De geschiedenis van de
Socialistische F.C. Vitesse Boom 1922-1999
Louis De Meyer De geschiedenis van de socialistische F. C. Vitesse Boom Wanneer wij deze eerste woorden neerpennen beseffen wij maar al te goed, dat dit een werk is dat eigenlijk zou moeten overgelaten worden aan iemand die het schrijven in zich heeft. Aangezien wij onszelf deze kunst niet toemeten, zal u tevreden moeten zijn met datgene wat onze geest, die er met momenten uitziet als een kaas met gaten, nog toelaat aan het papier toe te vertrouwen. Als supplementaire moeilijkheid kunnen wij er nog aan toevoegen - voor wat het gedeelte van voor de Tweede Wereldoorlog betreft – dat wij ons alleen kunnen baseren op de overlevering die wij zelf in het prille begin van ons leven hebben meegekregen van de enkelingen die onze club kende van in de aanvangsperiode. De probleemstelling begint reeds van bij de aanvang van onze geschiedenis. Wij hadden als stichtingsdatum 15-1-1922 meegekregen. Vrij snel bleek echter dat deze datum, alhoewel wij hem als officiële stichtingsdatum erkennen, niet de juiste blijkt te zijn. Welke is het dan wel zal u zich terecht afvragen. Wel, tot op heden zijn wij er nog steeds niet in gelukt de juiste datum te ontdekken. Wat we echter wel bij benadering weten is dat de stichting ergens rond de periode van de Eerste Wereldoorlog moet gebeurd zijn. Volgens verschillende bronnen zouden onze roots mogelijk in 1915 kunnen liggen. Wij hebben deze datum teruggevonden, een eerste keer was dit op 2-2-1953. In de nacht van 1 op 2-2-53 werden onze contreien geteisterd door een zware voorjaarsstorm. In Zeeland en op vele plaatsen aan stromen en rivieren in ons land, was het natuurgeweld niet te stuiten. De vele overstromingen en de zware stormwinden hadden een zware tol geëist van de mens en zijn omgeving. Aangezien 2-2-53 een zondag was, moest er gevoetbald worden. De weg naar het gemeentelijk B-terrein was langs de parkzijde begroeid met honderden beukenbomen. Onder het stormgeweld waren er verschillende ontworteld of afgeknakt. Zij versperden zowel voor de voetgangers als voor de gebruiker van een of ander voertuig de weg naar ons terrein. We moesten dus ofwel een andere weg nemen ofwel over de
1
bomen heen klauteren. Dit laatste deed onze toenmalige secretaris Jef De Meyer. Bij een van deze klauterpartijen viel zijn oog op een inscriptie, deze luidde ‘F.C.VITESSE 1915’. Jef vertelde deze vondst aan al wie het horen wou, meer zelfs, hij toog de dag nadien al naar burgemeester, Jos Van Cleemput, met het verzoek dit stuk van de toch ten dode opgeschreven boom als een soort relikwie te krijgen. De burgemeester die Jef en onze club een warm hart toedroeg - beloofde het nodige te zullen doen. Zoals het echter dikwijls gaat, loopt er al eens iets mis tussen een gegeven opdracht en de uitvoering ervan. Toen Jef De Meyer vaststelde dat de bomen verdwenen waren, stond hij zo vlug zijn benen hem dragen konden opnieuw bij de burgemeester. Ondanks een dadelijke tussenkomst (tot op de toenmalige houtzagerij toe) kon deze niets anders vertellen dat de bomen reeds ontschorst waren. De tweede keer dat het jaartal 1915 op de proppen kwam, was in een boek geschreven door Marc Van de Velde en Alex Vinck dat handelde over de geschiedenis van de Socialistische beweging in BOOM. Hierin werd vermeld dat wij in 1915 verbod kregen van de Duitse bezetter om onze sport verder te beoefenen. In 1996 ontdekten wij evenwel een derde element dat in dezelfde richting wees. Jos Van Royen - die ons chalet regelmatig een bezoek brengt om een pint te drinken - bezat namelijk een foto van onze club uit 1916. Deze foto vindt U hier dan ook afgebeeld. Jos herkende nog drie personen, met name Victor Van Royen (zijn vader), Narreke Kohn en Charel De Mondt (vader van Maurice). Wij kregen de foto ter beschikking en konden er een afdruk van laten maken. De FC. VITESSE speelde destijds in lokale bonden die omzeggens een strikt regionaal karakter hadden. De reeds geciteerde foto bijvoorbeeld werd genomen ter gelegenheid van de beker van Hemiksem, die werd gewonnen. Blijkbaar was het in de schoot van de club niet altijd koek en ei. Kwam daarbij dat de club geboren was op ‘De Krekelenberg’ die volop in de opgang van het socialisme, later ook nog ‘De Rode Burcht’ werd genoemd. Toen in 1921 de Arbeiderssportbond werd opgericht - die gegroeid was uit de socialistische arbeidersbeweging - staken enkele Vitessers de hoofden bij elkaar. Dit gebeurde in het café “Bij Roos Pottefeir” meerbepaald op 15-1-1922. De aanwezige klanten snapten meteen dat de mannen die zich in een hoek van dit café hadden afgezonderd, niet zomaar een babbeltje aan het voeren waren. Dit kon ook afgeleid worden als men wist wie deze personen waren : Peke De Mondt, Rene Vermeiren en Fons Teugels. De eerstgenoemden waren figuren die leiderscapaciteiten in zich hadden. Laatstgenoemde was zonder twijfel de sterspeler van F.C. VITESSE. Toen de drie met een zucht van 2
verlichting nog een rondje bestelden, wisten de klanten dat er een bijzondere beslissing was genomen. De Socialistische FC. VITESSE was geboren. Er werd ingeschreven in de Arbeiderssportbond voor de komende competitie. Deze maatregel had echter voor onze club een grotere weerslag dan kon gedacht worden. Op sportief vlak kwam men in een geregelde competitie terecht. Meer wedstrijden dienden gespeeld te worden. Hierdoor boden zich veel leden aan zodat er vrij snel verscheidene elftallen in lijn konden gebracht worden. Aan de andere kant haakten enkele spelers af omdat naar hun gevoel zij niet langer thuishoorden in een socialistisch midden. Geen nood echter, anderen kwamen even snel hun plaats innemen. In no time kregen wij zoveel leden dat men kon stellen dat men van goede huize moest komen om - zeker wat het eerste elftal betreft - er een vaste plaats te hebben. Namen als de Crabs, Constant, Frans en Domien, de Mampaeys, de Pulteaus, de De Cuyper, de Danneelsen, de Hellemansen, de De Meyers, de De Smedts en vooral Fons Teugels hadden een naam die tot ver buiten de regio bekendheid verkregen hadden. Dit was niet zo verwonderlijk, als U weet dat de K. Boom F.C. werd opgericht in 1913, stamnummer 58 bij de K.B.V.B. kreeg en wij omzeggens rond dezelfde periode het levenslicht zagen en voetbal een van de weinige ontspanningsmogelijkheden was. Zonder enige bijbedoeling mogen wij stellen dat vele clubs jaloers waren op het talent dat in de liefhebbersclubs aanwezig was. Hoe dikwijls werden onze spelers immers niet benaderd om de rood-zwarte shirts te wisselen met de blauw-witte, een wissel die bij sommigen lukte, bij anderen niet. De Arbeidersvoetbalbond was in die periode ook uitgegroeid tot een verbond dat zich in elke provincie manifesteerde. Het logisch gevolg was dat er, na rijp overleg, besloten werd een nationale competitie op te starten. Het succes was overweldigend. De supportersschare groeide overal. Het vertoon dat werd opgedist, mocht - weliswaar niet altijd, maar meer dan sommigen zich kunnen indenken - naast dat wat in de K.B.V.B. te zien was, vergeleken worden. Onze club maakte hierop geen uitzondering. Niet alleen behoorden zij tot de betere ploegen, maar waren zij ook nog de hofleveranciers van het nationale elftal. Dit speelde elk jaar verscheidene wedstrijden : Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland waren de meest uitverkoren landen. Het hoogtepunt in ons vooroorlogs bestaan was voorzeker de periode van 1928 en 29, twee jaar na elkaar verwierven wij de nationale titel. Als toetje op de taart wonnen wij ook nog de beker. U vindt hierbij ook enkele foto s uit deze prachtperiode. Zoals het spijtig genoeg dikwijls het 3
geval is, komt er na een steile opgang ook een afgang. De boosdoener in ons geval was de crisis die hard toesloeg in de jaren 1930. Meerdere van onze sterspelers konden als het ware om den brode, niet langer aan de lokroep van het betaalde voetbal weerstaan en keerde onze club de rug toe. In het seizoen 1937-38 was er een serieuze heropflakkering. Wij misten op een haartje de titel tegen het Waalse Cheratte. Na thuis een 1-1 gelijkspel te hebben behaald, verloren wij de terugwedstrijd met 1-0. Ook van deze ploeg hebben wij een foto. Een pittig detail willen wij U niet onthouden, het doel van onze club werd verdedigd door ene ‘Marcel Van Bulck’ de latere burgemeester van onze gemeente. En toen sloeg het noodlot weer toe. Het rommelde zowat overal in Europa. Elk land riep zijn dienstplichtigen op om de grenzen tegen eventuele invallen vooral uit de Duitse richting te verdedigen. Wat iedereen vreesde, gebeurde. De tweede wereldoorlog brak uit en betekende meteen het stilvallen van elke activiteit. In de glorieperiode die onze club tussen 1922 en 1938 kende, hadden zij een aanhang die groot was, zo groot zelfs dat er dringend maatregelen diende genomen te worden om deze jeugdige meute in de rangen te houden. Het waren niet alleen voetballiefhebbers die hierbij hoorden, ook zij die graag de zwemsport en de atletieksport beoefenden, sloten zich aan. Gelukkig konden wij toen rekenen op mannen als de gebroeders Jos en Raymond Elsen. Zij ontfermden zich over hen die graag zwommen of aan atletieksport deden. Zo werd onze voetbalafdeling aangevuld met een zwem- en atletiekafdeling. Wij kunnen hier zonder blozen stellen, dat zij de voorlopers waren van de latere Boomse zwemclub en de Boomse atletiekclub. Namen als de gebroeders De Jongh, Babylon en de reeds geciteerde gebroeders Elsen, Louis De Meyer (vader van de bij ons beter gekende Xavier) de Hellemansen, Van Wouwe en andere Van De Veldes, waren omzeggens even populair als de voetballers. Ook hier vindt U een foto uit de oude doos van een zwemclub uit Wallonie die het opnamen tegen onze vertegenwoordigers. De tweede wereldoorlog was ook hier de oorzaak van het stopzetten van alle activiteiten. Toen wij reeds enige jaren onder de Duitse bezetting leefden, begon men terug aan voetbal te denken. De Arbeidersvoetbalbond durfde echter - en terecht - haar activiteit niet heropstarten. Ondanks het feit dat vele Duitsers nationaal-socialisten waren, toonden zij zich niet zo lief tegen de socialisten en communisten, die niet alleen in ons land, maar ook in de ons omringende landen aanwezig waren. Voetballen in een politiek georiënteerde bond was dan ook levensgevaarlijk. Vanuit dit oogpunt bekeken was de beslissing ook zeer terecht te noemen. 4
Toen de competitie in 1946 werd heropgestart, was Vitesse niet klaar om terug mee op de trein te springen. Ondanks de aanwezigheid van veel voetbaltalent was er niemand bereid om de stap te wagen. De oorlog had blijkbaar grotere gevolgen dan velen durfden te denken. En toch werd er op den Krekelenberg opnieuw aan voetbal gedacht, het voetbal leefde er weer. Pe Claes, Jeng Van Den Bosch en wat later Marcel De Decker mannen van den Krekelenberg - maakten furore bij K. Boom F.C. Ondanks dit gegeven werd er opnieuw met liefhebbersvoetbal gestart. Groot was voor vele Bomenaars de verwondering toen bekend werd dat er niet onder de naam “Vitesse” werd gestart. “Gipsy” was de naam van de nieuwe ploeg. Zelfs de rood-zwarte kleuren werden niet weerhouden. Onze outfit werd groen-wit. Ondanks het onmiskenbaar talent dat in deze ploeg schuilde en de inspanningen die door de leiders werd gedaan, kende Gipsy niet het resultaat dat men ervan verwachtte. Mogelijk was het te wijten aan het succes van K. Boom F.C., dat omzeggens heel de Krekelenberg tot zijn supportersschare mocht rekenen dat Gipsy mislukte. Anderen beweerden dan weer dat de spirit, de microbe die voor de oorlog bij Vitesse zo rijkelijk aanwezig was, bij Gipsy totaal ontbrak. Na enige jaren stierf Gipsy dan ook voordat de club in feite geleefd had. Zij die dachten dat Vitesse nu wel op de proppen zou komen, sloegen ook nu de bal mis. Op Noeveren - aan den bareel - in café ‘ Cheerio’ was men echter wel bij de pinken en werd de FC. Cheerio gesticht. Meer zelfs, deze formatie startte in de Arbeidersvoetbalbond. Ondanks het feit dat er ook hier op elk niveau talent aanwezig was, verdween deze club vrij snel - zij het weliswaar om een totaal andere reden dan Gipsy. Weer stonden ruim 20 jonge mannen op straat zonder enige mogelijkheid hun sport te kunnen bedrijven. Onder deze groep bevonden zich de gebroeders Cois, Maurits en Jan Broothaerts. Hun vader en moeder baatten op de Krekelenberg het café ‘Minazio’ uit. Dit café was voordien een supporterslokaal van K. Boom F.C. en werd uitgebaat door Jeng Van Den Bosch. Maar toen gebeurde het!!!…. Vader Miel Broothaerts - die brood zag in die meute jongeren - stroopte zijn mouwen op, trok zijn stoute schoenen aan en toog naar de Glazenstraat 14 op den Krekelenberg. Daar woonde immers Jef De Meyer. Toen Miel vroeg of hij Jef even kon spreken, waren wij allen benieuwd over welk onderwerp het zou kunnen gaan. Miel viel ineens met de deur in huis. Hij stelde Jef de vraag of hij er iets voor voelde opnieuw met Vitesse van start te gaan. Jef bleek eigenaardig genoeg niet zo verrast te zijn met Miels vraag. De reden was - later bekeken - niet zo verwonderlijk. 5
Jef werkte op de Boomse glasfabriek en zat daar samen met Cois Van Buggenhout in het feestbestuur. Cois was ook voorzitter van de ter ziele gegane FC. Cheerio. Zij kenden elkaar reeds jaren en konden dus goed met elkaar opschieten. Nadat Miel zijn uitleg had gedaan was de kogel reeds door de kerk. Jef - die vóór de oorlog bij Vitesse actief was - kon de microbe die door Miels vraag wakker was geworden, niet meer in bedwang houden. Tot verbazing van Jefs gezin zei hij : “Ja, ik ben bereid mij in te zetten, maar dan alleen onder mijn voorwaarden”. Miel Broothaerts was met dit antwoord tevreden en ging met een “smile” van zijn linker tot aan zijn rechteroor terug naar huis. De dag nadien sprak men op den Krekelenberg over niets anders meer dan over Vitesse. Jef had namelijk de bedoeling om enkele oudere Vitessers mee over de streep te trekken. Enkel Peer Daneels was bereid om mee deze stap te wagen. Alle anderen weigerden om diverse redenen. Voor velen onder hen was hun ouderdom het grootste struikelblok. Wel vond hij nog enkele bereidwilligen die hem wilden bijstaan bij de eerste stappen naar de zetel van de Arbeiderssportbond in Antwerpen. Daar vonden zij dadelijk in toenmalige voorzitter Pol Van Eysendyck een enthousiaste helper. Pol kende de mannen van Boom van vóór de oorlog en was blij Vitesse, dat samen met Rode Zon, Marianne en Oxford aan de wieg van de Arbeiderssportbond had gestaan, opnieuw in zijn rangen op te nemen. Wij schreven toen 1951. Op Noeveren bestond in die tijd ook nog een club nl. Noeveren V.V. Deze had plannen uitgewerkt om een avondtornooi te organiseren. Toen de bestuurders hoorden van de heroprichting van Vitesse waren ze er als de kippen bij om Vitesse ook voor hun tornooi te vragen. Aangezien men mee zou delen in de winst zei men hier gretig “ja” en zegden toe met twee elftallen. Pikant detail aan dit tornooi was het feit dat iedereen die spelers mocht opstellen die men kon strikken. Jef De Meyer toog dadelijk naar gebuur Pé Claes (beter gekend als ’t Schouwke) van K. Boom F.C.. Deze was graag bereid zijn oude clubmakkers een dienst te bewijzen en zond Jefke tevens door naar Jeng Van Den Bosch die vroeger ook voor Vitesse gespeeld had. Pé Claes was de man die in Vitesse 1 zou spelen, Jeng in Vitesse 2. Deze ploeg speelde echter onder de naam van F.C. Minazio. Het eerste bestuur van Vitesse had slechts enkele leden. Voorzitter was Cois Van Buggenhout, Jef De Meyer was secretaris en Miel Broothaerts penningmeester en als leden fungeerden Cois Broothaerts, Peer Daneels, Felix Hellemans en Frans Kennes. Vitesse 1 speelde de eerste match in het tornooi op Noeveren en won. Minazio had bij haar eerste wedstrijd minder geluk en werd zwaar ingepakt. Dit was echter niet naar de zin van Jeng Van Den Bosch. Deze 6
