GEMEENTE ARDOOIE RUP “ROOBEEK - EEKHOUTSTRAAT” Toelichtingsnota
COLOFON Opdracht: RUP “Roobeek – Eekhoutstraat”
Opdrachtgever: Gemeente Ardooie Polenplein 15 8850 Ardooie
Opdrachthouder: SORESMA nv Vijverdamstraat 61 8790 Waregem Tel: +32 (0) 56 74 20 00 Fax: +32 (0) 56 74 20 01 www.soresma.be
Identificatienummer:
1930023007_MVT/dbo
Datum:
status / revisie:
juni 2010
ontwerp
Vrijgave:
Contract Manager: Jan Parys, ruimtelijk planner Ruimtelijk planners: Alexander Maekelberg Dirk Bosmans
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUD 1. 1.1. 1.2.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED ............................................................. 4 Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2)............................................ 4 Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) ............................................................ 4
2.1. 2.2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK.................................... 4 Probleemstelling ............................................................................................................ 4 Verantwoording locatie.................................................................................................. 4
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND ....................................... 4 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)............................................................ 4 Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) .......................................... 4 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) ........................................................ 4 Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ......................... 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 Overige juridische randvoorwaarden ............................................................................. 4
2.
3.
4.
BESTAANDE TOESTAND........................................................................................ 4
5. 5.1. 5.2.
VISIE & CONCEPTEN............................................................................................... 4 Visie .............................................................................................................................. 4 Concepten ..................................................................................................................... 4
6.1. 6.2. 6.3.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES ................................ 4 Het park ........................................................................................................................ 4 Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk)....... 4 Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen .................................................... 4
6.
7.
7.3.
DECRETALE BEPALINGEN.................................................................................... 4 Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften .......................... 4 Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften........................................................ 4 Screening van de Plan-MER-plicht ................................................................................ 4
8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8.
BIJLAGEN................................................................................................................... 4 Kaart 1 – Situering ruimere context ............................................................................... 4 Kaart 2 – Situering plangebied....................................................................................... 4 Kaart 3 – Situering gewestplan....................................................................................... 4 Kaart 4 – Recent overstroomd gebied ........................................................................... 4 Kaart 5 – Watertoets ..................................................................................................... 4 Screening van de plan-MER-plicht ................................................................................ 4 Plenaire vergadering ...................................................................................................... 4 Fotoreportage................................................................................................................ 4
7.1. 7.2.
8.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
3 van 30 juni 2010
1.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED
1.1.
Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2) Het RUP Roobeek-Eekhoutstraat situeert zich in de gemeente Ardooie, centraal gelegen in de provincie West-Vlaanderen en maakt deel uit van het Leiebekken en het deelbekken ‘Mandel’. Ardooie bevindt zich in het arrondissement Tielt, heeft een oppervlakte van 3.456 ha en telt ruim 9000 inwoners. Ze bestaat uit de vroegere deelgemeenten Ardooie en Koolskamp en grenst in het noorden aan Wingene, in het oosten aan Pittem en Meulebeke, aan Izegem in het zuiden en aan de regionale stad Roeselare en Lichtervelde in het westen. De projectzone zelf bevindt zich ten oosten van de kern van Ardooie, grenzend aan het centrum. Doorheen het gebied stroomt de Roobeek (WL.7.22), een categorie 2 waterloop. Het plangebied wordt begrensd door: de Berlingmolenstraat in het noorden; een bestaande waterpartij in het oosten; de Groenboomgaardstraat-Oude Eekhoutstraat-Kaaistraat in het zuiden; en de Stationsstraat in het westen. De projectzone maakt deel uit van het traditioneel landschap ‘Land van RoeselareKortrijk’. Dit landschap wordt gekenmerkt door een golvende topografie en een sterk verstedelijkt weefsel. De open ruimte is er erg versnipperd, onregelmatig en begrensd door bebouwing en infrastructuur. Het studiegebied beantwoordt eveneens aan deze karakteristieken. Het is een open ruimte gebied nabij de kern van Ardooie en wordt grotendeels begrensd door wegen met zowel open als gesloten bebouwing. De Eekhoutstraat doorsnijdt het gebied waardoor twee delen kunnen onderscheiden worden: het westelijk deel is vandaag een licht beboste grasoppervlakte, met daarnaast een staande wip voor boogschutters en grasvelden voor de lokale jeugdverenigingen. Het oostelijk deel wordt gebruikt door een houthandel en –zagerij, een loonwerkersbedrijf, een veld voor hondendressuur met beperkte accommodatie, een verlaten tennisveld, akkers en weilanden. Centraal door het oostelijk deel stromend vinden we de Roobeek. Het stroomgebied van deze waterloop is ongeveer 700 ha groot. De vallei, bestaande uit natte zandleemgronden, is nog duidelijk herkenbaar aanwezig in het landschap. Buiten de vallei vinden we een matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B (aanrijkings-)horizont. Ter hoogte van de Oude Eekhoutstraat is de Roobeek ingekokerd. De westelijke tak van de beek (WL.7, eveneens ingekokerd) mondt ter hoogte van de Kaaistraat erin uit.
1.2.
Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) De gronden gelegen binnen de grenzen van dit uitvoeringsplan hebben in het gewestplan Roeselare-Tielt (K.B. december 1979, gewijzigd op 12/12/1998) de bestemmingen woongebied, woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
4 van 30 juni 2010
2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK
2.1.
Probleemstelling De probleemstelling van het gebied heeft diverse facetten. Enerzijds doen zich een aantal opportuniteiten voor: De gemeente Ardooie heeft sinds 2005 een nieuw sportcomplex met bijhorende voetbalterreinen in gebruik. Hierdoor komen de twee speelvelden langs de Eekhoutstraat en het de Groenboomgaardstraat vrij. Een deel van het gebied is volgens het gewestplan bestemd als woonuitbreidingsgebied. Een stuk hiervan komt regelmatig onder water te staan en is eveneens aangeduid als recent overstroomd gebied (zie bijlage, kaart 4). Het is dus niet opportuun om in deze zone woningen te laten bouwen. In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt dan ook voorgesteld om dit woonuitbreidingsgebied te herbestemmen als zone voor speelbos. Anderzijds zijn er ook een aantal knelpunten: De waterproblemen beperken zich niet enkel tot het recent overstroomd gebied: ook de kern van Ardooie heeft bij hevige neerslag te maken met wateroverlast. Als deze situatie zich voordoet komen diverse woningen in de Kaaistraat, de Eekhoutstraat, de Oude Eekhoutstraat en de Stationsstraat onder water te staan. Om deze problemen aan te pakken wenst de gemeente in samenspraak met de provinciale dienst waterlopen West-Vlaanderen enkele overstromingsgebieden aan te leggen langs de Roobeek. In de nabije omgeving van de kern van Ardooie vindt men weinig toegankelijk groen. De gemeente wenst een park en speelbos te realiseren nabij de kern (cfr. het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan).
2.2.
Verantwoording locatie Het rioleringsstelsel is een gemengd stelsel. Dit houdt in dat zowel al het afvalwater als het hemelwater wordt afgeleid naar het rioolnet en de collectoren. Er zijn diverse overstorten aanwezig op de bestaande riolering en collectoren, die uitmonden in de ingekokerde Roobeek. Daarnaast is er een sterk vermoeden dat een rioleringstreng aangesloten is op datzelfde ingekokerde gedeelte van de beek. Er is echter geen overzicht van de werking van de overstorten (frequentie, hoeveelheid, enz.) voorhanden. Er kan worden aangenomen dat bij hevige neerslag de hoeveelheid water die wordt afgeleid naar het gemengde rioleringsstelsel groter is dan de verwerkingscapaciteit van het stelsel, wat ertoe leidt dat de overstorten in werking treden. Die overstorten leiden het water af naar de ingekokerde Roobeek. Indien de verwerkingscapaciteit van de Roobeek en het rioleringsstelsel wordt overschreden, loopt het water niet meer weg en kan er zelfs water terug uit het rioleringsstelsel komen. Een mogelijke oplossing zou zijn het afkoppelen van het hemelwater en/of het aanleggen van een gescheiden stelsel. Dit is echter in een dorpskern allesbehalve evident en kan op korte termijn niet gerealiseerd worden. Er wordt dan ook geopteerd om het water in de Roobeek vertraagd in het ingekokerde deel te laten stromen. Om dit te doen is er stroomopwaarts in de inkokering ruimte nodig om dit water te bergen en is het wenselijk dat: De ruimte om het water te bergen aansluit bij de Roobeek; er voldoende ruimte voorhanden is; er geen bebouwing aanwezig is welke onder water kan komen te staan bij het opstuwen van het water; er eventueel een multifunctioneel gebruik wordt toegekend aan het gebied, aangezien het slechts periodiek overstroomt;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
5 van 30 juni 2010
…
In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat het woonuitbreidingsgebied ten oosten van de Eekhoutstraat wordt geschrapt wegens het niet geschikt zijn voor het realiseren van een woonwijk. Aangezien een gedeelte van het terrein al een recent overstroomd gebied is en op basis van het DTM kan vastgesteld worden dat er reeds van nature een ‘kom’ aanwezig is, wordt aangenomen dat met minimale inspanningen op deze locatie heel wat water kan worden geborgen. Het woonuitbreidingsgebied op het gewestplan is echter meer dan 8 ha groot. Dit is heel ruim om enkel in te richten als ruimte voor waterberging. De opportuniteit biedt zich dus aan om te voldoen aan de behoefte aan extra groen en speelruimte nabij de kern. Aangezien ook de beide voetbalvelden buiten gebruik zijn, wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voorgesteld deze ruimte daarom in te richten als park, zone voor natuurontwikkeling en speelbos. Zodoende moet een belangrijke en duidelijke link worden gerealiseerd tussen de groenzone ten westen van de Eekhoutstraat en die ten oosten ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
6 van 30 juni 2010
3.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND
3.1.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) De studiezone maakt deel uit van het buitengebied. Voor het buitengebied stelt het RSV de vrijwaring/versterking van de open ruimte en zijn structurerende functies (landbouw/natuur) voorop en dient de eerder lokale dynamiek, maximaal gebundeld te worden in de kernen, overeenkomstig hun niveau en passend binnen een gebiedsgerichte meer kwaliteits- dan kwantiteitsgerichte ontwikkelingsvisie en met prioritaire aandacht voor het fysisch systeem. Ook worden o.a. volgende relevante kwaliteitsobjectieven vooropgesteld: Behoud van het waterbergend vermogen van de waterlopen en ruimtelijke buffering van waterlopen; ruimtelijke ondersteuning van waterberging in beek- en riviervalleien; ruimtelijke buffering van waterlopen. Het voorliggende uitvoeringsplan beantwoordt aan deze objectieven door o.a. meer ruimte te geven aan water d.m.v. de realisatie van een bufferbekken. Door dit bekken in combinatie met een groeibos te ontwikkelen wordt ook het recreatief medegebruik mogelijk zonder de ruimtelijke draagkracht van de vallei aan te tasten.
3.2.
Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) Het informatief gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen duidt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur verschillende deelruimtes van de provincie aan. Die deelruimtes zijn gebaseerd op gemeenschappelijke potenties, knelpunten en identiteit en kunnen elkaar overlappen. Elke deelruimte krijgt een specifieke visie en rol toegewezen in het PRS-WV. In de gewenste ruimtelijke structuur van elke deelruimte worden de structuurbepalende dragers in algemene lijnen voorgesteld. Het plangebied van dit RUP is gelegen in de deelruimte Middenruimte, waarbinnen de beekvalleien deels bouwvrij worden gemaakt in het kader van integraal waterbeleid. De Roobeek is met zijn valleigebied in het PRS-WV gecategoriseerd als natuurverbindingsgebied, van het type rivier- en beekvalleien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
7 van 30 juni 2010
Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden waar kleine natuur- en landschapselementen de migratie van organismen (dieren en planten) tussen natuuraandachtzones vergemakkelijken in het landschap. Het zijn ruimten die groter zijn dan de kleine landschapselementen op zich die voor die natuurverbinding zorgen. Hierdoor ontstaat een sterke band met de landschappelijke structuur, omdat kleine landschapselementen medebepalend zijn voor een bepaald type landschap. Bij natuurverbindingsgebieden zijn volgende elementen van belang: natuurverbindingsgebieden zijn in principe aaneengesloten gebieden; natuur is er een nevenfunctie die de hoofdfunctie, meestal landbouw, niet kan regelen; voor de natuurfunctie staan behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen, de ondersteuning van kleine natuurgebieden en het behoud van de open ruimte centraal in het beleid; voor particulieren worden stimulerende maatregelen genomen op vrijwillige basis. Op provinciaal niveau zorgt het stelsel van rivier- en beekvalleien voor een ‘natuurlijke doorkruisbaarheid’. Deze natuurverbindingen vormen dus in principe een aaneengesloten gebied dat de verbinding verzorgt tussen de natuuraandachtszones. Hierbij richt het ruimtelijk beleid rond rivieren en beken zich op de samenhang met de valleien. Dit betekent dat er ruimtelijke voorwaarden worden gecreëerd die het integraal waterbeheer ondersteunen en die de samenhang tussen de waterloop en de vallei versterken. In de rivier- en beekvalleien wordt de natuurverbindingsfunctie versterkt door: het behoud en herstel van kleine natuurgebieden en landschapselementen; het vrijwaren van bebouwing; het nastreven van een natuurlijke loop: de meandering wordt maximaal toegelaten, behouden en indien mogelijk hersteld; het zoveel mogelijk opheffen van barrières die de biodiversiteit van de waterloop verstoren; de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vistrappen zijn hiervan een voorbeeld; het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien zoveel mogelijk te behouden en versterken. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijk herstel van de winterbedding als overstromingsgebied. In provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen voor overstromingsgebieden bouwvrije zones en wacht- en retentiebekkens van bovenlokaal belang worden afgebakend, als dit nog niet voorzien is op het Vlaamse niveau. Deze bekkens moeten aansluiten bij het omringende landschap. Het realiseren van de combinatie van een zone voor waterberging met natuurontwikkeling en speelbos speelt direct in op de visie van de provincie t.a.v. de natuurverbindingsgebieden. Ook de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied vindt hierop aansluiting, meerbepaald op het vrijwaren van bebouwing en het zoveel mogelijk behouden en versterken van het waterbergend vermogen van de beekvalleien. 3.3.
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) In het GRS gaat heel wat aandacht uit naar het belang van de waterlopen als elementen van de ecologische infrastructuur. Hierbij wordt o.a. beschreven dat de Veldbeek, de Roobeek en de Jobeek een lage ecologische waarde hebben, wat te wijten is aan de slechte waterkwaliteit in combinatie met matige tot slechte structuurkenmerken (oeververstevigingen, meandering, stroomkuilenpatroon). De Roobeek wordt beschreven als potentieel waardevol. Vandaag herbergt de vallei vanuit landschappelijk oogpunt al heel wat waarde. Het voorkomen van kleine landschapselementen zoals knotwilgen, opgaande oeverbegroeiing en enkele drinkputten
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
8 van 30 juni 2010
maken het geheel ecologisch gezien aantrekkelijk. De grasweiden zijn hoofdzakelijk van het type Engels raaigras met witte klaver, dit wil zeggen intensief bemeste en gebruikte grasweiden. Over de ecologische infrastructuur vinden we het volgende in het GRS: Door het ontbreken van grote oppervlakten bos of vochtige gebieden in de gemeente (met uitzondering van ’t Veld), maken de aanwezige kleine landschapselementen het belangrijkste deel uit van het natuurpatrimonium van de gemeente. Deze elementen hebben zowel een ecologische als landschappelijke functie. Landschappelijk zijn ze beeldbepalend en bepalen ze het specifiek karakter van de open ruimte. Ecologisch zijn ze belangrijk als verbindingselement tussen elementen van de natuurlijke structuur. Nagenoeg alle elementen van de ecologische structuur (bomenrijen, boomgaarden, veedrinkpoelen...) zijn door de mens aangelegd. Behoud van deze elementen is dan ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt wenselijk. Vanuit deze visie wordt voorgesteld een parkgebied te ontwikkelen in de oostzijde van Ardooie. Dit zou gebeuren binnen het plangebied van dit RUP: ter hoogte van het oude voetbalveld en langs de oevers van de Roobeek. De beekvallei met de omliggende waterzieke gronden zal de drager van het park vormen. Bij de ontwikkeling van het gebied worden verschillende doelstellingen geïntegreerd nagestreefd, nl. ecologie, landschapsontwerp en recreatie. De realisatie van het parkgebied kadert eveneens binnen de idee van het ontwikkelen van een aantal open ruimte corridors die binnendringen in de kernbebouwing, om zo een aangename en groene leefomgeving te bewerkstelligen. In het richtinggevend gedeelte van het GRS worden de beken en beekvalleien naar voor geschoven als dragers van de ecologische infrastructuur. Zij worden maximaal gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Bestaande bebouwing wordt waar nodig ruimtelijk ingepast en de biologische en fysische kwaliteit van het water wordt behandeld binnen specifieke projecten van integraal waterbeheer. Voor deze elementen wordt minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nagestreefd zodat ze kunnen fungeren als refugium en migratiekanalen voor planten en dieren. Ze vormen een verfijning van het bovenlokaal ecologisch netwerk. Het beleid is gericht op: het behoud of herstel van het natuurlijk verloop van deze sloten (meandering); het versterken van de aanwezige begeleidende beplanting op de bermen langs de beken; natuurontwikkeling op de restpercelen langs de grachten. Het mag duidelijk zijn dat het GRS een consequente verderzetting vormt van het PRSWV. Hieruit moeten we besluiten dat het van groot belang is de visie van het GRS en meerbepaald die op de open ruimte en de rivier- en beekvalleien even consequent door te voeren in de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. 3.3.1. Beleidsvisie gemeentelijk woonbeleid De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt de ontwikkelingsmogelijkheden voor de woonuitbreidingsgebieden, zoals vermeld in artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen: RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
9 van 30 juni 2010
“Een gemeente kan een woonuitbreidingsgebied eerst omzetten naar woongebied door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, voor zover een toelichtingsnota bij dat bestemmingsplan een beleidsvisie op het gemeentelijk woonbeleid insluit of naar een bestaande beleidsvisie in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan verwijst. Een beleidsvisie bestaat ten minste uit een prioriteitenbepaling en een fasering met betrekking tot het ontwikkelen van de bijkomende ruimte voor woningbouw vanuit een globale visie op het wonen in de gemeente.” (art. 5.6.5.). Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Ardooie schrijft de visie voor het gemeentelijk woonbeleid uit (informatief gedeelte “1.3. Aanbod van bouwmogelijkheden”, en richtinggevend gedeelte “1.2. Invulling van de taakstelling aan nieuwe woonomgevingen voor de kernen Ardooie en Koolskamp (tot 2007)”. De basis van de confrontatie tussen de taakstelling (uit het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen) en aanbod is er tot 2007 nood aan ruimte voor 11 nieuwe woongelegenheden in de kern Ardooie of 1 ha. De kern Ardooie heeft daarbij een tekort van 27 woongelegenheden, terwijl Koolskamp een aanbod heeft van 16 woongelegenheden. Uitgangspunten bij de afbakening van nieuwe woonomgevingen zijn: - het aansluiten bij een bestaand woonweefsel; - een goede ontsluiting; - nabijheid bij het centrum en voorzieningen; - beperking van de aantasting van de open ruimte. Voor de woon- en woonuitbreidingsgebieden waarvoor het niet opportuun wordt geacht ze aan te snijden, zullen planinitiatieven worden genomen (in de vorm van een ruimtelijk uitvoeringsplan) in functie van bestemmingswijziging. Voor het woonuitbreidingsgebied Berlingmolenstraat-Groenstraat wordt vermeld dat dit hoofdzakelijk bestaat uit laaggelegen gronden nabij de waardevolle vallei van de Roobeek (overstromingsgebied), het gebied niet geschikt is voor woningbouw, en ingericht wordt als park (bos). Het RUP Roobeek-eekhoutstraat voorziet in de uitvoering van deze bepalingen met de omzetting van de gewestplanbestemming “woonuitbreidingsgebied” in de bestemming “Zone voor natuurontwikkeling & waterbuffering” (categorie van gebiedsaanduiding “overig groen”, subcategorie “gemengd open ruimte-gebied”). Specifiek wordt hier de realisatie van een waterbufferbekken beoogd, zo goed mogelijk ingepast in het bestaande reliëf van het valleigebied. Hiermee wordt het waterbergend vermogen van de vallei op deze plaats geoptimaliseerd en wordt een oplossing voorzien voor de wateroverlast in de kern van Ardooie. De hoofdreden voor het niet bebouwbaar zijn van het woonuitbreidingsgebied wordt hiermee weggenomen. 3.4.
Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Dit planningsproces gebeurt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en houdt de beleidsmatige herbevestiging in van de gewestplannen door het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur. Binnen deze afbakening worden een aantal perimeters gedefinieerd, waarbinnen bepaalde bestemmingen van de bestaande rechtsgeldige gewestplannen, algemene en bijzondere plannen van aanleg (APA en BPA’s), en ruimtelijke uitvoeringsplannen van de drie planningsniveaus beleidsmatig herbevestigd worden. Het gaat over: agrarische gebieden; natuurgebieden; bosgebieden;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
10 van 30 juni 2010
overige groengebieden.
De bestaande gewestplanvoorschriften, de omzendbrieven omtrent de toepassing van de gewestplanvoorschriften en de decretale bepalingen die bepaalde werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen toelaten buiten de geëigende bestemmingszone blijven onverminderd van toepassing. Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen worden beoordeeld op basis van deze bepalingen. In een eerste fase werden de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend in ‘grote eenheden natuur’ (GEN) en ‘grote eenheden natuur in ontwikkeling’ (GENO). Een RUP dat de natuurlijke elementen binnen deze gebieden betekenisvol aantast is gebonden aan de opmaak van een ‘passende beoordeling’. Het plangebied bevindt zich evenwel niet binnen deze afbakening en behoeft aldus geen passende beoordeling. De tweede fase van de afbakening van de gebieden van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur werd opgestart in 2004 en gebeurt per regio op een meer geïntegreerde manier t.a.v. landbouw, natuur en bos. Voor de regio Leiestreek werd door de Vlaamse administratie op 20 en 21 maart 2008 een ‘eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma’ voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. Zij konden hier tot 23 mei adviezen over uitbrengen. De Vlaamse regering moet aldus nog beslissen over de uitvoering van deze visie. Het beleid dat gevoerd wordt voor de afgebakende gebieden stelt voorwaarden aan de opmaak van latere ruimtelijke plannen. De algemene maatregel wordt als volgt geformuleerd: “Gemeentelijke en provinciale structuurplannen en toekomstige gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen dienen de herbevestigde agrarische bestemmingen te respecteren.” (Omzendbrief RO/2005/01). Anderzijds: “het beleid gericht op de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de kleine landschapselementen kan er onverminderd worden verder gezet gezien dit immers geen beperking van de vrije teeltkeuze betekent. Voorts zijn in de herbevestigde agrarische gebieden nieuwe inplantingen (met uitzondering van de bouwvrije zones) en uitbreidingen van bestaande bedrijven binnen het kader van de milieu- en mestwetgeving mogelijk. De relatie van de afbakening met de gemeentelijke (en provinciale) planningstaken wordt als volgt omschreven: binnen de herbevestigde agrarische bestemmingen kunnen zeer beperkte initiatieven genomen worden, voor zover deze kaderen binnen een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. De inhoudelijke uitgangspunten en de kwantitatieve opties t.a.v. de hoofdfunctie landbouw moeten in acht genomen worden. Volgende gemeentelijke RUP’s kunnen dan worden opgestart: voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang; differentiatie van het agrarisch gebied in functie van bebouwingsmogelijkheden; voor lokale natuur- en landschapselementen; voor wonen; voor werken; voor openbaar nut; toerisme en recreatie op lokaal niveau; lokale wegen; RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
11 van 30 juni 2010
in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten.
Het planningsinitiatief moet daarenboven aan volgende voorwaarden voldoen: het plan mag geen betekenisvolle afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur; een degelijk onderbouwde verantwoording of motivering m.b.t. de ruimtelijke doelstellingen voor samenhangende landbouwgebieden op Vlaams niveau moet een wezenlijk deel uitmaken van de (toelichting bij) de plannen. Conclusie en motivering De zone voor waterbuffering betreft een bestemming in overdruk, waarbij de basisbestemmingen (in grondkleur aangeduid) blijven gelden: het gedeelte agrarisch gebied volgens het gewestplan, wordt ook in het RUP bevestigd als basisbestemming voor bouwvrij agrarisch gebied. Hiermee wordt de categorie van gebiedsaanduiding voor het agrarisch gebied niet gewijzigd. De bestemming in overdruk kan evenwel resulteren in beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond, zoals bedoeld in artikel 6.3.1. “compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften” van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Gezien de basisbestemming voor agrarisch gebied bevestigd wordt, kan gesteld worden dat op deze locatie geen afbreuk wordt gedaan t.a.v. de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur en geen samenhangend landbouwgebied op Vlaams niveau in belangrijke mate wordt aangetast of bedreigd: de zone in agrarisch gebied betreft in totaliteit ondermeer een ingesloten zone tussen woonlinten, met onder meer voormalig voetbalterrein dat reeds geruime tijd geen agrarische functie meer kent. De agrarische bestemmingen worden in basisbestemming behouden als deel van het samenhangend landbouwgebied, en verkrijgen omwille van het waterzieke karakter van het gebied een overdruk in functie van de waterbeheersing. Anderzijds wordt in de aansluitende zone voor natuurontwikkeling en recreatie (oorspronkelijke gewestplanbestemming voor woonuitbreidingsgebied) in de voorschriften evenwel de mogelijkheid tot agrarisch medegebruik toegelaten als weiland, voor zover hierdoor de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied niet worden aangetast. Dit vormt een uitbreiding van de zones voor agrarisch gebruik. Agrarische gebouwen en constructies zijn daarbij niet toegelaten. Dit medegebruik kan bijvoorbeeld aangewezen zijn als periodieke beweiding van gronden die tijdelijk overstroomd worden en voor langere periodes droog staan. 3.5.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 (B.S. 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Deze verplichtingen houden in dat de beslissende overheid voor een bepaald programma, plan of vergunning, nagaat of het programma, het plan of de vergunning enige invloed heeft op het watersysteem (waterkwaliteit en waterkwantiteit alsook oppervlaktewater als grondwater). Met het decreet wordt o.m. de verplichting opgelegd dat een bestemmingsplan de bespreking omvat m.b.t. de in het plan vervatte ontwikkeling in functie van de watertoets. De mogelijke nadelige gevolgen voor het watersysteem en het menselijk gebruik ervan dienen aangegeven te worden, evenals voorstellen tot maatregelen die genomen moeten worden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
12 van 30 juni 2010
Het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 m.b.t. de watertoets (B.S. 31 oktober 2006) omvat richtlijnen voor de verschillende overheden voor de toepassing van de watertoets, en trad in werking op 1 november 2006. Mogelijke nadelige effecten voor het milieu, dewelke voortvloeien uit de verandering van de toestand van (bestanddelen van) het watersysteem, dienen afgewogen t.a.v. de bestaande toestand. Hiertoe kan het beschikbare kaartmateriaal voor het uitvoeren van de watertoets worden gebruikt (Agiv, Geoloket-Watertoets). De verschillende aspecten worden hieronder besproken. 3.5.1. Overstromingsgevoelige gebieden Binnen het plangebied wordt de omgeving van de Roobeek beschreven als effectief overstromingsgevoelig op de kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden. Hierbij moet andermaal de nadruk gelegd worden op het feit dat het woonuitbreidingsgebied, beschreven in het gewestplan, zich hier pal in bevindt. Het alsnog realiseren van woningen in deze zone kan dus niet toegelaten worden. 3.5.2. Infiltratiegevoelige gebieden De gronden in het RUP worden voor een groot deel aangeduid als infiltratiegevoelig. Het is aldus van belang te zorgen voor een maximale infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied (ook individuele ingrepen op perceelsniveau zijn van groot belang), ter compensatie van mogelijke bijkomende verhardingen binnen, of net buiten de zone van het RUP. Die mogelijke bijkomende verhardingen worden met dit RUP tot een minimum beperkt in de stedenbouwkundige voorschriften. 3.5.3. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden De helft van de gronden binnen het RUP blijken zeer gevoelig voor grondwaterstroming, de andere helft matig gevoelig. Een heel beperkt deel in het noordoosten van de perimeter wordt beschreven als weinig gevoelig. 3.5.4. Erosiegevoelige gebieden De erosiegevoelige gebieden beperken zich tot een aantal kleine zones in het zuidwesten van het plangebied, terwijl in het noordoosten nog een aantal, weliswaar ook beperkte, maar meer aaneengesloten zones te vinden zijn. 3.5.5. Recent overstroomde gebieden en risicozones voor overstromingen (zie bijlage, kaart 4) Naast het bovenstaande kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden en de risicozones voor overstromingen aangeduid. De ligging binnen deze afbakening kan een aanwijzing vormen m.b.t. het bestaan van een problematiek rond wateroverlast. Een relatief groot deel van het plangebied is gelegen in een recent overstroomd gebied. Een kleinere, aaneengesloten zone in de directe omgeving van de Roobeek wordt beschreven als risicozone voor overstromingen. Uit het voorgaande onderzoek kan worden besloten dat de zone van het RUP een waterziek gebied is, waar absoluut de gepaste maatregelen moeten getroffen worden, wil men een goede werking van het gebied binnen zijn omgeving realiseren. Vandaar de initiële maatregel om binnen het plangebied een wateropvangbekken te realiseren als buffer voor de omgeving. Zoals eerder aangehaald heeft deze locatie, mits beperkte inspanningen, heel wat potentie om een aanzienlijke capaciteit te halen op het vlak van waterberging. RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
13 van 30 juni 2010
3.6.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Volgende buurtweg valt gedeeltelijk binnen het plangebied: - Buurtweg nr. 84 (Eekhoutstraat) Volgende buurtwegen grenzen aan het plangebied: - Buurtweg nr. 6 (Stationstraat); -
Buurtweg nr. 35 (Berlingmolenstraat);
-
Voetweg nr. 66 (Groenboomgaardstraat).
Geen van de buurt- of voetwegen wordt gewijzigd of afgeschaft.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
14 van 30 juni 2010
3.7.
Overige juridische randvoorwaarden Een samenvatting van de overige juridische randvoorwaarden wordt weergegeven in onderstaande tabel: Document Gewestplan Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Bijzondere plannen van aanleg Niet-vervallen verkavelingsvergunningen Stedenbouwkundige vergunningen Buurtwegen Beleidskader landbouw, natuur en bos Afbakening agrarische structuur Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Gebieden van het VEN/IVON Vlaamse of erkende natuurreservaten Bosreservaten Biologische waarderingskaart Beleidskader landschap en erfgoed Beschermde monumenten Beschermde landschappen Beschermde stad- en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed Traditioneel landschap Landschapsatlas: ankerplaats, relictzone, puntrelict Beleidskader water Polders en wateringen Beschermingszones grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Geklasseerde waterlopen Risicozones voor overstromingen
4.
Kenmerken Agrarisch gebied, woongebied, woonuitbreidingsgebied Geen Geen Geen Geen Geen Geen Ja Geen Ja Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Roobeek = Categorie 2 waterloop Ja
BESTAANDE TOESTAND De bestaande toestand van het plangebied wordt weergegeven op het plan bestaande toestand. De feitelijke toestand wordt weergegeven in de fotoreportage in bijlage.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
15 van 30 juni 2010
5.
VISIE & CONCEPTEN
5.1.
Visie Het ruimtelijk uitvoeringsplan Roobeek-Eekhoutstraat heeft een uitermate interessante ligging t.o.v. de Ardooise dorpskern. Het is van belang deze troef uit te spelen en de potenties van de locatie maximaal te benutten. Mits een kwalitatieve realisatie kan een nieuwe openbare ruimte worden gedefinieerd binnen de dorpskern, met het oog op doorgedreven meervoudig ruimtegebruik. Hierbij wordt een sterk samenspel voorgesteld van verschillende functies in een boeiende verwevenheid.
5.2.
Concepten
5.2.1. De Roobeek als drager De Roobeek zal met zijn aanpalende waterzieke gronden de structuurbepalende drager vormen voor de geplande parkopbouw. De natste gronden zullen de meest kwetsbare en natuurlijk waardevolle gebieden zijn, terwijl de drogere delen een meer robuuste weerbaarheid zullen hebben. Op die manier moet het mogelijk zijn het hele gebied als een open ruimtecorridor te laten binnendringen tot in de dorpskern. 5.2.2. Openbare ruimte met meerledig karakter De openbare ruimtes binnen het RUP worden bestemd als parkzone en zone voor natuurontwikkeling, maar overstijgen hun bestemming door meervoudig ruimtegebruik. De parkzone zal niet enkel worden gebruikt om te kuieren of languit te rusten, ook meer sportieve activiteiten (cfr. de aanwezige boogschutters, mountainbikers, jeugdverenigingen, enz.) zullen een plaats vinden in de parkzone. Met het oog op een sterk verhoogde dynamiek worden deze diverse activiteiten verweven met elkaar. Deze lijn wordt doorgetrokken in de zone voor natuurontwikkeling. Daar wordt ruimte voorzien voor een waterbufferbekken, wat in de eerste plaats een puur functionele maatregel is, maar ook een aanknopingspunt kan bieden naar natuureducatie. Verder is hier een gradiënt naar gebruik mogelijk: van de rustige wandelaar tot de sportieve mountainbiker, van de jonge scout tot de oudere vogelspotter, elke inwoner van Ardooie zal hier wel een activiteit vinden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
16 van 30 juni 2010
5.2.3. Sterke relaties De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de verschillende soorten openbare ruimtes is van cruciaal belang. Zowel de verbinding tussen de parkzone en de dorpskern als die tussen de parkzone en de zone voor natuurontwikkeling moet visueel sterk uitgewerkt worden, zodat de twee groene zones ervaren worden als één geheel met diverse gradaties naar gebruik en beleving, met een sterke link naar de dorpskern van Ardooie. Het geheel moet m.a.w. meer vormen dan de som van zijn delen. 5.2.4. Afschermende woonzoom De woonzone rond het gebied voor natuurontwikkeling moet, naarmate ze verder densifieert, een afschermende zoom vormen, die een rijkdom aan natuur en recreatie herbergt in zijn hinterland. Mits een aantal goed geplaatste visuele en fysieke doorsteken kan de nieuwsgierigheid van een bezoeker geprikkeld worden om het gediversifieerde landschap van naderbij te bekijken. 5.2.5. Groene buffers Het park en de zone voor natuurontwikkeling zullen op hun beurt groene buffers vormen tussen de activiteiten binnen deze zones en de woningen in de omgeving. Zo wordt ook de fysieke relatie tussen de achterzijdes van deze woningen en de groene zones op een kwalitatieve manier opgelost.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
17 van 30 juni 2010
6.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES De verschillende concepten resulteren in het grafische plan van het RUP. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen volgende zones: het park, de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, de zone voor waterbuffering (in overdruk gedeeltelijk in agrarisch gebied) en delen van het woongebied waar strategische doorsteken voor traag verkeer worden voorzien. In wat volgt wordt de visie voor elk van deze onderdelen nader toegelicht.
6.1.
Het park Onmiskenbare troef van deze zone is zijn ligging vlakbij het centrum. Op een boogscheut van de kerk en het gemeentehuis bevindt zich dit voormalig voetbalterrein, op zoek naar een nieuwe functie. Rekening houdend met het huidige groene karakter en de aanwezige lokale verenigingen wordt dit gebied bestemd als parkzone, waar sport en recreatie mogelijk blijft, zolang het rustige karakter van de parkzone behouden blijft. De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de dorpskern en het park is van cruciaal belang. Momenteel is een pad aanwezig ter hoogte van de Stationsstraat dat zeker enige kwaliteit bezit, maar de ingang tot het toekomstige park kan zeker nog beter geaccentueerd worden. De ruimte die het aanpalend braakliggend perceel in de Stationsstraat biedt, kan eventueel gebruikt worden om deze toegang op te waarderen, door o.a. ruimte te voorzien voor het stallen van fietsen, een bescheiden toegangspoort, infoborden, enz. Voor de inrichting van het park moet rekening gehouden worden met de veiligheid van bezoekers tijdens het boogschieten. Eventuele paden in de nabijheid van de wip moeten kunnen afgesloten worden wanneer deze activiteiten zich voltrekken. Verder moet een ruime buffer worden aangelegd t.o.v. de aanpalende woningen, zodat ook de achterzijdes van deze gebouwen op een kwalitatieve manier aansluiten op het parkgebied. Aan de noordzijde van het gebied vinden we een verharde oppervlakte, die eventueel kan ingericht worden als een beperkte zone voor het parkeren van onderhoudsvoertuigen. Het behoud van bestaande bomenrijen wordt aangemoedigd. De bestaande parkeervoorzieningen worden bevestigd in een specifieke deelzone. Er is geen behoefte aan uitbreiding ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
18 van 30 juni 2010
6.2.
Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk) Ten oosten van de Eekhoutstraat wordt ruimte voorzien voor de realisatie van een ruime zone voor natuurontwikkeling en recreatie, onder meer als speelbos. De mogelijkheden zijn legio: er kan gewerkt worden met een droog-nat gradiënt, met educatieve en recreatieve zones, met avontuur- en wandelgebieden, enz. Er moet evenwel aandacht geschonken worden aan de natuurlijke weerbaarheid van het gebied. Bepaalde gedeeltes kunnen bijvoorbeeld extra aantrekkelijk gemaakt worden voor mountainbikers, zodat zij wegblijven uit de meer kwetsbare gebieden, terwijl knuppelpaden de mogelijkheid bieden aan echte natuurliefhebbers om door het overstromingsgebied te wandelen (zie verder). De nadruk ligt op zachte recreatie, en specifiek dient ook het jaarlijks cyclo-cross evenement van Ardooie op deze locatie behouden te blijven. Bovenop een gedeelte van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, en bovenop een aansluitende zone voor agrarisch gebied (bevestiging van de huidige agrarische bestemming) wordt een bijkomende bestemming gegeven voor de realisatie van een waterbufferbekken. Aan de basis hiervan liggen recente periodes van wateroverlast in het centrum van Ardooie. Er wordt geopteerd om de waterbuffering te realiseren die zoveel mogelijk ingepast wordt in de natuurlijke topografie en in combinatie gebeurt met natuurontwikkeling. Dit gebied wordt beperkt uitgegraven en krijgt een heel zacht talud. De diepte van het overstromingsgebied varieert, waardoor waardevolle ecologische gradiënten ontstaan, met telkens een specifieke flora. De nodige bedijkingen, bodem- en oeververstevingen en stuwconstructie worden hiertoe aangelegd. Rondom het bufferbekken wordt een berm aangelegd met een breedte van minstens 5 meter. Ook wordt het agrarisch medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie toegelaten, onder meer in functie van periodieke beweiding van tijdelijk drooggelegen gronden. Om de relatie tussen het parkgebied en de zone voor natuurontwikkeling duidelijk en aantrekkelijk te maken, kan een functionele en attractieve doorgang over de beekvallei van de Roobeek worden voorzien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
19 van 30 juni 2010
6.3.
Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen De woonzone van het RUP beperkt zich tot delen rondom de zone voor natuurontwikkeling, die nu reeds in grote mate verhard zijn. Zowel open, halfopen als gesloten bebouwing wordt er toegelaten. De wisselwerking tussen natuur-, woon- en parkzone wordt verder aangehaald door middel van het voorzien van strategische doorsteken die de doorgankelijkheid voor traag verkeer vanuit de dorpskern doorheen de buitengebiedzones mogelijk maken. Op het bestemmingsplan worden hiertoe doorheen de in het plangebied opgenomen delen woongebied op indicatieve wijze toegangen tot de zones van het RUP aangegeven voor fietsers en voetgangers. Hun locatie is niet bindend, maar is wel een suggestie naar de gewenste connecties voor het langzame verkeer (fietsers, voetgangers). De bijhorende voorschriften zijn daarentegen wel bindend. De beheerder van het openbaar domein staat in voor het onderhoud van deze toegangsassen, dit om de visuele continuïteit en aantrekkelijkheid vanaf de openbare weg te verzekeren. De strook woongebied langs de Eekhoutstraat heeft momenteel een lage bebouwingsgraad, en bezit een potentie om de link tussen parkzone en zone voor natuurontwikkeling en recreatie ruimtelijk-functioneel en visueel vast te leggen: hiertoe wordt voor de verplichte indicatieve doorgang doorheen de woonstrook een minimale breedte van 5 meter opgelegd, en wordt de mogelijke bebouwingsvorm verplicht open gehouden in functie van het behoud van de zichtrelatie tussen beide groene recreatieve zones. Enkel open bebouwing is hier mogelijk, met een minimale perceelsbreedte van 18 meter, en verplichte bouwvrije zijtuinstroken van 4 meter. Dit betekent dat met de minimale perceelsbreedtes telkens minimaal 8 m aaneengesloten zijtuinstrook voorkomt tussen de bebouwing. Om de zichtrelatie te garanderen, worden ook bijgebouwen zoals garages en tuinbergingen geweerd uit de zijtuinstroken.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
20 van 30 juni 2010
7.
DECRETALE BEPALINGEN
7.1.
Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften
7.1.1. Op te heffen gewestplanbestemmingen Na goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen worden voorschriften van de bestemmingen van het gewestplan, die binnen de begrenzing van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, weergegeven in volgende tabel: Bestemming gewestplan Woongebied
Opp. 2ha 86a 97ca
Woonuitbreidingsgebied
6ha 15a 26ca
Agrarisch gebied
Gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s Totaal:
wordt
wordt
3ha 55a 91ca
wordt
1a 09ca
wordt
12ha 59a 23ca
Bestemmingen RUP Zone voor wonen Parkzone Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor wegenis en openbaar domein Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Parkeerzone (overdruk) Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied
Opp. 1ha 06a 82ca 1ha 47a 55ca 16a 62ca
Zone voor waterbuffering (overdruk)
1a 09ca 12ha 59a 23ca
15a 98ca 16a 62ca 2a 84ca 7a 77ca 6ha 15a 26ca 3ha 06a 95ca 28a 26ca 3ha 55a 91ca 3ha 42a 54ca 14a 31ca 1a 09ca
7.1.2. Op te heffen verkavelingsvoorschriften Er zijn geen goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen aanwezig in het plangebied. 7.2.
Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften Artikel 2.2.2, §1, eerste lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verplicht in voorkomend geval de opname van een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1 van deze Codex, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4 van deze Codex, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. “Deze regeling is puur planologisch van aard: zij betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. Bij de planopmaak moet geen onderzoek worden verricht naar de eigendomsstructuur betreffende deze percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing, naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake genoemde vergoedingen etc…
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
21 van 30 juni 2010
Zulks zou het planproces uitermate vertragen en bezwaren. (MvT, Parl. St., Vl. Parl., 2008-09, nr. 2011/1, p. 40)” 7.2.1. Planschade In artikel 2.6.1. van de codex staat het volgende vermeld: “§2. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen” en “§3. Voor de toepassing van planschadevergoeding moet bovendien aan volgende criteria samen worden voldaan op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het definitieve plan: 1°het perceel moet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg overeenkomstig artikel 4.3.5, §1; 2°het perceel moet stedenbouwkundig en bouwtechnisch voor bebouwing in aanmerking komen; 3°het perceel moet gelegen zijn binnen een bebouwbare zone zoals bepaald in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 4°enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een planschadevergoeding: - 170f; - 170d; - 170g. In bepaalde gevallen is geen planschadevergoeding verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.1, §4. 7.2.2. Planbaten In artikel 2.6.4, van de codex staat het volgende vermeld: “Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op een perceel één of meer van de hiernavolgende bestemmingswijzigingen doorvoert:” In bepaalde gevallen is geen planbatenheffing verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.5 en artikel 2.6.6. Uit deze bepalingen volgt dat geen percelen in aanmerking kunnen komen voor een planbatenheffing. 7.2.3. Bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften In art. 6.2.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een bestemmingswijzigingscompensatie is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van […] een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, omzet naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "reservaat en natuur", "bos" of "overig groen" valt; In art. 6.3.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van gewestelijke, provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg […], dewelke op een agrarisch gebied of op een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, meer beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond opleggen dan redelijkerwijs geduld moet worden in het algemeen belang en ter vrijwaring van de op de vooravond van de beperkingen bestaande basismilieukwaliteit […], en door de naleving van de voorschriften van de Vlaamse regelgeving omtrent milieu en natuur. Indien de kapitaalschade voortvloeit uit een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, is aan het criterium, vermeld in het eerste lid, slechts voldaan, en wordt de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften slechts toegekend, indien beide hiernavolgende vereisten zijn vervuld: 1° RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
22 van 30 juni 2010
de aangebrachte overdruk betreft een nieuwe overdruk die nieuwe beschermingsvoorschriften betreffende inrichting en beheer oplegt; 2°de aangebrachte overdruk betreft de overdruk "ecologisch belang", "ecologische waarde", "overstromingsgebied", "reservaat" of "valleigebied ", of een vergelijkbare, door de Vlaamse Regering aangewezen, overdruk.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een bestemmingswijzigingscompensatie of compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften: - 371e; - 372d; - 372e; - 389a; - 390c; - 394a; - 393; - 354a; - 353l; - 353k; - 355a. 7.3.
Screening van de Plan-MER-plicht De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. De nieuwe regelgeving voorziet dat overheden die een plan met mogelijke aanzienlijke milieueffecten willen opmaken, eerst de milieueffecten ervan en de eventuele alternatieven in kaart moeten brengen. Door in de planfase reeds rekening te houden met mens en milieu, voorkomt men dat pas in een vergevorderd stadium aan het licht komt dat een specifiek project niet haalbaar is. In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Roobeek-Eekhoutstraat’ werd een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Verzoek tot raadpleging”). Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, werd op 2/03/2009 een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) teneinde de te raadplegen adviesinstanties te kennen. Op 16/03/2009 werd door de Dienst BGP een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan-MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed WestVlaanderen - Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, West-Vlaanderen - Vlaamse Landmaatschappij - ANB - West-Vlaanderen - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
23 van 30 juni 2010
Een verzoek tot raadpleging werd op 17/03/2009 ter advies verstuurd aan de aangegeven instanties. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontvangen adviezen: Adviesinstantie Departement Landbouw en Visserij – Duurzame ontwikkeling
Datum advies 23/04/09
VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer
24/04/09
Agentschap R-O VlaanderenRuimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
24/04/09
Provincie WestVlaanderen
06/04/09
ANB
09/04/09
VLM Agentschap R-O Vlaanderen Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen
29/04/09 11/05/09
Inhoud advies (samenvatting) Gunstig advies, akkoord met conclusies ‘verzoek tot raadpleging’ mits - Vermelding van de innameput en aanzuigput thv het bufferbekken voor afname van hemelwater door landbouwers; - Vermelding dat er wel degelijk samenhang is met de agrarische gebieden in de onmiddellijke omgeving; - Er ook aandacht is voor een vergoeding voor de gebruikers van de landbouwpercelen. Aandachtspunten voor RUP: - er dient een compensatiegebied met een oppervlakte van de bestaande agrarische bestemming voorzien te worden; - medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en waterbuffering door landbouw dient onderzocht te worden; - het bestaande landbouwgebied maakt wel onderdeel van het samenhangende landbouwgebied. Voorwaardelijk gunstig advies, mits rekening gehouden wordt met - De principes van de GSV inzake infiltratie en buffering dienen eveneens toegepast te worden op de zone voor openbaar domein en wegenis (art. 4); - Het gebruik van harde materialen bij de herprofilering van de Roobeek wordt tot een minimum beperkt. Gunstig advies, mits het inschatten van mogelijke effecten op waardevol gerepertorieerd bouwkundig erfgoed. Na telefonisch contact met de dienst onroerend erfgoed blijkt dat de huisnummers 24 en 30 in de Berlingmolenstraat en de huisnummers 80, 96, 98 en 106 waarschijnlijk zullen opgenomen worden in de inventaris. Het RUP heeft echter geen rechtstreekse invloed op deze gebouwen, waardoor er kan gesteld worden dat deze nuancering geen aanzienlijke wijzigingen met zich mee brengt met betrekking tot de effectbeoordeling. Er wordt geen overkoepelend eindadvies geformuleerd, maar wel volgende aandachtspunten: - Het deelbekkenbeheerplan schuift de Roobeek naar voor als prioritair aandachtsgebied om tot een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem te bekomen; - In het bekkenbeheerplan wordt de aanpak van de verdunning van het influent van de RWZI’s als prioritair naar voor geschoven; - Het overstorten van het rioleringsstelsel met een impact op de waterloop moet tot een absoluut minimum beperkt worden; - Voor bijkomende woningen dient gestreefd te worden naar maximale afkoppeling van het hemelwater; - Binnen het plangebied moet maximaal gezorgd worden voor voorzieningen die toelaten om in de toekomst ook bestaande woningen het hemelwater te laten afkoppelen; - Het deelbekkenbeheerplan voorziet dat er voor het gebied thv het bufferbekken gezocht wordt naar een landschappelijke verbinding met Ardooie Veld en het Rodesgoed; - De herprofilering van de beek moet minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nastreven. Er dienen dus zo weinig mogelijk nietnatuurlijke materialen gebruikt worden; - Het feit dat de Stationsstraat geselecteerd werd als bovenlokale functionele fietsroute. ANB verklaart zich akkoord met het verlenen van een ontheffing van de plan-MER-plicht. De screeningsnota beschrijft de voor hen relevante milieueffecten op afdoende wijze. Het RUP dient niet aan een plan-Mer te worden onderworpen. De plan-MER-screening beantwoordt in voldoende mate voor wat betreft de inschatting van de effecten van het voorgenomen planinitiatief op de ruimtelijke ordening. Noodzakelijke verbetering: - Er wordt gesteld dat een gescheiden stelsel meer wateroverlast kan veroorzaken. Deze stelling dient eerder genuanceerd te worden aangezien bij kleine regenbuien de wateroverlast niet zal optreden via het RWA stelsel en anderzijds bij grote regenbuien
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
24 van 30 juni 2010
-
zelfs in een gemengd stelsel wateroverlast zal optreden door de overstortwerking. Bijkomend heeft het RWA stelsel op zich al een bufferende werking. Suggesties ter verbetering: In elke zone dienen bij de opmaak van de voorschriften werken ten goede van de waterhuishouding te worden toegelaten, zonder dat de eigenlijke functie van de bestemming in het gedrang komt.
Op basis van de ontvangen adviezen werd een definitief screeningsdossier verzonden aan de Dienst Mer. Op 23/06/2009 verstuurde de Dienst Mer haar beslissing: het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot aanzienlijke milieugevolgen en de opmaak van een planMER is niet nodig. Een kopie van de beslissing van de Dienst Mer is toegevoegd als bijlage (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Beslissing Dienst Mer”).
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
25 van 30 juni 2010
8.
BIJLAGEN
8.1.
Kaart 1 – Situering ruimere context
8.2.
Kaart 2 – Situering plangebied
8.3.
Kaart 3 – Situering gewestplan
8.4.
Kaart 4 – Recent overstroomd gebied
8.5.
Kaart 5 – Watertoets
8.6.
Screening van de plan-MER-plicht - verzoek tot raadpleging - beslissing Dienst Mer
8.7.
Plenaire vergadering - Eerste plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering - Tweede plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
26 van 30 juni 2010
8.8.
Fotoreportage
8.8.1. Parkzone
Parkzone vanaf Eekhoutstraat
Achterzijde woonpercelen langs Stationsstraat t.o.v. parkzone
De verouderde boogschuttersinfrastructuur RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
27 van 30 juni 2010
8.8.2. Zone voor natuurontwikkeling & recreatie / Agrarisch gebied / Zone voor waterbuffering
Zone voor natuurontwikkeling vanaf Eekhoutstraat
Toegang over de Roobeek
Bomenrijen in het gebied
Visuele link vanuit de zone voor natuurontwikkeling naar de parkzone
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
28 van 30 juni 2010
8.8.3. Woonzone en omliggend woongebied
Woningen in de Eekhoutstraat
Woningen in de Stationsstraat (links) en de Berlingmolenstraat
Woningen in de Groenboomgaardstraat
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
29 van 30 juni 2010
8.8.4. Toegangen / Indicatieve tracés voor trage wegen
Link dorpskern – parkzone (Stationsstraat)
De huidige toegang vanuit de dorpskern naar de parkzone (vanuit Stationsstraat)
Zuidoostelijke doorsteek vanuit Oude Eekhoutstraat (links) en noordoostelijke doorsteek (Berlingmolenstraat) tot de zone voor natuurontwikkeling
Doorsteek vanuit de Eekhoutstraat naar de zone voor natuurontwikkeling RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
30 van 30 juni 2010
GEMEENTE ARDOOIE RUP “ROOBEEK - EEKHOUTSTRAAT” Toelichtingsnota
COLOFON Opdracht: RUP “Roobeek – Eekhoutstraat”
Opdrachtgever: Gemeente Ardooie Polenplein 15 8850 Ardooie
Opdrachthouder: SORESMA nv Vijverdamstraat 61 8790 Waregem Tel: +32 (0) 56 74 20 00 Fax: +32 (0) 56 74 20 01 www.soresma.be
Identificatienummer:
1930023007_MVT/dbo
Datum:
status / revisie:
juni 2010
ontwerp
Vrijgave:
Contract Manager: Jan Parys, ruimtelijk planner Ruimtelijk planners: Alexander Maekelberg Dirk Bosmans
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUD 1. 1.1. 1.2.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED ............................................................. 4 Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2)............................................ 4 Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) ............................................................ 4
2.1. 2.2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK.................................... 4 Probleemstelling ............................................................................................................ 4 Verantwoording locatie.................................................................................................. 4
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND ....................................... 4 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)............................................................ 4 Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) .......................................... 4 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) ........................................................ 4 Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ......................... 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 Overige juridische randvoorwaarden ............................................................................. 4
2.
3.
4.
BESTAANDE TOESTAND........................................................................................ 4
5. 5.1. 5.2.
VISIE & CONCEPTEN............................................................................................... 4 Visie .............................................................................................................................. 4 Concepten ..................................................................................................................... 4
6.1. 6.2. 6.3.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES ................................ 4 Het park ........................................................................................................................ 4 Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk)....... 4 Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen .................................................... 4
6.
7.
7.3.
DECRETALE BEPALINGEN.................................................................................... 4 Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften .......................... 4 Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften........................................................ 4 Screening van de Plan-MER-plicht ................................................................................ 4
8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8.
BIJLAGEN................................................................................................................... 4 Kaart 1 – Situering ruimere context ............................................................................... 4 Kaart 2 – Situering plangebied....................................................................................... 4 Kaart 3 – Situering gewestplan....................................................................................... 4 Kaart 4 – Recent overstroomd gebied ........................................................................... 4 Kaart 5 – Watertoets ..................................................................................................... 4 Screening van de plan-MER-plicht ................................................................................ 4 Plenaire vergadering ...................................................................................................... 4 Fotoreportage................................................................................................................ 4
7.1. 7.2.
8.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
3 van 30 juni 2010
1.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED
1.1.
Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2) Het RUP Roobeek-Eekhoutstraat situeert zich in de gemeente Ardooie, centraal gelegen in de provincie West-Vlaanderen en maakt deel uit van het Leiebekken en het deelbekken ‘Mandel’. Ardooie bevindt zich in het arrondissement Tielt, heeft een oppervlakte van 3.456 ha en telt ruim 9000 inwoners. Ze bestaat uit de vroegere deelgemeenten Ardooie en Koolskamp en grenst in het noorden aan Wingene, in het oosten aan Pittem en Meulebeke, aan Izegem in het zuiden en aan de regionale stad Roeselare en Lichtervelde in het westen. De projectzone zelf bevindt zich ten oosten van de kern van Ardooie, grenzend aan het centrum. Doorheen het gebied stroomt de Roobeek (WL.7.22), een categorie 2 waterloop. Het plangebied wordt begrensd door: de Berlingmolenstraat in het noorden; een bestaande waterpartij in het oosten; de Groenboomgaardstraat-Oude Eekhoutstraat-Kaaistraat in het zuiden; en de Stationsstraat in het westen. De projectzone maakt deel uit van het traditioneel landschap ‘Land van RoeselareKortrijk’. Dit landschap wordt gekenmerkt door een golvende topografie en een sterk verstedelijkt weefsel. De open ruimte is er erg versnipperd, onregelmatig en begrensd door bebouwing en infrastructuur. Het studiegebied beantwoordt eveneens aan deze karakteristieken. Het is een open ruimte gebied nabij de kern van Ardooie en wordt grotendeels begrensd door wegen met zowel open als gesloten bebouwing. De Eekhoutstraat doorsnijdt het gebied waardoor twee delen kunnen onderscheiden worden: het westelijk deel is vandaag een licht beboste grasoppervlakte, met daarnaast een staande wip voor boogschutters en grasvelden voor de lokale jeugdverenigingen. Het oostelijk deel wordt gebruikt door een houthandel en –zagerij, een loonwerkersbedrijf, een veld voor hondendressuur met beperkte accommodatie, een verlaten tennisveld, akkers en weilanden. Centraal door het oostelijk deel stromend vinden we de Roobeek. Het stroomgebied van deze waterloop is ongeveer 700 ha groot. De vallei, bestaande uit natte zandleemgronden, is nog duidelijk herkenbaar aanwezig in het landschap. Buiten de vallei vinden we een matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B (aanrijkings-)horizont. Ter hoogte van de Oude Eekhoutstraat is de Roobeek ingekokerd. De westelijke tak van de beek (WL.7, eveneens ingekokerd) mondt ter hoogte van de Kaaistraat erin uit.
1.2.
Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) De gronden gelegen binnen de grenzen van dit uitvoeringsplan hebben in het gewestplan Roeselare-Tielt (K.B. december 1979, gewijzigd op 12/12/1998) de bestemmingen woongebied, woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
4 van 30 juni 2010
2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK
2.1.
Probleemstelling De probleemstelling van het gebied heeft diverse facetten. Enerzijds doen zich een aantal opportuniteiten voor: De gemeente Ardooie heeft sinds 2005 een nieuw sportcomplex met bijhorende voetbalterreinen in gebruik. Hierdoor komen de twee speelvelden langs de Eekhoutstraat en het de Groenboomgaardstraat vrij. Een deel van het gebied is volgens het gewestplan bestemd als woonuitbreidingsgebied. Een stuk hiervan komt regelmatig onder water te staan en is eveneens aangeduid als recent overstroomd gebied (zie bijlage, kaart 4). Het is dus niet opportuun om in deze zone woningen te laten bouwen. In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt dan ook voorgesteld om dit woonuitbreidingsgebied te herbestemmen als zone voor speelbos. Anderzijds zijn er ook een aantal knelpunten: De waterproblemen beperken zich niet enkel tot het recent overstroomd gebied: ook de kern van Ardooie heeft bij hevige neerslag te maken met wateroverlast. Als deze situatie zich voordoet komen diverse woningen in de Kaaistraat, de Eekhoutstraat, de Oude Eekhoutstraat en de Stationsstraat onder water te staan. Om deze problemen aan te pakken wenst de gemeente in samenspraak met de provinciale dienst waterlopen West-Vlaanderen enkele overstromingsgebieden aan te leggen langs de Roobeek. In de nabije omgeving van de kern van Ardooie vindt men weinig toegankelijk groen. De gemeente wenst een park en speelbos te realiseren nabij de kern (cfr. het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan).
2.2.
