STAD
VILLE DE
BRUSSEL
BRUXELLES
GEMEENTEBLAD BULLETIN COMMUNAL Année — Jaargang 1966 N.
26
GEMEENTERAAD -
CONSEIL C O M M U N A L
Zitting van — Séance du 5-12-1966.
VOORZITTER —
PRESIDENT
De heer-M. Lucien COOREMANS, Burgemeester — Bourgmestre.
K O R T E INHOUD — SOMMAIRE B1./P. 1. — Politie. — Aanvullend règlement op de politie van het wegverkeer. — Ministerieel besluit. — Oudergemselaan . Ongunstig advies. — Police. — Règlement complémentaire sur la police de la circulation routière. Arrêté ministériel. Avenue d'Auderghem défavorable. 1029 A
v
i
s
—
(5 december i960)
3. -
1026 —
butitllt Renseignement technique de Mécanique et cTElectridté. - Dédoublement Adopùon.
1035
Institut Couvreur. -
1036
Fusion de classes .
4. — Gemccntcbclastingen. — Hernieuwing . — Taxes communales. — Renouvellement .
. .
. Adoption. . Aanneming.
.
. Adoption.
1038
5. — Société des Transports Intercommunaux de Bruxelles. — Demande de suppression de la ligne d'autobus n° 22 . . Retiré.
1219
6. — Société nationale des Chemins de fer vicinaux. — Demande d'autorisation définitive pour exploiter le service public d'autobus Bruxelles (place Rouppe) - Waterloo Braine l'Alleud, avec extensions Avis favorable sur une autorisation provisoire. 7. — Société nationale des Chemins de fer vicinaux. — Demande d'autorisation définitive pour exploiter le service public d'autobus Bruxelles (place Rouppe) - Uccle (Observatoire). Avis favorable sur une autorisation provisoire.
1222
1224
8. — Stadsbegraafplaatsen. — Concessies van gronden voor eigen graven (3 kwartaal 1966) . . . . . Aanneming. (
— Cimetières de la Ville. — Concessions de terrains pour sépultures (3 trimestre 1966) . . . . . . .Adoption. e
9- — Eglises catholiques de Bruxelles et Communauté israélite de Bruxelles. — Modifications aux budgets de 1966 . . Avis favorable.
1227
1231
10. — Katholieke kerk van de HH.-Petrus en Paulus te NederOver-Heembeek en Nederlandse Protestantse Kerk van Brussel 2 distrikt. — Wijzigingen aan de begrotingen Gunstig advies.
1238
11. — Tarification de l'énergie électrique à haute tension. — Application du contrat-type dit ACRH aux abonnés du 1- district de la Ville Adoption.
1240
l
o v c r
1
9
6
6
12. — Commission d'Assistance publique. — Actes divers d'adm , n i s t r a t i o n
13. -
Commission d'Assistance publique, immobiliers . . . .
Avis favorable.
1247
Aliénation de biens » . Avis favorable.
1251
—
1027 —
(5 décembre
1966)
- Commissic van Openbare Onderstand. — Begrotingen ovcr 1967: 1 ) van het Sint-Geertruidagesticht ; 2) van het Ursulinengesticht ; 3) van het Blindenhuis
Goedkeuring.
• Commission d'Assistance publique. — Budgets pour 1967 : 1 ) du Refuge Sainte-Gertrude ; 2) du Refuge des Ursulines ; 3) de la Maison des Aveugles Approbation.
1253
Commissie van Openbare Onderstand. — Begrotingswijzigingen Goedkeuring. Commission d'Assistance publique. — Modifications budgétaires Approbation.
1269
Openbare Kas van Lening. — Begroting over 1967 . . Tôt een volgende zitting uitgesteld. Caisse publique de Prêts. — Budget pour 1967 . . . . Renvoi à la prochaine séance. Quelles suites les diverses commissions et sous-commissions P.A.R.C. comptent-elles donner au v œ u exprimé par notre Conseil communal en date du 26 septembre 1966 ? — Nos intentions sont-elles considérées comme platoniques ou tombées dans l'oubli ? — Quelles sont les voix qui sont chargées de nous faire entendre au sein de ces commissions? . . . . . . . . Question de M . Pire.
1300
1310
M . le Bourgmestre répond. Etant donné qu'un nombre très important de personnes comprenant également beaucoup d'enfants attendent chaque jour le tramway vicinal à la place Emile Bockstael de Laeken sans pouvoir s'abriter d'aucune façon, ne pourrait-on envisager d'y installer au plus tôt une aubette? Question de M Servaes. , n e
M . l'Echevin De Rons répond.
D e z i t t i n g w o r d t geopend te 15 u u r 15. L a s é a n c e est o u v e r t e à 15 heures 15.
1315
1028 — Zim ddnur:ig - Présents: de heer-M. Cooremans, Burgemvester - Bourgmestre; de heer-M. De Rons, M e j . - M V a n den Heuvel, M e v r . - M Van Leynseele, de heren-MM. Piron, Morelie, Van Halteren, Jonckheere, Schepenen - Echevins; de heren-MM. Thielemans. De Boeck, De Grauw, M e v r . M Oistolovean, de heren-MM. Deschuyffeleer, Pierson, Brouhon, De Greef, C , Mergam, Janssens, Mevr.-Mme Avella, de heren-MM. Creyelman, Pellegrin, Leblanc, Brynaert, Vande k, Schouppe, Dispy, Van Geyt. Pire, Deconinck, Snyers d'Attenhoven, Musin, Cousin, Klein, Van Cutsem, M e v r . M " Servaes, de heren-MM. Vandekerckhoven, De Greef, H . , Raadsleden - Conseillers ; de heer-M. Brichet, SecretarisSecret aire. lle
m o
n
De notulen van de zitting van 25 november 1966 zijn ter tafel neergelegd te 14 uur. Le procès-verbal de la séance du 25 novembre déposé sur le bureau à 14 heures.
1966 est
De heer Secretaris leest de beslissingen voor die in de vorige zitting werden genomen. M. le Secrétaire donne lecture des décisions qui ont é t é prises dans la dite séance.
De Raad gaat over tôt de orde van de dag. Le Conseil aborde son ordre du jour.
1029 —
(5 décembre 1966)
1 Politie. Aanvullend
règlement
op de politie van het wegverkeer.
Ministerieel
besluit.
Oudergemselaan. Police. Règlement complémentaire sur la police de la circulation routière. Arrêté ministériel. Avenue d'Auderghem. — De heer Burgemeester brengt, namens het Collège, het volgend verslag uit: — M . le Bourgmestre fait, au nom du Collège, le rapport suivant : Het Schepencollege heeft de eer, in bijlage, een ontwerp van een ministerieel besluit voor te leggen dat van de Oudergemlaan een hoofdweg maakt. De Staat neemt al de kosten voor de signalisatie van deze reglementering te zijnen laste, daar de Oudergemlaan behoort tôt de staatsbanen. Rekening houdend met het feit dat de Conferentie van de Burgemeesters van de Brusselse agglomeratie dienaangaande een ongunstig advies uitbrengt en de wens uitdrukt een algemeen overzicht te worden voorgelegd, onderwerpt het Schepencollege huidig besluit aan het advies van de Gemeenteraad zich steunend op : 1 ) de Conferentie van de Burgemeesters van de Brusselse agglomeratie blijven het principe van de absolute voorrang van rechts toegedaan ; 2) in het geval dat de Hogere Overheid een absolute voorrang aan het verkeer oplegt, is vernoemde Conferentie van oordeel dat moet geëist worden dat verkeerslichten geplaatst
ucêMbv
me)
1030 —
wordcn die het betreden van de aangeduide kruispunten tochuit, dit in akkoord met de plaatselijke autonteit; 3) de Conferentie drukt de wens uit dat, ter inlichting, een algemeen overzicht zou gegeven worden van de ri)kswegen die men zinnens is prioriteit te verlenen.
KONINKRIJK
BELGIE
Mmisteneel beslait houdende een aanvullend règlement op de politie van het wegverkeer. D E MINISTER
VAN OPENBARE
WERKEN,
Gelet op de wet van 1 augustus 1899 houdende herziening van de wetgeving en de reglementen op de politie van het verkeer. ondermeer de artikelen 1 en 3 en \quater, gewijzigd door de wet van 15 april 1964; Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1954 betreffende het algemeen règlement op de politie van het wegverkeer, ondermeer titel I I I ; Gelet op het aangevraagd advies opgestuurd aan de gemeente Etterbeek en de stad Brussel in datum van 2 september 1966; BESLUIT :
Artikel één, § 1. — Op het grondgebied van de gemeente Etterbeek en de stad Brussel moeten de weggebruikers die uit één van onderstaande wegen komen gereden: Ruiterijlaan, Gen. Bernheimlaan, D Drypondtstraat, E i k straat. Geîijkheidsstraat, D Jean Jolysquare, Waversesteenweg, Nothomstraat, Waversesteenweg, Perwezstraat, Jachtlaan, Sneessensstraat, Platanenstraat, Koningsveldstraat, Fétinstraat, Louis Hapstraat, Sint-Pieterssteenweg, Gen! Lemanstraat. Hoornstraat, Belliardstraat, Breydelstraat, r
r
1031 —
(s décembre
1966)
doortocht verlenen aan de weggebruikers die rijden op de T R é g i m e n t Lansierslaan, de Kazernenlaan en de Oudergemlaan. &
§ 2. — De bepalingen van § 1 worden ter kennis gebracht van de weggebruikers met behulp van tekens n 1 a, 1 b en 2 afgebeeld op bijlage 1 van net Algemeen Règlement op de politie van het wegverkeer. r a
Art. 2. — De Secretaris-generaal van het Ministerie van Openbare Werken is belast met de uitvoering van het huidig besluit.
** L e Collège a l'honneur de soumettre, en annexe, un projet d ' a r r ê t é ministériel décrétant l'avenue d'Auderghem voie principale. L ' E t a t prend à sa charge tous les frais de signalisation de cette réglementation car l'avenue d'Auderghem appartient à la grande voirie. Tenant compte de ce que la Conférence des Bourgmestres de l'agglomération bruxelloise émet à ce sujet un avis défavorable et souhaite la communication d'un plan d'ensemble, le Collège soumet le présent arrêté à l'avis du Conseil communal en le motivant par les considérations ci-après : 1 ) la Conférence des Bourgmestres de l'agglomération bruxelloise reste favorable au principe de la priorité absolue de droite ; 2) dans le cas où l'Autorité supérieure impose une priorité de circulation absolue, ladite Conférence estime qu'il faut exiger le placement de feux de signalisation permettant des pénétrations aux carrefours désignés en accord avec l'autorité locale; 3) la Conférence souhaite qu'un plan d'ensemble des futures voie prioritaires de l'Etat lui soit communiqué pour son information.
december
1966)
----- 1032
ROYAUME
Arrête
LE
DE
— BELGIQUE
ministériel portant règlement sur la police de la circulation MINISTRE
DES T R A V A U X
complémentaire routière.
PUBLICS,
V u la loi du 1"' août 1899 portant revision de la l é g i s l a t i o n et des r è g l e m e n t s sur la police de roulage, notamment les articles, 1, 3. et Iquater modifiés par la loi du 15 a v r i l 1 9 6 4 ; V u l ' a r r ê t é royal du 6 avril 1954 portant r è g l e m e n t g é n é r a l sur la police de la circulation r o u t i è r e , notamment le titre III ; V u la demande d'avis a d r e s s é e à la commune d ' E t t e r b e e k et à la Ville de Bruxelles en date du 2 septembre
1966.
ARRÊTE :
Article premier, § 1. — Sur le territoire de la c o m m u n e d'Etterbeek et de la ville de Bruxelles, les usagers d é b o u c h a n t d'une des voies publiques c i - a p r è s : avenue de la Cavalerie, avenue G l . B e r n h e i m , rue D D r y e pondt, rue du C h ê n e , rue de l ' E g a l i t é , square D Jean Joly, c h a u s s é e de W a v r e , rue Nothomb, c h a u s s é e de W a v r e , r u e Perwez. avenue de la Chasse, rue Sneessens, rue des P l a tanes, rue Champ du R o i , rue F é t i s , rue Louis Hap, chauss é e Saint-Pierre, rue G l . L é m a n , rue du Cornet, rue B e l liard. rue Breydel, r
r
doivent céder le passage aux usagers circulant sur l'avenue du T R é g i m e n t des Lanciers, l'avenue des Casernes et l'avenue d'Auderghem. $ 2. — Les dispositions du S 1 sont portées à la connaissance des usagers au moyen des signaux n° 1 a, 1 b et 2 figur é s à l'annexe 1 du Règlement général sur la police de la circulation r o u t i è r e . Art. 2. — L e S e c r é t a i r e général du Ministère des publics est c h a r g é de l'exécution du p r é s e n t a r r ê t é .
Travaux
—
1033 —
M . P i r e . Monsieur le P r é s i d e n t , demande un simple renseignement.
(5
décembre
permettez
que
1966)
je vous
Je lis dans le rapport que la C o n f é r e n c e des Bourgmestres de l ' a g g l o m é r a t i o n bruxelloise reste favorable au principe de la p r i o r i t é absolue de droite, pouvez-vous m'en donner les motifs ? M . le B o u r g m e s t r e . Il ne faut tout de m ê m e pas, ainsi à l'improviste, reprendre tout le p r o b l è m e de la priorité de droite. N o u s ne votons pas sur le principe, sur le texte ou sur le c o n s i d é r a n t du rapport, nous votons, vous voulez bien, sur la conclusion. Nous parlerons de cela à l'occasion de la discussion du budget ou en toute autre circonstance. D ' a i l leurs, M . le Commissaire en chef a fait un exposé il n'y a pas tellement longtemps, c ' é t a i t p e u t - ê t r e l'occasion de lui poser la question. Il est certain que la question peut se poser et la réponse vous sera d o n n é e , mais pas par « accident » si je puis dire. Nous avons un ordre du jour suffisamment chargé. M . P i e r s o n . Je me permets de vous faire remarquer que le rapport sur ce point, pour le moins qu'on puisse dire, c'est q u ' i l est libellé en termes un peu sybillins, car en r é a l i t é on demande l'avis du Conseil, mais le Collège se borne à rappeler celui de la C o n f é r e n c e des Bourgmestres, il demande au Conseil communal de prendre acte, mais ne dit pas s ' i l est d'accord ou s ' i l n'est pas d'accord. Le moins qu'on puisse dire, c'est qu'on enregistre certaines r é s e r v e s , mais propose-t-on l'acceptation d'un avis favorable ou d'un avis d é f a v o r a b l e ? Tel que le rapport est rédigé, c'est t r è s difficile à dire. M . le B o u r g m e s t r e L a Conférence des Bourgmestres a d é c i d é de donner la priorité absolue à droite. Elle est a priori aussi o p p o s é e à toute formule qui renverse cette priorité. M a i s nous savons très bien que l'autorité s u p é r i e u r e est d é c i d é e à ne pas se préoccuper de notre avis. Dans le cas
i;
Jectmbcr
1966 )
-
1034
—
où l'autorité supérieure nous impose une autre conception, il est entendu qu'il faut alors au moins qu'elle place des îcu\ de signalisation permettant des pénétrations aux carrefours d é s i g n é s en accord avec l'autorité locale. M . Pierson. Mais sur le plan d'un conseil d é l i b é r a n t , le C o l l è g e prend l'initiative de nous soumettre un avis, i l d i t : « le Collège soumet le présent avis au Conseil communal, en le motivant par des r é s e r v e s » ; il ne dit pas s ' i l est contre, il ne dit pas s'il est pour, il ne dit rien du tout. M . le Bourgmestre. Je viens de vous expliquer que la Conférence restant favorable au principe de la priorité absolue de droite, nous devons n é c e s s a i r e m e n t donner un avis négatif. Mais comme nous savons que l ' a u t o r i t é s u p é r i e u r e ne se préoccupera pas de savoir dans quel sens nous prenons position, nous imposons tout de m ê m e cette r é s e r v e q u ' i l y a lieu de placer des feux de signalisation, m ê m e si nous r i s quons, finalement, qu'on impose une solution différente et qu'on ne mette pas des feux de signalisation. M . Pierson. Il serait plus clair de dire : « le Collège soumet au Conseil communal un avis défavorable, tout en signalant que si le gouvernement prend l'initiative, il exige en tout cas les clauses 1 et 2 ». C e serait plus clair. M . le Bourgmestre. Je vous rappelle que la C o n f é r e n c e émet à ce sujet un avis...
M . Pierson. Ce n'est pas la Conférence, c'est le Conseil communal.
M . le Bourgmestre. Nous nous rallions à cet avis défavorable.
M . Pierson. Si vous disiez.- « Le Collège se rallie à cet avis », ce serait plus clair.
1035 —
(5 décembre
1966)
— D e conclusies van dit verslag worden in hoofdelijke stemming gebracht en aangenomen bij eenparigheid van de stemmen. — L e s conclusions de ce rapport sont mises aux voix par appel nominal et adoptées à l'unanimité des membres présents. Hebben aan de stemming deelgenomen: Ont pris part au vote de heer-M. De Rons, M e j . - M Van den Heuvel, M e v r . - M Van Leynseele, de heren-MM. Piron, Morelle, Van Halteren, Jonckheere, Thielemans, De Boeck, Mevr.-M Cristolovean, de heren-MM. Deschuyffeleer, Pierson, Brouhon, De Greef, C , Mergam, Janssens, Mevr.M Avella, de heren-MM. Creyelman, Pellegrin, Leblanc, Vande Broeck, Schouppe, Dispy, Van Geyt, Pire, Deconinck, Musin, Cousin, Klein, Van Cutsem, M e v r . - M Servaes, de heren-MM. Vandekerckhoven, De Greef, H . en-et Cooremans. lle
:
m e
m e
m e
m e
Institut d'enseignement technique de Mécanique et d'Electricité. Dédoublement. — De heer Burgemeester legt aan de Gemeenteraad de volgende besluitsontwerpen voor : — M . le Bourgmestre soumet au Conseil les projets l'arrêtés suivants: LE
CONSEIL
COMMUNAL,
Vu les articles 71, §§ 3 et 4, 75 et 78 de la loi communale; Attendu q u ' à l'Institut d'enseignement technique de Mécanique et d'Electricité, la 3 année « Mécanique », E . T . S . I . , compte 36 élèves; Vu l'instruction ministérielle E T Z Abis du 26 août 1960, permettant de débloubler les cours généraux et techniques a compter de 34 élèves; e
(S dtcember
—
1966)
1036 —
Vu l a v i s de M . le Directeur en C h e f de l'Institut des A r t s et M é t i e r s ; Sur la proposition du Collège des Bourgmestre et E c h e v i n s et de l a v i s conforme de la Section de l'Instruction p u b l i q u e , DÉCIDE:
De dédoubler pour les cours g é n é r a u x et 3 année « Mécanique » E . T . S . I . de l'Institut technique de Mécanique et d ' E l e c t r i c i t é .
techniques, l a d'enseignement
Cette mesure prend cours le 1 septembre 1966 et ne sera maintenue pour les a n n é e s u l t é r i e u r e s que dans la mesure où la population permettra de continuer de b é n é f i c i e r des subventions de l'Etat. er
La dépense à charge de la Ville est nulle a p r è s défalcation des subsides de l'Etat.
3 Institut
Couvreur.
Fusion de
Au
CONSEIL
classes.
COMMUNAL,
Le cycle technique secondaire inférieur de l'Institut C o u vreur comporte deux a n n é e s d'orientation et au niveau de la 3* année une option coupe-couture ou é c o n o m i e m é n a g è r e . Etant donné d'une part que la population de ces deux 3 a n n é e s est déficitaire et d'autre part que leurs grilles horaires et leurs programmes sont semblables et vu le v œ u de la Commission administrative de ladite institution, il serait souhaitable de fusionner ces deux a n n é e s . Cette 3 année unique serait la continuation du tronc commun formé par les l et 2 a n n é e s et permettrait aux é l è v e s ayant t e r m i n é le cycle complet de ces trois a n n é e s de poursuivre leurs é t u d e s dans le cycle s u p é r i e u r . e
r
e
e
—
1037 —
(5
décembre
1966)
En c o n s é q u e n c e , nous avons l'honneur, Mesdames et M e s s i e u r s , de soumettre à votre approbation la délibération suivante :
LE
CONSEIL COMMUNAL,
V u les articles 7 1 , 75 et 78 de la loi communale; V u les c o n s i d é r a t i o n s p r é c i t é e s ; V u le v œ u de la Commission Couvreur ;
administrative de
l'Institut
Sur la proposition du Collège des Bourgmestre et Echevins et de l'avis conforme de la Section de l'Instruction publique; ARRÊTE.-
L a fusion des 3 a n n é e s « Coupe-Couture » et « Economie m é n a g è r e » du cycle technique secondaire inférieur de l'Institut C o u v r e u r en une seule a n n é e qui complétera de cette façon le tronc commun constitué par les l et 2 a n n é e s d'orientation de cette institution. e s
r
e
e
L e s é l è v e s à l'issue de ces trois a n n é e s d'orientation du cycle technique secondaire inférieur auront accès au cycle secondaire s u p é r i e u r . Cette mesure se fera sans d é p e n s e s pour la Ville, prendra cours à compter de l ' a n n é e scolaire 1966-67.
elle
— D e besluitsontwerpen worden in hoofdelijke stemming gebracht en aangenomen bij eenparigheid van de stemmen ( 1 ) . — L e s projets d ' a r r ê t é s sont mis aux voix par appel nominal et a d o p t é s à l ' u n a n i m i t é des membres présents ( 2 ) .
