Provincie Oost-Vlaanderen – Arrondissement Gent
Uittreksel uit de notulen van het College van burgemeester en schepenen zitting van 20 februari 2012
Aanwezig:
Dagorde:
Danny Claeys Christiaan Van Herzeele, Raf De Vos, Ria Vercruysse, Thomas Van Ongeval, Ivan Schaubroeck, Annemie De Gussem (toegevoegd voorzitter ocmw), Patricia Dhondt
burgemeester – voorzitter, schepenen, gemeentesecretaris
Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning. Nieuwe inrichting, gelegen Begoniastraat 5 te Nazareth. (laattijdige hernieuwing en verandering door uitbreiding). Research Specialities for Laboratories (RSL) nv, Begoniastraat 5 te 9810 Nazareth. Laboratorium voor de productie van HPLC-kolommen voor chromatografen.
Het College, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II), met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op de Europese, federale en regionale regelgeving die van toepassing is op de hinderlijke inrichtingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op het definitief vastgesteld zoneringsplan dd. 9 juni 2008, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 augustus 2008 en in werking op 7 september 2008; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag klasse 2 ingediend door Research Specialities for Laboratories (RSL) nv, Begoniastraat 5 te 9810 Nazareth houdende de hernieuwing en verandering door uitbreiding van een laboratorium voor de productie van HPLC-kolommen voor chromatografen, gelegen Begoniastraat 5 te Nazareth; Gelet op het feit dat op datum van 14 november 2011 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van sluiting van 3 januari 2012 houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat geen bezwaarschriften werden ingediend; Gelet op de verleende milieuvergunningen: Beslissing van de Bestendige deputatie van 5 maart 1982 houdende vergunning aan de PVBA RSL, Begoniastraat 5 te 9810 Nazareth betreffende de exploitatie van een inrichting gelegen Begoniastraat 5 te 9810 Nazareth, met als onderwerp een inrichting voor het vervaardigen van glazen scheikundige pijpen en een opslagplaats voor ontvlambare vloeistoffen omvattende: een inpakruimte, een opslagplaats en magazijn en een werkplaats voor het onderhouden van materiaal met 3 slijpmachines, een draaibank en een boormachine (electromotoren samen 5 kW), een zuurstof acetyleenlasapparaat verbonden met twee recipiënten, een luchtcompressor (electromotor 2 kW), een hydrofoorgroep en opslagplaatsen voor 20.000 l ontvlambare vloeistoffen zoals aceton, acetonnitril, benzeen, methanol enz. in glazen recipiënten, vaten en bussen, bestemd voor de voortverkoop aan particulieren, alsook 25.000 l benzine en 25.000 l diesel- en stookolie in vier ingegraven houders; voor een termijn van 30 jaar;
Besluit van de Bestendige deputatie van 16 februari 1995, houdende aktename van de melding van NV RSL, Begoniastraat 5 te Nazareth, voor het veranderen van een inrichting, gelegen op percelen kadastraal bekend onder Afd. 2, sectie A, nr 102h aan de Begoniastraat 5 te Nazareth met als voorwerp bovengrondse opslag van mazout 25.000 l ter vervanging van een ondergrondse opslag van mazout 25.000 l die bij besluit van de Bestendige Deputatie van 5 maart 1982 werd vergund; Besluit van het College van burgemeester en schepenen van 4 maart 1996 houdende vergunning voor een grondwaterwinning categorie A aan Bio-Rad RSL NV, Begoniastraat 5 te Nazareth met volgende specifikaties: maximum opgevangen debiet in m³ per dag 1 en per jaar 400, voor een termijn van 20 jaar; Besluit van het College van 25 april 2001 houdende vergunning aan Reseaerch Specialities for Laboratories (RSL), Begoniastraat 5, 9810 Nazareth, om een inrichting te veranderen met precisering dat het betreft een uitbreiding door regularisatie, gelegen Begoniastraat 5 en kadastraal bekend onder Nazareth, 1ste afdeling, sectie A, nr 102h, met als onderwerp: Laboratorium voor de productie van HPLC-kolommen voor chromatografen: 3.1.1. Het lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van labo-activiteiten met een max. debiet van 854 m³/jaar (Kl 3); 3.3. Het lozen van huishoudelijk afvalwater in de riolering met een max. debiet van 2870 liter per dag of 646 m³/jaar (Kl 3); 12.2.1. Transformator met een vermogen van 100 kVA (Kl 3); 16.3.1.1. Compressor van 7,5 kW en een airco van 25 kW (Kl 3); 16.7.1. Opslag van ca. 860 liter gassen in verplaatsbare recipiënten (Kl 3); 17.3.2.2. Opslag van 865 kg giftige en zeer giftige stoffen in verplaatsbare recipiënten (Kl 2); 17.3.3.2. Opslag van 2770 kg schadelijke, irriterende en bijtende stoffen in verplaatsbare recipiënten (Kl 2); 17.3.4.2. Opslag van 10.180 liter zeer licht ontvlambare en ontvlambare vloeistoffen (Kl 2); 17.3.5.1. Opslag van 500 liter ontvlambare vloeistoffen (Kl 3); 17.3.6.2. Opslag van 25.500 liter vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft (Kl 2); 24.4. Laboratorium met diverse toestellen met een totaal vermogen van 40,2 kW (Kl 3); 29.5.2.1. Diverse metaalbewerkingstoestellen met een gezamenlijk vermogen van ca. 5 kW (Kl 3); 43.1.1. 2 stookinstallaties met een gezamenlijk geïnstalleerd warmtevermogen van ca. 395 kW warmte (Kl 3); 53.8.2. Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning met een opgepompt debiet van 1.000 m³/jaar (Kl 2); voor een termijn eindigend op de vervaldatum van de basisvergunning nl. 31 augustus 2011;
Gelet op de gekende stedenbouwkundige vergunningen: Stedenbouwkundige vergunning van 11 mei 1978 voor het bouwen van een nijverheidsgebouw. Stedenbouwkundige vergunning van 24 juni 1980 voor de uitbreiding van een nijverheidsgebouw. Stedenbouwkundige vergunning van 8 september 1992 voor het plaatsen van een bovengrondse stookolietank van 25.000 liter.