Verantwoording locatie Het rioleringsstelsel is een gemengd stelsel. Dit houdt in dat zowel al het afvalwater als het hemelwater wordt afgeleid naar het rioolnet en de collectoren. Er zijn diverse overstorten aanwezig op de bestaande riolering en collectoren, die uitmonden in de ingekokerde Roobeek. Daarnaast is er een sterk vermoeden dat een rioleringstreng aangesloten is op datzelfde ingekokerde gedeelte van de beek. Er is echter geen overzicht van de werking van de overstorten (frequentie, hoeveelheid, enz.) voorhanden. Er kan worden aangenomen dat bij hevige neerslag de hoeveelheid water die wordt afgeleid naar het gemengde rioleringsstelsel groter is dan de verwerkingscapaciteit van het stelsel, wat ertoe leidt dat de overstorten in werking treden. Die overstorten leiden het water af naar de ingekokerde Roobeek. Indien de verwerkingscapaciteit van de Roobeek en het rioleringsstelsel wordt overschreden, loopt het water niet meer weg en kan er zelfs water terug uit het rioleringsstelsel komen. Een mogelijke oplossing zou zijn het afkoppelen van het hemelwater en/of het aanleggen van een gescheiden stelsel. Dit is echter in een dorpskern allesbehalve evident en kan op korte termijn niet gerealiseerd worden. Er wordt dan ook geopteerd om het water in de Roobeek vertraagd in het ingekokerde deel te laten stromen. Om dit te doen is er stroomopwaarts in de inkokering ruimte nodig om dit water te bergen en is het wenselijk dat: De ruimte om het water te bergen aansluit bij de Roobeek; er voldoende ruimte voorhanden is; er geen bebouwing aanwezig is welke onder water kan komen te staan bij het opstuwen van het water; er eventueel een multifunctioneel gebruik wordt toegekend aan het gebied, aangezien het slechts periodiek overstroomt;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
5 van 30 juni 2010
…
In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat het woonuitbreidingsgebied ten oosten van de Eekhoutstraat wordt geschrapt wegens het niet geschikt zijn voor het realiseren van een woonwijk. Aangezien een gedeelte van het terrein al een recent overstroomd gebied is en op basis van het DTM kan vastgesteld worden dat er reeds van nature een ‘kom’ aanwezig is, wordt aangenomen dat met minimale inspanningen op deze locatie heel wat water kan worden geborgen. Het woonuitbreidingsgebied op het gewestplan is echter meer dan 8 ha groot. Dit is heel ruim om enkel in te richten als ruimte voor waterberging. De opportuniteit biedt zich dus aan om te voldoen aan de behoefte aan extra groen en speelruimte nabij de kern. Aangezien ook de beide voetbalvelden buiten gebruik zijn, wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voorgesteld deze ruimte daarom in te richten als park, zone voor natuurontwikkeling en speelbos. Zodoende moet een belangrijke en duidelijke link worden gerealiseerd tussen de groenzone ten westen van de Eekhoutstraat en die ten oosten ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
6 van 30 juni 2010
3.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND
3.1.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) De studiezone maakt deel uit van het buitengebied. Voor het buitengebied stelt het RSV de vrijwaring/versterking van de open ruimte en zijn structurerende functies (landbouw/natuur) voorop en dient de eerder lokale dynamiek, maximaal gebundeld te worden in de kernen, overeenkomstig hun niveau en passend binnen een gebiedsgerichte meer kwaliteits- dan kwantiteitsgerichte ontwikkelingsvisie en met prioritaire aandacht voor het fysisch systeem. Ook worden o.a. volgende relevante kwaliteitsobjectieven vooropgesteld: Behoud van het waterbergend vermogen van de waterlopen en ruimtelijke buffering van waterlopen; ruimtelijke ondersteuning van waterberging in beek- en riviervalleien; ruimtelijke buffering van waterlopen. Het voorliggende uitvoeringsplan beantwoordt aan deze objectieven door o.a. meer ruimte te geven aan water d.m.v. de realisatie van een bufferbekken. Door dit bekken in combinatie met een groeibos te ontwikkelen wordt ook het recreatief medegebruik mogelijk zonder de ruimtelijke draagkracht van de vallei aan te tasten.
3.2.
Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) Het informatief gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen duidt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur verschillende deelruimtes van de provincie aan. Die deelruimtes zijn gebaseerd op gemeenschappelijke potenties, knelpunten en identiteit en kunnen elkaar overlappen. Elke deelruimte krijgt een specifieke visie en rol toegewezen in het PRS-WV. In de gewenste ruimtelijke structuur van elke deelruimte worden de structuurbepalende dragers in algemene lijnen voorgesteld. Het plangebied van dit RUP is gelegen in de deelruimte Middenruimte, waarbinnen de beekvalleien deels bouwvrij worden gemaakt in het kader van integraal waterbeleid. De Roobeek is met zijn valleigebied in het PRS-WV gecategoriseerd als natuurverbindingsgebied, van het type rivier- en beekvalleien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
7 van 30 juni 2010
Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden waar kleine natuur- en landschapselementen de migratie van organismen (dieren en planten) tussen natuuraandachtzones vergemakkelijken in het landschap. Het zijn ruimten die groter zijn dan de kleine landschapselementen op zich die voor die natuurverbinding zorgen. Hierdoor ontstaat een sterke band met de landschappelijke structuur, omdat kleine landschapselementen medebepalend zijn voor een bepaald type landschap. Bij natuurverbindingsgebieden zijn volgende elementen van belang: natuurverbindingsgebieden zijn in principe aaneengesloten gebieden; natuur is er een nevenfunctie die de hoofdfunctie, meestal landbouw, niet kan regelen; voor de natuurfunctie staan behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen, de ondersteuning van kleine natuurgebieden en het behoud van de open ruimte centraal in het beleid; voor particulieren worden stimulerende maatregelen genomen op vrijwillige basis. Op provinciaal niveau zorgt het stelsel van rivier- en beekvalleien voor een ‘natuurlijke doorkruisbaarheid’. Deze natuurverbindingen vormen dus in principe een aaneengesloten gebied dat de verbinding verzorgt tussen de natuuraandachtszones. Hierbij richt het ruimtelijk beleid rond rivieren en beken zich op de samenhang met de valleien. Dit betekent dat er ruimtelijke voorwaarden worden gecreëerd die het integraal waterbeheer ondersteunen en die de samenhang tussen de waterloop en de vallei versterken. In de rivier- en beekvalleien wordt de natuurverbindingsfunctie versterkt door: het behoud en herstel van kleine natuurgebieden en landschapselementen; het vrijwaren van bebouwing; het nastreven van een natuurlijke loop: de meandering wordt maximaal toegelaten, behouden en indien mogelijk hersteld; het zoveel mogelijk opheffen van barrières die de biodiversiteit van de waterloop verstoren; de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vistrappen zijn hiervan een voorbeeld; het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien zoveel mogelijk te behouden en versterken. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijk herstel van de winterbedding als overstromingsgebied. In provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen voor overstromingsgebieden bouwvrije zones en wacht- en retentiebekkens van bovenlokaal belang worden afgebakend, als dit nog niet voorzien is op het Vlaamse niveau. Deze bekkens moeten aansluiten bij het omringende landschap. Het realiseren van de combinatie van een zone voor waterberging met natuurontwikkeling en speelbos speelt direct in op de visie van de provincie t.a.v. de natuurverbindingsgebieden. Ook de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied vindt hierop aansluiting, meerbepaald op het vrijwaren van bebouwing en het zoveel mogelijk behouden en versterken van het waterbergend vermogen van de beekvalleien. 3.3.
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) In het GRS gaat heel wat aandacht uit naar het belang van de waterlopen als elementen van de ecologische infrastructuur. Hierbij wordt o.a. beschreven dat de Veldbeek, de Roobeek en de Jobeek een lage ecologische waarde hebben, wat te wijten is aan de slechte waterkwaliteit in combinatie met matige tot slechte structuurkenmerken (oeververstevigingen, meandering, stroomkuilenpatroon). De Roobeek wordt beschreven als potentieel waardevol. Vandaag herbergt de vallei vanuit landschappelijk oogpunt al heel wat waarde. Het voorkomen van kleine landschapselementen zoals knotwilgen, opgaande oeverbegroeiing en enkele drinkputten
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
8 van 30 juni 2010
maken het geheel ecologisch gezien aantrekkelijk. De grasweiden zijn hoofdzakelijk van het type Engels raaigras met witte klaver, dit wil zeggen intensief bemeste en gebruikte grasweiden. Over de ecologische infrastructuur vinden we het volgende in het GRS: Door het ontbreken van grote oppervlakten bos of vochtige gebieden in de gemeente (met uitzondering van ’t Veld), maken de aanwezige kleine landschapselementen het belangrijkste deel uit van het natuurpatrimonium van de gemeente. Deze elementen hebben zowel een ecologische als landschappelijke functie. Landschappelijk zijn ze beeldbepalend en bepalen ze het specifiek karakter van de open ruimte. Ecologisch zijn ze belangrijk als verbindingselement tussen elementen van de natuurlijke structuur. Nagenoeg alle elementen van de ecologische structuur (bomenrijen, boomgaarden, veedrinkpoelen...) zijn door de mens aangelegd. Behoud van deze elementen is dan ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt wenselijk. Vanuit deze visie wordt voorgesteld een parkgebied te ontwikkelen in de oostzijde van Ardooie. Dit zou gebeuren binnen het plangebied van dit RUP: ter hoogte van het oude voetbalveld en langs de oevers van de Roobeek. De beekvallei met de omliggende waterzieke gronden zal de drager van het park vormen. Bij de ontwikkeling van het gebied worden verschillende doelstellingen geïntegreerd nagestreefd, nl. ecologie, landschapsontwerp en recreatie. De realisatie van het parkgebied kadert eveneens binnen de idee van het ontwikkelen van een aantal open ruimte corridors die binnendringen in de kernbebouwing, om zo een aangename en groene leefomgeving te bewerkstelligen. In het richtinggevend gedeelte van het GRS worden de beken en beekvalleien naar voor geschoven als dragers van de ecologische infrastructuur. Zij worden maximaal gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Bestaande bebouwing wordt waar nodig ruimtelijk ingepast en de biologische en fysische kwaliteit van het water wordt behandeld binnen specifieke projecten van integraal waterbeheer. Voor deze elementen wordt minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nagestreefd zodat ze kunnen fungeren als refugium en migratiekanalen voor planten en dieren. Ze vormen een verfijning van het bovenlokaal ecologisch netwerk. Het beleid is gericht op: het behoud of herstel van het natuurlijk verloop van deze sloten (meandering); het versterken van de aanwezige begeleidende beplanting op de bermen langs de beken; natuurontwikkeling op de restpercelen langs de grachten. Het mag duidelijk zijn dat het GRS een consequente verderzetting vormt van het PRSWV. Hieruit moeten we besluiten dat het van groot belang is de visie van het GRS en meerbepaald die op de open ruimte en de rivier- en beekvalleien even consequent door te voeren in de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. 3.3.1. Beleidsvisie gemeentelijk woonbeleid De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt de ontwikkelingsmogelijkheden voor de woonuitbreidingsgebieden, zoals vermeld in artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen: RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
9 van 30 juni 2010
“Een gemeente kan een woonuitbreidingsgebied eerst omzetten naar woongebied door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, voor zover een toelichtingsnota bij dat bestemmingsplan een beleidsvisie op het gemeentelijk woonbeleid insluit of naar een bestaande beleidsvisie in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan verwijst. Een beleidsvisie bestaat ten minste uit een prioriteitenbepaling en een fasering met betrekking tot het ontwikkelen van de bijkomende ruimte voor woningbouw vanuit een globale visie op het wonen in de gemeente.” (art. 5.6.5.). Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Ardooie schrijft de visie voor het gemeentelijk woonbeleid uit (informatief gedeelte “1.3. Aanbod van bouwmogelijkheden”, en richtinggevend gedeelte “1.2. Invulling van de taakstelling aan nieuwe woonomgevingen voor de kernen Ardooie en Koolskamp (tot 2007)”. De basis van de confrontatie tussen de taakstelling (uit het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen) en aanbod is er tot 2007 nood aan ruimte voor 11 nieuwe woongelegenheden in de kern Ardooie of 1 ha. De kern Ardooie heeft daarbij een tekort van 27 woongelegenheden, terwijl Koolskamp een aanbod heeft van 16 woongelegenheden. Uitgangspunten bij de afbakening van nieuwe woonomgevingen zijn: - het aansluiten bij een bestaand woonweefsel; - een goede ontsluiting; - nabijheid bij het centrum en voorzieningen; - beperking van de aantasting van de open ruimte. Voor de woon- en woonuitbreidingsgebieden waarvoor het niet opportuun wordt geacht ze aan te snijden, zullen planinitiatieven worden genomen (in de vorm van een ruimtelijk uitvoeringsplan) in functie van bestemmingswijziging. Voor het woonuitbreidingsgebied Berlingmolenstraat-Groenstraat wordt vermeld dat dit hoofdzakelijk bestaat uit laaggelegen gronden nabij de waardevolle vallei van de Roobeek (overstromingsgebied), het gebied niet geschikt is voor woningbouw, en ingericht wordt als park (bos). Het RUP Roobeek-eekhoutstraat voorziet in de uitvoering van deze bepalingen met de omzetting van de gewestplanbestemming “woonuitbreidingsgebied” in de bestemming “Zone voor natuurontwikkeling & waterbuffering” (categorie van gebiedsaanduiding “overig groen”, subcategorie “gemengd open ruimte-gebied”). Specifiek wordt hier de realisatie van een waterbufferbekken beoogd, zo goed mogelijk ingepast in het bestaande reliëf van het valleigebied. Hiermee wordt het waterbergend vermogen van de vallei op deze plaats geoptimaliseerd en wordt een oplossing voorzien voor de wateroverlast in de kern van Ardooie. De hoofdreden voor het niet bebouwbaar zijn van het woonuitbreidingsgebied wordt hiermee weggenomen. 3.4.
Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Dit planningsproces gebeurt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en houdt de beleidsmatige herbevestiging in van de gewestplannen door het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur. Binnen deze afbakening worden een aantal perimeters gedefinieerd, waarbinnen bepaalde bestemmingen van de bestaande rechtsgeldige gewestplannen, algemene en bijzondere plannen van aanleg (APA en BPA’s), en ruimtelijke uitvoeringsplannen van de drie planningsniveaus beleidsmatig herbevestigd worden. Het gaat over: agrarische gebieden; natuurgebieden; bosgebieden;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
10 van 30 juni 2010
overige groengebieden.
De bestaande gewestplanvoorschriften, de omzendbrieven omtrent de toepassing van de gewestplanvoorschriften en de decretale bepalingen die bepaalde werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen toelaten buiten de geëigende bestemmingszone blijven onverminderd van toepassing. Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen worden beoordeeld op basis van deze bepalingen. In een eerste fase werden de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend in ‘grote eenheden natuur’ (GEN) en ‘grote eenheden natuur in ontwikkeling’ (GENO). Een RUP dat de natuurlijke elementen binnen deze gebieden betekenisvol aantast is gebonden aan de opmaak van een ‘passende beoordeling’. Het plangebied bevindt zich evenwel niet binnen deze afbakening en behoeft aldus geen passende beoordeling. De tweede fase van de afbakening van de gebieden van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur werd opgestart in 2004 en gebeurt per regio op een meer geïntegreerde manier t.a.v. landbouw, natuur en bos. Voor de regio Leiestreek werd door de Vlaamse administratie op 20 en 21 maart 2008 een ‘eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma’ voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. Zij konden hier tot 23 mei adviezen over uitbrengen. De Vlaamse regering moet aldus nog beslissen over de uitvoering van deze visie. Het beleid dat gevoerd wordt voor de afgebakende gebieden stelt voorwaarden aan de opmaak van latere ruimtelijke plannen. De algemene maatregel wordt als volgt geformuleerd: “Gemeentelijke en provinciale structuurplannen en toekomstige gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen dienen de herbevestigde agrarische bestemmingen te respecteren.” (Omzendbrief RO/2005/01). Anderzijds: “het beleid gericht op de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de kleine landschapselementen kan er onverminderd worden verder gezet gezien dit immers geen beperking van de vrije teeltkeuze betekent. Voorts zijn in de herbevestigde agrarische gebieden nieuwe inplantingen (met uitzondering van de bouwvrije zones) en uitbreidingen van bestaande bedrijven binnen het kader van de milieu- en mestwetgeving mogelijk. De relatie van de afbakening met de gemeentelijke (en provinciale) planningstaken wordt als volgt omschreven: binnen de herbevestigde agrarische bestemmingen kunnen zeer beperkte initiatieven genomen worden, voor zover deze kaderen binnen een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. De inhoudelijke uitgangspunten en de kwantitatieve opties t.a.v. de hoofdfunctie landbouw moeten in acht genomen worden. Volgende gemeentelijke RUP’s kunnen dan worden opgestart: voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang; differentiatie van het agrarisch gebied in functie van bebouwingsmogelijkheden; voor lokale natuur- en landschapselementen; voor wonen; voor werken; voor openbaar nut; toerisme en recreatie op lokaal niveau; lokale wegen; RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
11 van 30 juni 2010
in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten.