(1) Zie blz. 1035 de namen van de leden die aan de stemming hebben deelgenomen. (2) Voir p. 1035 les noms des membres ayant pris part au vote.
4 Gemeentebelastingen. Hernieuwing. Taxes communales. Renouvellement. — De heer Schepen De Rons brengt, namens het Collège, de volgende verslagen uit en legt aan de Gemeenteraad de volgende besluitsontwerpen voor :
— M. l'Echevin De Rons fait, au nom du Collège, les rapports suivants et soumet au Conseil les projets d'arrêtés suivants: GEMEENTEBELASTINGEN. Dienstjaar 1967. 1° BELASTINGEN VOORGESTELD
WAARVAN D E VERN1EUWING M E T WIJZIGINGEN :
IS
la) Belasting op de drijfkracht.
Het règlement betreffende de belasting op de drijfkracht, gestemd in zitting van de Gemeenteraad van 18 april 1966, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 5 mei 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, moet hernieuwd worden. Anderzijds heeft de heer Minister van Binnenlandse Zaken, door zijn omzendbrief van 29 augustus 1966 betreffende de gemeentebegrotingen voor 1967, doen opmerken dat: « Voor de industriële indiciënbelasting zijn de toelaatbare maximum bedragen, die, welke vermeld zijn in de circulaires van 22 oktober en 20 december 1965. Zoals in 1966 mogen de voeten van 200, 240 en 300 frank slechts worden toegepast wanneer de gemeenten aile andere rendabele belastingen hebben geheven ».
1039 —
(5 décembre
1966)
Rekening houdend met het feit dat onze administratie meer dan 625 opcentiemen op de onroerende voorheffing int en dat de financiën van de stad met schuld bezwaard zijn, is het noodzakelijk de belastingvoet op de drijfkracht van 200 frank op 250 frank te brengen. Anderzijds werd er voorgesteld de aanslagen van minder dan 150 frank vrij te stellen met het doel de hoge vervolgingskosten voor kleine aanslagen te vermijden en ook teneinde de kleine verbruikers van de drijfkracht te bevoordelen. b) Belasting op het tewerkgesteld personeel. Het règlement betreffende de belasting op het tewerkgesteld personeel, in zitting van 18 april 1966 door de Gemeenteraad gestemd en op 5 mei 1966 bij besluit van de Gouverneur goedgekeurd, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, dient hernieuwd te worden. Anderzijds, heeft de heer Minister van Binnenlandse Zaken door zijn omzendbrief van 29 augustus 1966 betreffende de gemeentebegrotingen doen opmerken dat: « Voor de industriële indiciënbelasting zijn de toelaatbare maximum bedragen, die, welke vermeld zijn in de circulaires van 22 oktober en 20 december 1965. Zoals in 1966 mogen de voeten van 20 ). 241 en 300 frank slechts worden toegepast wanneer de gemeenten aile andere rendabele belastingen hebben geheven ». Rekening houdend met het feit dat ons bestuur meer dan 625 opcentiemen op de onroerende voorheffing int en dat de financiën van de stad met schuld bezwaard zijn, is het noodzakelijk de belastingvoet op het tewerkgesteld personeel van 200 frank op 250 frank te brengen. Anderzijds schijnen de termen van 4° van artikel 5 nogal onduidelijk. Om elke opmerking hierover te vermijden, wordt er voorgesteld de tekst als volgt te wijzigen :
(5 december 1906) OUDE
— 1040 —
TEKST.
NIEUWE
TEKST.
Art. 5. — Worden niet modegerekend in het aantal bedienden of werklieden : 4° autohestuurders hoofdzakelijk of gebeurlijk voor het vervoer van personen gebezigd.
Art. 5. — Worden niel medegerekend in het aantal bedienden of werklieden: 4° autohestuurders hoofdzakelijk of gebeurlijk voor het vervoer van personen gebezigd.
Deze uitzondering is nochtans niet toepasselijk op de autohestuurders die gebezigd worden door een tijdelijke of ^estendige openbare dienst van autobussen of autocars beheerst door de besluitwet van 30 december 1946.
Blijven echter aan de belasting onderworpen, de bestuurders van taxi's of huurauto's, van autocars en meestal aile autohestuurders die gebezigd worden door een tijdelijke of bestendige openbare dienst van autobussen of autocars, door de besluitwet van 30 december 1946 beheerst.
c) Belasting op het rondleuren.
Het règlement betreffende de belasting op het rondleuren, gestemd in zitting van 11 december 1961, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 22 maart 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, moet worden hernieuwd. Het artikel 16 van de wet van 15 april 1965, betreffende het deskundig onderzoek en de handel van vis, gevogelte, konijnen en wild, dat de wet van 5 september 1952 betreffende het deskundig onderzoek en de vleeshandel wijzigt, heeft het artikel 2 van de wet van 15 mei 1870 vernietigd, dat een verbod inhield, de vis- en zouthandel, op welke manier ook, te verhinderen. Daar dit verbod opgeheven werd door voornoemde wet van 15 april 1965, werd de vis- en zoutleurhandel, OD gebied van gemeentefiskahteit, onderworpen aan dezelfde regels als deze van de andere produkten.
—
1041 —
(5 décembre
1966)
Bijgevolg wordt er voorgesteld paragraaf 1 van artikel één van het règlement als volgt te wijzigen door de woorden « vis en zout » van de woordenlijst van de produkten die vrijstelling van de belasting op de leurhandel genieten, te schrappen. OUDE
TEKST.
Artikel één. — De verkoop op de openbare weg van eetof koopwaren van welke aard ook, uitgezonderd vis, zout, gebakken aardapelen, melk, brood, dagbladen en tijdschriften, is aan de volgende belastingen onderworpen.
NIEUWE
TEKST.
Artikel één. — De verkoop op de openbare weg van eetof koopwaren van welke aard ook, uitgezonderd gebakken aardapelen, melk, brood, evenals dagbladen en tijdschriften, is aan de volgende belastingen onderworpen.
d) Belasting betreffende de terugvordering der kosten van aanleggen en onderhouden van trottoirs.
De Gemeenteraad heeft in zitting van 6 december 1965, de hernieuwing van de belasting betreffende de terugvordering der kosten van aanleggen en onderhouden van trottoirs, voor een période gaande van 1 januari 1966 tôt en met 31 december 1970, gestemd. Deze beraadslaging werd goedgekeurd bij koninklijk besluit van 11 juli 1966 slechts voor een termijn eindigend op 31 december 1966. Inderdaad, de heer Gouverneur van Brabant meldt ons, door zijn brief van 13 mei 1966, de opmerkingen gemaakt door de heer Minister van Binnenlandse Zaken : « Het betreft hier de hernieuwing van het voorafgaand règlement van 17 oktober 1960, gewijzigd op 3 februari 1964, goedgekeurd voor een termijn eindigend op 31 december 1965, en de belastingen in kwestie vaststellend onder de vorm van onrechtstreekse belasting. » Door omzendbrief van mijn département van 13 seprember 1961, n 5-6-7-8-9 T . D . G . , werden de gemeenten verzocht de verhaalbelastingen onder vorm van rechtstreekse belastingen vast te stellen, tenminste als het voortbrengend feit r
(S december 19*6)
— 1042 —
van de belasting geen akte of verrichting van de belastingrlichtige zelf is. of hem aangaande, maar wel een akte ot verrichting van de openbare macht die de belasting vaststelt ». Met het oog zich te schikken op de voornoemde richtlijnen, is het noodzaam het règlement te wijzigen en aan te passen aan het vereiste rechtskundig karakter. 2
BELÀSTINGEN
WAARVAN
VOORGESTELD
ZONDER
DE
VERNIEUWING
IS
WIJZIGINGEN:
a) Opcenticmen op de onroerende voorheffing; b) Aanvullcnde gemeentcbelasting op de personenbelasting. c) Belasting op de verkoopzalen; d) Belasting op het plaatsen op de openbare weg van koopwaren en andere voorwerpen; e) Belasting op het plaatsen op de openbare weg
van automa'
tische toestellen; f) Belasting op de speelzalen; g) Belasting op de
reclamerijtuigen en
toestellen die op de openbare weg
de
draagbare
réclame^
circuleren;
h) Gemeentebelasting op de spelen en weddenschappen. 3° BELASTINGEN, W A A R V A N H E T R E G L E M E N T , G O E D G E K E U R D V O O R E E N TERMIJN DIE D E 31 D E C E M BER 1966 O V E R T R E F T , WIJZIGINGEN M O E T O N D E R GAAN: a) Gemeentebelasting
op
de
diensters,
dienstmeiden-diensters,
zan-
geressen en danseressen in drankslijterijen, tabakswinkels, enz.
Het règlement betreffende de gemeentebelasting op de diensters, dienstmeiden-diensters, zangeressen en danseressen in drankslijterijen, tabakswinkels, enz. gestemd door de G e meenteraad op 6 december 1965, werd bij besluit van de Gouverneur dd. 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970, goedgekeurd. Thans wordt er dus een belasting van 6.000 frank geheven per vrouw genoemd dienster, dienstmeid-dienster zangeres of danseres. .jga^ :
&
1043 —
(5 décembre
1966)
E r is echter op te merken dat in de randgemeenten, 't is te zeggen : Sint-Joost-ten-Noode en Schaarbeek die aan het centrum van de Stad aanhangen, de toegepaste aanslagvoet 10.000 frank is, per vrouw die tôt het verbruik aanzet buiten de uitsluitende uitoefening van de zang- of de danskunst. Met het doel een zekere eenheid van de toegepaste belastingvoeten te bekomen, voor die belasting die een prohibitief karakter heeft, wordt er voorgesteld de van toepassing zijnde belastingvoet te verhogen en op 10.000 frank te brengen. Het artikel één van het règlement zou dus als volgt veranderd worden: OUDE
TEKST.
Artikel één. — Vanaf het dienstjaar 1966 en voor een termijn eindigend op 31 december 1970, zal er ten laste van de uitbaters van de drankslijterijen, een jaarlijkse belasting geheven worden van 6.000 frank per vrouw, genoemd dienster, dienstmeiddienster, zangeres of danseres.
NIEUWE
TEKST.
Artikel één. — Vanaf het dienstjaar 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1970, zal er ten laste van de uitbaters van de drankslijterijen, een jaarlijkse belasting geheven worden van 10.000 frank per vrouw, genoemd dienster, dienstmeiddienster, zangeres of danseres.
b) Belasting op de nieuwbouw en herbouw.
Het belastingreglement op de nieuwbouw en de herbouw, gestemd door de Gemeenteraad van 6 december 1965, werd goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970. E r dient echter opgemerkt dat het grondgebied van de stad thans het voorwerp uitmaakt van een grote operatie van stedelijke vernieuwing en het Iigt voor de hand dat wegens de kostprijs van de grond de nieuwbouw in de hoogte gebeurt en aldus in 't algemeen een groot volume bevat. Anderzijds, daar er zich moeilijkheden hebben voorgedaan ter gelegenheid van de toepassing van het règlement op de toestanden die ontstonden door de nieuwe bouwwijze (gebou-
(S december
1966)
—
1044 —
WW teStemd VOor gemengd gebruik: kantoor - magazijnen woningen) alsook ter gelegenheid van de juiste bepaling van de toepassingsgevallen, dient het objekt, onderworpen aan de belasting. nauwkeuriger bepaald te worden. Er wordt dus voorgesteld de huidige geldende te veninbbelen vanaf het 6 niveau.
aanslagvoeten
e
Voor de woningen zouden de aanslagvoeten op 50 % teruggebracht worden. Dezelfde vermindering zou toegestaan worden voor loodsen die tenminste langs twee kanten open zijn. Een vermindering van 75 % van de belastingvoeten zou toegestaan worden voor overdekte loodsen maar tenminste open langs de zijkanten en die opgericht zullen worden op de inrichtingen van de haven en de voorhaven van Brussel. Voor de verandering van gevels en om overbodige s u p p l é mentaire vervolgonkosten te vermijden, gezien de geringe opbrengst van deze belasting ter gelegenheid van deze veranderin^en. wordt er voorgesteld een forfaitaire belastingvoet vast te stellen op-. 500 frank voor het herbouwen van gevels van gebouwen die uitgeven op de openbare weg gerangschikt in de I en 2 klas ; e
e
I frank voor de openbare wegen van de 3 en
4 klas ;
400 frank voor de openbare wegen van de 5 en
6 klas ;
350 frank voor de openbare wegen van de 7 en
8 klas ;
e
e
e
e
e
e
300 frank voor de openbare wegen van de 9 en 10 klas. e
e
*
CLASSIFICATIE V A N D E O P E N B A R E W E G E N V A S T ^ G E S T E L D V O O R D E TOEPASSING V A N D E B E L A S ' TINGEN.
5'
B E L A S T I N G OP D E A F L E V E R I N G V A N TIEVE DOCUMENTEN.
ADMINISTRA^
Bij beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij beslu.t van de Gouverneur op 24 maart 1966, voor een termijn
1045 —
(5 décembre
1966)
eindigend op 31 december 1970, heeft de Gemeenteraad een enig fiskaal règlement gestemd, betreffende de vaststelling van een belasting op de aflevering van getuigschriften en andere documenten uitgegeven door verschillende diensten van de Stad, te weten: Burgerlijke Stand, Erediensten - Begrafenissen en Lijkenvervoer, Openbare Werken en Politie. Anderzijds, het koninklijk besluit van 18 februari 1964, genomen ter uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, verplicht de gemeenten: 1 ) aan al wie erom verzoekt en onder bepaalde voorwaarden de volgende documenten af te geven : a) afdrukken of uittreksels van gemeentelijke bouwverordeningen ; b) afdrukken of uittreksels van geldende rooiplannen ; c) afdrukken of uittreksels van streekplannen, gemeenschappelijke algemene plannen, algemene en bijzondere gemeentelijke plannen van aanleg en bijbehorende verordenende voorschriften (voor zover ze de koninklijke goedkeuring hebben verkregen en in het gemeentehuis voor eenieder ter inzage liggen) ; 2) aan ieder derde - belanghebbende zonder verplaatsing mededeling te geven van afgegeven bouw- of verkavelingsvergunningen ; 3) aan al wie erom verzoekt, een stedebouwattest af te geven. Anderzijds geeft de ministeriële omzendbrief van 14 januari 1966, verschenen in het Belgisch Staatsblad op de volgende 1° februari 1966, richtlijnen betreffende de natuur en de belangrijkheid van de rechten die de gemeenten mogen innen bij afgifte van documenten en het geven van voornoemde inlichtingen. Bijgevolg het Collège, na goedkeuring van de voorstellen gedaan door de administratieve Directie van Openbare Werken in overeenkomst met haar technische Dienst, stelt U voor Mevrouwen en Mijne Heren, de volgende r é g l e m e n t a i
(S december 1966)
— 1046 —
bMChikkingen te stemmen
die het
voornoemd
enig
fiskaal
règlement in zijn artikel 2 (ilt fine) aanvullen: 4» voor de hiernavermelde documenten, afleveringen en prestaties van de Openbare Werken: g) aflevering van afschriften of planuittreksels : 1.500 frank per m , de meting uitgevoerd volgens een rechthoek of vierkant met een minimum oppervlakte 2
van 0,25 m ; 2
b I mededeling ter plaatse van afgeleverde bouw- of verkavelingsvergunningen : aanbrengen van een vignet van 40 frank op de aanvraag; c) aflevering van Stedebouwattesten : aanbrengen vignet van 50 frank op het getuigschrift ;
van een
d) aflevering van verkavelingsvergunningen : aanbrengen van een vignet van 20 frank op de verkavelingsvergunning.
* ** BELASTING OP D E DRIJFKRACHT. (Hernieuwing
en
wijziging).
Het règlement betreffende de belasting op de drijfkracht, gestemd in zitting van de Gemeenteraad van 18 april 1966, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 5 mei 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, moet hernieuwd worden. Anderzijds heeft de heer Minister van Binnenlandse Zaken, door zijn omzendbrief van 29 augustus 1966 betreffende de gemeentebegrotingen voor 1967, doen opmerken dat: « Voor de industriële indiciënbelasting zijn de toelaatbare maximum bedragen, die, welke vermeld zijn in de circulaires van 22 oktober en 20 december 1965. Zoals in 1966 mogen de voeten van 200, 240 en 300 frank slechts worden toegepast wanneer de gemeenten aile andere rendabele belastingen hebben geheven ».
1047 —
(5 décembre
1966)
Rekening houdend met het feit dat onze administratie meer dan 625 opcentiemen op de onroerende voorheffing int en dat de financier! van de stad met schuld bezwaard zijn, is het noodzakelijk de belastingvoeten op de drijfkracht van 200 frank op 250 frank te brengen. Anderzijds werd er voorgesteld de aanslagen van minder dan 150 frank vrij te stellen met het doel de hoge vervolgingskosten voor kleine aanslagen te vermijden en ook teneinde de kleine verbruikers van de drijfkracht te bevoordelen. Het Collège heeft dus de eer U te verzoeken, Mevrouwen en Mijne Heren, de volgende réglementaire beschikkingen te stemmen : BELASTING
OP DE
(Hernieuwing DE
en
DRIJFKRACHT. wijziging).
