Gemeenteraad van Leiden Verslag van de vergadering van de raadscommissie Bestuur en Leefbaarheid op donderdag 11 december 2008 in de raadzaal van het stadhuis te Leiden Vastgesteld d.d. 13 januari 2009 Aanwezig: Voorzitter:
Mevrouw M.J. Van Gruting-Wijnhold
Commissie BL:
mevrouw M.V.H. van den Berg (PvdA), de heer K.A. Boddé (VVD), de heer H. Dirks (SP), de heer F. Van Dijk (CDA), mevrouw E. ‘t Hart (D66), de heer V. Kagie (GL), de heer J.J.A. Perquin (SLO), de heer D.J.G. Sloos (LL), de heer W.J.A. Strijtveen (CDA), de heer A. T01eeuwen (SP) en de heer G.T. Terpstra (CU) De heer H. Lenferink, burgemeester; de heer J. Steegh, wethouder voor Verkeer en Milieu en de heer P. van Woensel, wethouder voor Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszaken
College:
Commissiegriffier:
mevrouw F. Osinga
Insprekers:
De heer B.Pater, de heer A. Kundak, de heer H. Dijkerman en de heer C. Arnoldus
Publieke tribune: Notulist:
ongeveer 20 personen De heer C.de Bouter (Notuleerservice Nederland)
1.
Opening en vaststellen agenda
De voorzitter opent de vergadering om 20.02 uur en heet de aanwezigen welkom. De heren Van Ette en Geraets hebben zich afgemeld. De heer Van Ette is afwezig en de heer Geraets laat zich vervangen door de heer Teeuwen. De agenda wordt goedgekeurd.
2.
Burger aan het woord
De voorzitter deelt mee dat er bij dit agendapunt geen insprekers zijn, wel bij agendapunt 8: Evaluatie districtsraden.
3.
Regiozaken
De voorzitter meldt dat er op 17 december a.s. een vergadering van het AB van Holland Rijnland is. Op de agenda staan geen punten die de commissie Bestuur en Leefbaarheid betreffen.
4.
Mededelingen en rondvraag
2
De voorzitter herinnert eraan dat in de vorige vergadering is gesproken over de langetermijnagenda. Naar aanleiding daarvan werd gevraagd naar het jaarverslag van de Nationale ombudsman. Dit is opgevraagd en ontvangen. Het zal in de leesmap worden gestopt. Aan het kantoor van de Nationale ombudsman is gevraagd om een overzicht van het aantal specifiek Leidse klachten. Dit overzicht volgt. Naar aanleiding van de rondvraag in de vorige vergadering wijst de voorzitter erop dat ieder raadslid een onderwerp kan agenderen. Hij moet dit melden aan het presidium met een motivatie waarom hij iets wil agenderen. Er hebben zich acht mensen aangemeld voor het werkbezoek aan het dierenasiel op zaterdag 13 december om 10.00 uur. De heer Terpstra vraagt of het college daar ook bij is. De voorzitter weet dit niet. Zij heeft alleen een uitnodiging voor de commissie ontvangen. De dierenbescherming heeft gevraagd waarom de raad haar nota nog niet heeft besproken. Zij heeft haar spijt betuigd dat dit nog niet is gebeurd. De heer Kagie stelt voor dit onderwerp in de eerste vergadering in januari te bespreken, eventueel zonder advies van het college. De voorzitter zegt dat zij daarmee rekening wil houden als de hele commissie dit zo voelt. De heer Steegh kan niet toezeggen dat het advies er dan is. Hij heeft het ontwerpadvies al twee keer teruggestuurd. De voorzitter vraagt of de commissie de nota wil bepreken zonder advies van het college. De heer Terpstra meent dat het college verantwoordelijk is. Hij heeft er weinig behoefte aan het stuk te behandelen zonder advies van het college. Hij vindt het geen excuus dat het antwoord niet goed is voorbereid. De voorzitter proeft dat de commissie het prettiger vindt het stuk te behandelen met een collegeadvies erbij. Naar aanleiding van een vraag van de heer Teeuwen deelt de voorzitter mee dat een lid van de commissie en de voorzitter binnen twee dagen na het verschijnen van de conceptagenda het presidium kunnen verzoeken een onderwerp aan de agenda toe te voegen. Zij moeten dit verzoek motiveren. De heer Terpstra vraagt hoe de burgemeester omgaat met de handhaving van het onlangs afgekondigde paddoverbod. De heer Lenferink ziet de paddoproblematiek niet als het grootste probleem in Leiden. Er is nu een verbod, maar er is wel discussie over de proportionaliteit. Als de politie paddo’s aantreft kan zij optreden. Ook de burgemeester kan optreden. Hij kan een inrichting waar paddo’s worden verkocht sluiten op grond van de wet Damocles, maar daarvoor is een zware motivering vereist. Op dit moment is nog niet een ernstig probleem gesignaleerd. Er is meer kans dat het Openbaar Ministerie gaat verbaliseren. Landelijk is de discussie gaande over wie het verbod moeten handhaven. Hij verwacht dat hij voorlopig niet veel signalen zal krijgen. De heer Strijtveen vraagt de heer Van Woensel of er een Engelstalig gedeelte van de Leidse website is en of dat actueel is. De heer Van Woensel heeft deze week eens naar de website gekeken. Hij heeft gezien dat bijvoorbeeld de gegevens over zetelverdeling in de raad niet up to date zijn. Hij heeft opdracht gegeven dit te verbeteren. Op leiden.nl is er nog geen Engelstalig deel. De heer Boddé vraagt of de wethouder wel eens klachten krijgt van niet-Nederlandse bezoekers van de website. De heer Van Woensel zegt dat hem geen klachten bekend zijn. Maar de site moet wel de juiste gegevens bevatten. De heer Teeuwen vraagt naar de gang van zaken bij het kringloopbedrijf ‘Het Warenhuis‘. In 2001 meldde de SP misstanden bij het Warenhuis. In de periode 2001-2008 is er waarschijnlijk sprake
2
3
geweest van diefstal. Dit leidde tot een slechte werksfeer in de organisatie. Mensen die hier werken werden geïntimideerd. De heer Teeuwen heeft vijf vragen: 1. Is er al sinds 2001 gefraudeerd? 2. Wat zijn de resultaten van het nu ingestelde onderzoek? 3. In hoeverre zijn bestuur en directie nalatig geweest bij het opvangen van signalen? 4. Er is zeven jaar lang gestolen. Jaarlijks moet er gemeenschapsgeld bij worden gelegd. Wie gaat de schade betalen? 5. Heeft misschien niet de wethouder, maar dan toch wel de directie in deze kwestie verkeerd gehandeld? De heer Steegh stelt dat de heer Teeuwen meent vijf gedetailleerde vragen te kunnen stellen terwijl hij van tevoren alleen de vraag over de bestuurlijke verantwoordelijkheid te horen heeft gekregen. Maar hij acht zich in staat om op de vragen en de analyse van de heer Teeuwen in te gaan. De heer Teeuwen stelt dat waarschijnlijk sinds 2001 gefraudeerd is. Spreker distantieert zich van deze suggestie. Hij weet dat er in 2001 een onderzoek is geweest. Het rapport gaf toen aan dat er geen probleem was. Nu rapporteert het bureau Hoffman dat er gestolen en verduisterd is. Dit wil niet zeggen dat dit zeven jaar geleden ook al gebeurde. Uit het onderzoek bleek dat er sprake was van serieuze feiten bij het Warenhuis. Dit heeft geleid tot het op non-actief stellen van drie van de vier leidinggevenden. Het was niet zo vreemd dat de directie verrast was over de ernst van de beschuldigingen toen de signalen in de krant verschenen en in eerste instantie met ongeloof reageerde. Na het verschijnen van het rapport heeft het bestuur maatregelen genomen. Uit het rapport bleek niet dat het bestuur iets wist of had moeten weten. Daarom heeft het bestuur de conclusie getrokken dat het maatregelen moest nemen, maar niet zelf moest aftreden. In 2001 en nog twee keer daarna zijn signalen opgevangen. Die gevallen zijn onderzocht, in één geval door Hoffman, en gerapporteerd is dat er sprake was van misbruik maken van de situatie, maar er is niet geconcludeerd dat anderen erbij betrokken waren. Twee individuele ‘rotte appels’ zijn toen uit de organisatie verwijderd. Spreker neemt afstand van de vierde vraag van de SP. Er is vastgesteld dat diefstal, verduistering en samenspanning hebben plaatsgevonden. Er is het beeld ontstaan dat een deel van de leidinggevenden erbij betrokken was en dat dit in de cultuur doorwerkt. Daarom zijn drie van de vier leidinggevenden uit de organisatie verwijderd en is een interim-directeur aangesteld. Er bestaat nog steeds spanning in de organisatie. Spreker kan niet concluderen dat de misstanden al zeven jaar bestaan. De politie seponeert de zaak. Er kan dus alleen civielrechtelijk worden opgetreden om de schade te verhalen, maar dan zal hij dit keihard moeten aantonen. Of dit gebeurt hangt af van het verdere onderzoek inzake de betrokken leidinggevenden. De beste manier om de schade te herstellen is ervoor te zorgen dat het Warenhuis weer een veilige omgeving wordt voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, maar dat het ook zijn belangrijke functie kan vervullen. De discussie over augustus 2007 heeft de vorige keer al plaatsgehad. Hij heeft toen uitgebreid geantwoord en verzoekt die beantwoording hier als ingelast te beschouwen. De voorzitter vraagt of de vragen voldoende beantwoord zijn. De heer Teeuwen heeft begrepen dat op basis van het onderzoek van 2001 niets was vast te stellen. Maar is uit het nieuwe onderzoek gebleken hoe lang de misstanden al bestaan ?. De heer Steegh antwoordt dat de betrokken leidinggevenden er nog niet zo lang waren. De voorzitter stelt de heer Teeuwen voor een afspraak met de heer Steegh te maken als hij dieper op de zaak in wil gaan. Dit om te voorkomen dat de discussie te zeer over persoonlijke zaken gaat. De heer Steegh kan zich voorstellen dat hij misschien te ver ging in zijn antwoord. De heer Sloos stelt namens LL een vraag aan de heer Steegh over het rituele slachten van schapen. Het komt veel voor dat ter gelegenheid van het jaarlijkse offerfeest, dit jaar op 8 december, bij mensen thuis clandestien wordt geslacht. Hij vraagt of er regels zijn voor het slachten in de offertijd en wie toezicht houdt en of de moslimgemeenschap ervan op de hoogte is dat clandestien slachten niet mag en of besturen van moslimorganisaties hierover ook voorlichting geven aan hun leden.