Overwegende dat het bedrijf volgens het gewestplan van Oudenaarde gelegen is in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen. De milieuvergunningsaanvraag betreft de hernieuwing en verandering door uitbreiding van de inrichting. Aangezien de basisvergunning vervallen is op 31 augustus 2011, is de voorliggende aanvraag een aanvraag voor een nieuwe inrichting. Het bedrijf is een laboratorium, gespecialiseerd in het vervaardigen van HPLC-kolommen voor chromatografen (met name klinische kolommen/cartridges, klassieke HPLC kolommen/cartridges, half afgewerkte producten (harsen), …). In de inrichting zijn de volgende afdelingen te onderscheiden: productie-afdeling, kwaliteitscontrole en magazijn. RSL nv beschikt over 1 elektrische heftruck en 1 batterijlader. Het bedrijfsgebouw wordt verwarmd mbv stookolie. Hiertoe beschikt de inrichting over een enkelwandige bovengrondse ingekuipte stookolietank met een inhoud van 25.000 liter. Bovendien is er sprake van de opslag van solventen en afvalsolventen. Hiertoe zijn er 2 afzonderlijke ingekuipte opslagplaatsen voorzien. Naast RSL NV, is eveneens het nevenbedrijf Bio-Rad Laboratories actief in voormelde bedrijfsgebouwen. Vermits de (verkoops)activiteiten van deze firma (binnen de bedrijfsgebouwen) louter administratief zijn, wordt er geen verder melding gedaan in het dossier. Er worden maximaal 45 voltijdse krachten tewerkgesteld. Het onderwerp van de aanvraag omvat: Nieuwe rubrieken (laattijdige hernieuwing): 3.2.2.a. lozen van huishoudelijk afvalwater in de riolering: max. debiet 2870 liter per dag of 646 m³/jaar (Kl 3); 3.4.1.b. lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van labo-activiteiten: max. debiet van 854 m³/jaar (Kl 2); 12.2.1. transformator met een vermogen van 100 kVA (Kl 3); 16.7.1. opslag van ca. 860 liter gassen in verplaatsbare recipiënten (Kl 3); 17.3.4.2.a. opslag van 10.180 liter zeer licht ontvlambare en ontvlambare vloeistoffen (Kl 2); 17.3.5.1. opslag van 500 liter ontvlambare vloeistoffen; 17.3.6.2. opslag van 25.500 liter vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft (Kl 2); 24.4. laboratorium met diverse toestellen (6 labo’s) (Kl 3); 29.5.2.1.a. diverse metaalbewerkingstoestellen met een gezamenlijk vermogen van ca. 5 kW (Kl 3); 43.1.1. 2 stookinstallaties met een gezamenlijk geïnstalleerd warmtevermogen van ca. 395 kW warmte (Kl 3); Nieuwe rubrieken (laattijdige hernieuwing en wijziging) 16.3.1.1. compressoren en airco’s tot in totaal 74,335 kW (eerder vergund 32,5 kW) (Kl 3); 17.3.2.2. opslag van 765 kg giftige en zeer giftige stoffen in verplaatsbare recipiënten (eerder vergund 865 kg) (Kl 2);
17.3.3.1.a. opslag van 2000 kg oxiderende, schadelijke, irriterende en corrosieve stoffen in verplaatsbare recipiënten (eerder vergund 2770 kg) (Kl 3); Nieuwe rubrieken: 17.4. opslagplaatsen in verpakkingen met een inhoudsvermogen van max. 25 liter of 25 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l, nl. 500 l (Kl 3); Stopzetting: 53.8.2. Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning met een opgepompt debiet van 1.000 m³/jaar (Kl 2) De compressor levert een druk van max. 10 bar. Temperatuur: werkomgevingstemperatuur is kamertemperatuur. Er wordt gebruik gemaakt van koelcellen (4 – 8°C), diepvriezers (-20°C) en een ultra-low diepvriezer (-80°C) om een aantal producten en chemicaliën stabiel te houden en/of te bewaren. Bedrijfsdruk: werkomgeving = atmosferische druk. Bij high-performance liquid chromatography kan de druk oplopen tot 500 Bar (er wordt gebruikt gemaakt van beveiligde en afgeschermde kasten). Gelet op de bespreking van de milieuhygiënische aspecten: Afvalwater Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd via twee septische putten, naar de openbare riolering in de Begoniastraat. Het huishoudelijk afvalwater is voornamelijk afkomstig van de sanitaire voorzieningen binnen het bedrijf. Het bedrijfsafvalwater is gekoppeld aan de labo-activiteiten. Het water wordt aangewend voor reinigen van het labomateriaal en voor het koelen van bepaalde apparatuur. Er kan gesteld worden (aldus de aanvraag) dat de vuilvracht van het afvalwater erg beperkt is. Rubriek 24.1 is bijgevolg niet van toepassing. Het totaal waterverbruik bedraagt maximaal 1500 m³/j. Hiervan wordt 646 m³/j geraamd voor sanitaire voorzieningen en bijgevolg 854 m³/j voor bedrijfsafvalwater. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van leidingwater. De grondwaterwinning is gestopt sinds 2007. In het dossier staat nochtans tevens vermeld dat het water voor het spoelen van het materiaal afkomstig is van grondwater. Het bedrijfsafvalwater wordt geloosd op de openbare riolering in de Begoniastraat. Er is op het terrein een gedeeltelijk gescheiden rioleringsstelsel: het overgrote deel van het regenwater wordt gescheiden van het afvalwater afgevoerd naar de riolering in de Rozenstraat. Een kleiner aandeel van het regenwater wordt echter afgevoerd samen met het huishoudelijk afvalwater en het bedrijfsafvalwater in de riolering van de Begoniastraat. Er zijn twee aansluitpunten aan de riolering: één aan de hemelwaterriolering en één aan de afvalwaterriolering. De industriezone bevindt zich volgens het goedgekeurd zoneringsplan in een zone 'centraal gebied'. Het afvalwater wordt op deze locatie reeds afgevoerd en gezuiverd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het huishoudelijk afvalwater wordt bij voorkeur rechtstreeks geloosd in de openbare riolering. Indien de afwateringssituatie of de aard van de zuiveringstechnologie dit vereist, kan door het gemeentebestuur opgelegd worden dat het afvalwater via een individuele voorbehandelingsinstallatie (septische put) moet worden geleid alvorens het te lozen in de openbare riolering. In Nazareth wordt nog steeds een septische put opgelegd als voorbehandelingsinstallatie voor het afvalwater afkomstig van de toiletten. Er zijn twee septische putten aanwezig. Een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, is verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, tenzij anders bepaald in het uitvoeringsplan. Er is een gescheiden stelsel aanwezig, bijgevolg dienen het afvalwater en regenwater gescheiden afgevoerd en aangesloten te worden aan respectievelijk de droogweerafvoerriolering en de regenweerafvoerriolering. Bodem- en grondwaterverontreiniging Het bedrijfsgebouw wordt verwarmd mbv. stookolie. Hiertoe beschikt de inrichting over een enkelwandige bovengrondse ingekuipte stookolietank met een inhoud van 25.000 liter. Opslag van solventen en afvalsolventen. Hiertoe zijn er 2 afzonderlijke ingekuipte opslagplaatsen voorzien. De gevaarlijke producten staan in een aparte ruimte met afzuiging en vloeistofdichte lekbakken (17.4). De grotere verpakkingen zijn gestockeerd in de milieucontainer die buiten is geplaatst. De vaten met fosfaatafvalwater zijn ingekuipt. De hoofdactiviteiten worden binnen uitgevoerd. De productiezones hebben vloeistofdichte ondergronden. Luchtverontreiniging De luchtemissies beperken zich tot de emissies ter hoogte van de stookinstallaties: er zijn 2 branders aanwezig voor de verwarming van de burelen en labo’s. De branders worden gevoed met stookolie. Geluidshinder- trillingen - stralingen De hinder door lawaai en trillingen is quasi nihil geluidsbronnen (compressor, ventilatoren, …). De productie vindt plaats in gesloten vestiging.
