Geschiedenis van de archiefvormer. Dat ,,Bosteels’’ een begrip is in Aalst en omstreken, lijdt geen twijfel. Er is geen enkele Aalstenaar die het bedrijf niet kent, en dat mag niet verwonderlijk heten als men weet dat het bedrijf meer dan honderd jaar een vaste peiler was in de sociaal – economische realiteit van de Denderstad. De firma produceerde artikelen die in één adem als ,,beenkleding’’ konden worden aangeduid: kousen, panty’s, broekkousen, sokken en driekwart – kousen voor dames, heren en kinderen, in verschillende soorten garens.
Ontstaan. Het ontstaan van ,,Bosteels’’ valt te situeren tussen 1875 en 1880, een exacte datum is niet bekend. Van Der Heyden meent dat de geschiedenis van het bedrijf teruggaat tot het jaar 1875, toen het echtpaar Gustaaf Bosteels – Marie-Cecile De Smeth een bedrijfje oprichtte waar handschoenen werden vervaardigd.1 In de geschiedkundige inleiding van een promotiebrochure van het bedrijf, kwamen we te weten dat de toenmalige zaakvoerders (in 1995) echter zelf niet meer konden zeggen wanneer het bedrijf precies ontstaan was.2 Zij beweerden dat de oorsprong kon worden gesitueerd rond 1880, en baseerden zich daarvoor op enkele oude documenten die het bedrijf (toen, in 1995) nog in bewaring had. Zo beschikte de firma over een inventaris- en balansboek, aangelegd op 15 oktober 1885, geparagrafeerd door de Rechtbank van Koophandel te Aalst op 26 januari 1886.3 Tevens was in het archief van het bedrijf een groepsfoto bewaard gebleven van het personeel van Bosteels – De Smeth, waarop – zoals destijds gebruikelijk was – een bordje de naam van het bedrijf en de datum van opname vermeldt.4 Op deze foto, genomen op 16 september 1887, tellen we reeds 62 personeelsleden.5 Hieruit zou men kunnen afleiden dat de start van de onderneming rond 1880 of misschien zelfs enkele jaren vroeger moest worden gesitueerd. Anno 1995, droeg het bedrijf nog steeds de familienamen van de stichters.6
1
VAN DER HEYDEN A. Geschiedkundige bijdrage nopens het ontstaan en de ontwikkeling van handel en nijverheid te Aalst sedert de jaren 1800, Aalst, 1960, pp. 24-25. 2 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987. 3 Deze oude stukken situeren zich niet in het archiefbestand van Bosteels dat in het Stadsarchief Aalst bewaard wordt. 4 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987. 5 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2474. 6 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987.
1
Groepsfoto van het personeelsbestand bij Bosteels – De Smeth, 16/09/1887.
In zijn beginfase was het bedrijfje gevestigd in de Zonnestraat te Aalst, in de huisnummers 1 en 3. Tijdens deze fase handelde het echtpaar als een privé-zaak, zij had nog geen juridische vorm aangenomen. De kleine firma, die enkel handschoenen produceerde, evolueerde vrij snel naar een bescheiden werkhuis. De foto toont aan dat ook het personeelsaantal in 1887 al vrij sterk was aangewassen.7 Dat de onderneming goed draaide, kunnen we opmaken uit een volledige balans, opgesteld op datum van 31 december 1889. Deze balans indiceert een totaal van 204.165,79 F, een niet onaardig bedrag voor die tijd.8 In 1902 sloeg het noodlot toe: Gustaaf Bosteels kwam vroegtijdig te overlijden, waardoor Marie De Smeth er een tijdlang alleen voor stond.9 In een tijdschriftinterview waarin Herman Bosteels op deze moeilijke periode voor het bedrijf terugblikte, karakteriseerde hij zijn grootmoeder als een zeer vooruitstrevende vrouw met veel doorzettingsvermogen. Met deze kwaliteiten slaagde zij erin het werk dat zij met wijlen haar man begonnen was, verder uit te bouwen.10 Vanaf 1914 nam Leopold Bosteels, vader van Herman Bosteels, op 22-jarige leeftijd de leiding van de zaak over. Leopold Bosteels zou gedurende meer dan 30 jaar de drijvende kracht zijn achter de schaalvergroting van het familiebedrijf. De eerste uitdaging was de firma zo ongeschonden mogelijk 7
Let ook op de aanwezigheid van kinderen in het werkhuis. SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987. 9 Gustaaf Bosteels overleed op 9 februari 1902. Hij werd 51 jaar. SAA, Stad Aalst, Burgerlijke Stand, Overlijdens, nr. 40.117, 1902. 10 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2377, 2378-2382. Uit een uitgescheurd tijdschriftartikel, een interview met Herman Bosteels, dat werd aangetroffen in het Bosteelsarchief. Het artikel is een los document: behalve een paginanummering, zijn geen verwijzingen naar de naam of datum van het tijdschrift te vinden. Vermoedelijk dateert het artikel van de jaren ’80, en komt het uit een tijdschrift als Flair of Libelle. 8
2
uit de Eerste Wereldoorlog laten komen. Dat lukte vrij aardig, waardoor Bosteels tamelijk snel op zijn elan kon voortgaan. De productie van handschoenen nam toe, en werd aangevuld met de productie van kousen. In 1919 verdienden reeds 200 personen hun brood bij Bosteels – De Smeth.11 Aanvankelijk produceerde de firma enkel gebreide handschoenen, maar aangezien dit artikel meer en meer uit de mode geraakte, schakelde men dus gestaag over naar de fabricage van wollen en katoenen dameskousen. Tijdens het interbellum, in 1922, werden nieuwe fabrieksgebouwen opgetrokken in de Erembodegemstraat nr. 25. Deze afdeling zou volledig op de productie van dameskousen worden afgestemd. Met dit doel voor ogen sprong de Aalsterse firma ook mee op de trein der modernisering: de gewone handbreimachines voor kousen moesten wijken voor automatische ,,Cottonmachines’’ en rondbreimachines. De ambacht werd sindsdien echt industrie. De ,,Cottonmachines’’ waren ideaal voor vlakgebreide dameskousen met naad, en bovendien betekenden zij een merkelijke versnelling in het productieproces: met de weefgetouwen van Cotton was het mogelijk om in te spelen op het aantal gebruikte mazen zodat met maten kon worden gewerkt en men tot 24 stuks tegelijk kon opzetten. De rondbreimachines die jaren later werden geïnstalleerd, vormden de machinerie tot het produceren van kousen zonder naad en later voor de revolutionaire panty–kous.12 De combinatie van een grotere vorm van automatisering en de verhoogde productie bracht geen daling van de tewerkstelling met zich mee, integendeel: door de verlaging van de kostprijs werd de afzet zelfs verhoogd. De komst van de nieuwe machines zorgde ervoor dat de firma beter opgeleid personeel nodig had om de getouwen te kunnen bedienen. ,,[Voordien] Bestond het personeel uit handwerkers die twee jaar technisch onderwijs hadden gevolgd. Nu moesten we zorgen voor hun opleiding, meestergasten en werktuigkundigen aanstellen, enzovoort’’, aldus Herman Bosteels.13 Dat de familie Bosteels in die periode dringend nood had aan nieuw, kwalitatief personeel, kunnen we eveneens opmaken uit de volgende krantenadvertentie:14
11
VAN DER HEYDEN A. Geschiedkundige bijdrage nopens het ontstaan en de ontwikkeling van handel en nijverheid te Aalst sedert de jaren 1800, Aalst, 1960, pp. 24-25. 12 DE SCHRIJVER, S. ,,Van ambacht tot fabriek’’, in: Waar is de tijd? 1000 jaar Aalst, (2005) 10, pp. 242 – 243; VAN DER HEYDEN A. Geschiedkundige bijdrage nopens het ontstaan en de ontwikkeling van handel en nijverheid te Aalst sedert de jaren 1800, Aalst, 1960, pp. 24-25. 13 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2377, 2399-2404. 14 SAA, Krantenarchief, De Volkstem, 16/04/1926.
