicht ten opzichte van de trampoline grondig herzien. Tot dusverre hadden zij (de leken) een trampoline slechts aanzien voor een zonderling apparaat, waarop acrobaten griezelige salto’s maakten. Een volkomen nieuw element had zijn intrede gedaan in de lichamelijke opvoeding. Een nieuwe vorm van turnen was ontstaan. Wie éénmaal op een trampoline had gesprongen, werd gegrepen door deze vorm van gymnastiek. Ondernemende exploitanten in de verenigde staten begonnen trampolineparken te stichten, waar 20 of meer trampolines waren opgesteld en waar ieder zich, na betaling van enkele dollarcenten, per kwartier kon vermaken. In 1960 telde alleen Los Angeles en omgeving meer dan 200 van dergelijke springparken ! De trampolinesport werd van een serieuze sportbeoefening bovendien de ideale ontspanning voor iedereen. Men hoeft er niet aan te twijfelen dat het in Europa dezelfde weg opging. In 1956 bouwde hij in Groot Brittanië eveneens een fabriek, waar men ook een markt zag in kleine (mini)trampolines. Op het hoogtepunt van zijn carrière telden de Nissen fabrieken ruim 100 medewerkers. Reeds in 1957 werd het trampolinespringen in het leerprogramma van de scholen in Zwitserland opgenoemen. Gevolgd door Engeland die het in de middelbare scholen invoerde in 1958. Nissen hield zich niet alleen bezig met het produceren van trampolines, hij
wilde ook van het trampolinespringen een wedstrijdsport maken. In 1964 probeerde hij zelfs zijn sport bij de internationale gymnastiekfederatie (FIG) onder te brengen, maar het toenmalige bestuur wilde er niet van weten. Hij stichtte dan maar een internationale trampolinefederatie (FIT). De trampolinesport groeide uit tot een volwaardige discipline met voldoende beoefenaars en nationale en internationale kampioenschappen op het programma.
In Nederland werd door journalist Tom Pauka geschreven in het sportblad “de opmars van de trampoline is begonnen en kan door niets meer worden gestuit”. Door de toegenomen concurrentie en de vele ongelukken, door de gebrekkige opleiding van de trainers brachten Nissen grote schade toe. In 1980 moest hij zijn fabrieken dan ook sluiten.
Doch door de grondige opleiding van de trampolinelesgevers en door het in goede banen leiden van de trampolinesport werd de trampolinefederatie (FIT) in 1997 ontbonden en ondergebracht bij de FIG. Tot de dag van vandaag is trampolinespringen in volle groei. Sinds 2000 is het ook een olympische sport. George Nissen heeft als uitvinder van de huidige trampoline ongetwijfeld geschiedenis geschreven in de turnsport. Hij is nu bijna 100 jaar en woont in San Diëgo (Californië). Hij heeft meer dan 30 patenten op toestellen die te maken hebben met sport en welzijn. Na jaren trampolines bouwen, gaf Nissen (na een rechtspraak die hij nochtans won) het
patent op de naam “trampoline” op. Naar eigen zeggen kan een mens pas echt gelukkig zijn als hij in zijn leven drie dingen doet : werken, liefde geven en creëren.
TEKST BEWERKT DOOR LUC VAN SCHEVENSTEEN