Groenscherm Teneinde het bedrijf te integreren in het landschap is ter hoogte van het bedrijf een lage haag aangeplant en gras ingezaaid. Om het bedrijf meer in te kleden is het aangewezen zowel kant Begoniastraat als kant Rozenstraat hier en daar hoogbeplanting te voorzien. Grondwaterwinning Er wordt enkel leidingwater aangewend. De grondwaterwinning is, aldus het dossier, buiten gebruik gesteld sinds 2007. In het dossier staat nochtans tevens vermeld dat het water voor het spoelen van het materiaal afkomstig is van grondwater. Hemelwater De totale dakoppervlakte bedraagt bij benadering 2400 m². Het niet-verontreinigde hemelwater wordt niet opgevangen voor hergebruik maar geloosd op de riolering. De mogelijkheid dient onderzocht om het niet-verontreinigde hemelwater op te vangen in een regenwaterput; Dat dit hemelwater kan worden aangewend voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld sanitaire installaties of het reinigen van gebouwen; Watertoets In deze bespreking wordt nagegaan of de inrichting gelegen is in een overstromingsgebied en of de inrichting nadelige effecten zou kunnen veroorzaken op het overstromingsrisico voor de omgeving. De watertoets beslaat evenwel een ruimer toepassingsgebied. De afweging van de overige effecten op het aquatisch milieu gebeurt in de daartoe bedoelde bespreking; de impact van de lozing werd besproken onder het aspect afvalwater, de impact van de hemelwaterberging werd besproken onder het aspect hemelwater, de impact van de grondwaterwinning werd besproken onder het aspect grondwaterwinning. Deze specifieke afwegingen worden hier niet meer herhaald. De voorliggende inrichting ligt naast een overstromingsgevoelig gebied. Ondanks het feit dat de dakoppervlakte niet toeneemt, moet de onmiddellijke en rechtstreekse lozing van hemelwater beperkt worden. Het plaatse van hemelwaterputten voor de opvang van het hemelwater afkomstig van de daken en het hergebruik voor laagwaardige doeleinden waardoor het hemelwater enerzijds gebufferd en hergebruikt wordt en anderzijds vertraagd wordt afgevoerd is gezien de ligging van het perceel uitermate zinvol. Veiligheid Op de site is er een preventieadviseur die gebruikscodes uitwerkt om met de grondstoffen om te gaan. De apparatuur die onder druk staat is afgeschermd. De gevaarlijke producten worden maximaal opgeslagen in daartoe voorziene kasten. De gevaarlijke producten staan in een aparte ruimte met afzuiging en vloeistofdichte lekbakken. In de zones waar de machines van rubriek 43 en 29 zijn geplaatst worden er geen gevaarlijke producten opgeslagen. In het bedrijf zijn reeds heel wat brandblusapparaten voorzien. Deze apparaten worden jaarlijks aan de nodige keuringen onderworpen. Afvalstoffen papier en karton: rolcontainer van 5m³: frequentie van ophaling: 2-wekelijks opgehaald door Van Gansewinkel; restafval: rolcontainer van 5m³: frequentie van ophaling: 2-wekelijks opgehaald door Van Gansewinkel; opruimafval, container van 10 m³, 1 x per jaar opgehaald; solventenmengsel, plastic vaten van 200 liter, 1 x per 2 jaar opgehaald door Sita; fosfaathoudende afvalwaters en andere afvalwaters, plastic vaten van 200 liter, 1,5 x per jaar opgehaald door Sita; medisch en microbiologisch afval en divers labo afval, 60 liter dekselvaten, 2 x per jaar opgehaald door Sita; batterijen, kleine accu’s: 1 dekselvat van 60 l, 1 keer per jaar; glasafval: rekken: 2 keer per jaar; medische apparatuur, PC’s en onderdelen: palletboxen, 1 keer per 2 jaar. Energiebesparende maatregelen Het verbruik van de onderneming is eerder beperkt. De verwarming gebeurt op basis van stookolie. Het besluit van een energiescan is gevoegd bij de aanvraag. Transportorganisatie De werknemers komen in hoofdzaak met de wagen naar het werk. Het aantal transporten (in hoofdzaak bestelwagens) bedraagt gemiddeld een 160 tal per maand.
Gelet op het advies van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van 20 december 2011 houdende GUNSTIG ADVIES voor het lozen van max. 0,75 m³/u – 7,5 m³/d – 1500 m³/j bedrijfsafvalwater met 2C-stoffen in de openbare riolering mits naleving van de algemene normen voor lozing van bedrijfsafvalwater in de riolering. Het bedrijf dient te beschikken over een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van titel II van het Vlarem. Binnen de 3 maand na het verlenen van de vergunning wordt door een erkend labo een analyserapport opgemaakt van het BA voor volgende parameters: BZV, CZV, N, P, ZS, Ag, As, Cu, Cr, Cd, Hg, Pb, Ni en Zn. Het analyserapport wordt binnen de 30 dagen na monstername overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, de VMM en de afdeling Milieuvergunningen van het departement LNE. Gelet op het advies van de Vlaamse milieumaatschappij van 5 december 2011: Het bedrijf was tot 31/08/2011 vergund voor het lozen van 646 m³/j huishoudelijk afvalwater en 854 m³/j bedrijfsafvalwater; De voorliggende aanvraag dient derhalve als een aanvraag voor een nieuwe inrichting beschouwd te worden; De volgende rubrieken in verband met afvalwater worden aangevraagd: - 3.2.2.a - Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van huishoudelijk afvalwater (HA), ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een biologisch afbreekbare organische belasting van meer dan 20 inwonersequivalenten wanneer het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld met het lozingspunt gelegen in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; - 3.4.1.b - Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater (BA) dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewaterlichaam, met een debiet tot en met 2 m³/h wanneer het bedrijfsafvalwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat; HUISHOUDELIJK AFVALWATER Overwegende dat voor het lozen van het huishoudelijk afvalwater een debiet van max. 646 m³/j wordt aangevraagd dat geloosd wordt in de openbare riolering; Dat uit het rioleringsplan blijkt dat het HA samen met het BA geloosd wordt; Gelet art. 4.2.1.2 Vlarem II – Het mengsel van bedrijfsafvalwater met huishoudelijk afvalwater en/of koelwater en/of nietverontreinigd hemelwater, afkomstig