Het planningsinitiatief moet daarenboven aan volgende voorwaarden voldoen: het plan mag geen betekenisvolle afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur; een degelijk onderbouwde verantwoording of motivering m.b.t. de ruimtelijke doelstellingen voor samenhangende landbouwgebieden op Vlaams niveau moet een wezenlijk deel uitmaken van de (toelichting bij) de plannen. Conclusie en motivering De zone voor waterbuffering betreft een bestemming in overdruk, waarbij de basisbestemmingen (in grondkleur aangeduid) blijven gelden: het gedeelte agrarisch gebied volgens het gewestplan, wordt ook in het RUP bevestigd als basisbestemming voor bouwvrij agrarisch gebied. Hiermee wordt de categorie van gebiedsaanduiding voor het agrarisch gebied niet gewijzigd. De bestemming in overdruk kan evenwel resulteren in beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond, zoals bedoeld in artikel 6.3.1. “compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften” van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Gezien de basisbestemming voor agrarisch gebied bevestigd wordt, kan gesteld worden dat op deze locatie geen afbreuk wordt gedaan t.a.v. de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur en geen samenhangend landbouwgebied op Vlaams niveau in belangrijke mate wordt aangetast of bedreigd: de zone in agrarisch gebied betreft in totaliteit ondermeer een ingesloten zone tussen woonlinten, met onder meer voormalig voetbalterrein dat reeds geruime tijd geen agrarische functie meer kent. De agrarische bestemmingen worden in basisbestemming behouden als deel van het samenhangend landbouwgebied, en verkrijgen omwille van het waterzieke karakter van het gebied een overdruk in functie van de waterbeheersing. Anderzijds wordt in de aansluitende zone voor natuurontwikkeling en recreatie (oorspronkelijke gewestplanbestemming voor woonuitbreidingsgebied) in de voorschriften evenwel de mogelijkheid tot agrarisch medegebruik toegelaten als weiland, voor zover hierdoor de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied niet worden aangetast. Dit vormt een uitbreiding van de zones voor agrarisch gebruik. Agrarische gebouwen en constructies zijn daarbij niet toegelaten. Dit medegebruik kan bijvoorbeeld aangewezen zijn als periodieke beweiding van gronden die tijdelijk overstroomd worden en voor langere periodes droog staan. 3.5.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 (B.S. 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Deze verplichtingen houden in dat de beslissende overheid voor een bepaald programma, plan of vergunning, nagaat of het programma, het plan of de vergunning enige invloed heeft op het watersysteem (waterkwaliteit en waterkwantiteit alsook oppervlaktewater als grondwater). Met het decreet wordt o.m. de verplichting opgelegd dat een bestemmingsplan de bespreking omvat m.b.t. de in het plan vervatte ontwikkeling in functie van de watertoets. De mogelijke nadelige gevolgen voor het watersysteem en het menselijk gebruik ervan dienen aangegeven te worden, evenals voorstellen tot maatregelen die genomen moeten worden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
12 van 30 juni 2010
Het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 m.b.t. de watertoets (B.S. 31 oktober 2006) omvat richtlijnen voor de verschillende overheden voor de toepassing van de watertoets, en trad in werking op 1 november 2006. Mogelijke nadelige effecten voor het milieu, dewelke voortvloeien uit de verandering van de toestand van (bestanddelen van) het watersysteem, dienen afgewogen t.a.v. de bestaande toestand. Hiertoe kan het beschikbare kaartmateriaal voor het uitvoeren van de watertoets worden gebruikt (Agiv, Geoloket-Watertoets). De verschillende aspecten worden hieronder besproken. 3.5.1. Overstromingsgevoelige gebieden Binnen het plangebied wordt de omgeving van de Roobeek beschreven als effectief overstromingsgevoelig op de kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden. Hierbij moet andermaal de nadruk gelegd worden op het feit dat het woonuitbreidingsgebied, beschreven in het gewestplan, zich hier pal in bevindt. Het alsnog realiseren van woningen in deze zone kan dus niet toegelaten worden. 3.5.2. Infiltratiegevoelige gebieden De gronden in het RUP worden voor een groot deel aangeduid als infiltratiegevoelig. Het is aldus van belang te zorgen voor een maximale infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied (ook individuele ingrepen op perceelsniveau zijn van groot belang), ter compensatie van mogelijke bijkomende verhardingen binnen, of net buiten de zone van het RUP. Die mogelijke bijkomende verhardingen worden met dit RUP tot een minimum beperkt in de stedenbouwkundige voorschriften. 3.5.3. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden De helft van de gronden binnen het RUP blijken zeer gevoelig voor grondwaterstroming, de andere helft matig gevoelig. Een heel beperkt deel in het noordoosten van de perimeter wordt beschreven als weinig gevoelig. 3.5.4. Erosiegevoelige gebieden De erosiegevoelige gebieden beperken zich tot een aantal kleine zones in het zuidwesten van het plangebied, terwijl in het noordoosten nog een aantal, weliswaar ook beperkte, maar meer aaneengesloten zones te vinden zijn. 3.5.5. Recent overstroomde gebieden en risicozones voor overstromingen (zie bijlage, kaart 4) Naast het bovenstaande kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden en de risicozones voor overstromingen aangeduid. De ligging binnen deze afbakening kan een aanwijzing vormen m.b.t. het bestaan van een problematiek rond wateroverlast. Een relatief groot deel van het plangebied is gelegen in een recent overstroomd gebied. Een kleinere, aaneengesloten zone in de directe omgeving van de Roobeek wordt beschreven als risicozone voor overstromingen. Uit het voorgaande onderzoek kan worden besloten dat de zone van het RUP een waterziek gebied is, waar absoluut de gepaste maatregelen moeten getroffen worden, wil men een goede werking van het gebied binnen zijn omgeving realiseren. Vandaar de initiële maatregel om binnen het plangebied een wateropvangbekken te realiseren als buffer voor de omgeving. Zoals eerder aangehaald heeft deze locatie, mits beperkte inspanningen, heel wat potentie om een aanzienlijke capaciteit te halen op het vlak van waterberging. RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
13 van 30 juni 2010
3.6.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Volgende buurtweg valt gedeeltelijk binnen het plangebied: - Buurtweg nr. 84 (Eekhoutstraat) Volgende buurtwegen grenzen aan het plangebied: - Buurtweg nr. 6 (Stationstraat); -
Buurtweg nr. 35 (Berlingmolenstraat);
-
Voetweg nr. 66 (Groenboomgaardstraat).
Geen van de buurt- of voetwegen wordt gewijzigd of afgeschaft.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
14 van 30 juni 2010
3.7.
Overige juridische randvoorwaarden Een samenvatting van de overige juridische randvoorwaarden wordt weergegeven in onderstaande tabel: Document Gewestplan Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Bijzondere plannen van aanleg Niet-vervallen verkavelingsvergunningen Stedenbouwkundige vergunningen Buurtwegen Beleidskader landbouw, natuur en bos Afbakening agrarische structuur Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Gebieden van het VEN/IVON Vlaamse of erkende natuurreservaten Bosreservaten Biologische waarderingskaart Beleidskader landschap en erfgoed Beschermde monumenten Beschermde landschappen Beschermde stad- en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed Traditioneel landschap Landschapsatlas: ankerplaats, relictzone, puntrelict Beleidskader water Polders en wateringen Beschermingszones grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Geklasseerde waterlopen Risicozones voor overstromingen
4.
Kenmerken Agrarisch gebied, woongebied, woonuitbreidingsgebied Geen Geen Geen Geen Geen Geen Ja Geen Ja Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Roobeek = Categorie 2 waterloop Ja
BESTAANDE TOESTAND De bestaande toestand van het plangebied wordt weergegeven op het plan bestaande toestand. De feitelijke toestand wordt weergegeven in de fotoreportage in bijlage.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
15 van 30 juni 2010
5.
VISIE & CONCEPTEN
5.1.
Visie Het ruimtelijk uitvoeringsplan Roobeek-Eekhoutstraat heeft een uitermate interessante ligging t.o.v. de Ardooise dorpskern. Het is van belang deze troef uit te spelen en de potenties van de locatie maximaal te benutten. Mits een kwalitatieve realisatie kan een nieuwe openbare ruimte worden gedefinieerd binnen de dorpskern, met het oog op doorgedreven meervoudig ruimtegebruik. Hierbij wordt een sterk samenspel voorgesteld van verschillende functies in een boeiende verwevenheid.
5.2.
Concepten
5.2.1. De Roobeek als drager De Roobeek zal met zijn aanpalende waterzieke gronden de structuurbepalende drager vormen voor de geplande parkopbouw. De natste gronden zullen de meest kwetsbare en natuurlijk waardevolle gebieden zijn, terwijl de drogere delen een meer robuuste weerbaarheid zullen hebben. Op die manier moet het mogelijk zijn het hele gebied als een open ruimtecorridor te laten binnendringen tot in de dorpskern. 5.2.2. Openbare ruimte met meerledig karakter De openbare ruimtes binnen het RUP worden bestemd als parkzone en zone voor natuurontwikkeling, maar overstijgen hun bestemming door meervoudig ruimtegebruik. De parkzone zal niet enkel worden gebruikt om te kuieren of languit te rusten, ook meer sportieve activiteiten (cfr. de aanwezige boogschutters, mountainbikers, jeugdverenigingen, enz.) zullen een plaats vinden in de parkzone. Met het oog op een sterk verhoogde dynamiek worden deze diverse activiteiten verweven met elkaar. Deze lijn wordt doorgetrokken in de zone voor natuurontwikkeling. Daar wordt ruimte voorzien voor een waterbufferbekken, wat in de eerste plaats een puur functionele maatregel is, maar ook een aanknopingspunt kan bieden naar natuureducatie. Verder is hier een gradiënt naar gebruik mogelijk: van de rustige wandelaar tot de sportieve mountainbiker, van de jonge scout tot de oudere vogelspotter, elke inwoner van Ardooie zal hier wel een activiteit vinden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
16 van 30 juni 2010
5.2.3. Sterke relaties De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de verschillende soorten openbare ruimtes is van cruciaal belang. Zowel de verbinding tussen de parkzone en de dorpskern als die tussen de parkzone en de zone voor natuurontwikkeling moet visueel sterk uitgewerkt worden, zodat de twee groene zones ervaren worden als één geheel met diverse gradaties naar gebruik en beleving, met een sterke link naar de dorpskern van Ardooie. Het geheel moet m.a.w. meer vormen dan de som van zijn delen. 5.2.4. Afschermende woonzoom De woonzone rond het gebied voor natuurontwikkeling moet, naarmate ze verder densifieert, een afschermende zoom vormen, die een rijkdom aan natuur en recreatie herbergt in zijn hinterland. Mits een aantal goed geplaatste visuele en fysieke doorsteken kan de nieuwsgierigheid van een bezoeker geprikkeld worden om het gediversifieerde landschap van naderbij te bekijken. 5.2.5. Groene buffers Het park en de zone voor natuurontwikkeling zullen op hun beurt groene buffers vormen tussen de activiteiten binnen deze zones en de woningen in de omgeving. Zo wordt ook de fysieke relatie tussen de achterzijdes van deze woningen en de groene zones op een kwalitatieve manier opgelost.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
17 van 30 juni 2010
6.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES De verschillende concepten resulteren in het grafische plan van het RUP. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen volgende zones: het park, de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, de zone voor waterbuffering (in overdruk gedeeltelijk in agrarisch gebied) en delen van het woongebied waar strategische doorsteken voor traag verkeer worden voorzien. In wat volgt wordt de visie voor elk van deze onderdelen nader toegelicht.
6.1.
Het park Onmiskenbare troef van deze zone is zijn ligging vlakbij het centrum. Op een boogscheut van de kerk en het gemeentehuis bevindt zich dit voormalig voetbalterrein, op zoek naar een nieuwe functie. Rekening houdend met het huidige groene karakter en de aanwezige lokale verenigingen wordt dit gebied bestemd als parkzone, waar sport en recreatie mogelijk blijft, zolang het rustige karakter van de parkzone behouden blijft. De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de dorpskern en het park is van cruciaal belang. Momenteel is een pad aanwezig ter hoogte van de Stationsstraat dat zeker enige kwaliteit bezit, maar de ingang tot het toekomstige park kan zeker nog beter geaccentueerd worden. De ruimte die het aanpalend braakliggend perceel in de Stationsstraat biedt, kan eventueel gebruikt worden om deze toegang op te waarderen, door o.a. ruimte te voorzien voor het stallen van fietsen, een bescheiden toegangspoort, infoborden, enz. Voor de inrichting van het park moet rekening gehouden worden met de veiligheid van bezoekers tijdens het boogschieten. Eventuele paden in de nabijheid van de wip moeten kunnen afgesloten worden wanneer deze activiteiten zich voltrekken. Verder moet een ruime buffer worden aangelegd t.o.v. de aanpalende woningen, zodat ook de achterzijdes van deze gebouwen op een kwalitatieve manier aansluiten op het parkgebied. Aan de noordzijde van het gebied vinden we een verharde oppervlakte, die eventueel kan ingericht worden als een beperkte zone voor het parkeren van onderhoudsvoertuigen. Het behoud van bestaande bomenrijen wordt aangemoedigd. De bestaande parkeervoorzieningen worden bevestigd in een specifieke deelzone. Er is geen behoefte aan uitbreiding ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
18 van 30 juni 2010
6.2.
Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk) Ten oosten van de Eekhoutstraat wordt ruimte voorzien voor de realisatie van een ruime zone voor natuurontwikkeling en recreatie, onder meer als speelbos. De mogelijkheden zijn legio: er kan gewerkt worden met een droog-nat gradiënt, met educatieve en recreatieve zones, met avontuur- en wandelgebieden, enz. Er moet evenwel aandacht geschonken worden aan de natuurlijke weerbaarheid van het gebied. Bepaalde gedeeltes kunnen bijvoorbeeld extra aantrekkelijk gemaakt worden voor mountainbikers, zodat zij wegblijven uit de meer kwetsbare gebieden, terwijl knuppelpaden de mogelijkheid bieden aan echte natuurliefhebbers om door het overstromingsgebied te wandelen (zie verder). De nadruk ligt op zachte recreatie, en specifiek dient ook het jaarlijks cyclo-cross evenement van Ardooie op deze locatie behouden te blijven. Bovenop een gedeelte van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, en bovenop een aansluitende zone voor agrarisch gebied (bevestiging van de huidige agrarische bestemming) wordt een bijkomende bestemming gegeven voor de realisatie van een waterbufferbekken. Aan de basis hiervan liggen recente periodes van wateroverlast in het centrum van Ardooie. Er wordt geopteerd om de waterbuffering te realiseren die zoveel mogelijk ingepast wordt in de natuurlijke topografie en in combinatie gebeurt met natuurontwikkeling. Dit gebied wordt beperkt uitgegraven en krijgt een heel zacht talud. De diepte van het overstromingsgebied varieert, waardoor waardevolle ecologische gradiënten ontstaan, met telkens een specifieke flora. De nodige bedijkingen, bodem- en oeververstevingen en stuwconstructie worden hiertoe aangelegd. Rondom het bufferbekken wordt een berm aangelegd met een breedte van minstens 5 meter. Ook wordt het agrarisch medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie toegelaten, onder meer in functie van periodieke beweiding van tijdelijk drooggelegen gronden. Om de relatie tussen het parkgebied en de zone voor natuurontwikkeling duidelijk en aantrekkelijk te maken, kan een functionele en attractieve doorgang over de beekvallei van de Roobeek worden voorzien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
19 van 30 juni 2010
6.3.
Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen De woonzone van het RUP beperkt zich tot delen rondom de zone voor natuurontwikkeling, die nu reeds in grote mate verhard zijn. Zowel open, halfopen als gesloten bebouwing wordt er toegelaten. De wisselwerking tussen natuur-, woon- en parkzone wordt verder aangehaald door middel van het voorzien van strategische doorsteken die de doorgankelijkheid voor traag verkeer vanuit de dorpskern doorheen de buitengebiedzones mogelijk maken. Op het bestemmingsplan worden hiertoe doorheen de in het plangebied opgenomen delen woongebied op indicatieve wijze toegangen tot de zones van het RUP aangegeven voor fietsers en voetgangers. Hun locatie is niet bindend, maar is wel een suggestie naar de gewenste connecties voor het langzame verkeer (fietsers, voetgangers). De bijhorende voorschriften zijn daarentegen wel bindend. De beheerder van het openbaar domein staat in voor het onderhoud van deze toegangsassen, dit om de visuele continuïteit en aantrekkelijkheid vanaf de openbare weg te verzekeren. De strook woongebied langs de Eekhoutstraat heeft momenteel een lage bebouwingsgraad, en bezit een potentie om de link tussen parkzone en zone voor natuurontwikkeling en recreatie ruimtelijk-functioneel en visueel vast te leggen: hiertoe wordt voor de verplichte indicatieve doorgang doorheen de woonstrook een minimale breedte van 5 meter opgelegd, en wordt de mogelijke bebouwingsvorm verplicht open gehouden in functie van het behoud van de zichtrelatie tussen beide groene recreatieve zones. Enkel open bebouwing is hier mogelijk, met een minimale perceelsbreedte van 18 meter, en verplichte bouwvrije zijtuinstroken van 4 meter. Dit betekent dat met de minimale perceelsbreedtes telkens minimaal 8 m aaneengesloten zijtuinstrook voorkomt tussen de bebouwing. Om de zichtrelatie te garanderen, worden ook bijgebouwen zoals garages en tuinbergingen geweerd uit de zijtuinstroken.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
20 van 30 juni 2010
7.
DECRETALE BEPALINGEN
7.1.
Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften
7.1.1. Op te heffen gewestplanbestemmingen Na goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen worden voorschriften van de bestemmingen van het gewestplan, die binnen de begrenzing van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, weergegeven in volgende tabel: Bestemming gewestplan Woongebied
Opp. 2ha 86a 97ca
Woonuitbreidingsgebied
6ha 15a 26ca
Agrarisch gebied
Gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s Totaal:
wordt
wordt
3ha 55a 91ca
wordt
1a 09ca
wordt
12ha 59a 23ca
Bestemmingen RUP Zone voor wonen Parkzone Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor wegenis en openbaar domein Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Parkeerzone (overdruk) Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied
Opp. 1ha 06a 82ca 1ha 47a 55ca 16a 62ca
Zone voor waterbuffering (overdruk)
1a 09ca 12ha 59a 23ca
15a 98ca 16a 62ca 2a 84ca 7a 77ca 6ha 15a 26ca 3ha 06a 95ca 28a 26ca 3ha 55a 91ca 3ha 42a 54ca 14a 31ca 1a 09ca
7.1.2. Op te heffen verkavelingsvoorschriften Er zijn geen goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen aanwezig in het plangebied. 7.2.
Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften Artikel 2.2.2, §1, eerste lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verplicht in voorkomend geval de opname van een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1 van deze Codex, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4 van deze Codex, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. “Deze regeling is puur planologisch van aard: zij betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. Bij de planopmaak moet geen onderzoek worden verricht naar de eigendomsstructuur betreffende deze percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing, naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake genoemde vergoedingen etc…
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
21 van 30 juni 2010
Zulks zou het planproces uitermate vertragen en bezwaren. (MvT, Parl. St., Vl. Parl., 2008-09, nr. 2011/1, p. 40)” 7.2.1. Planschade In artikel 2.6.1. van de codex staat het volgende vermeld: “§2. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen” en “§3. Voor de toepassing van planschadevergoeding moet bovendien aan volgende criteria samen worden voldaan op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het definitieve plan: 1°het perceel moet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg overeenkomstig artikel 4.3.5, §1; 2°het perceel moet stedenbouwkundig en bouwtechnisch voor bebouwing in aanmerking komen; 3°het perceel moet gelegen zijn binnen een bebouwbare zone zoals bepaald in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 4°enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een planschadevergoeding: - 170f; - 170d; - 170g. In bepaalde gevallen is geen planschadevergoeding verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.1, §4. 7.2.2. Planbaten In artikel 2.6.4, van de codex staat het volgende vermeld: “Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op een perceel één of meer van de hiernavolgende bestemmingswijzigingen doorvoert:” In bepaalde gevallen is geen planbatenheffing verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.5 en artikel 2.6.6. Uit deze bepalingen volgt dat geen percelen in aanmerking kunnen komen voor een planbatenheffing. 7.2.3. Bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften In art. 6.2.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een bestemmingswijzigingscompensatie is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van […] een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, omzet naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "reservaat en natuur", "bos" of "overig groen" valt; In art. 6.3.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van gewestelijke, provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg […], dewelke op een agrarisch gebied of op een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, meer beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond opleggen dan redelijkerwijs geduld moet worden in het algemeen belang en ter vrijwaring van de op de vooravond van de beperkingen bestaande basismilieukwaliteit […], en door de naleving van de voorschriften van de Vlaamse regelgeving omtrent milieu en natuur. Indien de kapitaalschade voortvloeit uit een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, is aan het criterium, vermeld in het eerste lid, slechts voldaan, en wordt de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften slechts toegekend, indien beide hiernavolgende vereisten zijn vervuld: 1° RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
22 van 30 juni 2010
de aangebrachte overdruk betreft een nieuwe overdruk die nieuwe beschermingsvoorschriften betreffende inrichting en beheer oplegt; 2°de aangebrachte overdruk betreft de overdruk "ecologisch belang", "ecologische waarde", "overstromingsgebied", "reservaat" of "valleigebied ", of een vergelijkbare, door de Vlaamse Regering aangewezen, overdruk.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een bestemmingswijzigingscompensatie of compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften: - 371e; - 372d; - 372e; - 389a; - 390c; - 394a; - 393; - 354a; - 353l; - 353k; - 355a. 7.3.