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège ; Gelet op het feit dat het heffen van een belasting op de motoren zich rechtvaardigt, dat zij niet leidt tôt het breken van de redelijke gelijkheid voor de belasting, en dat zij niet strekt tôt het treffen van een bepaalde industrietak ; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en 138, par. gemeentewet;
1, van de
Gelet op de omzendbrieven van de Minister van Binnenlandse Zaken dd. 13 augustus 1957, 13 november 1957, 11 december 1957, 28 april 1959, 28 november 1961, 1 oktober 1962, 20 maart 1963, 22 oktober 1965 en 29 augustus 1966; Gelet op de beraadslaging van 18 april 1966. goedgekeurd door besluit van de Gouverneur dd. 5 mei 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT:
Artikel één — Voor een période van 5 jaar vanaf 1 januari 1967. wordt een belasting geheven ten laste van natuur-
(5 december 1966)
1048 —
| . f rechtspersonen, van vennootschappen welke een rèchtspersoonlijkheid bezitten en van feitelijke veren.g.ngen of gemecnschnppen. die in hun nijverhe,ds, handels- o f a n d bouwondernemingen motoren bezigen, ongeacht de krachtbron waarmede de motoren worden voortbewogen. i j k e
0
Deze belasting is vastgesteld op 250 frank per kilowatt. De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de uitbating van zijn inrichting of van deze bijgebouwen gebruikt. Worden als bijgebouw van een inrichting beschouwd, iedere installatie of onderneming. iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken période van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente is gevestigd. Daarentegen is de belasting niet verschuldigd aan de gemeente, zetel van de inrichting, voor de motoren gebruikt door het hierboven bepaald bijgebouw, in de mate dat die motoren vatbaar zijn voor belasting door de gemeente waar het bijgebouw gelegen is. Indien hetzij een inrichting, hetzij een zoals hiervoor bedoeld bijgebouw, geregeld en onophoudelijk een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met een of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is de belasting hiervoor verschuldigd in de gemeente waar hetzij de inrichting, hetzij het hoofdgebouw gevestigd is. Art. 2. — De belasting wordt vastgesteld op de volgende grondslagen : a) beschikt de inrichting slechts over één motor dan wordt de belasting vastgesteld volgens de drijfkracht vermeld in het besluit waarbij vergunning werd verleend tôt het plaatsen van de motor of akte werd gegeven van die plaatsing; b) beschikt de inrichting over meerdere motoren dan wordt de belastbare drijfkracht bepaald door de krachten vermeld in het besluit waarbij vergunning tôt het plaatsen van de motoren verleend wordt of akte van die plaatsing gegeven wordt op te tellen en deze som te voorzien van een simultaanfactor'
1049 —
(5 décembre
1966)
veranderlijk volgens het aantal motoren. Deze factor, gelijk aan de eenheid van één motor, wordt, tôt en met 30 motoren, met 1 / 1 0 0 van de eenheid per bijkomende motor verminderd en blijft daarna onveranderd en gelijk aan 0,70 voor 31 motoren en meer. e
De kracht der hydraulische toestellen wordt vastgesteld in overleg tussen de belanghebbende en het Collège van Burgemeester en Schepenen. Bij onenigheid staat het de belanghebbende vrij een tegenonderzoek uit te lokken; c) het bepaalde in de litt. a) en b) van dit artikel wordt door de gemeente toegepast naargelang het aantal motoren waarop zij krachtens artikel 1 belasting heft. Art. 3. — Is van de belasting vrijgesteld: 1 ) de motor die gans het jaar stilligt. Het tijdelijk stilleggen voor een doorlopende période gelijk aan of langer dan een maand, geeft aanleiding tôt een belastingvermindering in verhouding tôt het aantal maanden gedurende dewelke de toestellen hebben stil gelegen. In geval van vrijstelling wegens gedeeltelijke stilligging, wordt de kracht van de vrijgestelde motor voorzien van de simultaanfactor, die op de inrichting van belanghebbende van toepassing is. Geen belastingvermindering kan aan belanghebbende verleend worden, dan op grond van per post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten waarbij aan het Gemeentebestuur door het ene de datum van stilleggen, en door het andere de datum van het terug in werking stellen van de motor bekendgemaakt worden. Voor het berekenen der belastingvermindering, gaat de motorafstelling eerst in na de ontvangst van het eerste bericht ; 2) de motoren van voertuigen onderworpen aan de verkeersbelasting of op een bijzondere wijze hiervan ontslagen ; 3) de motor van een draagbaar toestel ;
, 5 december 1966 )
1050 —
A , de motor dienende tôt het aandrijven van een eleetnsche «enerator. voor het gedeelte zijner kracht overeensternmende met deze die nodig is voor het aandnjven van de generator ; 5) de luchtdrukmotor; 6) de motorkracht gebruikt voor waterbemalingstoestellen, om het even van waar het water voortkomt, voor ventilatieen verlichtingstoestellen ; 7) de reserve-motor, dit is deze waarvan de werking kan gemist worden voor de normale gang van de onderneming en die slechts werkt in uitzonderlijke gevallen, voor zover zijn tewerkstelling de vermeerdering van de productie van de betrokken inrichting niet voor gevolg heeft; 8) de wisselmotor, dit is deze die uitsluitend bestemd is vooi hetzelfde werk als een andere, die hij tijdelijk moet vervangen. De reserve- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om terzelfdertijd te werken als deze die normaal gebruikt worden gedurende de tijd nodig om de voortzetting der produktie te verzekeren. Art. 4. — Levert een nieuw geplaatste motor niet dadelijk het normaal rendement op, omdat de daarmee aan te drijven installâmes onvolledig zijn, dan wordt de niet-gebruikte kracht, uitgedrukt in kilowatt, aangezien als reservekracht, in zoverre zij 20 % van de in het vergunningsbesluit opgegeven kracht overtreft. Deze kracht wordt voorzien van de simultaancoëfficiënt die op de inrichting van belanghebbende van toepassing is. In dit geval is de aangegeven kracht in kilowatt slechts geldig voor drie maanden en moet de aangifte om het kwartaal hernieuwd worden zolang deze uitzonderingstoestand duurt. Voor de toepassing van voorgaande alinéa, wordt onder « nieuw geplaatste motoren » verstaan, deze — met uitzondering van aile andere — waarvan de tewerkstelling dagtekent van het voorgaande of van het voorlaatste jaar.
— 1051 —
(5 décembre
1966)
In bijzondere gevallen kunnen deze termijnen verlengd worden. Art. 5. — De motoren die van de belasting zijn vrijgesteld wegens stilligging gedurende het ganse jaar zowel als deze, welke bij toepassing van de bepalingen van 2°, 3°, 4°, 5° 6°' 7° en 8° van artikel 3 vrijgesteld zijn, komen niet in aanmerking om de simultaanfactor van de installaties van belanghebbende te bepalen. Art. 6. — Wanneer de fabricagemachines ten gevolge van een ongeval niet meer mochten in staat zijn om meer dan 80 % van de door een aan de belasting onderworpen motor geleverde kracht te verbruiken, wordt de nijveraar slechts belast op de verbruikte kracht van de motor uitgedrukt in kilowatt, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit minstens drie maanden duurt en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden gebruikt wordt. Belanghebbende kan geen belastingvermindering bekomen, dan op grond van per post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten, waarbij hij aan het Gemeentebestuur, door het ene de datum van het ongeval, en door het andere de datum der wederinwerkingstelling aangeeft. Voor de berekening der belastingvermindering, gaat de motorafstelling eerst in na de ontvangst van het eerste bericht. Hij moet bovendien, op verzoek van het Gemeentebestuur, aile stukken overleggen waardoor de oprechtheid zijner verklaringen kan nagegaan worden. Het buiten gebruik stellen van een motor wegens ongeval moet binnen de acht dagen aan het Gemeentebestuur bekend gemaakt worden, op straffe van verlies van het recht op belastingvermindering. i)i — Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximumkwartuurvermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische énergie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bijaldien dat bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tôt 6 gedurende A
r
t
6
Si
,5 december 1966)
— 1052 —
période van tenminste twee jaar, wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de uitbater, vastgesteld op basis van een belastbaar vermo^cn bepaald in functie van de variatie, van het ene tôt het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum-kwartuurvermogens.
e
e
n
Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingjaar op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tôt 6 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum-kwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar; deze verhouding wordt (( verhoudingsfactor H genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum-kwartuurvermogens van het jaar met de verhoudingsfactor. De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de maximum-kwartuurvermogens van een jaar niet meer dan 20 % verschilt van die van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20 % , dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen. Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moet de uitbater, vôôr 31 januari van het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuuryermogen, welke in zijn installâmes werden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan hij om de toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximum-kwartuurvermogen van het belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn i n s t a l l é e gedane metingen van het maximum-kwartuurvermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische énergie, te controleren
1053 —
( 5 décembre
1966)
De uitbater die deze wijze van aangifte, contrôle en aanslag kiest, verbindt zich door zijn keuze voor een période van vijf jaar. Behoudens verzet van de uitbater of van het bestuur bij het verstrijken van de optieperiode, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuwe période van vijf jaar. Art. 7. — Voor het vaststellen van de aanslagen zal elke breuk geiijk aan of van meer dan 50 centimes op de hogere frank afgerond worden; de breuken van minder dan 50 centimes worden verwaarloosd. De aanslagen van minder dan 150 frank zullen niet ingekohierd worden. Art. 8. — De openbare besturen en de openbare instellingen zijn van de belasting vrijgesteld. Art. 9. — De eigenaars, de directeurs of de beheerders van de aangeslagen instellingen, zijn ertoe gehouden aangifte te doen van het getal en de kracht der geplaatste motoren in de loop der maand januari volgend op het belastingjaar. Bij gebreke van aangifte op de voormelde datum zal het Collège van Burgemeester en Schepenen de aanslagen van ambtswege vaststellen. Ingeval van twijfel nopens de oprechtheid der aangifte van de belastingschuldigen, zal het Gemeentebestuur een onderzoek instellen, en zo nodig, tôt fiscale nasporingen in de betrokken instellingen overgaan. De weigering aangifte te doen of het vastgesteld bedrog zal voor de belastingschuldige het toepassen van een boete geiijk aan het dubbel van het ontdoken recht als gevolg hebben. Zo er verzachtende omstandigheden bestaan, kan de boete tôt het beloop der taks teruggebracht worden. De betaling van de boete ontslaat niet van de betaling der belasting. De boeten zullen door de Gemeenteontvanger geïnd worden.
o didmber 1966)
1054
-
Art 10 - De uitbater is ertoe gehouden de eventuele veranderingen of verplaatsingen, die zijn i n s t a l l a i m de loop van het iaar mocht ondergaan hebben, aan het Gemeentebesmor binnen de twee maanden te doen kennen, behoudens wanneer hij op geldige wijze de regeling bedoeld bij artikel 6bis heeft gekozen. In dezelfde termijn, zal hij gebeurlijk de overdracht zijner instelling melden. De dragers van dwangbevelen en beëdigde beambten der Stad zijn gemachtigd om de inbreuken op deze verordening vast te stellen. A r (
u
i2. — Het kohier dezer belastingen wordt door het Collège van Burgemeester en Schepenen opgemaakt, volgens de op 31 december van het belastingjaar bestaande elementen. rekening houdend met de bij toepassing der bepalingen van artikel 10 van onderhavig règlement, door de belastingschuldige gedane aangiften. A r t
Het kohier zal uitvoerbaar verklaard worden door de Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad, overeenkomstig artikel 137 der gemeentewet. Art. 13. — De belasting is betaalbaar binnen de maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
twee
Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas. een interest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe Rijksbelastingen toegepast. Art. 14. — De belastingschuldigen die zich onrechtmatig belast achten, kunnen bij de Bestendige Deputatie bezwaar indienen binnen de drie maanden na de toezending van het aanslagbiljet. Nochtans zullen de bezwaren welke betrekking hebben op de terechtwijzing van schrijf-, reken- en schattingsfouten, enz aan de bedienden van het Bestuur te wijten, mogen ingediend
1055 —
(5 décembre
1966)
worden zolang de Bestendige Deputatie de gemeenterekening van het dienstjaar, waarop de belasting slaat, niet goedgekeurd heeft. Het kwijtschrift moet niet bij de bezwaren gevoegd worden en de bezwaren moeten niet op zegel gesteld zijn. Art. 15. — De taks zal geïnd worden door de Gemeenteontvanger volgens de bepalingen van de artikelen 137 en 138, lid 1, der gemeentewet. Door het indienen van een bezwaar wordt de invorderbaarheid van de belasting en van de nalatigheidsinteresten niet geschorst. Art. 16. — Het Collège van Burgerneester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring van de Hogere Overheid te onderwerpen.
**
BELASTING OP HET TEWERKGESTELD PERSONEEL (BEDIENDEN EN WERKLIEDEN). (Hernieuwing
en
wijzigingen).
Het règlement betreffende de belasting op het tewerkgesteld personeel, in zitting van 18 april 1966 door de Gemeenteraad gestemd en op 5 mei 1966 bij besluit van de Gouverneur goedgekeurd, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, dient hernieuwd te worden. Anderzijds, heeft de heer Minister van Binnenlandse Zaken door zijn omzendbrief van 29 augustus 1966 betreffende de gemeentebegrotingen doen opmerken dat: « Voor de industriële indiciënbelasting zijn de toelaatbare maximum bedragen, die, welke vermeld zijn in de circulaires
(S december 1966)
—
1056 —
van 22 oktober en 20 december 1965. Zoals in 1966 mogen de voeten van 200, 240 en 300 frank slechts worden toegepast wanneer de gemeenten aile andere rendabele belastingen hebben geheven », Rekening houdend met het feit dat ons bestuur meer dan 625 opcentiemen op de onroerende voorheffing int en dat de financiën van de stad met schuld bezwaard zijn, is het noodzakelijk de belastingvoet op het tewerkgesteld personeel van 200 frank op 250 frank te brengen. Anderzijds schijnen de termen van 4°° van artikel 5 nogal onduidelijk. Om elke opmerking hierover te vermijden, wordt er voorgesteld de tekst als volgt te wijzigen : OUDE
TEKST.
NIEUWE
TEKST.
Art. 5. — Worden niet | Art. 5. — Worden niet medegerekend in het aantal I medegerekend in het aantal bedienden of werklieden: | bedienden of werklieden: 4° autobestuurders hoofdzakelijk of gebeurlijk voor het vervoer van personen gebezigd.
4° autobestuurders hoofdzakelijk of gebeurlijk voor het vervoer van personen gebezigd.
Deze uitzondering is nochtans niet toepasselijk op de autobestuurders die gebezigd worden door een tijdelijke of bestendige openbare dienst van autobussen of autocars beheerst door de besluitwet van 30 december 1946.
Blijven echter aan de belasting onderworpen, de bestuurders van taxi's of huurauto's, van autocars en meestal aile autobestuurders die gebezigd worden door een tijdelijke of bestendige openbare dienst van autobussen of autocars, door de besluitwet van 30 december 1946 beheerst.
Het Collège heeft dus de eer U voor te stellen, Mevrouwen en Mijne Heren, de volgende réglementaire beschikkingen te stemmen: &
1057 —
(5 décembre
BELASTING OP HET TEWERKGESTELD (BEDIENDEN (Hernieuwing
DE
1966)
PERSONEEL
EN WERKLIEDEN). en
wijzigingen).
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Overwegende dat de belasting sedert het dienstjaar 1922 jaarlijks ingesteld werd en dat de plaatselijke omstandigheden het behoud van een bestaande toestand rechtvaardigen ; Overwegende dat, in die voorwaarden, het heffen van een belasting op het tewerkgesteld personeel (bedienden en werklieden) wettig is, dat zij niet leidt tôt het breken van de redelijke gelijkheid voor de belasting en dat zij niet strekt tôt het treffen van een bepaalde industrietak ; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en 138, paragraaf 1, van de Gemeentewet; Gelet op de omzendbrieven van de Minister van Binnenlandse Zaken, dd. 13 augustus 1957, 28 april 1959, 28 november 1961, 1 oktober 1962, 22 oktober 1965 en 29 augustus 1966; Gelet op de beraadslaging van 18 april 1966, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur dd. 5 mei 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966,
BESLUIT :
Artikel één. — Voor een période van vijf jaar vanaf 1 januari 1967, wordt een belasting geheven ten laste van de natuurlijke of rechtspersonen, van vennootschappen die een rechtspersoonlijkheid bezitten en van feitelijke verenigingen of gemeenschappen die, zelfs voor een tijdelijk werk, voor het uitbaten van nijverheids- of handelsondernemingen, of voor een
i 5 december 1966 )
1058 —
vrii beroep, ambt of post, of voor aile andere ondernemingen, bcdienden of werklieden bezigen: a) in instellingen van aile aard — zoals kantoren, werkhuizen, werven of dergelijke instellingen — gelegen op het grondgebied der Stad Brussel ; b) in instellingen, zelfs tijdelijk opgericht, gelegen op het grondgebied van Brussel, zoals stelplaatsen, kiosken, barakken, enz. Voor de ondernemingen van vervoer (trams, autobussen, enz.), zal de belasting verschuldigd zijn zowel voor de niet als voor de vaste bedienden op wezenlijke manier verbonden aan stelplaatsen, werkhuizen, werven, enz., welke de ondernemingen op het grondgebied van Brussel bezitten ; c) aan huis tewerkgesteld, Brussel ;
op het grondgebied
der
Stad
d) in om het even welke inrichtingen of installâmes gelegen op het grondgebied van de Stad Brussel, gedurende een période van meer dan drie maanden, wanneer het belast personeel in dienst staat van een onderneming met zetel op het grondgebied van een andere gemeente. De belasting wordt vastgesteld zonder rekening te houden met het feit dat de belastingschuldige al dan niet te Brussel woonachtig is. Nochtans, is het personeel dat te Brussel gedurende een ononderbroken période van minder dan drie maanden tewerkgesteld wordt, door belastingschuldigen of uitbatingen die op het grondgebied van een andere gemeente gevestigd zijn, niet aan de voornoemde belasting onderworpen. Art. 2. — Voor het vaststellen der aanslagen zijn gesteld met:
gelijk-
a) de werklieden: 1° halve gasten; 2° werkhuis- of ploegbazen, meestergasten, toezichtersA: i , . . 3« dienders, huisbewaarders, boodschappers, kaslope'rs, bewakers en ander dienstpersoneel ener onderneming,
1059 —
(s décembre
1966)
hoofdwachters, conducteurs, ontvangers en contrôleurs bij ondernemingen van vervoer waarvan de voertuigen op het grondgebied der Stad Brussel rijden; de bedienden: aile werknemers die geestesarbeid verrichten. Art. 3. — De taks wordt vastgesteld op 250 F per eenheid. Nochtans wordt ze verminderd tôt: Bedienden
of werklieden
Per eenheid:
a) voor de eerste 15 personen b) vanaf de 16 tôt en met de 20 persoon . e
.
e
F
160
.
190
c) vanaf de 2 1 tôt en met de 30 persoon .
.
.
.
210
d) vanaf de 3 1 tôt en met de 50 persoon .
.
.
.
240
e
e
e
p
Art. 4. — Zijn vrij van belasting: de openbare besturen, instellingen en diensten, alsmede de rechtslichamen van openbaar nut. Art. 5. — Worden niet medegerekend in het aantal bedienden of werklieden : 1° de personen tôt in de derde graad verwant met het ondernemingshoofd en tôt zijn gezin behorend ; 2° de verminkten met een ambtelijk vastgestelde arbeidsonbekwaamheid van 50 % en meer; 3° a) de leerjongens die generlei beroep uitoefenen krachtens een dienstkontrakt, maar die gebonden zijn door een leerkontrakt, waarvan de regering het afsluiten erkent en de uitvoering controleert; b) de leerjongens (werklieden en bedienden), dit wil zeggen de personen die een beroep aanleren of zich in de kantoorbedrijvigheden inwijden zonder enige bezoldi-
ging; 4° autohestuurders hoofdzakelijk of gebeurlijk voor het vervoer van personen gebezigd. Blijven echter aan de belasting onderworpen, de bestuurders van taxi's of huurauto's, van
i > dt < cmber îydti )
— 1060 —
autocars Ml meestal aile autobestuurders die gebezigd worden door een tijdelijke of bestendige openbare d.enst van .utobussen of autocars, door de besluitwet van 30 december 1946 beheerst.
H
Art. 6. — De belasting zal vastgesteld worden: voor de bedienden, volgens het gemiddeld getal bedienden gedurende het jaar tewerkgesteld; dit getal zal bekomen worden door het getal der maandelijkse betalingen gedaan aan al de bedienden samen, door 12 te delen. De breuk bekomen als overschot van de deling zal voor één eenheid gerekend worden ;
b) voor de bezoldigde werklieden volgens de uitkomst der deling van het getal werkdagen op de loonbladen of in de rekenboeken opgegeven, door het getal werkdagen van het jaar op 300 vastgesteld; de breuk bekomen als overschot van de deling zal voor één eenheid gerekend worden. Voor de belastingschuldigen die voor hun personeel de vijfwerkdagenweek op bestendige wijze tijdens het jaar hebben ingevoerd, wordt het belastbaar aantal eenheden bekomen door deling van het aantal werkdagen door de 5 / 6 van 300, zegge dus 250. De breuk bekomen als overschot van de deling zal voor één eenheid gerekend worden. Nochtans, zijn de belastingschuldigen die voor hun personeel het een en het ander werkstelsel aangenomen hebben, ertoe gehouden afzonderlijk de prestaties voor elk stelsel aan te geven. In dit geval zal het belastbaar aantal eenheden voor elk * stelsel bepaald worden volgens de eigen berekeningswijze. Het totaal van de breuken bekomen als rest van elke deling zal voor één eenheid gerekend worden zo deze lager of gelijk is aan 1 ; zo dit totaal echter hoger is dan 1 worden twee eenheden gerekend; c) voor het te Brussel verblijvend en aan huis tewerkgesteld personeel, zal de taks als volgt per instelling vastgesteld worden : 1° door de deling van het totaal bedrag der aan het mannelilk personeel, volgens de loonboeken betaalde lonen,
—
1061 —
(5 décembre
1966)
door de som van 80.000 frank die het gemiddeld jaarlijks loon van een mannelijke belastbare eenheid voo-rstelt; de breuk als overschot der deling bekomen, zal voor één eenheid gerekend worden,2° door de deling van het totaal bedrag der aan het vrouwelijk personeel, volgens de loonboeken betaalde lonen, door de som van 55.000 frank die het gemiddeld jaarlijks loon voor een vrouwelijke belastbare eenheid voorstelt; de breuk als overschot der deling bekomen, zal voor één eenheid gerekend worden. De belanghebbende instellingen zijn verplicht hun loonboeken te tonen op elke aanvraag van de plaatselijke overheid en van haar beambten. Ingeval van weigering of vastgesteld bedrog zal de belastingschuldige gestraft worden volgens artikel 8 van het règlement, en zal de belasting van ambtswege vastgesteld worden volgens de feitelijke gegevens over dewelke voornoemde overheid beschikt. Art. 7. — Het getal bedienden en werklieden moet aangegeven worden door de eigenaars, bestuurders of beheerders der aangeslagen instellingen, en dit in de loop der maand januari van het jaar dat volgt op dit der belasting. Bij gebreke van aangifte op vermelde datum, zal het Collège van Burgemeester en Schepenen de aanslag van ambtswege vaststellen. Ingeval van ernstige twijfel nopens de oprechtheid der aangifte van de belastingschuldigen, mag het Gemeentebestuur de betwiste bedragen ambtelijk vaststellen en, indien volstrekt nodig, tôt fiscale onderzoekingen in de betrokken instellingen overgaan. De weigering aangifte te doen of het vastgesteld bedrog zal, voor de belastingplichtige, het toepassen van een boete geiijk aan het dubbel van het ontdoken recht als gevolg hebben. Zo er verzachtende omstandigheden bestaan kan de tôt het beloop der belasting teruggebracht worden.