vroeg aan Jef De Meyer of hij er niet mocht voor zorgen dat er andere spelers bijkwamen. Jef - die bang had dat de Jeng zou afhaken – gaf volmondig zijn fiat. Buiten Vitesse en Minazio was ook Noeveren met twee elftallen en de Stormvogels (ploeg van Gust Kadee) mee in de running. Bij Noeveren 1 speelden de gebroeders Cois en Marcel Van Camp, beiden behoorden tot de vaste kern van K. Boom F.C. Bij de Stormvogels waren het de gebroeders De Leeuw die het mooie weer uitmaakten. Deze waren de sterkhouders bij A.C. Hemiksem. Wij vergeten voorzeker nog andere bekende namen, wat niet zo verwonderlijk was omdat wij toen reeds een rood-zwarte bril droegen en ook omdat Jeng Van Den Bosch ons idool was. Zoals wij reeds stelden, kreeg Jeng zijn zin en stelde hij zelf zijn elftal samen waarvan wij U de namen niet willen onthouden In het doel stond ene Coveliers van St.-Niklaas, als backs Cois Stroobants en Warre Thierens van K. Boom F.C., als halfspelers Lode Verbeeck en Loeki Van Linden, ook van K. Boom F.C.. Onze stopper of centerhalf genaamd, was Jan Corremans (vader van den Danny). Op de voorlijn vonden wij Van Litsenborgh (A.C. Hemiksem), Aelvoet van A.C. Bergen, Gene Verbruggen van Nielse, Jef Daneels van Vitesse en Jeng Van Den Bosch zelf. Geloof het of niet, maar vanaf dat moment steeg het aantal toeschouwers (die 2 frank per wedstrijd moesten betalen) zienderogen. Vooral de matchen van Minazio waren steeds kassuccessen. Hoe kon het trouwens anders? Het was een soort droomploeg die op het veld stond, die dan ook, zij het weliswaar op de valreep, het tornooi won. Een detail willen wij U nog meegeven, voor de laatste en beslissende match stond Jan Van Steen van R.S.C. Anderlecht-reserven op het veld. Hij zou meegespeeld hebben ondanks het opgelegde verbod van Anderlechttrainer Bill Gormlie. De aanwezigheid van enkele topbestuursleden van Anderlecht die tijdig waren gesignaleerd, hield hem echter van het veld. U zal wellicht stellen dat nu de fantasie van de schrijver op hol is geslagen - niets is echter minder waar. Buiten de bestuurslui van Anderlecht waren er ook van K. Boom FC, die toen de transfer van Jeng Van Den Bosch van Boom naar Anderlecht afsloten. Jammer genoeg voor ons gingen de lieve centen niet naar onze kassier, maar wel naar deze van K. Boom F.C. Het op het tornooi verworven geld liet ons wel toe enige financiële ruimte te krijgen om ons aansluitingsgeld aan de bond te betalen. Het jaar nadien werd het tornooi overgedaan, jammer genoeg bleven de grote tenoren weg. Zij hadden immers allen verbod gekregen via de K.B.V.B. op vraag van hun clubs. Het gevolg was dat na twee jaar het tornooi ter ziele ging. In de beginjaren ging het in de competitie - zoals we zelf hadden verwacht - met ups and downs. Wij speelden in de tweede afdeling. 7
Onze tegenstrevers kwamen hoofdzakelijk uit Antwerpen. Ondanks het feit dat ze veel concurrenten hadden, pakten deze ploegen toch regelmatig uit met bekende spelers die uit de K.B.V.B. kwamen. Het was dikwijls, net zoals nu nog het geval is, opboksen tegen een tegenstrever die meer kwaliteiten in huis had. Maar toch mochten wij niet klagen. Ook wij hadden talent in onze rangen. Zo herinneren wij ons Roger De Bruyn (ook “den duiver” genaamd), Maurice Beeckmans, de gebroeders Fons en Victor Janssens, Rik Mampaey, Sylvain Mampaey, Kamiel De Leeuw, Stijn Verbeeck, Jef Daneels en zeker Miel Hellemans en Jan Corremans. Ondanks de Antwerpse overmacht, bleven wij verder ijveren en zoeken naar versterking en die kwam er via Marcel De Groot, Warre Dijck, Rik Verberckt, Stijn Rijpens en Julien Spiessens. Wij schreven toen 1954. Robot Ami - het latere De Toekomst - uit Borgerhout was torenhoog favoriet nog vóór de competitie van start ging. Na de eerste competitiewedstrijden bleek dat Robot Ami niet zomaar als favoriet werd naar voor geschoven. Elke wedstrijd boekten zij resultaten om U tegen te zeggen en toch kwam er geen duidelijke aftekening zoals nu met Deurne Eendracht FC het geval is. Buiten Robot Ami waren er nog Celta met De Vodt als onbetwistbare beste speler uit de competitie in haar rangen en warempel ook nog die boerkens van Vitesse Boom. Een objectieve kijker wist dadelijk dat het tussen deze drie ploegen zou gaan. De onderlinge te spelen wedstrijden zouden dus de beslissing moeten brengen. Als wij ons niet vergissen behaalde Vitesse tegen Celta thuis een gelijkspel en uit een nederlaag. De kalender was zo opgemaakt dat Robot Ami de laatste wedstrijd van de heenronde naar het Boomse park moest komen en wij op de laatste competitiedag naar de terreinen aan de gasketels in Borgerhout zouden trekken. Deze twee wedstrijden zullen wij nooit vergeten. Op een zonovergoten dag kwamen de Robot Ami’ers naar het Boomse park, zij hadden zo’n 50-tal supporters meegebracht. Toen hun ploeg op het terrein kwam, maakten zij op iedereen een grote indruk, een prachtige rood-blauwe uitrusting en stuk voor stuk spelers die vergeleken met onze jongens als elite-atleten voor de dag kwamen. Zelfs onze burgemeester Jos Van Cleemput die aanwezig was, kwam ervan onder de indruk. Wat de uitslag van de wedstrijd betreft, laten wij u nog even wachten. De competitie verliep verder zoals tijdens de heenronde. De laatste competitiedag zou echter de uiteindelijke beslissing moeten brengen. Zowel de ene als de andere ploeg kon immers de titel behalen. Er was wel een verschil - de ene moest winnen, de andere had aan een gelijkspel voldoende. Onze club leefde naar die wedstrijd toe zoals het hoorde. Er werd reclame gemaakt in alle supporterslokalen. Als u weet dat wij buiten ons lokaal er nog 6 andere hadden, zal u begrijpen dat wij over een sterke 12de man beschikten. In een mum van 8
tijd hadden wij 4 volle autobussen. Op zondagmorgen moest nog in allerijl contact worden opgenomen met de autobusuitbater ‘De Decker‘ uit Niel om nog twee bussen meer te leveren. Dit ging niet, geen nood echter, wij zouden met twee bussen vroeger vertrekken die dan terug zouden komen. Buiten al deze supporters waren er nog anderen met de auto, motor en 1 koppel zelfs met de tandem, alsook nog enkelen per fiets gekomen. In de schoot van de club werd alles gedaan om onze spelers zo goed mogelijk voor te bereiden. Van al de spelers die waren opgesteld geworden in het 1ste elftal, was er slechts een speler die alle wedstrijden had meegespeeld, namelijk Stijn Verbeeck. Toen de selectiecommissie op woensdagavond na de wekelijkse vergadering de ploeg vrijgaf, keken velen verrast op. Stijn Verbeeck stond niet bij de effectieven. Hij was wel aangeduid als 12de man. De kans op spelen was echter klein. De elf die aan de aftrap kwamen, konden tijdens de wedstrijd niet vervangen worden. Toen onze eerste supporters in Borgerhout toekwamen, kon de thuisploeg haar ogen niet geloven. Toen er dan nog bij verteld werd dat dit nog niet de helft was, gingen menige Borgerhoutse vingers naar het voorhoofd. “Me hiel Antwaarpe, mor ni mee ons, he boerkes….” Rond 10 voor 15 uur zagen ze dat we niet gelogen hadden. Ruim 300 Vitesse-supporters waren aanwezig. Om 5 voor 15 uur kwam het koppel met de tandem toe. Het was Stijn Verbeeck met zijn Mariette. Zij hadden eraan gehouden - ondanks de koude douche die zij door zijn niet opstelling te verwerken kregen - toch de ploeg te komen aanmoedigen. Om 15 uur precies blies de scheidsrechter van dienst, onder een stralende zon, de wedstrijd op gang. Met volle inzet gingen beide ploegen er tegen aan. Toen om 10 over 15 uur de scheidsrechter voor zowat de elfde of twaalfde keer een fluitsignaal liet horen, was de wedstrijd gedaan. De stand was toen 0-4 voor Vitesse. Telkens was het de Warre Dijck die er voor een groot oor tussen zat. De Warre was zeer snel en wendbaar. Op de 2 de minuut glipte hij door de verdediging en werd gepakt, zo’n 20 meter voor het doel. Sylvain Mampaey - die buskruit in zijn voeten had ging zich met de rechtstreekse vrije trap bemoeien. Nationale doelman Plateau riep alle hens aan dek om een muur op te stellen. De Vaine, zoals wij hem noemden, ging zo’n drie a vier meter achter de bal staan, nam zijn bril af en maakte zijn glazen schoon met zijn slordig uit zijn broek hangende shirt. Toen de scheidsrechter blies, vuurde hij een kanonbal af die toen uitstierf in de uiterste hoek van het doel, links van de muur. Het duurde echt enkele seconden voor iedereen besefte wat er gebeurd was. Enkel de Vaine was zeker, want, nadat hij de bal had getrapt, sprong hij al juichend de hoogte in. Dat de Vitessespelers en supporters zowat zot werden, zal u wel geloven. 9
De Robot Amispelers waren zwaar aangeslagen. Dit bleek 2 minuten later toen Warre Dijck weer door de verdediging glipte en weer werd gepakt - deze keer binnen de grote rechthoek. “Penalty, penalty” galmde uit de meer dan 300 Vitesse-kelen. Niemand kon dit weerleggen. “Vaine, Vaine,” werd er naast het terrein gescandeerd. Dat dit, ondanks dat wij een aantal penaltyspecialisten in onze rangen hadden lopen, een kolfje naar de hand van de Vaine was, zal niemand tegenspreken. Trouwens, hij had zich al meester gemaakt van de wedstrijdbal en zou die voor niemand afgegeven hebben. Alsof hij op een Vlaamse kermis was, deponeerde hij de bal op de penaltystip. Iedereen hield de adem in, keeper Plateau stond op zijn benen te bibberen van schrik voor de komende kanonbal. Vitessesupporters - die achter het doel stonden beweerden nadien dat er ook ‘stront’ te rieken was. De Vaine draaide zich met de rug naar het doel en slofte, tergend traag, richting middencirkel. Hoewel er geen wind was, zag men bij wijze van spreken de broek van Plateau wapperen. De man bestierf het haast. Toen de Vaine zijn aanloop nam, was de spanning dan ook ondraaglijk. Plateau dook met al zijn moed juist voor de Vaine tegen de bal trapte naar de hoek waar de bal met de vrije trap was binnengegaan. De Vaine plaatste de bal doodkalm netjes in de andere hoek. De zotte vreugdetaferelen van de Vitessers waren onbeschrijflijk. Robot Ami trachtte deze klap te verwerken en spande zich extra in, wat als resultaat bracht dat zij voor het eerst in de wedstrijd richting Vitessedoel trokken. Dit gebeurde tussen de 4de en de 8ste minuut twee of driemaal. “Hoop doet leven” en de Borgerhoutenaren spaarden op hun beurt de aanmoedigingen voor hun ploeg niet. Dit was uiteraard niet passend in de Vitessestrategie. Een splijtende dieptepas van Rikske Verberckt richting Warre Dijck, was voldoende. Vooraleer er in de Robot Amiverdediging iemand eraan dacht de Warre te stuiten, had deze de wanhopig uit het doel gekomen Plateau reeds omspeeld en de bal in het lege doel gedeponeerd. De kermis naast het terrein kon weer beginnen. De Robot Amispelers lieten het hoofd zakken. Uit hun ogen straalde enkel ongeloof. Tot overmaat van ramp deden Rik Verberckt en de Warre Dijck dit twee minuten later nog eens over. 0-4 aan de 10e minuut van de wedstrijd, zelfs de meest fanatieke Vitessesupporter - en die waren er, sommigen zelfs té fanatiek - hadden dit zelfs in hun stoutste verwachtingen niet durven verhopen. De overige 80 minuten veranderde er niets meer aan de stand. Dat er gefeest werd in Boom moeten wij U zeker niet vertellen. Wel willen wij U niet onthouden dat er een aantal - die te veel water (dat langs de brouwerij was gelopen) hadden gedronken - in hun eigen gemeente verloren waren gelopen. Dat de nederlaag in Borgerhout hard was aangekomen, moeten wij u niet vertellen. De klap werd nog harder aangevoeld omdat Robot 10
Ami door de overwinning van FC Celta aan deze ook nog de tweede plaats moest laten. Toen wij later het wedstrijdverslag (als wij ons niet vergissen geschreven door ene Rob Van der Kelen) lazen, konden wij onze ogen niet geloven. Buiten de eerste 10 minuten, waarin wij op alle medewerking van dame Fortuna hadden kunnen rekenen, waren wij er niet meer in gelukt om hun doelman het nakijken te geven. In beide wedstrijden kregen ze 9 doelpunten te slikken. Wij - die Boomse boerkens - waren niet alleen boeren en potstampers, maar ook nog naïevelingen, omdat wij de mening toegdaan waren dat er buiten rood-zwarte ook nog rood-blauwe brillen bleken te bestaan. Op dus naar 1ste afdeling. Daar werden wij op een allesbehalve positieve manier verwelkomd. Wij wisten reeds van onze vrienden Oxford Hemiksem en Rode Kempenzonen uit Turnhout dat het tussen al die Antwerpse ploegen niet gemakkelijk zou worden. Alle middelen waren goed om ons – en liefst alle 3 - tegelijk uit hun kringetje te verdrijven. Dit kon uiteraard niet. Maar één moest er zeker uit. Blijkbaar was de keuze op Vitesse gevallen. De wijze waarop dit gebeurde, overtrof alle fantasie. Wij werden met de regelmaat van een klok punten ontnomen op (wij zullen het proper uitdrukken) een niet normale wijze. Dit gebeurde allemaal op het terrein, en toch bleek ondanks alle trucs dit niet te lukken. Waren wij dan toch zo naïef? Wij stonden op de 10 plaats met een punt voorsprong op de 11de. Deze moest echter nog een wedstrijd spelen die was uitgesteld. Wij waren vrij gerust in de zaak. Het was een algemeen geweten geheim, dat beide ploegen die op enkele honderden meters van elkaar gevestigd waren, elkaar wel konden opvreten. Elke onderling betwiste wedstrijd gaf steeds aanleiding tot de nodige heibel en regelmatig moesten een of meerdere belhamels voor de groene tafel verschijnen, en het puntenverschil of de krachtverhouding tussen beiden was overduidelijk in het nadeel van onze rechtstreekse concurrent. Ook hier waren wij gerust, de bond zou ons wel op de hoogte brengen. Maurice Beeckmans, een onzer spelers, had in die tijd de gewoonte om met een aantal vrienden op donderdagavond een stapje in de wereld te zetten. Die wereld lag steevast in Antwerpen. Toen zij op een donderdag naar Antwerpen reden, passeerden ze langs het terrein van de ploeg die thuis tegen onze concurrent moest spelen. En wat zag Maurice, er was toch een wedstrijd aan de gang zeker. Alle remmen werden dichtgetrapt en men ging een kijkje nemen naar die wedstrijd. Maurices aandacht was getrokken door de kleuren waarin de beide ploegen speelden. Het waren toch juist dezelfde als zij die de inhaalwedstrijd moesten spelen zeker. Maurice en zijn vrienden zetten zich op een plaats waar slechts enkele oudere mensen zich bevonden. Na enkele minuten vroeg Maurice langs zijn neus weg aan een van de ouderen wie er aan het spelen waren. Het 11
antwoord van de man bevestigde het vermoeden van Maurice. Het was de uitgestelde wedstrijd die aan de gang was. Toen hij naar de stand vroeg en hoelang er nog moest gespeeld worden, had hij alle moeite van de wereld om zijn emotie onder controle te houden. Met nog 10 minuten te gaan was de stand 2-0 voor de thuisploeg. Dit hield in zich dat wij in 1ste bleven. Maurice bleef tot de wedstrijd was gedaan. Hij informeerde nogmaals aan andere kijkers welke ploegen gespeeld hadden en wie er gewonnen had. Het was 2-0 en wij waren gered. Maurice vroeg aan zijn vrienden voor eenmaal rechtsom te maken en terug naar Boom te rijden, naar het lokaal van Vitesse, om daar melding te maken van het heuglijk nieuws. Jef De Meyer die in 1952 het lokaal had overgenomen van Miel Broothaerts, had zijn café reeds gesloten en van de gelegenheid geprofiteerd om wat vroeger onder de wol te kruipen. Toen Maurice met zijn vrienden toekwam en voor een gesloten en donker café stonden, besloot hij maar op de cafédeur te bonken tot er iemand kwam opendoen. Jef zelf was van dat gebonk snel wakker geworden. Toen hij de stem van Maurice hoorde, was hij er reeds van overtuigd dat er wel een speciale reden zou zijn. De deur van het café was nog niet open toen Maurice reeds stotterend en onsamenhangend zijn uitleg aan het doen was. Hoeveel pinten er die avond werden gedronken weten we bij benadering niet te zeggen. Voor sommige waren het er echter duidelijk teveel. Jef die ook meer Fort-Ale had gedronken dan goed was voor zijn gezondheid, kon die nacht de slaap niet vatten. Ondanks het feit dat Maurice tientallen keer opnieuw zijn verhaal had gedaan, spookte het steeds maar door zijn hoofd dat er iets niet klopte. Aangezien wij geen telefoon in huis hadden, moest Jef wachten tot de vrijdagochtend om op het werk de bevestiging te krijgen. Toen hij naar het lokaal van de winnende ploeg belde, kreeg hij de lokaalhoudster aan de lijn. Deze wist van geen wedstrijd af die donderdag was gespeeld. Jef werd lijkbleek, zou zijn vermoeden juist zijn? Ondertussen had de lokaalhoudster gevraagd nog even te wachten, zij zou haar man er bijroepen, die zou er wel meer van kunnen weten. Toen even later de man die ook secretaris van de club was, aan de lijn kwam, kreeg Jef het hele verhaal te horen. De uitgestelde wedstrijd was inderdaad gespeeld geworden en door de thuisploeg met 2-0 gewonnen. Maurice had dus toch gelijk gekregen. De vreugde van Jef kon niet op. Aan de andere kant van de lijn was men echter blijven doorpraten en toen men daar begreep dat het blijkbaar niet goed doorgedrongen was, werd de boodschap nog eens herhaald. De thuisploeg was inderdaad met 2-0 gewonnen, maar de bezoekers zouden klacht indienen op basis van het opstellen van niet-reglementaire spelers. Toen Jef vroeg of dat gebeurd was, gaf men dit dadelijk aan de andere kant van de lijn toe. In plaats van 2-0 werd het 0-5 en wij gingen terug 12