van dezelfde milieutechnische eenheid, dat via een niet-gescheiden rioleringsnet samen wordt geloosd en zonder dat de verschillende deelstromen apart kunnen worden gecontroleerd, wordt integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater. Dat alle afvalwater derhalve als BA beschouwd wordt en dat de aanvraag tot lozing van HA zonder voorwerp is; BEDRIJFSAFVALWATER Overwegende dat het BA bestaat uit een gemengde stroom HA, koelwater en afvalwater van het testen van HPLCkolommen voor chromatografen; Dat als gezamenlijke lozing een debiet van max. 1500 m³/j wordt aangevraagd dat geloosd wordt in de openbare riolering; Dat met de omrekeningseenheden het uur- en dagdebiet kan bepaald worden op 0,75 m³/u – 7,5 m³/d; Dat uit contact met de exploitant is gebleken dat de kolommen getest worden met buffers en/of solventen en dat deze na gebruik opgevangen worden en afgevoerd; Dat ook het eerste spoelwater van aanmaakrecipiënten wordt opgevangen en afgevoerd; Dat enkel het afvalwater van het reinigen van aanmaakrecipiënten geloosd wordt, samen met het HA en een beperkte hoeveelheid koelwater van testopstellingen; Dat er geen labo-activiteiten worden uitgevoerd; Dat derhalve ook de sectorale lozingsvoorwaarden voor labo’s niet van toepassing zijn; Gelet dat conform art. 4.2.2.3 moet voldaan worden aan art. 4.2.2.2.1 (algemene voorwaarden voor riool) en aan het gewijzigde art. 5.3.2.4§1 (sectorale voorwaarden voor riool); Dat vermits het bedrijf gelegen is in centraal gebied, de voorwaarden voor het lozen van BA in de openbare riolering van toepassing zijn; Dat de rubriek voor het lozen van BA met gevaarlijke stoffen aangevraagd wordt maar dat er geen bijzondere lozingsnormen aangevraagd worden noch bevat de aanvraag een analyserapport waaruit blijkt dat deze nodig zouden zijn; Dat er ook fecaal afvalwater in het BA aanwezig is, zodat voor P een bijzondere lozingsnorm van 10 mg/l van toepassing kan worden gesteld; Dat de overige gevaarlijke stoffen van de lijst II van bijlage 2C van Vlarem I, slechts mogen worden geloosd in concentraties beneden de milieukwaliteitsnorm voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewater; Dat het bedrijf, gelet op het aangevraagde debiet, dient te beschikken over een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II; Overwegende dat het uiteindelijke ontvangende oppervlaktewater moet voldoen aan de gestelde milieukwaliteitsnormen, waardoor er dus rekening moet gehouden worden met de toelaatbare vuilvracht en concentraties;
Dat de vergelijking van vergunde en gemeten vuilvrachten als beleidsprincipe gehanteerd wordt met het oog op de beheersbaarheid van de geloosde vuilvrachten; Dat te ruime marges in de vergunningen niet toelaten een efficiënt beleid te voeren naar het bereiken van de milieukwaliteitsnormen van het ontvangende oppervlaktewater of bij lozing op riool naar de dimensionering van de RWZI toe; Dat de vergunde vuilvracht aldus maximaal moet afgestemd worden op de werkelijk geloosde vuilvracht; dat er hierbij wordt vanuit gegaan dat een maximum vergunde vuilvracht als normaal kan beschouwd worden wanneer deze niet hoger ligt dan de bij normale bedrijfsactiviteit gemeten vuilvracht vermenigvuldigd met 1,5; Dat het derhalve aangewezen is minstens een eenmalige analyse te laten uitvoeren; HEMELWATER Overwegende dat, met het oog op de openbare veiligheid, namelijk het voorkomen van wateroverlast, en ter beveiliging van bouwwerken, installaties en hun omgeving, meer bepaald voor de beveiliging tegen overstroming ervan, het nuttig is om hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater aan te leggen; Dat dit eveneens kadert in het voorzien van opvang van hemelwater met het oog op rationeel watergebruik; Gelet op artikel 4.2.1.3, §4 van Vlarem II is een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, tenzij het anders is bepaald in de milieuvergunning of in het uitvoeringsplan; dat de bepalingen van deze §4 gelden voor lozingen in die gemeenten waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld; dat voor bestaande gebouwen in een gesloten bebouwing de scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, enkel verplicht is indien daarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd; Gelet op artikel 4.2.1.3, §5 van Vlarem II moet - onverminderd andere wettelijke bepalingen, milieuvoorwaarden uit dit reglement of milieuvergunningsvoorwaarden – voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld: 1. opvang voor hergebruik; 2. infiltratie op eigen terrein; 3. buffering met vertraagd lozen in oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater; 4. lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) in de straat. Dat slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering; Dat het niet-verontreinigde hemelwater niet opgevangen wordt voor hergebruik maar geloosd op de riolering; Overwegende dat minstens de mogelijkheid dient onderzocht van het niet-verontreinigde hemelwater op te vangen in een regenwaterput; Dat dit hemelwater kan worden aangewend voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld sanitaire installaties of het reinigen van gebouwen; ADVIES De aanvraag tot lozen van huishoudelijk afvalwater is zonder voorwerp. Het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij is GUNSTIG voor het lozen van max. 0,75 m³/u – 7,5 m³/d -1500 m³/j bedrijfsafvalwater met 2C-stoffen in de openbare riolering mits naleving van de algemene normen voor lozing van bedrijfsafvalwater in de riolering en van volgende bijzondere lozingsnormen en -voorwaarden: P tot 10 mg/l De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet. Het bedrijf dient te beschikken over een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II. Binnen de 3 maand na het verlenen van de vergunning, dient door een erkend labo een analyserapport te worden opgemaakt van het BA voor BZV, CZV, N, P, ZS, Ag, As, Cu, Cr, Cd, Hg, Pb, Ni en Zn. Het analyserapport dient binnen de 30 dagen na monstername overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, het College van Burgemeester en Schepenen, de LNE