(S dêc*mb*t
1966)
— 1002 —
De betaling der boete ontslaat niet van de betaling der belasting. De boeten zullen door de Gemeenteontvanger geïnd worden. g __ De dragers van dwangbevelen en de beëdigde beambten der Stad zijn gemachtigd om aile inbreuken op deze verordening vast te stellen. A r t
— De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden vanaf het verzenden van het aanslagbiljet. A r t
9
Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas. een interest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe Rijksbelastingen toegepast. Art. 10. — De belastingschuldigen die zich onrechtmatig belast achten, kunnen bij de Bestendige Deputatie bezwaar indienen binnen de drie maanden van het verzenden van het aanslagbiljet. Nochtans. de bezwaren betreffende de terechtwijzing van schrijf-, reken- en schattingsfouten, enz., aan de bedienden van het Bestuur te wijten, mogen ingediend worden zolang de Bestendige Deputatie de gemeenterekening van het dienstjaar, waarop de belasting slaat, niet goedgekeurd heeft. Het kwijtschrift moet niet bij de bezwaren gevoegd worden en de bezwaren moeten niet op zegel gesteld zijn. Art. 11. — De belasting zal door de Gemeenteontvanger geïnd worden volgens de bepalingen van de artikelen 137 en 138, lid 1, der gemeentewet. Door het indienen van een bezwaar wordt de invorderbaarheid van de belasting en van de nalatigheidsinteresten niet geschorst. Art. 12. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast dit besluit aan de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen. **
— BELASTING
1063 —
(5 décembre
1966)
OP HET RONDLEUREN.
(Hernieuwing
en
wijziging).
Het règlement betreffende de belasting op het rondleuren, gestemd in zitting van 11 december 1961, goedgekeurd bi'j besluit van de Gouverneur van 22 maart 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, moet worden hernieuwd. Het artikel 16 van de wet van 15 april 1965, betreffende het deskundig onderzoek en de handel van vis, gevogelte, konijnen en wild, dat de wet van 5 september 1952 betreffende het deskundig onderzoek en de vleeshandel wijzigt, heeft het artikel 2 van de wet van 15 mei 1870 vernietigd, dat een verbod inhield, de vis- en zouthandel, op welke manier ook, te verhinderen. Daar dit verbod opgeheven werd door voornoemde wet van 15 april 1965, werd de vis- en zoutleurhandel, op gebied van gemeentefiskaliteit, onderworpen aan dezelfde regels als deze van de andere produkten. Bijgevolg wordt er voorgesteld paragraaf 1 van artikel één van het règlement als volgt te wijzigen door de woorden « vis en zout » van de woordenlijst van de produkten die vrijstelling van de belasting op de leurhandel genieten, te schrappen. OUDE
TEKST.
NIEUWE
TEKST.
Artikel één. — De verkoop Artikal één. — De verkoop op de openbare weg van eetop de openbare weg van eetof koopwaren van welke aard of koopwaren van welke aard ook, uitgezonderd gebakken ook, uitgezonderd vis, zout, aardappelen, melk, brood, gebakken aardappelen, melk. evenals dagbladen en tijdbrood, dagbladen en tijdschriften, is aan de volgende be- j schriften, is aan de volgende lasting onderworpen. I belastingen onderworpen. Het Collège heeft dus de eer U voor te stellen, Mevrouwen en Mijne Heren, de volgende réglementaire bepahngen te stemmen :
(S iâcwhet
1966)
BELASTING
— I0b4 — OP HET R O N D L E U R E N .
(Hernieuwing DE
en
wijziging).
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op het politiereglement op het rondleuren ; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en gemeentewet ;
138,
§ 2,
van
de
Gelet op de wet van 15 april 1965 die in zijn artikel 16 de rechten op zout en vis afschaft; Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 22 maart 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT :
Artikel één. -— De verkoop op de openbare weg van eet- of koopwaren van welke aard ook, uitgezonderd gebakken aardappelen, melk, brood, dagbladen en tijdschriften, is aan de volgende belastingen onderworpen : A. — Voor leurders of marskramers die hun waren dragen of doen dragen, hetzij in korven, hetzij op geiijk welke andere wijze : Per dag
F
6
Per week of minder . . .
25
Per maand of meer dan een week
60
Per kwartaal of meer dan een maand
120
Per halfjaar of meer dan een kwartaal
180
B . — Voor leurders of marskramers die hun waren vervoeren of doen vervoeren bij middel van een kruiwagen of een stootkar : Per dag Per week of minder .
p .
.
.
.
Per maand of meer dan een week .
.
1
.
5
60 i
1065 —
(5 décembre
1966)
Per kwartaal of meer dan een maand
300
Per halfjaar of meer dan een kwartaal
450
C. Voor leurders of marskramers, die hun waren vervoeren of doen vervoeren bij middel van dierlijke trekkracht: P e r
da
S
F
Per week of minder
30 120
Per maand of meer dan een week
300
Per kwartaal of meer dan een maand
600
Per halfjaar of meer dan een kwartaal
900
D . — Voor leurders of marskramers, die hun waren vervoeren of doen vervoeren bij middel van een motorvoertuig : Per dag Per week of minder
F
60 240
Per maand of meer dan een week
480
Per kwartaal of meer dan een maand
720
Per halfjaar of meer dan een kwartaal
1.080
E . — Voor de frituurkramen geplaatst op de openbare weg is de belasting eenvormig vastgesteld op 27 frank per dag. Art. 2. — Alvorens op de openbare weg te verkopen, moet elk rondleurder of marskramer in bezit van de toelating voorgeschreven door het politiereglement op de leurhandel, vooraf aangifte doen op het bureel van de taxe met aanduiding van het vervoermiddel dat hij zal aanwenden en van de duur voor welke de vergoeding moet toegepast worden. Art. 3. — De taxe zal betaald worden op het bureel aangeduid in artikel 2, tegen kwijtschrift gegeven op de toelating in voormeld artikel bedoeld. Bij gebrek aan betaling zal de taxe ingevorderd worden overeenkomstig de wet van 29 april 1819. Art. 4. — Bij verzuim van aangifte of bij bedrieglijke aangifte, zal elke overtreder van artikel 2, gestraft worden, onverminderd de betaling van het verschuldigd recht, met een boete gelijk aan dit recht, en, bij herhaling binnen het jaar, met een boete gelijk aan het dubbel van dit recht.
(5 december 1966)
— 1066 —
5 ___ Elke rondleurder of marskramer dient, op het eerste verzoek dat hem daartoe gedaan wordt, het bedrag van de taxe te betalen of te storten binnen de vierentwmtig uren, op bovenvermeld bureel. De weigering aan dit verzoek te voldoen, zal met dezelfde boeten gestraft worden als het gebrek aan aangifte of de bedrieglijke aangifte. A r t
Dit règlement wordt, vanaf 1 januari 1967, voor een termijn van vijf jaar vastgesteld. A r t
6
4 — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast deze beraadslaging aan de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen. r t
7
*
** BELASTING
BETREFFENDE
DE T E R U G V O R D E R I N G D E R K O S T E N VAN A A N L E G G E N
EN ONDERHOUDEN
V A N TROTTOIRS. (Hernieuwing
en
wijziging).
De Gemeenteraad heeft in zitting van 6 december 1965, de hernieuwing van de belasting betreffende de terugvordering der kosten van aanleggen en onderhouden van trottoirs, voor een période gaande van 1 januari 1966 tôt en met 31 december 1970, gestemd. Deze beraadslaging werd goedgekeurd bij koninklijk besluit van 11 juli 1966 slechts voor een termijn eindigend op 31 december 1966. Inderdaad, de heer Gouverneur van Brabant meldt ons door zijn bnef van 13 mei 1966, de opmerkingen gemaakt door de heer Minister van Binnenlandse Zaken: « H e t betreft hier de hernieuwing van het voorafgaand règlement van 17 oktober i960, gewijzigd op 3 februari 1964,
—
1067 —
(5 décembre
1966)
goedgekeurd voor een termijn eindigend op 31 december 1965, en de belasting in kwestie vaststellend onder vorm van onrechtstreekse belasting. » Door omzendbrief van mijn département van 13 september 1961, n 5-6-7-8-9 T . D . G . , werden de gemeenten verzocht de verhaalbelastingen onder vorm van rechtstreekse belastingen vast te stellen, tenminste als het voortbrengend feit van de belasting geen akte of verrichting van de belastingplichtige zelf is, of hem aangaande, maar wel een akte of verrichting van de openbare macht die de belasting vaststelt. » r
Met het oog zich te schikken op de voornoemde richtlijnen, is het noodzaam het règlement te wijzigen en aan te passen aan het vereiste rechtskundig karakter. Bijgevolg heeft het Collège de eer, Mevrouwen en Mijne Heren, U voor te stellen de volgende réglementaire bepalingen te stemmen : BELASTING
BETREFFENDE
DE TERUGVORDERING VAN
DER KOSTEN
AANLEGGEN EN ONDERHOUDEN V A N TROTTOIRS. (Herniemving
en
wijziging).
DE GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège ; Gelet op het règlement op de trottoirs, zoals dit gewijzigd werd bij Raadsbesluit van 20 december 1963; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en 138, § 1, van de Gemeentewet; Gelet op de circulaire van 13 september 1961 van de Minister van Binnenlandse Zaken betreffende de verhaalbelast.ngen van de wegenis- en hygiënewerken ;
5 december 1966)
— 1068 —
Gelet or de beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 11 juli 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966,
BESLUIT:
— De kosten voor het aanleggen, het herleggen, het opwerken en het herstellen van trottoirs, gelegen voor elk eigendom, bebouwd of niet. grenzend aan de openbare wegen. zijn ten laste van de aanwonende eigenaar. A
r
t
j
k
d
Deze kosten mogen slechts berekend worden voor een trottoirbreedte van : 5 meter in de straten van 25 m. breedte en meer; 4 meter in de straten van 20 m. tôt minder dan 25 m . breedte; 3 meter in de straten van 15 m. tôt minder dan 20 m . breedte; 2.50 m. in de straten van 10 m. tôt minder dan 15 m . breedte; 2 meter in de straten van minder dan 10 m. breedte. Slechts de verbouwingswerken, voortspruitend uit de verbreding, de vernauwing, of uit de wijziging van de hoogte der trottoirs, zijn ten laste van het Bestuur. Art. 2. — Indien krachtens het desbetreffend r è g l e m e n t , vergunningen van inneming van het trottoir ingetrokken worden, is het afbreken der werken, het aanvullen van de grond en het wederleggen of herstellen van het voetpad ten laste van de aanwonende eigenaar. Art. 3. — De aanwonende eigenaar is ertoe gehouden de in de twee voorgaande artikels voorziene werken uit te voeren binnen de maand na de betekening die hem zal gedaan worden door het Collège. Art. 4 — de opgelegde ven t„d, zal uitvoeren op
Ingeval de eigenaar de werken niet uitvoert in voorwaarden en wijze of binnen de voorgeschrehet Gemeentebestuur deze van ambtswege doen kosten van de eigenaar.
—
1069 —
( 5 décembre
1966)
Art. 5. — Indien de werken zoals bedoeld in de artikels 1 en 2 van ambtswege uitgevoerd worden door het Gemeentebestuur zal een belasting gelijk aan de werkelijke kostprijs van de levenngen en werken voor zijn goed uitgevoerd ten laste van de eigenaar vastgesteld worden. Art. 6. — De belasting treft het eigendom op het ogenblik van de uitvoering der werken en is verschuldigd door de eigenaar. In geval van het bestaan van: 1) een recht van opstal, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de grondeigenaar en door de opstaller; 2) een recht van erfpacht, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de eigenaar en door de erfpachter; 3) een recht van vruchtgebruik, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de naakte eigenaar en de vruchtgebruiker. In geval het eigendom bestaat uit een woongebouw dat aan verschillende eigenaars toebehoort, wordt de belasting die betrekking heeft op het woongebouw, onder hen verdeeld in verhouding tôt het kadastraal inkomen, vastgesteld voor ieder appartement. Art. 7. — De belastingkohieren worden opgemaakt door het Collège van Burgemeester en Schepenen en vervolgens onderworpen aan de Bestendige Deputatie van de Provincieraad om executoir verklaard te worden. Art. 8. — De belastingschuldigen die zich onrechtmatig belast achten, kunnen bij de Bestendige Deputatie bezwaar indienen binnen de drie maanden van het verzenden van het aanslagbiljet. Nochtans zullen de bezwaren betreffende de terechtwijzing van schrijf-, reken- en schattingsfouten, enz., aan de bedienden van het Bestuur te wijten, mogen ingediend worden zolang de Bestendige Deputatie, de gemeenterekening van het dienstjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet heeft goedgekeurd.
(5 december 1966)
— 1070 —
Het kwiitschrift moet niet bij de bezwaren gevoegd worden en de bezwaren moeten niet op zegel gesteld zijn. Art. 9. — De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden vanaf het verzenden van het aanslagbiljet. Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termi jn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der G e meentekas, een interest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe rijksbelastingen toegepast. Art. 10. — De belasting zal door de Gemeenteontvanger geïnd worden volgens de bepalingen van de artikelen 137 en 138, lid 1, der gemeentewet. Door het indienen van een bezwaar wordt de invorderbaarheid van de belasting en van de verwijlinteresten niet geschorst. Art. 11. — Het onderhavig règlement wordt, voor een termijn van vijf jaar, vanaf het dienstjaar 1967, vastgesteld. Art. 12. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring der H o gere Overheid te onderwerpen.
* ** OPCENTIEMEN OP DE ONROERENDE V O O R H E F F I N G . (Hernieuwing). DE
GE.MEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège-, Gelet op de artikelen 153 Wetboek van de inkomstenbelastingen ;
ici * ^
h
6
t
Gelet op de omzendbrieven van de heer Minister van Binnenlandse Zaken en het Openbaar Ambt van 8 juli 1964, 28 september 1964, 22 oktober 1965 en 29 augustus 1966; Gelet op de artikelen 75, gemeentewet ;
76-5° en
138,
§
1, van de
Gelet op de beraadslaging van 18 april 1966, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 5 mei 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966; BESLUIT :
Artikel één. — Vanaf 1 januari 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1971, zullen er 750 opcentiemen op de onroerende voorheffing geheven worden. Art. 2. — Het Collège is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring van de Hogere Overheid te onderwerpen.
*
** AANVULLENDE GEMEENTEBELASTING OP D E P E R S O N E N B E L A S T I N G . (Hernieuwing).
DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège ; Overwegende dat de financiële toestand van de Stad de invoering vergt van aile rendabele belastingen ; Overwegende dat de Gemeenteraad 750 opcentiemen op de onroerende voorheffing voor het dienstjaar 1967 heeft goedgestemd ; Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tôt uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen • Gelet op artikel 76-5°, van de gemeentewet;
(S december 1966)
—
1072
Gelet op de beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 24 maart 1966, voor een tormijn eindigend op 31 december 1966.
BESLUIT:
Artikel één. — Er wordt voor het dienstjaar 1967 een aanvullende gemeentebelasting gevestigd op de belasting op de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar waarnaar dat dienstjaar genoemd is in de gemeente gedomicilieerd zijn. Art. 2. — Het percentage der belasting is voor al de belastingplichtigen vastgesteld op 5 t.h. van het gedeelte der personenbelasting dat voor hetzelfde dienstjaar aan de Staat verschuldigd is. Art. 3. — De vaststelling en de inning van de gemeentebelasting zullen door toedoen van het Bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 240 tôt 243 van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tôt uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Art. 4. — Deze verordening dient voor advies en ter goedkeuring aan de Hogere Overheden te worden voorgelegd.
*
BELASTING OP DE V E R K O O P Z A L E N . (Hernieuwing).
DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; k Gelet op de artikelen 75, 76-5* en 138, § 1 van de gemeen-
1073 —
(5 décembre
1966)
Gelet op artikel 239 van het koninklijk besluit tôt uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, van 4 maart 1965; Gelet op de omzendbrief van de heer Minister van Binnenlandse Zaken, dd. 1 augustus 1956, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 11 augustus 1956, n 224; r
Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961, goedgekeurd door koninklijk besluit dd. 20 juli 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT :
Artikel één. — Met ingang van 1 januari 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1971 wordt er ten behoeve der Stad een belasting geheven ten bezware der exploitanten van openbare verkoopzalen van goederen. Wordt als verkoopzaal beschouwd, gelijk welke plaats waar openbare veilingen gedaan worden. Art. 2. — Worden aïs publieke verkopingen beschouwd: veilingen bij opbod of bij wijze van afgeroepen prijzen van om het even welke goederen. Zijn echter van deze belasting vrijgesteld : 1) Veilingen bij uitroep van groenten, fruit, vleeswaren, gevogelte, wild en andere eetwaren, de wijnen en sterke dranken uitgezonderd ; 2) Verkoop van onroerende
goederen.
Art. 3. — De belasting wordt als volgt berekend : 1.000
frank voor de exploitanten van verkoopzalen met e jaarlijks zakencijfer van 500.000 frank en minder;
2.000
frank voor de exploitanten van verkoopzalen met e« jaarlijks zakencijfer tussen 500.001 en 1 mil)oen frai begrepen;
tj december 1966 >
—
1074 —
5 000 frank voor de exploitanten van verkoopzalen met een ,aarlijks zakencijfer tussen 1.000.001 en 2 miljoen 500.000 frank begrepen; 10 000 frank voor de exploitanten van verkoopzalen met een jaarlijks zakencijfer tussen 2.500.001 en 5 miljoen frank begrepen, en zo voort, de belasting trapsgewijze met 5.000 frank vermeerderend per schijf van 2.500.000 frank en minder. Voor het vaststellen der belasting zal het zakencijfer verwezenlijkt gedurende het jaar dat zijn naam aan het dienstjaar geeft, in aanmerking komen. Art. 4. — Het zakencijfer moet aangegeven worden door de eigenaars, bestuurders of beheerders der belaste instellingen, en dit in de loop der maand januari van het jaar dat volgt op dit der belasting. Bij gebreke van aangifte op voormelde datum, zal het C o l lège van Burgemeester en Schepenen de belasting van ambtswege vaststellen. Ingeval van 'wijfel aangaande de oprechtheid van de aangifte. zal het Gemeentebestuur een onderzoek instellen, en, zo nodig tôt fiscale onderzoekingen in de betrokken instellingen overgaan. De weigering aangifte te doen of het vastgesteld bedrog zal, voor de belastingplichtige, het toepassen van een boete gelijk aan het dubbel van het ontdoken recht als gevolg hebben. Zo er verzachtende omstandigheden bestaan kan de boete tôt het bedrag der taxe teruggebracht worden. De betaling der boete ontslaat van de betaling der belasting niet. De boeten zullen door de gemeenteontvanger geïnd worden. Art 5. — De dragers van dwangbevelen en de beëdigde beambten der Stad zijn gemachtigd om aile inbreuken op deze verordening vast te stellen.
1075 —
(5 décembre
1966)
Art. 6. — De belastingkohieren worden opgemaakt door het Collège van Burgemeester en Schepenen en executoir verklaard door de Bestendige Deputatie van de Provincieraad. • — De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden vanaf het verzenden van het aanslagbiljet. A
r
L
7
Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate van de gemeentekas, een interest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe rijksbelastingen toegepast. Art. 8. — De belastingschuldigen die zich onrechtmatig belast achten moeten bij de Bestendige Deputatie bezwaar indienen binnen de drie maanden van het verzenden van het aanslagbiljet. Nochtans, zullen de bezwaren welke betrekking hebben op de terechtwijzing van schrijf-, reken- en schattingsfouten, enz., aan de bedienden van het Bestuur te wijten, mogen ingediend worden zolang de Bestendige Deputatie de gemeenterekening van het dienstjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet heeft goedgekeurd. Het kwijtschrift moet niet bij de bezwaren gevoegd worden en de bezwaren moeten niet op zegel gesteld zijn. Art. 9. — De belasting zal door de gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 137 en 138, lid 1, der gemeentewet geïnd worden. Door het indienen van een bezwaar wordt de invorderbaarheid van de belasting en van de verwijlinteresten niet geschorst. _ Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeur.ng van de Hogere Overheid te onderwerpen. A r t
1
0
(5 december 1966)
— 107b
BELASTING OP
—
OP HET P L A A T S E N
DE O P E N B A R E EN A N D E R E
WEG VAN KOOPWAREN VOORWERPEN.
(Hernieuwing).
DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en gemeentewet ;
138,
§
1.
van
de
Gelet op de bepalingen van het algemeen politiereglement (wegenis, vervoer, verkeer, enz.) ; Gelet op de ministeriële omzendbrief van 3 mei 1935, herinnerd door de omzendbrief van de Gouverneur van Brabant op 4 maart 1953 ; Gelet op de brief van de Gouverneur van Brabant - 2 directie (5 afdeling, n 51.801/5/961), die het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken geeft op het verslag dat hem werd ingediend, betreffende de toepassing van een nieuwe belastingwijze ; e
e
r
Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961, goedgekeurd bij besluit van 22 maart 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT:
Artikel één. — Het plaatsen van koopwaren en andere voorwerpen op de trottoirs en op de openbare weg is en blijft verboden. Art. 2. — Er mag uitzondering gemaakt worden op vorenstaande bepaling voor de openbare plaatsen en de straten waar het verkeer niet zou belemmerd worden door het plaatsen der voorwerpen. vermeld in artikel één.
—
1077 —
(5 décembre
1966)
Art. 3. — De daartoe vereiste toelating mag door de Burgemeester afgeleverd worden op aanvraag, vernieuwbaar elk jaar, met vermelding van aile inlichtingen nodig voor het vaststellen van het bedrag van de belasting waaraan de toelating onderworpen is. De belasting is niet toepassselijk op de uitstallingen met minder dan 35 centimeter uitsprong op de openbare weg. Is de uitsprong groter dan wordt de belasting voor gans de bezette oppervlakte geheven. Nochtans, indien de gebezigde oppervlakte minder dan één vierkante meter bedraagt voor het uitstallen van koopwaren, dan zal de taxe berekend worden op grond van deze laatste oppervlakte, die als een minimum beschouwd wordt. Voor het vaststellen van de aanslagen, zal elke breuk gelijk aan of van meer dan 50 centimes op de hogere frank afgerond worden; de breuken van minder dan 50 centimes worden verwaarloosd. De aanslagen van minder dan 10 frank worden niet ingekohierd. Art. 4. — Het plaatsen van koopwaren en andere voorwerpen op de openbare weg geeft aanleiding tôt de betaling van een jaarlijkse belasting verschuldigd door de persoon die de toelating, waarvan sprake in artikel 3 van onderhavig règlement, ontvangt. De belasting die vastgesteld wordt per vierkante meter bezetting van de openbare weg, is berekend tegen 6 % van de handelswaarde per vierkante meter van het perceel grenzend aan de bezette openbare weg. De uitstallingen van koopwaren of andere voorwerpen, die niet beschermd zijn tegen de weersomstandigheden door een vaste of verplaatsbare beschutting, zullen een vermindenng génie ten van 25 % . _ De taxe is verschuldigd voor het ganse jaar. te beginnen van 1 januari. welke ook de datum der toelating A r t
5
(5 december 1966)
—
1078 —
weze. Deze is slechts geldig te beginnen vanaf de dag der betaling tôt op 31 december daaropvolgend. De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet. Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas. een nalatigheidsinterest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe rijksbelastingen toegepast. A r t
g _
Er wordt geen vermindering of teruggave
toe-
gestaan voor hoegenaamd welke reden. In geval van overname ener zaak, zal er geen nieuwe taxe gevergd worden voor het lopende jaar. Nochtans, zal er een vrijstelling verleend worden voor het uitstallen van hun goederen aan de bewoners van de galerijen en openbare wegen waarvan de eigenaars de verlichtings-, reinigings- en onderhoudskosten van deze straten alleen ten laste hebben. Er wordt eveneens een vrijstelling verleend ten bate van de feitelijke deelnemers aan de winkelweken en wijkfeesten gedurende deze festiviteiten. Art. 7. — Indien, in de loop van het jaar, in de voorwaarden der afgeleverde toelating veranderingen gebracht worden welke aanleiding geven tôt vermeerdering der taxe, wordt deze berekend naar reden van het verschil der taxe verschuldigd op de nieuwe grondslag en het beloop der vroeger vastgstelde taxe. Deze vermeerdering is verschuldigd voor het welke ook de datum der verandering weze.
ganse
jaar,
Art. 8. — De toelatingen moeten elk jaar hernieuwd worden-, zij zullen de ingenomen oppervlakten aanduiden ten e.nde het bedrag van de belasting te kunnen vaststellen. Zij worden afgeleverd zonder dat de belanghebbenden er een te hunnen opzichte onherroepelijk recht van concessie, noch het recht ervan afstand te doen aan derden mogen uit
—
1079 —
(5 décembre
1966)
afleiden, doch integendeel met de verplichting het toegestaan gebruik af te schaffen of te verminderen op het eerste bevel van de Overheid en zonder uit dien hoofde op enigerlei vergoeding of terugbetaling aanspraak te mogen maken. Daarenboven worden ze verleend op risico der belanghebbenden voor wat betreft de bewaking en de bewaring der koopwaren en voorwerpen die uitgestald worden, daar de betaling der taxe geen verplichting voor de Stad behelst een bijzondere bewaking hiervoor in te stellen. Art. 9. — De Burgemeester bepaalt de ruimte welke mag bezet worden en de uren van het gebruik. Art. 10. — De taxe zal geïnd worden overeenkomstig artikelen 137 en 138, § 1, der gemeentewet. Art. 11. — De dragers van dwangbevelen en de beëdigde aangestelden der Stad zijn gemachtigd om aile inbreuken op deze verordening vast te stellen. Art. 12. — Onderhavig règlement wordt, nuari 1967, voor een termijn van vijf jaar
vanaf 1 javastgesteld.
— Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring van de Hogere Overheid te onderwerpen. A r t
* ** BELASTING OP HET PLAATSEN OP D E O P E N B A R E W E G VAN AUTOMATISCHE TOESTELLEN. (Hernieuwing). DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège,Gelet op de artikelen 75, 76-5° en gemeentewet;
138. § 1. van de
5 Ucêitàêl
1966)
1080
-
Gelet op de bepalingen van het algemeen (wegenis, vervoer, verkeer,
politiereglement
enz.);
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen ; Gelet op artikel 239 van het koninklijk besluit tôt uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen; Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 22 maart 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT: Artikel één. — Het plaatsen van automatische toestellen op de trottoirs en op de openbare weg, is en blijft verboden. Art. 2. — Er mag uitzondering gemaakt worden op vorenstaande bepaling voor de openbare plaatsen en de straten waar het verkeer niet zou belemmerd worden door het plaatsen der automatische toestellen. Art. 3. — De toelating die hiervoor nodig is, mag door het Collège van Burgemeester en Schepenen verleend worden mits het betalen ener jaarlijkse belasting aan de gemeentekas. Deze toelating moet gezamenlijk door de bezitter en door de eigenaar der belastbare toestellen aangevraagd worden. De belasting is op 36 frank per vierkante decimeter oppervlakte vastgesteld volgens het grootste profiel van het toestel. Elke breuk van een vierkante decimeter zal voor een vierkante decimeter gerekend worden. De minimumbelasting mag niet bedragen.
minder
dan 300 frank
Art. 4. — De taxe is vanaf 1 januari voor het ganse jaar verschuldigd welke ook de datum der toelating weze. Deze laatste is slechts geldig vanaf de dag der betaling tôt 31 december daaropvolgend.
—
1081 —
(s décembre
1966)
De belasting betreffende het eerste dienstjaar wordt per kwartaal berekend, vanaf de datum van het plaatsen der toestellen tôt op 31 december daaropvolgend en elk begonnen kwartaal wordt voor een volledig aangerekend. De belasting is verschuldigd door degene die de plaatsvergunning voor apparaten en automatische uitreikers aanvraagt. De eigenaar der apparaten is hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de belasting. Art. 5. — E r wordt geen vermindering of teruggave der belasting toegekend ingeval van wegneming van het toestel in de loop van het jaar door de wil van de bezitter of eigenaar. Nochtans, zo het toestel met de toelating van het bestuur, van eigenaar of bezitter verandert, zal geen nieuwe belasting voor het lopend jaar gevorderd worden. In afwijking van de voorafgaande bepalingen, wordt vrijstelling van de belasting verleend voor elke plaatsing, door foorkramers, van automatische apparaten gedurende de jaarlijkse kermis van Brussel, Laken, Haren en Neder-OverHeembeek. Art. 6. — De toelatingen worden afgeleverd zonder dat de verkrijgers er een onherroepelijk recht van concessie of erfdienstbaarheid op de openbare weg mogen uit afleiden, maar integendeel, met de verplichting het toegestane gebruik af te schaffen op het eerste bevel der Overheid, en zonder enige aanspraak te mogen maken op een andere schadevergoeding dan de terugbetaling vanaf het ogenblik der afschaffing naar verhouding der taxe tôt op de volgende 31 december. De toelatingen worden toegekend op eigen risico en gevaar der verkrijgers, zowel voor wat betreft het bewaken en bewaren der toestellen die zij plaatsen. als voor wat de toepassing van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aangaat. De verkrijgers zijn bovendien verplicht aile onderhouds-, herstellings- en reinigingswerken door het gebruik der toestellen vereist, te doen uitvoeren. De betaling der taxe behelst geen verplichting, voor de Stad, een bijzondere bewak.ng te dien opzichte in te stellen.
($ december 1966)
-
1082 —
Art 7 — De kohieren worden door het Collège van B u r gemeester en Schepenen opgemaakt. Zij worden executoir verklaard door de Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad. g De belasting is betaalbaar binnen de maanden vanaf het verzenden van het aanslagbiljet. A r t
twee
Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas, een interest op, berekend volgens de bepalingen van artikel 305 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Art. 9. — De belastingschuldigen die zich onrechtmatig belast achten, moeten bij de Bestendige Deputatie bezwaar indienen binnen de drie maanden van het verzenden van het aanslagbiljet. Nochtans, de bezwaren welke betrekking hebben op de terechtwijziging van schrijf-, reken- en schattingsfouten, enz. aan de bedienden van het Bestuur te wijten, mogen ingediend worden zolang de Bestendige Deputatie de gemeenterekening van het dienstjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet heeft goedgekeurd. Het kwijtschrift moet niet bij de bezwaren gevoegd zijn en de bezwaren moeten niet op zegel gesteld zijn. Art. 10. — De belasting zal door de gemeenteontvanger geïnd worden volgens de regelen vastgesteld door artikelen 137 en 138, § 1, der gemeentewet. Door het indienen van een bezwaar wordt de invorderbaarheid van de belasting en van de verwijlinteresten niet geschorst. Art. il. — Onderhavig taxereglement wordt, vanaf 1 januan 1967, voor een termijn van vijf jaar vastgesteld. Art. 12 — De dragers van dwangbevelen en de b e ë d i g d e aangestelden der Stad zijn gemachtigd om aile inbreuken op deze verordening vast te stellen.
— 1083 —
(5 décembre
1966)
Art 13. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen.
* ** BELASTING OP DE SPEELZALEN. (Hernieuwing). DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de wetten betreffende de belasting op de spelen en weddenschapen gecoôrdineerd op 22 maart 1961, gewijzigd door deze van 13 februari 1963 en 27 december 1963; Gelet op het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, titel III, van 23 november 1965; Gelet op de artikelen 75, 76-5°, der gemeentewet; Aangezien het onderhavig règlement, het belasten der spelen met gematigde inzetten, en die slechts bij uitzondering in bijeenkomsten met familiale stemming uitgeoefend worden, niet nastreeft; Gezien de omzendbrief, dd. 5 september 1951, van de heer Minister van Binnenlandse Zaken; Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961, goedgekeurd door koninklijk besluit van 20 juli 1962, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT:
Artikel één. — Vanaf 1 januari 1967 en voor een tijdperk van vijf jaren eindigend op 31 december 1971, wordt er, ten bate der Stad Brussel een jaarlijkse belasting geheven van 2 000 000 frank ten laste van elke speelzaal gevestigd of te
(5 december
1966)
— 1084 —
vestieen op het grondgebied der Stad, en waar spelen toekenning van inleg- en inzetgeld of weddenschappen, geoefend worden. Art. 2. —
met uit-
De bepalingen van artikel één zijn op de private
kringen toepasselijk. Art. 3. Het is aan het Collège toegelaten ontslaging der taxe toe te kennen aan de instellingen waar spelen slechts bij uitzondering of bijkomend geval uitgeoefend worden, met gematigde inzetten en zonder rechtstreeks of onrechtstreeks winstbejag ten profijte der exploitanten, houders, croupiers, enz. Art. 4. — De belasting is onverdeelbaar en zij is verschuldigd voor het ganse jaar, welk ook het tijdstip zij op hetwelk de lokalen, waar de spelen uitgeoefend worden, ter beschikking der spelers gesteld worden. Art. 5. — De belasting is verschuldigd door de tanten der spelen.
exploi-
Ingeval in private kringen of in andere lokalen spelen of weddenschappen gedaan worden op dusdanige wijze dat niemand bijzonderlijk belast is met het aanemen der inzet-, of inleggelden, hetzij voor eigen rekening, hetzij als bemiddelaar, zijn de inrichters der verrichtingen met de uitvoering der wettelijke schikkingen belast. Diegenen die het lokaal of het materieel ter beschikking stellen der personen die zich aan de spelen of weddenschappen overgeven, worden als dusdanig beschouwd en zijn hoofdelijk verantwoordelijk voor het betalen der belasting. Art. 6. — De belasting is te betalen in de loop der maand januari van het belastingjaar voor de instellingen die in het vorige jaar alreeds belast werden. Wat de zalen aangaat, die in de loop van het jaar zouden geopend worden, is de belasting te betalen binnen de drie dagen vanaf de openingsdatum. Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termun brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeen-
1085 —
(5 décembre
1966)
tekas, een interest op berekend op dezelfde voet als deze inzake directe Rijksbelastingen toegepast. Art. 7. — De personen die onder de toepassing van onderhavig règlement vallen zijn verplicht er de aangifte van te doen bij het gemeentebestuur — Directie der Financièn — binnen de drie dagen vanaf de datum op welke de speellokalen ter beschikking der spelers gesteld worden. Art. 8. — De belastingschuldigen die verplicht zijn de belasting in de loop der maand januari te betalen, moeten het beloop der belasting in handen van de gemeenteontvanger storten binnen de drie dagen vanaf het eerste verzoek. Art. 9. — De taxe zal ingevorderd worden door de gemeenteontvanger overeenkomstig de regelen vastgesteld door artikelen 137 en 138, § 1, der gemeentewet. Art. 10. — Elke overtreding — en namelijk het verzuim aangifte te doen zoals in artikel 7 voorzien en het verzuim de rechten te storten zoals in artikel 8 voorzien — zal bestraft worden met een boete die het dubbel van het verschuldigd recht bedraagt, onverminderd de betaling van dit recht. Art. 11. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen.
** BELASTING EN DIE
DE OP
OP DE
DRAAGBARE
RECLAMERIJTUIGEN RECLAMETOESTELLEN
DE OPENBARE
W E G
CIRCULEREN
(Hernieuwing). DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op het politiereglement op het rondleuren ;
, 5 iêcembêr 1966)
— 1086 —
Gelet op de artikelen 75, 76-5° en
138,
S 2,
van
de
Gemeentewet ; Gezien de heer Gouverneur, door zijn schrijven van 14 januari 1957, 2' directie/5' afdeling 5 3 . 4 9 5 / 9 6 1 , aankondigt dat de belasting op de reclamerijtuigen en de draagbare reclametoestellen die op de openbare weg circuleren het voorwerp moeten uitmaken van een belastingreglement verschillend van dat betreffende het rondleuren ; Gelet op het artikel 198 van het wetboek van de met het zegel gelijkgestelde belastingen ; Gelet op de beraadslaging van 11 december 1961 en 21 december 1964, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20 iuli 1962 en bij besluit van de Gouverneur, van 18 maart 1965 voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT:
Artikel één. — De circulatie van reclamerijtuigen of draagbare reclametoestellen is onderworpen aan de volgende belastingen: Per dag Per
draagbaar toestel
fr.
20
.
40
rijtuig met mechanische of dierlijke trekkracht (honden uitgezonderd)
80
Per rijtuig door menselijke kracht voortbewogen Per
Art. 2. — Alvorens reclamerijtuigen of draagbare reclametoestellen op de openbare weg te laten circuleren, moet elke persoon. in het bezit van de door het politiereglement voorgeschreven toelating, ervan aangifte doen op het gemeentelijk belastingkantoor, met aanduiding van het vervoermiddel dat hij zal aanwenden en van de période gedurende dewelke de taxe moet toegepast worden. Art. 3. — De taxe zal betaald worden op het kantoor aangedu.d m artikel 2, tegen kwijting gegeven op de toelating in yoormeld artikel bedoeld. Bij gebrek aan betaling zal de taxe mgeverderd worden overeenkomstig de wet van 29 april 1819.
1087 —
(5 décembre
1966)
Art. 4. — E l k overtreder van artikel 2, het zij door verzuim van aangifte of door bedrieglijke aangifte, zal gestraft worden, onverminderd de betaling van het verschuldigd recht, met een boete geiijk aan dit recht en, bij herhaling binnen het jaar, met een boete geiijk aan het dubbel van dit recht. Art. 5. — Zijn vrijgesteld de reclamerijtuigen en de draagbare reclametoestellen die op de openbare weg circuleren wanneer het gaat: 1 ) om propaganda voor de verkiezingsstrijd en dit gedurende een période beperkt tôt 8 dagen vôôr de datum van de gemeente-, provincie- of kamerverkiezingen ; 2) om reclames behorend tôt een dienst van openbaar nut evenals deze van verenigingen zonder winstbejag die een liefdadig, kunstzinnig, litterair en wetenschappelijk karakter hebben of van openbaar nut zijn, zoals het bepaald werd door de wet van 28 februari 1920 betreffende de spéciale belasting op de openbare vermakelijkheden (artikel 2) ; 3) om reclames uitsluitend gebruikt voor het beoefenen van een door de Staat erkende godsdienst. Art. 6. — Iedere persoon, gemachtigd tôt het laten circuleren van reclamerijtuigen of draagbare reclametoestellen op de openbare weg, is ertoe gehouden, op het eerste verzoek dat hem in dit verband gedaan wordt, het bedrag van de taxe te betalen of op bovenvermeld kantoor te deponeren binnen de vierentwintig uren. De weigering aan dit verzoek gevolg te geven, zal met dezelfde boeten gestraft worden als inzake het gebrek aan aangifte of de bedrieglijke aangifte. Art. _ — Dit règlement wordt, vanaf voor een termijn van vijf jaar vastgesteld. 7
1 januari
1967,
. _ Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast deze beraadslaging aan de goedkeuring van de Hogere Overheid te onderwerpen. A
r
i
8
* **
—
i 5 Jecember 1966)
1088 —
GEMEENTEBELASTINGEN OP
DE S P E L E N
EN
WEDDENSCHAPPEN.
(Hernieuwing).
DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de artikelen 76-5° en gemeentewet ;
138,
2
e
alinéa
van de
Gelet op de wetten van 4 juli 1930, 27 december 1938 en 12 maart 1954 aangaande de Staatsbelastingen op spelen en weddenschapen ; Gelet op de wetten betreffende de spelen en weddenschappen, gecoôrdineerd op 22 maart 1961, gewijzigd bij deze van 13 februari 1963 en 27 december 1963; Gelet op het wetboek van de met de Inkomstenbelastingen gelijk gestelde belastingen - Titel III, van 23 november 1965; Gelet op de beraadslagingen van 11 december 1961 en 6 december 1965, goedgekeurd bij de koninklijke besluiten van 12 september 1962 en 11 juli 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1966, BESLUIT :
Artikel één. — Met ingang van 1 januari 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1971 wordt ten bate der Stad Brussel, een belasting geheven van 2 i / % op het bedrag der aangewende sommen bij de spelen en weddenschappen. 2
Nochtans, wat de weddenschappen genheid van hondenwedrennen, zal berekend worden tegen 5 % van het en inzetgelden met l / 5 verminderd bare weddenschappen. e
betreft gedaan ter gelede verschuldigde taxe totale bedrag der inlegvoor afgestane en onin-
—
1089 -
(5 décembre
Art. 2. — De belasting zal eveneens totale înleggelden in de duivenprijskampen
1966)
2 i / % van bedragen: 2
de
a) wanneer de duiven terugkeren op een andere dag dan de zaterdag en de zondag, een wettelijke feestdag of de kermisdag door de gemeente officieel erkend, behoudens bij overmacht ; b) wanneer de inleggelden gewaagd worden door andere personen dan de eigenaars der ingekorfde duiven of bij weddenschappen of verdubbelde inleggelden gehouden buiten de programma's der maatschappijen die de prijskampen inrichten. Art.
3. — Zijn van de belasting vrijgesteld:
a) de casinospelen (Wetboek van de met Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, art. 7 5 ) ; b) de weddenschappen
op paardenwedrennen
(id., art. 7 5 ) ;
c) de inleggelden, prijzen of beloningen van elke wedstrijd van weddenschappen of van wedstrijden waarin een beroep wordt gedaan op de vaardigheid en de aanleg van de deelnemer, inzonderheid op taalkundig, geschiedkundig, aardrijkskundig of artistiek gebied (id., art. 7 5 ) ; d) de spelen of wedstrijden ingericht door of ten bate van liefdadigheidswerken of werken van artistieke, letterkundige of wetenschappelijke aard, alsook van openbaar nut, die geen winstbejag nastreven (id., art. 5 0 ) ; e) de vergunde
loterijen
(id., art. 43).