naar 2 de afdeling. U zal zich ondertussen wel afgevraagd hebben wie ons dat had gelapt. Het waren F.C. Kiel en F.C. Marianne. De secretaris van de thuisploeg was immers Pierre Claessens die enkele jaren later bondsvoorzitter werd. Dat men bij Vitesse zich met deze gang van zaken niet zomaar zou neerleggen, was evident. Niets hielp echter. We waren en bleven geflikt. Het enige wat we echter te weten kwamen, was dat Pierre Claessens ook gedribbeld was geworden. Door omstandigheden (hij was aan het werk) hadden andere bestuursleden van zijn afwezigheid geprofiteerd om deze enscenering op te zetten. Zij die dachten dat dit voor ons de doodsteek zou worden, hadden het echter mis. Wel verspeelden wij Miel Hellemans aan Maccabi Hoboken en Jan Corremans aan Schelle, de tol die wij moesten betalen voor de verdere opgang van het betaalde voetbal… Zij waren trouwens niet de enigen die voor het lieve geld weggingen. Ondertussen waren er op bestuurlijk vlak enkele wijzigingen doorgevoerd. Peer Daneels nam ontslag, Gustaaf De Weerdt en Leon De Leeuw kwamen er bij. Deze laatste werd penningmeester in de plaats van Jef De Meyer die - toen hij het lokaal in 1952 overnam - deze taak van Miel Broothaerts erbij had genomen. De komst van Leon De Leeuw was voor de club een goede zaak. Samen met Cois Van Buggenhout en Jef De Meyer vormde hij een trio dat best de vergelijking met de stichters die we reeds eerder citeerden kon doorstaan. Het waren doordrijvers, hadden organisatorisch talent, waren Vitessers in hart en nieren en bezaten een zeker charisma,dat in zich hield, dat hun woord wet was in de club : geen enkele speler protesteerde tegen een beslissing. Zo herinneren wij ons een door Cois Van Buggenhout opgelegde straf aan Miel Hellemans wegens wangedrag tegenover een tegenstrever. Ondanks het feit dat deze maatregel ons verscheidene punten kosten, kwam er geen protest, noch van Miel noch van de anderen. Een voorbeeld moest gesteld worden. Miel Hellemans die we verloren hadden aan Maccabi Hoboken, keerde vrij snel naar onze club terug. Jan Corremans bleef weg. Hij had er later bekeken wel spijt van… In het seizoen 58-59 zat er weer muziek in onze rangen, ook met het 2de elftal was dit het geval ondanks het feit dat deze jongens niet in een reservereeks waren ingedeeld. Het was vooral op fysiek vlak dat de eerste ploeg haar resultaten behaalde. Een moordend tempo was er de oorzaak van, dat vooral in de 2de helft de tegenstrevers kopje onder gingen. Zo herinneren wij ons die match aan het Deurnese fortje tegen Muggenberg waarbij Staf Van Ast speelde. De Muggen wilden hun geburen van FC Deurne een handje toesteken door ons te kloppen. Het terrein zag er meer uit als een modderpoel dan als een voetbalveld, het zou er niet op beteren. Ondanks de quasi onbespeelbaarheid van het veld en de neergutsende regen werd beslist toch te spelen. Gelukkig voor de 13
supporters kon de bus tot dicht tegen het terrein rijden en konden dezen droog de match volgen. De enkele moedigen die alle moeite van de wereld hadden om hun paraplu met beide handen vast te houden, dropen een voor een af naar de bus toen de muggen met 1-0, 2-0, 3-0, en 4-0 voorkwamen in de eerste helft. De moed was tot op een dieptepunt gedaald. Sommigen lieten zelfs zonder schaamte hun tranen vloeien. Vele hoopten dat de scheidsrechter alsnog de wedstrijd zou stilleggen wegens de onbespeelbaarheid van het veld. Niets daarvan, want even later kwamen de met modder besmeurde spelers het terrein op. Na zo’n 5 minuten lukten wij er in te scoren. De Muggen bleven zich echter vastklampen aan hun voorsprong, de bal werd telkens zover het maar kon buiten getrapt, aan aanvallen werd niet meer gedacht. De druk van Vitesse werd groter en groter, de nog te spelen minuten kleiner en kleiner. Zowat 15’ voor het einde werd het 4-2. In de bus stonden een paar supporters op, om in de nog steeds neergutsende regen onze ploeg aan te moedigen. Zij hadden blijkbaar begrepen dat de aanmoedigingen van in de bus niet tot onze spelers reikten. Dan maar van op de zijlijn de aanmoedigingen laten horen, nat of niet, met of zonder paraplu. Het werd 4-3, in een mum van tijd liep de bus leeg en stonden alle supporters naast het terrein hun jongens, hun Vitesse aan te moedigen. Nog 4 minuten te spelen; zou het nog lukken het nodige gelijk spel te halen? Ja, “goal, goal, goal,” klonk het langs de Vitessekant : 4-4. Zowel op als naast het terrein werd de rood-zwarte meute zot. En toen gebeurde het, de scheidsrechter had zijn horloge geraadpleegd. Maurice Beeckmans had dit gezien, met al de kracht die hij in zijn body had, trapte hij de bal recht vooruit zover mogelijk van ons doel af. De man ging afblazen, dat was duidelijk. Gelukkig voor ons wachtte hij nog even. De verre bal van Maurice werd als ik mij niet vergis door Warre Dijck achterna gehold en, vooraleer eenieder besefte wat er gebeurde, in het Muggenbergse doel geknald : 4-5. Dat was het einde, regen en wind, slijk en vooral tranen van geluk bij onze spelers en supporters was het enige wat de afdruipende Muggen van deze memorabele wedstrijd bijbleef. Zij hadden het beste van zichzelf gegeven maar dit bleek niet genoeg te zijn. De beste ploeg had gewonnen, dit gaven onze tegenstanders grif toe na de match. Na deze memorabele zege lag de weg naar de titel open, meer zelfs, de kans op een dubbelslag zat er in. Ook het tweede elftal stond op kop, samen met FC Deurne, met evenveel punten, gewonnen wedstrijden; enkel de wedstrijd op Deurne die op een scoreloze 0-0 eindigde, was hun beider verliespunt. De thuiswedstrijd op 4 matchen voor het einde zou dus beslissend kunnen zijn en die kwam er. Beide ploegen speelden het spel fair, geen van beide ploegen werd versterkt door spelers die de match met de vingers in de neugaten konden winnen. Het werd een wedstrijd 14
die vrij snel zijn spankracht verloren had. Onze ploeg was jeugdiger en dus sneller dan deze van Deurne. Onze boys verwierven een riante 3-1 voorsprong, die enkel door een misstap van schrijver van de tekst nog in het gedrang kwam. Het werd uiteindelijk 3-2. Alhoewel er nog 3 wedstrijden moesten gespeeld worden, konden wij stellen dat de titel binnen was en zo gebeurde het. Deurne had de moed laten zakken en won nog maar 1 punt, zodat ons 2de elftal kampioen werd met maar liefst 7 punten voorsprong. Bij ons eerste elftal verliep het anders, hier moest net als in ‘54-‘55 gewacht worden tot de laatste speeldag. Ook nu weer werd het een uitwedstrijd, de tegenstrever was echter niet rechtstreeks concurrent Deurne, maar het ons welbekende Tuinwijk. In een min of meer desolaat landschap ergens in Merksem moest de wedstrijd gespeeld worden. Het dichtstbijzijnde café lag op 5 à 10’ van het terrein in een onopvallende omgeving. Alhoewel we niet met zoveel volk waren als op Robot Ami, was onze aanhang niet te versmaden. Aangezien wij weer ruimschoots op tijd waren, begon de zoektocht naar een café. Daar viel de mond van de uitbaters open toen ze een horde uitgelaten Bomenaars over de vloer kregen. Er stond warempel iets dat op een jukebox leek en het duurde niet lang of de kermis was bezig. Toen de laatste supporters op het terrein toekwamen, moesten zij geen minuut meer wachten om een eerste maal te juichen. Met de rust was de match gespeeld, wij dachten dat het 0-3 was. De 2de helft werd onder toezien van de tot de helft gereduceerde Vitessesupporters gespeeld, de rest was maar aan het vieren gegaan in het verloren cafeetje. Na de match toog de rest samen met de dorstige spelers daar naartoe. Op het verlaten terrein stond vooraan in een patattenveld achter het dichtst tegen het café gelegen doel eenzaam ons clubvaandel. Vaandrig Swake van Nandje was spoorloos, ook in het café was hij niet te vinden. Jef De Meyer was de eerste die ons vaandel miste. Een toevallig aanwezige Merksemenaar wist te vertellen dat er op het voetbalveld nog een vlag stond. Kamielleke Daelemans - die onze mascotte was - ging de vlag ophalen. Toen hij terug kwam, vond hij ook nog een slapende vaandrig in het gras. Aangezien hij zo zat was als een oude Zwitser moest Kamielleke hem laten liggen tot anderen hem gingen ophalen. Het was een oponthoud dat er graag werd bijgenomen. Toen wij het cafeetje verlieten, waren er velen die niet meer wisten of ze van voor of van achter leefden. Ondanks de vreugde van de titel liepen er s’ avonds een aantal vrouwen met een zuur gezicht bij. Kampioen of geen kampioen, er waren mannen bij die flink wat lappen kregen op hun ……! De Arbeidersvoetbalbond had toen reeds enkele jaren de beslissing genomen de kampioen van Antwerpen tegen deze van de Brabantse en Waalse vleugel te laten spelen voor de nationale titel en dit voor de eerste en de tweede afdeling. Ook was er nog de beker die toen de naam “Louis 15
Raeymaeckers” droeg. Ook niet te vergeten, er was ook nog een wedstrijd tussen de kampioen van 1ste en 2de afdeling Antwerpen voor de algemene titel van kampioen provincie Antwerpen. Voor de nationale titel moesten wij tegen Aurore St.-Gilles. Voor de beker werden wij in de halve finale geloot tegen Rode Zon. Deze ploeg werd destijds en niet ten onrechte “het Anderlecht van de Arbeiderssportbond” genoemd. Aangezien deze club echter ook de kampioen van de eerste afdeling was, zou de wedstrijd gelden zowel als halve finale van de beker, als finale voor het Antwerpse kampioenschap. FC De Voorzorg had ons gevraagd tegen hen te willen spelen op 1 mei ter gelegenheid van de inhuldiging van hun nieuwe terrein in het Vrijbroeckpark te Mechelen. Dit was op een donderdag. Op zondag 4 mei moesten wij dan spelen tegen Aurore St. Gillis voor de nationale titel en dit in het mooie 3-lindenstadion te Brussel. Op donderdag 8 mei kwam dan tegen Rode Zon de dubbelwedstrijd op het terrein van FC Eendracht. Indien we zouden winnen, moesten wij op zondag 11 mei de finale spelen voor de beker op Rood Wit. De wedstrijd tegen De Voorzorg werd dus als het ware opgevat als een training. ‘s Zondags togen wij met een redelijk optimisme naar Brussel. De match ving aan om 14 uur. Rode Zon was ook al aanwezig alhoewel haar wedstrijd maar om 16 uur begon. Weinigen onder ons waren ooit al in het 3-lindenstadion geweest, het was wel gekend als naam of moesten we zeggen als monument. Niemand van ons kende Aurore St. Gilles. Aan scouting hadden we trouwens niet gedacht, we zouden dan maar ter plaatse via-via informatie inwinnen. De eerste berichten waren hoopgevend, technisch waren ze goed, maar fysisch zouden wij hen met onze legendarische 2de helft wel de baas moeten kunnen. Oh ja, er waren een 3-tal oudere spelers bij die vroeger bij Union St. Gillis hadden gespeeld. Een van hen was ene ‘De Winne’ ooit A-internationaal geweest in de K.B.V.B.. Om 14 uur stipt werd de wedstrijd op gang gefloten, 20 minuten later hing onze lip al op de grond, met de rust was het nog erger. Wij dachten dat we toen al met 6-0 in het krijt stonden. De mannen van Rode Zon die dit hadden gezien, waren gerust. De eindstand was 7-1. Van een pandoering gesproken…. Voorzitter Cois Van Buggenhout was in alle staten, sommige spelers kregen een flinke uitbrander wegens gebrek aan inzet, meer zelfs, er zouden een aantal tegen volgende donderdag uit de ploeg vliegen. Dat de soep echter nooit zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend, weten wij allang, enkel Sol Van Rompaey moest de plaats ruimen voor Warre Dijck die op die bewuste zondag onbeschikbaar was. Met een ei van een struisvogel in ons broek togen wij dus naar het veld van Eendracht. Daar aangekomen was er al dadelijk heibel, de Rode Zonners hadden gezien dat Warre Dijck erbij was en met het bekerreglement in de hand protesteerden zij terecht. Om de beker te mogen spelen moest men 16
immers 10 wedstrijden in het eerste elftal gespeeld hebben. De Warre had er slechts 9. Pech voor ons dus, althans, zo dacht men. Jef De Meyer toog met voorzitter Cois Van Buggenhout en penningmeester Leon De Leeuw samen met enkele Rode Zon-bestuursleden naar het ook aanwezige uitvoerend bestuur van de bond. Het werd een gesprek op het scherp van de snee, hard, maar correct, zonder scheldwoorden, maar met naakte feiten. Tegenover de stelling van Rode Zon plaatste Vitesse de hare. Het dubbele facet van de wedstrijd. Indien men hier niet vanaf week, eiste Vitesse dat de Warre zou mogen spelen. Aangezien de finale voor de beker enkele dagen later was geprogrammeerd en er dus moest gespeeld worden, trok de bond mee de kaart van Vitesse. Wij wisten maar al te goed dat er geen mogelijkheid meer was om nog met andere datum boven water te komen. Ward mocht dus spelen op één voorwaarde : hij zou voor de finale niet mogen opgesteld worden. Met deze gang van zaken kon Vitesse zich verzoenen. De Warre was gelukkig en samen met hem alle andere Vitessespelers. Uit dank tegenover dit kordate optreden van het bestuur, zouden onze jongens zich eens extra inspannen en desnoods er hun hoofd voorleggen. Zoals wij reeds eerder stelden, werd Rode Zon “het Anderlecht van de Arbeidersvoetbalbond” genoemd, dit hield in dat het een elftal was dat bulkte van talent. Alhoewel wij wisten dat we minder intrinsieke klasse in huis hadden, schrikte Rode Zon ons niet af. Er zou gevoetbald worden en niet zo maar een getrap naar alles wat bewoog, want ondanks het feit dat wij wel enkele potige spelers in onze rangen hadden, prefereerden wij toch ploegen die het betere voetbal brachten. Toen de heer Van Geyt om 15 uur de wedstrijd startte, was er aardig wat voetbalpubliek aanwezig. Na enkele minuten wedstrijd had de aandachtige kijker reeds opgemerkt dat er een leuke wedstrijd te zien zou zijn, meer nog zelfs, sommigen meenden al te mogen opmerken dat Vitesse wel eens voor de verrassing zou kunnen zorgen. Dit werd niet verteld uit sympathie voor onze club, maar wel door kennis van voetbal dat talrijk aanwezig was. Vitesse zorgde voor de verrassing en wonnen met droge 3-0 cijfers, Warre Dijck dankte het bestuur door 2 goals te maken, Miel Hellemans scoorde het andere. Een anekdote uit de wedstrijd willen wij u zeker niet onthouden : toen Vitesse met 1-0 voorstond poogde Rode Zon zo snel mogelijk de gelijkmaker te scoren en toog massaal ten aanval. De Vitesseverdediging toonde zich echter op de hoogte van haar taak en gaf geen krimp, meer zelfs, er werd zomaar niet verdedigd, steeds poogde men er al voetballend uit te komen om zodoende op een efficiënte wijze op haar beurt de Rode Zon verdedigers onder druk te zetten. Deze spelwijze verraste de Rode Zonners enigszins, zo erg zelfs dat ze al eens hun eigen dekking vergaten.