3
4
De heer Steegh wijst erop dat de regels voor het slachten ook gelden voor het rituele slachten. Er is een Besluit ritueel slachten gebaseerd op artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. Iedereen die ritueel wil slachten heeft een vergunning nodig van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees. De landelijke instanties AID, Keuringsdienst Vee en Vlees en Inspectie dierenbescherming houden toezicht. Het is de bedoeling de dieren te volgen door een sluitend identificatiesysteem voor alle herkauwers. Slachten van dieren moet worden gemeld door het slachthuis of destructiebedrijf. Gegevens over nog aanwezige dieren moeten ieder jaar worden opgegeven door de veehouder. Het Ministerie van LNV heeft regelmatig contact met de moslimgemeenschap over het slachten. De heer Sloos vraagt of er in Leiden nog een mogelijkheid is om te laten slachten. De heer Steegh is daarvan niet op de hoogte. De voorzitter meent dat er niet meer zoiets in Leiden bestaat. Mevrouw Van den Berg heeft al technische vragen gesteld over het kappen van bomen in de Alexanderstraat. die niet vervangen zijn. Uit de beantwoording van de technische vragen bleek dat de bomen niet vervangen kunnen worden, maar dat in overleg met de bewoners kan worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn om straten groener te maken. Wat moet een bewoner doen met zo’n antwoord? De heer Steegh wil de ontvangen signalen serieus nemen. Dit wordt bekeken door de districtsmanager en eventueel kan een beheersconvenant worden afgesloten. De voorzitter heeft zojuist van de burgemeester vernomen dat hij binnenkort een notitie zal laten verschijnen over de specifiek Leidse klachten die binnen zijn gekomen bij de Nationale ombudsman.
5.
Conceptverslag van de commissie Bestuur en Leefbaarheid d.d. 25 november 2008
De voorzitter deelt mee dat er één tekstuele wijziging is. De opmerking: “de heer Van Ette vervangt mevrouw Van den Berg” wordt geschrapt. De commissie stelt het verslag vast.
6.
Lijst van toezeggingen en actiepunten
De voorzitter deelt mee dat haar geen opmerkingen over dit punt hebben bereikt.
7.
Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Milieudienst West-Holland
Het voorstel wordt als hamerstuk goedgekeurd.
8.
Evaluatie districtsraden
De voorzitter geeft aan dat het college een evaluatie van het functioneren van de districtsraden heeft opgesteld met aanbevelingen a tot en met o. Vraag aan de commissie is haar mening te geven over de aanbevelingen van het college. Doel van de discussie is te komen tot een inventarisatie van wensen en bezwaren. Het is geen raadsvoorstel. Er hebben zich een viertal sprekers aangemeld: de heer Pater, namens Noorderkwartier-West; de heer Kundak namens de Bewonerscommissie Zwijgers van Noord; de heer Dijkerman namens de Districtsraad Leiden-Noord en de heer Arnoldus namens de Buurtvereniging Zeeheldenbuurt. Zij geeft de insprekers het woord en verzoekt hen het kort te houden en zich te beperken tot het onderwerp. De heer Pater, voorzitter van Noorderkwartier-West, wijst erop dat volgens het voorstel van het college de budgetten en activiteiten die georganiseerd zijn in relatie tot de openbare ruimte betrokken worden bij de activiteiten van de districtsraden. Alles moet dus via de districtsraad waar zijn organisatie per 1 januari 2009 niet meer in zit. Het lidmaatschap van de districtsraden wordt per 1 januari alleen opengesteld voor vertegenwoordigers van erkende wijk- en buurtverenigingen
4
5
behoudens specifieke omstandigheden. Zijn organisatie, die haar achterban heeft verbreed, hoopt per 1 januari een erkende buurtvereniging te worden. Kennis en ervaring zijn aanwezig. Gezien de grootte van het Noorderkwartier is het wellicht wenselijk het gebied verder op te delen. Een maximale termijn voor het lidmaatschap van acht jaar is te theoretisch. Het is moeilijk mensen te vinden. Niet duidelijk is met welke wijk- en buurtverenigingen het college wil gaan overleggen over een aanpassing van de subsidieverordening. Noorderkwartier-West wil best meedenken. De organisatie vindt het niet in het belang van gemeente en bewoners om actieve buurten en buurtverenigingen uit te sluiten van participatie in de districtsraden. Creatief en constructief overleg zou de maatstaf moeten zijn voor het erkennen van een (nieuwe) buurtvereniging. De voorzitter verzoekt de leden hun vragen te stellen en niet in discussie te gaan met de insprekers. De heer Sloos vraagt waarom de heer De Pater Leiden-Noord wil opdelen. De heer Pater denkt dat organisaties voor een kleiner gebied de zaak beter kunnen overzien. Het gebied tussen de Trekvaart en de Zijl is een groot gebied. Oorspronkelijk hebben de bewoners/eigenaren de koppen bij elkaar gestoken om hun belangen te behartigen. Later zijn ook de huurders erbij betrokken en is de buurtvereniging ontstaan. De heer Terpstra vraagt of de heer Pater een ruime mogelijkheid wil voor erkenning van wijk- en buurtverenigingen en of hij als dat gebeurt kan leven met de aanbeveling inzake de districtsraden in de aanbevelingen. Verder vraagt hij of de heer Pater vindt dat ook in andere delen van de stad de gebieden kleiner zouden moeten zijn. De heer Pater acht dit wenselijk. Opdeling van het gebied maakt het gemakkelijker alles te overzien. De Willem de Zwijgerlaan vindt hij een goede grens. Hij kan zich voorstellen dat vertegenwoordigers van andere delen van de stad ook voor kleinere gebieden zijn. Mevrouw ‘t Hart vraagt of districtsraden wel of niet noodzakelijk zijn. De heer Pater zegt dat veel mensen de weg niet weten naar de districtsraden. Hij denkt dat het wel goed is als de stad wordt opgedeeld in kleinere gebieden. De voorzitter bedankt de heer Pater. De heer Kundak spreekt namens de Bewonerscommissie Zwijgers van Noord. Deze commissie bestaat acht jaar. Zij organiseert elk jaar een aantal activiteiten voor de bewoners. Ook is zij actief bij het opruimen en schoonhouden van de wijk De Hoven. De commissie neemt aan vele vergaderingen deel. De commissie krijgt geld van Portaal. Niet van de gemeente omdat er al een andere wijkvereniging is, ‘De Kooi’. Maar het gebied waarin de commissie werkt is eigenlijk een aparte wijk of buurt. Zijn commissie zou graag erkend worden. Dan zou zij subsidie kunnen krijgen en meer kunnen doen voor de bewoners. De voorzitter constateert dat dit een helder pleidooi is voor een niet erkende bewonersvereniging. Mevrouw Van den Berg vraagt hoe het werkt als inwoners van een buurt zeggen dat zij een buurtvereniging zijn en erkenning vragen van hun vereniging. De voorzitter wijst erop dat dit een vraag voor het college is. Zij bedankt de heer Kundak. De heer Dijkerman is voorzitter van de buurtvereniging Leiden Groenoord en spreekt namens de districtsraad Leiden-Noord. In dit gebied was er vroeger een wijkgroep sociale vernieuwing LeidenNoord met een eigen budget. Daarna werd het de wijkgroep Leiden-Noord en die is overgegaan in de districtsraad. De vorige insprekers hebben het woord gevoerd omdat zij straks niet meer in de districtsraad zitten, daar alleen vertegenwoordigers van erkende wijk- en buurtverenigingen lid kunnen zijn. De districtsraad voorziet een enorme verschraling. In het verleden hebben de professionals die in de wijk werkzaam waren altijd aan het overleg deelgenomen. Als de professionals niet meer mee kunnen doen aan het overleg in de districtsraad zou dat een groot gemis zijn. De districtsraad heeft in
5
6