Art. 4. — De belasting is verschuldigd door iedere persoon, die, zelfs toevallig, inleg- of inzetgeld aanneemt, hetzij voor eigen rekening, hetzij als tussenpersoon voor doeleinden zoals voorzien in de vorenstaaande artikelen. Worden in besloten kringen of in andere lokalen spelen of weddenschappen gedaan zonder dat iemand bijzonder belast is met het aannemen der inzet- of inleggelden, hetzij voor eigen rekening, hetzij als tussenpersoon, dan zijn de innchters der verrichtingen met het nakomen van de wettelijke beschikkingen belast.
— 1090 —
(5 december 1966)
Worden als dusdanig beschouwd en zijn hoofdzakelijk belastingplichtig, de personen die het lokaal of het maternai ter beschikking stellen van de spelende of weddencie personen. In geval van feitelijke verenigingen moet de aangifte, voorgeschreven bij artikel 5 van dit règlement, de naam vermelden van al de hoofdelijke verantwoordelijke deelgenoten. 5 — Alvorens hun werkzaamheden te beginnen, moeten de belastingplichtingen een voorlichtingsaangifte, minstens drie dagen vroeger indienen. Heeft hun bedrijf een bestendig karakter, dan kan die aangifte tôt wederopzeggens toe geldig worden verklaard. A R T
Art. 6. — De belasting is betaalbaar de I en de 15 der maand op aangifte van de belastingplichtige, gebeurlijk gestaafd door een uittreksel uit het register bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van de met de Inkomsten gelijkgestelde belastingen — Titel III. e
e
Nochtans mag de betaling der belasting onmiddellijk gevorderd worden op het ogenblik van het incasseren der ontvangsten wanneer de rechten der Stad gevaar zouden lopen. De betaling geschiedt onder voorbehoud van aile van contrôle.
rechten
Art. 7. — Bij gebreke van betaling binnen de hierboven gestelde termijn brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas, een interest op, berekend op dezelfde voet als deze inzake directe rijksbelastingen toegepast. Art. 8. — De inrichter en, gebeurlijk, de bewoner van het gebouw, waar spelen of weddenschappen plaats vinden, zijn er toe gehouden vrije toegang te verlenen aan de toezichthoudende beambten van het bestuur; de belastingplichtigen moeten op elke aanvraag deze toezichters aile documenten voorleggen waarvan het houden door de wet en de geldende reglementen opgelegd is. s J n d !V7, , , °S ontduiking hetzij in de bij vorenstaand artikel bedoelde documenter hetzij in de opgelegde E
l k
k
b e
d r
o f
—
1091 —
(5 décembre
1966)
aangifte, zal voor de belastingschuldige de toepassing van een boete gehjk aan het dubbel van het ontdoken recht als gevolg hebben. Zo er verzachtende omstandigheden bestaan, mag de boete tôt het beloop der belasting teruggebracht worden. De betaling van de boete ontslaat niet van de betaling der belasting. De boeten worden door de Gemeenteontvanger ingevorderd. Art. 10. — In geval van bedrog of nalatigheid in de documenten vermeld in artikel 8, zal het Collège van Burgemeester en Schepenen de aanslag ambtshalve vaststellen op grond van de vermoedelijke ontvangsten. Art. il. — De dragers van dwangbevelen en de beèdigde beambten van de Stad zijn gemachtigd om de inbreuken op deze verordening vast te stellen. Art. 12. — De belasting wordt door de gemeenteontvanger ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van aritkel 138, lid twee, van de gemeentewet. Art. 13. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast onderhavige beraadslaging aan -de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen.
* * * G E M E E N T E B E L A S T I N G OP DE DIENSTERS, DIENSTMEIDEN-DIENSTERS, ZANGERESSEN E N D A N S E R E S S E N IN DRANKSLIJTERIJEN, TABAKSWINKELS, ENZ. (Wijziging).
Het règlement betreffende de gemeentebelast.ng op de diensters, dienstmeiden-diensters, zangeressen en danseressen in drank lijterijen, tabakswinke.s. enz.. gestemd door de Ge-
(5 december 1966 I
—
1092 —
meenteraad op 6 december 1965, werd bij besluit van de Gouverneur d.d. 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970, goedgekeurd. Thans wordt er dus een belasting van 6.000 frank geheven per vrouw genoemd : dienster, dienstmeid-dienster, zangeres of danseres. Er is echter op te merken dat in de randgemeenten, 't is te zeggen: Sint-Joost-ten-Noode en Schaarbeek die aan het centrum van de Stad aanhangen, de toegepaste aanslagvoet 10.000 frank is, per vrouw die tôt het verbruik aanzet buiten de uitsluitende uitoefening van de zang- of de danskunst. .Met het doel een zekere eenheid van de toegepaste belastingvoeten te bekomen, voor die belasting die een prohibitief karakter heeft, wordt er voorgesteld de van toepassing zijnde helastingvoet te verhogen en op 10.000 frank te brengen. Het artikel één van het règlement zou dus als volgt veranderd worden : OUDE TEKST. Artikel één. — Vanaf het dienstjaar 1966 en voor een termijn eindigend op 31 december 1970, zal er ten laste van de uitbaters van drankslijterijen, een jaarlijkse belasting geheven worden van 6.000 frank per vrouw, genoemd dienster, dienstmeiddienster, zangeres of danseres.
NIEUWE
TEKST.
Artikel één. — Vanaf het dienstjaar 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1970, zal er ten laste van de uitbaters van de drankslijterijen, een jaarlijkse belasting geheven worden van 10.000 frank per vrouw, genoemd dienster, dienstmeiddienster, zangeres of danseres.
Het Collège heeft dus de eer U voor te stellen, Mevrouwen en Mi,ne Heren, de volgende reglementsbepalingen te stem-
1093 —
(s décembre
1966)
G E M E E N T E B E L A S T I N G OP D E DIENSTERS DIENSTMEIDEN-DIENSTERS, EN
DANSERESSEN
IN
ZANGERESSEN
DRANKSLIJTERIJEN,
TABAKSWINKELS, ENZ. (
Wijziging).
DE GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en gemeentewet;
138,
§ 1, van de
Gelet op de omzenbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 6 december 1945; Herzien de beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur d.d. 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970,
BESLUIT:
OUDE
NIEUWE
TEKST.
TEKST.
Artikel één. — Vanaf het Artikel één. — Vanaf hel dienstjaar 1967 en voor een dienstjaar 1966 en voor een termijn eindigend op 31 de- | termijn eindigend op 31 december 1970, zal er ten laste | cember 1970, zal er ten laste van de uitbaters van drank- ! van de uitbaters van de drankslijterijen, een jaarlijkse beslijterijen, een jaarlijkse belasting geheven worden van lasting geheven worden van 10.000 frank per vrouw, ge6.000 frank per vrouw, genoemd dienster, dienstmeidnoemd dienster, dienstmeiddienster, zangeres of dansedienster, zangeres of danseres. res. ;
Art. 2 tôt 16. — Zonder wijzigingen.
Art. 2 tôt 16. —
* **
1094 —
, 5 december 1966)
BELASTING OP DE N I E U W B O U W (Hernieuwing
en
EN HERBOUW.
wijzigingen).
Het belastingreglement op de nieuwbouw en de herbouw, gestemd door de Gemeenteraad van 6 december 1965, werd goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970. Er dient echter opgemerkt dat het grondgebied van de stad thans het voorwerp uitmaakt van een grote operatie van stedelijke vernieuwing en het ligt voor de hand dat wegens de kostprijs van de grond de nieuwbouw in de hoogte gebeurt en aldus in 't algemeen een groot volume bevat. Anderzijds, daar er zich moeilijkheden hebben voorgedaan ter gelegenheid van de toepassing van het r è g l e m e n t op de toestanden die ontstonden door de nieuwe bouwwijze (gebouwen bestemd voor gemengd gebruik: kantoor - magazijnen woningen) alsook ter gelegenheid van de juiste bepaling van de toepassingsgevallen, dient het objekt onderworpen aan de belasting nauwkeuriger bepaald te worden. Er wordt dus voorgesteld de huidige geldende te verdubbelen vanaf het 6 niveau.
aanslagvoeten
e
Voor de woningen zouden de aanslagvoeten op 50 % teruggebracht worden. Dezelfde vermindering zou toegestaan worden voor loodsen die tenminste langs twee kanten open zijn. Een vermindering van 75 % van de belastingvoeten zou toegestaan worden voor overdekte loodsen maar tenminste open langs de zijkanten en die opgericht zullen worden op de innchtingen van de haven en de voorhaven van Brussel. Voor de verandering van gevels en om overbodige supplementa.re vervolgonkosten te vermijden, gezien de geringe opbrengst van deze belasting ter gelegenheid van deze verande-
1095 —
(5 décembre
1966)
ringen, wordt er voorgesteld een forfaitaire belastingvoet vast te stellen op: 500 frank voor het herbouwen van gevels van gebouwen die uitgeven op de openbare weg gerangschikt in de I en 2 klas; E
e
450 frank voor de openbare wegen van de 3 en
4 klas;
400 frank voor de openbare wegen van de 5 en
6 klas;
350 frank voor de openbare wegen van de 7 en
8 klas;
e
e
e
e
e
e
300 frank voor de openbare wegen van de 9 en 10 klas; e
e
Het Collège heeft dus de eer, Mevrouwen en Mijne Heren, U voor te stellen de volgende reglementsbepalingen te stemmen : BELASTING
OP DE NIEUWBOUW (Hernieuwing
DE
en
E N DE HERBOUW.
wijzigingen).
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de artikelen 75, 76-5° en gemeentewet;
138,
§ 2, van de
Gelet op het rondschrijven van de Gouverneur van 4 januari 1949; Gelet op de dienstbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 3 november 1949; Gelet op de beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur van 24 maart 1966. voor een termijn eindigend op 31 december 1970, BESLUIT :
Artikel één. — Met ingang van 1 ianuari 1967 en voor een termijn eindigend op 31 december 1971, zal er een belasting geïnd worden op de nieuwbouw, herbouw, verander.ng en ver-
(5 december 1966)
— 1096 —
groting van gebouwen van allerlei aard, gelegen aan of achter de rooilijn van de openbare wegen. Deze belasting heeft als grondslag de geboowde, herbouwde of vergrote inhoud. De inhoud van het eigendom wordt berekend zonder onderseheid te maken tussen het deel dat onder het straatniveau gelegen is en het deel dat boven dit niveau ligt. De gedeeltelijke herbouw, geeft aanleiding tôt het betalen van een belasting die als grondslag heeft het verschil tussen de nieuwe inhoud en de inhoud van het oude niet afgebroken gedeelte. De belasting is ook van toepassing op de overdekte delen van gebouwen, zelfs als ze langs de zijkanten open zijn, zoals loodsen, afdaken, terrassen, enz. Art. 2. — De belastingvoet is vastgesteld volgens de belangrijkheid van de openbare wegen langs dewelke de gebouwen opgericht, heropgebouwd, gewijzigd of vergroot worden. Te dien einde, zijn de openbare wegen in 10 klassen verdeeld, volgens de rangschikking bij onderhavig règlement gevoegd. Ieder jaar stelt de Gemeenteraad de klas vast tôt dewelke elke openbare weg of gedeelte van openbare weg behoort. Art. 3, § 1. — De belastingvoet is vastgesteld op 20 frank per kubieke meter voor de gebouwen die uitgeven op de openbare wegen van de eerste klas; deze belastingvoet vermindert achtereenvolgens met 2 frank voor elke volgende klas. Voor het berekenen van de belastbare inhoud, worden de breuken van een m voor een eenheid gehouden. 3
§2. — Anderzijds worden voornoemde belastingvoeten verminderd met: 1° 50 % : a) voor de gebouwen of gedeelten van gebouwen die uitsluitend aïs woning bestemd zijn;
1097 —
(S décembre
1966)
b) voor de overdekte gebouwen die langs ten minste twee zijkanten open zijn ; 2° 75 % voor de overdekte gebouwen die langs ten minste twee zijkanten open zijn en die opgericht worden op de inrichtingen van de haven en de voorhaven van Brussel. §3. — De aanslagvoeten zullen verdubbeld worden vanaf het 6 niveau; het gelijkvloers wordt als l niveau beschouwd. e
s t e
Voor een gebouw opgericht langs een hellende straat of op een terrein dat op verschillende openbare wegen met verschillende niveaus uitgeeft, is het gelijkvloers dat als eerste niveau dient beschouwd te worden, dat, waarvan de onmiddellijke toegang tôt de openbare weg gelegen is langs het laagste cijfer. §4. — Het minimum van de belasting mag nochtans niet minder dan 300 frank bedragen. Art. 4. — Elke verandering die aangebracht wordt aan de gevel geeft aanleiding tôt het betalen van een belasting die als volgt wordt vastgesteld: 500 frank voor de gebouwen die uitgeven op de wegen van de P en 2 klas;
openbare
450 frank
openbare
t e
voor de gebouwen
wegen van de 3 400 frank
e
voor van voor van
r
die uitgeven op de
en 4 klas; e
voor de gebouwen
wegen van de 5 350 frank wegen 300 frank wegen
e
die uitgeven op de
e
de gebouwen die uitgeven op de de 7 en 8 klas; de gebouwen die uitgeven op de de 9 en 10 klas. e
e
openbare
en 6 klas; openbare
e
openbare
e
_ Wanneer de verschillende gedeelten van een gebouw niet dezelfde bestemming hebben, wordt de belasting als volgt vastgesteld : a) bepaling van de totale inhoud van het gebouw; A
r
t
5
b) bepaling van de inhoud van de gemeenschappelijke delen van het gebouw;
december 1966)
1098 —
C) bepaling van de inhoud van de delen van het gebouw die als woning bestemd
zijn;
û) bepaling van de inhoud van de delen van het gebouw die een andere bestemming hebben; e) vaststelling van de bijdragen die verschuldigd zijn voor de inhouden, bekomen onder c) en d) hierboven, door toepassing van de belastingvoeten zoals voorzien in artikel 3 ; f)
berekening van de bijdrage die betrekking heeft op de gemeenschappelijke delen, op de belastingvoet voorzien voor de bewoning; de bepalingen van artikel 3, § 3, zijn in dat geval niet van toepassing.
Art. 6. — Indien het gebouw aan verschillende eigenaars toebehoort worden de aanslagvoeten voorzien in artikel 3 toegepast voor de delen die uitsluitend aan elke mede-eigenaar toebehoren. Elke mede-eigenaar is belastingplichtig voor de gemeenschappelijke gedeelten volgens de quotiteiten voorzien door het reëel statuut van het algemeen règlement op het medebezit. Indien geen enkele quotiteit voorzien wordt, zal de belasting die betrekking heeft op de gemeenschappelijke gedeelten evenredig verdeeld worden volgens het kadastraal inkomen van elk gedeelte van het gebouw, overeenkomstig de beschikkingen van artikel bllbis van het Burgerlijk Wetboek. Art. 7. — De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na de verzending van het proces-verbaal van inhoudsmeting. Bij gebrek aan betaling binnen de hierboven vastgestelde termijn, brengen de verschuldigde sommen, ten bate der Gemeentekas, een verwijlinterest op, berekend volgens de regelen van artikel 305 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Art. 8. — De voorlopige gebouwen, van welke aard ook, zijn van de belasting ontslagen.
—
1099 —
(5 décembre
1966)
Worden als voorlopige gebouwen beschouwd, deze welke afgebroken werden binnen een termijn van ten hoogste één jaar, vanaf de datum van de bouwvergunning. Indien deze termijn voorbij is worden zij onmiddellijk aan de belasting onderworpen. Art. 9. — De gebouwen, opgericht, heropgebouwd, gewijzigd of vergroot op een terrein gedeeltelijk behorend tôt het grondgebied der Stad en dat ener andere gemeente, zullen slechts belast worden voor het gedeelte van het gebouw dat op het grondgebied van de Stad is gelegen. Art. 10. — Voor veranderd of vergroot bare wegen uitgeven, van de openbare weg
de gebouwen opgericht, heropgebouwd, op terreinen die op verschillende openis de toe te passen belastingvoet deze met de hoogste eenheidsbasis.
Art. 11. — De inhoudsmeting geschiedt zodra het gebouw onder dak is of zodra de ruwbouw van de herbouwingswerken voltooid is, door een landmeter-schatter van de Dienst van Financiën van de Stad. Art. 12. — In geval er een recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de opstalhouder, de erfpachter of de vruchtgebruiker, terwijl de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk is voor het betalen van de belasting. Art. 13. — De belasting betreffende een gebouw dat in onverdeeldheid aan verschillende eigenaars toebehoorf, wordt vastgesteld op naam van de onverdeeldheid terwijl de onverdeelde eigenaars hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het betalen van de belasting. Art 14. — Zijn van de belasting ontslagen: 1) het herbouwen van door oorlogsgeweld vernielde gebouwen die op het grondgebied van de Stad gelegen zijn ongeacht de plaats in de Stad waar ze terug opgebouwd worden, maar met uitzondermg van het vergroten van deze gebouwen ;
(S itctntbêf
W66 >
1100
—
2
bel oprichten van gebouwen onder de bescherming van het « Nationaal Instituut voor de Huisvesting », voor zover deze binnen de grerzen van het statutair voorwerp van de desbetreffende maatschappij blijven; 3) de woningen gebouwd onder de voorwaarden gesteld door het Centrale Bestuur met het oog op het verlenen der premies voor de aanbouw, op privaat initiatief, van goedkope woningen en van kleine landeigendommen (besluit van de Regent van 12 augustus 1948) ; A) het bouwen, herbouwen. veranderen en vergroten van gebouwen of van delen van gebouwen gebruikt voor de Openbare Diensten van de Staat, de Provincie, de Gemeenten en de ondergeschikte besturen ; 5) het bouwen, herbouwen. veranderen en vergroten van gebouwen of delen van gebouwen, welke een eigenaar die geen winstbejag beoogt, gedurende een période van ten minste 9 jaar zou gebruiken voor het beoefenen van een openbare eredienst, het onderwijzen, het inrichten van hospitalen, gasthuizen, klinieken, dispensaria of andere gelijkaardige liefdadige werken. Art. 15. — De belasting treft het eigendom en is verschuldigd door de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstaller of de vruchtgebruiker, zoals aangeduid in artikel 155 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Het vervreemden van het gebouw ontslaat de vorige bezitters niet van het betalen der belasting. Art. 16. — De invordering van onderhavige belasting zal geschieden volgens de regels vastgesteld door artikel 138, - alinéa, der gemeentewet en door de wet van 29 april 1819. . . . • ~ beraadslaging van 6 december 1965 betreffende de belasting op de nieuwbouw en de herbouw wordt ingetrokken. A
r t
1 7
D
e
r
is oL l ' 7 6 .i g e° rgemeester en Schepenen HoS ! n ° § i n g aan de goedkeuring der Hogere Overheid te onderwerpen. A
8
,
H e t
u
C
U
e
g
e
v
a
b e r a a d s l a
n
Bu
—
1101
(5
décembre
1966)
CLASS1FICATIE V A N DE O P E N B A R E W E G E N VASTGESTELD VOOR D E TOEPASSING V A N DE BELASTINGEN. (Hernieuwing). DE GEMEENTERAAD.