Screening van de Plan-MER-plicht De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. De nieuwe regelgeving voorziet dat overheden die een plan met mogelijke aanzienlijke milieueffecten willen opmaken, eerst de milieueffecten ervan en de eventuele alternatieven in kaart moeten brengen. Door in de planfase reeds rekening te houden met mens en milieu, voorkomt men dat pas in een vergevorderd stadium aan het licht komt dat een specifiek project niet haalbaar is. In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Roobeek-Eekhoutstraat’ werd een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Verzoek tot raadpleging”). Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, werd op 2/03/2009 een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) teneinde de te raadplegen adviesinstanties te kennen. Op 16/03/2009 werd door de Dienst BGP een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan-MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed WestVlaanderen - Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, West-Vlaanderen - Vlaamse Landmaatschappij - ANB - West-Vlaanderen - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
23 van 30 juni 2010
Een verzoek tot raadpleging werd op 17/03/2009 ter advies verstuurd aan de aangegeven instanties. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontvangen adviezen: Adviesinstantie Departement Landbouw en Visserij – Duurzame ontwikkeling
Datum advies 23/04/09
VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer
24/04/09
Agentschap R-O VlaanderenRuimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
24/04/09
Provincie WestVlaanderen
06/04/09
ANB
09/04/09
VLM Agentschap R-O Vlaanderen Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen
29/04/09 11/05/09
Inhoud advies (samenvatting) Gunstig advies, akkoord met conclusies ‘verzoek tot raadpleging’ mits - Vermelding van de innameput en aanzuigput thv het bufferbekken voor afname van hemelwater door landbouwers; - Vermelding dat er wel degelijk samenhang is met de agrarische gebieden in de onmiddellijke omgeving; - Er ook aandacht is voor een vergoeding voor de gebruikers van de landbouwpercelen. Aandachtspunten voor RUP: - er dient een compensatiegebied met een oppervlakte van de bestaande agrarische bestemming voorzien te worden; - medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en waterbuffering door landbouw dient onderzocht te worden; - het bestaande landbouwgebied maakt wel onderdeel van het samenhangende landbouwgebied. Voorwaardelijk gunstig advies, mits rekening gehouden wordt met - De principes van de GSV inzake infiltratie en buffering dienen eveneens toegepast te worden op de zone voor openbaar domein en wegenis (art. 4); - Het gebruik van harde materialen bij de herprofilering van de Roobeek wordt tot een minimum beperkt. Gunstig advies, mits het inschatten van mogelijke effecten op waardevol gerepertorieerd bouwkundig erfgoed. Na telefonisch contact met de dienst onroerend erfgoed blijkt dat de huisnummers 24 en 30 in de Berlingmolenstraat en de huisnummers 80, 96, 98 en 106 waarschijnlijk zullen opgenomen worden in de inventaris. Het RUP heeft echter geen rechtstreekse invloed op deze gebouwen, waardoor er kan gesteld worden dat deze nuancering geen aanzienlijke wijzigingen met zich mee brengt met betrekking tot de effectbeoordeling. Er wordt geen overkoepelend eindadvies geformuleerd, maar wel volgende aandachtspunten: - Het deelbekkenbeheerplan schuift de Roobeek naar voor als prioritair aandachtsgebied om tot een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem te bekomen; - In het bekkenbeheerplan wordt de aanpak van de verdunning van het influent van de RWZI’s als prioritair naar voor geschoven; - Het overstorten van het rioleringsstelsel met een impact op de waterloop moet tot een absoluut minimum beperkt worden; - Voor bijkomende woningen dient gestreefd te worden naar maximale afkoppeling van het hemelwater; - Binnen het plangebied moet maximaal gezorgd worden voor voorzieningen die toelaten om in de toekomst ook bestaande woningen het hemelwater te laten afkoppelen; - Het deelbekkenbeheerplan voorziet dat er voor het gebied thv het bufferbekken gezocht wordt naar een landschappelijke verbinding met Ardooie Veld en het Rodesgoed; - De herprofilering van de beek moet minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nastreven. Er dienen dus zo weinig mogelijk nietnatuurlijke materialen gebruikt worden; - Het feit dat de Stationsstraat geselecteerd werd als bovenlokale functionele fietsroute. ANB verklaart zich akkoord met het verlenen van een ontheffing van de plan-MER-plicht. De screeningsnota beschrijft de voor hen relevante milieueffecten op afdoende wijze. Het RUP dient niet aan een plan-Mer te worden onderworpen. De plan-MER-screening beantwoordt in voldoende mate voor wat betreft de inschatting van de effecten van het voorgenomen planinitiatief op de ruimtelijke ordening. Noodzakelijke verbetering: - Er wordt gesteld dat een gescheiden stelsel meer wateroverlast kan veroorzaken. Deze stelling dient eerder genuanceerd te worden aangezien bij kleine regenbuien de wateroverlast niet zal optreden via het RWA stelsel en anderzijds bij grote regenbuien
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
24 van 30 juni 2010
-
zelfs in een gemengd stelsel wateroverlast zal optreden door de overstortwerking. Bijkomend heeft het RWA stelsel op zich al een bufferende werking. Suggesties ter verbetering: In elke zone dienen bij de opmaak van de voorschriften werken ten goede van de waterhuishouding te worden toegelaten, zonder dat de eigenlijke functie van de bestemming in het gedrang komt.
Op basis van de ontvangen adviezen werd een definitief screeningsdossier verzonden aan de Dienst Mer. Op 23/06/2009 verstuurde de Dienst Mer haar beslissing: het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot aanzienlijke milieugevolgen en de opmaak van een planMER is niet nodig. Een kopie van de beslissing van de Dienst Mer is toegevoegd als bijlage (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Beslissing Dienst Mer”).
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
25 van 30 juni 2010
8.
BIJLAGEN
8.1.
Kaart 1 – Situering ruimere context
8.2.
Kaart 2 – Situering plangebied
8.3.
Kaart 3 – Situering gewestplan
8.4.
Kaart 4 – Recent overstroomd gebied
8.5.
Kaart 5 – Watertoets
8.6.
Screening van de plan-MER-plicht - verzoek tot raadpleging - beslissing Dienst Mer
8.7.
Plenaire vergadering - Eerste plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering - Tweede plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
26 van 30 juni 2010
8.8.
Fotoreportage
8.8.1. Parkzone
Parkzone vanaf Eekhoutstraat
Achterzijde woonpercelen langs Stationsstraat t.o.v. parkzone
De verouderde boogschuttersinfrastructuur RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
27 van 30 juni 2010
8.8.2. Zone voor natuurontwikkeling & recreatie / Agrarisch gebied / Zone voor waterbuffering
Zone voor natuurontwikkeling vanaf Eekhoutstraat
Toegang over de Roobeek
Bomenrijen in het gebied
Visuele link vanuit de zone voor natuurontwikkeling naar de parkzone
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
28 van 30 juni 2010
8.8.3. Woonzone en omliggend woongebied
Woningen in de Eekhoutstraat
Woningen in de Stationsstraat (links) en de Berlingmolenstraat
Woningen in de Groenboomgaardstraat
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
29 van 30 juni 2010
8.8.4. Toegangen / Indicatieve tracés voor trage wegen
Link dorpskern – parkzone (Stationsstraat)
De huidige toegang vanuit de dorpskern naar de parkzone (vanuit Stationsstraat)
Zuidoostelijke doorsteek vanuit Oude Eekhoutstraat (links) en noordoostelijke doorsteek (Berlingmolenstraat) tot de zone voor natuurontwikkeling
Doorsteek vanuit de Eekhoutstraat naar de zone voor natuurontwikkeling RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
30 van 30 juni 2010
GEMEENTE ARDOOIE RUP “ROOBEEK - EEKHOUTSTRAAT” Toelichtingsnota
COLOFON Opdracht: RUP “Roobeek – Eekhoutstraat”
Opdrachtgever: Gemeente Ardooie Polenplein 15 8850 Ardooie
Opdrachthouder: SORESMA nv Vijverdamstraat 61 8790 Waregem Tel: +32 (0) 56 74 20 00 Fax: +32 (0) 56 74 20 01 www.soresma.be
Identificatienummer:
1930023007_MVT/dbo
Datum:
status / revisie:
juni 2010
ontwerp
Vrijgave:
Contract Manager: Jan Parys, ruimtelijk planner Ruimtelijk planners: Alexander Maekelberg Dirk Bosmans
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUD 1. 1.1. 1.2.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED ............................................................. 4 Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2)............................................ 4 Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) ............................................................ 4
2.1. 2.2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK.................................... 4 Probleemstelling ............................................................................................................ 4 Verantwoording locatie.................................................................................................. 4
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND ....................................... 4 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)............................................................ 4 Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) .......................................... 4 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) ........................................................ 4 Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ......................... 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 De watertoets (zie bijlage, kaart 5) ................................................................................. 4 Overige juridische randvoorwaarden ............................................................................. 4
2.
3.
4.
BESTAANDE TOESTAND........................................................................................ 4
5. 5.1. 5.2.
VISIE & CONCEPTEN............................................................................................... 4 Visie .............................................................................................................................. 4 Concepten ..................................................................................................................... 4
6.1. 6.2. 6.3.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES ................................ 4 Het park ........................................................................................................................ 4 Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk)....... 4 Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen .................................................... 4
6.
7.
7.3.
DECRETALE BEPALINGEN.................................................................................... 4 Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften .......................... 4 Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften........................................................ 4 Screening van de Plan-MER-plicht ................................................................................ 4
8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8.
BIJLAGEN................................................................................................................... 4 Kaart 1 – Situering ruimere context ............................................................................... 4 Kaart 2 – Situering plangebied....................................................................................... 4 Kaart 3 – Situering gewestplan....................................................................................... 4 Kaart 4 – Recent overstroomd gebied ........................................................................... 4 Kaart 5 – Watertoets ..................................................................................................... 4 Screening van de plan-MER-plicht ................................................................................ 4 Plenaire vergadering ...................................................................................................... 4 Fotoreportage................................................................................................................ 4
7.1. 7.2.
8.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
3 van 30 juni 2010
1.
VERKENNING VAN HET PLANGEBIED
1.1.
Ligging en gebiedsomschrijving (zie bijlage, kaarten 1 & 2) Het RUP Roobeek-Eekhoutstraat situeert zich in de gemeente Ardooie, centraal gelegen in de provincie West-Vlaanderen en maakt deel uit van het Leiebekken en het deelbekken ‘Mandel’. Ardooie bevindt zich in het arrondissement Tielt, heeft een oppervlakte van 3.456 ha en telt ruim 9000 inwoners. Ze bestaat uit de vroegere deelgemeenten Ardooie en Koolskamp en grenst in het noorden aan Wingene, in het oosten aan Pittem en Meulebeke, aan Izegem in het zuiden en aan de regionale stad Roeselare en Lichtervelde in het westen. De projectzone zelf bevindt zich ten oosten van de kern van Ardooie, grenzend aan het centrum. Doorheen het gebied stroomt de Roobeek (WL.7.22), een categorie 2 waterloop. Het plangebied wordt begrensd door: de Berlingmolenstraat in het noorden; een bestaande waterpartij in het oosten; de Groenboomgaardstraat-Oude Eekhoutstraat-Kaaistraat in het zuiden; en de Stationsstraat in het westen. De projectzone maakt deel uit van het traditioneel landschap ‘Land van RoeselareKortrijk’. Dit landschap wordt gekenmerkt door een golvende topografie en een sterk verstedelijkt weefsel. De open ruimte is er erg versnipperd, onregelmatig en begrensd door bebouwing en infrastructuur. Het studiegebied beantwoordt eveneens aan deze karakteristieken. Het is een open ruimte gebied nabij de kern van Ardooie en wordt grotendeels begrensd door wegen met zowel open als gesloten bebouwing. De Eekhoutstraat doorsnijdt het gebied waardoor twee delen kunnen onderscheiden worden: het westelijk deel is vandaag een licht beboste grasoppervlakte, met daarnaast een staande wip voor boogschutters en grasvelden voor de lokale jeugdverenigingen. Het oostelijk deel wordt gebruikt door een houthandel en –zagerij, een loonwerkersbedrijf, een veld voor hondendressuur met beperkte accommodatie, een verlaten tennisveld, akkers en weilanden. Centraal door het oostelijk deel stromend vinden we de Roobeek. Het stroomgebied van deze waterloop is ongeveer 700 ha groot. De vallei, bestaande uit natte zandleemgronden, is nog duidelijk herkenbaar aanwezig in het landschap. Buiten de vallei vinden we een matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B (aanrijkings-)horizont. Ter hoogte van de Oude Eekhoutstraat is de Roobeek ingekokerd. De westelijke tak van de beek (WL.7, eveneens ingekokerd) mondt ter hoogte van de Kaaistraat erin uit.
1.2.
Situering op het gewestplan (zie bijlage, kaart 3) De gronden gelegen binnen de grenzen van dit uitvoeringsplan hebben in het gewestplan Roeselare-Tielt (K.B. december 1979, gewijzigd op 12/12/1998) de bestemmingen woongebied, woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
4 van 30 juni 2010
2.
PROBLEEMSTELLING & MOTIVERING TOT OPMAAK
2.1.
Probleemstelling De probleemstelling van het gebied heeft diverse facetten. Enerzijds doen zich een aantal opportuniteiten voor: De gemeente Ardooie heeft sinds 2005 een nieuw sportcomplex met bijhorende voetbalterreinen in gebruik. Hierdoor komen de twee speelvelden langs de Eekhoutstraat en het de Groenboomgaardstraat vrij. Een deel van het gebied is volgens het gewestplan bestemd als woonuitbreidingsgebied. Een stuk hiervan komt regelmatig onder water te staan en is eveneens aangeduid als recent overstroomd gebied (zie bijlage, kaart 4). Het is dus niet opportuun om in deze zone woningen te laten bouwen. In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt dan ook voorgesteld om dit woonuitbreidingsgebied te herbestemmen als zone voor speelbos. Anderzijds zijn er ook een aantal knelpunten: De waterproblemen beperken zich niet enkel tot het recent overstroomd gebied: ook de kern van Ardooie heeft bij hevige neerslag te maken met wateroverlast. Als deze situatie zich voordoet komen diverse woningen in de Kaaistraat, de Eekhoutstraat, de Oude Eekhoutstraat en de Stationsstraat onder water te staan. Om deze problemen aan te pakken wenst de gemeente in samenspraak met de provinciale dienst waterlopen West-Vlaanderen enkele overstromingsgebieden aan te leggen langs de Roobeek. In de nabije omgeving van de kern van Ardooie vindt men weinig toegankelijk groen. De gemeente wenst een park en speelbos te realiseren nabij de kern (cfr. het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan).
2.2.
Verantwoording locatie Het rioleringsstelsel is een gemengd stelsel. Dit houdt in dat zowel al het afvalwater als het hemelwater wordt afgeleid naar het rioolnet en de collectoren. Er zijn diverse overstorten aanwezig op de bestaande riolering en collectoren, die uitmonden in de ingekokerde Roobeek. Daarnaast is er een sterk vermoeden dat een rioleringstreng aangesloten is op datzelfde ingekokerde gedeelte van de beek. Er is echter geen overzicht van de werking van de overstorten (frequentie, hoeveelheid, enz.) voorhanden. Er kan worden aangenomen dat bij hevige neerslag de hoeveelheid water die wordt afgeleid naar het gemengde rioleringsstelsel groter is dan de verwerkingscapaciteit van het stelsel, wat ertoe leidt dat de overstorten in werking treden. Die overstorten leiden het water af naar de ingekokerde Roobeek. Indien de verwerkingscapaciteit van de Roobeek en het rioleringsstelsel wordt overschreden, loopt het water niet meer weg en kan er zelfs water terug uit het rioleringsstelsel komen. Een mogelijke oplossing zou zijn het afkoppelen van het hemelwater en/of het aanleggen van een gescheiden stelsel. Dit is echter in een dorpskern allesbehalve evident en kan op korte termijn niet gerealiseerd worden. Er wordt dan ook geopteerd om het water in de Roobeek vertraagd in het ingekokerde deel te laten stromen. Om dit te doen is er stroomopwaarts in de inkokering ruimte nodig om dit water te bergen en is het wenselijk dat: De ruimte om het water te bergen aansluit bij de Roobeek; er voldoende ruimte voorhanden is; er geen bebouwing aanwezig is welke onder water kan komen te staan bij het opstuwen van het water; er eventueel een multifunctioneel gebruik wordt toegekend aan het gebied, aangezien het slechts periodiek overstroomt;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
5 van 30 juni 2010
…
In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat het woonuitbreidingsgebied ten oosten van de Eekhoutstraat wordt geschrapt wegens het niet geschikt zijn voor het realiseren van een woonwijk. Aangezien een gedeelte van het terrein al een recent overstroomd gebied is en op basis van het DTM kan vastgesteld worden dat er reeds van nature een ‘kom’ aanwezig is, wordt aangenomen dat met minimale inspanningen op deze locatie heel wat water kan worden geborgen. Het woonuitbreidingsgebied op het gewestplan is echter meer dan 8 ha groot. Dit is heel ruim om enkel in te richten als ruimte voor waterberging. De opportuniteit biedt zich dus aan om te voldoen aan de behoefte aan extra groen en speelruimte nabij de kern. Aangezien ook de beide voetbalvelden buiten gebruik zijn, wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voorgesteld deze ruimte daarom in te richten als park, zone voor natuurontwikkeling en speelbos. Zodoende moet een belangrijke en duidelijke link worden gerealiseerd tussen de groenzone ten westen van de Eekhoutstraat en die ten oosten ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
6 van 30 juni 2010
3.
PLANNINGSCONTEXT EN JURIDISCHE TOESTAND
3.1.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) De studiezone maakt deel uit van het buitengebied. Voor het buitengebied stelt het RSV de vrijwaring/versterking van de open ruimte en zijn structurerende functies (landbouw/natuur) voorop en dient de eerder lokale dynamiek, maximaal gebundeld te worden in de kernen, overeenkomstig hun niveau en passend binnen een gebiedsgerichte meer kwaliteits- dan kwantiteitsgerichte ontwikkelingsvisie en met prioritaire aandacht voor het fysisch systeem. Ook worden o.a. volgende relevante kwaliteitsobjectieven vooropgesteld: Behoud van het waterbergend vermogen van de waterlopen en ruimtelijke buffering van waterlopen; ruimtelijke ondersteuning van waterberging in beek- en riviervalleien; ruimtelijke buffering van waterlopen. Het voorliggende uitvoeringsplan beantwoordt aan deze objectieven door o.a. meer ruimte te geven aan water d.m.v. de realisatie van een bufferbekken. Door dit bekken in combinatie met een groeibos te ontwikkelen wordt ook het recreatief medegebruik mogelijk zonder de ruimtelijke draagkracht van de vallei aan te tasten.
3.2.
Het Provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) Het informatief gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen duidt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur verschillende deelruimtes van de provincie aan. Die deelruimtes zijn gebaseerd op gemeenschappelijke potenties, knelpunten en identiteit en kunnen elkaar overlappen. Elke deelruimte krijgt een specifieke visie en rol toegewezen in het PRS-WV. In de gewenste ruimtelijke structuur van elke deelruimte worden de structuurbepalende dragers in algemene lijnen voorgesteld. Het plangebied van dit RUP is gelegen in de deelruimte Middenruimte, waarbinnen de beekvalleien deels bouwvrij worden gemaakt in het kader van integraal waterbeleid. De Roobeek is met zijn valleigebied in het PRS-WV gecategoriseerd als natuurverbindingsgebied, van het type rivier- en beekvalleien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
7 van 30 juni 2010
Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden waar kleine natuur- en landschapselementen de migratie van organismen (dieren en planten) tussen natuuraandachtzones vergemakkelijken in het landschap. Het zijn ruimten die groter zijn dan de kleine landschapselementen op zich die voor die natuurverbinding zorgen. Hierdoor ontstaat een sterke band met de landschappelijke structuur, omdat kleine landschapselementen medebepalend zijn voor een bepaald type landschap. Bij natuurverbindingsgebieden zijn volgende elementen van belang: natuurverbindingsgebieden zijn in principe aaneengesloten gebieden; natuur is er een nevenfunctie die de hoofdfunctie, meestal landbouw, niet kan regelen; voor de natuurfunctie staan behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen, de ondersteuning van kleine natuurgebieden en het behoud van de open ruimte centraal in het beleid; voor particulieren worden stimulerende maatregelen genomen op vrijwillige basis. Op provinciaal niveau zorgt het stelsel van rivier- en beekvalleien voor een ‘natuurlijke doorkruisbaarheid’. Deze natuurverbindingen vormen dus in principe een aaneengesloten gebied dat de verbinding verzorgt tussen de natuuraandachtszones. Hierbij richt het ruimtelijk beleid rond rivieren en beken zich op de samenhang met de valleien. Dit betekent dat er ruimtelijke voorwaarden worden gecreëerd die het integraal waterbeheer ondersteunen en die de samenhang tussen de waterloop en de vallei versterken. In de rivier- en beekvalleien wordt de natuurverbindingsfunctie versterkt door: het behoud en herstel van kleine natuurgebieden en landschapselementen; het vrijwaren van bebouwing; het nastreven van een natuurlijke loop: de meandering wordt maximaal toegelaten, behouden en indien mogelijk hersteld; het zoveel mogelijk opheffen van barrières die de biodiversiteit van de waterloop verstoren; de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vistrappen zijn hiervan een voorbeeld; het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien zoveel mogelijk te behouden en versterken. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijk herstel van de winterbedding als overstromingsgebied. In provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen voor overstromingsgebieden bouwvrije zones en wacht- en retentiebekkens van bovenlokaal belang worden afgebakend, als dit nog niet voorzien is op het Vlaamse niveau. Deze bekkens moeten aansluiten bij het omringende landschap. Het realiseren van de combinatie van een zone voor waterberging met natuurontwikkeling en speelbos speelt direct in op de visie van de provincie t.a.v. de natuurverbindingsgebieden. Ook de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied vindt hierop aansluiting, meerbepaald op het vrijwaren van bebouwing en het zoveel mogelijk behouden en versterken van het waterbergend vermogen van de beekvalleien. 3.3.