17
Enkele minuten voor de rust, op een massale Rode Zon-aanval, rukte de stopper net iets te ver mee vooruit, Miel Hellemans die bij ons ook stopper stond, onderschepte de bal en vertrok van op onze helft met de bal aan de voet recht in de door zijn vis a vis gecreëerde opening. Toen Miel zag dat hij door beide vleugelverdedigers ging belaagd worden, loste hij vanop zeker 25 meter van doel een kanonbal die in de kruising van het doel belandde. Een prachtig staaltje voetbal en doelpunt. En nu komt het! Scheidsrechter Van Geyt sprong samen met alle Vitessers de hoogte in vooraleer via het fluitsignaal het doelpunt te valideren. Rode Zon was letterlijk K.O. gezet en kwam dit niet meer te boven. Sommige bestuursleden waren zo ontgoocheld dat zij nog poogden via de bondsinstanties de wedstrijd in hun voordeel te beslechten, het lukte hen echter niet. Vitesse was kampioen van Antwerpen. Als de beker nu nog kon gewonnen worden was de smadelijke nederlaag in het nationale kampioenschap gewroken. Voor de 4de maal op nog geen twee weken moesten wij spelen dit tegen Eendracht Vilvoorde. Zon, zon en nog eens zon. Het was snikheet, de temperatuur wees zo’n 30 graden aan in de schaduw. Warre Dijck er dus niet bij, hij was wel aanwezig, hij had beloofd aan voorzitter Cois Van Buggenhout om Sol Van Rompaey - die noodgedwongen heropgevist moest worden - naast de lijn met raad en daad bij te staan. Voor deze wedstrijd was er ook weer veel volk aanwezig, zowel de Vitesse als de Vilvoordse supporters lieten zich gelden naast het terrein. De wedstrijd werd betwist op het randje van het toelaatbare, was het de hitte die iedereen parten speelde, waren het de te harde tussenkomsten van sommige spelers in beide kampen, waren het de dikwijls uitdagende, vulgaire en ophitsende woorden die ook in beide kampen, en dit dan vooral uit de mond van de vrouwelijke supporters naar de spelers en elkaar toe werden geslingerd, we weten het niet. Het ontaardde eerst naast het terrein, waar vrouwelijke supporters elkaar om de haverklap in de haren vlogen. Het werd zo erg dat de naast het terrein geplaatste emmers water om de spelers toe te laten zich al eens te verfrissen, werden uitgekieperd over de vechtende vrouwen in de hoop dat ze hierdoor wat zouden afkoelen. Een oproep tot kordonvorming aan beide besturen om de gemoederen te bedaren was nodig om de wedstrijd niet voortijdig te laten eindigen. Toen het tumult naast het terrein na de rust geluwd was, begon het opnieuw de kop op te steken maar dan op het terrein. Dat er door de scheidsrechter moest ingegrepen worden, was het logisch gevolg. Peke Rijpens en een Vilvoordenaar waren de eersten die vroegtijdig de kleedkamers mochten opzoeken. Wie dacht dat dit enig soelaas zou brengen, had het mis. Roger Haestincks was de volgende die zich, na een ongepaste opmerking 18
tegen de scheidsrechter, kon gaan wassen. Gelukkig voor ons konden én de bestuurslui én de kapitein nog rust in onze rangen brengen en kon de wedstrijd na 90’ beëindigd worden. Oh ja, de uitslag nog. 4-2 voor Vitesse. Uiteindelijk hadden wij toch nog een hoofdvogel behaald. De wijze waarop was veel minder fraai, maar dit gold niet enkel voor de onzen, maar ook evengoed voor de tegenstrever. Terug naar eerste dus en deze keer zou men ons er niet zo maar uit bonjouren. Cois Van Buggenhout, Jef De Meyer en Leon De Leeuw hadden in geheel deze periode buiten het sportieve ook nog andere katten te geselen, vooral financieel was het telkens een strijd om de eindjes aan elkaar te knopen. Steevast zag men de bodem van de clubkas, een kas die een ordinaire sigarenkist was. Er werd enorm veel fantasie aan de dag gelegd om de club kas te spijzen, het werven van steunende en/of ereleden was er een van. De steunende leden betaalden 5 frank per maand, de ereleden die gemakkelijk op één hand te tellen waren betaalden meer. Elke maand moest er rondgegaan worden om het geld te innen, dit was echter niet altijd even aangenaam, maar vooral tijdrovend. Dit “bedelen” moest echter, want het geld hadden wij broodnodig. In de periode dat Jef De Meyer nog in het lokaal woonde, had deze nog een ander initiatief gevonden. Jef had een dochter en een zoon die al eens deelnamen aan een of andere chrochet (zang)-wedstrijd. Deze wetenschap had Jef op een idee gebracht, idee dat hij uitprobeerde in zijn café. Op zaterdag- en zondagavond moesten zij zingen voor het aanwezige cliënteel, na een aantal nummers als duo of solo te hebben opgevoerd, gingen de zangers rond met een steunbus van Vitesse. Beweren dat er zo veel geld verdiend werd, is overdreven, maar dat het zoeken naar financiële middelen van dien aard was om het af te schaffen was voorzeker ook niet het geval. Integendeel, het zingen werd nog uitgebreid, elke verplaatsing van de club werd met de autobus gemaakt. Na de wedstrijd werd er dan afgestapt bij een of meer supporterslokalen of steunende leden die een café uitbaatten. Zoon- en dochterlief moesten dan mee de bus op om na de match hun liedjes ten beste te geven en met de steunbus rond te gaan. Om zeker winst te maken, moesten ze ook nog zelf hun autobus betalen. Was deze volzet, dan bleven ze staan en kregen ze de namen van de cafés waar ze dienden aanwezig te zijn tegen een bepaald uur, teneinde toch nog hun liedjes ten beste te brengen en vooral om met de steunbus rond te gaan. Ook werd er met de teerlingen geworpen voor het hoogste of het laagste aantal ogen, dit spelletje wordt nu nog toegepast. Bij Vitesse was dit gespreid over verschillende weken en cafés, denk maar niet dat er een gratis pintje voorzien was voor de man die de lijst bijhield. De clubkas spijzen, dáár ging het om. Gelukkig nam ook de Arbeiderssportbond een 19
initiatief waar zowel de bond en de clubs financieel beter van werden. Er werd met de toelating van de provinciale bestendige deputatie een tombola georganiseerd. De lootjes dienden aangekocht te worden door de club aan de prijs van 100 frank. Per boekje van 10 lootjes moest er echter maar 40 % afgerekend worden. Het spreekt voor zich dat deze tombola moest voldoen aan een aantal voorwaarden, per 1000 lootjes moesten er x-aantal prijzen zijn. De waarde van de prijzen moest ook aan de voorwaarde voldoen, het kon dus niet dat er slechts voor 100 frank prijzen voorzien was. Het bedrag was immers procentueel vastgesteld. Zo herinneren wij ons dat de hoofdprijs eens een Robot – Amijukebox was, deze werd voor verschillende weken in de lokalen die het wensten tentoongesteld. De opbrengst was voor de bond. Deze geste werd uiteraard door de clubs op prijs gesteld. De bond deed nog meer, via de jaarlijkse wedstrijden die werden gespeeld door de nationale ploeg tegen landenteams werden de nodige contacten gelegd met Engelse clubs die jaarlijks met Pasen naar het goedkope België kwamen. Zo ontstonden de meeste Paastornooien in onze bond. Ook onze club was er als de kippen bij om zich kandidaat te stellen. De Engelsen betaalden de kosten van de overtocht en hun verblijf zelf. De clubs moesten echter zorgen voor de nodige reclame. De reclameverzorging verliep niet altijd zoals gewenst, soms wisten wij maar enkele dagen op voorhand wie onze tegenstrever was. Dit bracht voor de club wel wat op, voor deze gelegenheid kregen we altijd veel volk over de vloer. Deze jaarlijkse traditie duurde van 1956 tot 1971. Cois Van Buggenhout die - net zoals alle anderen arbeiders(sters) - van het Boomse glasfabriek niet al te veel verdiende, kreeg een aanbod van een firma die veel beter betaalde, maar ook verre verplaatsingen - soms voor een week - als keerzijde van de medaille in zich droeg. Cois moest dus kiezen of delen. In 1959 gaf hij het bestuur te kennen per 1-1-1960 zijn taak als voorzitter ter beschikking te stellen. Beslist werd dat Jef De Meyer zijn taak zou overnemen, Peke Rijpens werd secretaris, taak die hij later ook bij de K. Boom FC. zou waarnemen. Ondertussen waren wij ook van lokaal veranderd. Het bleef echter op de Krekelenberg in het café van Maria van Anna de Jakke, dit was de moeder van Raymond Rijpens die in ons eerste elftal speelde. Dit was in 1956. Na het behalen van de titel in 1958-59 beloofde het Boomse gemeentebestuur ernstig werk te maken van het gemeentelijk B-terrein. Dit was meer dan nodig, hoeveel uren dat wij met omzeggens al onze spelers op het terrein hadden doorgebracht om dit zowel voor het seizoen als tijdens het seizoen toch maar speelklaar te krijgen, is bij benadering niet te zeggen. Wij groeven putten en greppels waar je een laddertje voor nodig had om er uit te geraken. Wij poogden op deze wijze zelf een soort drainering te creëren.
20
Alles was meestal tevergeefs en toch werden weinige wedstrijden afgelast. In 1960 verhuisden wij naar het A-terrein, waar we samen met Rupel S.K. beurtelings speelden. Deze situatie duurde tot Rupel S.K. op haar beurt verhuisde naar de Molenstraat. Wij hadden nu het terrein alleen voor ons. In de periode dat ons lokaal bij Jef De Meyer of bij Maria was, werd er ‘s woensdags vergaderd. De vergadering was voor iedereen, de dagorde was ook steeds dezelfde. Verslag vorige vergadering, in- en uitgaande briefwisseling, wedstrijdverslagen 1e en 2 de ploeg, allerlei en als laatste punt zonderde een meestal 5-koppige selectie zich af om de ploegen samen te stellen voor de komende wedstrijd. Jaarlijks was er - net als nu - ook een algemene vergadering. Op de dagorde stonden er twee punten, die je nu niet meer op de agenda vindt namelijk het financieel verslag en de bestuursverkiezing. Het eerste punt was altijd snel afgehandeld. De sigarenkist werd geopend en de inhoud getoond met de nodige uitleg erbij. Hij die er een frank in vond, moest er een bijleggen. Dit is nooit moeten gebeuren omdat de kas steeds leeg was, alle inspanningen ten spijt. Het was op een bepaald moment zo erg dat de inschrijvingsgelden niet voorhanden waren. Wij beschikten over nog geen 100 frank. Jef De Meyer toog dan maar naar het bondsbestuur om uitstel van betaling te krijgen. Dit werd echter geweigerd. Toen Jef stelde dat er dan niet kon gestart worden, kregen wij respijt, zegge en schrijven een week. Het onderhoud vond plaats op een donderdag. ‘s Vrijdags was er een crisisvergadering van het bestuur, er moest en zou geld komen. Penningmeester Leon De Leeuw stelde voor uit eigen zak het nodige bedrag te betalen. Jef De Meyer kon zich hier niet bij neerleggen, hij was de mening toegedaan dat de club er zelf moest voor zorgen. Op de vraag “Hoe, zeg ons hoe,” antwoordde Jef : “Laat mij maar doen, ik steek wel iets in elkaar”. Enkele dagen later werd het “hoe” bekendgemaakt. Jef was naar Gust Laureyssens - een der bazen van de brouwerij Lamot - getrokken. Hij vroeg en kreeg de toelating om een leegstaand café met een zaal op de Krekelenberg te mogen gebruiken om een bonte avond te organiseren. Meer zelfs, het bier zou geleverd worden zonder dat daarvoor moest betaald worden. Als er gestennat zou over blijven, werd dit teruggenomen. Vitesse zou dan maar eerst de rekening moeten betalen, dit was dan in orde. Nu nog een programma in elkaar steken, helpers vragen en de mensen sensibiliseren. Ook aan dit probleem was snel een mouw gepast. Enkele muzikanten van de harmonie ‘Vooruit’ en enkele vrienden zorgden voor de muzikale inbreng. Jef De Meyer, zijn zoon en dochter zorgde voor de zang. Sol Van Rompaey en zijn boezemvriend Jef Daneels - de clowns uit het Vitessecircus - met Jefs broer Guido (beter bekend als de zoon van kardinaal Danneels) en nog enkele anderen zorgden voor de verdere 21
omlijsting. Vrijdagavond ging men de Krekelenberg af met een bel om de mensen op de hoogte te brengen dat er ‘s zaterdags om 20 uur een bonte avond georganiseerd werd ten voordele van Vitesse en dat iedereen welkom was. De spelers werden op de hoogte gebracht tijdens de woensdagvergadering. Zij mochten die zaterdag voor één keer van Jef De Meyer zoveel drinken als ze konden, zelfs indien ze daardoor de wedstrijd van de dag nadien zouden verliezen. De financiële redding van de club was immers primordiaal. Om 18u30 waren de medewerkers aanwezig, om 19 uur gingen de deuren open, en wie was de eerste klant? U raadt het nooit, het was een afgevaardigde van Sabam, die controle kwam uitvoeren. Hoe deze dit te weten gekomen was, weten we niet, maar hij stond er. Nadat hij enige uitleg had verstrekt en overtuigd was dat er geen entreegeld werd gevraagd, kocht hij voor 100 frank tombolalootjes en betaalde een pint voor de medewerkers achter den toog. Om 19u30 waren alle stoelen in de zaal bezet, de tussendeuren naar het café werden verwijderd omdat dit aan de kijkers daar meer mogelijkheden bood om het schouwspel te volgen. Toen om 20u00 Jef De Meyer een korte speech ten beste gaf, wisten wij reeds allemaal dat de club gered was. Om hoe laat de deuren ‘s morgens gesloten werden, weten we niet meer : het sluitingsuur (3 uur) was immers ruim overschreden... ‘s Zondags moesten wij met de eerste ploeg thuis spelen tegen Bogaerdsvelden uit Lier. Jef vertelde zonder schroom wat er de dag voordien gebeurd was en vroeg aan hun verantwoordelijke of ze na de wedstrijd niet naar het café konden komen. De Lierenaars lieten zich niet pramen, ze waren met een volle autobus. Ook onze spelers en supporters lieten ons niet in de steek. Het resterende bier moest eraan geloven. Ondanks de nederlaag 2-1 lieten de Lierenaars het niet aan hun hart komen. Toen Leon De Leeuw op donderdag zoals afgesproken de schuld ging betalen en het hele verhaal nog eens over deed, kon men op de bond zijn oren niet geloven. Vitesse had weer een nieuwe bron van inkomsten gevonden, zij echter niet alleen. The American Work Shords - alias Jef en Sol en co - zag toen het levenslicht. Deze mensen waren van toen af mee de geldinzamelaars voor de club. Rond die tijd startten wij ook met het organiseren van bals. Telkens met Boom jaarmarkt werd op zaterdag en zondag een bal georganiseerd met orkest in het volkshuis, en dit steeds met succes. In 1961 vielen wij terug uit 1ste afdeling. Dringende versterking was nodig. Zo kregen wij Paul Brits en Eduard Braet in onze rangen, beiden kwamen van Boom F.C. Ondanks de komst van deze beide heren, lukten wij er niet in terug te keren naar 1ste afdeling. Het begon wat te rommelen in het Vitessehuishouden. Bestuursleden kregen kritiek die niet altijd even proper was. 22