Op de voordracht van het Collège; Gelet op de beraadslaging van 6 december 1965, die voor het dienstjaar 1965 de classificaties van de openbare wegen voorziet, toepasselijk o p :
1 ) de belasting op de lichtgevende uithangborden, reclames en aanplakbiljetten ; 2) de jaarlijkse belasting op de weegschalen, op de smeerolie- of brandstofverdelers en op de lichtgevende païen geplaatst op de openbare weg, en op de smeerolie- of brandstofverdelers geplaatst op privaat terrein langs de openbare weg ; 3) de belasting op het plaatsen van stoelen, banken en tafels op de openbare weg; 4) de belasting op de tijdelijke ingebruikneming van de openbare weg ; 5) de belasting op de nieuwe aanbouw en de herbouw, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur op 30 december 1965, voor een termijn eindigend op 31 december 1966. BESLUIT:
Artikel één. — De classificaties van de openbare wegen vastgesteld voor het dienstjaar 1966 worden gehandhaafd voor het dienstjaar 1967. — Het Collège van Burgemeester en Schepenen is gelast' onderhavige beraadslaging aan de goedkeuring van de Hogere Overheid te onderwerpen. A r t
2
**
(5 december 1966)
VAN
1102
—
BELASTING OP DE A F L E V E R I N G ADMINISTRATIVE DOCUMENTEN. ( Wijzigingen)
Bij beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij besluit van de Gouverneur op 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970, heeft de Gemeenteraad een enig fiskaal règlement gestemd, betreffende de vaststelling van een belasting op de aflevering van getuigschriften en andere documenten uitgegeven door verschillende diensten van de Stad, te weten : Burgerlijke stand, Erediensten - Begrafenissen en Lijkenvervoer, Openbare Werken en Politie. Anderzijds, het koninklijk besluit van 18 februari 1964, genomen ter uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, verplicht de gemeenten : 1) aan al wie erom verzoekt en onder bepaalde voorwaarden de volgende documenten af te geven : a) afdrukken of uittreksels van gemeentelijke deningen ; b) afdrukken of uittreksels van geldende c)
bouwveror-
rooiplannen ;
afdrukken of uittreksels van streekplannen, gemeenschappelijke algemene plannen, algemene en bijzondere gemeentelijke plannen van aanleg en bijbehorende verordenende voorschriften (voor zover ze de koninklijke goedkeuring hebben verkregen en in het gemeentehuis voor eenieder ter inzage liggen) ;
2) aan ieder derde - belanghebbende zonder verplaatsing mededeling te geven van afgegeven bouw- of verkavelingsvergunningen ; 3) aan al wie erom verzoekt, een stedebouwattest af te geven. Anderzijds geeft de ministeriéle omzendbrief van 14 januari 1966, verschenen in het Belgisch Staatsblad op de volgende 1° februari 1966, richtlijnen betreffende de natuur en de belangnjkheid van de rechten die de gemeenten mogen
- 1103 -
( 5 décembre
1966)
innen bij afgifte van documenten en het geven van voornoemde înlichtingen. Bijgevolg het Collège, na goedkeuring van de voorstellen gedaan door de administratieve Directie van Openbare Werken, in overeenkomst met haar technische Dienst, stelt U voor, Mevrouwen en Mijne Heren, de volgende réglementaire beschikkingen te stemmen die het voornoemd enig fiskaal règlement in zijn artikel 2 (in fine) aanvullen : 4) voor de hiernavermelde documenten, prestaties van de Openbare Werken:
afleveringen
en
a) aflevering van afschriften of planuittreksels: 1.500 frank per m , de meting uitvoerend volgens een rechthoek of vierkant met een minimum oppervlakte van 0,25 m ; 2
2
b) mededeling ter plaatse van afgeleverde bouw- of verkavelingsvergunningen : aanbrengen van een vignet van 40 frank op de aanvraag; c)
aflevering van Stedebouwattesten : aanbrengen van een vignet van 50 frank op het getuigschrift ;
d) aflevering van verkavelingsvergunningen : aanbrengen van een vignet van 20 frank op de verkavelingsvergunning.
VAN
BELASTING OP DE AFLEVERING ADMINISTRATIEVE DOCUMENTEN. (Wijzigingen)
DE
GEMEENTERAAD,
Op de voordracht van het Collège ; Gelet op het artikel 76-5° van de gemeentewet; Gezien het afleveren van administratieve documenten zware lasten meebrengt voor de gemeente en dat het verantwoord is deze kosten door de belanghebbende te doen betalen:
(5 december Ï0M !
1104 —
Gelet op de ministerièle omzendbrief van 14 januari 1966, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 1 februari 1966, bij toepassing van het koninklijk besluit van 18 februari 1964, genomen ter uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de Stedebouw ; Herzien de beraadslaging van 6 december 1965, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 24 maart 1966, voor een termijn eindigend op 31 december 1970,
BESLUIT :
OUDE
TEKST
Art. 1 tôt 2,3°
— . . .
NIEUWE
TEKST
Art. 1 tôt 2, 3°. — Zonder wijzigingen. Art. 2, 4°. — Voor de hiernavermelde documenten, afleveringen en prestaties van de Openbare Werken : a) aflevering van afschriften of planuittreksels : 1.500 frank per m , de meting uitvoerend volgens een rechthoek of vierkant met een minimum oppervlakte van 0,25 m ; 2
2
b) mededeling ter plaatse van afgeleverde bouw- of verkavelingsvergunningen : aanbrengen van een vignet van 40 frank op de aanvraag ; c) aflevering van Stedebouwattesten : aanbrengen van een vignet van 50 frank op het getuigschrift ;
1105 —
(5 décembre
1966)
d) aflevering van verkavelingsvergunnigen : aanbrengen van een vignet van 20 frank op de verkavelingsvergunning. Art. 3 tôt 11. — Zonder I wijzigingen.
N A A M L I J S T P E R DIENST, V A N D E B E L A S T I N G E N G E I N D VOOR DE A F L E V E R I N G VAN ADMINISTRATIVE
OUDE
TEKST.
A . — Erediensten, nissen en B . — Burgerlijke C. —
N I E U W E TEKST.
begrafe-
Zonder wijzigingen.
stand.
Zonder wijzigingen.
Politie.
om
Zonder wijzigingen.
lijkenvervoer
D . — Openbare werken. Toelating tôt slopen fr. 20 Toelating om gebouwen te verbouwen zonder verhoging van de inhoud van de herbouw met uitzondering van verbouwing van gevels langs de openbare weg 20 Toelating heien
DOCUMENTEN.
païen
te
Toelating om een afdak te plaatsen . • • •
2
2
0
0
Zonder wijzigingen.
(S december
1966)
—
1106 —
Toelating om afsluitingen of omheiningen te plaatsen . . . .
20
Toelating om een trottoir te leggen of herleggen
20
Toelating om een gevel te cimenteren of schilderen
20
Toelating om een hangende ladder te plaatsen
20
Toelating voor voorlopige constructies . . .
20
Toelating om niet lichtgevende of niet verlichte uithangborden te plaatsen . . . .
20
Toelating tôt het plaatsen van automatische toestellen zonder uitsprong of rooilijn . .
20
Toelating tôt het storten van gebruikte waters in de gemeenteriolen .
20
Duplikaat van toelatingsakte
10
|
Zonder wijzigingen.
- Aflevering van afschriften of planuittreksels : 1.500 F de m de meting uitvoerend volgens een rechthoek of vierkant met een minimum oppervlakte van 0,25 m . 2
2
— Mededeling ter plaatse van afgeleverde bouw- of verkavelingsvergunningen : 40 frank.
"
—
(5
décembre
1966)
— Aflevering van stedebouwattesren: 50 frank. — Aflevering van verkavelingsvergunningen : 20 frank.
TAXES
COMMUNALES.
Exercice
1°
1967.
T A X E S D O N T L E R E N O U V E L L E M E N T EST PROPOSE A V E C D E S MODIFICATIONS:
a) Taxe sur la force motrice. L e r è g l e m e n t concernant la taxe sur la force motrice, voté en s é a n c e du Conseil communal du 18 avril 1966, approuvé par a r r ê t é du G o u v e r n e u r en date du 5 mai 1966, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1966, doit être renouvelé. P a r ailleurs, par sa circulaire du 29 août 1966 concernant les budgets communaux pour 1967, M . le Ministre de l'Intér i e u r fait remarquer que: « P o u r ce qui est des taxes industrielles indiciaires, les maxima admissibles sont ceux repris dans les circulaires du 22 octobre 1965 et du 20 d é c e m b r e 1965. Comme en 1966, les taux de 2 0 0 , 240 et 300 francs ne peuvent être appliqués que si le communes ont établi toutes autres impositions susceptibles de rendement ». Tenant compte du fait que notre administration perçoit plus de 625 centimes additionnels au précompte immobilier et que les finances de la Ville sont o b é r é e s , il convient de porter le taux de fa taxe sur la force motrice de 200 francs à 250 francs. D'autre part, dans le but d ' é v i t e r des frais de recouvrement é l e v é s pour des petites cotisations et afin de favoriser les petits
(S december 1966)
—
1108
—
utilisateurs de force motrice, il est p r o p o s é d ' e x o n é r e r les cotisations inférieures à 150 francs.
l'axe sur le personnel occupé. Le r è g l e m e n t concernant la taxe sur le personnel o c c u p é , voté en séance du Conseil communal du 18 a v r i l 1966, approuvé par a r r ê t é du G o u v e r n e u r en date du 5 m a i 1966, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1 9 6 6 , doit ê t r e renouvelé. Par ailleurs, par sa circulaire du 29 a o û t 1966 concernant les budgets communaux pour 1967. M . le M i n i s t r e de l ' I n t é rieur fait remarquer que: H Pour ce qui est des taxes industrielles i n d i c i a i r e s , les maxima admissibles sont ceux repris dans les c i r c u l a i r e s du 22 oetobre 1965 et du 20 d é c e m b r e 1965. C o m m e e n 1966, les taux de 200, 240 et 300 francs ne peuvent ê t r e a p p l i q u é s que si les communes ont établi toutes autres impositions susceptibles de rendement ». Tenant compte du fait que notre administration p e r ç o i t plus de 625 centimes additionnels au p r é c o m p t e i m m o b i l i e r et que les finances de la V i l l e sont o b é r é e s , i l convient de porter le taux de la taxe sur le personnel o c c u p é de 2 0 0 francs à 250 francs. D'autre part, le libellé du 4° de l'article 5 p a r a î t peu c l a i r . E n vue d ' é v i t e r toute remarque à ce sujet, i l est p r o p o s é de modifier le texte comme suit: TEXTE
ANCIEN.
TEXTE
-4rf. 5. — Ne doivent pas être comptés dans le nombre des employés ou ouvriers-.
NOUVEAU.
Art. 5. — N e doivent pas ê t r e c o m p t é s dans le n o m b r e des e m p l o y é s ou o u v r i e r s :
4° le chauffeurs d'automobiles affectés principalement oi' aecessotrement port de personnes.
au
4° les chauffeurs d'automobiles affectés principalement trans- ^ ou accessoirement au trans| p o r t
d
e
p
e
r
s
o
n
n
e
s
— 11109 — Toutefois, cette exception 3tion ne s'applique pas aux chaufiauffeurs d'automobiles qui sont sont affectés à un service public iblic temporaire ou permanent nent d'autobus ou d'autocars, régi régi par l'arrêté-loi du 30 décem:embre 1946.
(s décembre
1966)
Restent cependant soumis à la taxe, les chauffeurs de taxis ou de fiacres-automobiles, d'autocars et généralement tous les chauffeurs d'automobiles affectés à un service public temporaire ou permanent d'autobus ou d'autocars, régi par l'arrêté-loi du 30 décembre 1946.
c) Taxe sur le colportage. L e r è g l e m e n t concernant la taxe sur le colportage, voté en s é a n c e du 11 d é c e m b r e 1961, approuvé par arrêté du Gouverneur en date du 22 mars 1962, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1966, doit être renouvelé. L ' a r t i c l e 16 de la loi du 15 avril 1965, relative à l'expertise et au commerce des poissons, de la volaille, des lapins et du gibier, modifiant la loi du 5 septembre 1952 relative à l'expertise et au commerce des viandes, a supprimé l'article 2 de la loi du 15 mai 1870, lequel faisait interdiction de faire obstacle, de quelque façon que ce soit, au commerce du poisson et du sel. Cette interdiction étant levée par la loi précitée du 15 avril 1965, le commerce ambulant du poisson et du sel est soumis, de ce fait, sur le plan de la fiscalité communale, aux mêmes r è g l e s que celui des autres produits. E n conséquence, il est proposé de modifier comme suit le paragraphe premier de l'article premier du règlement en supprimant les mots <( poisson et sel » de la nomenclature des produits bénéficiant de l'exemption de la taxe sur le colportage: TEXTE
ANCIEN.
Article premier. — sur la voie publique r é e s et marchandises ques, à l'exception du
L a vente de denquelconpoisson,
TEXTE
NOUVEAU.
Article premier. — La vente sur la voie publique de denrées et marchandises quelconques, à l'exception des pom-
(5 december 1966)
du s e l . des pommes de terre cuites, du lait, du pain, ainsi que les journaux et p é r i o d i ques, est soumise aux taxes ci-après.
mes de t e r r e c u i t e s , du lait, du pain, ainsi que les journaux et p é r i o d i q u e s , est s o u m i s e aux taxes c i - a p r è s .
d) Taxe relative à la récupération des frais de construction et d'entretien de trottoirs. Le C o n s e i l c o m m u n a l , e n s é a n c e d u 6 d é c e m b r e 1 9 6 5 , a vote le renouvellement de la taxe r e l a t i v e à l a r é c u p é r a t i o n des frais de construction et d'entretien de t r o t t o i r s , p o u r u n e p é r i o d e allant du l janvier 1966 au 31 d é c e m b r e 1 9 7 0 . w
Cette d é l i b é r a t i o n n ' a é t é a p p r o u v é e par a r r ê t é r o y a l du 11 juillet 1966 que pour u n terme e x p i r a n t le 31 d é c e m bre 1966. E n effet, par sa lettre du 13 m a i 1 9 6 6 , M . le G o u v e r n e u r du Brabant nous écrit ce qui suit au sujet des r e m a r q u e s faites par M . le M i n i s t r e de l ' I n t é r i e u r - . H II s'agit e n l ' e s p è c e du r e n o u v e l l e m e n t d u r è g l e m e n t a n t é rieur du 17 octobre 1 9 6 0 , m o d i f i é le 3 f é v r i e r 1 9 6 4 , a p p r o u v é pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1 9 6 5 , et é t a b l i s s a n t l a taxe en question sous forme d ' i m p ô t i n d i r e c t . >> P a r c i r c u l a i r e de mon d é p a r t e m e n t du 13 s e p t e m b r e 1 9 6 1 , n° 5-6-7-8-9 T . D . G . , les communes ont é t é i n v i t é e s à é t a b l i r les taxes de remboursement sous forme d'imposition directe, tout au moins lorsque le fait g é n é r a t e u r de l ' i m p ô t n ' e s t pas un acte ou une o p é r a t i o n du contribuable l u i - m ê m e , o u c o n c e r nant c e l u i - c i , mais bien un acte ou une o p é r a t i o n de l a p u i s sance publique q u i établit l a taxe » . E n vue de se conformer aux directives susdites, i l c o n v i e n t de modifier et d'adapter le r è g l e m e n t au c a r a c t è r e j u r i d i q u e exigé.
2»
TAXES DONT L E RENOUVELLEMENT SANS MODIFICATIONS:
E S T PROPOSE
a) Centimes additionnels au précompte immobilier;
—
1111 —
(5 décembre
1966)
b) Taxe communale additionnelle à l'impôt des personnes physiques; 7
c) Taxe sur les salles de ventes; d) Taxe relative au placement sur la voie publique de marchai dises et autres objets; e) Taxe sur le placement sur la voie publique d'appareils automatiques; f)
Taxe sur les salles de jeux;
g) Taxe sur les voitures ou appareils-réclames portatifs circulant sur la voie publique; h) Taxe communale sur les jeux et paris.
3°
T A X E S D O N T L E REGLEMENT, APPROUVE POUR UN T E R M E D E P A S S A N T L E 31 DECEMBRE 1966, DOIT SUBIR D E S MODIFICATIONS:
a) Taxe communale sur les serveuses, servantes-serveuses, chanteuses et danseuses de débits de boissons, de tabacs, etc. L e r è g l e m e n t concernant la taxe communale sur les serveuses, servantes-serveuses, chanteuses et danseuses de débits de boissons, de tabacs, etc., voté par le Conseil communal le 6 d é c e m b r e 1965, a é t é a p p r o u v é par arrêté du Gouverneur en date du 24 mars 1966, pour un terme expirant le 31 décembre 1 9 7 0 . A c t u e l l e m e n t , i l est donc perçu une taxe de 6.000 francs par femme dite serveuse, servante-serveuse, chanteuse ou danseuse. O r , i l y a lieu de remarquer que dans les communes limitrophes, à s a v o i r : Saint-Josse-ten-Noode et Schaerbeek qui jouxtent le centre de la V i l l e , le taux pratiqué est de 10.000 F par femme poussant à la consommation autrement que par le seul e x e r c i c e de l'art du chant ou de la danse. D a n s le but d'obtenir une certaine unification des taux appliq u é s en ce qui concerne cette taxe qui a un caractère nettement prohibitif, il est proposé d'augmenter le taux actuellement en v i g u e u r et de le porter à 10.000 francs.
(5 december
—
1966)
1112 —
L'article premier du règlem
ît serait donc modifié
comme
suit: TEXTE
TEXTE
ANCIEN.
Article premier. — A partir
Je l'exercice 1966 et, pour un terme expirant le 31 d é c e m bre 197d, il sera perçu à charge des exploitants de d é bits de boissons, une taxe annuelle de 6.000 francs par femme dite serveuse, servante-serveuse, chanteuse ou danseuse.
Article
NOUVEAU.
premier.
— A partir
de l ' e x e r c i c e 1967 et pour un terme expirant le 31 d é c e m bre 1 9 7 0 , i l sera p e r ç u à charge des exploitants de d é bits de boissons, une taxe annuelle de 1 0 . 0 0 0 francs par femme dite serveuse, servante-serveuse, chanteuse ou danseuse.
b) Taxe sur les constructions et les reconstructions.
Le règlement-taxe sur les constructions et les reconstructions, voté par le Conseil communal le 6 d é c e m b r e 1 9 6 5 , a é t é approuvé par arrêté du Gouverneur en date du 24 mars 1966, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1 9 7 0 . Toutefois, il y a lieu de remarquer que le territoire de la Ville fait actuellement l'objet d'une vaste o p é r a t i o n de r é n o vation urbaine et que le coût du terrain impose l a construction en hauteur et donc, en général, d'un grand v o l u m e . D'autre part, du fait des difficultés r e n c o n t r é e s à l'occasion de l'application du règlement aux situations c r é é e s par le nouveau mode de construction (immeubles à usage mixte bureaux - magasins - habitations) ainsi q u ' à l ' o c c a s i o n de la détermination exacte des cas d'application, i l y aurait lieu de spécifier plus exactement la matière soumise à l ' i m p ô t . Il est donc proposé de doubler vigueur à partir du 6
e
les taux actuellement en
niveau.
Pour les habitations, les taux seraient r é d u i t s de 5 0 % . Cette même réduction serait accordée aux hangars q u i sont ouverts sur deux côtés au moins.
—
L n e réduction hangars couverts m o i n s et q u i sont et de l ' a v a n t - p o r t
1113
—
(5 décembre
1966)
de 75 % des taux serait a c c o r d é e pour les m a i s ouverts l a t é r a l e m e n t sur deux c ô t é s au é r i g é s sur les installations maritimes du port de B r u x e l l e s .
^ E n c e q u i c o n c e r n e les transformations de façade et en vue d ' é v i t e r tous frais s u p p l é m e n t a i r e s inutiles, vu le peu de r e n d e m e n t de la taxe à l ' o c c a s i o n de ces transformations, il est p r o p o s é u n taux forfaitaire d e : 5 0 0 f r a n c s p o u r les transformations e f f e c t u é e s aux façades des i m m e u b l e s donnant issue dans les voies publiques r a n g é e s e n l et 2 classes; r
e
m e
4 5 0 . francs
p o u r les v o i e s publiques des 3"
4 0 0 francs
p o u r les v o i e s publiques des 5""' et
6" " classes
350
francs
pour les voies publiques des 7"' et
8
300
francs
p o u r les voies publiques des 9
4°
5°
et
e
CLASSIFICATION VUE
le
m e
et
4
n i r
classes
1
m e
classes
10 ' classes. m<
D E S VOIES PUBLIQUES A R R E T E E E N
D E L'APPLICATION DES T A X E S .
T A X E SUR L A D E L I V R A N C E D E D O C U M E N T S ADMINIST R A T I F S (MODIFICATIONS).