een brief aan het college en aan de raadscommissie voorgesteld de wijk- en buurtverenigingen en de professionals er wel bij te betrekken, maar zonder stemrecht. Leiden Noord was in het verleden een aandachtsgebied. Er waren verschillende organisaties in het gebied. Daarom is toen een voorzittersoverleg ingesteld om met één gezicht naar buiten op te kunnen treden. Het college stelt nu voor dat dit een districtsraad wordt. Dit is een beetje vreemd want dat was er dus al. Daarnaast is er een platform Leiden-Noord waaraan ook politie, welzijnsorganisaties en woningbouwverenigingen deelnemen. Spreker stelt voor dit platform te koppelen aan de districtsraad. Ook vraagt hij de raad Leiden-Noord de ruimte te geven om de professionals erbij te betrekken en dat als een model voor de toekomstige districtsraad te zien. De heer Terpstra vraagt naar de toegevoegde waarde van de professionals. De heer Dijkerman antwoordt dat de bewoners een beperkte horizon hebben. Zij hebben behoefte om te luisteren naar mensen die verder kijken om zo tot een betere meningsvorming te komen. De heer Perquin vraagt of de voorstellen van de heer Dijkerman in de districtsraad goed tot uiting komen en goed worden uitgevoerd. De heer Dijkerman vindt de evaluatie heel goed. De bewonersvertegenwoordiging in Leiden Noord heeft een uitgebreide geschiedenis. In andere delen van Leiden was er niets. Hij wil graag meer armslag voor de districtsraad. Hij is tevreden met dit stuk en de huidige samenwerking. Toen er in Leiden Noord nog vier à vijf wijkverenigingen waren, waren de lijnen veel korter. bijvoorbeeld bij het aanleggen van groen. De reorganisaties vindt hij niet zo goed. Hij zou wel terugwillen naar de situatie met vier à vijf wijken. De heer Arnoldus spreekt namens de Buurtvereniging Zeeheldenbuurt en is lid van de Districtsraad Binnenstad-Noord. Voor de invoering van de districtsraden zat zijn organisatie in de Wijkgroep Binnenstad-Oost waarin ook de Buurtvereniging Tussen de Rijnen zat. Hij heeft bij de instelling van de districtsraden voorspeld dat het wel drie jaar zou duren voor de bewoners de mogelijkheden van de districtsraden kennen. Hij heeft de indruk dat het nu pas begint te lopen. Het district beslaat een groot gebied met acht verschillende verenigingen. Daardoor ontbreekt het ‘wij’-gevoel. Het is moeilijk iedereen te interesseren voor het hele district. Hij vindt het een goed voorstel dat districtsraden en platforms leefbaarheid informatie uitwisselen via de wijkmanager. Voorgesteld wordt verder de wijkmanager middelen te geven om besluiten en wensen sneller te realiseren. Hij is het ermee eens dat de slagkracht van de districtsraden groter moet worden door de wijkmanager meer bevoegdheid te geven om sneller uit te kunnen voeren. Hij vindt het belangrijk dat de vertegenwoordigers van de erkende buurtverenigingen bewoners met een plan voor hun straat mee mogen nemen naar de districtsraad. Hij vraagt zich af of vervangers beschikbaar zijn als leden na tweemaal vier jaar uit de districtsraad moeten. Hij mist een uitleg over een aanpassing van de subsidieverordening. Hij hoopt dat de zaak het komende jaar verbetert. Voor activeren van de bewoners is het nodig dat zij zien dat er iets gebeurt nadat zij een verzoek of een plan hebben ingediend. Hij hoopt ook volgend jaar dat alle ambtenaren op de goede plek zitten om samen met bewoners, ondernemers en raadsleden aan de slag te gaan. De heer Terpstra vraagt de heer Arnoldus of de aanbeveling alleen erkende buurtverenigingen op te nemen in de districtsraden een probleem is. Een lid kan toch een bewoner die geen lid is van de districtsraad meenemen om zijn punt toe te lichten? De heer Arnoldus zegt dat er weinig mensen zijn die deelnemen aan het werk van buurtverenigingen. Hij wil de mensen graag meenemen naar de districtsraad. Er moet eerst overleg zijn in de buurtvereniging, daarna in de districtsraad. De voorzitter dankt de heer Arnoldus en vraagt de leden hun bijdrage in het debat te richten op de beslispunten en niet de notitie diagonaal van begin tot einde door te nemen. De heer Dirks wijst op het ontbreken van vertrouwen in de (locale) politiek bij een groot deel van inwoners van Leiden. Dit cynisme moet worden doorbroken door wijkbewoners zoveel mogelijk
6
7
invloed en zeggenschap te geven bij de gang van zaken in hun wijk. Wijk- en buurtverenigingen moeten de problemen van de wijkbewoners kunnen onderzoeken zodat zij voorstellen en suggesties voor verbetering kunnen doen. Naast een stelsel van wijk- en buurtverenigingen met daarboven de districtsraden kent Leiden leefbaarheidsplatforms waarin de professionals spreken over ontwikkelingen in de wijk. Bij deze evaluatie moet volgens de SP goed gekeken worden of het beoogde doel daadwerkelijk wordt gehaald. Zijn de districtsraden het goede instrument om mensen invloed en zeggenschap te geven? Bij het instellen van de districtsraden zijn wijk- en buurtverenigingen in grotere clusters samengebracht. De gemeente kreeg zo een gemakkelijk aanspreekpunt zonder zich iets aan te trekken van de slagkracht van de wijk- en buurtverenigingen. De gemeente ziet de wijkverenigingen en districtsraden graag als vertegenwoordigers van wijk of district. Daarmee wordt de vrijwilligers van de wijkverenigingen een rol opgedrongen die zij niet kunnen of willen waarmaken. De mensen van wijk- en buurtverenigingen doen hun best de bewoners te voorzien van informatie, samen te brengen en op te komen voor hun belangen. Dit moet de gemeente koesteren. Het baart de SP zorgen dat het moeilijk is vrijwilligers te krijgen voor dit werk en dat er in sommige wijken geen of alleen maar slapende verenigingen zijn. Wijkverenigingen zullen daarom financieel en inhoudelijk beter ondersteund moeten worden. Met de introductie van de districtsraden is een extra bestuurslaag gecreëerd die niet of nauwelijks bijdraagt tot de zeggenschap van bewoners over hun wijk. Het is in feite een schijnoplossing. Onderwerpen kunnen beter in een wijkvereniging dan in een districtsraad worden besproken. Uit de evaluatie is moeilijk een overzicht te krijgen van het functioneren van de raden. Onvoldoende wordt aangegeven waaraan het budget van 300.000 euro is uitgegeven. Naar de mening van de SP zou Leiden beter kunnen investeren in het actief ondersteunen van de wijkverenigingen. Hoe sterker die zijn, des te beter zou de gemeente de signalen van ontevredenheid en mogelijkheden voor oplossingen kunnen oppikken. Dat leidt tot meer vertrouwen van de burgers in de lokale politiek. De heer Boddé hoort dat de SP een pleidooi houdt voor een grotere rol van wijk- en buurtverenigingen. Maar in de evaluatie staat dat minder dan 10% van de bewoners lid zijn van wijken buurtverenigingen. De heer Dirks zegt dat het in de ene wijk anders ligt dan in de andere. Maar het gaat erom mensen beter te betrekken bij het beleid van de gemeente. Mensen moeten zo in staat zijn vertegenwoordigers van een wijk te zijn. De heer Terpstra vraagt of de heer Dirks voorstander is van het afschaffen van de districtsraden en het verdelen van het budget over de wijk- en buurtverenigingen. De heer Dirks antwoordt dat dit zo is. Zijn fractie is voor versterking van de wijkverenigingen. Als het fundament van de wijkvereniging niet sterk genoeg is omdat de mensen er niet zijn of om andere redenen dan gaat het fout. Hij heeft veel waardering voor het werk van de wijkverenigingen, maar die zijn er niet overal. De heer Sloos vraagt of de heer Dirks bedoelt dat de districtsraden niet in staat zijn de omgeving te stimuleren tot activiteiten. De heer Dirks stelt dat het van onderop moet komen. Hoe kleiner het gebied, hoe groter de betrokkenheid. De voorzitter verzoekt de leden zich te beperken in hun interrupties. Ieder lid heeft zijn eigen termijn. De heer Terpstra vraagt de heer Dirks hoe klein de gebieden dan moeten worden. Een kleiner gebied betekent ook een kleiner budget. Welke criteria wil de SP hiervoor hanteren? De heer Dirks wil dit aan de bewoners overlaten. Ieder deel van de stad heeft zijn eigen kenmerken. Hij heeft geen harde criteria. Mevrouw Van den Berg heeft in de lang verwachte evaluatie niet veel verrassingen gevonden. Zij juicht het toe dat het college meer macht aan de wijkmanager wil geven. De PvdA heeft zich daarvoor
7
8
