Gemeenteraad van Leiden Verslag van de vergadering van de Raadscommissie Werk en Financiën, gehouden op dinsdag 18 mei 2010 in de B&W-kamer van het Stadhuis. Ongewijzigd vastgesteld d.d. 17 juni 2010
Aanwezig: Leden commissie :
Afwezig: Leden college: Commissiegriffier: Insprekers: Derden: Notulist: 1.
Mevrouw A. van den Boogaard (PvdA), mevrouw P. Borst (VVD), de heer R.J. Van Ette (PvdA, voorzitter ad interim), de heer E. de Graaf (SLO), de heer T. Gubbens (D66), de heer M. Keuning (CU), de heer M. Koek (D66), de heer P. Laudy (VVD), de heer J.T. Leeuwrik Nieborg (GroenLinks), de heer L. Rademaker (SP), mevrouw J. Sandriman (CDA), de heer J. Schrama (PvdD) en de heer D. Sloos (LL) -De heer J.J. De Haan Mevrouw A.M. Heijnen De heer D.J. Bruil en de heer E. Meijer DZB directie; staf sociale zaken Mevrouw G.T.J. van Arnhem (Notuleerservice Nederland)
Opening en vaststellen agenda
De voorzitter opent om 20.00 uur de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij bekleedt deze avond de gastrol van voorzitter. Er zijn geen opmerkingen over de agenda ontvangen. 2.
Burger aan het woord
De voorzitter meldt de commissie dat zich twee insprekers gemeld hebben. Als eerste vraagt hij aandacht voor de heer Derk-Jan Bruil, voorzitter van de WSW-raad Leiden en Leiderdorp. De heer Bruil zegt dat de WSW-raad in april 2009 is opgericht voor het gevraagd en ongevraagd advies geven over sociale werkvoorziening. Er is tot op heden nog geen advies gevraagd, de WSWraad heeft al wel een advies gegeven. Dit advies gaat over verbeteringen aan het persoonsgebonden budget voor begeleid werken en is ook aan de staatssecretaris aangeboden. Inmiddels zijn er ook andere cliëntenraden in den lande mee aan de slag gegaan. De commissie De Vries heeft een rapport uitgebracht, waaruit duidelijk is geworden dat er vergaande consequenties zijn voor de positie van WSW-ers. Inmiddels is de WSW-raad op flink wat klachten gestuit en deze zijn besproken met de gemeente en de directie van DZB. Het meldpunt klachten bij de DZB werkt goed, maar is niet onafhankelijk genoeg. Hij pleit ervoor dat er een onafhankelijke klachtenafhandeling komt. Ook de Cliëntenraad Soza heeft in het verleden gevraagd om een ombudsman, bijvoorbeeld als het gaat om de Wmo. In feite hebben de cliëntenraden dus een gezamenlijke wens: een verbetering door een onafhankelijke klachtenafhandeling en een goede voorlichting over procedures. Mensen weten vaak niet waar en hoe te klagen. Het collegeprogramma geeft aan dat Leiden de meest cliëntvriendelijke gemeente wil worden en dat vat spreker op als steun. Hij spreekt de hoop uit betrokken te worden bij een onderzoek naar de verbetering van de klachtenregelingen. De voorzitter stelt de commissieleden in de gelegenheid feitelijke vragen te stellen. De heer Sloos vraagt of er elders een betere klachtenafhandeling plaatsvindt. De heer Bruil zegt dit niet te weten. Maar de WSW-raad zou het graag anders zien.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
1
De heer Rademaker zegt interessante dingen van de heer Bruil gehoord te hebben. Hij zou ook graag meer willen weten over het rapport De Vries dat genoemd is. De voorzitter stelt voor dat de heer Bruil zijn contactgegevens via de griffie bekend maakt. Mevrouw Sandriman zegt begrepen te hebben dat het meldpunt niet onafhankelijk genoeg is. Zij vraagt waaraan het meldpunt zou moeten voldoen. De heer Bruil antwoordt dat het meldpunt is besproken met de directie van DZB, waarbij ook de onafhankelijkheid is besproken. Het meldpunt functioneert goed maar niet echt onafhankelijk. Het zou moeten werken zoals