P a r d é l i b é r a t i o n du 6 d é c e m b r e . 1965, a p p r o u v é e par a r r ê t é d u G o u v e r n e u r e n date du 24 mars 1966. pour un terme e x p i r a n t le 31 d é c e m b r e 1 9 7 0 . le C o n s e i l communal a voté un r è g l e m e n t fiscal u n i q u e relatif à l ' é t a b l i s s e m e n t d'une taxe sur la d é l i v r a n c e de certificats et autres documents é m i s par les d i v e r s s e r v i c e s de la V i l l e , à s a v o i r : Etat c i v i l . Cultes-Inhumat i o n s et T r a n s p o r t s f u n è b r e s , T r a v a u x publics et Police. P a r a i l l e u r s , l ' a r r ê t é roval du 18 f é v r i e r
1964. portant e x é -
c u t i o n de l ' a r t i c l e 6 3 de la loi du 29 mars 1962. organique du t e r r i t o i r e et de l ' u r b a n i s m e , impose aux communes l'obligation de: 1 ) d é l i v r e r à q u i c o n q u e en fait la demande et moyennant certaines c o n d i t i o n s : a)
des copies ou extraits de r è g l e m e n t s communaux sur les bâtisses ;
i 5 december
1966)
—
1114
—
b> des copies ou extraits de plans d ' a l i g n e m e n t e n v i g u e u r ; c) des copies ou extraits de plans r é g i o n a u x , plans g é n é r a u x communs, plans communaux g é n é r a u x et p a r t i c u l i e r s d ' a m é n a g e m e n t et de prescriptions r é g l e m e n t a i r e s qui les accompagnent (pour autant q u ' i l s aient r e ç u l ' a p p r o bation royale ) ; 2) communiquer sans d é p l a c e m e n t , à tout tiers i n t é r e s s é ,
les
permis de bâtir ou de lotir d é l i v r é s ; 3) délivrer à quiconque en fait la demande un certificat d ' u r b a nisme. D'autre part, la circulaire m i n i s t é r i e l l e du 14 j a n v i e r 1 9 6 6 , parue au Moniteur belge du 1 février suivant, donne des directives en ce qui concerne la nature et l ' i m p o r t a n c e des droits que les communes pourront percevoir à l ' o c c a s i o n de la d é l i vrance des documents et de la fourniture des r e n s e i g n e m e n t s dont question ci-dessus. er
E n c o n s é q u e n c e , le C o l l è g e , ayant a p p r o u v é les propositions faites, en l'occurrence par la Direction administrative des T r a vaux publics, en accord avec son S e r v i c e technique, v o u s propose, Mesdames et Messieurs, de voter les dispositions r é g l e mentaires suivantes, complétant le r è g l e m e n t fiscal u n i q u e dont question ci-dessus en son article 2 {in fine) -. 4) pour les documents, fournitures et prestations des T r a v a u x publics ci-après : a) délivrance de copies ou d'extraits de plans: 1.500 francs le m , le mesurage s'effectuant suivant un rectangle ou un carré d'un minimum de 0,25 m de s u r f a c e ; 2
2
b) communication sans d é p l a c e m e n t de permis de b â t i r ou de lotir d é l i v r é s ; application d'un timbre-vignette de 40 francs sur la demande; c)
délivrance de certificats d'urbanisme: application d ' u n timbre-vignette de 50 francs sur le certificat ;
d) délivrance de permis de lotir: application d ' u n vignette de 20 francs sur le permis de lotir.
* **
timbre-
— 1115 — TAXE
SUR L A FORCE
(Renouvellement
et
(5
décembre
1966)
MOTRICE.
modification).
L e r è g l e m e n t concernant la taxe sur la force motrice, voté en s é a n c e du C o n s e i l communal du 18 avril 1966, approuvé par a r r ê t é du G o u v e r n e u r en date du 5 mai 1966, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1966, doit ê t r e r e n o u v e l é . P a r ailleurs, par sa circulaire du 29 août 1966 concernant les budgets communaux pour 1967, M . le Ministre de l'Intér i e u r fait remarquer que: « P o u r ce qui est des taxes industrielles indiciaires, les m a x i m a admissibles sont ceux repris dans les circulaires du 2 2 octobre 1965 et du 20 d é c e m b r e 1965. Comme en 1966, les taux de 2 0 0 , 2 4 0 et 3 0 0 francs ne peuvent être appliqués que si les communes ont établi toutes autres impositions susceptibles de rendement ». Tenant compte du fait que notre administration perçoit plus de 6 2 5 centimes additionnels au précompte immobilier et que les finances de la V i l l e sont o b é r é e s , il convient de porter le taux de la taxe sur la force motrice de 200 francs à 250 francs. D ' a u t r e part, dans le but d ' é v i t e r des frais de recouvrement é l e v é s pour des petites cotisations et afin de favoriser les petits utilisateurs de force motrice, i l est proposé d'exonérer les cotisations i n f é r i e u r e s à 150 francs. L e C o l l è g e a donc l'honneur de vous prier, Mesdames et M e s s i e u r s , de voter les dispositions réglementaires suivantes:
TAXE
SUR LA FORCE
(Renouvellement
LE
CONSEIL
et
MOTRICE.
modification).
COMMUNAL,
Sur la proposition du C o l l è g e ; Attendu que la perception d'une taxe sur les moteurs se justifie, qu'elle n ' e n t r a î n e pas la rupture de l'égalité rationnelle
i ; u ( ember (
—
1966)
1116 —
devant l'impôt et q u e l l e ne tend pas à frapper une branche d'industrie d é t e r m i n é e ;
Vu les articles 7 5 . 76-5" et 1 3 8 . § 1"\ de la loi communale; V u les circulaires du M i n i s t r e de l ' I n t é r i e u r en date des l ; août 1957 13 novembre 1 9 5 7 , 11 d é c e m b r e 1957, 28 avril 1959.
28 novembre
1 9 6 1 , 1"' octobre
22 octobre 1965 et 29 août
1962,
2 0 mars
1963,
1966;
V u la délibération du 18 avril 1 9 6 6 , a p p r o u v é e par a r r ê t é du Gouverneur en date du 5 mai 1 9 6 6 , pour un terme expirant te 31 d é c e m b r e
1966,
ARRÊTE:
Article premier. — Il sera perçu, pour une p é r i o d e de cinq ans à partir du l janvier 1 9 6 7 , à charge des personnes physiques ou juridiques, des sociétés sous personnification civile et des associations de fait ou c o m m u n a u t é s , une taxe sur les moteurs, quel que soit le fluide ou la source d ' é n e r g i e qui les actionne, utilisés dans des exploitations industrielles, commerciales ou agricoles. ,
r
Cette taxe est fixée à 250 francs par kilowatt. La taxe est due pour les moteurs utilisés par le contribuable pour l'exploitation de son établissement ou de ses annexes. Sont à considérer comme annexe à un établissement, toute installation ou entreprise, tout chantier quelconque établi sur le territoire de la commune pendant une période ininterrompue d'au moins trois mois. Par contre, la taxe n'est pas due à la commune, s i è g e de l'établissement, pour les moteurs utilisés par l'annexe définie ci-avant et dans la proportion où ces moteurs sont susceptibles d'être taxés par la commune où se trouve l'annexe. Si, soit un établissement, soit une annexe définie ci-dessus utilise de manière régulière et permanente un moteur mobile pour le relier à une ou plusieurs de ses annexes, ou à une voie de communication, ce moteur donne lieu à la taxe dans l a
—
1117
—
(5 décembre
1966)
commune où se trouve soit l'établissement, soit l'annexe principâic. Art. 2. — L a taxe est établie suivant les bases ci-après: a) si l'installation ne comporte qu'un seul moteur, la taxe est établie d ' a p r è s la puissance indiquée dans l'arrêté accordant l'autorisation d'établir le moteur, ou donnant acte de cet é t a b l i s s e m e n t ; b) si l'installation comporte plusieurs moteurs, la puissance taxable s'établit en additionnant les puissances indiquées dans les a r r ê t é s accordant les autorisations d'établir les moteurs ou donnant acte de ces établissements, et en affectant cette somme d'un facteur de simultanéité variable suivant le nombre de moteurs. C e facteur, qui est égal à l'unité pour un moteur, est réduit de 1/100 de l'unité par moteur supplémentaire j u s q u ' à trente moteurs, puis reste constant et égal à 0,70 pour 31 moteurs et plus. e
L a puissance des appareils hydrauliques est déterminée de commun accord par l'intéressé et le Collège des Bourgmestre et Echevins. E n cas de désaccord, l'intéressé a la faculté de provoquer une expertise contradictoire; c)
les dispositions reprises aux litteras a et b du présent article sont applicables par la commune suivant le nombre des moteurs taxés par elle en vertu de l'article premier. Art. 3. — Est exonéré de l'impôt:
1) le moteur inactif pendant l'année entière. L'inactivité partielle, d'une durée continue égale ou supérieure à un mois, donne lieu à un dégrèvement proportionnel au nombre de mois pendant lesquels les appareils auront chômé. E n cas d'exonération pour inactivité partielle, la puissance du moteur exonéré est affectée du facteur de simultanéité appliqué à l'installation de l'intéressé. L'obtention du dégrèvement est subordonnée à la remise par l'intéressé d'avis recommandés à la poste ou remis contre récépissés, faisant connaître à l'Administration, 1 un,
i « i JCiCrnber
1966)
1118 —
la date à laquelle le moteur commencera à chômer, l'autre, celle de sa remise en marche. Le chômage ne prendra cours, pour le calcul du dégrèvement, qu'après la réception du premier avis; 2) les moteurs actionnant des véhicules assujettis à la taxe de circulation ou spécialement exemptés de celle-ci; 3) le moteur d'un appareil portatif; 4) le moteur entraînant une génératrice d'énergie électrique pour la partie de sa puissance correspondant à celle qui est nécessaire à l'entraînement de la génératrice; 5) le moteur à air comprimé; 6) la force motrice utilisée pour le service des appareils d'épuisement des eaux, quelle que soit l'origine de cellesci, de ventilation, d'éclairage; 7) le moteur de réserve, c'est-à-dire celui dont le service n'est pas indispensable à la marche normale de l'usine et qui ne fonctionne que dans des circonstances exceptionnelles, pour autant que sa mise en service n'ait pour effet d'augmenter la production des établissements en cause; 8) le moteur de rechange, c'est-à-dire celui qui est exclusivement affecté au même travail qu'un autre qu'il est destiné à remplacer temporairement. Les moteurs de réserve et de rechange peuvent être appelés à fonctionner en même temps que ceux utilisés normalement pendant le laps de temps nécessaire pour assurer la continuité de la production. Art. 4. — Si un moteur nouvellement installé ne fournit pas immédiatement son rendement normal, parce que les installations qu'il doit activer ne sont pas complètes, la puissance non utilisée exprimée en kilowatts sera considérée comme étant de réserve, pour autant qu'elle dépasse 20 % de la puissance mentionnée dans l'arrêté d'autorisation. Cette puissance sera affectée du coefficient de simultanéité appliqué à 1 installation de l'intéressé. Dans ce cas, la puissance en kilowatts déclarée ne sera valable que pour trois mois et la déclaration devra être renouvelée tous les trimestres aussi longtemps que cette situation d'exception persistera
— 1119 —
(5 décembre
1966)
Pour l'application de l'alinéa précédent, on entend par moteurs nouvellement installés, ceux, à l'exclusion de tous les autres, dont la mise en activité date de l'année précédente ou de l'année pénultième. Dans les cas spéciaux, ces délais pourront être élargis. Art. 5. — Les moteurs exonérés de la taxe par suite de l'inactivité pendant l'année entière, ainsi que ceux exonérés en application de la disposition faisant l'objet des 2 ) , 3 ) , 4 ) , 5 ) , 6 ) , 7) et 8 ) de l'article 3, n'entrent pas en ligne de compte pour fixer le facteur de simultanéité de l'installation de l'intéressé. Art. 6. — Lorsque, pour une cause d'accident, les machines de fabrication ne seraient plus à même d'absorber plus de 80 % de l'énergie fournie par un moteur soumis à la taxe, l'industriel ne sera imposé que sur la puissance utilisée du moteur, exprimée en kilowatts, à condition que l'activité partielle ait au moins une durée de trois mois et que l'énergie disponible ne soit pas utilisée à d'autres fins. L'obtention du dégrèvement est subordonnée à la remise par l'intéressé d'avis recommandés à la poste, ou remis contre récépissés, faisant connaître à l'Administration communale, l'un, la date de l'accident, l'autre, la date de remise en marche. L'inactivité ne prendra cours pour le calcul du dégrèvement qu'après réception du premier avis. L'intéressé devra, en outre, produire sur demande de l'Administration communale, tous les documents permettant à celle-ci de contrôler la sincérité de ses déclarations. Sous peine de déchéance du droit à la modération de l'impôt, la mise hors d'usage d'un moteur, pour cause d'accident, doit être notifiée dans les huit jours à l'Administration communale. An. 6bis. Lorsque les installations d'une entreprise industrielle sont pourvues d'appareils de mesure du maximum quart-horaire dont les relevés sont effectués mensuellement par le fournisseur de l'énergie électrique en vue de la factu-
(5 december 1966)
—
1120 —
i de celle-ci, et lorsque cette entreprise aura é t é taxée sur base des dispositions des articles 1 à 6 pendant une période de deux ans au moins, le montant des cotisations afférentes aux exercices suivants sera, sur demande de l ' e x ploitant, déterminé sur base d'une puissance taxable établie en fonction de la variation, d'une a n n é e à l'autre, de la moyenne arithmétique des douze maxima quart-horaires mensuels. r a t
o n
er
A cet effet, l'administration calculera le rapport entre la puissance taxée pour la dernière année d'imposition sur base des dispositions des articles 1 à 6, et la moyenne a r i t h m é t i q u e des douze maxima quart-horaires mensuels r e l e v é s durant la même a n n é e ; ce rapport est d é n o m m é « facteur de proportionnalité ». er
Ensuite, la puissance taxable sera calculée chaque a n n é e en multipliant la moyenne arithmétique des douze maxima quart-horaires de l'année par le facteur de p r o p o r t i o n n a l i t é . La valeur du facteur de proportionnalité ne sera pas modifiée aussi longtemps que la moyenne arithmétique des maxima quart-horaires d'une année ne diffère pas de plus de 20 % de celle de l'année de référence, c'est-à-dire de l ' a n n é e qui a été prise en considération pour le calcul du facteur de proportionnalité. Lorsque la différence dépassera 20 % , l ' a d m i nistration fera le recensement des éléments imposables, de façon à calculer un nouveau facteur de proportionnalité. Pour bénéficier des dispositions du présent article, l'exploitant doit introduire, avant le 31 janvier de l ' a n n é e d'imposition, une demande écrite auprès de l'administration communale et communiquer à celle-ci les valeurs mensuelles du maximum quart-horaire qui ont été relevées dans ses installations au cours de l'année précédant celle à partir de laquelle il demande l'application de ces dispositions; i l doit en outre s'engager à joindre à sa déclaration annuelle le r e l e v é des valeurs maxima quart-horaires mensuelles de l ' a n n é e d'imposition et à permettre à l'administration de c o n t r ô l e r en tout temps les mesures du maximum quart-horaire e f f e c t u é e s dans ses installations et figurant sur les factures d ' é n e r g i e électrique.
1121 —
(5 décembre
1966)
L'exploitant qui opte pour ces modalités de déclaration de contrôle et de taxation est lié par son choix pour une période de cinq ans. Sauf opposition de l'exploitant ou de l'administration à l'expiration de la période d'option, celle-ci est prorogée par tacite reconduction pour une nouvelle période de cinq ans. Art. 7. — Pour l'établissement des cotisations, toute fraction égale ou dépassant 50 centimes est majorée au franc supérieur ; les fractions inférieures à 50 centimes sont négligées. Les cotisations enrôlées.
inférieures
à
150
francs
ne
seront
pas
Art. 8. — Sont seuls exonérés de la taxe, les administrations publiques et les établissements publics. Art. 9. — L e nombre et la puissance des moteurs installés devront être déclarés par les propriétaires, directeurs ou administrateurs des établissements taxés, et ce, dans le courant du mois de janvier de l'année qui suit celle de l'imposition. S ' i l y a absence de déclaration à la date fixée ci-dessus, le Collège des Bourgmestre et Echevins établira d'office les cotisations. E n cas de doute sur la sincérité de la déclaration des redevables, l'Administration communale procédera à une enquête et, en cas d'absolue nécessité, pratiquera des investigations fiscales dans les établissements repris à la déclaration. L e refus de déclaration ou la fraude constatée entraînera, pour le contribuable, l'application d'une amende égale au double du droit fraudé. S ' i l existe des circonstances atténuantes, l'amende pourra être réduite au taux de la taxe. L e paiement de l'amende ne dispense pas du paiement de la taxe. Les amendes seront recouvrées par le Receveur communal. _ L'exploitant est tenu de notifier dans les deux mois à l'Administration communale les modifications ou déplaA
r
t
]
0
(5 december
1966)
—
1122—
céments éventuels apportés à son installation dans le cours de l'année, sauf le cas où il a opté valablement pour le régime prévu à l'article Qbis. Le cas échéant, il signalera, dans le m ê m e délai, la cession de son exploitation. _ Les porteurs de contraintes et les agents assermentés de la Ville ont qualité pour constater les contraventions au présent règlement. A r t
n
i2. — Le rôle de ces impositions sera d r e s s é par le Collège des Bourgmestre et Echevins d ' a p r è s les éléments imposables existant au 31 décembre de l ' a n n é e de l'imposition et compte tenu des notifications faites par les contribuables en vertu des dispositions de l'article 10 du p r é s e n t r è g l e m e n t . A r t
Le rôle sera rendu exécutoire par la Députation permanente du Conseil provincial, conformément à l'article 137 de la loi communale. Art. 13. — La taxe est payable dans les deux mois l'envoi de l'avertissement-extrait du rôle
de
A défaut de paiement dans le délai ci-dessus, les sommes dues sont productives, au profit de la Caisse communale, de l'intérêt de retard calculé au même taux qu'en m a t i è r e d'impôts directs de l'Etat. Art. 14. — Les contribuables qui se croiraient indûment imposés devront adresser leur réclamation à la Députation permanente dans les trois mois à dater de l'envoi de l'avertissement-extrait du rôle. Toutefois, les réclamations relatives au redressement d'erreurs matérielles d'écriture, de calcul, de taxation, etc., étant le fait des agents de l'Administration, pourront ê t r e introduites aussi longtemps que la Députation permanente n'aura pas apuré le compte communal de l'exercice auquel la taxe se rapporte. Les réclamations ne doivent pas être écrites sur timbre et le reclamant ne doit pas justifier du paiement de la taxe.
—
1123 —
(5 décembre
1966)
Art 15. — L a taxe sera r e c o u v r é e par le Receveur comm u n a l , c o n f o r m é m e n t aux r è g l e s établies par les articles 137 et 138, § 1 , de la loi communale. er
L ' i n t r o d u c t i o n d'une réclamation ne suspend pas l'exigibilité de la taxe figurant au rôle rendu exécutoire et des intérêts de retard. Art. 16. — L e C o l l è g e des Bourgmestre et Echevins est c h a r g é de soumettre la p r é s e n t e délibération à l'approbation de l ' A u t o r i t é s u p é r i e u r e .
* * * T A X E SUR L E P E R S O N N E L O C C U P E ( E M P L O Y E S ET OUVRIERS). ( Renouvellement
et modifications ).
L e r è g l e m e n t concernant la taxe sur le personnel occupé, voté en s é a n c e du Conseil communal du 18 avril 1966, a p p r o u v é par a r r ê t é du Gouverneur en date du 5 mai 1966, pour un terme expirant le 31 d é c e m b r e 1966, doit être renouvelé. Par ailleurs, par sa circulaire du 29 août 1966 concernant les budgets communaux pour 1967, M . le Ministre de l'Intérieur fait remarquer que.« Pour ce qui est des taxes industrielles indiciaires, les maxima admissibles sont ceux repris dans les circulaires du 22 octobre 1965 et du 20 d é c e m b r e 1965. Comme en 1966, les taux de 200, 240 et 300 francs ne peuvent être appliqués que si les communes ont établi toutes autres impositions'susceptibles de rendement ». Tenant compte du fait que notre administration perçoit plus de 625 centimes additionnels au précompte immobilier et que les finances de la Ville sont o b é r é e s , il convient de porter le taux de la taxe sur le personnel occupé de 200 francs a 2 5 0 francs.
(5 december
1124 —
1966)
D'autre pair, le libellé du 4" de l'article 5 p a r a î t peu clair. En vue d'éviter toute remarque à ce sujet, il est p r o p o s é de modifier le texte comme suit: TEXTE
TEXTE
ANCIEN.
NOUVEAU.
Art. 5. — Ne doivent pas être comptés dans le nombre des emplovés ou ouvriers:
Art. 5. - - Ne doivent pas ê t r e c o m p t é s dans le nombre des e m p l o y é s ou o u v r i e r s :
4) les chauffeurs d'automobiles affectés principalement ou accessoirement au transport de personnes.
4) les chauffeurs d'automobiles affectés principalement ou accessoirement au transport de personnes.
Toutefois, cette exception ne s'applique pas aux chauffeurs d'automobiles qui sont affectés à un service public temporaire ou permanent d'autobus eu d'autocars, régi par l'arrêté-loi du 30 décembre 1946.
Restent cependant soumis à la taxe, les chauffeurs de taxis ou de fiacres-automobiles, d'autocars et généralement tous les chauffeurs d'automobiles affectés à un service public temporaire ou permanent d'autobus ou d'autocars, régi par l ' a r r ê t é - l o i du 30 d é cembre 1946.
Le Collège a donc l'honneur de vous proposer, Mesdames et Messieurs, de voter les dispositions r é g l e m e n t a i r e s suivantes:
T A X E SUR L E P E R S O N N E L (EMPLOYES (Renouvellement LE
CONSEIL
ET
OCCUPE
OUVRIERS).
et
modifications).
COMMUNAL,
Sur la proposition du Collège; rexirHr TJ" " annuellement * partir de maintien d W H ^ ^ ^ n c e s locales justifient le maintien d une situation ancienne; U
P
t a X e
é t é
é t a b l i e c o n t i n