afd. Milieuvergunningen en de VMM. Bij de bedrijfsvoering wordt onderzocht in hoeverre niet-verontreinigd hemelwater kan worden: Opgevangen (regenwaterputten,…) Geïnfiltreerd (infiltratieputten, vijvers,…) Gebufferd (groendak, gebufferde lozing op riool,…) Maximaal gebruikt (als koelwater, productiewater,…) De studie dient tevens een voorstel te omvatten van termijn(en) binnen dewelke de voorgestelde actiepunten zullen worden gerealiseerd. Het opgevangen hemelwater wordt minstens gebruikt voor toiletspoeling en/of ander laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, reinigen voertuigen,…). Binnen een periode van 12 maanden na het verkrijgen van de milieuvergunning wordt de studie ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Na goedkeuring wordt deze ter kennisgeving aan de vergunningverlenende overheid, de LNE - afdeling Milieuvergunningen en afdeling Milieu-inspectie - en het College van Burgemeester en Schepenen overgemaakt. In samenspraak met de VMM wordt het voorstel binnen de door de VMM gestelde termijn gerealiseerd.
Gelet op het advies Ruimtelijke ordening van 22 december 2011: Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de bedrijvigheid zondermeer in overeenstemming met de bestemming volgens het geldend plan, zodat in het kader van de milieuvergunningsaanvraag een GUNSTIG advies kan worden verleend. Het stedenbouwkundig advies wordt gegeven op basis van de milieuvergunningsaanvraag en niet op basis van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Overwegende dat: de basisvergunning vervallen is op 31 augustus 2011, bijgevolg de voorliggende aanvraag een aanvraag voor een nieuwe inrichting is; de inrichting gelegen is in een gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen met in de onmiddellijke nabijheid de N60 en verderop de E17; de huidige groenaanleg onvoldoende is. Om het bedrijf meer in te kleden is het aangewezen zowel kant Begoniastraat als kant Rozenstraat hier en daar hoog- en laagbeplanting te voorzien; een geldig keuringsattest van de mazouttank moet kunnen voorgelegd worden; ten allen tijde de nodige maatregelen dienen getroffen te worden om het morsen van vloeibare gevaarlijke stoffen en mogelijke verontreiniging van de bodem, het grond- en oppervlaktewater te voorkomen. Dat de nodige absorptiemiddelen dienen voorradig te zijn om in geval van incident de gemorste vloeistoffen te neutraliseren; de industriezone zich volgens het goedgekeurd zoneringsplan bevindt in een zone 'centraal gebied'; een gescheiden riolering aanwezig is in de straat; op het terrein een gedeeltelijk gescheiden rioleringsstelsel aanwezig is: het overgrote deel van het regenwater wordt gescheiden van het afvalwater afgevoerd naar de riolering in de Rozenstraat. Een kleiner aandeel van het regenwater wordt echter afgevoerd samen met het huishoudelijk afvalwater en het bedrijfsafvalwater in de riolering van de Begoniastraat; Een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, is verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, tenzij anders bepaald in het uitvoeringsplan. Er is in de straat reeds een volledig gescheiden riolering aanwezig; de ligging nabij een overstromingsgevoelig gebied. De onmiddellijke en rechtstreekse lozing van hemelwater dient beperkt te worden. Het plaatsen van hemelwaterputten voor de opvang van het hemelwater afkomstig van de daken en het hergebruik voor laagwaardige doeleinden waardoor het hemelwater enerzijds gebufferd en hergebruikt wordt en anderzijds vertraagd wordt afgevoerd is gezien de ligging van het perceel zinvol; het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer te laten gebeuren; Wanneer de exploitant een grondwaterwinning buiten dienst stelt moet hij deze opvullen om het gevaar voor verontreiniging van het grondwater te beperken. De richtlijnen van afdeling Water voor het opvullen van grondwaterwinningen zijn vervat in de brochure “Verlaten grondwaterwinningen”;
Gelet op hetgeen voorafgaat, nl.: de ligging in een gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen; tijdens het openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend; mits het naleven van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden is de kans op hinder voor mens en milieu tot een minimum beperkt; het advies van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van 20 december 2011; het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij van 5 december 2011; het stedenbouwkundige advies van 22 december 2011; Gelet op het voorwaardelijk gunstig advies van de milieudienst;
Overwegende dat deze milieuvergunningsaanvraag werd getoetst aan de thans algemeen gehanteerde technische, milieuhygiënische en ecologische criteria in het Vlaamse gewest, die onderbouwd zijn door de huidige wetenschappelijke inzichten ; Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 par. 2 van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen ; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig art. 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden;
Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving, indien voldaan wordt aan de voorwaarden van VLAREM II en aan de opgelegde bijzondere voorwaarden bij de milieuvergunning; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan verleend worden; Besluit: Artikel 1. – Aan Research Specialities for Laboratories (RSL) nv, Begoniastraat 5 te 9810 Nazareth, wordt vergunning verleend om een inrichting te exploiteren gelegen Begoniastraat 5 op de percelen kadastraal bekend onder Nazareth, 2de afdeling, sectie A nr. 102h, met als onderwerp: nieuwe inrichting (laattijdige hernieuwing en verandering door uitbreiding), laboratorium voor de productie van HPLC-kolommen voor chromatografen, met als toepasselijke indelingsrubrieken: 3.4.1.b)
Het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater, dat al dan niet één of meer gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het ontvangende oppervlaktewaterlichaam met een debiet tot en met 2 m³/h, wanneer het bedrijfsafvalwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat, met een debiet van 1500 m³/jaar (Kl 2);
12.2.1.