Op de volgende bestuursverkiezing zou men hen eens een lesje leren, werd al lachend gesuggereerd. Niemand die er zich aan stoorde, we kenden immers onze pappenheimers. Maar er zat meer achter, wat slechts door enkelen werd gezien. Als die toen vertelden wat zij er van dachten, werden hun opmerkingen weggewuifd. Toen de dag van de algemene vergadering er kwam, zou men wel zien. Er waren meer kandidaten dan er plaatsen waren, de uitslag was verbijsterend. Jef De Meyer had 1 stem over, Gustaaf De Weerdt (ondervoorzitter) werd gewipt, Leon De Leeuw kreeg als penningmeester slechts enkele tegenstemmers. Niemand wou deze taak immers uitvoeren, er was toch bijna geen geld. Peke Rijpens kreeg enkele stemmen meer dan Jef De Meyer, nog andere bestuursleden werden gewipt. Peke Rijpens verdween als secretaris, hij werd vervangen door de Stijn Verbeeck. Toen later ook Leon De Leeuw als penningmeester zijn ontslag gaf, werd hij vervangen door Armand Schoeters. De oudere Jef De Meyer en de veel jongere Stijn Verbeeck en Armand Schoeters. Een nieuw trio was geboren, en wat voor een. Wij doen hier zeker geen afbreuk aan het werk van hun voorgangers, als wij stellen dat dank zij dit trio Vitesse opnieuw kon gaan bouwen. Zij legden, of moeten wij stellen, hernieuwden de hoekstenen van onze club. Van deze hoekstenen plukken wij nu nog steeds de vruchten, trouwens menen wij hier dat het trio Jef, Armand en Stijn het best de vergelijking met het stichterstrio kan doorstaan. Zij vulden elkaar immers aan op een perfecte wijze. Jef De Meyer was de stuwende kracht, Armand de specialist op financieel gebied en Stijn de man die de administratieve klus op een moderne wijze klaarde. Als we deze mensen speciaal in de bloemetjes zetten, kunnen wij onmogelijk voorbijgaan aan al het werk dat er werd gedaan door hoofdzakelijk vrouwen, toen wij eerst op het A-terrein en later op het B-terrein een kantine mochten uitbaten. De vrouwen van het eerste uur waren Florie, vrouw van Jef, Mariette van Stijn, Maria van Anna Pap (moeder van een speler), Gaby (een supporteres) en nog een resem vrouwen van spelers - Paula, Annie, Frieda, Mariette, Maria. Later kregen wij er op het B-terrein Charline, nog een Maria, Paula, Carine, nog een Maria en een Renilde er bij. Wij steken het hier niet onder stoelen of banken, dat dank zij de onbaatzuchtige medewerking van deze vrouwen onze club financieel beter werd. Wij voegen er graag aan toe dat Mariette van Stijn Verbeeck deze taak van in het begin tot in de jaren 90 op zich nam. Zo’n 35 jaar, wie doet haar dit na? Het systeem dat wij nu huldigen, is evenwel niet meer te vergelijken met vroeger. Andere tijden, andere zeden, wat niet wegneemt dat de mensen die nu deze taak op zich nemen ook zeer verdienstelijk werk leveren. Kortom, wij zijn al diegenen die een lange of korte periode, van het vrouwelijk of mannelijk geslacht (bij de mannen denken wij vooral aan Rudy Veulemans, Piet 23
Haelewaters, Martin Schaerlacken) deze taak op zich hebben genomen, zeer dankbaar. Zonder hen zouden wij nooit datgene hebben bereikt wat we nu hebben. Toen wij in 1966 S.K. Rupel naar de Molenstraat zagen vertrekken, werd de start van de uitbreiding gegeven. In een mum van tijd brachten wij 3 elftallen in lijn. Dit was nog maar een begin, maar eer we zover waren, liep er nog aardig wat water door de Rupel. Het was eigenaardig genoeg K. Boom F.C. en later ook nog Rupel. S.K. die aan de basis lagen van aan de grote sprong voorwaarts. K. Boom F.C. diende haar terrein in de Velodroomstraat te verlaten. Het was logisch dat het gemeentebestuur de beslissing nam het A-terrein aan K. Boom F.C. toe te wijzen. Het was immers de grootste club uit de gemeente met de grootste aanhang en uitstraling. Neem er nog bij dat wij de gelegenheid kregen op een volledig vernieuwd B-terrein - zij het in de eerste jaren zonder accommodatie - te gaan spelen. In1968 was het echter zo ver. Het was burgemeester Isidoor Vinck die de installatie plechtig opende. Vanaf toen ging het bergop. Het terrein en de bijbehorende accommodatie was een der mooiste - om niet te zeggen de mooiste - uit de Arbeidersvoetbalbond. Nu nog goede spelers aantrekken! En die kwamen er, te beginnen met Omer Claes, ontegensprekelijk een der beste voetballers die er ooit in Boom geweest is. Pittig detail, Omer speelde nooit voor K. Boom F.C. of Rupel S.K., wel voor Racing Mechelen en later Daring Club Brussel. Omer behoedde ons bij zijn komst als speler-trainer van een val naar de 3de afdeling. Toen wij hem later - na ‘72 - moesten bedanken voor bewezen diensten, verloren wij een goede speler en trainer. Wij herwonnen ons inziens een deel van onze eigenheid terug. Omer was namelijk door en door prof en wij amateurs. Het grote verschil hiertussen kon noch door ons noch door Omer overbrugd worden. En toen kwam de competitie 1971-1972. Dit moest en zou voor ons een speciaal jaar worden. In 1972 vierden wij immers ons 50-jarig bestaan, net op dat moment heerste er bij Rupel S.K. enige wrevel. Dit had voor gevolg dat enkele van hun spelers zich bij ons kwamen aanbieden. Deze versterking was welkom. Wij hadden een zeer goed elftal. Achteraan de strateeg Leo Mampaey , in het midden Ronny De Meyer, Omer Claes en Etienne Van Haudt als ideale foeriers en vooraan mannen als Bhome, Aps, Cappaert en Apers. Kortom, heel de ploeg vormde een sterk geheel. Keren we echter even terug naar ons 50-jarig bestaan. Daar zouden wij iets groots van maken. Elke speler droeg een blauwe jas op een grijze broek, een wit hemd met rood-zwarte stropdas. Onder de muzikale begeleiding van de harmonie
24
‘Vooruit‘ togen wij naar het gemeentehuis. Onderweg kenden wij enorm veel bijval, nog nooit had men zoiets gezien in Boom. En dat van dat café-ploegske waar nog velen op neer keken als waren wij uitschot…. Zo fier als een gieter trokken wij door de straten van Boom. Op het gemeentehuis werden wij ontvangen door het college van burgemeester en schepenen. Na de geslaagde ontvangst en een schitterende toespraak van onze voorzitter Jef De Meyer, beloofden wij spoedig terug te komen, ditmaal als kampioenenploeg. Het banket met bal dat daarop volgde, werd een groot succes. De zaal ‘Germinal‘ zat afgelaten vol. De genodigden die ruim in aantal waren, konden hun ogen en oren niet geloven. Alhoewel ze het een en ander gewoon waren, staken de meesten van hen hun lof niet onder stoelen of banken. Die meesten onder hen waren afgevaardigden van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. Zij vroegen zich af hoe het mogelijk was dat de club die hen nog niet zolang geleden jaarlijks om subsidies of steun vroeg, nu op zo’n korte tijdspanne zoiets kon realiseren; het kon niet anders of daar moesten mensen aan het roer staan die de kunst van het leiden en begeleiden van een vereniging in zich hadden. Zoals we op het gemeentehuis hadden beloofd, stonden wij er enige tijd later opnieuw. Wij hadden de kampioenstitel binnengereven. Weer dienden wij ons op te maken voor de nationale titel. Onze tegenstrever was dit keer A.E.M.A. Anderlecht. Met veel volk trokken wij naar Brussel. Het Dudenpark was ditmaal de plaats waar de wedstrijd moest gespeeld worden. Vanuit de grote tribune dachten wij automatisch terug aan de nederlaag in het 3-lindenstadion in 1959. Onze vrees bleek echter ongegrond alhoewel A.E.M.A. verre van een slechte ploeg was, konden wij toch stellen dat weldra bleek dat wij een maatje te groot voor hen waren. Om te winnen moet men echter scoren. Eigenaardig genoeg bleek daar het schoentje te wringen. Onze jongens die in de competitie scoorden met de ogen dicht, misten nu enkele wenkende kansen. Met de rust hadden wij reeds gerust moeten zijn, niets was echter minder waar. We kregen de bal niet tussen de palen en zoals het dikwijls gebeurt, trok de tegenstrever zich op aan dit slecht afwerken van onze jongens, tot zo’n 15‘ voor het einde de verlossende treffer door ons werd gescoord. A.E.M.A. trok nu alle registers open, het was bang aftellen. Leo Mampaey en Co hielden echter alles gesloten en smoorden alle aanvallen in de kiem. Toen de scheidsrechter de wedstrijd affloot, was de ontlading groot. Toen wij vroegen of er een mogelijkheid was om te telefoneren om het heuglijke nieuws te melden naar ons lokaal, was het laconieke antwoord dat dit niet kon. De publieke telefoon stond in de kantine en deze was gesloten. “En de telefoon op het secretariaat dan?”, vroegen wij. Deze was enkel voor bevoegde instanties. Wij werden dus beschouwd als onbevoegden. Dit was het sein voor ons om binnen de 25
kortste tijd naar het cafeetje net buiten het terrein te spurten om het thuisfront op de hoogte te brengen. Het feest kon beginnen. Toen wij de Krekelenberg langs de zijde van de Boomse metaalwerken naderden, stopte de bus. Er was besloten om in stoet achter het clubvaandel onze intrede te maken. Wij poogden hiermede de bewoners te verrassen. Wij hadden echter pech, het telefoontje naar het lokaal had zijn uitwerking niet gemist. Wij die dachten de bewoners te verrassen met het lied ‘Vitesse is kampioen, er is niets aan te doen‘, werden door de thuisblijvers zelf verrast. Men stond ons reeds op te wachten. Als we hieraan terug denken, hebben wij het soms nog moeilijk, zo emotioneel was de ontvangst… Schone liedjes duren echter niet lang. Vrij snel werden wij op de hoogte gebracht dat een aantal van onze sterkhouders opnieuw naar de K.B.V.B. keerden. De lokroep van het geld was te groot, van de nieuwkomers bleef enkel Leo Mampaey. Jef De Meyer deed nog een wanhoopspoging. Hij had slechts weinig succes, enkel Ronny De Meyer was bereid op zijn stappen terug te keren als speler-trainer. Dat deze klap gevolgen zou hebben wisten wij op voorhand. Ons verblijf in 1ste was van korte duur. Ook het afhaken van Leo Mampaey om beroepsredenen speelde hierin een zeer grote rol. Vóór zijn beslissing waren wij zeker nog niet veroordeeld, integendeel, wij waren optimistisch om langer in de hoogste reeks te blijven. Plezierig is het niet maar mits een goede clubwerking komt men zo’n kentering steeds te boven. Het leven in het Boomse park kabbelde rustig verder, soms werden er wijzigingen doorgevoerd. Na een “farce” te hebben gehad met een Engelse club die ons was toegezegd, maar er niet doorkwam (feit dat wij te weten kwamen door zelf naar de tussenpersoon te trekken), besloot het bestuur definitief af te stappen van de traditionele paaswedstrijd tegen de Engelsen. Er werd beslist over te stappen naar een tornooi met 4 Boomse ploegen, gespreid over de zaterdag en de zondag. F.C. Stereo, F.C. De Natuurvrienden, F.C. Bristol en wij zelf waren de deelnemers. Het was een schot in de roos. Sportief was er misschien minder spektakel, financieel echter konden wij niets beters bedacht hebben. Met “wij” bedoelen we niet alleen onze club, maar ook de 3 andere deelnemers. In de meeste gevallen moest men geld op tafel leggen om aan een tornooi deel te nemen, ons opzet was echter de deelnemers een deel van de koek te bezorgen. Dat dit deel niet zomaar iets symbolisch was, zullen zij allen graag beamen. Meer zelfs, ze kwamen er eerlijk voor uit dat dankzij de deelname aan ons tornooi, hun kosten voor de volgende competitie voor een zeer groot gedeelte konden gederfd worden. Zij kregen van de ontvangsten die tijdens de wedstrijden werden rondgehaald, ieder 1/3. Er werd een tombola georganiseerd waar ieder evenveel kaarten kreeg. De opbrengst was voor hen, het enige was dat de prijzen gezamenlijk werden bijeengebracht, ook de herinnering aan 26
het tornooi moest door hen voor hun spelers betaald worden. Als ze de zaak goed organiseerden, hielden ze 20.000 frank en meer aan het tornooi over. Na 2 jaar werd Bristol vervangen door Noeveren V.V. Eerstgenoemde nam het niet zo nauw met de sportiviteit, zij werden na een verwittiging dan ook voor verdere deelname geweerd; dit wil echter niet zeggen dat de andere ploegen doetjes waren. Eigenaardig genoeg werden bepaalde incidenten veroorzaakt door spelers die ‘s zondags bij ons speelden en ‘s zaterdags bij een van de 3 anderen. ‘s Zaterdags werden er ziftingen gespeeld, ‘s zondags de kleine en grote finale. Onze club die meer talent in huis had, won het merendeel van deze tornooien. F C. Stereo won het slechts eenmaal, Noeveren en de Natuurvrienden wonnen elk als we ons niet vergissen 3 maal. Stilaan kwam er ook op dit tornooi sleet, enkele wijzigingen ten spijt kon niet voorkomen dat het tornooi op sterven na dood was. Zowel sportief als financieel was er niets meer aan, wij beslisten dan ook met het organiseren hiervan te stoppen. Dat dit geen plezante beslissing was, zal U wel begrijpen evenals het feit dat ze noodzakelijk was. Onze club bestond uit vrij jonge mensen die redelijk goed voor het nageslacht hadden gezorgd. Deze wetenschap indachtig kwam secretaris Stijn Verbeeck met het voorstel op de proppen een sinterklaas- of kerstfeest te organiseren. Alhoewel beide feesten omzeggens voor de deur stonden, werd dit voorstel unaniem en enthousiast aanvaard en werd er meteen beslist er dadelijk werk van te maken. Het geplande evenement zou georganiseerd worden in onze kantine. Wat niemand op dit ogenblik kon voorzien, was het vervolg dat kwam op dit eerste feest. Toen de aanwezige kerstman voorzitter Jef De Meyer bij hem riep en de aanwezige kinderen uitnodigde vragen te stellen aan de grote baas, vielen de voorzitter en ook nog vele anderen op hun achterste, toen een van zijn kinderen vroeg : “Wanneer gaat Vitesse eraan denken om met een jeugdelftal te starten?” Het werd even stil en ieder bekeek iedereen. Deze vraag had eenieder verrast, het antwoord was geen “ja” maar ook geen “neen”. Men zou er misschien nog wel van horen. In de familie De Meyer is er over deze vraag nog een hartig woordje gevoerd geworden. De voorzitter verdacht zijn zoon de aanstoker te zijn geweest, dit was echter niet het geval, ook hij was door deze vraag net zoals de anderen verrast. Op de wekelijkse bestuursvergadering zou er nog wel dit voorstel gesproken worden, hiervan mocht men zeker zijn, en er werd dan ook over gesproken, maar dan enkel in de positieve zin. De kogel was door de kerk, er moest enkel gezorgd worden dat er een nieuw bestuur voor de jeugd zou gevormd worden. Dit bestuur moest uit minstens 5 personen bestaan en die zouden nog de goedkeuring moeten wegdragen van het uitvoerend bestuur. Tevens werd eraan toegevoegd dat, indien er mensen van het laat het ons “het seniorenbestuur” noemen, 27
zich zouden gaan inlaten met de jeugd, deze dan zouden moeten vervangen worden. Jef De Meyer bleek uiteindelijk beter geïnformeerd te zijn dan hij had laten uitschijnen. Het was geweten dat de afgevaardigden van de 3de ploeg geïnteresseerd waren voor de jeugd, vooral Rene (knobel) Verdickt was de man die van in den beginne voorstander voor een jeugd- ploeg was. Hij had trouwens ook de vraag aan de voorzitter op het kerstfeest laten stellen. De vervanging voor de afgevaardigde van de 3de elftal was dadelijk opgelost. Het aantrekken van 3 andere bestuursleden was een ander paar mouwen, toch lukte het, zij waren niet de eerste de besten. André Van Dijck, een onderwijzer wiens vader en moeder reeds jaren bij Vitesse waren, Raoul Buelens, zoon van een schepen van Boom en Jef Verhasselt die bij de turnkring Volharding leider was, ontfermden zich samen met de reeds vernoemde Rene Verdickt en Uw dienaar over de groep jongeren. Het eerste jaar betaalden wij op sportief vlak zwaar tolgeld, op bestuurlijk vlak verliep het beter. Elke vader die enkele wedstrijden na elkaar opdook, werd aangeklampt en overhaald mee te helpen. Eer ze het wisten waar ze hun hoofd hadden ingestoken, waren ze als volwaardig bestuurslid opgenomen. Ondanks de opdoffers die we in de competitie kregen, was ons opzet geslaagd. Na amper enkele maanden wisten wij dat we voor de volgende competitie 2 elftallen in lijn zouden brengen. Twee jaar later waren het er 3. Toen kwam de ommekeer. Wij hadden ondertussen een scholieren-elftal bij elkaar gebracht om U tegen te zeggen. Zonder puntenverlies werden wij kampioen, ook in de bekercompetitie waren wij niet te kloppen, alhoewel de medefinalist alles, ook niet-sportieve middelen aanwendde om hun doel - de beker winnen - te bereiken. Alles was echter boter aan de galg, wij hadden een onklopbaar elftal. Het jaar nadien deden wij dit exploot nog eens over. 63 wedstrijden speelden wij met dezelfde ploeg zonder verlies, enkel Rood Wit was er in geslaagd om 1 punt te ontfutselen. Toen wij op het punt stonden voor de 3 de maal op rij de titel binnen te halen, verloren wij op de laatste competitiedag een thuiswedstrijd die als voorwedstrijd voor het 1ste elftal werd gespeeld tegen Kielseboys. Deze hadden diezelfde morgen ook nog met hun kadetten de titel behaald en waren in grote getale van de ene naar de andere wedstrijd gekomen. Kielseboys bezat een goed elftal, dat dient te worden gezegd. En toch - en dit is zeker niet ingegeven door clubchauvinisme of door de ontgoocheling van de verloren wedstrijd of titel werden wij 2 maal geflikt in bewuste wedstrijd. De eerste helft waren de Kielseboys beresterk. Zij holden met zijn allen van de ene helft naar de andere helft, onze jongens voortdurend opjagend om hen te beletten goed voetbal te brengen. Alhoewel we reeds stelden dat Kielseboys een goed elftal hadden, waren we toch enigszins verwonderd hen zo bedrijvig te 28