er een onafhankelijke commissie Burgerraadslieden was. Mevrouw Van den Boogaard vraagt of er klachten over het functioneren van het meldpunt zijn. De heer Bruil zegt dat de directie de klachten serieus heeft opgepakt: er zijn goede mensen opgezet. De voorzitter dankt de heer Bruil voor zijn betoog en vraagt aandacht voor de heer Eltjo Meijer van de Cliëntenraad SoZa van Leiden. De heer Meijer zegt dat zijn Cliëntenraad zich bezighoudt met mensen met een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand en aanverwante regelingen. In het bestuursakkoord wordt de betrokkenheid van burgers bij de besluitvorming van college en raad genoemd. Hij zegt nog niet te weten wat hiervan de consequenties gaan zijn, maar verzoekt op voorhand zo weinig mogelijk af te spreken in regionaal verband. Daarmee komen namelijk de burgers en de gemeenteraad buitenspel te staan. Vergaande samenwerking betekent een inperking van de eigen invloed. Een andere manier van besturen houdt volgens hem ook een vermindering van beleidsregels in. Dat is een exclusieve bevoegdheid van het college, maar ontneemt burgers de mogelijkheid van inspraak. Als voorbeeld noemt hij de Bijzondere bijstand: die zou ook in een verordening geregeld kunnen worden. Als de raad meer invloed krijgt zal dit een andere rol voor adviesorganen, zoals cliëntenraden, betekenen. Nu wordt veelal met ambtenaren overlegd, maar zij zouden liever betrokken worden bij het stellen van de kaders. De Cliëntenraad adviseert zowel het college als de raad en hij spreekt de wens uit dat er een hoorzitting komt over de nota Participatie. In het beleidsakkoord heeft hij gelezen dat Leiden de meest klantvriendelijke gemeente van Nederland wil zijn. Dit verbaast hem: burgers zijn geen klanten van de gemeente maar de eigenaren en bazen. Klantvriendelijkheid houdt in respectvol omgaan met mensen die afhankelijk zijn van een inkomen van de gemeente. Er ontstaat daardoor macht over mensen en de vraag is, wie durft te bijten in de hand die hem voedt. Het is van belang dat die macht niet misbruikt wordt. Mensen dienen als individu gezien te worden en niet als lid van bijvoorbeeld de groep werklozen. Beleid en uitvoering dienen gericht te zijn op wat mensen echt individueel nodig hebben. Ook bij integratie gaat het om het individu en dit mag nooit ondergeschikt worden gemaakt aan kwantitatieve doelstellingen hetgeen hij cijferfetisjisme noemt. Bij klantvriendelijkheid dient uitgegaan te worden van vertrouwen en niet van wantrouwen. Er is veel bureaucratie en er worden snel sancties opgelegd. Dan lijken de regels belangrijker dan de mensen en dat is geen goede dienstverlening. Klantvriendelijkheid sluit ook dwangarbeid uit, evenals verloningstrajecten. Die schonen alleen de statistieken op. Klantvriendelijkheid betekent dat er een onafhankelijke klachtenregeling moet komen voor mensen die afhankelijk zijn van de gemeente, bijvoorbeeld in de persoon van een ombudsman. Nu moet er geklaagd worden bij collega's van degene over wie geklaagd wordt. De voorzitter stelt de commissieleden in de gelegenheid feitelijke vragen te stellen. De heer Gubbens vraagt welke consequenties er voor het arbeidsmarktbeleid in de regio kunnen zijn, als zaken weer naar Leiden getrokken worden. De heer Meijer zegt dat de regio zich bijvoorbeeld moet buigen over het aantrekkelijk maken voor bedrijven. Dat is iets anders dan vergaande afspraken maken over re-integratie. Wat hem betreft heeft re-integratie in eigen beheer de voorkeur. Dan wordt gekeken naar wat mensen nodig hebben en kunnen modules individueel worden ingekocht. Dat is een andere werkwijze, die regionaal moeilijk te realiseren valt. De heer Sloos merkt op dat de heer Meijer dit werk al jaren doet en zegt een teneur te proeven dat de adviezen van de Cliëntenraad niet worden opgevolgd. De heer Meijer zegt dat adviezen van de Cliëntenraad soms pas jaren later worden opgevolgd, zoals in de nota Participatie. Dat is overigens niet ongebruikelijk voor adviesorganen, maar hij is vastbesloten om vol te houden.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