uitgesproken in het verkiezingsprogramma. De districtsraden moeten tot actie worden gebracht. Dingen moeten gewoon gebeuren. Mevrouw ‘t Hart vraagt of mevrouw Van den Berg nut en noodzaak van de districtsraad ziet. Kan dit niet beter op een andere manier worden ingericht? Mevrouw Van den Berg antwoordt dat zal moeten blijken of het anders kan. De lijnen moeten wel kort zijn. Het is zinnig met de wijk- en buurtverenigingen iets te doen voor het hele gebied. Maar de districtsraad is het meest geschikt voor de grote plannen. Zij wil de districtsraden niet afschaffen. De PvdA vindt dat de districtsraden goed moeten aansluiten bij de bestaande structuren en natuurlijke grenzen. Zo nodig moet maatwerk worden geleverd. Hierbij moet de gemeente kijken naar de mensen die actief zijn in de wijk en in de districtsraad. Het is goed ernaar te streven vers bloed in een organisatie te krijgen, maar het is moeilijk om nieuwe mensen te krijgen. Daarom zou de gemeente mensen die acht jaar in een districtsraad hebben gezeten en waarvoor geen opvolger kan worden gevonden, moeten herbenoemen. Het is ook mogelijk mensen ad hoc bij elkaar te brengen als bekend is wie actief is in een wijk. Ook kan de gemeente enquêtes houden. Als de districtsraden de ogen en oren van de wijk moeten zijn, zou de gemeente ook moeten zorgen voor informatie op de website. Daar staat nu niets op. De gemeente moet ervoor zorgen dat de mensen van de districtsraad op de site staan zodat de mensen in de wijk ze herkennen. Mevrouw ‘t Hart zegt dat maar 1% van de Leidenaren op die website kijkt. Mevrouw Van den Berg vraagt zich af waarom iemand op die site zou kijken als er toch niets op te vinden is. Zij meent dat als de gemeente snel werkt, dit een positieve invloed heeft op het functioneren van de districtsraden. Het netwerk is belangrijker dan de structuren. De heer Sloos vraagt of mevrouw Van den Berg vindt dat de groepen bewoners geld moeten krijgen en hoe de mensen in die groepen dat geld dan moeten krijgen. Mevrouw Van den Berg antwoordt dat het haar niet om het geld gaat, maar om de mogelijkheid met mensen te praten om iets te laten gebeuren. De heer Terpstra meent dat de districtsraad een goede tussenstap kan zijn tussen de gemeente en de door de SP gewenste kleine organisaties. Hij vraagt het college of de leden van de districtsraden gelukkig zijn met de indeling of niet. Bij de aanbeveling inzake de erkenning van wijk- en buurtverenigingen mist hij de criteria voor erkenning. Hij vraagt het college wat gebeurt bij onenigheid tussen wijkverenigingen. Hij is blij te horen dat de insprekers tevreden waren. Cruciaal zijn voor hem de vragen: hoe klein moet een gebied zijn en hoe pakt het college de verandering in de structuur aan om te bereiken dat iedereen zich ook in een andere structuur thuis blijft voelen. Mevrouw ‘t Hart wijst op de eigen verantwoordelijkheid van wijk- en buurtverenigingen. Moet het contact per se via de districtsraad lopen ? De heer Terpstra vindt de wijk- of buurtvereniging voor veel zaken het geschikte niveau. Maar het gaat hier om de besteding van een budget. Dit kan de gemeente niet tot in het oneindige opdelen. Hij weet niet of de wijk- en buurtverenigingen hiervoor het geschikte niveau vormen. Op sommige plaatsen voelen de bewoners zich vertegenwoordigd door de districtsraad, op ander plaatsen niet. Het gaat erom hoe de organisatie iedereen op een goede manier bedient. De heer Kagie merkt op dat dit het probleem met de evaluatie is. Zij gaat in op de vraag hoe de districtsraden functioneren maar niet op de vraag of zij effectief zijn. De heer Terpstra mist in de evaluatie het antwoord op de vraag hoe de gemeente dit moet meten. Bij de insprekers bespeurt hij geen grote ontevredenheid. Voor de CU is het belangrijkste dat iedereen zich vertegenwoordigd blijft voelen. De heer Boddé merkt op dat de zwijgende meerderheid van de bewoners aan het werk gaat en voor zijn kinderen zorgt en erop vertrouwt dat de gemeente de omgeving netjes houdt. Zij zijn niet met hun
8
9
wijk of buurt bezig. Maar er zijn ook mensen die actiever zijn en het is goed dat de gemeente voor die mensen de districtsraad heeft. Het is ook goed dat er een bescheiden budget is voor mensen die zelf dingen willen uitvoeren. En het is ook goed dat de gemeente een behapbaar aantal districtsraden heeft voorzien van een goede wijkmanager en met een overzichtelijke continuïteit. Die continuïteit is erg belangrijk De insprekers hebben het gehad over de beperking tot erkende wijken buurtverenigingen. Wat is het doel daarvan? Het lijkt of het college een soort quasidemocratie wil bereiken, maar als hij kijkt naar het aantal mensen dat betrokken is bij de wijk- en buurtverenigingen dan denkt hij dat de gemeente dat doel niet bereikt door dergelijke beperkingen. Mensen gaan dan wijk- en buurtverenigingen oprichten om in de districtsraad te komen. De gemeente is er veel meer bij gebaat om duidelijk voor ogen te hebben welke wijk- en buurtverenigingen er zijn. Deze kunnen natuurlijk rechtstreeks contact met de gemeente onderhouden en ze hebben de districtsraden niet altijd nodig. Maar het is goed dat er districtsraden zijn, zodat mensen die aan hun eigen omgeving willen bijdragen daar aan de gang gaan en dat de gemeente meebetaalt. Dit hoeft niet ten koste van de wijk- en buurtverenigingen te gaan. De heer Terpstra vraagt hoe de VVD het lidmaatschap van de districtsraden ziet. De heer Boddé steunt het voorstel van de districtsraad Leiden-Noord om het te laten zoals het is. Laat het aan de bewoners van de verschillende districten over. De heer Sloos memoreert dat na 1945 iedere straat haar vereniging had. Dat breidde zich uit tot de buurtverenigingen en zo verder. Het is dus een al vrij oude organisatievorm. De districtsraden zouden wijk- en buurtverenigingen moeten bevoorraden met ideeën en ze moeten financieren. Hij wijst op het belang van goede wijkmanagers die de bewoners enthousiast moeten maken, maar niet moeten domineren. Als wijk- en buurtverenigingen goed werk doen, zou hij ze toelaten. De districtsraden moeten geen vergaderplaatsen worden, maar zij moeten de armen uit de mouwen steken en de wijken goed runnen. Maar ook de gemeente moet aan het werk. Het moet niet zo zijn dat de districtsraden het werk van de gemeente overnemen. De heer Dirks hoort dat de heer Sloos de wijkmanagers de mensen wil laten enthousiasmeren. Wil hij dan een top-downbenadering? Is het niet beter van onderaf te beginnen? De heer Van Dijk vindt de evaluatie een goede start voor de discussie. De districtsraad speelt een goede rol, niet alleen door het doorgeven van signalen van boven naar beneden, maar ook bij de communicatie in omgekeerde richting. De insprekers vragen wijk- en buurtverenigingen en individuele bewoners toe te laten. Hoe ziet het college dit, met name de participatie van bewoners bij kleinere zaken? Hoe ziet het college de toelating van professionals tot het overleg in de districtsraad? Als een burger met een probleem zit, loopt hij dan niet het risico te maken te krijgen met een extra tussenlaag? Hij wil de website graag snel verbeterd zien. Hierdoor wordt de betrokkenheid van de mensen groter. De heer Perquin mist in de evaluatie een aantal punten. Hij bedankt de heer Dirks voor zijn uiteenzetting. Die sluit voor een groot deel aan bij de opvattingen van de SLO. Hij vraagt wat de districtsraden meer bijdragen dan de wijk- en buurtverenigingen. Hij zou willen komen tot vier districtsraden en de rest willen onderbrengen bij de buurten. Wat denkt de raad van een lidmaatschap van wijk- of buurtorganisatie op basis van de woonlocatie? Hij voorziet dat bij uitsluiting van de professionals het alleen maar gaat over beeldkwaliteit en dikke rapporten. Dan dragen de districtsraden niet aan hun doel bij. Op de website van het boekje ‘Wegwijzer voor Leiden’ en in het boekje zelf staat niets over de districtsraden. Hij is voor een evaluatie van de gang van zaken over weer een jaar. Hij is er niet voor de evaluatie weer een jaar uit te stellen. Mevrouw Van den Berg merkt op dat ook op de algemene Leidse website niets over de districtsraden staat. De heer Kagie vraagt of de website alleen door raadsleden wordt bezocht. Moet de gemeente er dan veel tijd en geld insteken of is dit de verantwoordelijkheid van de districtsraden zelf?