zien. Met de rust bleven zij op het terrein. De meesten onder hen lagen uitgeteld op de grond en werden geholpen door hun entourage. Alhoewel we met 0-2 achter stonden, maakten wij ons nog niet druk. Het tempo dat Kielseboys hadden ontwikkeld in de eerste helft was niet uit te houden door geen enkele ploeg. Trouwens, de taferelen die we zagen met de rust sprak boekdelen. Groter werd onze verwondering toen we onze jongens met de rust verhalen hoorden vertellen die we niet konden geloven. Meermaals spraken ze over het feit dat bij de Kielseboys er met momenten spelers met schuim op de mond liepen, dit was niet normaal. Toen wij eens een kijkje gingen nemen op het terrein werden de spelers voor ons afgeschermd, ondanks deze afscherming hadden we toch kunnen opmerken dat onze jongens niet zo maar wat uit hun nek sloegen. Na de rust veranderde vrij snel het spelbeeld. De dartele Kielse veulens bleken plots trage en logge Brabanders te zijn geworden. Na een tiental minuten scoorden wij de aansluitingstreffer. Deze treffer bleek een dubbele uitwerking te hebben, onze jongens putten kracht en vertrouwen, de tegenstrever begon wild om zich heen te schoppen naar alles wat in hun buurt kwam. Enkel de spelers in onze rangen die nogal als flink uit de kluiten gewassen konden beschouwd worden, durfden nog duels aangaan. Beweren dat de scheidsrechter niet ingreep zou evenwel te gemakkelijk zijn. Hij zag net als wij evengoed wat er gebeurde, hij bestrafte zeer vele fouten, hierdoor werd het spel meer en meer onderbroken. Steevast ging ook de vermanende vinger de hoogte in, maar de noodzakelijke gele en rode kaarten bleven achterwege, vooral toen wij tweemaal op 5 ‘ tijd van een zeker doelpunt werden gehouden. 1 verlieswedstrijd dus na 63 wedstrijden en weg 3de titel. Tot overmaat van ramp kregen wij op donderdag na de wedstrijd te horen - van nochtans bevriende collega’s (telefonisch gebeurde dit) - dat wij ook nog op een andere manier geflikt waren. Zij waren getuige geweest van zowel de in Mechelen als bij ons gespeelde wedstrijd. Kielseboys had die dag slechts 21 spelers ter beschikking voor 2 ploegen. 1 speler speelde dus 2 wedstrijden na elkaar. Dit was reglementair niet toegelaten. Op onze vraag waarom de bond dit maar eerst mededeelde na de noodzakelijke periode van 72 uur waarbinnen wij klacht moesten indienen, was het laconieke antwoord dat het bondsbestuur niet met de vinger wenste aangewezen te worden als zijnde verklikkers. Later voegden zij er nog aan toe dat Kielseboys die vermoedden of zeker waren dat zij op de hoogte waren van dit onsportief gedrag, aan hen gevraagd had te zwijgen. Gedane zaken nemen geen keer. We dienden ons neer te leggen bij de nederlaag. Jammer genoeg konden wij nog maar 2 jaar een jeugdelftal in lijn brengen, nadien hadden we nog wel spelers genoeg voor een elftal, maar de variatie in de leeftijd was te groot. Het werd een mengeling van 29
miniemen, kadetten en scholieren. Met zo’n ploeg konden wij onmogelijk in de scholierenafdeling aantreden. Het zou trouwens het laatste seizoen zijn van de jeugdafdeling in de Arbeiderssportbond. Er was te weinig belangstelling om verder te gaan. 9 jaar hebben wij met de jeugd in onze club kunnen samenwerken. Het was een van de mooiste periode die we konden meemaken, ook de club plukte de vruchten van deze periode. Enkel het 1ste seizoen kostte de jeugd ons geld. Wij hadden immers geen uitrusting en die moest aangeschaft worden. Later bedropen wij ons zelf. Het bestuur bestond uit 15 man - allen vaders van een speler. Moeders en grootmoeders waren ook present zodat wij gerust kunnen stellen dat er wekelijks zo’n 100 mensen met de jeugd op de been waren. Onze jeugdspelers zorgden er ook voor dat het jeugdfeest te groot werd om in de kantine te organiseren. Er werd uitgeweken naar het ‘Het Rozenhof‘ en later naar zaal ‘De Vrede’. Met momenten werden er echter shows opgevoerd met Vlaamse artiesten als Jacky Lafon, Annie Van Lier, Lia Lee, Linda Lee, Hugo Dellas, Lucienne Steiner, Wim Van den Begin, Magda Van den Broecke, Norma Hendy, Yvonne Verbeeck en Jan Van Dyck. Wij mochten dan ook met momenten ruim 300 aanwezigen begroeten, het was telkens een feest, de kosten die dit meebracht werden steeds gerecupereerd. De bewerkers van dit of deze exploten waren Guillaume Cresens, Martin Schaerlaecken, Roger Jacobs, Rene Verdickt, Jef Verhasselt, Ronny De Meyer, Lajos Kelemen, Gilbert Kerremans, Willy Bunneghem, Rits Rats, Louis Holens en uw dienaar De Meyer Louis. Zij vormden een blok dat slechts werkte als het om Vitesse ging in al zijn geledingen. Ook sportief had onze jeugdafdeling ons geen windeieren gelegd. Spelers als Mariano Castro, Dirk Schaerlaecken, Dirk Cresens, Frank Jacobs, Stefan De Bruyn, Werner Haelewaters, Ely Hagendoren, Gunter Kelemen, Robic, Jos, Franky en Dirk De Meyer speelden in het 1ste elftal. Nu nog kennen wij Stefan De Bruyn, Werner Haelewaters, Jos De Meyer, J.M. Faucompret, Marc Mampaey en Ivan Verbeeck in ons midden. Hopelijk vergeten wij hier niemand. Toen wij deze periode afsloten konden wij nog aardig wat geld aan Armand Schoeters overmaken, alhoewel hij ervan op de hoogte was gebracht, was hij toch zeer aangenaam verrast toen wij hem het bedrag ter hand stelden. Wij hadden geen jeugdelftal meer, maar wel voldoende spelers om een 4de seniors elftal in competitie te brengen. Ondertussen waren we reeds enkele keren met ons 3de elftal kampioen geworden. Ook de 2de ploeg liet zich niet onbetuigd. Elk seizoen waren ze bovenaan in het klassement te vinden. Na 1959 moesten wij precies 25 jaar wachten eer wij hen nog eens konden vieren. Dit was echter niet normaal, wij 30
overdrijven geenszins als we stellen dat ze zeker 10 keer in die 25 jaar de titel konden behalen. Ik weet nog goed : het was het jaar voor onze jongens uiteindelijk de titel behaalden. Op 6 wedstrijden voor het einde van de competitie stonden ze 7 punten los aan de leiding. Op de laatste competitiedag stonden ze nog aan de leiding met 2 punten voorsprong. Eén punt halen was voldoende. De laatste wedstrijd moest gespeeld worden tegen concurrent Geitenhof, ½ minuut voor het einde was de stand 0-0, kampioen dus. Althans zo dacht men. Jef Daneels - coach van de eerste ploeg - was gelegenheidsscheidsrechter. In die halve minuut kwam er een aanval van de onzen, de bal werd lukraak weggetrapt door een verdediger, recht naar een meters in buitenspel staande Geitenhofaanvaller. Deze stond echter niet in het gezichtsveld van de Jef, maar achter zijn rug. Jef liet doorspelen. “Dank u”, zei die speler in kwestie en scoorde de winninggoal. Jef wees alle protest van onze spelers af. “Ik heb geen buitenspel gezien”, zei hij, “dus moet ik er ook geen fluiten”. Dit had voor gevolg dat er een belle - met 3 ploegen nog wel - moest gespeeld worden. Haven, Geitenhof en wij zelf. In de eerste wedstrijd speelden wij tegen Haven, na 90’ was het 1-1. “Verlengingen”, zei de scheidsrechter. Wij wonnen met 1-2. Geitenhof won tegen Haven zodat we opnieuw tegen elkaar in de wei moesten. Geen probleem, deze keer zouden we wel winnen. Het 4de elftal waar wij de begeleiding van hadden, moest nog een inhaalwedstrijd spelen tegen Marianne. Het aanvangsuur lag 1 uur vroeger en aangezien de terreinen waarop beide wedstrijden werden gespeeld aan elkaar paalden, kreeg onze 2de ploeg er extra supporters bij. Op die bewuste zondag hadden wij de spelers van de 4de ploeg verwittigd dat eens de wedstrijd van de 2de ploeg op gang werd gefloten, wij onze aandacht meer op deze dan op hun wedstrijd zouden toespitsen. Wij hadden echter buiten de waard gerekend, deze was een speler van de 4de ploeg die voor zichzelf had uitgemaakt dat hij de wedstrijd zou volgen. Hoe meer het aanvangsuur van de wedstrijd naderde, hoe meer hij zonder enige aanleiding het varken begon uit te hangen op het terrein. Hij wedde bij wijze van spreken op 2 paarden : ofwel zette de scheidsrechter hem van het terrein ofwel zouden wij hem er zelf wel afhalen Hij wist immers dat wij een dergelijk gedrag niet zouden tolereren. En dit laatste gebeurde, wij haalden onze belhamel van het terrein en namen zelf zijn plaats in, er restten nog zo’n 20’. Met één oog het spel volgend en met het andere naar de andere wedstrijd kijkend, speelden wij de wedstrijd uit. Ondertussen stonden de mannen van “den 2” met 1-0 achter. De afgevaardigden liepen zenuwachtig naast het terrein, ze vraten zichzelf op van de zenuwen. De tegenstrever werd ondanks de 1-0 voorsprong van het kastje naar de muur gespeeld maar de ene kans werd na de andere om zeep geholpen. De wedstrijd had met de rust reeds ruim in ons voordeel 31
moeten beslecht zijn. Bij de afgevaardigden werd aangedrongen om het elftal te wijzigen, als reserve had men 2 steengoede spelers staan, die door hun technische bagage enerzijds en door hun snelheid en trefkracht anderzijds een wedstrijd alleen konden beslissen. Het was echter al boter aan de galg, de ploeg bleef staan. Als wij stellen dat er in de 2de helft alleen al een 10-tal open kansen de nek werden omgewrongen, overdrijven wij geenszins. Het resultaat laat zich raden. Het bleef 1-0 en de reserven bleven naast het terrein staan. Weg titel! Tot overmaat van ramp won de 3de ploeg wél de titel. Toen wij dit vierden, stonden beide reeds geciteerde afgevaardigden aan de hoek van den toog te snotteren. Ik weet nog goed dat er toen een weddenschap werd afgesloten, deze luidde ongeveer als volg: “Zet de mannen die bijna een baard hebben tot op de grond nu eens eindelijk uit de ploeg en neem jonge krachten die ambitie hebben”. Het bizarre voorstel werd afgedaan als larie. Het jaar nadien werd het echter wel toegepast en men werd kampioen. Enkele jaren later werd dit exploot overgedaan. Laten wij nu het sportieve even rusten en onze aandacht toespitsen op de mensen die zich de moeite getroosten de club te leiden en begeleiden. Wij beperkten ons in deze tot de periode van na de Tweede Wereldoorlog. Wij stelden het in feite reeds verscheidene malen, onze club dankt zijn 75-jarig bestaan aan 4 pijlers te weten : zijn leiders en begeleiders, zijn spelers en supporters, het gemeentebestuur en last but not least onze vrouwen. Laten we beginnen met deze laatsten. Toen in 1951 opnieuw met competitievoetbal werd gestart, waren er weinigen onder ons die konden stellen dat zij het breed hadden en precies nu ging manlief veel energie en geld steken in een voetbalploeg. Hier was dus maar één remedie tegen : zelf integreren in de werking van de club. Eerst werden zij supporter, zij kenden niets van voetbal, maar konden wel veel lawaai maken. Dit waren dan aanmoedigingen alhoewel het meer dan eens eerder oorlogskreten leken. Ook op de vele bier- en carnavalavonden lieten ze zich niet onbetuigd. Dit waren er per jaar in elk lokaal (hetzij club- of supporters- lokalen) zo’n 1 à 2, wat het totaal per seizoen op een 10 à 14 avonden bracht. Sommige vrouwen zeiden toen reeds dat Vitesse geen voetbal-, maar “een zuipersploeg” was. Het eigenaardige was echter dat ze er liefst zelf bijwaren, al was het maar om manlief in het oog te houden. Eenmaal wij echter over een kantine beschikten, waren zij de werkpaarden die met veel leute en plezier werkten aan de opgang van onze club. Hoeveel dames er precies over deze periode hun handen uit de mouwen staken, doet er niet toe, wel kunnen wij stellen dat wij veel dank verschuldigd zijn. Zonder hen zouden wij een toontje lager hebben moeten zingen. Als men dan ook weet dat ze soms meer stank dan dank kregen, kan U wel begrijpen dat het niet altijd even plezierig was de 32
dorstigen te laven. Ook de omstandigheden waarin moest gewerkt worden, was niet altijd even plezierig, maar toch deden ze het. Later bedankten wij hen met een gratis weekend per jaar en om de 5 jaar met een kleine attentie. Dit was in vergelijking met wat ze voor ons deden slechts een peulschil. Sommigen onder hen waren en met hun man en met Vitesse gehuwd, bigamisten tot en met en dit alles meestal met de glimlach, alhoewel deze soms groener was dan het gras op het terrein…. Gelukkig waren er bij de mannen nog enkelen die dit werk van barmhartigheid naar waarde wisten te schatten en hun waardering dan ook niet onder stoelen of banken staken. Dat ook het gemeentebestuur ervoor gezorgd heeft dat wij ons hoofd boven water konden houden, staat buiten kijf. Eerst verleende het ons jaren voor 1 symbolische frank het terrein, later onder financiële druk werd dit bedrag groter en kwamen er de nodige nullen achter. Ook het noodzakelijke onderhoud van het terrein nam de gemeente voor haar rekening. De tijd dat wij zelf het gras met zeis en sikkel moesten afdoen, de krijtlijnen met materiaal van voor de oorlog trekken, ligt reeds lang achter de rug. De vraag die men nu kan stellen is : “Zou men de dag van heden nog de nodige mensen vinden om dit titanenwerk dat er toen gepresteerd werd over te doen?…..” Spelers en supporters, wij hebben er sedert 1951 velen gehad, goede, zeer goede en minder goede. Deze laatste groep was steeds - wat althans de spelers betreft - in groter aantal aanwezig dan de beteren, later evolueerde deze situatie gelukkig in positieve zin. Dat de lieve centen hierin een grote rol speelden weet het kleinste kind. Vanaf het moment dat men degelijk tegen een bal kan trappen, is de eerste vraag altijd : “Hoeveel kan ik verdienen?” Ook wij werden met deze feiten geconfronteerd. Het antwoord is van in de beginne steeds hetzelfde gebleven, er wordt bij ons gespeeld voor een gratis consumptie na de wedstrijd. Jaarlijks dient er ook nog lidgeld betaald te worden. Op het gevaar van op lange tenen te trappen, of van iemand niet in het daglicht te stellen, belichten wij hier enkele supporters en spelers. Wij beginnen uit de oude doos. De namen die we noemen zullen velen onder ons niets meer zeggen, mannen als de Styve, de Menne, Gust Den Boer, Peer van Mie Vis (vader van Jef en Guido Danneels ) waren mannen van het eerste uur. De Styve vertrok om 1 uur om tegen 3 uur op het terrein te zijn, zo lang had hij nodig om de afstand van 1 km te overbruggen. De Menne was de nettenhanger. Hij kreeg hiervoor een pint gratis. Gust Den Boer vloekte steeds als een ketter, zijn aanmoedigingskreet was “Hardy Vitesse!”, deze kreet weergalmde veelvuldig door het park. Het waren ook fanatici, het minste dat er een Vitesser omver werd gelopen, ging Styves wandelstok dreigend de hoogte in. Hoe dikwijls hij bij dit maneuver op de grond 33