Transformator met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA (Kl 3);
16.3.1.1.
Inrichting voor het fysisch behandelen van gassen: luchtcompressoren en airco’s met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 74,335 kW (Kl 3);
16.7.1.
Opslagplaats voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten, met een gezamenlijk inhoudsvermogen van 860 liter (Kl 3);
17.3.2.2.
Inrichting voor de opslag van zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen met een opslagcapaciteit van 765 kg (Kl 2);
17.3.3.1.a.
Opslagplaats voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen gelegen in KMOgebied, met een totaal inhoudsvermogen van 2000 kg (Kl 3);
17.3.4.2.a.
Opslagplaats voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare stoffen gelegen in KMO-gebied, met een totaal inhoudsvermogen van 10.180 liter (Kl 2);
17.3.5.1.
Opslagplaats voor ontvlambare vloeistoffen met een totaal inhoudsvermogen van 500 liter (Kl 3);
17.3.6.2.
Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C maar dat de 100°C niet overtreft, met een totaal inhoudsvermogen van 25 500 l (Kl 2);
17.4.
Opslagplaatsen in verpakkingen met een inhoudsvermogen van max. 25 liter of 25 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l, nl. 500 l (Kl 3);
24.4.
Laboratorium (6 labo’s) (totaal vermogen 40,2 kW) (Kl 3);
29.5.2.1.a.
Smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen Diverse metaalbewerkingstoestellen met een gezamenlijk vermogen van ca. 5 kW (Kl 3);
43.1.1.a.i.
Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie gelegen in een KMO-gebied met een totaal warmtevermogen van 395 kW (Kl 3);
Art.2. - De in art. 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar. Art. 3. § 1. - De in artikel 1 vergunde inrichting dient in gebruik te worden genomen binnen de 3 jaar te rekenen vanaf de datum van onderhavige vergunning. § 2. - In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw een bouwvergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst zolang de bouwvergunning niet is verleend. § 3. - Wordt de in § 2 bedoelde bouwvergunning geweigerd dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouwvergunning in laatste aanleg. Art. 4. - De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van volgende bijzondere exploitatievoorwaarden van titel II van het VLAREM (besluit van de Vlaamse Executieve van 1 juni 1995) en inzonderheid de hierna in extenso weergegeven voorschriften. Zijn van toepassing :
Algemene milieuvoorwaarden (VLAREM II) Hoofdstuk 4.1. - Algemene voorschriften Hoofdstuk 4.2. - Beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging Hoofdstuk 4.3. - Beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging Hoofdstuk 4.4. - Beheersing van luchtverontreiniging Hoofdstuk 4.5. - Beheersing van geluidshinder Hoofdstuk 4.6. - Beheersing van hinder door licht Hoofdstuk 4.7. – Beheersing van asbest Hoofdstuk 4.9. – Energieplanning Hoofdstuk 4.10. – Emissies van broeikasgassen Sectorale milieuvoorwaarden (VLAREM II) Hoofdstuk 5.3. – Het lozen van afvalwater en koelwater Afdeling 5.3.2. – bedrijfsafvalwater Hoofdstuk 5.12. – Elektriciteit Hoofdstuk 5.16. – Gassen Afdeling 5.16.1. – Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 5.16.3. – Installaties voor het fysisch behandelen van gassen Afdeling 5.16.5. – Verplaatsbare recipiënten Hoofdstuk 5.17. – Opslag van gevaarlijke producten Afdeling 5.17.1. – Algemene bepalingen Afdeling 5.17.3. – Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders Hoofdstuk 5.24. – Laboratoria Hoofdstuk 5.29. – Metalen Hoofdstuk 5.43. - Verbrandingsinrichtingen Afdeling 5.43.1. – Algemene bepalingen Afdeling 5.43.2. – voorwaarden met betrekking tot stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en gasen stoom- en gasturbine-installaties Art. 5. - De in art. 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van volgende bijzondere voorwaarden : met het oog op het rein houden van waterlopen, grachten, riolen, wordt de volgende paragraaf opgesteld: par. 1 - Het is verboden voorwerpen, materialen of vloeistoffen, ander dan de lozingen die vergund zijn, van welke aard ook in waterlopen, grachten, vijvers of putten of op de oevers ervan en in de riolen te lozen; teneinde luchtverontreiniging tegen te gaan, wordt in onderstaande paragrafen het verbranden van afvalstoffen verboden: par. 1 - Verbranden van afvalstoffen in open lucht en in gebouwen door middel van verbrandtoestellen is verboden. par. 2 - Alleen buiten de straal van 100 m omheen bebouwing wordt verbranden van groenafval en snoeihout toegelaten. Onder bebouwing wordt verstaan: eigen woning, stallen, schuren