9
10
De heer Perquin denkt dat leden van districtsraden dat ook wel willen doen. Hij constateert een afnemende interesse om stukken op de website te zetten. De laatste stukken op de site zijn van 2007. Enige support van de gemeente is hier wel gewenst. Mevrouw ‘t Hart vraagt of de heer Perquin nut en noodzaak van districtsraden ziet. De heer Perquin ziet geen nut in de districtsraden. De heer Kagie stelt dat het debat eigenlijk gaat over de effectiviteit en de efficiency van de districtsraden. Maar hij mist de vraag of zij de juiste middelen zijn voor het doel en of dit het juiste platform is. Moeten het er vier of zes zijn? Hij vindt het overdreven om elke buurtvereniging over een zestigste van het budget te laten overleggen. Op de kleine punten gaat hij niet in omdat daar al genoeg over is gezegd. Mevrouw ‘t Hart wijst erop dat slechts 14% van de Leidenaren weet hoe ze in contact kunnen komen met de districtsraden. Slechts 1% van hen heeft ooit een website van een districtsraad bezocht. Zij ziet niet nut en noodzaak van de districtsraden en vraagt of de wijkverenigingen niet de ogen en oren van de stad kunnen zijn, ook voor kleinere zaken. Wat haar betreft kunnen de districtsraden opgeheven worden. De gemeente zou een subsidiepot kunnen vormen waarvoor de wijkverenigingen zich kunnen aanmelden. Zo kan de gemeente hun eigen verantwoordelijkheid stimuleren zonder overbodige bestuursorganen te krijgen. De heer Sloos vraagt of mevrouw ‘t Hart goed beseft wat zij tegen de mensen van de districtsraden zegt. Mevrouw ‘t Hart vindt het fantastisch dat deze mensen zich zo inzetten voor een wijk of buurt. Maar zij kunnen dat ook doen in de wijk- en buurtverenigingen zelf. Een organisatie zoals bijvoorbeeld Noorderkwartier-West kan zelfstandig optreden zonder districtsraad. De heer Terpstra begrijpt dat D66 de districtsraden wil afschaffen en het budget wil handhaven voor de wijkverenigingen. Hoe wil zij dat dan eerlijk verdelen? Mevrouw ‘t Hart meent dat de gemeente criteria daarvoor kan opstellen. Zij hoeft dit hier niet toe te lichten. De heer Terpstra denkt dat de gemeente het budget aan de wijkverenigingen zou kunnen toedelen naar rato van het aantal bewoners. Mevrouw ‘t Hart wil met het budget kleinschalige projecten verwezenlijken. Het budget kan worden verdeeld over de projecten die het meest nodig zijn ongeacht de wijk. De heer Van Woensel gaat eerst in op de punten van de insprekers. De heer Pater heeft gewezen op de initiatieven van buurtorganisaties en van bewoners. Het college wil daarvoor 300.000 euro inzetten uit gelden van VROM. Het college heeft een voorkeur voor lidmaatschap en stemrecht voor erkende verenigingen (punt j van de aanbevelingen), maar maatwerk is mogelijk. Hieraan bestond ook een grote behoefte bij de leden van de districtsraden. Het college wil ook kijken naar een herziening van de subsidieregeling op basis van erkenning van wijk- en buurtorganisaties. Er komen geluiden uit sommige wijken dat bewoners zich niet door een bestaande organisatie vertegenwoordigd voelen. Dan is het mogelijk dat een nieuwe organisatie ontstaat. Maar hij wil in elk geval niet twee organisaties in een gebied erkennen en subsidiëren. Hij wil mensen de mogelijkheid bieden om wijkverenigingen op te zetten. Maar hij zal wel moeten kijken naar aard, omvang en representativiteit. Hij wil geen organisaties per straat of per postcodegebied laten ontstaan. Toch wil hij kijken of de gemeente wijk- of buurtverenigingen een erkenning kan geven. Die flexibiliteit moet de gemeente hebben. De voorzitter wil de interrupties beperken tot één per commissielid. De heer Sloos vraagt of, als ergens in een grote wijk een kleine groep zich gaat organiseren, die kan worden erkend. De heer van Woensel meent dat dit eigenlijk kan. Het kan zijn dat een afsplitsing van een organisatie ontstaat. De gemeente moet dan de flexibiliteit hebben om iets nieuws te erkennen. Maar niet meteen, want dan is het hek van de dam. Dit geldt ook voor nieuw op te richten wijk- en buurtverenigingen.
10
11
De heer Dijkerman heeft gevraagd de professionals te laten deelnemen aan de vergaderingen van de districtsraden. Spreker verwijst naar punt 5.f van de evaluatie. Hij heeft er geen probleem mee dat de professionals meepraten, maar wil niet dat zij meestemmen. Hij is het met de heer Arnoldus eens dat de leefbaarheidsplatforms een grote toegevoegde waarde zouden hebben. Mogelijk kunnen zij aan de districtsraden gekoppeld worden. Naar aanleiding van het pleidooi van de heer Dirks voor opheffing van de districtsraden en onderbrenging van de taken op het wijkniveau wijst hij op het bezwaar dat er vaak problemen zijn die over de grens van een straat of buurt heengaan. Dan wordt het een zaak van een district. Hij erkent het door mevrouw Van den Berg geschetste probleem van de lange duur om iets gedaan te krijgen. Dit is frustrerend. Hij is blij dat het college gaat organiseren dat dit sneller gaat, zodat de gemeente beter tegemoet kan komen aan de noden in de samenleving. Hij wil ook meer aansluiten bij natuurlijke grenzen, ook bij de erkenning van nieuwe wijk- en buurtverenigingen. Inzake de voorgestelde maximum zittingsduur van tweemaal vier jaar zeiden de leden van de districtsraden dat dit hen te snel ging. Maar het college wilde naar tweemaal vier jaar om de doorstroming te bevorderen. Actieve mensen zijn welkom bij vergaderingen van districtsraden, maar zij kunnen niet deelnemen aan de stemming. Zij kunnen overigens heel goed ad hoc worden ingezet. Op de website is er nog wat informatie over Binnenstad-Noord, maar verder is zij leeg. De bewoners moeten dit invullen, maar de gemeente zelf gaat er nu ook werk van maken. De vraag van de heer Terpstra over de maat die de gemeente wil hanteren is lastig te beantwoorden. Spreker is positief kritisch over de districtsraden. Positief omdat het een goede manier is om het contact tussen gemeente en bewoners te onderhouden. Aan de ander kant is hij kritisch omdat het niet altijd fantastisch werkt. Maar wat is het alternatief? Teruggaan naar tachtig wijk- en buurtverenigingen is niet een oplossing en vier stadsdeelraden is een maat te groot en te afstandelijk. Hij gelooft niet in reorganiseren na drie jaar. In zekere zin ontstaat een quasidemocratie, zoals de heer Boddé stelt. Maar in de districtsraden moeten niet mensen zitten die alleen zichzelf vertegenwoordigen. Vandaar de eis van erkenning van wijk- en buurtverenigingen met de mogelijkheid van maatwerk. Met de heer Van Dijk is hij het eens dat de districtsraden de communicatie in twee richtingen moeten bevorderen. Hij heeft geen bezwaar tegen het toelaten van professionals, maar zij moeten geen stemrecht hebben. Hij acht de toegevoegde waarde van de districtsraden groter dan die van tachtig wijkverenigingen. Hij neemt de suggestie van de heer Perquin graag over om de districtsraden op te nemen in de stadsgidsen. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Kagie zegt hij dat hij wil kijken hoe de districtsraden beter kunnen functioneren. De 300.000 euro wil hij op districtsniveau verdelen om versnippering te voorkomen. Hij wil volgend jaar beginnen met een vouchersysteem van maximaal 20.00 euro voor goede ideeën van de bewoners. De voorzitter vraagt of de heer Van Woensel alle vragen heeft beantwoord. De heer Boddé herinnert aan zijn opmerking dat de kans bestaat dat verenigingen worden opgericht om in de districtsraden te komen. De heer Van Woensel vraagt zich af of dit zal gebeuren. Hij wil flexibel omgaan met het maatwerk bij het erkennen. Mensen kunnen altijd aanwezig zijn bij vergaderingen van districtsraden en daar hun mening kenbaar maken. Hij denkt zo dit negatieve bijeffect te voorkomen. De voorzitter gaat over tot de tweede, tevens afsluitende termijn. Zij merkt op dat het agendapunt niet tot een raadsbesluit leidt. Het is een besluit van het college. Zij vraagt de leden aan te geven waar zij het absoluut niet mee eens zijn. Zij wijst op de voorlaatste alinea van de aanbiedingsbrief. Daarin staat dat door de versterking van het wijkmanagement de politie één aanspreekpunt bij de gemeente heeft in ieder stadsdeel en dat beter kan worden gereageerd op verzoeken van de politie. Daarmee is aan de eerder gedane toezegging voldaan, zodat dit punt van de toezeggingenlijst kan worden afgevoerd. Mevrouw Van den Berg is blij met de pragmatische benadering van het college. Zij kan akkoord gaan met de termijn van tweemaal vier jaar, maar met de mogelijkheid van dispensatie voor het geval er geen vervanger is. Zij is ook er ook zeer erkentelijk voor dat het overleg met de politie op deze manier gaat werken. De voorzitter deelt mee dat de evaluatie op de langetermijnagenda voor 2010 zal worden geplaatst.