gevallen is, is niet te tellen. De fanatiekste was echter Peer Van Mie Vis; bij het minste zou hij op het terrein gelopen hebben om de tegenstrever of de scheidsrechter op zijn “bakkes” te slaan. Het leukste van al was dat hij na 3 stappen moeite had om zich recht te houden. Hij was zowat te vergelijken met Pierre Feys; nog geen pint gedronken zag hij al ploegen spelen, eens enkele Fort-Ales achterover te hebben gegoten, was er geen houden aan. De sympathiekste van allen is echter Guido Danneels. Als we niet wisten dat wij op een voetbalveld stonden, zouden wij soms de indruk krijgen ons op een drukke verkeersader te bevinden. Wij verdenken hem ervan ooit bij de rijkswacht in de leer te zijn geweest, maar hij is steeds paraat. De keren dat hij niet aanwezig is, zijn namelijk op één hand te tellen. Meestal komt dit omdat hij dan bij kardinaal Danneels is geweest. Sedert de 1ste naoorlogse vergunning werd ondertekend en de dag van vandaag, zijn er vele spelers bij ons over de vloer geweest. Dit is logisch als u weet dat wij nu bijna 50 jaar verder zijn. Hoeveel het er geweest zijn, kan ik niet bij benadering zeggen. Het zullen er alleszins enkele honderden geweest zijn. Er waren zeer goede bij, van sommige wist men het, van anderen verwachten men het niet. Neem nu onze oud-secretaris Stijn Verbeeck. “Waar zou die leren sjotten hebben?”, vroeg men zich af. Niemand kende hem, noch bij K. Boom F.C. noch bij Rupel S.K. was hij als jeugdspeler gekend. Zijn eerste club was en bleef Vitesse en toch kon Stijn voetballen. Hij speelde meestal rechtsbuiten in het toenmalige W.M. -systeem. Hij was snel en had kruit in beide voeten. Roger De Bruyn en Maurice Beeckmans waren wel gekend, zij vielen bij K. Boom F.C. iets te licht uit, bij ons waren het echter steengoede spelers. Miel Hellemans was er ook zo een. Een allrounder, speelde op de backplaats zowel links als rechts, stopper, halfback, maar ook als voorspeler was hij aartsgevaarlijk. Sylvain Mampaey was ook “ne straffe”, zowel in zijn linker- als in zijn rechtervoet zat buskruit. Ooit maakte hij op een vrije trap van op onze helft - en niet zomaar één meter maar zeker 10 meter - een doelpunt. Roger De Bruyn maakte zich klaar om de vrije schop te nemen, de Vaine kwam aangesloft en vroeg of hij de vrije trap mocht nemen. Er stond een wind die amper voelbaar was, Roger haalde de schouders op en gaf de Vaine zijn zin. Deze zei “dank u”, ging enkele meters achteruit, een korte aanloop, een knal op de bal die hooguit 10 cm boven de grond ging recht in de rechterbenedenhoek. De doelman van de bezoekers wou de bal met de hand stoppen. Dit bekwam hem slecht. Zijn pols sloeg over, zoveel kracht zat er achter die bal. Dit hadden wij nog nooit gezien. Stijn Rijpens was ook een knap voetballer, als die er zin in had, was het een plezier om er naar te kijken. Jef Daneels en Sol Van Rompaey - 2 boezemvrienden - waren geen supersterren, maar bewezen de club 34
enorme diensten. Zonder hen zou Vitesse Vitesse niet zijn geweest. De Warre Dijck was zo snel als een hazewind en had techniek en een Tor-instinct in zich, Marcel Bertels en Marcel De Groot waren harde verdedigers die niet gemakkelijk opzijgingen. Paul Brits en Eduard Braet - beide komende van K. Boom F.C. - voorstellen, is ook overbodig. Paul had in de ereklasse van de K.B.V.B. een hele reputatie als linksbuiten. Eduard Braet was een klassedoelman. Wij gaan hier alle spelers niet opnoemen, dit zou ons niet alleen te ver leiden, maar ook het risico in zich houden iemand te vergeten en dit is niet de bedoeling. Leo Mampaey - overgekomen van Rupel - was een echte klasbak. Hadden wij er zo nu nog maar enkelen. Wie ook van Rupel S.K. kwam was Jan Vergult, vrij spoedig werd hij de motor van de ploeg. Dit was niet alleen ons, maar ook de bondsinstanties opgevallen. Na de reeds ergens geciteerde Raymond Jansegers, speelde Jan Vergult ook verscheidene wedstrijden in de nationale ploeg. Jan had tevens het geluk een van de wedstrijden op ons terrein te mogen spelen namelijk op 29-4-1967 tegen Frankrijk. Zoals U tevens op een speciale bijlage kan zien, kregen ook nog 4 andere spelers de gelegenheid in de voorwedstrijden hun kunnen te laten zien. Freddy Van Poppel, Freddy Aps, Etienne en Andre Van Houdt, dit waren ook niet de eerste de besten. In de huidige lichting en deze van het laatste decennium hebben wij ook nog veel talent gehad. Jammer hebben wij nooit het geluk gehad ze samen in een elftal te krijgen. Beeld u in dat wij er ooit zouden in gelukt zijn met Stef De Bruyn, Cris Poelemans, Erwin De Laet, Dave Van De Velde, Eddy De Clercq, Marc Thoen, Claude Collaer, Ronny Buelens, Patrick Van Kerkhoven, Glenn Vaes, Bart Verbeeck, Steve Hellemans, Tijl Torfs, Benny Van De Voorde, Ralf Crab, Bruno Wyn, Ronny Smets, Hans Nuyts, Danny Maris, Johan Coppens en ik vergeet nog enkele namen aan een seizoen te kunnen beginnen, wat een resultaat zouden wij niet hebben bereikt? Wij zijn nu niet aan het dagdromen. De leeftijd ligt gemiddeld rond de 30 jaar, wij zouden met deze mogelijkheden zelfs tegen FC Deurne Eendracht geen pak rammel hebben gekregen. Integendeel, wij zouden met gelijke wapens de confrontatie hebben kunnen aangaan. Misschien komt er opnieuw een tijd die ons een droomelftal bezorgt. Als men in het betaald voetbal zo met de financiële schuldenlast blijft omgaan zoals men bezig is, ligt die tijd misschien korter bij ons dan wij denken. Denk nu niet dat wij leedvermaak hebben met deze situatie, wij wensen geen enkele club zo een netelige situatie toe. Nu wij deze ellendige periode ook hebben gekend en deze gelukkig hebben kunnen omvormen in een gezonde situatie en hierdoor de ruimte hebben gevonden om te kunnen
35
leven, hoeven wij ons niet laatdenkend uit te laten tegen diegenen die thans met deze problemen te kampen hebben. Wat op enkele uitzonderingen na als een rode draad doorheen onze geschiedenis loopt, is - eens men bij ons als speler komt - dat men er ook niet gemakkelijk weggaat. Hoe kan men anders verklaren dat wij om de 5 jaar een hele reeks van onze leden met minstens 10 jaar lidmaatschap kunnen vieren? Het moet dus ondanks alles wat er soms over onze club wordt verteld, toch goed zijn om er te vertoeven. Slechts enkele malen hebben wij in de naoorlogse periode spelers met slaande deuren weten weggaan. Sommigen zullen zich verongelijkt voelen. Diep in hun binnenste zullen ze echter wel zeer goed weten waar de oorzaak hiervan lag. Een van de redenen waarom men het goed vindt bij Vitesse, zijn de trainingen. Weinige clubs op ons niveau en zelfs hoger kunnen de namen die wij naar voren brachten vermelden. Een voetbalploeg zonder trainer of trainingen is echter nooit een lang leven beschoren. Hier kunnen wij toch stellen dat deze theorie maar de laatste decennia hard werd gemaakt. Ik weet nog bij onze start in 1951 dat er enkel kon getraind worden als het licht was. Verlichting bestond toen wel maar was niet voor ons weggelegd. Toch werd er getraind, elke dag zelfs. Men ging te voet of met de fiets naar en van het werk. Men legde zelftucht op, om wat men nu joggen noemt, elke dag enkele kilometers te lopen. Er werd ook veel op straat gesjot, soms nog laat onder de een of andere lantaarn. Trainers waren meestal mensen die bij de club betrokken waren of een speler naar wie men opkeek. Toen wij onze eerste verlichting kregen was dat één lamp van bovenop de kleedkamers die zowat één vierde van het terrein bestreek en juist genoeg licht gaf om mekaar niet om te lopen. Alles begon beter te vlotten toen we opnieuw het A-terrein kregen en later het hernieuwde B-terrein. Toen kregen we ook echte trainers. Als wij ons niet vergissen was Leon Pedus onze eerste trainer. Later kwamen Sylvain Boen (2x), Jos Huyck, Omer Claes, Ronny De Meyer, Jos Peleman (2x), Rudi Teugels, Jean Reyniers, Ronny Schaerlaecken, Danny Maris, Cois Thoen, Stan De Bleser, Jean Averals, Luc Vink, en nu Louis De Boeck. Hiervan zijn er 9 die ooit - al was het maar 1 x - in het eerste elftal van Boom FC (maar dan in betere tijden) hebben gespeeld. Neem dan nog Omer Claes die én bij Racing Mechelen én bij Daring Club Brussel in de hoogste afdeling van de K.B.V.B. speelde en wij hebben 10 namen om U tegen te zeggen. Allen, zonder onderscheid, hebben het beste van zich gegeven om onze club bij te staan. Dikwijls hadden ze het moeilijk om met het spelerspotentieel dat aanwezig was, de zaak te runnen. Goede spelers, minder goede, jonge, oude, gemakkelijke en moeilijke liepen immers door elkaar; soms waren ze met weinig, maar dikwijls met veel. Uit deze mengelmoes moest een geheel gekneed worden, want het belang van de club moest steeds 36
primeren. Men had weinig andere mogelijkheden als speler. Later groeiden de problemen uit de grond als onkruid. Er waren meer ploegen, het zaalvoetbal stak de kop op, het uitgangsleven swingde de pan uit en werd door sommigen verkozen boven het voetbal. Het was dus voor een trainer geen senicure om de zaak te leiden zo als het moest. Dit houdt echter niet in dat de andere trainers als minderwaardig moeten beschouwd worden, integendeel. Ook zij wisten van aanpakken en ook zij boekten resultaten die mochten gezien worden. Trouwens, is het niet opvallend dat wanneer het minder goed gaat in de club, de trainer altijd het eerste en meestal enige slachtoffer is? Wanneer het daartegenover goed gaat, beschikt hij over een goede ploeg en nog een superbank erbij. Zijn verdiensten zijn dan ondergeschikt aan de kwaliteit van de spelers. Als men eerlijk is weet men wel beter, elke trainer heeft zijn aanpak, de ene is afstandelijk de andere familiair, de ene laat het technische primeren, de andere de fysieke kracht. Zonder afbreuk te doen aan het werk van de trainers, wensen we er toch enkele te citeren: Danny Maris en Luc Vinck. Eerstgenoemde kwam voor de club op het juiste moment. Hij was nog vrij jong en werd spelertrainer. Zowel op het veld als speler en trainer, bracht hij een ommekeer teweeg. Hij dirigeerde de 1ste ploeg en tilde hen naar een niveau dat we nooit hadden verwacht. 5 jaar bleef hij trainer. In die 5 jaar zorgde hij er mee voor dat de belangen van de spelers beter werden behartigd. In totaal bleef hij 7 jaar bij de club. Wat er in de 2 laatste jaren was gebeurd, doet geen afbreuk aan het werk dat Danny als trainer had verricht. Wij blijven erbij dat, toen hij bij ons kwam, dit het beste was dat ons had kunnen overkomen. Na Cois Thoen en Jean Averals kwam Luc Vinck. Toen dit bericht in de Boomse sportmiddens bekend werd, kwam dit bij velen als ongelovig over. Luc Vinck, een monument van K. Boom F.C., trainer bij Vitesse … dat kon niet. Zo iemand zou zich niet verlagen tot dergelijke rol, tenzij hij recentelijk ernstig op zijn hoofd zou gevallen zijn. Niets was echter minder waar. Luc die om zijn eigen conditie op peil te houden veel jogde in het park, wist wel het een en het ander van onze club af. Dit bleek duidelijk uit het eerste gesprek dat wij met hem hadden. Toen leerden we de mens achter Luc Vinck kennen. Daar waar velen bij K. Boom F.C. een dikke nek vertoonden en op ons neer keken alsof we vuilnis waren, was de houding van Luc totaal anders. Hij keek niet op ons neer, maar respecteerde het werk wat wij deden. Dit respect wordt echter te weinig betoond door hen die het geluk hebben meer te hebben meegekregen dan hen die wij in de gelegenheid stellen hun sport te bedrijven. Deze uitspraak geldt niet enkel voor hen, maar ook voor anderen uit de maatschappij. Zonder clubs zoals de onze en zij die nog minder hebben dan wij, zou de wereld er nog slechter aan toe zijn dan dat 37
nu reeds het geval is. Luc, dat wisten wij op voorhand, wou zijn trainerschap niet lang aan ons koppelen. Toch bleef hij 2 jaar vooraleer terug te keren naar het inmiddels gefusioneerde K. Boom F.C. met de K. Rupel S.K. een terugkeer die wij met lede ogen moesten aanzien. In die 2 jaar lukte hij erin, ons terug in de hoogste afdeling te brengen en er om nog in te houden ook. Dat wij in de overgang wat geluk hadden zal niemand ontkennen. Dat Luc zijn werk en inzet er ook veel heeft toe bijgedragen heeft zal niemand ontkennen. Wij zijn er hem dankbaar voor. Het was voor ons een voorrecht met hem te mogen samenwerken! De ideale trainer bestaat, dit hebben wij voorzeker ondervonden. De kunst is echter hem te vinden en, eens men hem heeft, hem te behouden. Dit laatste heeft men evenwel niet alleen in de hand; zowel voor een goede speler als voor een goede trainer zijn er altijd kapers op de kust en hier zijn wij meestal benadeeld. Zolang onze club bestaat, hebben wij het liefhebbersstatuut als het onze beschouwd. Trouwens, zelfs indien wij over de nodige financiële middelen zouden beschikken, zou het snel blijken dat wij de nodige mensen (en dit geldt voor alle geledingen) in onze rangen hebben, die het klappen van de zweep kennen om met betaald voetbal overweg te gaan. In het Arbeidersvoetbal zijn er velen die het ons hebben voorgedaan, de resultaten zijn er dan ook naar. De uitzondering bevestigt ook hier wel de regel, laten we blijven wat we zijn, een club waar het goed is om zijn sport te bedrijven. Tot slot van dit mogelijk onsamenhangende en voorzeker onvolledig overzicht van onze geschiedenis, wensen wij het nog even te hebben over onze leiders en begeleiders. In elke club heeft men ze nodig maar elke club beschikt er niet altijd over. Wij hebben ook hier veel geluk gehad. Volgens de overlevering vormde het bestuur van voor de oorlog een blok dat slechts één koning diende : “Vitesse“. Na de oorlog hadden wij het geluk over leiders te beschikken als Cois Van Buggenhout, Jef De Meyer, Leon De Leeuw, Stijn Verbeeck, Armand Schoeters en Désiré Willockx. Zij leverden enorm veel werk voor hun club. Sommigen leefden alleen voor de club of met de club. Wij zijn hen heel veel dank verschuldigd, zij voelden elkaar aan als geen ander. Zij vormden een geheel, maar ondanks hun werkkracht dienden ook zij nog over andere medewerkers te beschikken. Een club runt men echter niet met leiders alleen, ook hun medewerkers of begeleiders zijn een noodzakelijk onderdeel. Stuur enkel 11 spelers de baan op en u weet spoedig hoe laat het is. Ook op het vlak van begeleiding hebben wij, wat men over hen soms ook mag zeggen, mensen die voor de club door een vuur zouden gaan. Cois Van Dijck heeft jaren de 2de ploeg begeleid, Jan Vaes het 3de elftal, samen met broer Luc en nu het 1ste elftal met Armand Schoeters. De 2de ploeg heeft Polle de Zeeman, deze dient soms nog meer te horen dan Cois Van Dijck in zijn tijd. Weinigen hebben echter al zoveel werk verzet, 38