3
Hoewel de nadruk meer en meer op de productie van dameskousen kwam te liggen, zag men nog niet af van het maken en verkopen van handschoenen. De gebouwen in de Zonnestraat bleven in gebruik als bedrijfsruimte. De productie op die locatie van oorsprong was echter zeer loonintensief en weinig vatbaar voor de toepassing van moderne fabricatiemethoden. Omdat Bosteels in de jaren ’60 niet meer kon concurreren met de lagelonenlanden, werd de productie van gebreide handschoenen in 1965 stopgezet. Gedurende enkele jaren werden de gebouwen in de Zonnestraat nog aangewend als voorraadruimte, maar in 1976 werden zij verkocht. Sindsdien hebben zij geen industriële bestemming meer.15
Het vervaardigen van handschoenen in de Zonnestraat.
De nieuwe industriële site in de Erembodegemstraat werd als belangrijkste productie-eenheid stelselmatig uitgebouwd in de loop der jaren. In 1995 zou de fabriek een vloeroppervlakte van 3,8 hectare beslaan.
15
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987.
4
Luchtopname van de site in de Erembodegemstraat.
NV BBDS. In 1927 nam de firma een nieuwe juridische bedrijfsvorm aan: Bosteels – De Smeth werd omgedoopt tot NV Bonneterie Bosteels – De Smeth. Als officiële oprichtingsdatum gold 04/02/1927, de publicatie in het Belgisch Staatsblad volgde op 24/02/1927 (nr. 1701). De NV BBDS stond in het handelsregister van Aalst te boek geschreven onder het nr. 30 (BTW nr. 400.276.141).16 In de volksmond bleef iedereen het echter hebben over ,,Bosteels’’. In de oprichtingsakten werd de bestaansreden van de nieuwe NV samengevat als ,,De vennootschap heeft tot doel de uitbating van een breigoedfabriek’’.17
16
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2106, Analysenota van NV BBDS, gemaakt door studiebureau N.V. BekaertStanwick, situatie op 13/05/1982. 17 SAA, Bosteelsarchief, nr. 1.
5
In 1927 werd de firma omgevormd tot een vennootschap.
In 1933 werd een andere Aalsterse fabriek, LABOR, eigendom van de heer Hubert Le Hardy de Beaulieu opgekocht. Dit fabriekscomplex werd kort na de Eerste Wereldoorlog gebouwd in de Bergemeersenstraat nr. 108 en had reeds een industrieel verleden alvorens ze eigendom van Bosteels werd. Zij zou vanaf 1933 dienst doen als productie-eenheid van heren – en kindersokken (en later ook van damessokken). Door de aankoop van LABOR, werd de bedrijfsruimte van Bosteels aanzienlijk vergroot, tot ongeveer 5 hectare. Op het moment van deze uitbreiding, was de afdeling in de Erembodegemstraat ondertussen al goed voor een jaarcapaciteit van 3,5 miljoen paar dameskousen. De grondstoffen die men hiervoor gebruikte, waren gemerceriseerde garens uit rayonne, kasjmier, katoen en wol. Vanaf 1939 werkte men voor het eerst met nylon.18 De doorbraak van deze stof zou door de oorlogsomstandigheden nog even op zich laten wachten. Net voor het uitbreken van de oorlog, zou Bosteels over een honderdtal getouwen beschikt hebben, en hadden zij ongeveer 900 personeelsleden in dienst.19 Sedert 1941 verwierf de NV BBDS eveneens een meerderheidsparticipatie in de NV Roemer, een Brusselse fabriek die was gespecialiseerd in het verven, veredelen en krimpvrij maken van katoenstoffen. Op die manier beschikte Bosteels dus ook over een ververij en een finishing-fabriek.20 Toen het privé-bedrijf Bosteels – De Smeth in 1927 omgevormd werd tot naamloze vennootschap onder de benaming NV Bonneterie Bosteels – De Smeth, beschikte het over een kapitaal van 4.000.000
18
MAINZ, K. Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914 – 1944): een industriële archeologie, Gent, 2001 (OLV-RUG), p. 91 19 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2377, 2378-2382. 20 Idem.