11
12
De heer Dirks ziet als belangrijk punt de betekenis van de wijkverenigingen. Op een aantal plaatsen in de stad zeggen mensen dat zij geen vertegenwoordiger van de wijk zijn, terwijl de gemeente hen wel als zodanig ziet. Voor buurtoverstijgende problemen kan de gemeente altijd wijkverenigingen bij elkaar brengen, maar dan niet in de vorm van instituties. Hij heeft een externe blik gegeven hoe zijn fractie het zou willen organiseren. De heer Terpstra zegt dat de wethouder flexibel wil omgaan met de erkenning van verenigingen. Daar kan de raad hem dan op aanspreken. Met mevrouw Van den Berg vindt hij het goed een hardheidsclausule in te bouwen voor de termijn van tweemaal vier jaar. De heer Boddé meent dat de raad zich niet moet blindstaren op de districtsraden. Wijk- en buurtverenigingen en individuen kunnen zich ook uitspreken. Iedereen kan ook in de raad inspreken. Hij heeft wel begrip voor het stadpunt van D66. Beoordeel de ideeën op hun merites, dan voelen de mensen ook geen drempels. De heer Sloos heeft de indruk dat het college positief staat ten opzichte van districtsraden en wijk- en buurtverenigingen. De heer Van Dijk is het college erkentelijk voor de gedane toezeggingen. De heer Kagie kan goed leven met de gedane suggesties. Maar wel heeft het college een kans gemist door niet te kijken hoe de gemeente anderen erbij kan betrekken. Mevrouw ‘t Hart sluit zich aan bij de heer Dirks. Zij heeft nog niet geheel duidelijkheid inzake punt n van de aanbevelingen (aanpassing van de subsidieverordening). Eén van de insprekers had hiernaar gevraagd. De voorzitter rondt de behandeling van het agendapunt af. Het college heeft voldoende gehoord. Van verschillende fracties heeft zij een helder pleidooi gehoord voor een soort hardheidsclausule voor de zittingsduur. Zij zal vragen ervoor te zorgen dat de evaluatie op de termijnagenda wordt geplaatst zodat deze in 2010 klaar is. De heer Boddé verzoekt de wethouder zijn laatste vraag te beantwoorden. De voorzitter wijst erop dat de tweede ronde afgesloten is. Zij heeft er geen bezwaar tegen dat de heer Van Woensel deze vraag beantwoordt, maar wijst op de spelregels. De heer Van Woensel zegt toe dat bij punt l (erkenning van organisaties) een hardheidsclausule zal worden toegepast als er geen vervanger is. Aan de wens van de heer Boddé inzake ideeën van bewoners en individuele burgers moet het vouchersysteem tegemoet komen evenals het fonds wijkinitiatieven en het WOZ-fonds. Ten aanzien van punt n (aanpassing van de subsidieverordening) wil het college kijken of een wijk goed wordt vertegenwoordigd. In voorkomende gevallen kan het ruimte bieden om andere wijk- en buurtverenigingen te erkennen, te subsidiëren en stemrecht te geven in de districtsraad. De voorzitter schorst de vergadering om 22.10 uur en heropent deze om 22.30 uur.
9.
Suggesties Politiejaarplan
De voorzitter herinnert eraan dat bij de vorige vergadering de districtschef en de teamchefs aanwezig zijn geweest om hun jaarplannen te presenteren. De commissieleden hebben de gelegenheid gehad om suggesties en aanbevelingen te doen om aan de politie mee te geven voor mogelijke verwerking in het politiejaarplan 2009. Er zijn zeven suggesties gedaan. Vraag is hoe de commissie met dit onderwerp omgaat. Er zijn twee mogelijkheden. De commissie kan een gezamenlijke brief opstellen voor de portefeuillehouder die dus het standpunt van de raad weergeeft, of zij kan besluiten een bundeling te maken van de standpunten van de verschillende fracties. Dat overzicht is niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de meerderheid van de raad. Eerst wil zij de portefeuillehouder vragen wat er met de suggesties van de commissie gaat gebeuren.
12
13
De heer Lenferink deelt mee dat het districtsjaarplan in de commissie terugkomt. Die kan er dan op reageren. Hij maakt enkele opmerkingen bij de naar voren gebrachte ideeën zodat die in het juiste perspectief kunnen worden geplaatst. Hij gaat in op de naar voren gebrachte prioriteiten: 1. Aanpak vrouwenhandel en illegale prostitutie De politieregio Holland-Midden heeft altijd een afdeling Jeugd- en Zedenpolitie gehouden. Dit onderdeel is ook landelijk erkend als één van de beste specialisten op dit terrein. Het onderdeel functioneert heel goed en boekt mooie resultaten niet alleen bij de opsporing, maar ook bij de opvang van signalen voor hulpverlening, bijvoorbeeld met het jeugdpreventieteam. 2. Veiligheid in en rondom scholen Om op te kunnen treden moet de politie wel een signaal hebben ontvangen. Tot heden zijn er geen expliciete verzoeken om optreden binnengekomen. 3. Huiselijk geweld Hieraan wordt veel aandacht besteed. Met ingang van 1 januari is het huisverbod van kracht geworden. Vanochtend heeft het algemeen bestuur van de veiligheidsregio de laatste besluiten genomen. Ook de relatie met de zorgsector is daarin geregeld. In deze regio is de politie hiermee op tijd klaar. Leiden mag hier trots op zijn. De agenten treden ook zelf op als al zij signalen opvangen en niet alleen op aangifte. De heer Strijtveen vraagt of de portefeuillehouder ingaat op elke suggestie van de commissie. De heer Lenferink deelt mee dat hij enig kader probeert te geven omdat niet alles even blank is en de commissie dat dan weet. Hij gaat verder met de bespreking van de prioriteiten. 5. Veiligheidshuis Hieraan wordt gewerkt, maar dit is niet uitsluitend een politiezaak. Het is een samenwerking tussen overheid (politie en justitie) en maatschappelijke organisaties. De financiering is nog niet helemaal rond. Er wordt aan gewerkt, ook door de politie. 4. Monitoren ‘enge plekken’ Ook hier is er een soort dubbelverantwoordelijkheid; niet alleen van de politie, maar ook van de gemeente zelf. De commissie kan hier ook binnen eigen huis achter aan gaan. 6. Verkeersveiligheid voor scooters en brommers Spreker verwijst naar het rapport van de VVD en het daarop gegeven antwoord en wat daarin nu de leidraad is. 7. Aanpak openbare dronkenschap en drugsgebruik rondom parken, scholen en speelplaatsen Spreker heeft al iets gezegd over scholen. Een belangrijk deel van de parken in Leiden valt op dit moment al onder het alcoholverbod. Hier wordt dit verschijnsel ook actief bestreden. In de overige parken, waar er onvoldoende duidelijke signalen zijn, wordt het normale, niet verscherpte beleid gevoerd. Mevrouw ‘t Hart wijst op de suggesties van D66 inzake de veiligheid op scholen. De burgemeester zegt dat de politie geen actie onderneemt als de scholen niet reageren. Maar het probleem is dat de scholen dit niet gaan zeggen omdat zij bang zijn dat dit hun concurrentiepositie ten opzichte van andere scholen benadeelt. De heer Lenferink antwoordt dat als er geruchten komen, hij wel behoefte heeft aan gegevens. Hij kan niets doen als die niet komen. Bovendien zijn er ook andere instrumenten om op te treden. Als die voldoende zijn is het logisch niet verder te gaan. Rond een aantal scholen waren er wel informele signalen, maar bij doorvragen bleek dat niet hard te zijn. Mevrouw ‘t Hart vraagt of zij hieruit moet opmaken dat de burgemeester niet van plan is een integraal plan van aanpak met de scholen te maken. De heer Lenferink deelt mee dat er een algemeen convenant met de scholen is over schoolveiligheid en er zijn afspraken gemaakt hoe zij hiermee om moeten gaan. Daar houdt hij zich aan. Bij een vermoeden kan de politie niet zomaar aan de slag gaan. Zij moet weten wat het probleem is. De voorzitter vraagt de leden of zij een door de hele commissie gedragen advies willen of een weergave van de standpunten per fractie.