2
De heer Rademaker zegt dat de suggestie om een hoorzitting te houden over de nota Participatie hem aanspreekt. Hij stelt de commissie voor hierover een standpunt in te nemen. De voorzitter zegt dat hij daarover graag het standpunt van de commissie verneemt. De heer Laudy zegt hierover even na te willen denken. Hij heeft de heer Meijer horen zeggen dat hij liever een verordening heeft dan beleidsregels, maar beleidsregels geven meer vrijheid van handelen. Graag zou hij van de heer Meijer horen om welke regels het gaat. De heer Meijer zegt dat het college daar hetzelfde over denkt. In de praktijk blijkt het echter rechtsonduidelijkheid te veroorzaken. Hij adviseert de commissie vooral duaal te werken en het stellen van kaders aan zichzelf te houden. Als voorbeeld van beleidsregels waarop geen invloed geweest is, noemt hij de bijzondere bijstand. Ook de commissie beroep- en bezwaarschriften krijgt hier vaak mee te maken. Naar zijn mening kan bijzondere bijstand prima in een verordening geregeld worden. De voorzitter dankt de heer Meijer voor zijn betoog. Hij vraagt de commissie vervolgens of iemand wil praten over de nota Participatie. De heer Laudy zegt ervoor te willen waken dat elke inspreker om een hoorzitting gaat vragen: dit zal een te grote workload voor de commissie opleveren. Hij vindt het onderwerp evenwel belangrijk en komt er graag later op terug. De heer Keuning zegt zich hierbij aan te sluiten. Mensen kunnen inspreken in de commissie of de raadsleden mailen. Hij vindt dat het niet te groot opgetuigd moet worden. De heer Rademaker merkt op dat de nieuwe wet over participatiegelden nog vertaald moet worden naar gemeentelijk beleid. Het college doet daarover een voorstel in een discussienota met vele varianten. In dat kader is het handig om in commissieverband over de vertaling voor Leiden te spreken, net als met de Wmo is gebeurd. Daarvoor was zelfs een subcommissie opgetuigd. Hij acht de commissie nu aan zet. De voorzitter zegt dat hij met het presidium zal spreken over de behandeling van de Participatienota. Mevrouw Van den Boogaard verwijst naar de vorige vergadering, waarin de commissie hier al om heeft gevraagd. De voorzitter verzoekt de griffier de vraag van de commissie naar het presidium door te geleiden. 3.
Mededelingen en rondvraag
De voorzitter deelt mee dat er geen mededelingen zijn. Ook zijn er geen rondvragen ingediend. 4.
Conceptverslag van de vergadering van 22 april 2010
Van de heer Van Ette zijn twee opmerkingen over het verslag ontvangen: Bij mededelingen/rondvraag heeft de heer Van Ette de voorzitter gefeliciteerd met haar stapje terug op de democratische ladder, namens zijn fractie. Op pagina 4, agendapunt 7, heeft de heer Van Ette gezegd: “Wellicht dat de BNG dan een interessant generiek product heeft of wil ontwikkelen”. Met inachtneming van deze wijzigingen wordt het verslag overigens conform vastgesteld. 5.
Lijst van Toezeggingen
De voorzitter zegt dat er geen opmerkingen ontvangen zijn. Het is gebruik dat de nieuwe commissievoorzitter de Lijst van Toezeggingen zal doornemen met de verschillende portefeuillehouders. 6.