en bedrijfsgebouwen; m.b.t. brandveiligheid: het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer; m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging: ten allen tijde worden de nodige maatregelen getroffen om het morsen van vloeibare gevaarlijke stoffen en mogelijke verontreiniging van de bodem, het grond- en oppervlaktewater te voorkomen. De nodige absorptiemiddelen dienen voorradig te zijn om in geval van incident de gemorste vloeistoffen te neutraliseren; een geldig keuringsattest van de mazouttank moet kunnen voorgelegd worden; alle vloeibare producten met gevarensymbool, geplaatst worden boven of in een opvangbak; wanneer de exploitant een grondwaterwinning buiten dienst stelt moet hij deze opvullen om het gevaar voor verontreiniging van het grondwater te beperken. De richtlijnen van afdeling Water voor het opvullen van grondwaterwinningen zijn vervat in de brochure “Verlaten grondwaterwinningen”; m.b.t. de groenaanleg: de huidige groenaanleg welke hoofdzakelijk bestaat uit gras en een lage haag wordt aangevuld: met hoog en laagbeplanting zowel kant Begoniastraat als kant Rozenstraat. m.b.t. oppervlaktewaterverontreiniging: lozen van bedrijfsafvalwater met 2C-stoffen in de openbare riolering: o mits naleving van de algemene normen voor lozing van bedrijfsafvalwater in de riolering o mits naleving van volgende bijzondere lozingsnormen en -voorwaarden: P tot 10 mg/l; o mits de concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet.
o het bedrijf dient te beschikken over een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde water, overeenkomstig art. 4.2.5.1.1. van Vlarem II. o binnen de 3 maand na het verlenen van de vergunning, dient door een erkend labo een analyserapport te worden opgemaakt van het BA voor BZV, CZV, N, P, ZS, Ag, As, Cu, Cr, Cd, Hg, Pb, Ni en Zn. o het analyserapport dient binnen de 30 dagen na monstername overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, het College van Burgemeester en Schepenen, de LNE afd. Milieuvergunningen en de VMM. een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, is verplicht;
bij de bedrijfsvoering wordt onderzocht in hoeverre niet-verontreinigd hemelwater kan worden: o Opgevangen (regenwaterputten,…) o Geïnfiltreerd (infiltratieputten, vijvers,…) o Gebufferd (groendak, gebufferde lozing op riool,…) o Maximaal gebruikt (als koelwater, productiewater,…) De studie dient tevens een voorstel te omvatten van termijn(en) binnen dewelke de voorgestelde actiepunten zullen worden gerealiseerd. Het opgevangen hemelwater wordt minstens gebruikt voor toiletspoeling en/of ander laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, reinigen voertuigen,…). Binnen een periode van 12 maanden na het verkrijgen van de milieuvergunning wordt de studie ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Na goedkeuring wordt deze ter kennisgeving aan de vergunningverlenende overheid, de LNE - afdeling Milieuvergunningen en afdeling Milieu-inspectie - en het College van Burgemeester en Schepenen overgemaakt. In samenspraak met de VMM wordt het voorstel binnen de door de VMM gestelde termijn gerealiseerd.
Art.6. - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art.7. -§ 1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient uiterlijk tien kalenderdagen vòòr de datum van overname gemeld aan de vergunning verlenende overheid overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vòòr het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 8. - Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest van aanplakking verzonden worden aan: 1. de exploitant. 2. de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. 3. het bestuur Milieu-inspectie van de Administratie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, van het Departement Leefmilieu en Infrastruktuur. 4. de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest. 5. de Vlaamse Milieumaatschappij. 6. FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het werk. 7. de n.v. Aquafin. 8. de dienst stedenbouw van de gemeente Nazareth. 9. het bestuur milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie Art. 9. - Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen, beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Bestendige Deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent. Aldus beslist in zitting, de datum als voormeld. Namens het College van burgemeester en schepenen, (Get.) Patricia Dhondt gemeentesecretaris
(Get.) Danny Claeys burgemeester - voorzitter Voor eensluidend afschrift te Nazareth op 21 februari 2012
Patricia Dhondt gemeentesecretaris
Danny Claeys burgemeester