13
14
De heer Terpstra vraagt de burgemeester of er ook een actief opsporingsbeleid is inzake illegale prostitutie. De heer Lenferink wijst erop dat de opsporing een zaak is van het Openbaar Ministerie. Die moet daar prioriteit aan geven. Bij vrouwenhandel en zaken die daaraan annex zijn wordt acuut opgetreden. Maar verder is er de vraag wat illegale prostitutie is. Escortbedrijven en niethuisgebonden vormen van prostitutie zijn niet vergunningplichtig. Dan is er geen sprake van illegale prostitutie. De minister wil komen tot een prostitutiewet. Dan zouden alle vormen van prostitutie vergunningplichtig worden. Zelfstandig werkende prostituees moeten zich dan ook laten registreren. Dan is sprake van illegale prostitutie als er geen vergunning is. Soms is bij de politie bekend dat er sprake is van vrouwenhandel of gedwongen prostitutie. Maar niet alle 06-nummers kunnen als illegaal worden gezien. Inzake vrouwenhandel wordt behoorlijk actief opgetreden door de politie. Maar het is niet mogelijk alles over één kam te scheren. De heer Boddé deelt aan de voorzitter mee dat zijn fractie meer de behoefte heeft een brief te sturen waarin de suggesties van de fracties aan de politie ter kennisneming worden aangeboden, omdat de raad geen democratische controle over de politie heeft. De heer Lenferink stelt dat dit niet juist is. De gemeente stelt een integraal veiligheidsbeleid vast. Dit beleid is de input vanuit de gemeente voor het functioneren van de politie. In haar jaarplannen laat de politie zien hoe rekening wordt gehouden met het veiligheidsbeleid van de gemeente. Via de jaarverslagen kan de raad dit controleren. Bovendien is de burgemeester ook aan democratische controle onderworpen. De heer Boddé vraagt of de raad dan als enige machtsmiddel heeft de mogelijkheid de burgemeester weg te sturen. De heer Lenferink meent dat er talloze instrumenten zijn tussen niets doen en wegsturen. De raad heeft daar in het verleden ook van gebruik gemaakt. De raad kan een standpunt formuleren. Dat doet zij in het integraal veiligheidsbeleid. De raad kan die plannen ook bijstellen. Het is wel nodig dat de raad consistent is in zijn aansturing. Maar er kunnen actuele, precaire situaties zijn waar de raad op in kan gaan. Daarnaast kan de raad alle verslagen van het regionale college inzien en het functioneren van de politie in regionaal verband aan de orde stellen. De gemeenteraden doen dit weinig, maar het kan. Ook kan de burgemeester als vertegenwoordiger van de gemeente een last worden meegegeven. Voor drie tot vier jaar stelt de raad het beleid vast. Daarin zit ook de indicatie in van wat de raad van de politie verwacht in de komende jaren. In 2005 heeft de raad dit beleid vastgesteld. Onlangs heeft de raad de zaak geëvalueerd. Binnenkort begint de voorbereiding van een nieuw integraal veiligheidsplan. De raad heeft wel degelijk invloed, als zij het goed aanpakt. De politie houdt ook sterk rekening met wat de gemeente op het gebied veiligheid vraagt. De heer Boddé herinnert aan de elders gedane toezegging van de burgemeester inzake het veiligheidshuis. Kan hij die toezegging ook hier doen? De heer Lenferink .deelt mee dat er een toezegging is van het Rijk voor een garantie voor financiering voor veiligheidshuizen voor de G 31 gemeenten waaronder Leiden. Er is nog geen formele toekenning. Het is natuurlijk afhankelijk van de verdere uitwerking van het plan. Er wordt hard aan gewerkt. Tot heden gold deze garantie alleen voor de G 31, maar Gouda heeft enige problemen en wil ook voor de garantie voor een veiligheidshuis in aanmerking komen. Er is dus sprake van een zekere concurrentie. Hierover vindt nog een gesprek plaats. De voorzitter constateert dat de commissie eraan hecht de fractiestandpunten aan de portefeuillehouder te hebben kenbaar gemaakt. Het politiejaarplan komt ter kennisneming in de commissie. De heer Lenferink wijst erop dat het politiejaarplan wordt vastgesteld in de districtsdriehoek (het openbaar ministerie, de burgemeester van Voorschoten en de burgemeester van Leiden), maar na het oordeel van de raad. Als de raad met gemotiveerde standpunten komt heeft zij wel degelijk invloed. De voorzitter zegt dat er nog één agendapunt is. Zij stelt voor dit ondanks het late tijdstip toch te behandelen.
10.
14
Werkwijze fiets fout = fiets weg
15
De voorzitter geeft aan dat het hier gaat om een voorstel om het beheer en de verkoop van onjuist gestalde fietsen los te koppelen van de handhaving op onjuist gestalde fietsen. De begrotingswijziging is nagezonden aan de commissie. Er volgt nog een voorstel om de APV te wijzigen op dit onderwerp. Gevraagd wordt een aanvullend krediet beschikbaar te stellen voor de extra inspanningen. Eén van de beslispunten is de bijgevoegde begrotingswijziging. Zij vraagt kort in te gaan op wat wordt voorgesteld zonder filosofische beschouwingen over het gevoerde fiets fout = fiets wegbeleid. Mevrouw van den Berg deelt mee dat het standpunt van de PvdA inzake het handhavingsbeleid voor fietsen is: 1. meer stallingruimte. Daar wordt aan gewerkt; 2. ervoor zorgen dat de stallingruimte gebruikt kan worden door opruimen van weesfietsen; 3. pas daarna intensiveren van de handhaving. De gemeente wacht nu al achttien maanden op een deugdelijk beleid om weesfietsen te kunnen vergelijken, terwijl 30% van de stalling in beslag wordt genomen door fietsen die niet worden opgehaald. Bij een mislukte try-out van een eerdere poging tot handhaving heeft de heer Holla een aantal fietsen gelabeld. Die staan er nog. Ook het Ministerie van V en W ziet nu de noodzaak van handhaving inzake weesfietsen en heeft een weesfietsenteam opgezet om gemeenten te helpen bij de handhaving. Zij raadt de wethouder aan hiermee contact op te nemen. De PvdA stemt wel in met de mogelijkheden voor beheer en verkoop, niet met de handhaving zolang er niet een goed beleid is om weesfietsen te verwijderen. Als de wethouder niet toezegt pas te starten met intensivering van de handhaving als de weesfietsen weg zijn, zal haar fractie een amendement indienen. Zij vraagt zich af of de in huidige voorstellen de capaciteit zit om straks het weesfietsenbeleid te handhaven of dat hiervoor een apart voorstel komt. De heer Kagie vraagt of de PvdA de veiligheid en de toegankelijkheid van het Stationsplein maar even laat liggen zolang er weesfietsen zijn. Mevrouw Van den Berg geeft aan dat er op dit moment gewoon geen plaats is. Als er niet voldoende plekken zijn, is het niet juist intensief te gaan handhaven. Mevrouw ‘t Hart sluit zich aan bij het standpunt van de PvdA. Hoe kan het college een groot tekort aan fietsenstalling doen ontstaan en dan zo streng gaan handhaven? Zij kan absoluut niet akkoord gaan met versterkte handhaving. Eerst moeten er fietsenstallingen komen. Zij is wel voor het verwijderen van wrakken en het weghalen van gevaarlijk en hinderlijk geplaatste fietsen. Zij vraagt of de wethouder gebruik gaat maken van de hulp van het landelijke team. Eerst moet het college fietsenstallingen realiseren en niet burgers straffen voor de eigen tekortkomingen. De heer Sloos herinnert zich dat D66 altijd fietsenstallingen tegenhield. D66 was fel tegen de fietsenstalling op het Stadhuisplein. Die mocht niet en die was te duur. Hij begrijpt niet waarom het college nu stallingen moet bouwen. Mevrouw ‘t Hart stelt dat dit juist het punt is. Fietsers willen hun fiets neerzetten waar ze moeten zijn. Daarom moeten er veel fietsenstallingen komen bij het station en niet bij het stadhuis. De heer Sloos vraagt of D66 wel voor handhaving is als het college straks komt met een grote fietsenstalling bij het station. Mevrouw ‘t Hart antwoordt bevestigend. Zij wacht daarop. De heer Boddé vraagt mevrouw ‘t Hart hoeveel stallingplaatsen erbij moeten komen bij het station. Mevrouw ‘t Hart zegt dat de wethouder cijfers heeft genoemd over de behoefte aan fietsparkeerplaatsen bij het station. De heer Steegh kan deze vraag beantwoorden. De heer Terpstra is het in grote lijnen eens met mevrouw Van den Berg. Het stelt hem teleur dat in het voorstel nergens iets staat over een tekort aan fietsparkeerplaatsen. Ook hij wil eerst meer stalling en daarna intensivering van de handhaving. De gemeente zou ook een groter deel van het budget moeten besteden aan het beheer van de fietsenplaatsen die er zijn. Niet door sloten door te zagen en fietsen op een kar te gooien. Maar door fietsen die op de grond liggen terug te zetten in de fietsenrekken kan men de zaak netjes houden Als sluitstuk kan dan worden gehandhaafd. De heer Perquin is het ook eens met mevrouw Van den Berg. Hij heeft de vorige keer de wethouder geadviseerd te gaan kijken in het stadshart van Zoetermeer. Dat ziet er goed uit. De fietsenstallingen zijn opgeruimd en mensen kunnen gratis hun fiets bewaakt stallen. Hij herhaalt zijn suggestie.