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) In het GRS gaat heel wat aandacht uit naar het belang van de waterlopen als elementen van de ecologische infrastructuur. Hierbij wordt o.a. beschreven dat de Veldbeek, de Roobeek en de Jobeek een lage ecologische waarde hebben, wat te wijten is aan de slechte waterkwaliteit in combinatie met matige tot slechte structuurkenmerken (oeververstevigingen, meandering, stroomkuilenpatroon). De Roobeek wordt beschreven als potentieel waardevol. Vandaag herbergt de vallei vanuit landschappelijk oogpunt al heel wat waarde. Het voorkomen van kleine landschapselementen zoals knotwilgen, opgaande oeverbegroeiing en enkele drinkputten
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
8 van 30 juni 2010
maken het geheel ecologisch gezien aantrekkelijk. De grasweiden zijn hoofdzakelijk van het type Engels raaigras met witte klaver, dit wil zeggen intensief bemeste en gebruikte grasweiden. Over de ecologische infrastructuur vinden we het volgende in het GRS: Door het ontbreken van grote oppervlakten bos of vochtige gebieden in de gemeente (met uitzondering van ’t Veld), maken de aanwezige kleine landschapselementen het belangrijkste deel uit van het natuurpatrimonium van de gemeente. Deze elementen hebben zowel een ecologische als landschappelijke functie. Landschappelijk zijn ze beeldbepalend en bepalen ze het specifiek karakter van de open ruimte. Ecologisch zijn ze belangrijk als verbindingselement tussen elementen van de natuurlijke structuur. Nagenoeg alle elementen van de ecologische structuur (bomenrijen, boomgaarden, veedrinkpoelen...) zijn door de mens aangelegd. Behoud van deze elementen is dan ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt wenselijk. Vanuit deze visie wordt voorgesteld een parkgebied te ontwikkelen in de oostzijde van Ardooie. Dit zou gebeuren binnen het plangebied van dit RUP: ter hoogte van het oude voetbalveld en langs de oevers van de Roobeek. De beekvallei met de omliggende waterzieke gronden zal de drager van het park vormen. Bij de ontwikkeling van het gebied worden verschillende doelstellingen geïntegreerd nagestreefd, nl. ecologie, landschapsontwerp en recreatie. De realisatie van het parkgebied kadert eveneens binnen de idee van het ontwikkelen van een aantal open ruimte corridors die binnendringen in de kernbebouwing, om zo een aangename en groene leefomgeving te bewerkstelligen. In het richtinggevend gedeelte van het GRS worden de beken en beekvalleien naar voor geschoven als dragers van de ecologische infrastructuur. Zij worden maximaal gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Bestaande bebouwing wordt waar nodig ruimtelijk ingepast en de biologische en fysische kwaliteit van het water wordt behandeld binnen specifieke projecten van integraal waterbeheer. Voor deze elementen wordt minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nagestreefd zodat ze kunnen fungeren als refugium en migratiekanalen voor planten en dieren. Ze vormen een verfijning van het bovenlokaal ecologisch netwerk. Het beleid is gericht op: het behoud of herstel van het natuurlijk verloop van deze sloten (meandering); het versterken van de aanwezige begeleidende beplanting op de bermen langs de beken; natuurontwikkeling op de restpercelen langs de grachten. Het mag duidelijk zijn dat het GRS een consequente verderzetting vormt van het PRSWV. Hieruit moeten we besluiten dat het van groot belang is de visie van het GRS en meerbepaald die op de open ruimte en de rivier- en beekvalleien even consequent door te voeren in de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. 3.3.1. Beleidsvisie gemeentelijk woonbeleid De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt de ontwikkelingsmogelijkheden voor de woonuitbreidingsgebieden, zoals vermeld in artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen: RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
9 van 30 juni 2010
“Een gemeente kan een woonuitbreidingsgebied eerst omzetten naar woongebied door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, voor zover een toelichtingsnota bij dat bestemmingsplan een beleidsvisie op het gemeentelijk woonbeleid insluit of naar een bestaande beleidsvisie in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan verwijst. Een beleidsvisie bestaat ten minste uit een prioriteitenbepaling en een fasering met betrekking tot het ontwikkelen van de bijkomende ruimte voor woningbouw vanuit een globale visie op het wonen in de gemeente.” (art. 5.6.5.). Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Ardooie schrijft de visie voor het gemeentelijk woonbeleid uit (informatief gedeelte “1.3. Aanbod van bouwmogelijkheden”, en richtinggevend gedeelte “1.2. Invulling van de taakstelling aan nieuwe woonomgevingen voor de kernen Ardooie en Koolskamp (tot 2007)”. De basis van de confrontatie tussen de taakstelling (uit het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen) en aanbod is er tot 2007 nood aan ruimte voor 11 nieuwe woongelegenheden in de kern Ardooie of 1 ha. De kern Ardooie heeft daarbij een tekort van 27 woongelegenheden, terwijl Koolskamp een aanbod heeft van 16 woongelegenheden. Uitgangspunten bij de afbakening van nieuwe woonomgevingen zijn: - het aansluiten bij een bestaand woonweefsel; - een goede ontsluiting; - nabijheid bij het centrum en voorzieningen; - beperking van de aantasting van de open ruimte. Voor de woon- en woonuitbreidingsgebieden waarvoor het niet opportuun wordt geacht ze aan te snijden, zullen planinitiatieven worden genomen (in de vorm van een ruimtelijk uitvoeringsplan) in functie van bestemmingswijziging. Voor het woonuitbreidingsgebied Berlingmolenstraat-Groenstraat wordt vermeld dat dit hoofdzakelijk bestaat uit laaggelegen gronden nabij de waardevolle vallei van de Roobeek (overstromingsgebied), het gebied niet geschikt is voor woningbouw, en ingericht wordt als park (bos). Het RUP Roobeek-eekhoutstraat voorziet in de uitvoering van deze bepalingen met de omzetting van de gewestplanbestemming “woonuitbreidingsgebied” in de bestemming “Zone voor natuurontwikkeling & waterbuffering” (categorie van gebiedsaanduiding “overig groen”, subcategorie “gemengd open ruimte-gebied”). Specifiek wordt hier de realisatie van een waterbufferbekken beoogd, zo goed mogelijk ingepast in het bestaande reliëf van het valleigebied. Hiermee wordt het waterbergend vermogen van de vallei op deze plaats geoptimaliseerd en wordt een oplossing voorzien voor de wateroverlast in de kern van Ardooie. De hoofdreden voor het niet bebouwbaar zijn van het woonuitbreidingsgebied wordt hiermee weggenomen. 3.4.
Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Dit planningsproces gebeurt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en houdt de beleidsmatige herbevestiging in van de gewestplannen door het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur. Binnen deze afbakening worden een aantal perimeters gedefinieerd, waarbinnen bepaalde bestemmingen van de bestaande rechtsgeldige gewestplannen, algemene en bijzondere plannen van aanleg (APA en BPA’s), en ruimtelijke uitvoeringsplannen van de drie planningsniveaus beleidsmatig herbevestigd worden. Het gaat over: agrarische gebieden; natuurgebieden; bosgebieden;
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
10 van 30 juni 2010
overige groengebieden.
De bestaande gewestplanvoorschriften, de omzendbrieven omtrent de toepassing van de gewestplanvoorschriften en de decretale bepalingen die bepaalde werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen toelaten buiten de geëigende bestemmingszone blijven onverminderd van toepassing. Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen worden beoordeeld op basis van deze bepalingen. In een eerste fase werden de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend in ‘grote eenheden natuur’ (GEN) en ‘grote eenheden natuur in ontwikkeling’ (GENO). Een RUP dat de natuurlijke elementen binnen deze gebieden betekenisvol aantast is gebonden aan de opmaak van een ‘passende beoordeling’. Het plangebied bevindt zich evenwel niet binnen deze afbakening en behoeft aldus geen passende beoordeling. De tweede fase van de afbakening van de gebieden van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur werd opgestart in 2004 en gebeurt per regio op een meer geïntegreerde manier t.a.v. landbouw, natuur en bos. Voor de regio Leiestreek werd door de Vlaamse administratie op 20 en 21 maart 2008 een ‘eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma’ voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. Zij konden hier tot 23 mei adviezen over uitbrengen. De Vlaamse regering moet aldus nog beslissen over de uitvoering van deze visie. Het beleid dat gevoerd wordt voor de afgebakende gebieden stelt voorwaarden aan de opmaak van latere ruimtelijke plannen. De algemene maatregel wordt als volgt geformuleerd: “Gemeentelijke en provinciale structuurplannen en toekomstige gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen dienen de herbevestigde agrarische bestemmingen te respecteren.” (Omzendbrief RO/2005/01). Anderzijds: “het beleid gericht op de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de kleine landschapselementen kan er onverminderd worden verder gezet gezien dit immers geen beperking van de vrije teeltkeuze betekent. Voorts zijn in de herbevestigde agrarische gebieden nieuwe inplantingen (met uitzondering van de bouwvrije zones) en uitbreidingen van bestaande bedrijven binnen het kader van de milieu- en mestwetgeving mogelijk. De relatie van de afbakening met de gemeentelijke (en provinciale) planningstaken wordt als volgt omschreven: binnen de herbevestigde agrarische bestemmingen kunnen zeer beperkte initiatieven genomen worden, voor zover deze kaderen binnen een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. De inhoudelijke uitgangspunten en de kwantitatieve opties t.a.v. de hoofdfunctie landbouw moeten in acht genomen worden. Volgende gemeentelijke RUP’s kunnen dan worden opgestart: voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang; differentiatie van het agrarisch gebied in functie van bebouwingsmogelijkheden; voor lokale natuur- en landschapselementen; voor wonen; voor werken; voor openbaar nut; toerisme en recreatie op lokaal niveau; lokale wegen; RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
11 van 30 juni 2010
in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten.
Het planningsinitiatief moet daarenboven aan volgende voorwaarden voldoen: het plan mag geen betekenisvolle afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur; een degelijk onderbouwde verantwoording of motivering m.b.t. de ruimtelijke doelstellingen voor samenhangende landbouwgebieden op Vlaams niveau moet een wezenlijk deel uitmaken van de (toelichting bij) de plannen. Conclusie en motivering De zone voor waterbuffering betreft een bestemming in overdruk, waarbij de basisbestemmingen (in grondkleur aangeduid) blijven gelden: het gedeelte agrarisch gebied volgens het gewestplan, wordt ook in het RUP bevestigd als basisbestemming voor bouwvrij agrarisch gebied. Hiermee wordt de categorie van gebiedsaanduiding voor het agrarisch gebied niet gewijzigd. De bestemming in overdruk kan evenwel resulteren in beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond, zoals bedoeld in artikel 6.3.1. “compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften” van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Gezien de basisbestemming voor agrarisch gebied bevestigd wordt, kan gesteld worden dat op deze locatie geen afbreuk wordt gedaan t.a.v. de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur en geen samenhangend landbouwgebied op Vlaams niveau in belangrijke mate wordt aangetast of bedreigd: de zone in agrarisch gebied betreft in totaliteit ondermeer een ingesloten zone tussen woonlinten, met onder meer voormalig voetbalterrein dat reeds geruime tijd geen agrarische functie meer kent. De agrarische bestemmingen worden in basisbestemming behouden als deel van het samenhangend landbouwgebied, en verkrijgen omwille van het waterzieke karakter van het gebied een overdruk in functie van de waterbeheersing. Anderzijds wordt in de aansluitende zone voor natuurontwikkeling en recreatie (oorspronkelijke gewestplanbestemming voor woonuitbreidingsgebied) in de voorschriften evenwel de mogelijkheid tot agrarisch medegebruik toegelaten als weiland, voor zover hierdoor de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied niet worden aangetast. Dit vormt een uitbreiding van de zones voor agrarisch gebruik. Agrarische gebouwen en constructies zijn daarbij niet toegelaten. Dit medegebruik kan bijvoorbeeld aangewezen zijn als periodieke beweiding van gronden die tijdelijk overstroomd worden en voor langere periodes droog staan. 3.5.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 (B.S. 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Deze verplichtingen houden in dat de beslissende overheid voor een bepaald programma, plan of vergunning, nagaat of het programma, het plan of de vergunning enige invloed heeft op het watersysteem (waterkwaliteit en waterkwantiteit alsook oppervlaktewater als grondwater). Met het decreet wordt o.m. de verplichting opgelegd dat een bestemmingsplan de bespreking omvat m.b.t. de in het plan vervatte ontwikkeling in functie van de watertoets. De mogelijke nadelige gevolgen voor het watersysteem en het menselijk gebruik ervan dienen aangegeven te worden, evenals voorstellen tot maatregelen die genomen moeten worden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
12 van 30 juni 2010
Het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 m.b.t. de watertoets (B.S. 31 oktober 2006) omvat richtlijnen voor de verschillende overheden voor de toepassing van de watertoets, en trad in werking op 1 november 2006. Mogelijke nadelige effecten voor het milieu, dewelke voortvloeien uit de verandering van de toestand van (bestanddelen van) het watersysteem, dienen afgewogen t.a.v. de bestaande toestand. Hiertoe kan het beschikbare kaartmateriaal voor het uitvoeren van de watertoets worden gebruikt (Agiv, Geoloket-Watertoets). De verschillende aspecten worden hieronder besproken. 3.5.1. Overstromingsgevoelige gebieden Binnen het plangebied wordt de omgeving van de Roobeek beschreven als effectief overstromingsgevoelig op de kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden. Hierbij moet andermaal de nadruk gelegd worden op het feit dat het woonuitbreidingsgebied, beschreven in het gewestplan, zich hier pal in bevindt. Het alsnog realiseren van woningen in deze zone kan dus niet toegelaten worden. 3.5.2. Infiltratiegevoelige gebieden De gronden in het RUP worden voor een groot deel aangeduid als infiltratiegevoelig. Het is aldus van belang te zorgen voor een maximale infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied (ook individuele ingrepen op perceelsniveau zijn van groot belang), ter compensatie van mogelijke bijkomende verhardingen binnen, of net buiten de zone van het RUP. Die mogelijke bijkomende verhardingen worden met dit RUP tot een minimum beperkt in de stedenbouwkundige voorschriften. 3.5.3. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden De helft van de gronden binnen het RUP blijken zeer gevoelig voor grondwaterstroming, de andere helft matig gevoelig. Een heel beperkt deel in het noordoosten van de perimeter wordt beschreven als weinig gevoelig. 3.5.4. Erosiegevoelige gebieden De erosiegevoelige gebieden beperken zich tot een aantal kleine zones in het zuidwesten van het plangebied, terwijl in het noordoosten nog een aantal, weliswaar ook beperkte, maar meer aaneengesloten zones te vinden zijn. 3.5.5. Recent overstroomde gebieden en risicozones voor overstromingen (zie bijlage, kaart 4) Naast het bovenstaande kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden en de risicozones voor overstromingen aangeduid. De ligging binnen deze afbakening kan een aanwijzing vormen m.b.t. het bestaan van een problematiek rond wateroverlast. Een relatief groot deel van het plangebied is gelegen in een recent overstroomd gebied. Een kleinere, aaneengesloten zone in de directe omgeving van de Roobeek wordt beschreven als risicozone voor overstromingen. Uit het voorgaande onderzoek kan worden besloten dat de zone van het RUP een waterziek gebied is, waar absoluut de gepaste maatregelen moeten getroffen worden, wil men een goede werking van het gebied binnen zijn omgeving realiseren. Vandaar de initiële maatregel om binnen het plangebied een wateropvangbekken te realiseren als buffer voor de omgeving. Zoals eerder aangehaald heeft deze locatie, mits beperkte inspanningen, heel wat potentie om een aanzienlijke capaciteit te halen op het vlak van waterberging. RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
13 van 30 juni 2010
3.6.
De watertoets (zie bijlage, kaart 5) Volgende buurtweg valt gedeeltelijk binnen het plangebied: - Buurtweg nr. 84 (Eekhoutstraat) Volgende buurtwegen grenzen aan het plangebied: - Buurtweg nr. 6 (Stationstraat); -
Buurtweg nr. 35 (Berlingmolenstraat);
-
Voetweg nr. 66 (Groenboomgaardstraat).
Geen van de buurt- of voetwegen wordt gewijzigd of afgeschaft.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
14 van 30 juni 2010
3.7.
Overige juridische randvoorwaarden Een samenvatting van de overige juridische randvoorwaarden wordt weergegeven in onderstaande tabel: Document Gewestplan Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Bijzondere plannen van aanleg Niet-vervallen verkavelingsvergunningen Stedenbouwkundige vergunningen Buurtwegen Beleidskader landbouw, natuur en bos Afbakening agrarische structuur Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Gebieden van het VEN/IVON Vlaamse of erkende natuurreservaten Bosreservaten Biologische waarderingskaart Beleidskader landschap en erfgoed Beschermde monumenten Beschermde landschappen Beschermde stad- en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed Traditioneel landschap Landschapsatlas: ankerplaats, relictzone, puntrelict Beleidskader water Polders en wateringen Beschermingszones grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Geklasseerde waterlopen Risicozones voor overstromingen
4.
Kenmerken Agrarisch gebied, woongebied, woonuitbreidingsgebied Geen Geen Geen Geen Geen Geen Ja Geen Ja Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Roobeek = Categorie 2 waterloop Ja
BESTAANDE TOESTAND De bestaande toestand van het plangebied wordt weergegeven op het plan bestaande toestand. De feitelijke toestand wordt weergegeven in de fotoreportage in bijlage.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
15 van 30 juni 2010
5.
VISIE & CONCEPTEN
5.1.
Visie Het ruimtelijk uitvoeringsplan Roobeek-Eekhoutstraat heeft een uitermate interessante ligging t.o.v. de Ardooise dorpskern. Het is van belang deze troef uit te spelen en de potenties van de locatie maximaal te benutten. Mits een kwalitatieve realisatie kan een nieuwe openbare ruimte worden gedefinieerd binnen de dorpskern, met het oog op doorgedreven meervoudig ruimtegebruik. Hierbij wordt een sterk samenspel voorgesteld van verschillende functies in een boeiende verwevenheid.
5.2.