6
F. (Belgische Frank). In 1941 en 1953 werd het kapitaal respectievelijk verhoogd naar 22.000.000 F. en 100.000.000 F. dit telkens door middel van herwaardering of opname van reserves.21
Du Parc en de hoogdagen. 1953 vormde een mijlpaal in de geschiedenis van de NV BBDS. In dat jaar werd namelijk de merknaam du Parc voor dameskousen gelanceerd, het begin van een heuse bloeiperiode. De toestand waarin de Belgische nylonindustrie daarvoor verkeerde, kon nochtans bezwarend als ,,welvarend’’ worden beschouwd. Verschillende textielfabrieken zagen zich na de oorlog geconfronteerd met een sterk verouderd machinepark en bovendien sleepten de moeilijkheden om de bevoorrading van nylongarens op gang te krijgen nog gedurende jaren aan. Daarenboven hadden Belgische textielbedrijven het zeer moeilijk hun producten op buitenlandse markten af te zetten, terwijl in de omgekeerde richting ,,België de afzetplaats van de hele wereld was’’, aldus een jammerend rapport van FABACO Vzw in oktober 1953.22 Tegen deze achtergrond toonde het toenmalige bestuur van Bosteels zijn neus voor zaken en nam een aantal maatregelen die een periode van economische voorspoed zouden inluiden. De invoering van het merk du Parc was hier een van. Dat de NV BBDS deze lijn kon lanceren, was mogelijk door het feit dat de leiding van het bedrijf direct na de oorlog alle inspanningen geleverd had om hun machinepark te moderniseren. Met dit doel voor ogen, waren een aantal telgen van de Bosteelsen – waaronder Herman Bosteels – met de boot naar New York vertrokken om daar de modernste technieken op de kop te tikken. In de Verenigde Staten, dat toen meer dan ooit het land van de toekomst was, werden de juiste contacten gelegd en de modernste know how meegebracht, zodat een jaar later reeds de meest verfijnde machines (o.a. nieuwe rondbreimachines) in de Aalsterse kousenfabriek werden geïnstalleerd. De nieuwste technieken waren gericht op de bewerking van nylondraad, het aankomende ,,wondergaren’’ op het vlak van beenbekleding. De dameskousen die men in Aalst produceerde uit deze vezel, bleken zeer fijn te zijn, maar tegelijk ook bijzonder sterk.23 De focus op nylon bleek een gouden keuze te zijn, want enkele jaren na de oorlog explodeerde de vraag naar nylonkousen. Bosteels was zowat de eerste Belgische 21
Deze kapitaalsverhogingen gingen gepaard met wijzigingen in de juridische bedrijfsvorm en publicaties in het Belgisch Staatsblad. 22 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2043. Rapport ,,De toestand van de Nylonindustrie’’, 05/10/1953, gemaakt door FABACO Vzw, in opdracht van de Bedrijfsraad Textiel en Kleding. FABACO Vzw was een beroepsgroepering die onderdeel was van het Centraal Comité der Belgische Breigoednijverheid, dat op haar beurt weer afhankelijk was van FEBELTEX. 23 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2377. Uit een uitgescheurd tijdschriftartikel, een interview met Herman Bosteels, dat werd aangetroffen in het Bosteelsarchief. Het artikel is een los document: behalve een paginanummering, zijn geen verwijzingen naar de naam of datum van het tijdschrift te vinden. Vermoedelijk dateert het artikel van de jaren ’80, en komt het uit een tijdschrift als Flair of Libelle. Herman Bosteels vertelt dat men bij Bosteels al tijdens de oorlog de mogelijkheden van nylon naar waarde wist te schatten. Er werd dan ook volop mee geëxperimenteerd. ,,Een van hen’’ ging zelfs speciaal naar Lyon om de moeilijk verkrijgbare nylongarens te kopen en de Aalsterse kousenfabriek binnen te smokkelen. Op die manier wist Bosteels al een tijdens de oorlog een aantal kwaliteitsvolle nylonkousen te produceren, die na de bezetting konden worden verkocht (ongeveer 800 F per paar!).
7
firma die aan de vraag kon voldoen. Vanaf 1953 boden zij deze verschillende types nylonkousen aan onder het merk du Parc. Met deze modelijn zou Bosteels eerst de wereld van de dameskousen en vervolgens die van de panty’s langzamerhand inpalmen en gedurende lange tijd het monopolie over de totale binnenlandse productie in damesbeen-bekleding innemen. Du Parc kreeg zelfs op internationaal vlak een standaardstatus toegekend. Ook in het collectief geheugen van de Aalsterse regio werd du Parc een begrip. De keuze voor deze merknaam was sterk geïnspireerd door de ligging van de fabrieken in de Erembodegemstraat, namelijk net naast het Aalsterse stadspark. In het Frans, want Parijs dicteerde nu eenmaal de modewereld in die tijd. Werknemers spraken niet meer over ,,Bosteels’’ wanneer men het over de kousenfabriek had, maar over ,,du Parc’’. Men werkte ,,bij du Parc’’.
du Parc in opmars naar ieder damesbeen.
Op lokaal vlak zorgde het succes van de productlijn du Parc, die enkel in de zogenaamde speciaalzaken aangeschaft konden worden, dat het familiebedrijf uitgroeide tot een van de voornaamste werkgevers te Aalst. Tijdens de jaren ’60 van de vorige eeuw kon het bedrijf zowat 1000 mensen binnen zijn vestigingen tewerkstellen.24 Ruim twee derden van het totale personeelsbestand bestond uit vrouwen, een derde waren mannen. Ongeveer 70 % van de personeelsleden waren 24
MAINZ, K. Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914 – 1944): een industriële archeologie, Gent, 2001 (OLV-RUG), p. 91 Interview met Annie Matthys, 13/08/2008.
8
woonachtig te Aalst of een deelgemeente daarvan.25 Door het welslagen van de modelijn, drongen zich ook een aantal interne veranderingen op: de belangrijkste daarvan was ongetwijfeld de oprichting en uitbouw van een commerciële dienst (wat voordien niet nodig was geweest). De publiciteit van de producten werd immers steeds belangrijker, en ook Bosteels trachtte hier op in te spelen. Er werd dus niet enkel werkgelegenheid verschaft op de arbeidersvloer, maar eveneens in ,,de bureaus’’.26 Vanaf 1957 werd, in het complex van de Erembodegemstraat, een textureer-afdeling opgezet. Hierdoor kon het bedrijf voorzien in de texturatie van synthetische garens voor eigen gebruik: men slaagde erin zelf nylongarens om te vormen tot mousse- en stretchdraad. In 1964 werden binnen deze afdeling ook de eerste machines geïnstalleerd voor het omwikkelen van elastomeergarens, die als nieuwe grondstof gebruikt werden voor de vervaardiging van steungevende artikelen.27 Uitbreidingen in het productieproces zoals hierboven beschreven, zorgden ervoor dat de NV BBDS de controle had over nagenoeg alle productieaspecten. Dit bleek een niet te onderschatten voordeel te zijn, en het was dan ook een van de drijvende krachten achter het succes van de Aalsterse textielfabriek geweest. Een van de laatste symptomen van de succesvolle expansiedrift van Bosteels, was de overname van een bestaand confectieatelier voor dameslingerie, in 1965. Dit atelier, gelegen in Tienen, werd omgevormd tot de NV Lingerel. De lingerieafdeling produceerde diverse soorten damesslips, onderrokken, onderkleden, nachthemden en ,,home-wear’’. De bekendste merknaam van deze lingerie was Actu’elle. De wettelijke duur van deze vennootschap verstreek echter vanaf 1 januari 1978. Gezien haar ongunstige resultaten op het einde van de jaren ’70 werd de duur van deze vennootschap niet verlengd en werd zij in vereffening gesteld.
Hoe een panty ontstond. Bij de aanvang en in de loop van de jaren ’60 kende de mode een bewogen evolutie. De teenageroutfit, de minirok, de sexy en transparante kleding gingen het straatbeeld sieren. Benen werden getoond, de twist en de Beatles maakten furore. Dames raakten uitgekeken op de traditionele kous met naad. Het antwoord van de kousenindustrie op deze woelige omwentelingen was de panty: een jarretelloze kous, doorlopend tot in de taille, die toeliet om minirokjes te dragen tijdens ieder seizoen. Bosteels speelde gretig op dit modeverschijnsel in, en begon naast de traditionele dameskous een uitgebreid gamma aan voortreffelijke panty’s te produceren. Met dit doel voor ogen werd het machinepark nogmaals aangepast. Maar hoe kwam zo’n panty (en de dameskousen) nu tot stand?
25
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2378. Promotiebrochure ,,Een Aalsterse honderdjarige die nog goed te been is…N.V. Bonneterie Bosteels – De Smeth’’, 1987. 26 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2377. 27 SAA, Bosteelsarchief, nr. 2378.
9
Om een panty te produceren had men uiteraard grondstoffen nodig. De voornaamste substantie die men hiervoor gebruikte, waren nylongarens, die verwerkt werden tot draden van mousse of stretch. De eerste operatie in het productieproces van een panty was dus ervoor zorgen dat de vezels van de nylon elastisch werden gemaakt. Zodoende werd de basis van het comfort van de panty gelegd. Dit proces noemde ook wel ,de texturatie’’ of ,,het twijnen’’. Oorspronkelijk moest enkel het materiaal bestemd voor de firma zelf bewerkt worden, maar toen men de capaciteit van deze afdeling uitbreidde, kon men bewerkte vezels aan andere ondernemingen doorverkopen. Zodoende trad Bosteels dus ook als leverancier op. Anderzijds, kocht de NV BBDS eveneens garens aan die reeds afgewerkt waren en dus niet meer aan het texturatieproces onderworpen dienden te worden. In een volgende fase bracht men de draden en garens naar de breiafdeling waar ze op ,,rollen’’ van de rondbreimachines werden gezet. Op deze machines zaten draaiende cilinders waarin ongeveer 400 naalden op en neer bewogen. Iedere naald werd via een voeding van garen voorzien. Hoe meer voedingen en hoe sneller de cilinders draaiden, hoe groter de productie. Rond 1980 beschikte Bosteels over bijna 700 machines die 24 uur op 24 uur draaiden.28 Zij werden bediend door drie ploegen van elk zeven personen, die werden bijgestaan door nog twee stoffeerders (zij voorzagen de bobijnen van draad) en vijf werktuigkundigen. De dagelijkse productie bedroeg om en bij de 60.000 paar rollen. De op rollen gezette garens verhuisden vervolgens naar de confectieafdeling waar de naaimachines heersten. Vooreerst werden de uiteinden van de rollen dicht gestikt, dan werd het bovenste deel – de broek van de panty – op een bepaalde lengte afgesneden en tenslotte moest men nog twee rollen aanpassen om de specifiek vorm van een panty te verkrijgen. Deze drie bewerkingen werden ofwel met de hand uitgevoerd – in iedere bewerking waren bepaalde arbeidsters gespecialiseerd – ofwel automatisch met een Takatori - machine. Twee arbeidsters konden met een Takatori 7.200 stuks per dag produceren. Dergelijke machines vormden echter een zeer dure investering. Bosteels beschikte over een aantal van die machines, maar een deel van het werk geschiedde ook nog handmatig. In de manuele cyclus waren zes arbeidsters nodig om hetzelfde rendement van 7.200 stuks te bekomen. De laatste bewerking in de confectieafdeling, betrof het verstevigen van de hielen en het kruis van de panty. De volgende halte voor de panty’s, was de ververij. Zij kwamen terecht bij drie verfmachines die automatisch werkten. Volgens grootte en specifieke eigenschap werden de kousen gegroepeerd in nylonzakken, om nadien in een verftrommel te worden behandeld. De NV BBDS had er voor gekozen deze bewerking zo milieuvriendelijk mogelijk te laten verlopen: zo streefde men ernaar zo weinig mogelijk water te verbruiken en zoveel mogelijk te recycleren. Een verfbad werd gebruikt tot alle verf op is, zodat het overtollige water niet moest gezuiverd worden. In de vormerij werden de panty’s – zoals men logisch uit de naam van de afdeling kan afleiden – ,,gevormd’’. Het vormen had als doel de kous of panty effen en kreukvrij te presenteren zodanig dat de
28
SAA, Bosteelsarchief, nrs., 1890 - 1896, 2377.
10
consument beter kon oordelen over het uitzicht, de samenstelling, de transparantie en de kleur van het verpakte artikel. De manier waarop dat gebeurde, verschilde naargelang het artikel bovenaan of onderaan het productiegamma stond. Zo werden sommige panty’s voorgevormd: ze werden op vormen geplaatst en met stoom gefixeerd. Andere gingen over strijktafels en werden zodoende ,,halfvoorgevormd’’. Het volgende stadium was de controle en de eindverpakking van de producten. Dit gebeurde in de afdeling die men binnen Bosteels ,,den après’’ noemde. Alle ,,voorgevormde’’ kousen werden één na één nagekeken, van de andere werden stalen genomen. Als daarbij fouten werden vastgesteld, ging men de hele reeks controleren. Na de controle werden alle artikels ingepakt, en kwamen de dozen bij de afdeling ,,Verzending’’ terecht.
Minouche. De introductie van de panty was een revolutionaire ontwikkeling in de geschiedenis van de vrouwenkleding en veroorzaakte een dusdanig verkoopsucces dat de fabrikanten blindelings hun producties verhoogden zonder rekening te houden met de behoeften van de markt. De gevolgen hiervan tekenden zich onmiskenbaar af: een wereldwijde overcapaciteit gekoppeld aan een stagnerende vraag oefende grote druk uit op de prijs van het artikel. Om de prijs van hun artikelen enigszins te drukken, zetten de meeste fabrikanten in op een massaproductie die leidde tot een minder verzorgde afwerking van de koopwaar. De oliecrisis, die de grondstofprijzen de hoogte injoeg, zorgde voor een verdere banalisering van het product. Het resultaat was, dat de gestileerde dameskous op enkele jaren tijd haar imago van luxeproduct verloor en evolueerde tot een consumptieartikel dat nog maar weinig elegantie en aanzien uitstraalde. De laarzen- en pantalonmode die in de jaren ’70 de kop opstaken, drongen de panty nog verder in de vergeethoek. Ongeveer gelijktijdig met deze evoluties, kwam vanuit de Verenigde Staten een nieuw distributieconcept overgewaaid: de discount. Op het einde van de jaren ’60 waren de voornaamste kenmerken van dit concept vrij baanbrekend: producten werden verkocht in rudimentaire gebouwen, dikwijls verlaten fabriekshallen of verouderde bioscoopzalen. De koopwaar werd er op een goedkope manier gepresenteerd, bijvoorbeeld op paletten of op de grond, en men gebruikte geen of tweedehands presentatiemateriaal. Verder functioneerde de discount met een beperkt aantal personeelsleden die geen of slechts een beperkte service aan het cliënteel verleende.29 In België was het de keten Super-Bazar (verbonden met Grand-Bazar) die het als eerste aandurfde deze nieuwe verkoopsstrategie te lanceren. Super-Bazar streefde ernaar gevestigde merken te verkopen onder de gebruikelijke verkoopprijs. De progressieve distributie was in België geboren en de
29
SAA, Bosteelsarchief, nrs 1890 - 1896.
11
NV Bonneterie Bosteels – De Smeth, houder van het prestigemerk du Parc, moest zich bezinnen over hoe men op deze nieuw gecreëerde marktbehoefte kon inspelen. De toenmalige managers waren voorzichtig optimistisch dat de nieuwe formule zou inslaan, maar waren niet bereid om hun paradepaardje, du Parc, op het altaar van de progressieve distributie te offeren.30 Men opteerde voor een andere oplossing: de lancering van een tweede merk, namelijk Minouche. In 1969 werd het nieuwe merk boven de doopvont gehouden en een jaar later, tijdens de winter van 1970-1971, kende het een grote doorbraak, mede dankzij een groots opgezette publiciteitscampagne. Om op de nieuwe trend in te spelen stapte Bosteels af van de dure afwerking en verpakking die voor kousen gebruikelijk waren. Dit gebeurde echter niet van harte, integendeel: de top van Bosteels vreesde dat het op de markt brengen van een ,,minder’’ verfijnd massaproduct gelinkt zou worden aan kwaliteitsverlies, en dat zou nefast worden voor de naam du Parc. Die angst zou achteraf ongegrond zijn. Herman Bosteels getuigde hierover in een interview: ,,Nu heb ik er geen spijt meer van, want het geeft me voldoening dat ik de consument die op kwaliteit let een behoorlijk product kan bieden voor de prijs van ‘rommel’’’.31 Naast het afstappen van dure afwerking en verpakking – edoch zonder kwaliteitsverlies – werd er eveneens gesnoeid in de marges van zowel de fabrikant als de distributeur, en tenslotte werd de publiciteit na die ene grote campagne tot een minimum herleid. Vermits de klant in een discount – en al snel ook in grootwarenhuizen – op zichzelf was aangewezen om zijn product te kiezen, werd het artikelgamma beperkt gehouden en droegen de verpakkingen slechts de meest noodzakelijke informatie, namelijk prijs, kleur en maataanduiding. Het concept sloeg aan, en tot in de late jaren ’90 bleef Minouche een van de best verkochte merken in de grootdistributie in België. De jongedame, op wie twee broers van de familie Bosteels in de jaren ’50 verliefd waren en aan wie de naam Minouche ontleend werd zoals de mythe het wil, heeft het nooit geweten.32
Het verval van de Belgische breigoednijverheid. In de sector van dameskousen en panty’s waren in België, rond 1960, nog 28 fabrikanten van nylonkousen voor dames aangesloten bij de beroepsvereniging FABACO, een onderdeel van het Centraal Comité der Belgische Breigoednijverheid. In 1974 kon FABACO slechts vier aangesloten bedrijven meer tellen: Ets. Cordonnier te Wetteren, de Fabrique de Bonneterie Hanin – Maréchal te Marloie, de Fabrique de Bonneterie Wattiez te Doornik, en de NV BBDS, die zich sinds de lancering van du Parc tot marktleider had ontwikkeld. Daarnaast waren nog twee notabele firma’s actief in de sector die niet aangesloten waren bij de beroepsvereniging, namelijk Artemis te Welle en Nylba te 30
SAA, Bosteelsarchief, nrs 1890 - 1896. SAA, Bosteelsarchief, nr. 2377. 32 Idem. 31
12
Aartselaar. De trend begon zich duidelijk af te tekenen: de Belgische breigoednijverheid was in verval. De redenen hiervoor waren uiteenlopend: veranderende modetrends waarbij de panty aan populariteit moest inboeten, problemen bij de bevoorrading van grondstoffen, en de moordende concurrentie met goedkope importen uit diverse Europese landen en lagelonenlanden. In een rapport uit 1979 waarin het bedrijf zich naar aanleiding van de laagste productiecijfers in jaren bezint over de eigen concurrentiepositie, wordt vooral de Italiaanse concurrentie met de vinger gewezen.33 Op de Belgische markt zouden een tiental Italiaanse kousenfabrikanten geopereerd hebben die zeer goedkope artikelen aanboden. De NV BBDS hekelde de abnormale invoerquota opgesteld door de nationale overheid alsook door de autoriteiten van de toenmalige E.E.G., waardoor Belgische firma’s in het nauw werden gedreven. Bosteels probeerde hierop te reageren door zelf producten uit Italië te importeren en te verkopen. Naast de Italiaanse fabrikanten, ondervond de Belgische sector eveneens sterke concurrentie van enkele Franse en Duitse bedrijven, en in toenemende mate van firma’s uit Aziatische lagelonenlanden (Zuid-Korea, Taiwan en Hong Kong).De buitenlandse afzetmarkten voor Belgische textielbedrijven werden hierdoor steeds kleiner. In België konden een aantal grote spelers – hierboven vermeld – zich handhaven, maar ook hun productiecijfers en winstmarges liepen sterk terug. Deze trend zou zich in de loop der jaren alleen maar doorzetten. Eind jaren ’70 van de vorige eeuw, werd de Fabrique de Bonneterie Hanin – Maréchal gesloten, terwijl de eigen kousen- en pantyproductie gestopt werd bij Ets. Cordonnier, Fabrique de Bonneterie Wattiez en Nylba. In negen jaar tijd, van 1970 tot 1979, was de Belgische productie van kousen en panty’s gedaald met bijna 70%. Enkel Bosteels en Artemis te Welle wisten zich moeizaam te handhaven. Het aandeel van Bosteels in de totale Belgische productie van kousen en panty’s betrof in 1979 83%. De tewerkstelling werd gestabiliseerd op een 700-tal personen.34
Du Parc Sport. Om een antwoord te vinden op de verlieslatende productie van traditionele kousen en panty’s, moest de NV BBDS andere uitwegen zoeken. Een interne marketingstudie wees uit dat sportsokken misschien enig soelaas zou bieden. Maar, in welke sport zou het grootste en meest rendabele afzetgebied te vinden zijn? Toenmalig commercieel directeur van Bosteels, Juul Adriaenssens blikt in een interview met Knack in 1985 op die periode terug: ,,Het moest een individuele sport zijn en uit ons onderzoek bleek dat tennis de meeste mogelijkheden bood. Geen enkele speler hoeft namelijk bij zijn club te gaan vragen welke sokken hij moet dragen. Er waren dus commerciële mogelijkheden’’, aldus Adriaenssens.35 Bosteels was in 1979 al lid van de vaste sponsorgroep van het BOIK.36 In het contract 33
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2378. Idem. Een uitgebreide analyse van de concurrentie en de concurrentiepositie alsook het bijhorende cijfermateriaal is in dit document terug te vinden. 35 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382. kopie van het artikel uit Knack, 06/03/1985. 34
13
stond dat de Aalsterse kousenfabriek zelf commerciële ideeën mocht uitwerken, op voorwaarde dat deze de sport zelf bevorderden. ,,Enkele topspelers hier in België onder de naam du Parc laten tennissen leek ons de ideale combinatie’’, zei Juul Adriaenssens. Het leek een waanzinnig idee, maar het doorzettingsvermogen en lobbywerk van de commerciële directeur en zijn medewerkers bleken niet tevergeefs te zijn: op 23, 24 en 25 november 1979 ging het eerste Belgian Indoor Championship Challenge Du Parc door in Vorst Nationaal. De affiche van dit tennistornooi werd bekleed met de namen van enkele topspelers, waaronder Björn Borg ongetwijfeld de meest ronkende was. Het initiatief was een ongelooflijk succes, zowel op sportief als op commercieel vlak. De tribunes van Vorst zaten afgeladen vol, Belgische tennisliefhebbers konden Borg op hun eigen bodem zien schitteren. Du Parc was een van de hoofdsponsors en won ongelooflijk veel publiciteit met het evenement.37 Voor het tennistornooi had de Styling-afdeling van Bosteels een nieuwe lijn sokken ontworpen, genaamd du Parc Sport. Het was de bedoeling om Björn Borg met deze nieuwe sportsokken in 1979 tijdens de exhibitiewedstrijden te laten aantreden, maar dit opzet zou op een sisser uitdraaien. Borg lag reeds onder contract bij andere firma’s, waardoor hij onmogelijk met du Parc Sport kon spelen. Juul Adriaenssens vond de Zweedse tennisser wel bereid om de sportsokken uit te testen op training. Een jaar later, op het moment dat Borg zijn lopende contract was afgelopen, werd de commerciële directeur van Bosteels opgebeld door de secretaris van Borg met de melding dat de tennisspeler de sokken heel degelijk vond. Na een reeks onderhandelingen tekende Borg een contract waarin werd opgenomen dat hij van 1 januari 1981 tot 1 januari 1984 met du Parc- sportsokken zou spelen.38 Du Parc zou voortaan verbonden zijn met de naam van de grootmeester. Dat een bedrijf van eigen bodem zijn producten zou kunnen verenigen met een van de grootste en populairste topsporters van het moment, kreeg in België enorme weerklank. En ook in het buitenland zou du Parc via hem bekend(er) kunnen raken. Aangezien het een contract van drie jaar was, zou de NV BBDS de mogelijkheid hebben om in Europa een degelijk netwerk uit te bouwen om de sokken te verspreiden en zodoende de bedrijfseconomische problemen van die periode het hoofd te bieden. Het noodlot besliste er echter anders over: Borg verloor zijn plezier aan het spelletje, en beëindigde zijn carrière in 1982. De investeringen en toekomstplannen die Bosteels tot dan toe in gedachten had, hadden geen rekening gehouden met dit scenario, waardoor de hele campagne in het water viel. Wat begonnen was als een sportieve en commerciële stunt, draaide uiteindelijk uit op een zakelijke koude douche.39
36
BOIK (= BOIC) staat voor het Belgische Olympisch en Interfederaal Komitee (Comité). SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382. kopie van het artikel uit Knack, 06/03/1985. 38 Idem 39 Idem. 37
14
Björn Borg tijdens de Belgian Indoor Championship Challenge Du Parc, Vorst Nationaal, 1979.
Anderzijds betekende de lancering en het succes van de nieuwe merknaam een prikkel voor de afdelingen Research en Styling om frissere en meer gesofisticeerde gammaproducten te ontwikkelen. De ris fantasietjes die in de dameskousen terug te vinden was gedurende de jaren ’80, vormden hiervan de meest in het oog springende kentekens. Naast deze opwelling van veelbelovende creativiteit, probeerde du Parc nieuwe afzetmarkten aan te boren, zij het met wisselend succes. Binnen de Belgische breigoedsector werden de koppen bij elkaar gestoken en werkte men aan de verwezenlijking van een ,,Textielplan’’, waarin men een hoop maatregelen probeerde te vatten die de textielnijverheid er weer bovenop moesten helpen. Ondanks kleine wederoplevingen van succes, waren de problemen voor NV BBDS niet van de baan, integendeel. Tijdens de jaren ’80 ging de kousenfabriek nog steeds meer lijden onder de toenemende druk van loonkosten en de import van goedkope artikelen uit lagelonenlanden. Bovendien had er zich sedert 1979 een omwenteling voorgedaan in het productiemateriaal voor kousen en panty’s. De nieuwste breimachines draaiden 2 tot 2,5 maal sneller dan de types waarover Bosteels beschikte, en waarvan de laatst aangekochte dateerden uit 1974.40 De concurrentiepositie werd dus steeds verder uitgehold, waardoor ook de productiecijfers bleven dalen, met alle rampzalige gevolgen die daar voor het personeelsbestand uit zouden voortvloeien. 40
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2106, Analysenota van NV BBDS, gemaakt door studiebureau N.V. BekaertStanwick, situatie op 13/05/1982.
15
Momentopname. Los van deze aftakelende toestand en alvorens verder te gaan met een volgende fase in de geschiedenis van het bedrijf, staan we even stil bij de activiteiten van Bosteels in het begin van de jaren ‘80. Met behulp van een interessante analysenota van het studiebureau Bekaert is het mogelijk een ,,momentopname’’ te schetsen van de Aalsterse kousenfabriek, op een moment waarop ze kampt met de eerder genoemde moeilijkheden.41 Het rapport vermeldt dat de hoofdactiviteiten anno 1982 bestonden uit de productie en verkoop van dameskousen en pantykousen (63% procent van de omzet), sokken, driekwart – kousen (28 % van de omzet) en damesslips (7% van de omzet). De overige 2% van de omzet werd gerealiseerd door de texturatie van textielgarens. Het aandeel van Bosteels in de nationale productie bedroeg toen 84% voor dameskousen en panty’s, en 14% voor sokken en driekwart – kousen. Het productenpakket van Bosteels werd sinds lang gekenmerkt door een modegebondenheid en seizoensinvloeden. Er bestonden telkens twee collecties: winter en zomer. Tijdens de zomer kwam meer katoen aan bod en in de winter meer wol, al was het onderscheid tussen een zomerartikel en een winterartikel eerder te situeren in de kleur. Voor het zomerseizoen begon men te leveren in februari, met een piek in maart en uitlopers tot in april en juni. De wintercollectie startte in augustus en piekte nog in diezelfde maand, met uitlopers van september tot december. Gedurende enkele decennia vóór 1980 was het aandeel van de winterverkoop belangrijker dan dat van de zomerverkoop, maar anno 1980 was de verhouding fifty- fifty.42 De twee meest gekende merknamen die de NV BBDS zowel produceerde als verkocht, waren du Parc en Minouche. Zowel voor dameskousen, panty’s en sokken. Het verschil tussen beide was dat de hogere gammaproducten verkocht werden onder du Parc, en de ,,midden’’ gammaproducten onder de naam Minouche. Daarnaast verkocht Bosteels nog enkele nevenmerken van kousen aan het genre voedingswinkels dat ook kousen verkoopt: Quiz, Conny en Balma. Op vraag van bepaalde grootwarenhuizen werden ook producten gemaakt en geleverd onder de merknaam van de klant: Carine voor GB – Inno – BM, en Penney voor Sarma – Penney. De verkoop van het merk du Parc verliep op nationaal vlak via drie types distributiekanalen: de klassieke grootwarenhuizen (zoals GB, Inno, etc.), de betere winkelketens (vb. Veritas) of de verfijnde bonneterie- en textielwinkels, die via grossiers werden bediend. Ter ondersteuning en ,,coaching’’ van de verkoop werden handelsvertegenwoordigers in dienst genomen die verkoopspunten bezochten om ze te controleren of om publiciteitscampagnes op te zetten. Bosteels had zo ook een aantal buitenlandse vertegenwoordigers. De belangrijkste buitenlandse afzetmarkt voor Bosteels, was 41
SAA, Bosteelsarchief, nr. 2106, Analysenota van NV BBDS, gemaakt door studiebureau N.V. BekaertStanwick, situatie op 13/05/1982. 42 Idem.
16
Nederland.43 Om het merk Minouche, gelanceerd in 1970, aan de man (de vrouw) te brengen, richtte men zich op hypermarkten en discounts, de nieuwe distributievorm. De sportsokken van du Parc Sport werden verdeeld via een exclusieve distributeur (zetel in Verviers) die enkel sportwinkels bewerkte.44 Het studiebureau Bekaert oordeelde in zijn rapport eveneens dat Bosteels gedurende een periode van 20 jaar een goed uitgewerkt reclamebeleid had: op regelmatige tijdstippen verschenen aantrekkelijke advertenties in dagbladpers en tijdschriften. Sinds 1980 werden bovendien reclamespots uitgezonden op R.T.L. Omstreeks die periode bedroeg het totale reclamebudget ongeveer 30 miljoen oude Belgische franken per jaar. De mediapubliciteit werd aangevuld met verschillende vormen van reclame in de verkooppunten zelf: pancartes, posters, winkelstandaards, etcetera. De bekendste media stunt in de geschiedenis van het bedrijf, was het publiciteitscontract met de tennisser Björn Borg.
Het doek valt. Zoals gezegd kampte de Aalsterse kousenfabriek tijdens de jaren ’80 met verschillende moeilijkheden. De marktstrategie van Bosteels was er in die omstandigheden niet anders op gericht dan de eigen positie te verdedigen. Voor nieuwe investeringen of uitbreidingen was amper ruimte in het budget. Gedurende de jaren ’90 zou de situatie nog benarder worden voor Bosteels: het werd een decennium waarin de neveneffecten van een globaliserende economie een nefaste uitwerking zouden hebben op de concurrentiepositie van het bedrijf. Deze evolutie zou leiden tot een aantal pijnlijke, edoch onvermijdelijke herstructureringen. Zoals bij de meeste West-Europese bedrijven in de textielsector woog ook de druk van de loonkost enorm zwaar op de schouders van de NV BBDS. De concurrentie met de lagelonenlanden was moordend. Produceren in de textielnijverheid was nog steeds zeer arbeidsintensief, omdat het een specifieke confectie betrof. En arbeid in België was duur. De druk van de lagelonenlanden werd des te meer gevoeld naarmate grootwarenhuizen steeds meer goedkope, merkloze kousen begonnen te kopen bij verdelers van producten uit die landen, daar waar Bosteels voordien de grootste leverancier van kousen aan de Belgische grootwarenhuizen was. Naast een uitgeholde concurrentiepositie, zag het management van Bosteels dat de markt van panty’s steeds verder wegkwijnde, waardoor de omzet zienderogen bleef dalen. De kousenfabriek probeerde stand te houden door met kwalitatief hoogstaande en originele artikelen zijn deel van de markt te bezetten.45 Deze strategie bleek aanvankelijk wel te werken, – du Parc bleef synoniem staan voor kwaliteit – maar was tegelijk een dubbeltje op zijn kant. Door de opkomst van lycra – een nieuwe,
43
NV BBDS had met de firma Max Wolff B.V. (te Arnhem) een exclusief contract voor de alleenverkoop van du Parc-producten op de Nederlandse markt. SAA, Bosteelsarchief, nr. 2398. 44 SAA, Bosteelsarchief, nr. 1, 2106. 45 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378-2382, Het Nieuwsblad, 16/03/1994.
17
zeer stevige microvezel waaruit dameskousen werden gemaakt – gingen dameskousen langer mee, zodat de klant minder snel naar de winkel moest om een nieuw paar aan te schaffen. Ondanks alle inspanningen bleven de productie- en omzetcijfers teruglopen, met als gevolg dat het personeel met problemen van tijdelijke werkloosheid kampte.46 De directie zag dan ook geen andere mogelijkheid dan het bedrijf te reorganiseren en af te stemmen op de economische realiteit. De herstructurering verliep in verschillende fasen, en gedurende elke fase werd een gevoelig aandeel van het personeelsbestand afgedankt. Zo vonden in 1992, 1994, 1995 en 1996 een aantal drastische afvloeiingen plaats. In het voorjaar van 1995 werden de werkhuizen in de Bergemeersenstraat verkocht en is de sokkenafdeling verhuisd naar de vestigingen in de Erembodegemstraat. Op dat ogenblik verschafte Bosteels nog werkgelegenheid aan een 200-tal personen. In 1996 vond een verregaande herstructurering plaats om een eerste faillissement af te wenden. Door de naamsverandering die daarmee gepaard ging, heette de NV BBDS voortaan NV Bosmeth.47 Om nader te onderzoeken welke maatregelen men het best kon nemen in de niet zo rooskleurige toekomst, nam de kousenfabriek het adviesbureau IMO – Leuven (een spin-off van de KUL) onder de arm. Het advies indiceerde wat iedereen eigenlijk al min of meer had zien aankomen: om te kunnen overleven en opnieuw een rol van betekenis te gaan spelen, moest de NV BBDS een schaalvergroting zien te bereiken, én goedkoper zien te produceren. Een delokalisering van de productie-eenheden zou in dit kader dus onvermijdelijk zijn. En zo geschiedde. De meest frappante herstructureringen werden gerealiseerd tussen 1998 – 1999. Na een reeks onderhandelingen nam Bosteels de Roemeense kousenfabrikant Adesgo SA over. Dit bedrijf was een van de grootste in zijn sector en produceerde jaarlijks circa 17 miljoen panty’s die onder de merknaam Adesgo (en submerken zoals Diamant en Elegant) verkocht werden.48 Vanuit deze uitvalbasis wou Bosteels zich profileren als grootverdeler van dameskousen en panty’s, met afzetmarkten in Oost – en West – Europa. Met dit doel voor ogen tekende het Aalsterse bedrijf, enkele maanden na de overname van Adesgo SA, een intentie overeenkomst voor de overname van de tweede grootste sokkenproducent in Polen, namelijk Syntex SA. Ook hier ging men met een aantal nieuwe,financiële partners in zee om de nodige investeringen te kunnen dekken.49 Een volgende fase in de schaalvergroting speelde zich af in februari 1999, toen een meerderheidsparticipatie werd verworven in Elca SA, nog een Roemeense sokkenfabriek.50 Naast deze herstructureringen inzake het productieproces, zette Bosteels eveneens een nauwe samenwerking met het distributiebedrijf Absalon op poten. Uit dit partnerschap ontsproot zelfs het distributiebedrijf Fashion Distribution Partners. Deze zogenaamde ,,joint venture’’ werd binnen de België en Luxemburg de exclusieve verdeler van dameskousen, panty’s en nevenartikelen. Het bedrijf leverde 46
Het was geen uitzondering dat men na een week werk voor twee weken op non-actief werd gezet, omdat er niet genoeg werk was. De arbeiders waren dan geneigd om te leven van een tijdelijke uitkering. Interview met Annie Matthys, 13/08/2008. 47 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 4-5. 48 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382, De Financieel - Economische Tijd, 25/09/1998. 49 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382, Texpress (nr. 40), 03/10/1998. 50 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382, De Financieel - Economische Tijd, 20/02/1999.
18
aan zowat 3.000 detailzaken artikelen van o.a. du Parc, Sisi, Chipie, Nina Ricci, Millésia (lingerie), Le Chat, Pompom (nachtkledij) en du Morteuil (luxe sjaals).51 De laatste creatie binnen de nieuwe structuren, was nog een ander distributiebedrijfje, Mass Retail Bosteels International N.V. De herstructureringen betekenden het einde van de NV BBDS: om de vernieuwde identiteit kleur te geven, besloot men de oude bedrijfsnaam te vervangen door The Bosteels Group. Met de delokalisering van de productie-eenheden viel het doek definitief over 76 jaar kousenproductie in de industriële site te Aalst (1922 – 1998). Het gesaneerde budget werd – in samenwerking met een aantal financiële partners – in de nieuwe fabrieken geïnvesteerd, en het grootste deel van het machinepark werd naar Roemenië en Polen getransporteerd. De gebouwen in de Erembodegem zouden slechts nog gebruikt worden als een logistiek centrum waar commercieel personeel werd tewerkgesteld. Tot 1998 telde het personeelsbestand van de NV BBDS nog 146 mensen. Met de verhuizing naar het buitenland verloren 115 arbeiders en een twintigtal bedienden hun werk.52 Ondanks de veelbelovende veranderingen, bleek alles niet zomaar van een leien dakje te lopen. Door het feit dat sommige investeringen en de herstructureringskosten van alle bedrijven binnen de groep hoger opliepen dan wat aanvankelijk in het financieel plan was voorzien, kreeg de Bosteels Group vrij snel te kampen met aanzienlijke tekorten aan financiële middelen op korte termijn.53 Het bedrijf werd dan ook door de juridische overheid op de vingers getikt. In een email aan de Rechtbank van Koophandel van Aalst, gaf Danny De Cauwer, toenmalig financieel manager, meer uitleg over de moeilijkheden waarmee het bedrijf had te maken. Sinds 1998 pompte de Bosteels Group ongeveer 20 miljoen euro in acquisities, investeringen en werkkapitaal. De Cauwer verduidelijkte dat het hier ging om drie productie-eenheden in het buitenland (Elca S.A. en Adesgo S.A. in Roemenië, Syntex S.A. in Polen) en twee distributiebedrijven in eigen land (Fashion Distribution Partners N.V. en Mass Retail Bosteels International N.V.).54 Bosteels zou er slechts in slagen weer concurrentieel te worden indien men tenminste nog één extra industriële én één extra financiële partner vond. In december 2000 voerde de Bosteels Group onderhandelingen om die extra partners te overtuigen, maar deze hielden de boot af. The Bosteels Group bleef sukkelen en kon de achterstallige betalingen niet meer inlossen, waardoor het bedrijf uiteindelijk de boeken moest neerleggen. Op 1 maart 2001 sprak de Rechtbank
51
SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382, De Financieel - Economische Tijd, 20/02/1999 ; Het Belang van Limburg, 12/02/1999. 52 SAA, Bosteelsarchief, nrs. 2378 - 2382, De Morgen, 17/08/1998 ; Het Nieuwsblad, 18/08/1998, 23/08/1998, 30/08/1998 ; Vrijuit (ACLVB), september 1998. 53 De kosten voor technische assistentie, verhuis, installatie, reorganisatie, vervanging van het management en de collectieve ontslagen bleken het beschikbare budget te overschrijden. SAA, Bosteelsarchief, nr. 8. E-mail van Danny De Cauwer op 22/12/2000. 54 Idem.
19
van Koophandel het faillissement van de kousenfabrikant uit. Ongeveer 70 mensen verloren hun job.55 Het industrieel patrimonium in het buitenland werd na een tijd verkocht.
55
De Standaard, 08/03/2001.
20