15
16
Volgens de heer Kagie is het ‘en en’. Dus én handhaven én weesfietsen aanpakken. Bij onveilig of hinderlijk gestalde fietsen moet gewoon gehandhaafd worden. Hij wijst op de mogelijkheid van een soort adoptiecentrale, een container om fietsen te dumpen of voorlichting over waar iemand zijn fiets kwijt kan. Mevrouw Van den Berg zegt dat die er al is, dat is de fietsenstalling. Zij is wel voor handhaving bij onveilig geplaatste fietsen. Mevrouw ‘t Hart zegt dat de gouden regel van de fietser is: ik zet mijn fiets waar ik wil zijn als ik daar moet zijn en ik haal hem niet meer op als ik hem niet meer nodig heb. Een soort fietsendump werkt niet. De heer Kagie gelooft in de goedheid van de mens. Als iemand weet dat vlakbij een fietsenstalling een plek is waar hij zijn oude fiets kwijt kan zonder een ander lastig te vallen, dan zullen mensen best bereid zijn dit te doen. Ook de heer Van Dijk is het eens met mevrouw van den Berg. Maar hij wil de wethouder meegeven dat hij zijn beleid voor het weghalen van fietsen ook goed zou kunnen gebruiken voor het verwijderen van weesfietsen. Hij vraagt om een reactie. De heer Sloos is het op hoofdlijnen eens met mevrouw Van den Berg. De wethouder zorgt wel voor fietsenstallingen, maar die zijn terstond vol. De enige mogelijkheid is om ook aan de voorzijde van het station een grote fietsenstalling te bouwen. Het ontbreekt ook aan bewegwijzering naar fietsenstallingen. Eerst moeten de fietsen goed worden opgeruimd. Dan komt de handhaving aan de orde. Hij heeft de indruk dat de gemeente op de goede weg is. Hij merkt verder op dat in het voorstel gesproken wordt over de aanschaf van een auto ten behoeve van het plan. De auto is al aangeschaft, maar voldoet niet aan de behoeften van de mensen die ermee moeten rijden. Die gebruiken dus nog steeds de oude auto. De heer Dirks sluit zich aan bij het standpunt van mevrouw Van den Berg en mevrouw ‘t Hart. Eerst moet de capaciteit van de stalling worden uitgebreid. Daarna komt de handhaving. De heer Steegh wil een poging wagen de commissie te overtuigen van de zin van het voorstel. Als hij kijkt naar de fietsparkeerplaatsen in de buurt van het station, dan constateert hij dat binnen twee minuten lopen van de ingang meer dan genoeg fietsparkeerplaatsen aanwezig zijn. Hij weet ook wel dat de fietser, net als de automobilist, zijn fiets het liefste bij de kassa neerzet. Maar dat gaat niet. Mensen racen naar het station en gooien in hun haast hun fiets neer. Hij meent dat de gemeente dit niet moet bevorderen door niet te handhaven. Handhaving blijkt te helpen. Het klopt dat nog niet alle weesfietsen weg zijn. Maar dat komt omdat de APV nog moet worden aangepast. Aanstaande dinsdag behandelt het college een voorstel om de APV te wijzigen. Met die wijziging wordt het mogelijk fietsen weg te halen die vier weken in de stalling hebben gestaan. Hij zou het spijtig vinden als de raad hem één van de instrumenten uit de hand zou slaan door niet met het kredietvoorstel in te stemmen. In het voorjaar komen er 2.200 nieuwe plekken bij in de nieuwe fietsenstalling aan de zeezijde. Het is onmogelijk op korte termijn een heleboel fietsparkeerplaatsen erbij bouwen. De enige manier om met de bestaande capaciteit de zaak in de hand te houden is handhaven. De heer Boddé is het met de heer Steegh eens. Maar hij vraagt hem waarom hij niet heeft aangegeven dat er voldoende capaciteit is. Hij vraagt om een beter onderbouwd voorstel voor de komende raadsvergadering waarin hij aantoont dat er genoeg stalling is. Hij denkt dat de commissie dan sneller meewerkt. De heer Steegh zal van die suggestie gebruikmaken. Hij zal de lijst van vorig jaar actualiseren en toesturen. Hij wil het probleem van het tekort aan capaciteit niet kleiner maken dan het is, maar het is niet zo groot als het in deze discussie wordt voorgesteld. Hij wil kijken of het aanjaagteam van V en W Leiden iets kan bieden. Maar de ervaring leert dat het tijd kost om zo’n team goed in te lichten en dat dan een advies komt om het precies zo te doen als de gemeente het doet. Hij zal contact opnemen, maar heeft niet de illusie dat er veel nieuws in zit. Hij heeft overigens wel de startnota over dit onderwerp van V en W ontvangen met steun van de heer Holla. Daar staan een aantal goede dingen in waar hij zeker gebruik van maakt.
16
17
Mevrouw ‘t Hart vraagt of het de bedoeling van de staatssecretaris was om geld beschikbaar te stellen. De heer Steegh antwoordt dat alleen steun in de vorm van het team is voorzien, Anders had hij wel positiever gereageerd. De commissie zegt dat handhaving het sluitstuk moet zijn. Maar het is wel een ‘en en en’-structuur Hij wil de handhaving in de eerste plaats richten op gevaarlijke situaties en hinderlijke situaties zoals in fietsenstallingen en bij ingangen van supermarkten die geheel door fietsen worden geblokkeerd. Voorgesteld wordt om een deel van het budget door te schuiven naar het beheer van de stallingen. Dat doet het college al; de handhaving is in feite het beheer van de stalling. Hij is het ermee eens dat de rekken onder de taxistandplaats bij het station het beheer wel bemoeilijken. Hier had eerder aan gedacht moeten worden. Als de RGL komt moeten ze worden vervangen. Mevrouw Van den Berg herinnert eraan dat bij de ingebruikneming van de fietsenstalling bij de taxistandplaats is gesproken over het schoonhouden van de stalling. Het college zei toen dat het goed zou gaan. De heer Steegh onderkent dat het moeilijk is deze stalling schoon te houden. Dit heeft te maken met de locatie, ongeveer op het perron. Hij overlegt met de exploitanten en eigenaren van de stallingen rond het station over de mogelijkheid van één regime voor alle stallingen waarbij de stallingkosten afhankelijk zijn van de afstand tot het perron. Anders komt iedereen af op de meest dichtbij gelegen stalling terwijl de andere niet vol zijn. Hij hoopt aangegeven te hebben dat hij het niet met de commissieleden oneens is dat de volgorde moet zijn: meer ruimte, goed beheer en dan handhaven. Maar in feite opereert hij al met die cyclus en het zou onverstandig zijn inzake de schakel ‘handhaven’ minder te doen dan het college voorstelt. De voorzitter opent de tweede termijn en vraagt aan de leden of zij tevreden zijn met de antwoorden van de wethouder en of het voorstel zo door kan gaan. Mevrouw Van den Berg is tot op zekere hoogte gerustgesteld door het antwoord van de heer Steegh. Zij neemt het mee naar de fractie en vooral naar de weesfietskoning, de heer Holla. De fractie zal met het college overleggen over het amendement als dat nodig is. Zij heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag over de capaciteit. Zij vraagt wanneer de weesfietsen echt verwijderd gaan worden. De heer Boddé vraagt aan mevrouw Van den Berg of zij in kan stemmen als de wethouder voor de komende raadsvergadering duidelijk maakt dat er genoeg plekken zijn en dat binnenkort wordt begonnen met het verwijderen van de weesfietsen. Mevrouw Van den Berg zegt dat de PvdA niet wil dat een strenger beleid wordt gevoerd dan nu. Als aan die voorwaarde voldaan wordt zal zij positief adviseren aan haar fractie. Mevrouw ‘t Hart sluit zich aan bij het standpunt van de PvdA. Zij is niet overtuigd door de wethouder. D66 wil eerst meer fietsenstallingen zien, door het weghalen van fietsen en door bouw van stallingen, voordat een nog strenger beleid wordt gevoerd in het kader van fiets fout = fiets weg. De raad kan van haar fractie een amendement verwachten, wellicht in samenwerking met de PvdA. Mevrouw Van den Berg wil nadenken over dit voorstel, vooral omdat D66 ook als voorwaarde stelt meer bouwen. Daar is zij niet tegen, maar het gaat haar fractie om betere bereikbaarheid van de stallingen door verwijdering van de weesfietsen. Zij maakt van nieuwbouw geen voorwaarde. Ook de heer Terpstra overweegt nog steeds een amendement. De heer Perquin is het eens met het eerste amendement van de PvdA. De heer Kagie ziet nog geen amendement dat zijn fractie zal steunen. Hij gaat ervan uit dat de heer Steegh zijn suggestie voor een fietsendump in het achterhoofd houdt. De heer Van Dijk zal in zijn fractie aan de orde stellen of deze een amendement zal steunen of niet. Hij vraagt de heer Steegh om cijfers met een tijdschema van de drie stappen waarover hij sprak. De heer Sloos pleit voor een betere bewegwijzering naar de fietsenstalling op de Trafo-lokatie. Hij steunt het amendement van de PvdA.
17
18
De heer Dirks neemt het onderwerp mee terug naar zijn fractie. De heer Boddé deelt mee dat de VVD kan instemmen. Hij kan zich voorstellen dat als de heer Steegh goed inzichtelijk maakt wanneer hij de weesfietsen gaat aanpakken, een amendement niet meer nodig is en dat met een toezegging of een motie kan worden volstaan. De heer Steegh zegt dat het tijdschema voor het aanpakken van de weesfietsen heel simpel is. Hij zegt dit toe. Hij zegt ook toe de handhaving te houden op het niveau van nu tot het moment dat de gemeente de weesfietsen gaat weghalen. De voorzitter concludeert dat de wethouder heeft toegezegd de handhaving pas te zullen aanscherpen als de gewijzigde APV in werking is getreden. Hij komt met cijfers en met een tijdschema. Zij zal het onderwerp aanmelden als bespreekpunt voor de raad. Zij verwacht dat het daar in januari wordt besproken.
11.
Sluiting
De voorzitter dankt de leden voor hun aanwezigheid en inbreng en sluit de vergadering om 23.35 uur.
18