Presentatie DZB
De voorzitter nodigt de heer Bas van Drooge uit voor een presentatie over de DZB. De heer Van Drooge geeft aan de hand van slides een presentatie over de DZB. Hij nodigt de commissieleden uit om zijn verhaal te onderbreken voor vragen. Hij licht met name de verschillende activiteiten van de DZB, ook in de regio, toe. De commissieleden krijgen allerhande informatie uitgereikt.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
3
De heer Rademaker vraagt in hoeverre Leiden financieel participeert in de DZB. De heer Van Drooge zegt dat al het geld via de gemeente komt. Het rapport De Vries adviseert alle regelingen te ontschotten en bij elkaar te brengen. DZB wil daarop inspelen. DZB is met een visie bezig, maar de hoofdtaak blijft mensen zoveel mogelijk richting regulier werk te begeleiden. Het is de bedoeling dat mensen het beste uit zichzelf halen. De heer Gubbens vraagt wat de consequenties voor de DZB zullen zijn als het nieuwe kabinet besluit op deze regelingen flink te gaan bezuinigen. De voorzitter vindt dat de vraag, gezien het politieke gehalte, aan de wethouder is om te beantwoorden. De heer Van Drooge zegt dat het de ambitie van de DZB is dat in 2013, 45% uitstroomt naar het reguliere bedrijfsleven, dat is 170 mensen meer dan nu. De WSW-wachtlijst mag maximaal zes maanden bedragen. De heer Keuning vraagt of, gezien die ambitie van 45%, er nu mensen binnen zijn, die wel zouden kunnen doorstromen. De heer Van Drooge zegt dat er in de meeste gevallen wat moeite voor gedaan moet worden en dat kost tijd. De re-integratie zal van 35% naar 45% gaan. De gemeentelijke bijdrage moet gereduceerd worden naar 600.000 euro. Er zal gewerkt gaan worden in kleinere productie-eenheden, die leerzamer voor de mensen zijn en waardoor ze meer aandacht krijgen. De voorzitter vraagt of vijf mensen op één unitleider het minimum is. De heer Van Drooge zegt dat de span of control uiteraard groter is; elke unitleider zal meer groepen onder zich hebben. De heer Gubbens vraagt hoe de DZB zich concurrerend onderscheidt ten opzichte van reintegratiebureaus. De heer Van Drooge zegt dat de DZB veel zaken in huis heeft om mensen dingen te leren, dat hebben andere re-integratiebedrijven meestal niet. Er zijn nog meer kritische succesfactoren; die staan in het stuk dat nog naar de gemeente komt. Hij noemt als voorbeeld de andere marges dan commerciële bedrijven. DZB heeft daarnaast een groot netwerk in de regio. De heer Rademaker zegt dat er sprake is van succes als iemand gedurende zes maanden en een dag een baan heeft en vraagt of dit niet te kort is. De heer Van Drooge zegt dat een enkeling weer terugvalt op de bijstand. Hij zou het liefst werken met een kengetal voor mensen die later weer terugkomen naar de DZB, maar daar beschikt hij nu nog niet over. De heer Leeuwrik Nieborg vraagt of de economische crisis van invloed is op het aantal uit te plaatsen mensen. Daar zijn immers bedrijven voor nodig. De heer Van Drooge zegt dat hij een groep van 35 mensen heeft die de markt benadert. Ook wordt aangehaakt bij het Werkplein. Als de re-integratie in Leiden sterk groeit, zal dit ook politiek interessant zijn. Hij vraagt dan ook, bij aanbestedingen ook aan de DZB te denken, die het liefst in partnership met externe bedrijven werkt. Tot slot heeft de DZB te maken met een 'mongolenimago', dat overduidelijk niet klopt. Er wordt dus ook hard gewerkt aan een ander label en een andere merknaam. De heer Sloos vraagt hoe het met de orderportefeuille gesteld is. De heer Van Drooge zegt dat de DZB sterker dan andere SW-bedrijven werk behoudt. Het staat er niet slecht voor en er zijn enkele grote en trouwe klanten, zoals de gemeente en het LUMC. De klap van de crisis is minder hard aangekomen. Natuurlijk vindt er veel acquisitie plaats, omdat dit altijd beter kan. De heer Gubbens vraagt of groei en schaalvergroting ten koste kan gaan van de creativiteit om mensen op nieuwe manieren aan het werk te helpen. De heer Van Drooge zegt dat de groei bij re-integratie moet zitten en niet bij de productie-afdelingen. Hij zou het liefst taken willen overhevelen naar reguliere bedrijven, waarna de DZB het personeel levert. Hij richt het liefst de aandacht op de mensen in plaats van op de bedrijfsvoering. De heer Laudy vraagt naar de spanning tussen een grotere uitstroom en bedrijfsvoeringsdoelstellingen, zoals het terugbrengen van de gemeentelijke bijdrage. De heer Van Drooge zegt dat het plaatsen van mensen bij andere bedrijven geld oplevert. Als er 45% wordt uitgeplaatst levert dit 200.000 euro netto toegevoegde waarde op. Als er goede mensen uit de productie gehaald worden, kan dit problemen opleveren. De belangstelling, met name de laatste tijd, voor de DZB heeft iedereen goed gedaan. Hij vraagt steun voor het Koersplan 2013 en hoopt dat de politiek de bedrijfsvoering aan de directie overlaat.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
4
De voorzitter stelt de commissieleden in de gelegenheid vragen te stellen. De heer Sloos vraagt of de heer Van Drooge een missie heeft. Spreker zegt de DZB kritisch gevolgd te hebben en hij zal dat blijven doen. Hij hoort nu veel positieve dingen en mensen zeggen tevreden te zijn. Hij maakt daar graag complimenten voor. De heer Van Drooge zegt dat hij tamelijk blanco binnenkwam. Er is vervolgens in het MT nagedacht over een missie. Hij heeft geprobeerd bij zoveel mogelijk mensen uit te vinden wat hun ambitie is binnen de DZB. Extern gaat het hem erom werkgevers tevreden te stellen. Tot slot moet er geld verdiend worden. De heer De Graaf zegt graag op korte termijn op werkbezoek te willen komen. Hij adviseert met name nieuwe commissieleden zich bij hem aan te sluiten, omdat een bezoek zeer de moeite waard is. De voorzitter zegt toe dat de griffie een werkbezoek zal organiseren. De heer Rademaker vraagt naar de leertrajecten. Hij vraagt of er wordt samengewerkt met het ROC. Voorts weet hij dat er een tekort is aan MBO-verzorgenden, maar dat soort opleidingen duurt meer dan een jaar. De heer Van Drooge zegt dat er een trend is ingezet voor de ontwikkeling van de mens, maar daarin kan zeker nog een slag gemaakt worden. Er is een systeem ingevoerd om competenties vast te leggen. Samen met het ROC wordt gewerkt aan de startkwalificaties. Het gaat er vooral om wat de markt wil, maar de gemiddeld uitstromende medewerkers halen niet het MBO-niveau. Het is de heer Laudy opgevallen dat er nul PRB-trajecten zijn gerealiseerd, volgens de slide. De heer Van Drooge zegt dat dit afhangt van wat er vanuit Werk en Inkomen binnenkomt, de trajecten fluctueren. De voorzitter dankt de heer Van Drooge voor de presentatie en het beantwoorden van de gestelde vragen. Hij merkt op verzuimd te hebben verschillende gasten uit andere gemeenten te verwelkomen en herstelt dit verzuim. Hij kondigt een schorsing van tien minuten aan. Schorsing 7.
Presentatie Sociale Zaken
De voorzitter vraagt aandacht voor een aantal medewerkers van Sociale Zaken. De heer Jan Schreurs is hoofd van de backoffice Dienstverlening en deelt mee dat er vijf mensen een presentatie zullen geven over de wonderlijke wereld van Sociale Zaken. Hij licht een aantal afkortingen toe. In bijna alle gevallen is sprake van regelgeving vanuit het Rijk; voor gemeenten is er slechts een kleine beleidsruimte. In de verschillende presentaties wordt het een en ander verteld over verschillende werkvelden en wordt de procesgerichte organisatie belicht. Vervolgens houdt hij een kennisquiz, waarbij de commissieleden door middel van het opsteken van een oranje of groene kaart een antwoord moeten kiezen. De heer Rademaker dankt voor de leuke presentatie en vraagt wat er gebeurt met mensen die een zogenaamde 100%-maatregel krijgen en of dit ook helpt. De heer Schreurs zegt dat dit een kleine groep van 34 mensen betreft. Door het opleggen van kleine percentages leert iemand zijn plichten kennen. De mensen die een 100%-maatregel krijgen zijn niet serieus met werk bezig. Niet iedereen wordt over een kam geschoren; soms is sprake van sociale problemen maar daar is niet altijd zicht op. De maatregel geldt voor een maand en kan eventueel verlengd worden. De heer Gubbens vraagt of dit ook voor dak- en thuislozen geldt. De heer Schreurs zegt dat dit het geval is: er zijn geen aparte regels voor dak- en thuislozen. Mevrouw Van den Boogaard vraagt of het Werkatelier in feite een stap voor een re-integratietraject is. De heer Schreurs zegt dat het niet voor iedereen nodig is naar het Werkatelier te gaan: sommigen kunnen rechtstreeks aan het werk. Het Werkatelier kan gezien worden als een diagnose-instrument voor re-integratie. De heer Piet Minderhoud, beleidsmedewerker sociaal en economisch beleid is daarnaast programma-coordinator Werk en Inkomen en hij licht programma 10 uit de begroting toe. Daarin staat participatie bovenaan. Er is een discussienota onderweg, die kan leiden tot herziening van de kaders. Hij licht de participatieladder toe die landelijk is ontwikkeld, omdat er te weinig zicht was op de
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
5
resultaten van re-integratie. In Leiden zullen per 2011 alle klanten geplaatst zijn op de participatieladder. Vervolgens licht hij de verschillende re-integratie-instrumenten toe. Omdat ook inburgering eronder valt staat Nederlands leren hoog op de lijst. Alle taallessen worden gecombineerd met andere activiteiten. De voorzitter merkt op dat inburgering een onderwerp is voor de commissie Onderwijs en Samenleving. Hij verzoekt de griffie dit bij het presidium te melden. De heer Rademaker vraagt of de participatiebudgetten onder wethouder De Haan vallen. De voorzitter zegt dat dit het geval is. De heer Minderhoud licht tot slot de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen toe en geeft een nadere toelichting op de gemeentelijke regelingen in het kader van het minimabeleid. De voorzitter vraagt of er vragen zijn aan de heer Minderhoud. De heer Laudy vraagt hoe de re-integratie verloopt bij mensen die al lang in een uitkering zitten. Ook wil hij weten wie cliënten indelen op de participatieladder en of daar criteria voor zijn. De heer Miedema legt uit dat de nieuwe instroom direct richting re-integratie gaat, maar het beleid is gericht op de hele groep. Er zijn 1100 mensen in de bijstand en een aantal is tijdelijk vrijgesteld van verplichtingen. Sociale activering is echter te allen tijde nuttig en daar moeten ze dan ook terechtkomen. Er zouden meer mensen een traject kunnen doen dan er nu doen. Er moet dus meer geactiveerd worden. Over de participatieladder moet nog een formeel besluit genomen worden. De consulent of casemanager zal de cliënt aan de hand van een stroomschema op de ladder plaatsen. De ervaring is dat 99% van de mensen op de ladder past. De heer Laudy zegt dat hij de wethouder zal vragen of dit niet een vorm is van een slager, die zijn eigen vlees keurt. Hij vraagt welk deel van de bijzondere bijstand categoriale bijstand is. Tot slot wil hij weten hoe hoog het percentage succesvolle terugvorderingen is. De heer Miedema zegt dat het antwoord op de laatste vraag is terug te vinden in de jaarrekening, die vrijdag beschikbaar is. Categoriale bijstand is bijvoorbeeld de premie voor een aanvullende ziektekostenverzekering of een woonlastenregeling. Hij verwijst naar het rapport van de Rekenkamer, dat hier van alles over zegt. De heer Rademaker vraagt hoe re-integratiebedrijven worden beoordeeld op hun prestaties. De heer Miedema antwoordt dat die bedrijven klanttevredenheidsonderzoeken doen. Voorts heeft Sociale Zaken een contractbeheerder in dienst, die de vinger aan de pols houdt. Als de resultaten van wat is afgesproken tegenvallen, wordt het bedrijf daarop aangesproken. De heer Rademaker vraagt hoe iemand bij volwasseneneducatie terechtkomt. De heer Miedema zegt dat iemand zich daar zelf voor meldt en soms verloopt het via een reintegratiebedrijf of een consulent. Het wordt altijd bij het ROC gedaan. De voorzitter wijst er nogmaals op dat dit onderwerp niet de competentie van deze commissie is. De heer Keuning zegt dat de Wet Schuldhulpverlening eraan komt en vraagt of de Stadsbank in de huidige vorm binnen de wet valt. De heer Miedema zegt dat bij het goed uitvoeren van het huidige beleid dit binnen de wet valt. Alleen een maximale wachttijd van vier weken wordt niet gehaald. De heer Gubbens merkt op dat er sprake is van vijf re-integratiebedrijven en vraagt waarvan dat aantal afhankelijk is. De heer Miedema antwoordt dat het programma van eisen zegt hoeveel bedrijven er gecontracteerd moeten worden. Mevrouw Anneke van Brakel, beleidsmedewerker bij de afdeling Realisatie houdt vervolgens een presentatie over de verschillende verordeningen, die gemaakt worden. De voorzitter merkt op dat de onderwerpen inburgering en participatie, gezien het feit dat deze allemaal bij een wethouder zitten, naar deze commissie zouden kunnen als het presidium daarmee instemt. De commissie stemt in met het voorleggen hiervan aan het presidium. Wethouder De Haan zegt het het simpel is: als de commissie alles in programma 10 wil zetten, kan dat. Hij verzoekt dit het college te laten weten. De heer Laudy zegt dat de middelen ook kunnen blijven zitten waar ze nu zitten. Het gaat immers om de inzet van middelen. Hij vraagt wat de relatie kan zijn tussen inburgering en re-integratie. Hij denkt dat daarover moet worden nagedacht. Mevrouw Van Brakel zegt dat er veelal sprake is van duale trajecten, waarbij dus het leren van de taal samengaat met andere activiteiten, zoals opvoedingsondersteuning. De heer Koek merkt op dat er in de verschillende verordeningen veel dubbelingen zitten en vraagt of daar logischerwijs niet een verordening van gemaakt kan worden.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
6
Mevrouw Van Brakel noemt dit een optie, maar het gaat ook om de leesbaarheid. Artikelen verwijzen vaak naar elkaar en er is sprake van meer onderliggende wetten, hetgeen de overzichtelijkheid zeker niet ten goede zal komen. Mevrouw Karin van Beek, beleidsmedewerker Kwaliteit, Documenten en Gegevens geeft een presentatie over het project KEI-goed. Dit project verbetert de dienstverlening bij het team Werk en Inkomen. Vroeger waren er negen ambtenaren op drie locaties nodig om een uitkering te verzorgen. Nu wordt gewerkt vanuit één locatie met één contactpersoon. Het doel is zo snel mogelijk te participeren in de samenleving. Vanuit de VNG is aan drie gemeenten gevraagd aan deze proef mee te doen, Haarlem en Ede zijn de andere twee proefgemeenten. Uit het tevredenheidsonderzoek zijn veel positieve reacties gekomen. In het vervolgtraject zal het helemaal ingevoerd worden en gebeuren de intakes bij het UWV. Hetzelfde zal gaan gebeuren bij Inburgering, Re-integratie en Schuldhulpverlening. Wel wijst spreekster erop dat dit traject gepaard gaat met een cultuurverandering, die niet op een bepaald tijdstip afdwingbaar is. De heer Rademaker vraagt of er op termijn nog verder geïntegreerd kan worden, als er bijvoorbeeld gere-integreerd moet worden. Mevrouw Van Beek antwoordt dat er altijd sprake zal zijn van een vorm van overdracht. In dat geval moeten er afspraken gemaakt worden met het re-integratiebedrijf. De heer Rademaker vraagt of het zover kan gaan dat casemanagers, die nu bij het UWV zitten straks bij de DZB zullen zitten. Mevrouw Van Beek zegt dat de samenwerking inderdaad steeds inniger wordt. De heer Schreurs zegt dat als de re-integratie meer in eigen hand wordt genomen er een stuk tussenuit kan als er wordt samengewerkt met de DZB. De heer Laudy zegt dat de processtappen hem helder zijn, maar hij is benieuwd naar de effecten. Hij wil weten of bijvoorbeeld de doorlooptijd bekort is. Mevrouw Van Beek zegt dat er in de proeftuin binnen zeventien dagen werd uitgestroomd naar een verloningstraject. Dat was iets langer dan de bedoeling was, maar het hangt onder meer af van de reintegratiebedrijven en bijvoorbeeld de ingangsdatum van contracten. De heer Laudy wil weten wat de caseload per klantmanager is. Mevrouw Van Beek zegt dat dit 100 klanten betreft; het aantal klantcontacten varieert per dag. De heer Leeuwrik Nieborg wil weten of de expertise van de verschillende projecten in Haarlem, Ede en Leiden wordt uitgewisseld. Mevrouw Van Beek zegt dat dit inderdaad op dit moment speelt. De heer Sloos vraagt of er ook op personeel bezuinigd kan worden als er minder mensen aan een case werken. Mevrouw Van Beek zegt dat dit niet het geval is, omdat er een toename van aanvragen is vanwege de crisis. Er wordt juist met hetzelfde aantal mensen meer werk gedaan op dit moment. De heer Gubbens vraagt wat er gebeurt als er geen klik is tussen de klant en zijn coach. Mevrouw Van Beek zegt dat dit herhaaldelijk genoemd wordt. Er is een goede relatie nodig om iemand aan werk te helpen. Als er dingen in de aanvraag niet kloppen, kan dit wrijving veroorzaken. In de proeftuin ging dit evenwel goed, er is dus nog geen ervaring mee opgedaan. Er zal op worden ingespeeld als zich hierover spanningen voordoen. De voorzitter zegt dat het 23.00 uur is en vraagt of de commissie de vergadering wil voortzetten. De commissie zegt dat dit het geval is. Mevrouw Sandra Duijser is teamleider van Werk en Inkomen en geeft een presentatie over het Werkplein. Hierbij is sprake van een verplichte ketensamenwerking, waarin elke centrumgemeente moet participeren. Het vertrekpunt is werk en de schotten tussen de verschillende instanties zijn weggehaald. In 2009 is in Leiden met deze geïntegreerde dienstverlening gestart. Er wordt samengewerkt met het UWV: de werkprocessen zijn op elkaar afgestemd en er is gezamenlijke huisvesting. Het is nog niet af: de software is nog niet op elkaar afgestemd en voor een goede samenwerking is ook nog een cultuuromslag nodig. Het Stadsbouwhuis zal in 2011 gereed zijn. De heer Gubbens merkt op dat de scheidslijnen weliswaar verdwijnen, maar dat nog steeds sprake is van WW en WWB. Hij vraagt wat daar de reden van is. Mevrouw Duijser zegt dat dit volgens haar een kwestie van tijd is. Het UWV doet de WW en Sociale Zaken de bijstand. Dit is nu naar elkaar aan het toegroeien. Mevrouw Van den Boogaard vraagt of casemanagers worden beoordeeld op de mate van succes bij begeleiding naar werk.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
7
Mevrouw Duijser weet niet hoe dit bij het UWV is. Bij Sociale Zaken liggen hier nog mogelijkheden. Het werk wordt vaak uitbesteed aan anderen. Het geheel kan nog resultaatgerichter. De heer De Graaf merkt op dat alles vereenvoudigd wordt en vraagt of er in de toekomst wellicht sprake kan zijn van een basisinkomen. De heer Sloos zegt verbaasd te zijn dat de computerbestanden van het UWV en Sociale Zaken nog niet gekoppeld zijn. Mevrouw Duijser zegt dat er wel sprake is van een gemeenschappelijk net, dat door iedereen geraadpleegd kan worden, maar er is nog sprake van verschillende systemen. Hierin is nog een weg te gaan. De voorzitter dankt allen voor de presentaties. Wethouder De Haan nodigt commissieleden uit in de zomervakantie een dag mee te lopen met een casemanager. Het team Werk en Inkomen zal dit graag regelen. Hij verwijst naar de goodybag die voor de commissieleden klaar ligt; daarin zit een kaartje waarin de leden zich kunnen melden voor deze zomerstage. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter tot slot de vergadering om 23.20 uur.
Lijst van toezeggingen: 1. De griffie zal een werkbezoek aan de DZB organiseren. 2. De griffie zal het vraagstuk van inburgering en participatie (welke raadscommissie) voorleggen aan het presidium.
Commissie Werk en Financiën d.d. 18 mei 2010
8