samen met Paul Janssens en Walter Bosque zit het bij de 2de ploeg snor. Onze veteranen hebben een beurtrol ingevolge werkomstandigheden van Jos De Meyer. Toch zijn er niet al te veel problemen. Samen met ons jongste bestuurslid Ivan Verbeeck die de taak van secretaris van zijn vader Stijn tot eenieders voldoening overnam, Luc Wyn, de gedoodverfde opvolger van huidig voorzitter Louis De Meyer, Wim Van Grootven, Werner Haelewaters, Ralf Crab en Chris Poelemans, vormen zij het volledige bestuur. Zij hebben de taak om ervoor te zorgen dat de belofte die wij tijdens de ontvangst op het gemeentehuis naar aanleiding van ons 75-jarig bestaan hebben afgelegd - er nl. bij ons 100-jarig bestaan opnieuw te staan - waar te maken. Alhoewel U reeds verscheidene malen steeds dezelfde namen hebt gelezen in dit overzicht van de geschiedenis van onze club, kunnen wij er niet genoeg op wijzen welk titanenwerk zij voor de club hebben geleverd. Laat ons toe als een soort ode aan deze mensen toch nog enkele woorden aan hen te wijden. Zoals wij reeds eerder stelden, berustte de club op 4 pijlers, haar leiders (soms lijders) en begeleidende entourage, haar spelers en supporters, haar vrouwelijke en mannelijke medewerkers en het gemeentebestuur. Zonder over deze mensen te beschikken, zouden wij niet bereikt hebben wat we nu hebben, meer zelfs, de 75-jarige viering die wij achter de rug hebben, zouden wij nooit hebben meegemaakt. Het Vitesse van voor en na de oorlog is - alhoewel er verscheidene raakpunten zijn - moeilijk met elkaar te vergelijken. Vóór de oorlog was onze ploeg in de gemeente een door iedereen gekende, maar vooral een erkende club. Na de oorlog, toen wij opnieuw van start gingen, waren er echter weinigen die ons kenden. Het grootste probleem echter zat hem naar ons gevoel in de erkenning, steeds werden wij geconfronteerd - ja zelfs gekleineerd - met het feit een ordinaire caféploeg te zijn. Oh ja, er waren van die opmerkingen die wij vrij gemakkelijk langs onze rug konden laten afglijden, maar er waren er bij die pijn deden omdat wij ze niet verdienden. Wij werden soms behandeld als zijnde de paria’s uit onze maatschappij. Alhoewel wij er alles aan deden om via onze werking binnen en buiten de club die erkenning te krijgen die wij verdienden, liepen wij dikwijls met ons gelaat tegen een muur, maar men vergat één ding : wij hadden allemaal een olifantenvel, wij konden dus tegen een stootje … Jaren zijn er verlopen, als we goed kunnen tellen zijn we op een zucht van de 50 jaar na het wederopstarten en nog steeds ondervinden wij dat de strijd voor erkenning nog lang niet voorbij is. Vandaar dat het zo belangrijk is, zelfs nu, wanneer de levenswijze die wij allen leiden omzeggens geen raakpunten meer heeft met het verleden, wij toch moeten knokken voor onze club, wij dag-dagelijks het bewijs moeten leveren onze club niet enkel te beschouwen als een vereniging waar we 39
een onderdak vinden om aan onze sportieve ontspanning te geraken, maar dat wij onze club ook beschouwen als een vereniging waar we ons goed in thuis kunnen vinden; dat wij - en we gaan hier mogelijk een oubollig woord gebruiken - blijvend het bewijs dienen te leveren dat wij ook nog iets in ons hebben dat “clubliefde” heet. Of men nu tot de leiding, begeleiding of spelersgroep behoort, zonder clubliefde kan men datgene niet opbrengen dat een club nodig heeft. Wanneer deze woorden worden gelezen, zijn wij ons ervan bewust dat het door sommigen als gelul wordt afgedaan. Meer zelfs, wij zijn ervan overtuigd dat er zelfs leden zijn die geen clubliefde kunnen opbrengen. Het ligt echter met deze uitspraak niet in onze bedoeling tegen schenen te trappen. Het is gewoon een uiting van datgene wat men kan vaststellen niet alleen in onze, maar ook nog in vele andere verenigingen. Is het te wijten aan de veranderde zeden? Is het een gebrek aan een degelijk beleid? Is het gewoon een gebrek aan interesse voor de werking die er moet zijn in het zij gelijk welke vereniging? Wie kent het antwoord? Iedereen ziet dat er al eens iets fout loopt in de beleidsvoering, iedereen staat op zijn achterste poten als men nog maar denkt dat er iets fout loopt, maar niet iedereen is bereid de mouwen op te stropen of mee zijn schouders te zetten onder de last die moet gedragen worden. Maar elkeen eist wel dat er met zijn rechten (en dit in de eerste plaats) dient rekening gehouden te worden. Het woord “plichten” staat bij velen niet in hun vocabulaire. Nochtans is het ene niet los te koppelen van het andere. Als deze mentaliteit van in de beginperiode of na het wederopstarten van onze club in onze rangen zou geheerst hebben, dan zou er van het schrijven van deze woorden nooit iets in huis gekomen zijn, om de eenvoudige reden dat Vitesse dan reeds lang samen met zijn roots zou vergeten zijn. Gelukkig zijn er toch nog mensen die bereid zijn zichzelf op een zijspoor te zetten, zichzelf op te offeren voor het welzijn van anderen. Ondertussen hebben wij ook geleerd dat men niet altijd kan verlangen dat onze wensen, hoe eenvoudig ze soms ook mogen wezen, dadelijk worden gerealiseerd. Het is in deze ook niet de wil die ontbreekt, maar veeleer het geduld, het doorzicht, de blik op de toekomst, het aanvoelen, het hoe, wat en het waarom dat ontbreekt of onvoldoende aanwezig is en dit was er alleszins bij diegene die ons zijn voorgegaan. Dank zij hen lopen wij nu over een weg waar de angels en schietgeweren zijn opgeruimd. Aan ons om niet van deze weg af te dwalen, zoniet zal sneller dan we denken - deze weg opnieuw bezaaid zijn met deze spreekwoordelijke angels en schietgeweren. Wij stelden het reeds, De Volksgazet was het enige dagblad dat de Arbeidersvoetbalbond een warm hart toedroeg. Wekelijks vond men alle uitslagen van de 1ste en de 2de afdeling en een kort overzicht. Toen deze ter ziele ging kwam De Morgen de taak overnemen. Weldra bleek echter 40
dat men redactioneel geen al te veel nut in onze sport zag. Deze krant was duidelijk minder sportminded. Zij richtte haar pijlen op een andere doelgroep. Toen alle contacten met De Morgen werden opgeblazen, zocht men heil bij De Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet. Maar spoedig ondervond men dat de samenwerking niet 100% was. Meer dan ons lief was, zochten wij vergeefs naar de uitslagen, beschouwingen vond men amper. Wij weten wel dat wij maar een klein verbondje meer zijn, maar meer nieuws zou toch welkom zijn. Wel kwamen wij uitvoerig in de schijnwerpers als er ergens op een wedstrijd al eens goed geknokt werd. In geuren en kleuren werd dit dan enkele dagen na elkaar gepubliceerd. Ook de historie met de gastarbeidersploegen werd dagenlang in het lang en in het breed behandeld. Wij kunnen ons evenwel niet van de indruk ontdoen, dat het kelderen van het Arbeidersvoetbal hier een zekere rol in speelt. De hamvraag die kan gesteld worden is : “waarom”? Gaat het om een afrekening tussen een bepaalde reporter en Staf van Ast of zit er meer achter? Gelukkig vinden wij toch nog een beetje soelaas in het Bondsblad, de reclamebladen en een sportuitgave in het Antwerpse. Ondanks deze negatieve vaststelling mogen wij toch stellen, dat wij meer dan eens in “the picture” hebben gestaan. Alhoewel dat dit dan nog meestal op eigen initiatief gebeurde, we stonden er toch in… Wij vonden nog enkele van deze publicaties die we u toch niet willen onthouden. Een van de vroeger regelmatig verschijnende vond men in het bondsblad onder de rubriek “De stem van Vitesse”. Het was Jef De Meyer die elk artikel schreef. Hij verwoordde hiermee niet enkel zijn visie, maar ook deze van de club. Dikwijls werden die artikels niet in dank aanvaard. Meermaals kwam er vanuit Antwerpse hoek een reactie, die niet altijd even lief was voor ons. In die tijd werd er door de ploegen uit “den buiten” zoals ze smalend werden genoemd, een unieke kans gemist om de handen in elkaar te slaan en een coalitie te vormen tegen de Antwerpse overmacht en vooral tegen deze clubs die vooral op het einde van de competitie er niet voor terugdeinsden aan elkaar hand en spandiensten te bewijzen. Meer dan eens hebben we dit zelf ondervonden en werd met geld gezwaaid om de zaak af te handelen of werd de hand uitgestoken om geld te innen. Zo vermoordde men bewust of onbewust mee de Arbeidersvoetbalbond! Dit blijkt dan het moderne liefhebbersvoetbal te zijn. Maar meestal is het toch zo, dat wie een put graaft voor een ander er zelf invalt... In onze directe omgeving nabijheid zijn er voorbeelden genoeg. Stijn Verbeeck bleef onder al deze rotte handelingen stoïcijns kalm, precies of het hem allemaal weinig kon schelen. Niets was echter minder waar. Echtgenote Mariette was daar anders in, zij kon zich in dergelijke situaties kwaad maken. Sedert 1951 deden zij bij de wederoprichting van onze club beiden hun intrede, zonder 41
franjes en toch vielen ze op. Dit zouden echte Vitessers worden, men voelde dat zo aan. Binnen de kortste keren werd dit vermoeden bevestigd. Stijn was een speler van het oude type. Een zuivere rechtsbuiten, met als voordeel dat hij daarbij nog zowel met linkse als rechtse voet nog over een hard schot beschikte. Mariette kende niets van voetbal, maar liet zich niet doen door al de andere vrouwelijke supporters die een stukje ouder waren. Toen wij op het A-terrein het chalet ter beschikking kregen, stond zij vanaf de eerste minuut achter “den toog”. Zij hield dit 36 jaar vol. Een clubrecord dat nooit zal gebroken worden. De Stijn werd begin jaren ‘60 clubsecretaris. Spoedig bleek dat dit een kolfje naar zijn hand was. Alhoewel hij goed van de tongriem gesneden was, hoorde men hem minder dan sommige anderen. Zijn leuze was : luister niet altijd naar de woorden, maar zie eerder naar de gestelde daden. Wat hij allemaal heeft gedaan voor de club is teveel om op te noemen. Speler, secretaris, netten hangen en afdoen, lijnen gieten, puttengraver, cafébaas, medeorchestrator. Kortom, hij leefde door en vooral voor Vitesse. Toen hij op een dag vroeg of zoon Ivan niet kon opgenomen worden in de clubwerking snapten weinigen de juiste reden. Stijn dacht immers aan opstappen. Mariette had reeds eerder haar taak opgegeven. Alhoewel men wist dat Stijn reeds eerder met dit idee rond liep, waren de meeste bestuursleden toch verrast toen Stijn de deur van het chalet achter zich dichtsloeg en wegbleef. Geen afscheid, noch voor hem, noch voor Mariette. Hij had daar een hekel aan. Ruim een jaar later kregen zij bij hun thuis zelf van de club hun afscheidsgeschenk. Het mooiste geschenk was echter dat zoon Ivan zijn vader was opgevolgd als secretaris. Velen van ons stellen zich de vraag waarom we Stijn niet meer zien. Als ieder lid evenveel werk voor de club zou doen als zij beiden de dag van vandaag achter de schermen nog verrichten, zouden wij een droom van een vereniging hebben. Nog zo een werker was Désiré Willockx. Toen hij in ‘79 Jef De Meyer opvolgde, wist hij zeer goed wie hij moest vervangen. Desondanks nam hij deze taak op zich. Daar waar nodig was hij aanwezig en zette zich dubbel in, op die manier het goede voorbeeld gevend. Het was onder meer onder zijn leiding dat wij tijdens een van onze einde seizoensfeesten hoog bezoek in ons midden mochten verwelkomen. Dit bestond uit: Jeng Vanden Bosch, Hugo Broos, Nico De Bree, Rie Meert, allen van Anderlecht, en Louis De Buyser. Zij werden kort geïntervieuwd door Pros Amelinckx. Zo weet u meteen waarom wij een boontje hebben voor Anderlecht. Dankzij Jeng Vanden Bosch en mister Michel Verschueren himself werden wij in de gelegenheid gesteld om met onze jeugd naar de finale van de beker van België te gaan kijken en later naar de wedstrijd Anderlecht - Lierse, dit alles gratis.
42
Jeng Vanden Bosch was in 1955 met Anderlecht op tournee in het toenmalige Belgisch Kongo. Ter gelegenheid van de ontvangst op het gemeentehuis voor de behaalde titel van ons eerste elftal, zond hij vanuit Kongo een postkaart met daarop de handtekeningen van de hele ploeg; trainer Bill Gormlie inbegrepen! Jeng was ook de enige K. Boom F.C.hoofdtrainer die bewust achter het door ons in een persoonlijk gesprek voorstel stond, een voorstel dat er op neer kwam dat spelers die bij Boom FC uit de boot vielen en niet konden verkocht worden naar ons doorgesluisd zouden worden, om ze eventueel later terug te roepen. Hij werd hierin echter niet door de leiding gevolgd. Enkel Jaak Deyaert die onze oud ere-voorzitter was, zag dit wel zitten. De anderen lachten ermee. Voor deze heren waren wij niet meer dan afval. In 1981 verkoos Désiré Willockx zijn taak als voorzitter over te dragen aan uw dienaar. Hij werd ondervoorzitter. Armand schoeters die ook in 1951 bij de club was gekomen, werd - nadat Stijn Verbeeck ging functioneren als secretaris -, onze penningmeester. Hij was een geval apart. Graag zouden wij ook hier het een en ander uit de doeken willen doen. U zal echter nog even geduld moeten uitoefen. Armand kapt ermee aan het einde van het seizoen. Wij zouden door dit nu hier te schrijven enkele plannen doorkruisen. Geen nood, het wordt er later (na het afscheid) wel aan toegevoegd! Na het overlijden van Desire Willockx in 1986 werd Guillaume Cresens ondervoorzitter. Hij was in 1976 bij de club gekomen in de jeugdafdeling. Hij hield ervan om de mouwen uit te steken. Niets was teveel of te zwaar voor hem, als het maar voor Vitesse was. Bijna 20 jaar was hij in de club actief. Hij komt trouwens nog regelmatig naar onze wedstrijden kijken. Hij werkte het nauwste samen met Louis De Meyer. Deze laatste, lid sedert 1951, stelde zijn taak als voorzitter in 1998 ingevolge ziekte ter beschikking. Thans is hij net als Guillaume nog altijd lid van de club en werd erevoorzitter. Over hem kan ook het een en ander gezegd worden. Dit dient echter door anderen gedaan te worden. Rest er nog Ivan Verbeeck als huidig secretaris en Luc Wyn als nieuwe voorzitter. Ivans intrede in de club, wij stelden het reeds, dateert vanaf voor zijn geboorte. Hij kende bij zijn eerste stappen binnen de club weinig geluk. Bij zijn eerste wedstrijd met de jeugd werd op het terrein van oxford zijn uurwerk gestolen. Dit weerhield hem er niet van de club blijven te volgen. Later werd hij co-afgevaardigde van het 1ste elftal, tot hij zijn vader opvolgde als secretaris. Sedertdien deed de informatica intrede in onze club. Hij is net als sommige anderen in onze club een computerfreak of moeten wij zeggen specialist. Dankzij hem is alles terug te vinden in een speciaal bestand. Meer zelfs, hij plaatste ons tussen de grote ploegen der aarde op internet. Ondanks zijn jeugdige leeftijd hebben wij nooit enige samenwerkingsproblemen gehad, integendeel. Het is dan ook te hopen dat hij nog vele jaren zijn diensten aan de club kan aanbieden. 43
Rest ons nog Luc Wyn, reeds enkele jaren geciteerd als mijn opvolger. Dit gebeurde om de gekende reden echter vroeger dan verwacht. Wij zijn ervan overtuigd, dat hij ervoor zal zorgen dat het levenswerk van hen die hem voorgingen, wordt verdergezet. Alhoewel de inhoud van het boek 75 jaar Vitesse bestrijkt, hebben we er nog een jaartje bijgedaan. Laten we hopen dat dit werk wordt verdergezet zo lang de club blijft bestaan. Enkel op deze wijze zal er een (weliswaar onvolledig) archief gecreëerd worden…
44