Concepten
5.2.1. De Roobeek als drager De Roobeek zal met zijn aanpalende waterzieke gronden de structuurbepalende drager vormen voor de geplande parkopbouw. De natste gronden zullen de meest kwetsbare en natuurlijk waardevolle gebieden zijn, terwijl de drogere delen een meer robuuste weerbaarheid zullen hebben. Op die manier moet het mogelijk zijn het hele gebied als een open ruimtecorridor te laten binnendringen tot in de dorpskern. 5.2.2. Openbare ruimte met meerledig karakter De openbare ruimtes binnen het RUP worden bestemd als parkzone en zone voor natuurontwikkeling, maar overstijgen hun bestemming door meervoudig ruimtegebruik. De parkzone zal niet enkel worden gebruikt om te kuieren of languit te rusten, ook meer sportieve activiteiten (cfr. de aanwezige boogschutters, mountainbikers, jeugdverenigingen, enz.) zullen een plaats vinden in de parkzone. Met het oog op een sterk verhoogde dynamiek worden deze diverse activiteiten verweven met elkaar. Deze lijn wordt doorgetrokken in de zone voor natuurontwikkeling. Daar wordt ruimte voorzien voor een waterbufferbekken, wat in de eerste plaats een puur functionele maatregel is, maar ook een aanknopingspunt kan bieden naar natuureducatie. Verder is hier een gradiënt naar gebruik mogelijk: van de rustige wandelaar tot de sportieve mountainbiker, van de jonge scout tot de oudere vogelspotter, elke inwoner van Ardooie zal hier wel een activiteit vinden.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
16 van 30 juni 2010
5.2.3. Sterke relaties De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de verschillende soorten openbare ruimtes is van cruciaal belang. Zowel de verbinding tussen de parkzone en de dorpskern als die tussen de parkzone en de zone voor natuurontwikkeling moet visueel sterk uitgewerkt worden, zodat de twee groene zones ervaren worden als één geheel met diverse gradaties naar gebruik en beleving, met een sterke link naar de dorpskern van Ardooie. Het geheel moet m.a.w. meer vormen dan de som van zijn delen. 5.2.4. Afschermende woonzoom De woonzone rond het gebied voor natuurontwikkeling moet, naarmate ze verder densifieert, een afschermende zoom vormen, die een rijkdom aan natuur en recreatie herbergt in zijn hinterland. Mits een aantal goed geplaatste visuele en fysieke doorsteken kan de nieuwsgierigheid van een bezoeker geprikkeld worden om het gediversifieerde landschap van naderbij te bekijken. 5.2.5. Groene buffers Het park en de zone voor natuurontwikkeling zullen op hun beurt groene buffers vormen tussen de activiteiten binnen deze zones en de woningen in de omgeving. Zo wordt ook de fysieke relatie tussen de achterzijdes van deze woningen en de groene zones op een kwalitatieve manier opgelost.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
17 van 30 juni 2010
6.
HET RUP: TOELICHTING BIJ DE BESTEMMINGSZONES De verschillende concepten resulteren in het grafische plan van het RUP. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen volgende zones: het park, de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, de zone voor waterbuffering (in overdruk gedeeltelijk in agrarisch gebied) en delen van het woongebied waar strategische doorsteken voor traag verkeer worden voorzien. In wat volgt wordt de visie voor elk van deze onderdelen nader toegelicht.
6.1.
Het park Onmiskenbare troef van deze zone is zijn ligging vlakbij het centrum. Op een boogscheut van de kerk en het gemeentehuis bevindt zich dit voormalig voetbalterrein, op zoek naar een nieuwe functie. Rekening houdend met het huidige groene karakter en de aanwezige lokale verenigingen wordt dit gebied bestemd als parkzone, waar sport en recreatie mogelijk blijft, zolang het rustige karakter van de parkzone behouden blijft. De realisatie van een kwalitatieve relatie tussen de dorpskern en het park is van cruciaal belang. Momenteel is een pad aanwezig ter hoogte van de Stationsstraat dat zeker enige kwaliteit bezit, maar de ingang tot het toekomstige park kan zeker nog beter geaccentueerd worden. De ruimte die het aanpalend braakliggend perceel in de Stationsstraat biedt, kan eventueel gebruikt worden om deze toegang op te waarderen, door o.a. ruimte te voorzien voor het stallen van fietsen, een bescheiden toegangspoort, infoborden, enz. Voor de inrichting van het park moet rekening gehouden worden met de veiligheid van bezoekers tijdens het boogschieten. Eventuele paden in de nabijheid van de wip moeten kunnen afgesloten worden wanneer deze activiteiten zich voltrekken. Verder moet een ruime buffer worden aangelegd t.o.v. de aanpalende woningen, zodat ook de achterzijdes van deze gebouwen op een kwalitatieve manier aansluiten op het parkgebied. Aan de noordzijde van het gebied vinden we een verharde oppervlakte, die eventueel kan ingericht worden als een beperkte zone voor het parkeren van onderhoudsvoertuigen. Het behoud van bestaande bomenrijen wordt aangemoedigd. De bestaande parkeervoorzieningen worden bevestigd in een specifieke deelzone. Er is geen behoefte aan uitbreiding ervan.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
18 van 30 juni 2010
6.2.
Zone voor natuurontwikkeling en recreatie / zone voor waterbuffering (overdruk) Ten oosten van de Eekhoutstraat wordt ruimte voorzien voor de realisatie van een ruime zone voor natuurontwikkeling en recreatie, onder meer als speelbos. De mogelijkheden zijn legio: er kan gewerkt worden met een droog-nat gradiënt, met educatieve en recreatieve zones, met avontuur- en wandelgebieden, enz. Er moet evenwel aandacht geschonken worden aan de natuurlijke weerbaarheid van het gebied. Bepaalde gedeeltes kunnen bijvoorbeeld extra aantrekkelijk gemaakt worden voor mountainbikers, zodat zij wegblijven uit de meer kwetsbare gebieden, terwijl knuppelpaden de mogelijkheid bieden aan echte natuurliefhebbers om door het overstromingsgebied te wandelen (zie verder). De nadruk ligt op zachte recreatie, en specifiek dient ook het jaarlijks cyclo-cross evenement van Ardooie op deze locatie behouden te blijven. Bovenop een gedeelte van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie, en bovenop een aansluitende zone voor agrarisch gebied (bevestiging van de huidige agrarische bestemming) wordt een bijkomende bestemming gegeven voor de realisatie van een waterbufferbekken. Aan de basis hiervan liggen recente periodes van wateroverlast in het centrum van Ardooie. Er wordt geopteerd om de waterbuffering te realiseren die zoveel mogelijk ingepast wordt in de natuurlijke topografie en in combinatie gebeurt met natuurontwikkeling. Dit gebied wordt beperkt uitgegraven en krijgt een heel zacht talud. De diepte van het overstromingsgebied varieert, waardoor waardevolle ecologische gradiënten ontstaan, met telkens een specifieke flora. De nodige bedijkingen, bodem- en oeververstevingen en stuwconstructie worden hiertoe aangelegd. Rondom het bufferbekken wordt een berm aangelegd met een breedte van minstens 5 meter. Ook wordt het agrarisch medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en recreatie toegelaten, onder meer in functie van periodieke beweiding van tijdelijk drooggelegen gronden. Om de relatie tussen het parkgebied en de zone voor natuurontwikkeling duidelijk en aantrekkelijk te maken, kan een functionele en attractieve doorgang over de beekvallei van de Roobeek worden voorzien.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
19 van 30 juni 2010
6.3.
Het woongebied & Indicatief tracé voor trage wegen De woonzone van het RUP beperkt zich tot delen rondom de zone voor natuurontwikkeling, die nu reeds in grote mate verhard zijn. Zowel open, halfopen als gesloten bebouwing wordt er toegelaten. De wisselwerking tussen natuur-, woon- en parkzone wordt verder aangehaald door middel van het voorzien van strategische doorsteken die de doorgankelijkheid voor traag verkeer vanuit de dorpskern doorheen de buitengebiedzones mogelijk maken. Op het bestemmingsplan worden hiertoe doorheen de in het plangebied opgenomen delen woongebied op indicatieve wijze toegangen tot de zones van het RUP aangegeven voor fietsers en voetgangers. Hun locatie is niet bindend, maar is wel een suggestie naar de gewenste connecties voor het langzame verkeer (fietsers, voetgangers). De bijhorende voorschriften zijn daarentegen wel bindend. De beheerder van het openbaar domein staat in voor het onderhoud van deze toegangsassen, dit om de visuele continuïteit en aantrekkelijkheid vanaf de openbare weg te verzekeren. De strook woongebied langs de Eekhoutstraat heeft momenteel een lage bebouwingsgraad, en bezit een potentie om de link tussen parkzone en zone voor natuurontwikkeling en recreatie ruimtelijk-functioneel en visueel vast te leggen: hiertoe wordt voor de verplichte indicatieve doorgang doorheen de woonstrook een minimale breedte van 5 meter opgelegd, en wordt de mogelijke bebouwingsvorm verplicht open gehouden in functie van het behoud van de zichtrelatie tussen beide groene recreatieve zones. Enkel open bebouwing is hier mogelijk, met een minimale perceelsbreedte van 18 meter, en verplichte bouwvrije zijtuinstroken van 4 meter. Dit betekent dat met de minimale perceelsbreedtes telkens minimaal 8 m aaneengesloten zijtuinstrook voorkomt tussen de bebouwing. Om de zichtrelatie te garanderen, worden ook bijgebouwen zoals garages en tuinbergingen geweerd uit de zijtuinstroken.
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
20 van 30 juni 2010
7.
DECRETALE BEPALINGEN
7.1.
Ruimtebalans en limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften
7.1.1. Op te heffen gewestplanbestemmingen Na goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen worden voorschriften van de bestemmingen van het gewestplan, die binnen de begrenzing van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, weergegeven in volgende tabel: Bestemming gewestplan Woongebied
Opp. 2ha 86a 97ca
Woonuitbreidingsgebied
6ha 15a 26ca
Agrarisch gebied
Gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s Totaal:
wordt
wordt
3ha 55a 91ca
wordt
1a 09ca
wordt
12ha 59a 23ca
Bestemmingen RUP Zone voor wonen Parkzone Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor wegenis en openbaar domein Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Parkeerzone (overdruk) Zone voor natuurontwikkeling en recreatie Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied Zone voor waterbuffering (overdruk) Indicatieve aanduiding Roobeek – reservatiezone waterloop (overdruk) Agrarisch gebied
Opp. 1ha 06a 82ca 1ha 47a 55ca 16a 62ca
Zone voor waterbuffering (overdruk)
1a 09ca 12ha 59a 23ca
15a 98ca 16a 62ca 2a 84ca 7a 77ca 6ha 15a 26ca 3ha 06a 95ca 28a 26ca 3ha 55a 91ca 3ha 42a 54ca 14a 31ca 1a 09ca
7.1.2. Op te heffen verkavelingsvoorschriften Er zijn geen goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen aanwezig in het plangebied. 7.2.
Register m.b.t. planbaten – planschade – bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften Artikel 2.2.2, §1, eerste lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verplicht in voorkomend geval de opname van een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1 van deze Codex, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4 van deze Codex, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. “Deze regeling is puur planologisch van aard: zij betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. Bij de planopmaak moet geen onderzoek worden verricht naar de eigendomsstructuur betreffende deze percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing, naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake genoemde vergoedingen etc…
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
21 van 30 juni 2010
Zulks zou het planproces uitermate vertragen en bezwaren. (MvT, Parl. St., Vl. Parl., 2008-09, nr. 2011/1, p. 40)” 7.2.1. Planschade In artikel 2.6.1. van de codex staat het volgende vermeld: “§2. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen” en “§3. Voor de toepassing van planschadevergoeding moet bovendien aan volgende criteria samen worden voldaan op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het definitieve plan: 1°het perceel moet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg overeenkomstig artikel 4.3.5, §1; 2°het perceel moet stedenbouwkundig en bouwtechnisch voor bebouwing in aanmerking komen; 3°het perceel moet gelegen zijn binnen een bebouwbare zone zoals bepaald in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 4°enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een planschadevergoeding: - 170f; - 170d; - 170g. In bepaalde gevallen is geen planschadevergoeding verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.1, §4. 7.2.2. Planbaten In artikel 2.6.4, van de codex staat het volgende vermeld: “Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op een perceel één of meer van de hiernavolgende bestemmingswijzigingen doorvoert:” In bepaalde gevallen is geen planbatenheffing verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.5 en artikel 2.6.6. Uit deze bepalingen volgt dat geen percelen in aanmerking kunnen komen voor een planbatenheffing. 7.2.3. Bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften In art. 6.2.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een bestemmingswijzigingscompensatie is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van […] een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, omzet naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "reservaat en natuur", "bos" of "overig groen" valt; In art. 6.3.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van gewestelijke, provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg […], dewelke op een agrarisch gebied of op een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, meer beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond opleggen dan redelijkerwijs geduld moet worden in het algemeen belang en ter vrijwaring van de op de vooravond van de beperkingen bestaande basismilieukwaliteit […], en door de naleving van de voorschriften van de Vlaamse regelgeving omtrent milieu en natuur. Indien de kapitaalschade voortvloeit uit een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, is aan het criterium, vermeld in het eerste lid, slechts voldaan, en wordt de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften slechts toegekend, indien beide hiernavolgende vereisten zijn vervuld: 1° RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
22 van 30 juni 2010
de aangebrachte overdruk betreft een nieuwe overdruk die nieuwe beschermingsvoorschriften betreffende inrichting en beheer oplegt; 2°de aangebrachte overdruk betreft de overdruk "ecologisch belang", "ecologische waarde", "overstromingsgebied", "reservaat" of "valleigebied ", of een vergelijkbare, door de Vlaamse Regering aangewezen, overdruk.” Uit deze bepalingen volgt dat volgende percelen in aanmerking kunnen komen voor een bestemmingswijzigingscompensatie of compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften: - 371e; - 372d; - 372e; - 389a; - 390c; - 394a; - 393; - 354a; - 353l; - 353k; - 355a. 7.3.
Screening van de Plan-MER-plicht De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. De nieuwe regelgeving voorziet dat overheden die een plan met mogelijke aanzienlijke milieueffecten willen opmaken, eerst de milieueffecten ervan en de eventuele alternatieven in kaart moeten brengen. Door in de planfase reeds rekening te houden met mens en milieu, voorkomt men dat pas in een vergevorderd stadium aan het licht komt dat een specifiek project niet haalbaar is. In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Roobeek-Eekhoutstraat’ werd een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Verzoek tot raadpleging”). Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, werd op 2/03/2009 een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) teneinde de te raadplegen adviesinstanties te kennen. Op 16/03/2009 werd door de Dienst BGP een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan-MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen - Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed WestVlaanderen - Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, West-Vlaanderen - Vlaamse Landmaatschappij - ANB - West-Vlaanderen - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
23 van 30 juni 2010
Een verzoek tot raadpleging werd op 17/03/2009 ter advies verstuurd aan de aangegeven instanties. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontvangen adviezen: Adviesinstantie Departement Landbouw en Visserij – Duurzame ontwikkeling
Datum advies 23/04/09
VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer
24/04/09
Agentschap R-O VlaanderenRuimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
24/04/09
Provincie WestVlaanderen
06/04/09
ANB
09/04/09
VLM Agentschap R-O Vlaanderen Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen
29/04/09 11/05/09
Inhoud advies (samenvatting) Gunstig advies, akkoord met conclusies ‘verzoek tot raadpleging’ mits - Vermelding van de innameput en aanzuigput thv het bufferbekken voor afname van hemelwater door landbouwers; - Vermelding dat er wel degelijk samenhang is met de agrarische gebieden in de onmiddellijke omgeving; - Er ook aandacht is voor een vergoeding voor de gebruikers van de landbouwpercelen. Aandachtspunten voor RUP: - er dient een compensatiegebied met een oppervlakte van de bestaande agrarische bestemming voorzien te worden; - medegebruik van de zone voor natuurontwikkeling en waterbuffering door landbouw dient onderzocht te worden; - het bestaande landbouwgebied maakt wel onderdeel van het samenhangende landbouwgebied. Voorwaardelijk gunstig advies, mits rekening gehouden wordt met - De principes van de GSV inzake infiltratie en buffering dienen eveneens toegepast te worden op de zone voor openbaar domein en wegenis (art. 4); - Het gebruik van harde materialen bij de herprofilering van de Roobeek wordt tot een minimum beperkt. Gunstig advies, mits het inschatten van mogelijke effecten op waardevol gerepertorieerd bouwkundig erfgoed. Na telefonisch contact met de dienst onroerend erfgoed blijkt dat de huisnummers 24 en 30 in de Berlingmolenstraat en de huisnummers 80, 96, 98 en 106 waarschijnlijk zullen opgenomen worden in de inventaris. Het RUP heeft echter geen rechtstreekse invloed op deze gebouwen, waardoor er kan gesteld worden dat deze nuancering geen aanzienlijke wijzigingen met zich mee brengt met betrekking tot de effectbeoordeling. Er wordt geen overkoepelend eindadvies geformuleerd, maar wel volgende aandachtspunten: - Het deelbekkenbeheerplan schuift de Roobeek naar voor als prioritair aandachtsgebied om tot een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem te bekomen; - In het bekkenbeheerplan wordt de aanpak van de verdunning van het influent van de RWZI’s als prioritair naar voor geschoven; - Het overstorten van het rioleringsstelsel met een impact op de waterloop moet tot een absoluut minimum beperkt worden; - Voor bijkomende woningen dient gestreefd te worden naar maximale afkoppeling van het hemelwater; - Binnen het plangebied moet maximaal gezorgd worden voor voorzieningen die toelaten om in de toekomst ook bestaande woningen het hemelwater te laten afkoppelen; - Het deelbekkenbeheerplan voorziet dat er voor het gebied thv het bufferbekken gezocht wordt naar een landschappelijke verbinding met Ardooie Veld en het Rodesgoed; - De herprofilering van de beek moet minstens het behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische kwaliteit nastreven. Er dienen dus zo weinig mogelijk nietnatuurlijke materialen gebruikt worden; - Het feit dat de Stationsstraat geselecteerd werd als bovenlokale functionele fietsroute. ANB verklaart zich akkoord met het verlenen van een ontheffing van de plan-MER-plicht. De screeningsnota beschrijft de voor hen relevante milieueffecten op afdoende wijze. Het RUP dient niet aan een plan-Mer te worden onderworpen. De plan-MER-screening beantwoordt in voldoende mate voor wat betreft de inschatting van de effecten van het voorgenomen planinitiatief op de ruimtelijke ordening. Noodzakelijke verbetering: - Er wordt gesteld dat een gescheiden stelsel meer wateroverlast kan veroorzaken. Deze stelling dient eerder genuanceerd te worden aangezien bij kleine regenbuien de wateroverlast niet zal optreden via het RWA stelsel en anderzijds bij grote regenbuien
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
24 van 30 juni 2010
-
zelfs in een gemengd stelsel wateroverlast zal optreden door de overstortwerking. Bijkomend heeft het RWA stelsel op zich al een bufferende werking. Suggesties ter verbetering: In elke zone dienen bij de opmaak van de voorschriften werken ten goede van de waterhuishouding te worden toegelaten, zonder dat de eigenlijke functie van de bestemming in het gedrang komt.
Op basis van de ontvangen adviezen werd een definitief screeningsdossier verzonden aan de Dienst Mer. Op 23/06/2009 verstuurde de Dienst Mer haar beslissing: het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot aanzienlijke milieugevolgen en de opmaak van een planMER is niet nodig. Een kopie van de beslissing van de Dienst Mer is toegevoegd als bijlage (zie bijlage screening van de plan-MER-plicht: “Beslissing Dienst Mer”).
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
25 van 30 juni 2010
8.
BIJLAGEN
8.1.
Kaart 1 – Situering ruimere context
8.2.
Kaart 2 – Situering plangebied
8.3.
Kaart 3 – Situering gewestplan
8.4.
Kaart 4 – Recent overstroomd gebied
8.5.
Kaart 5 – Watertoets
8.6.
Screening van de plan-MER-plicht - verzoek tot raadpleging - beslissing Dienst Mer
8.7.
Plenaire vergadering - Eerste plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering - Tweede plenaire vergadering: integrale adviezen + verslag van de vergadering
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
26 van 30 juni 2010
8.8.
Fotoreportage
8.8.1. Parkzone
Parkzone vanaf Eekhoutstraat
Achterzijde woonpercelen langs Stationsstraat t.o.v. parkzone
De verouderde boogschuttersinfrastructuur RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
27 van 30 juni 2010
8.8.2. Zone voor natuurontwikkeling & recreatie / Agrarisch gebied / Zone voor waterbuffering
Zone voor natuurontwikkeling vanaf Eekhoutstraat
Toegang over de Roobeek
Bomenrijen in het gebied
Visuele link vanuit de zone voor natuurontwikkeling naar de parkzone
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
28 van 30 juni 2010
8.8.3. Woonzone en omliggend woongebied
RUP “Roobeek - Eekhoutstraat” Doc: 1930023007_MVT –toelichtingsnota
29 van 30 juni 2010
ERROR: stackunderflow OFFENDING COMMAND: ~ STACK: