Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0900000228/DDJ BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV OPENBAAR SLACHTHUIS MET BETREKKING TOT EEN SLACHTHUIS, GELEGEN TE 2220 HEIST-OP-DEN-BERG, MECHELSESTEENWEG 99-105, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 11 mei 2009 ingediend door de nv Openbaar Slachthuis, gevestigd te 2220 Heist-op-den-Berg, Mechelsesteenweg 101, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een slachthuis, gelegen te 2220 Heist-op-den-Berg, Mechelsesteenweg 99-105, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 2-I-265c2, 2-I-265z, 2-I-253a/DEEL, 2I-227/DEEL, 2-I-234/DEEL, verder te exploiteren na verandering door uitbreiding van een slachthuis, zodat deze thans zal omvatten : ‒ het lozen van bedrijfsafvalwater: • tot 12 mei 2010 in de openbare riolering met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.4.2); • vanaf 12 mei 2010 via een biologische waterzuiveringsinstallatie in de Statieloop met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.6.3.2); ‒ een transformator van 1.250 kVA (reeds vergund) (12.2.2); ‒ een wasplaats voor het wassen van 40 voertuigen per dag (uitbreiding met 30 voertuigen per dag) (15.4.2.b); ‒ koelinstallaties (783,5 kW), compressoren (41 kW) en airco’s (2,2 kW)(uitbreiding met 340,7 kW) (16.3.1.2): ‒ de opslag van 10 x 44 l propaangas, 10 x 85 l propaangas en 16 x 61 l freongas (nieuw) (16.7.2); ‒ de opslag van 2 x 9.100 l propaangas (verwijdering van de tank van 8.000 l en plaatsen van 2 nieuwe tanks van elk 9.100 l) (16.8.3); ‒ de opslag van 4.000 kg FeCl3 en 1.000 kg NaOH en 5.202 kg reiniging- en ontsmettingsmiddelen (uitbreiding met 5.202 kg) (17.3.3.2.a): ‒ de opslag van 15 ton varkensharen (nieuw) (25.4); ‒ de opslag van 710 m³ dierlijke mest (350 m³ drijfmest en 360 m³ vaste mest) (reeds vergund, maar zonder vermelding van de hoeveelheid) (28.2.a.3);
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
‒
‒ ‒ ‒
een slachthuis met een maximaal productiecapaciteit van 288 ton geslachte varkens en 32 ton geslachte runderen per dag (vroeger ingedeeld onder 45.1.a.2) (45.1.d) en met een maximaal slachtcapaciteit van 100.300 ton levend gewicht per jaar (vroeger ingedeeld onder 45.1.a.2) (45.1.e); een darmwasserij (reeds vergund) (45.4.a); de opslag van meer dan 50 ton producten van dierlijke oorsprong (reeds vergund) (45.4.e.2); 2 grondwaterputten op een diepte van 75 m (put 1) en 78 m (put 2) met een maximaal debiet van 80.000 m³/jaar (regularisatie, de putten werden op een verkeerde diepte vergund, nl. 102,7 m (put 1) en 76 m (put 2)) (53.8.3);
Gelet op het feit dat volgende klasse 3-inrichtingen worden gemeld: ‒ het stallen van maximaal 15 voertuigen (reeds gemeld, maar zonder vermelding van het aantal voertuigen) (15.1.1); ‒ de bovengrondse opslag van 19.500 l stookolie (verwijdering van 2 mazouttanks van elk 20.000 l en regularisatie van de tank van 19.500 l die voor 10.000 l vergund werd) (17.3.6.1.b); ‒ de opslag van 1.000 l smeeroliën (nieuw) (17.3.7.1); ‒ een labo voor kwaliteitscontrole (nieuw) (24.4); ‒ metaalbewerkingmachines van in totaal 10 kW (nieuw) (29.5.2.1.a); ‒ 2 stookinstallaties van elk 640 kW en een CV van 40 kW (uitbreiding met 40 kW) (43.1.1.a); ‒ een box voor het uitvoeren van rituele slachtingen (nieuw) (45.1.c); ‒ 4 vleesuitsnijderijen van in totaal 50 kW (uitbreiding met 25 kW) (45.4.c.1.a); Vlarem-rubricering volgens aanvrager: 3.4.2 – 3.6.3.2 – 12.2.2 – 15.1.1 – 15.4.2.b – 16.3.1.2 – 16.7.2 – 16.8.3 – 17.3.3.2.a – 17.3.6.1.b – 17.3.7.1 – 24.4 – 25.4 – 28.2.a.3 – 29.5.2.1.a – 43.1.1.a – 45.1.c – 45.1.d – 45.1.e – 45.4.a – 45.4.c.1.a – 45.4.e.2 – 53.8.3; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: ‒ Besluit nr. 51.514 f2 d.d. 22 december 1983 van de deputatie houdende vergunning voor het exploiteren van een slachthuis voor een termijn verstrijkend op 12 mei 2010; ‒ Besluit nr. HE 08/221.3/0123/0 d.d. 21 april 1989 van de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering houdende vergunning voor de lozing van ander dan normaal huisafvalwater in de openbare riolering; ‒ Besluit nr. MLWV/93-25 d.d. 1 juni 1995 houdende wijziging van de voorwaarden opgelegd bij besluit van de Vlaamse Waterzuiveringmaatschappij d.d. 21 april 1989; ‒ Besluit d.d. 3 november 1998 van het college van burgemeester en schepenen houdende vergunning voor de exploitatie van een grondwaterwinning voor een termijn verstrijkend op 3 november 2018; ‒ Besluit nr. MLAV1/96-368 d.d. 21 december 1998 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door uitbreiding van een slachthuis voor een termijn verstrijkend op 12 mei 2010; ‒ Besluit nr. AMV/12112/1003 d.d. 3 juni 1999 van de Vlaamse minister van Leefmilieu houdende gedeeltelijke bevestiging in beroep van het besluit van de deputatie nr. MLAV1/96-368, met wijziging van modaliteiten; ‒ Besluit nr. AMV/12112/1004 d.d. 22 maart 2006 van de Vlaamse minister van Leefmilieu houdende wijziging van de bijzondere voorwaarde opgelegd in het besluit van de deputatie nr. MLAV1/96-368; ‒ Besluit nr. MLAV1/07-62 d.d. 1 augustus 2007 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door toevoeging, wijziging en uitbreiding van een slachthuis voor een termijn verstrijkend op 12 mei 2010; ‒ Besluit nr. AMV/12112/1006 d.d. 11 augustus 2008 van de Vlaamse minister van Leefmilieu houdende inwilliging van de vraag tot afwijking van artikel 5.45.1.3, §3 van Vlarem II;
2 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 11 mei 2009; op het feit dat op datum van 25 mei 2009 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlarem; op volgende elementen uit dit verslag: 1. Verwelkoming en toelichting historiek. 2. Toelichting van de milieuvergunningsaanvraag: a) Mevr. Lemahieu, milieucoördinator, geeft meer uitleg over de activiteiten van het slachthuis en de daarbij horende rubrieken. Ze maakt daarbij een onderscheid tussen de hoofdactiviteit, het slachten, de uitsnijderijen, de opslag van producten van dierlijke oorsprong en een darmwasserij en een aantal nevenactiviteiten noodzakelijk voor de goede werking van het bedrijf, zoals een box voor rituele slachtingen, een labo voor kwaliteitscontrole, een waterzuiveringsinstallatie, het lozen van bedrijfsafvalwater, grondwaterwinning, koelinstallaties, stallen van voertuigen, wassen van voertuigen, opslag van propaangas, opslag van gasflessen, een stookolietank, opslag van smeeroliën, compressoren, metaalbewerkingmachines, tijdelijke opslag van afvalproducten, opslag van varkensharen, opslag van reinigingsproducten, opslag van producten voor de waterzuiveringsinstallatie, opslag van mest. b) Het voorwerp van de aanvraag betreft enerzijds een hernieuwing van de lopende vergunningen en anderzijds een verandering. c) De basismilieuvergunning voor de inrichting van het Openbaar Slachthuis werd verleend door de bestendige deputatie op 22 december 1983 voor een termijn die afloopt op 12 mei 2010. Er dient een hernieuwing aangevraagd te worden voor 12 mei 2009. d) De veranderingen hebben betrekking op: Het in gebruik nemen van een eigen waterzuiveringsinstallatie (WZI) in het kader van de afkoppeling van de openbare riolering, zoals werd opgelegd in de milieuvergunning van 1 augustus 2007. Er werd een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd op 28 februari 2008. De bouw en het in gebruik nemen van de WZI en de hieraan gekoppelde wijzigingen van het interne rioleringsnetwerk zullen gebeuren na het bekomen van de nieuwe vergunning. In afwachting hiervan is de flotatie-eenheid reeds in gebruik genomen als voorzuiveringstechniek. Het terug in gebruik nemen van de darmwasserij. De darmwasserij werd voorheen maar beperkt uitgebaat. Door de gewijzigde afzetmogelijkheden wordt het terug interessant om het verwerken van de darmen ter plaatse voor te bereiden. De uitbreiding van de slachtcapaciteit door optimalisatie in gebruik van de bestaande slachtlijnen. Deze uitbreiding is nodig om de vraag van de klant te kunnen volgen. De slachtcijfers van het slachthuis nemen jaarlijks toe door de zeer sterke stijging van aanvoer van varkens door de grootste klant van het bedrijf, de firma Bens. Openbaar Slachthuis omvat een varkensslachterij en een runderenslachterij met een gerealiseerd slachtcijfer in 2008 van 444.388 varkens per jaar en 7.448 runderen per jaar of een totaal van 58.317 ton levend gewicht per jaar. Openbaar Slachthuis voorziet een uitbreiding van de slachtcapaciteit voor varkens en runderen op de bestaande slachtlijnen tot 780.000 varkens per jaar en 10.000 runderen per jaar of een totaal van 100.300 ton levend gewicht per jaar. De toename van de slachtcapaciteit zal hand in hand gaan met een verhoging van het geloosde debiet, een verhoging van het opgepompte grondwater, een uitbreiding van het aantal te wassen voertuigen per dag, het verhogen van de opslag van propaangas, het vergroten van de vleesuitsnijderij en het verhogen van de opslag van reinigingsproducten.
3 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
De regularisatie van een aantal inrichtingen die reeds in gebruik zijn: bijkomende koelinstallatie, opslag van verplaatsbare gasflessen, het rechtzetten van de in het verleden verkeerdelijk vergunde opslagcapaciteit van de stookolietank, het labo, opslag van varkensharen, metaalbewerkingmachines en de box voor de rituele slachtingen. e) Doordat er meer dan 30.000 ton levend gewicht per jaar wordt geslacht is een milieueffectenrapport (MER) vereist. f) Toelichting van de procedure van de aanvraag: De opmaak en goedkeuring van het MER namen ongeveer 2 jaar in beslag. De goedkeuring van het MER was noodzakelijk vooraleer een milieuvergunningsaanvraag kon ingediend worden bij de deputatie. goedkeuring MER: 30 april 2009 indiening milieuvergunningsaanvraag bij deputatie ontvankelijk en volledig verklaring: 25 mei 2009 einde beslissingstermijn: 25 september 2009 openbaar onderzoek: 4 juni 2009 tot 4 juli 2009; tijdens het openbaar onderzoek is er de mogelijkheid om het dossier in te kijken en vragen, opmerkingen of bezwaarschriften in te dienen. informatievergadering: 22 juni 2009 de adviezen van verschillende overheidsorganen worden ingewonnen adviesverlening door provinciale milieuvergunningcommissie (PMVC) beslissing door de deputatie 3. Toelichting van het MER: a) Mevr. Vanhouwe legt uit dat in het MER beschreven wordt welke impact de inrichting zal hebben op de omgeving. Hiervoor gebeurt een analyse van de bestaande toestand. Deze toestand wordt als referentie genomen. Daarna gebeurt er een simulatie van de impact na de uitbreiding. Via het milieuonderzoek wordt getracht de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen, zodat ze kunnen voorkomen worden. b) Mevr. Vanhouwe overloopt de procedure die het MER-rapport volgde, voor de goedkeuring op 30 april 2009. c) In het MER komen verschillende milieuaspecten aan bod. d) In de discipline water werd onderzocht welke de mogelijkheden zijn voor het hergebruik van hemelwater en gezuiverd afvalwater om de hoeveelheid opgepompt grondwater te verminderen. Er wordt een WZI in gebruik genomen met een voorzuivering, biologische zuivering en slibindikking. De lozing van het gezuiverd afvalwater in de Statieloop zal gefaseerd gebeuren, via een bufferbekken. De aansluiting op de riolering blijft behouden als noodoplossing. e) In de discipline lucht zijn de emissies van de stookinstallaties verwaarloosbaar. Een knelpunt is geurhinder. Er wordt verder onderzocht met welk bureau zal samengewerkt worden om de geurhinder te beperken. In de milieuvergunning dienen saneringsmaatregelen te worden opgenomen. Van de WZI wordt geen geurhinder verwacht. f) De geluidsbronnen werden in kaart gebracht en er loopt een studie om te onderzoeken op welke manier de geluidshinder kan beperkt worden. 4. Vragen: a) Zal er door de verdubbeling van de capaciteit ook tijdens het weekeind gewerkt worden? De exploitant antwoordt dat de 5-dagenweek behouden blijft. b) Tot 10 jaar geleden ondervonden de bewoners van de Lerrekensstraat een enorme geurhinder. Ongeveer 10 jaar geleden is de situatie opmerkelijk verbeterd, zowel op het vlak van geurhinder als van geluidshinder. De laatste 2 jaar is de toestand echter terug verslechterd, niet zo erg als 10 jaar geleden, maar toch werd er opnieuw geurhinder en geluidshinder vastgesteld. Zal er na de uitbreiding weer geur- en geluidshinder zijn? Aangezien de toestand fel verbeterd was, is het duidelijk dat zowel geur- als geluidshinder kunnen beperkt worden. Zal de exploitant, na het bekomen van de nieuwe vergunning, niet opnieuw nonchalanter worden, zodat de buurtbewoners opnieuw met hinder geconfronteerd -
4 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
c)
worden? Na het bekomen van de milieuvergunning, waakt de milieucoördinator mee over het naleven van de wettelijke verplichtingen en voorwaarden. Tijdens de vergunningsperiode zullen controles uitgevoerd worden door de milieucoördinator en milieuinspectie. De milieuvergunningsvoorwaarden moeten nageleefd worden. De bewoners van de Beemdekensstraat ondervinden veel geluidshinder afkomstig van het lossen van de varkens. Vooral tijdens het weekeind, op zondagavond en ’s morgens vroeg wordt dit als zeer hinderlijk ervaren. De geluidshinder wordt veroorzaakt door de dieren, maar ook door het personeel dat instaat voor het lossen van de varkens. Kan deze vorm van hinder niet voorkomen worden? Kunnen de varkens eventueel binnen gelost worden? De leveranciers zijn zelf verantwoordelijk voor het lossen van de varkens. Tijdens het weekeind gebeuren er geen slachtingen, maar op zondagavond worden varkens aangevoerd die op maandagmorgen geslacht worden. Er wordt een geluidsdeskundige aangesteld om uit te zoeken welke extra maatregelen kunnen genomen worden om de geluidshinder te beperken. Mogelijk kan het lossen van de varkens binnen in een loods een oplossing bieden. Er zijn maatregelen noodzakelijk, maar er is nog verder onderzoek vereist naar de gepaste maatregelen;
Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 4 juli 2009 waaruit blijkt dat er 2 schriftelijke bezwaren werden ingediend m.b.t. het volgende: – bijkomende geluidshinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; geluidshinder tijdens het lossen van de varkens, veroorzaakt door de dieren en door het begeleidend personeel; – niet respecteren van de nachtrust van de omwonenden; het lossen van de varkens gebeurt vanaf zondagavond 23.30 u; – bijkomende geurhinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; er is nu al op regelmatige tijdstippen een doordringende onaangename stank waar te nemen; – gevaar door opslag van gassen in de woonzone; – ongediertehinder; – lozingen van drijfmest in de Statieloop; – vrees voor aanleg uitweg of toegangsweg langs de Kasteelstraat; Gelet op het gunstig advies d.d. 22 juli 2009 van het college van burgemeester en schepenen van Heist-op-den-berg (kenmerk MIL/k1/150); op volgende elementen uit dit advies : 1. De inrichting ligt deels in een gebied voor milieubelastende industrie, deels in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied van het gewestplan Mechelen (KB 5 augustus 1976). 2. De inrichting ligt binnen het BPA ‘Zonevreemde bedrijven’ – goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van 24 mei 2002 voor de percelen 265z en 265z2 – weigering voor de percelen 253 en delen van 234, 227 en 226a. 3. Volgende stedenbouwkundige vergunningen werden afgeleverd: a) vergunning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen op 2 september 1966 voor het bouwen van een frigo; b) vergunning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen op 6 februari 1970 voor het bouwen van een frigo; c) vergunning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen op 13 maart 1973 voor het uitbreiden van het slachthuis; d) vergunning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen op 25 november 1987 voor het uitbreiden van het slachthuis; e) vergunning afgeleverd door de Vlaamse minister van economie, ruimtelijke ordening en media op 7 augustus 2000 voor het uitbreiden van het slachthuis; f) vergunning afgeleverd door de deputatie van de provincie Antwerpen op 28 februari 2008 voor het bouwen van een waterzuiveringsinstallatie. 4. Het BPA voorziet een bufferzone van 10 m langs de perceelsgrenzen. 5. Gelet op artikel 8 ‘Zone voor buffer’ van de stedenbouwkundige voorschriften, gevoegd bij het BPA ‘Zonevreemde bedrijven’.
5 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
a)
6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13.
14. 15.
Bestemming: De bestemming is buffer. Deze heeft een esthetische en afschermende functie. Ten einde deze functies ten volle te vervullen wordt deze zone gekenmerkt door een specifieke inrichting. b) Inrichting Indeling: Een zone als buffer is verplicht op de aangeduide plaats, met de respectievelijke omvang. Om de afschermende functie te kunnen vervullen moet de beplanting een dichte structuur hebben, de buffer is permanent en gelaagd. Gelaagd in die zin dat er verschillende lagen in onderscheiden worden die overgaan in elkaar: een bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en hoogstammig groen. Slechts op deze manier kan de buffer z’n functie ten volle vervullen. Beplanting: De landschappelijke waarde van deze zones zal verhoogd worden door het gebruik van streekeigen groen, in harmonie met de omringende begroeiing. Enkel normale snoeiingen, onderhoud en vervanging zijn toegelaten. Constructies: Alle bebouwing, reclame of stapelen van materialen erin is verboden. Het oprichten van een afsluiting is mogelijk onder de vorm van een draad- en/of haagafsluiting of van een draad met klimplanten. De hoogte ervan is beperkt tot 2 m. Realisatie: De beplanting t.b.v. de buffer dient uiterlijk in het derde plantseizoen dat volgt op het in voege treden van het BPA te gebeuren. In een aantal bouwvergunningen werd de aanplanting van een groenscherm als voorwaarde opgelegd. De inrichting is stedenbouwkundig verenigbaar, op voorwaarde dat de groenschermen werden aangeplant. Uit het proces-verbaal van sluiting van het openbaar onderzoek d.d. 4 juli 2009, blijkt dat 2 bezwaarschriften werden ingediend, met volgende inhoud: a) bijkomende geluidshinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit. Geluidshinder tijdens het lossen van de varkens, veroorzaakt door de dieren en door het begeleidend personeel. b) niet respecteren van de nachtrust van de omwonenden Het lossen van de varkens gebeurt vanaf zondagavond 23u30; c) bijkomende geurhinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit. Er is nu al op regelmatige tijdstippen een doordringende onaangename stank waar te nemen; d) gevaar door opslag van gassen in de woonzone; e) ongediertehinder; f) lozingen van drijfmest in de Statieloop; g) vrees voor aanleg uitweg of toegangsweg langs de Kasteelstraat. Gelet op het verslag van de informatievergadering die doorging op 22 juni 2009. Gelet op het advies van de gemeentelijke vrijwillige brandweer d.d. 5 juni 2009. Gelet op het advies van de gemeentelijke milieudienst d.d. 16 juli 2009. Het betreft een aanvraag voor een hernieuwing van de lopende vergunningen na verandering. In Vlarem 2 zijn volgende verbod- en afstandsregels opgenomen: §1. Het is verboden een inrichting die overeenkomstig subrubrieken 45.1. a, b, d en e (slachthuizen), 45.2. (vetsmelterijen), 45.4.a (pensziederijen en darmwasserijen) en 45.18 (dierlijke bijproducten, andere dan afvalstoffen als bedoeld in het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen) van de indelingslijst is ingedeeld in de eerste klasse te exploiteren: die geheel of gedeeltelijk gelegen is in een waterwingebied of beschermingszone type I, II of III, in een woongebied of in een recreatiegebied; waarvan de opslagplaatsen en/of bedrijfsgebouwen gelegen zijn op minder dan 100 m afstand van een woongebied of een recreatiegebied; §2. De verbodsbepalingen van §1 gelden niet voor bestaande inrichtingen of gedeelten ervan”. Het gaat om de hernieuwing, na verandering, van een bestaande inrichting, waarvoor de verbodsbepalingen dus niet gelden. De inrichting is omgeven door woongebied, zodat gepaste milieuvergunningsvoorwaarden noodzakelijk zijn om de hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken.
6 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
16. De belangrijkste geluidsbronnen van het slachthuis zijn enerzijds de aan- en afvoer van dieren en karkassen en anderzijds de afzuigingen, condensoren en de wasplaats. 17. In het MER wordt gesteld dat met de toekomstige situatie op het vlak van geluid slechts een lichte verhoging van minder dan 0,5 dB verwacht wordt t.o.v. de huidige situatie (referentiesituatie). 18. In de huidige situatie is er al een overschrijding van de geluidsnormen, waardoor sanering noodzakelijk is. 19. In het MER wordt gesteld dat de sanering voornamelijk gericht dient te zijn op de bronnen in de zuidwestelijke gevel, meer bepaald de afvalsilo’s en ventilatie-uitrusting in de gevel, en op de bronnen op het dak aan de noordoostelijke zijde, nl. de koelaggregaten en luchtcondensors op het dak. Bijkomende reductie kan gerealiseerd worden indien ook de ventilatie van de stallen bij de sanering betrokken wordt. Aan de sanering dient een doelgericht saneringsonderzoek vooraf te gaan, zodat de specifieke maatregelen op de deelbronnen kunnen worden uitgewerkt. Het onderzoek naar de effectief te treffen maatregelen (technische details) dient als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag te worden opgenomen. De milderende maatregelen voor geluid dienen te worden afgestemd met deze voor de discipline lucht opdat deze elkaar niet zouden tegenwerken. 20. De buurtbewoners ondervinden voornamelijk geluidshinder door het lossen van de dieren. Het lossen van de dieren gebeurt tussen 19u00 en 7u00 en ook op zon- en feestdagen. Vooral op zondagavond (-nacht) wordt dit als zeer hinderlijk ervaren. De sanering dient daarom ook gericht te worden op deze vorm van geluidshinder. 21. In de milieuvergunningsaanvraag wordt vermeld dat aan MER-deskundige Hugo Verhas gevraagd werd een saneringsonderzoek op te starten. Het stappenplan werd aan het aanvraagdossier toegevoegd. 22. Een eerste stap in het saneringsonderzoek zal er in bestaan om de geluidsbronnen op te splitsen naar individuele bronnen en de geluidsbijdrage ervan gedetailleerd in kaart te brengen. Als individuele bronnen worden bedoeld: condensors, koelcompressoren, ventilatoren, stallen (= de losplaats voor varkens en de bijhorende stallen), e.d. Aan de hand hiervan kan vervolgens onderzocht worden welke middelen tot sanering per bron in aanmerking komen en welke hiervan de meest efficiënte zijn, zowel op gebied van geluidsreductie als op gebied van kostprijs. Na te streven is, zoals in het MER bij de milderende maatregelen opgegeven, om de bijdrage van individuele bronnen te reduceren tot 35 à 40 dB ’s nachts, in de respectieve imissiepunten. 23. Een plan van aanpak zal er als volgt uitzien: a) inventarisatie van bronnen, zijnde: condensors, koelcompressoren, ventilatoren, stallen; b) opstellen van de lijst met technische kenmerken der bronnen; c) onderzoek naar de passende middelen tot reductie van het emissiegeluid; d) prognose van het specifieke geluid, rekening houdend met de aanbevolen maatregelen en toetsing aan de geluidsnormen; e) opstellen van een saneringsplan; f) beschrijving van de saneringsmaatregelen voor uitvoering. 24. Volgende termijnen worden voorgesteld: a) saneringsonderzoek en saneringplan: binnen 12 maanden na aflevering van de milieuvergunning; b) uitvoering van de sanering: binnen 12 maanden na goedkeuring van het saneringsplan, evenwel onder voorbehoud van langere termijnen voor eventuele saneringsmaatregelen met aanzienlijke financiële impact. 25. Volgende bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd om de geluidshinder voor de omgeving te verminderen: “Om de geluidshinder te verminderen dient een saneringsonderzoek te worden uitgevoerd en een saneringsplan te worden opgemaakt binnen de 12 maanden na aflevering van de milieuvergunning. De saneringsmaatregelen, opgenomen in het saneringsplan, dienen te worden uitgevoerd binnen de 12 maanden na goedkeuring van het saneringsplan. Er dient bijzondere aandacht besteed te worden aan het saneren van de geluidshinder veroorzaakt door het lossen van de dieren”.
7 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
26. De twee grote stookinstallaties worden onderhouden door de firma nv De Bruyn. Uit de laatste rookgasmetingen blijkt dat de stookinstallaties aan de emissiegrenswaarden voldoen. 27. De koelinstallaties worden onderhouden door de firma Vos Technics. Een deel van de koelinstallaties draait nog op R22, waarvoor een uitdovingbeleid bestaat tot 2015. Er wordt een alternatief gezocht zodat R22 stelselmatig vervangen wordt. 28. De totale geuremissie van het slachthuis zal in de toekomstige situatie toenemen door de uitbreiding van de slachtcapaciteit. De karakteristieken van de geurbronnen en de werkingsuren blijven dezelfde als in de huidige situatie, enkel de capaciteit wordt opgedreven. 29. In de ingekomen bezwaarschriften en tijdens de informatievergadering werd melding gemaakt van geurhinder. In het verleden werden regelmatig klachten ingediend over geurhinder. 30. In het MER wordt gesteld dat in het onderzoek naar de effectief te treffen maatregelen als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag dient te worden opgenomen. De milderende maatregelen voor geur dienen te worden afgestemd met deze voor de discipline geluid opdat deze elkaar niet zouden tegenwerken. 31. In de milieuvergunningsaanvraag wordt vermeld dat aan VITO gevraagd werd een voorstel uit te werken om geurhinder te beperken. De projectbeschrijving van VITO werd aan de milieuvergunningsaanvraag toegevoegd. Omwille van de hoge kostenplaat wordt momenteel bijkomende offerte opgevraagd aan een gespecialiseerd geurstudiebureau. 32. In de toegevoegde projectbeschrijving van VITO volgende planning wordt vooropgesteld: a) inventaris van mogelijke geurbronnen en toetsing een BBT; b) kwantificeren van de relevante geuremissie; c) bepalen van de impact op de omgeving + beoordelen (on)aanvaardbaarheid; d) geurreducties + geurreducerende maatregelen; e) rapportering en bespreking; Het uitvoeren van dit project neemt ongeveer 14 weken in beslag. 33. Aangezien verwacht wordt dat de geuremissie zal toenemen door de gevraagde verandering (verhoging van de capaciteit) zijn maatregelen noodzakelijk om de geurhinder te beperken. 34. Volgende bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd om geurhinder voor de omgeving tot een minimum te beperken: “Om de geurhinder te verminderen dient een onderzoek te worden uitgevoerd en dienen geurreducerende maatregelen genomen te worden binnen de 12 maanden na aflevering van de milieuvergunning”. 35. Het bedrijfsafvalwater (combinatie van huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en potentieel verontreinigd hemelwater) zal gezuiverd worden in een eigen WZI. De WZI zal gebouwd worden na het bekomen van de nieuwe milieuvergunning. In afwachting hiervan is de flotatie-eenheid reeds in gebruik genomen als voorzuiveringstechiek. Daardoor zijn de vuilvrachten naar de RWZI van Heist-op-den-Berg al voor een groot stuk afgenomen, voornamelijk wat betreft CZV (chemisch zuurstofverbruik) en ZS (zwevende stoffen). Op 4 maanden tijd kan de waterzuivering gebouwd en operationeel zijn. Zodra de biologische waterzuivering operationeel is, koppelt de exploitant af van de riolering en zal er geloosd worden in oppervlaktewater (Statieloop). Op het moment van afkoppeling zal het bestaande lozingspunt in de Kasteelstraat dienst doen als noodaansluiting. 36. Het overstromingsrisico ter hoogte van de Statieloop kan beperkt worden door infiltratie en buffering van niet-verontreinigd hemelwater en buffering van het afvalwater. 37. Het waterverbruik neemt in sterke mate toe door de uitbreiding van de slachtcapaciteit. Als maatregelen voor rationeel waterverbruik worden het hergebruik van effluent voor reinigen van veewagens, stallen en vernevelen in de stallen weerhouden. Hierdoor is 18% van het waterverbruik recuperatiewater. 38. De stookolietank van 19.500 l is bovengronds en dubbelwandig. De tank wordt periodiek gekeurd. Het keuringsattest werd aan de milieuvergunningsaanvraag toegevoegd. 39. De verplaatsbare recipiënten met gevaarlijke vloeistoffen staan op lekbakken. 40. De nieuwe tank van FeCl voor de biologische waterzuivering zal bovengronds en dubbelwandig zijn en voorzien van een overvulbeveiliging.
8 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
41. Door voormelde maatregelen en het naleven van de voorwaarden van Vlarem II wordt bodemverontreiniging voorkomen. 42. De ongediertebestrijding gebeurt door de firma Rentokil. Het onderhoudsabonnement werd aan de milieuvergunningsaanvraag toegevoegd. Jaarlijks worden 6 behandelingen en/of inspectiebeurten uitgevoerd met ongeveer regelmatige tussentijden. 43. Er kan gesteld worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de gepaste milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Gelet op het voorlopig (ongemotiveerd) deels gunstig – deels ongunstig advies d.d. 24 juli 2009 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/09/5118); op volgende elementen uit het gemotiveerd deels gunstig-ongunstig advies d.d. 10 augustus 2009 : 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de verdere exploitatie en verandering van een slachthuis. 2. Nv Openbaar Slachthuis omvat een varkensslachterij en runderenslachterij en slacht in opdracht van derden. 3. De basismilieuvergunning voor de inrichting van Openbaar Slachthuis te Heist-op-den-Berg werd verleend door de bestendige deputatie op 22 december 1983 voor een termijn die afloopt op 12 mei 2010, vandaar de verdere exploitatie. Het betreft een bestaande inrichting zodat de afstandregel van art. 5.45.1.2. niet van toepassing is. De veranderingen hebben betrekking op: a) het in gebruik nemen van een eigen WZI i.k.v. de afkoppeling van de openbare riolering, zoals werd opgelegd in de MV d.d. 1 augustus 2007 en stedenbouwkundig vergund werd met het besluit d.d. 28 februari 2008. De bouw en het in gebruik nemen van de waterzuivering en de hieraan gekoppelde wijzigingen van het interne rioleringsnetwerk zullen gebeuren na het bekomen van de hervergunning van de basisvergunning. In afwachting hiervan is de flotatie-eenheid reeds (Q3-2008) in gebruik genomen als voorzuiveringstechniek. b) het terug in gebruik nemen van de darmwasserij: De darmwasserij werd voorheen maar beperkt uitgebaat. Gezien gewijzigde afzetmogelijkheden, wordt het terug interessant om het verwerken van de darmen ter plaatse voor te bereiden. c) de uitbreiding van de slachtcapaciteit door optimalisatie in gebruik van de bestaande slachtlijnen is nodig om de vraag van de klant te kunnen volgen: De exploitant voorziet een uitbreiding van de slachtcapaciteit voor varkens en runderen op de bestaande slachtlijnen tot 780.000 varkens/jaar en 10.000 runderen/jaar (of een totaal van 100.300 ton levend gewicht/jaar). De slachtcijfers van het slachthuis nemen jaarlijks toe dankzij de zeer sterke stijging van aanvoer van varkens door de grootste klant van het bedrijf, de firma Bens. d) De toename van de slachtcapaciteit zal hand in hand gaan met een verhoging van het geloosde debiet, een verhoging van het opgepompte grondwater, een uitbreiding van het aantal te wassen voertuigen per dag, het verhogen van de opslag van propaangas, het vergroten van de vleesuitsnijderij en het verhogen van de opslag aan reinigingsproducten. e) de regularisatie van een aantal inrichtingen die reeds in gebruik zijn: bijkomende koelinstallaties, opslag van verplaatsbare gasflessen, het rechtzetten van de, in het verleden verkeerdelijk vergunde, opslagcapaciteit van de stookolietank, het labo, opslag van varkensharen, metaalbewerkingmachines en de box voor rituele slachtingen. 4. Een gedeelte van de WZI, de mestput en de wasplaats voor veewagens is gelegen in woonuitbreidingsgebied. De exploitant vraagt hieromtrent om toepassing te maken van de afwijkingsregeling voorzien in artikel 43, §7 van het coördinatiedecreet. Hieromtrent wordt verwezen naar het toepasselijke advies van het ARO. 5. Nv Openbaar Slachthuis omvat een varkensslachterij met een slachtcapaciteit van 240 varkens/ h. Het dagelijkse aantal slachtingen dat men voorziet met de huidige slachtlijn is maximaal 15.000 varkens/week of 780.000 varkens/jaar. In 2007 lag het slachtcijfer op 458.985 varkens/ jaar, in een werkregime van 5 slachtdagen per week is dit een gemiddelde van 9.000
9 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
6.
7.
8.
9.
varkens/week. Daarnaast is er ook een runderenslachtlijn aanwezig met een slachtcapaciteit van 45 runderen/h. In 2007 lag het slachtcijfer op 7.838 runderen/jaar. Deze lijn wordt enkel op maandag, woensdag en vrijdag gebruikt. Tijdens een slachtdag worden gem. 50 runderen/dag geslacht. In de toekomst kan deze capaciteit worden uitgebreid tot maximaal 10.000 runderen/jaar. In totaal komt dit, rekening houdende met een standaard levend gewicht van 120 kg/varken en 670 kg/rund, overeen met een slachtcapaciteit in 2007 van 60.329 ton levend gewicht/jaar en 241 ton levend gewicht/dag en een toekomstige slachtcapaciteit van 100.300 ton levend gewicht/jaar en 401 ton levend gewicht/dag. De aanvoer van levende dieren gebeurt s’ morgens. Klanten hebben onafhankelijk van het tijdstip steeds toegang tot het bedrijfsterrein om de dieren te lossen. Het slachten start vanaf 6u. Het slachtproces stopt doorgaans rond 16u. Er wordt steeds geslacht tot alle dieren uit de stallen weg zijn. Nadien komt er een interne kuisploeg, tot ca. 23u. De laad- en afvoeractiviteiten van vlees en afvalstoffen gebeuren de ganse dag door. In het weekend zijn er geen slachtactiviteiten, er is enkel technisch onderhoud en afvoer van karkassen. De aanvoer van de levende dieren gebeurt per vrachtwagen of per oplegger via de Mechelsesteenweg. De transporten met dieren gebeurt volledig langs de westelijke zijde van het bedrijfsgebouw. De aanvoer naar de Mechelsesteenweg gebeurt gespreid via de Liersesteenweg of via de ringweg van Heist-op-den-Berg. Het lossen gebeurt in het onreine gedeelte van het slachthuis achteraan de bedrijfsgebouwen. De dieren worden gelost via een hydraulische lift en verzameld in de stallen - een afzonderlijke stal voor de varkens en de runderen. In de overdekte stallingen kunnen respectievelijk 750 varkens en 85 runderen geplaatst worden. Om de dieren te kalmeren is er waterverneveling in de stallen, wat als BBT beschouwd wordt. Voor de dieren die langere tijd in de stal verblijven zijn drinknippels voorzien. Na het lossen kunnen de veewagens worden gereinigd in een daartoe bestemde wasplaats. Het water wordt opgepompt en na behandeling in een zeef wordt de mest opgeslagen in een overdekte opslagplaats naast de wasplaats en wordt het afvalwater geloosd op de riolering. In de toekomst zal het water afgeleid worden naar de WZI. Het onreine deel van de slachtlijn bevindt zich zowel voor varkens als voor runderen op het gelijkvloers van het bedrijfsgebouw en deels op de eerste verdieping. a) Varkens Vanuit de stal worden de varkens met een automatische restrainer in de bedwelmingsruimte gebracht waar ze elektrisch verdoofd worden. Na het bedwelmen worden de varkens hangend gekeeld met een holsteekmes. Het bloed stroomt via het steekmes naar de gekoelde bloedopvangtank voor consumptiebloed. Het bloed dat na de eigenlijke opvang nog vrijkomt, het destructie- of lekbloed, wordt ook in een gekoelde tank opgeslagen in afwachting van ophaling. Na het kelen worden de varkens via een aanvoerketting in de broeikuip gebracht, waarbij het varken gedurende enkele minuten in een kuip met heet water van gemiddeld 62 °C wordt gedompeld om gemakkelijker de haren te kunnen verwijderen. Nadien belandt het varken in de ontharingsmachine. Het varkenshaar wordt onderaan opgevangen en naar de haarcontainer afgevoerd. Na het ontharen wordt het varken opnieuw vastgehaakt aan de transportketting. Alvorens het varken naar de voorwasmachine wordt geleid, worden de voorpoten ontdaan van klauwen. In de voorwasmachine wordt het varken droog gewassen. Daarna worden de varkens doorheen een vlamoven geleid om de poriën dicht te branden. Tijdens dit proces worden de laatste achtergebleven haren verbrand en is er een vermindering van het aantal bacteriën (kiemvrij maken van het varken). In een wasmachine wordt na het branden het laatste oppervlakkig vuil verwijderd met behulp van water. b) Runderen Vanuit de stal worden de runderen in de bedwelmingsruimte gebracht waar ze dmv een penschiettoestel het bewustzijn verliezen. Het bloed dat vrijkomt bij het slachten van de runderen wordt opgevangen en gekoeld opgeslagen als destructiebloed in afwachting van ophaling.
10 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
10. Het reine deel van de slachtlijn zowel voor varkens als voor runderen bevindt zich op het eerste verdiep van het bedrijfsgebouw ten einde de scheiding onreine en reine zone zo duidelijk mogelijk te kunnen maken. Aangezien het slachten op verdiep gebeurt, wordt alle slachtafval o.i.v. de zwaartekracht afgevoerd naar de respectievelijk opslagtanks en containers. a) Varkens Alvorens de varkens worden doorgesneden, worden de klauwen van de achterste poten verwijderd. Met een endeldarmboor wordt de mest uitgezogen, zodat er geen bezoedeling is in het verdere slachtproces. Vervolgens wordt het borstbeen van de varkens doorgesneden. De buikholte wordt met een slagersmes verder geopend; het darmpakket wordt losgesneden en de gal wordt verwijderd. Het maag-darmpakket (= de witte organen) wordt opgevangen en afgevoerd naar de darmwasserij. Met een slagersmes wordt de volledige hartslag (hart, longen, lever, tong en slokdarm) losgesneden, aan haken opgehangen en naar de frigo’s getransporteerd, in afwachting van ophaling voor verdere verwerking. De karkassen worden vervolgens met een lintzaag in twee helften gezaagd. Waarna het liesvet, de nieren en het diafragma worden weggesneden. Uiteindelijk worden de karkashelften, de hartslag en de maag-darmpakketten door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) al dan niet goedgekeurd voor menselijke consumptie. Door de keurmeester wordt in functie van het gewicht, de vet-vleesverhouding en de conformatie van het karkas een bepaalde classificatie toegekend aan het varkenskarkas. Waarna door middel van een inktstempel alle delen van de karkashelft, zoals hesp, buik, schouder, rug en kop voorzien worden met een EEG-stempel met aanduiding van gewicht en volgnummer. b) Runderen Na het uitbloeden wordt het rund onthoornd met een hydraulische tang en wordt het onderste gedeelte van de poten verwijderd. Vervolgens wordt het rund onthuid m.b.v. een pneumatisch mes. Tenslotte wordt de kop verwijderd. Daarna wordt het borstbeen van de runderen doorgezaagd. De buikholte wordt met een slagersmes verder geopend; het darmpakket wordt losgesneden en de gal wordt verwijderd. Het maag-darmpakket (= de witte organen) wordt opgevangen en afgevoerd naar de darmwasserij. Met een slagersmes worden de lever en borstorganen uitgehaald, en naar de frigo’s getransporteerd, in afwachting van ophaling voor verdere verwerking. De karkassen worden vervolgens met een lintzaag open gekliefd. Uiteindelijk worden de karkashelften, nieren, buikorganen en kop door het FAVV al dan niet goedgekeurd voor menselijke consumptie. Door de keurmeester wordt in functie van het gewicht, de vet-vleesverhouding en de conformatie van het karkas een bepaalde classificatie toegekend aan het karkas. Waarna door middel van een inktstempel alle delen van de karkashelft en de organen voorzien worden met een EEGstempel met aanduiding van gewicht en volgnummer. De eindbehandelingen van het rundkarkas bestaat uit het afsnijden van bloedvlees, vet en vellen; en het afspoelen van beenderzaagsel. 11. Na het slachten worden de karkassen zo snel mogelijk gekoeld om de kwaliteit en de hygiënische conditie van het vlees te garanderen. De toegepaste koeling is een langzame koeling bij een celtemperatuur van 0-2 °C. De verblijftijd van de karkassen varieert. Runderen worden sowieso pas de volgende dag afgevoerd of verder verwerkt, aangezien de resultaten van het BSE onderzoek beschikbaar moeten zijn. 12. Darmwasserij a) Varkens Momenteel is de darmwasserij niet in gebruik. De darmwasserij beperkt zich actueel tot een voorreiniging waarbij maag en milt gescheiden worden van het maag-darmpakket. De maag wordt gespoeld en vervolgens ingevroren. Het wordt als categorie 3 materiaal afgevoerd. De milt wordt afzonderlijk ingezameld. De rest van het darmpakket wordt verbrijzeld in een wastrommel met messen in afwachting van ophaling door Rendac. In de toekomstige situatie is voorzien de darmwasserij terug volledig operationeel te maken. Het maag-darmpakket wordt ontleed in een stroom van producten zoals de maag, de endeldarm, de pancreas, de dikke darm en het darmslijm (= mucus). De maag wordt eerst ontvet. Daarna wordt ze met
11 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
behulp van een speciale machine van de maagingang tot de maaguitgang opengesneden, waardoor de maaginhoud eruit valt. Vervolgens wordt de maag omgekeerd, gespoeld dmv een centrifuge. Na het centrifugeren worden de magen onder koeling opgeslagen of ingevroren. De maag wordt ofwel aangewend voor de productie van stremsel, voor de petfood of voor de aanmaak van vleeswarenconserven. Dit stemt overeen met de BBTtechniek voor de verwijdering/verwerking van de organen. De pancreas wordt van het darmpakket losgemaakt, van het vet ontdaan en gekoeld opgeslagen. De pancreas wordt eerst gekoeld en daarna ingevroren. De pancreas wordt gevaloriseerd in de farmaceutische industrie. Het ontvetten van de darmen gebeurt met een daartoe vervaardigd pneumatisch mes. Door de darmen over een rol te leiden, wordt voorkomen dat de darmen beschadigd worden. Het vet wordt opgevangen in bakken met stromend koud water om eventuele verontreiniging snel te kunnen verwijderen. De endeldarm wordt eerst met koud water en vervolgens met water van ca. 40 °C doorgespoeld, waarna het wordt ontdaan van vet. Voor de bewerking van de dunne darm wordt gebruik gemaakt van een darmslijmmachine. Voor het optimaal functioneren van de darmslijmmachine is een goede afstelling van de rollen en een juiste temperatuur van het gebruikte water (42 à 45°C) van groot belang. In de darmslijmmachine passeren de darmen een aantal stelsels van walsen, waarbij de mest wordt verwijderd en het slijmvlies wordt gekneusd en verwijderd. De dikke darmen worden in een trommel verbrijzeld, waardoor de wand, de mucus en de inhoud gescheiden wordt. De darmen worden dagelijks opgehaald onder droog ijs. Het zouten, verder behandelen en kalibreren gebeurt door een darmverwerkingsfirma. Het darmslijm of mucus is bestemd voor de farmaceutische industrie (heparine). b) Runderen Momenteel is gezien de wettelijke context waarbij commercialisering niet is toegelaten, de darmwasserij niet in gebruik. De darmwasserij beperkt zich actueel tot een voorreiniging. Waarbij maag, darmschijnvet en darmpakket gescheiden worden. Het darmschijnvet wordt opgeslagen als technisch vet (categorie 3). Het darmpakket wordt opgeslagen als categorie 1 materiaal. De pensmaag wordt leeggemaakt en gespoeld. De wand werd tot voor kort als categorie 3-materiaal afgevoerd, sinds recent worden de “groene pensen” voor menselijke consumptie afgevoerd. 13. Uitbeenderij De karkassen van varkens worden allen afgevoerd naar vleesverwerkende firma’s op andere locaties. Voor de karkassen van runderen is wel een versnijderij en uitbeenderij aanwezig op het bedrijfsterrein. Ongeveer 85 % van de rundkarkassen wordt ter plaatse versneden in de versnijderij-afdeling. In de versnijderij en uitbeenderij worden de karkassen verder versneden in grote delen (hespen, buik, schouder, rug), uitgebeend, ontvliesd en verpakt. Hierna worden ze ingevroren in een snelvriezer. Nadat ze goed bevroren zijn, worden ze op paletten gestapeld en in afwachting van de ophaling gestockeerd in een diepvriesruimte. 14. Afvoer Alle gekoelde karkassen, of in geval van runderen uitgebeende karkassen worden afgevoerd naar vleesverwerkende firma’s op andere locaties. Van de varkens wordt 95 % afgevoerd naar Oevel. De overige afvoer is verspreid in verschillende provincies. De afvoer van karkassen gebeurt verspreid over de ganse dag vooraan het bedrijfsgebouw. De vrachtwagens komen op het terrein via de Mechelsesteenweg. Na laden verlaten de vrachtwagens het bedrijf via dezelfde weg. De afvoer van varkenskarkassen gebeurt voornamelijk vanaf de N15 via de ringweg van Heist-op-den-Berg richting Oevel. De afvoer van runderenkarkassen en andere producten gebeurt eveneens via de N15, zowel richting de N10 als richting de ringweg van Heist-op-denBerg. De slachtlijn wordt na het beëindigen van het slachtproces eerst droog voorgereinigd. De grootste verontreinigingen worden met behulp van een borstel of trekker droog verwijderd. In de voorreiniging wordt geen water gebruikt. Tijdens de tweede reinigingsstap worden de resten met behulp van reinigingsmiddelen in oplossing gebracht. Tijdens het desinfecteren worden de aanwezige micro-organismen verwijderd. Gans de slachtlijn en de muren van de slachthal zijn
12 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
volledig uitgevoerd in inox-materialen om reinigingen te vergemakkelijken en optimale hygiëne te bereiken. Hiermee wordt voldaan aan de bepaling van artikel 5.45.1.3, §2 van Vlarem II. 15. Aan de vergunningsaanvraag is een op 30 april 2009 goedgekeurd MER toegevoegd met ref. nr. PRMER-0271. Volgens het MER zijn de volgende emissies te verwachten: a) Lucht: De belangrijkste emissiebronnen van het slachthuis zijn afkomstig van de 2 stookinstallaties gestookt op lichte stookolie en de vlamoven, die propaan gestookt is. Relevante parameters voor de emissies van deze installaties zijn CO, NOX, SO2 en stof. Daarnaast zijn er ammoniakemissies afkomstig van het tijdelijk stallen van de dieren en de hieraan gekoppelde mestopslag. b) Geur: De geuremissies in en rondom een slachthuis zijn afkomstig van de lijfgeur van de dieren, de mest, bepaalde procesonderdelen (zoals broeibaden, vlamoven), en de anaërobe decompositie van organisch materiaal (vet, eiwitten). De belangrijkste potentiële geuremissiebronnen binnen een varkensslachterij zijn: - de opslagsilo’s en containers voor mest, bloed, haar en slachtafval - afvoer van afvalstoffen - aanvoer, lossen en tijdelijk stallen van dieren - broei- en schroeiproces - toekomstige waterzuiveringsinstallatie en slibopslag c) Geluid: nv Openbaar Slachthuis is omringd door woon- en woonuitbreidingsgebied. De belangrijkste geluidsbronnen van het slachthuis zijn enerzijds mobiele geluidsbronnen door aan- en afvoer van respectievelijk dieren en karkassen; anderzijds zijn de belangrijkste vaste geluidsbronnen: de afzuigingen, condensoren en de wasplaats. d) Bodem en gevaarlijke stoffen: de kans op ernstige bodemverontreiniging door het slachthuis is miniem. Gelet op de aard van de stoffen die bij Openbaar Slachthuis NV gebruikt en opgeslagen worden, zijn er toch een aantal bodembedreigende activiteiten (opslag chemicaliën, slachtactiviteiten) aanwezig. Potentiële bodemverontreiniging is dus niet uitgesloten (en dus een aandachtspunt). De nodige voorzorgsmaatregelen dienen getroffen te worden (inkuiping, verhard terrein), eveneens bij het bouwen van de waterzuivering in de toekomst. e) Mobiliteit: Aanvoer van varkens beperkt zich tot weekdagen, hoofdzakelijk voor 13u. Afvoer van karkassen gebeurt de ganse dag door en in beperkte mate ook ‘s nachts en in het weekend. f) Afvalstoffen: De belangrijkste afvalstoffen van nv Openbaar Slachthuis zijn slachtafval en overige dierlijke bijproducten die niet bestemd of geschikt zijn voor menselijke consumptie en mest. g) Slachtafval: In de Verordening (EG) Nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, kortweg de Bijproductenverordening, worden de dierlijke bijproducten onderscheiden in 3 categorieën. - Categorie 1-materiaal: Dierlijke producten, die tot deze categorie behoren, moeten volledig worden verwijderd door (mede)verbranding of storting. - Categorie 2-materiaal: Dierlijke bijproducten van deze categorie mogen worden verwerkt tot bepaalde andere doeleinden dan diervoeder, zoals biogasproductie en compost. - Categorie 3-materiaal: deze categorie omvat de bijproducten, die afkomstig zijn van voor en na de slachting voor menselijke consumptie goedgekeurde dieren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de delen van slachtdieren, die geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie, maar om commerciële redenen voor diervoeding worden bestemd, en de voor menselijke consumptie ongeschikt verklaarde delen, die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertonen en afkomstig zijn van voor menselijke consumptie geschikt verklaarde karkassen. Alle afval, met uitzondering van de darmpakketten, wordt in containers opgesteld in een gekoelde ruimte of in een gekoelde silo/tank in geval van bloed opgeslagen in afwachting van
13 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
ophaling. De niet gekoelde afvalstromen worden dagelijks afgevoerd en de opslag gebeurt in afgesloten silo’s. Voor de niet gekoelde opslag van darmpakketten werd een ministeriële afwijking bekomen op 11 augustus 2008, gezien de kortstondige opslag en de getroffen maatregelen. Deze ministeriële afwijking werd verleend voor een termijn van maximum 20 jaar, alleszins eindigend op de datum van de nog te verkrijgen milieuvergunning voor verdere exploitatie van de inrichting. Hiermee kan voldaan worden aan de bepalingen van artikel 5.45.1.3, §3 van Vlarem II. Volgens de preventieve voorzieningen houdt de exploitant een register bij en is er een noodplan opgemaakt, zoals opgenomen in de voorwaarden van het ministeriële besluit AMV/12112/1006. De omgeving van de silo’s wordt dagelijks gereinigd en ontsmet. h) Mest: Mest en strooisel zijn afkomstig van de stallen en het reinigen van de veewagens. Voor de mest afkomstig van de stallen zijn mestkelders voorzien met een capaciteit van 350 m³ voor percolaat en 100 m³ voor runderenmest. Het strooisel afkomstig van de veewagens wordt op een overdekte mesthoop verzameld met een capaciteit van 360 m³. De totale opslagcapaciteit bedraagt 810 m³ (450 m³ drijfmest en 360 m³ vaste mest) in rubriek 28.2.a.3. Het voorwerp is hieraan aangepast. De opslag van dierlijk mest was reeds vergund zonder vermelding van de hoeveelheid. De mest wordt op landbouwgrond of weiland conform het mestdecreet uitgereden. In 2007 waren er 56 vrachten, voor in totaal ca. 1.712 ton. 16. De effecten worden volgens het MER samengevat tot: a) Water: De waterbevoorradingsbronnen voor de referentiesituatie zijn grondwater voor de productie (59.166 m³ in 2007) en leidingwater voor sanitaire toepassingen. Door de uitbreiding van het slachthuis met een darmwasserij en de uitbreiding van de slachtcapaciteit zal het waterverbruik met ca. 66 % toenemen tot 98.280 m³/jaar. In de toekomstige situatie zal voor hoogwaardige toepassingen gebruik worden gemaakt van grondwater (80.000 m³/jaar). Voor laagwaardige toepassingen zal gebruik worden gemaakt van recuperatiewater van de WZI (19.000 m³/jaar). De impact van het grotere debiet op de afpompingskegel blijft beperkt negatief wanneer een derde winningput wordt geïnstalleerd. De belangrijkste afvalwaterstromen bij Openbaar Slachthuis zijn bedrijfsafvalwater, huishoudelijk afvalwater en potentieel verontreinigd hemelwater. Het afvalwater wordt in de referentiesituatie geloosd op de openbare riolering. Uit de beschikbare analyseresultaten blijkt dat de van toepassing zijnde lozingsnormen voor BZV niet gehaald worden, als ook enkele pieklozingen van CZV. In de toekomstige situatie wordt het afvalwater afgekoppeld naar de Statieloop om het effect op kwalitatief vlak te beperken wordt een eigen WZI in gebruik genomen. Sinds Q3-2008 is reeds de voorzuivering in gebruik genomen, ter beperking van de geloosde vuilvrachten. In de toekomstige situatie zal de bijdrage van de lozing van Openbaar Slachthuis aan de totale vuilvracht in de Grote Nete behoudens voor CZV en N totaal toenemen. Net zoals in de referentiesituatie hebben voor geen enkele parameter de geloosde vuilvrachten een relevante impact op de kwaliteitsdoelstellingen van de Grote Nete, de bijdrage is steeds < 1 %. De basiskwaliteitsdoelstellingen van de Grote Nete worden in de omgeving van het projectgebied gerespecteerd. Door afkoppeling van het bedrijfsafvalwater naar de Statieloop, die uitmondt in de Bergebeek, en het geringe debiet van deze waterlopen, is er een significant negatieve bijdrage aan de kwaliteitsdoelstellingen van dit oppervlaktewater in de toekomstige situatie. Specifieke aandacht dient uit te gaan aan de geloosde CZV vuilvracht, gezien de basiskwaliteitsdoelstelling van de Bergebeek nu reeds wordt overschreden voor deze parameter. Om het effect van de afkoppeling op kwantitatief vlak te beperken, wordt het effluent en het hemelwater deels hergebruikt en deels vertraagd geloosd of geïnfiltreerd, zodat het overstromingsrisico ter hoogte van de Statieloop kan beperkt worden. Milderende maatregelen Voor het nakijken van de mogelijkheden tot beperking van het gebruik van grondwater, wordt verwezen naar de studie van VITO met de Best Beschikbare Technologieën voor Slachthuizen voor bestaande inrichtingen. - Watergebruik → Opstellen van waterbalansschema is gebeurd d.m.v. plaatsen en opvolgen van watertellers op de belangrijkste stromen. Het is aanbevolen in de toekomst het
14 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
waterverbruik op de verschillende posten op te volgen zodat er relatief geen groter waterverbruik is ten gevolge van de capaciteitsuitbreiding. Op basis van de verzamelde informatie dient continu verder gezocht worden naar waterbesparende acties. → Plaatsen van detectoren op de belangrijkste watergebruikende installaties. De tellerstanden van het waterverbruik worden op maandbasis genoteerd en opgevolgd. Er is geen on-line meetapparatuur aanwezig. Voor grondwater zouden eventuele verliezen door lekkages, in praktijk sowieso snel opgemerkt worden, aangezien de pomp- en putcapaciteiten in dezelfde grootte orde zijn van het effectieve verbruik. Toch is het aan te raden, zeker voor leidingwater, het waterverbruik strikter (min. wekelijks, optimaal dagelijks) op te volgen indien geen detectoren geplaatst worden. → De watertoevoer naar de slachtlijn is maar op een aantal plaatsen geautomatiseerd door de installatie van naderingsdetectie, waarbij enkel gesproeid wordt indien varkenskarkassen passeren. Vb. de ontharingsmachine en broeikuip moeten manueel in pauze gezet worden. Het is aanbevolen de watertoevoer maximaal te automatiseren. → Het droog verwijderen van het grofvuil alvorens te reinigen met water, zorgt voor een belangrijke beperking van de vuilvracht en het waterverbruik. Er dient intern de nodige sensibilisatie voor gevoerd te worden om deze maatregel te implementeren. → Het afdekken van de broeitank is technisch niet mogelijk. → Gebruik maken van droge technieken voor het ledigen van magen wordt toegepast. - Afvalwater → Met de aanvoerders van varkens werden afspraken gemaakt i.v.m. het aanleveren van uitgevaste dieren, dit is echter moeilijk afdwingbaar. → Het bloed wordt zo goed mogelijk opvangen doordat de totale lengte van de bloedgoot 18 m bedraagt. → Lekken en morsen bij het leegzuigen van de bloedtank dient maximaal voorkomen te worden en in geval van lekken of morsen het bloed onmiddellijk verwijderen. De opslagplaats voor bloed dient uitgerust te worden met een opstaande rand, zodat in geval van calamiteiten geen spill naar de gracht kan ontstaan. → De haren worden gravitair verwijderd vanaf de ontharingsmachine naar de opslagcontainer op het gelijkvloers. → Vetafscheider regelmatig ontdoen van vetafzetting. → Door het zorgvuldig opvangen van maagdarminhoud en darmslijm wordt vermeden dat dit in het afvalwater terechtkomt → Producten en nevenstromen worden intern uitsluitend droog getransporteerd. → Er is geen mogelijke contaminatie van afvalwater in de bloedgoot aangezien deze een hoogte van 60 cm heeft. → De karkassen worden met een lintzaag, gekoeld met water, bewerkt. Door het vakkundig gebruiken van de zaag wordt het beenderzaagsel beperkt. → Gebruik van desinfectie- en reinigingsmiddelen met een zo beperkt mogelijke negatieve invloed op het milieu en de biologische waterzuivering. → Bij de keuze en dosering van desinfectie- en reingingsmiddelen dient de optimale situatie gekozen te worden voor de hygiënevereisten en het beperken van de milieuimpact. Opvolging van de geloosde concentraties micropolluenten eigen aan de gebruikte detergenten is aangewezen. → Het waterverbruik tijdens het reinigen en desinfecteren wordt geminimaliseerd door voorreiniging op 10 bar en hoofdreiniging op hoge druk. → Afvalwater zuiveren door toepassing van filters/zeven + vetvang + fysisch-chemische zuivering (coagulatie/flocculatie) + aërobe hoofdzuivering is voorzien in de toekomst. De biologische vorming van tolueen in het afvalwater en slib dient opgevolgd te worden. Bij een goede exploitatie van de voorziene zuiveringsinstallatie en slibbehandelingsinstallatie kan tolueenvorming voorkomen worden.
15 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Hemelwater: Met de huidige situatie en de geplande investeringen, werd verdere scheiding tussen hemelwater en afvalwater als niet haalbaar geacht. Het is aanbevolen de mogelijkheid voor verdere scheiding in de toekomst te onderzoeken bij nieuwe bouwprojecten op lange termijn. Dit met het oog op het beperken van de hydraulische belasting van de WZI en het beperken van schommelingen in te verwerken concentraties door de WZI. b) Lucht: - De geleide luchtemissies bij Openbaar Slachthuis bestaan uit rookgassen van de stookinstallaties en de vlamoven (stof, SO2, NOX, CO), de diffuse emissies voornamelijk uit ammoniakemissies afkomstig van het tijdelijk stallen van dieren en de bijhorende mestopslag. Uit de berekende vuilvrachten obv respectievelijk beschikbare emissiemetingen of emissiefactoren, blijkt bij vergelijking met de sector geen enkele parameter relevant te zijn voor verdere milieueffectbeoordeling. - Tijdens verschillende plaatsbezoeken werd het volledige slachthuis geëvalueerd op de aanwezigheid van relevante geurbronnen. De aanvoer van de dieren veroorzaakt een tijdelijke maar belangrijke geuremissie bij het voorbijrijden van de wagens. De losplaats is niet overdekt. De dieren worden gelost via een hydraulische lift en verzameld in de stallen. Indien de veewagens moeten wachten om gelost te worden, kunnen deze steeds op het bedrijfsterrein (binnen de toegangspoort) wachten gezien de losplaats achteraan het terrein gesitueerd is. De geuremissie ten gevolge van de aanvoer is afhankelijk van het gemiddeld aantal dieren dat in de vrachtwagens buiten staat te wachten. Het stallen van de dieren gebeurt in overdekte stallen. Naast de laadpoorten zijn er in de stallen geen andere openingen. Er is enkel een natuurlijke ventilatie. De geur van de stallen wordt waargenomen ter hoogte van de losplaats. Door het vernevelen van water in de stallen om de dieren rustiger te maken, worden ook de ammoniakconcentraties en hoeveelheid stof van de stallucht verlaagd. De mest van de stallen komt door roosters terecht in een mestkelder. De geuremissie treedt dus voornamelijk op bij het afvoeren van de mest. De afvoer gebeurt wekelijks. Onmiddellijk na het lossen worden de veewagens gewassen in een daartoe bestemde wasplaats. Bij het uitspuiten van de mest en strooisel uit de wagens kan een lichte mestgeur worden waargenomen. Het waswater wordt verzameld in een pompput, van waaruit het wordt opgepompt en gezeefd. De vaste bestanddelen (mest) worden eruit verwijderd en in een overdekte niet afgesloten opslagplaats gestockeerd. De mest wordt vier keer per jaar afgevoerd (naar de landbouw). De krengen van dood aangekomen dieren worden binnen opgeslagen in een container opgesteld in een gekoelde ruimte. De krengen worden dagelijks opgehaald. De volledige slachthal wordt verlucht via dakventilators met een uitwerphoogte van 11 tot 12 m. Naast de algemene ventilatie zijn er puntafzuigingen voorzien op de sterkste emissiepunten. Het consumptie- en destructiebloed wordt in gekoelde tanks opgeslagen (consumptiebloed 6,5 + 3 m³, destructiebloed 30 m³ bij T van 2°C). Van deze opslag wordt geen geur waargenomen. Het bloed wordt opgehaald met tankwagens, de verdringingslucht wordt niet behandeld, wat voor een tijdelijke geurhinder zorgt. De broeikuip is een open bad met een oppervlakte van ca. 12 m². De temperatuur van het broeiwater bevindt zich gemiddeld op 62 °C. Ter hoogte van het broeibad kan de typische geur worden waargenomen. Ter hoogte van de ontharingsmachine treedt een zeer sterke geuremissie op. In de ontharingsmachine wordt continu water van 30 à 40 °C gesproeid over de varkens. Het uitstromend water is een sterke geurbron. De ontharingsmachine is voorzien van een schouw door het dak, het emissiepunt bevindt zich op een hoogte van 12 m. Het schroeien van de varkens veroorzaakt geuremissie, doch deze bleek buiten het gebouw niet specifiek waarneembaar. Het haarafval van de ontharingsmachine worden d.m.v. gravitair transport samen met het water naar de haarcontainer afgevoerd. Deze container is opgesteld in een volledig afgesloten gekoelde ruimte. Het lokaal is afgesloten met een sectionaal poort. Ter hoogte van deze -
16 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
poort werd een lichte geuremissie waargenomen, waarschijnlijk te wijten aan diffuse luchtstromen uit het gebouw. Bij de ophaling wordt het haar vergrepen en opgeladen in een oplegger. Deze handelingen zorgen tijdelijk voor een sterke geuremissie. De ophaling van de haarcontainer gebeurt 1 keer per week omstreeks 5u - 6u en duurt ca. 30 minuten. Alle destructieafval wordt d.m.v. een gravitair transport in gesloten containers verzameld (30 m³) die binnen zijn opgesteld in een gekoelde ruimte. Het slachtafval wordt dagelijks opgehaald door Rendac in gesloten tankwagens, wat voor een tijdelijke geurhinder zorgt. De afgekeurde karkassen worden gekoeld opgeslagen in een gesloten container (30 m³) die binnen is opgesteld in een gekoelde ruimte. De huiden van de runderen worden onbehandeld opgeslagen in containers opgesteld in gekoelde afgesloten ruimtes. Dagelijks worden ze afgevoerd naar een huidverwerkend bedrijf. De onbewerkte huiden verspreiden weinig geur, mits dagelijkse afvoer. In de darmwasserij hangt een typische geur. De verluchting van de darmwasserij gebeurt d.m.v. ventilatoren met een uitwerphoogte van 11 m. Buiten het bedrijfsgebouw werd van de darmwasserij geen geur waargenomen. De behandeling van de darmpakketten is in de referentiesituatie beperkt tot het legen en wassen van de maag en het verbrijzelen van de darmpakketten. Het runderenafval van de magen worden in containers binnen opgeslagen in gekoelde ruimtes en wordt dagelijks opgehaald. De darmpakketten van varkens wordt buiten opgeslagen in een niet gekoelde silo, die twee keer per dag wordt opgehaald. In de frigo’s, versnijzaal en laadkades zorgt de koeling (respectievelijk tot min. 7°C en 16 °C) voor de beperking van de geuremissies. Gelet op de koeling veroorzaakt het laden van het vlees in de koelwagens geen geuremissies. Voor de geuremissies wordt met behulp van emissiefactoren en via snuffelmetingen de som van de geleide en diffuse emissies benaderd ingeschat. Voor het bepalen van de impact op de omgeving werd een dispersieberekening uitgevoerd met het IFDM model. Hieruit blijkt dat de voorgestelde initiële norm (ernstige geurhinder) als 98 percentielwaarde van 1,5 se/m³ of 1,765 ouE/ m³ voor Openbaar Slachthuis als individuele bron wordt overschreden in de de Kasteelstraat, Collegestraat, Steenstraat, Mechelsesteenweg, Liersesteenweg, Beemdekenstraat en Wouwerstraat. - Uit de berekende geuremissies blijken de onreine slachthal, de vlamoven en de aanvoer en het lossen van de varkens de belangrijkste bijdragen te leveren tot de totale geuremissie van het bedrijf. De geuremissies veroorzaakt door de runderenslachtlijn zijn slechts een fractie tov de geuremissies van de varkensslachtlijn. Geurreducerende maatregelen dienen prioritair getroffen te worden om er voor te zorgen dat er geen geurgevoelige objecten (woningen) meer aanwezig zijn binnen de geurcontour van 1,5 se/m³. Het effect wordt als significant negatief beoordeeld. - Voor de toekomstige situatie is er enerzijds een uitbreiding voorzien van de activiteiten met een darmwasserij en anderzijds is er een uitbreiding van de slachtcapaciteit voorzien die een impact hebben op de geuremissies. Voor de uitbreiding met de eigen WZI zijn voldoende maatregelen voorzien zodat geuremissies van deze installatie worden voorkomen. Uit de dispersieberekeningen blijkt dat de geuremissiecontouren groter worden voor de toekomstige situatie met ca. 65 %. De norm van 1,765 ouE/m³ wordt bijkomend overschreden in delen van de Lerrekensstraat en de Biekorfstraat. → Milderende maatregelen Hierna worden de maatregelen besproken die in de BBT-studie voor de slachthuissector worden opgelegd en de mate waarmee bij het Openbaar Slachthuis verbetering mogelijk is. → Algemene hygiëne verzorgen door het regelmatig en grondig reinigen van de inrichting. In de slachthal bij het Openbaar Slachthuis zijn de installatie en de wanden volledig in inox uitgevoerd, waardoor het efficiënt reinigen van de inrichting is
17 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
→ →
→
→
verzekerd. Voor de buitenlocaties is het aan te raden om deze maatregel intern regelmatig op te volgen. Aanvoer afstemmen op de stalcapaciteit. Door de gespreide aanvoer van dieren zijn de wachttijden voor het lossen van wagens op het terrein minimaal. De stallen werden niet aangeduid als een belangrijke geurbron. Inpandig aanvoeren, lossen en stallen van dieren. Momenteel worden de dieren met een hydraulische lift gelost, waardoor de lostijd beperkt is. Het inpandig lossen van dieren is nog niet voorzien, uitbreiding van het slachthuis is gezien de ruimtelijke structuurplanning niet mogelijk. Optimaliseren van de opslag van nevenproducten. De belangrijkste opslag van nevenproducten gebeurt binnen in afgesloten containers opgesteld in gekoelde ruimtes. De opslag verbrijzelde darmpakketten buiten in een afgesloten niet gekoelde silo is aanvaardbaar aangezien deze nevenstroom tweemaal daags wordt opgehaald waardoor koeling niet zinvol is en door de korte verblijftijd het kernmateriaal niet de gewenste koeling zou ondergaan. Voor de opslag van mest die momenteel enkel overdekt is, dient nagegaan te worden op welke wijze de geurbron het best kan ingeperkt worden. Hierbij dient gedacht te worden aan het grotendeels afsluiten van de opslag, met eventuele afzuiging van de lucht. Idem voor de slibtank van de WZI. Overbelasting en storing van de afvalwaterzuiveringsinstallatie vermijden. Een goede uitbating van de WZI dient de nodige aandacht te krijgen bij het ingebruikstellen van de installatie zodat verstoring en overbelasting vermeden wordt. Lange opslagtijden van slib en roostergoed dienen vermeden te worden. Volgende maatregelen zijn enkel BBT indien de voorgaande maatregelen ontoereikend zijn: (a) Beperken/opvangen van procesdampen: De gebouwen van het slachthuis worden momenteel geventileerd door dak- en wandventilatoren. Indien de toepassing van nageschakelde technieken wordt overwogen (zie verder), is het aanbevolen een studie uit te voeren naar de nodige aanpassingen van de luchthuishouding en de kanalisatie van procesdampen. (b) Overdekken van de afvalwaterzuivering: De fysisch-chemische voorzuivering is in een afzonderlijke afgesloten container opgesteld. Gezien de WZI gedimensioneerd werd rekening houdende met de geplande uitbreiding van de slachtcapaciteit, worden bij een correcte uitbating van de WZI, geen relevante geuremissies verwacht van de WZI. Het overdekken van de installatie wordt op dit moment niet weerhouden als milderende maatregel. (c) Indien ondanks de maatregelen aan de bron de geurreductie niet volstaat, dient volgens BBT vermindering van geurhinder bekeken te worden door aanpassen van het emissiepunt (verhogen/verplaatsten). (d) Als dit nog onvoldoende blijkt, is behandeling van de met geur verontreinigde lucht via een nageschakelde techniek noodzakelijk. Bij Openbaar Slachthuis zijn momenteel geen nageschakelde technieken voorzien. Volgens de beschermingniveaus dient de reductie van geuremissie zich prioritair te richten naar het reduceren van de geurcontour van 1,765 ouE/m³ als 98 P tot een zone waarbinnen geen geurgevoelige objecten (woningen) meer aanwezig zijn. Door de ligging van woningen tot 50 m van het slachthuis is dit bijzonder moeilijk te realiseren. Er wordt derhalve voorgesteld dat er in eerste instantie een studie wordt uitgevoerd naar de dimensionering en noodzakelijke aanpassingen voor het invoeren van nageschakelde luchtbehandelingstechnieken. De haalbaarheid en de noodzaak voor de implementatie van nageschakelde technieken dient in een tweede fase overlegd te worden tussen het bedrijf en de overheid, rekening houdende met de geurhinder en de leefkwaliteit bij de omwonenden. → Uit de BBT studie blijkt dat een biofilter, een biowasser, een chemische wasser en/of geurneutralisatie interessante technieken zijn bij een middelgroot slachthuis. Het rendement en de kosteneffectiviteit van deze
18 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
maatregelen verschillen echter sterk binnen de sector afhankelijk van de specifieke situatie. Wanneer de als BBT weerhouden technieken voor een grote geurhoudende luchtstromen met zeer uiteenlopende samenstelling en fluctuerende concentraties naast elkaar worden gezet, is binnen de context van Openbaar Slachthuis (middelgroot slachthuis - ruimtelijke ligging) behandeling via een chemische wasser het meest aangewezen. Het is evident dat de keuze van de meest geschikte techniek evenwel afhangt van een ganse reeks factoren. En dat een voorafgaande studie van de luchthuishouding en samenstelling van de afgassen noodzakelijk is om een installatie uit te bouwen en rendementen te kunnen inschatten. Gezien de compactheid van het slachthuis kan zeker de lucht van de onreine slachthal en de darmwasserij worden behandeld in de chemische wasser. Aansluiting van de bloedtanks en/ of de stallen, moet afzonderlijk technisch bekeken worden. Wanneer uitgegaan wordt van een zuiveringsrendement van 60 %. Op basis van deze veronderstellingen kan bij implementatie van een chemische gaswasser tov scenario 2 een reductie bekomen worden die gelijkstaat met de toename door de geplande uitbreidingen, de geurcontour van 1,765 ouE/m³ blijft op het niveau van de referentiesituatie. Ondanks het gunstige effect van de saneringsmaatregel op de geurimmissiecontouren, blijft er door de aanwezigheid van woningen in de onmiddellijke omgeving nog steeds overschrijdingen van de drempelniveaus ter hoogte van gevoelige locaties. De effectieve invoering van een nageschakelde saneringstechniek kan bijgevolg pas geëvalueerd worden wanneer een haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd rekening houdende met de luchthuishouding, de samenstelling van afgassen en hieraan gekoppeld de dimensionering, verwachte rendementen en kostprijs van de installatie. Derhalve wordt als milderende maatregel voorgesteld het verder onderzoek naar optimalisatie van de luchthuishouding i.f.v. toepassing van nageschakelde technieken voor reductie van de geuremissies. De concrete uitwerking van de saneringsmaatregelen voor geur dient afgestemd te worden met de nodige saneringsmaatregelen voor geluid.
c) Bodem - Voor de discipline bodem werd in 2005 op het perceel 265C een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Op de overige bedrijfspercelen bevinden zich in de referentie geen Vlarebo-activiteiten waardoor deze percelen niet onderzocht werden omdat het risico op bodem en grondwaterverontreiniging daar beperkt is. De aangetroffen verontreinigingen kunnen samengevat worden als een historische verontreiniging met PAK’s en zware metalen in bodem beperkt tot de ophoogzone en een natuurlijke aanrijking van arseen in het grondwater. Er dient verder geen onderzoek uitgevoerd te worden aangezien er geen ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging (EAEB) is. - Vanuit de actuele activiteiten zijn geen relevant effecten op bodem en grondwater. Ikv de aanlegfase wordt beperkt grondverzet uitgevoerd, zonder de noodzaak over te gaan tot bronbemaling. Door het gebruik van de uitgegraven bodem als bodem binnen de kadastrale werkzone wordt het stand still principe gehanteerd. In de toekomstige situatie breiden de risicoactiviteiten zich uit door exploitatie van een eigen WZI en de hieraan gekoppelde opslag van corrosieve behandelingsproducten. Indien de nodige maatregelen getroffen worden om lekken naar bodem en grondwater te voorkomen, blijft het effect beperkt. In de toekomst is nv Openbaar Slachthuis volgens de nieuwe bodemwetgeving verplicht om elke 20 jaar een periodiek oriënterend bodemonderzoek uit te voeren op de percelen 265C2 en 353A. De procedures die in het kader van het bodemsaneringdecreet dienen gevolgd te worden bij het vaststellen van een verontreiniging, zijn in die mate opgesteld dat een nieuwe verontreiniging onmiddellijk dient te worden gesaneerd.
19 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
d) Geluid - Het niveau van het omgevingsgeluid verloopt volgens een wederkerend patroon voor de zeven dagen van de week. Er doet zich een markante stijging voor onder de morgen rond 5.00 uur en een markante daling op het einde van de avond rond 22.00 uur. Beide curven volgen ditzelfde patroon, tijdens de dagperiode weliswaar met een iets hoger niveau in mtpt.1 dan in mtpt. 2. De vrijdag komt naar voor als de dag met de hoogste geluidbelasting. De zondag verschilt van de andere dagen van de week doordat het gemiddeld geluidniveau op zondag lager ligt dan op de andere dagen; hier is weinig of geen verschil tussen beide meetpunten onderling. Een in het oog springend fenomeen is het dagelijks weerkerend hoog niveau gedurende één à twee uur in de ochtend. Markant is dat de piek die zich hierbij aftekent lager is tijdens weekenddagen dan tijdens weekdagen. Het omgevingsgeluid (LA95,1h) overschrijdt de milieukwaliteitsnormen in de 2 meetpunten. In de referentiesituatie is er een lichte overschrijding voor de milieukwaliteit, die zich in wezen enkel laat vaststellen tijdens de avondperiode en daarbij beperkt blijft tot 2,3 dB aan de kant van de Beemdekensstraat en, tot 0,8 dB aan de kant van de Kasteelstraat. - In de prognose van het specifiek geluid van het slachthuis zijn alle bronnen van de inrichting in rekening gebracht met de waarden van de geluidsvermogenniveaus zoals vermeld in tabel 6.4-8 onder dagregime. Dit geeft de toestand weer van het slachthuis in volle bedrijvigheid. Het grootste aandeel in de bijdrage komt voort van de buiteninstallaties, nl. de koelinstallatie op het dak, de ventilatie van de gebouwen en het lossen van de aangevoerde dieren. Het transport op zich, nl. het aan- en afrijden van voertuigen op het bedrijfsterrein, heeft slechts een invloed van beperkt belang. Enkel in de zone rond de toegangsweg, nl. vanaf de Mechelsesteenweg tot aan de toegangspoort, komt de bijdrage van het transport meer op de voorgrond maar vervaagt de bijdrage van het bedrijfstransport en gaat verloren in het verkeersgeluid van de openbare weg. Er is de aanwezigheid van een tonaal component in het specifiek geluid, in de band van 100 Hz. De tonaliteit komt sterk tot uiting tijdens de nacht (vroege ochtend) en vervaagt tijdens de dag naarmate er meer activiteiten en meer vreemd omgevingsgeluid ontstaat. Om hiermee rekening te houden bij de beoordeling, zoals Vlarem het voorschrijft, wordt een toeslag van 2 dB tijdens de dag en 5 dB tijdens de nacht gevoegd bij de berekende waarden. - Voor de huidige activiteiten van Openbaar Slachthuis dient voor het specifiek geluid (LAeq) van de installaties getoetst te worden aan de geluidsnormen voor nieuwe inrichtingen. In beide meetpunten, zowel kant Beemdekensstraat als kant Kasteelstraat, worden in de referentiesituatie de geluidsnormen overschreden. De overschrijding is het hoogst in het meetpunt aan de kant van de Beemdekensstraat, met een waarde van circa 10 dB overdag en 7 dB tijdens de nacht. In het meetpunt aan de kant van de Kasteelstraat bedraagt de overschrijding circa 6 dB overdag en 5 dB tijdens de nacht. - Bij vergelijking van toekomstige immissiewaarden met de referentie komt men tot een lichte verhoging zowel voor dag (+0,1 dB) als voor nacht (+0,7 dB) in de verschillende meetpunten, behalve voor IP2 waar overdag een lichte verlaging (-1,7 dB) van het geluidniveau voorkomt. Dit laatste is het gevolg van het afschermend effect van de WZI in de richting van IP2. Met de uitbreiding worden nu de criteria in alle beoordeelde situaties overschreden. Zoals bij de beoordeling van de actuele situatie moet ook bij de uitbreiding rekening worden gehouden met de toeslag voor tonaal geluid. - Milderende maatregelen → Aangezien de aanvoer van dieren en het slachten aanvangen om 5 uur, is het dagregime der slachtactiviteiten reeds volop aan de gang terwijl de nacht nog loopt. Het past hierbij om na te gaan welke specifieke bronnen de dominante bijdrage leveren tot de totstandkoming van het omgevingsgeluid, om aan de hand van de bevindingen passende maatregelen te kunnen aanbevelen.
20 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
→ Saneringsmaatregelen dringen zich op. In het kader van het MER-onderzoek wordt gewerkt met bronnen die in vele gevallen een geheel of een groepering vormen van deelbronnen. Wanneer het op sanering aankomt, dienen de bronnen in hun samenstelling verder onderzocht. Om die reden is een doelgericht saneringsonderzoek nodig om de passende maatregelen verder uit te werken. Door passende maatregelen, zoals: inkapseling, geluiddemping, schermen, eventuele herschikking van bronnen, vervanging van lawaaierige bronnen of door snelheidsreductie en frequentiesturing van sneldraaiende condensorventilatoren, kunnen de noodzakelijke reducties om aan de toepasselijke normen tegemoet te komen, bekomen worden. De sanering zal voornamelijk gericht dienen te zijn op de bronnen in de zuidwestelijke gevel, als daar zijn: de afvalsilo’s en ventilatie uitrusting in de gevel, en op de bronnen op het dak aan noordoostelijke zijde, te weten: de koelaggregaten en luchtcondensors op het dak. De concrete uitwerking van de saneringsmaatregelen voor geur dient afgestemd te worden met de nodige saneringsmaatregelen voor geluid. e) Fauna en flora Voor fauna en flora wordt - gelet op de resultaten in de andere disciplines (water, lucht, geluid, bodem) - de impact van de activiteiten van Openbaar Slachthuis op het in beschouwing genomen studiegebied als te verwaarlozen aanzien. Aangezien het onderwerp van dit milieueffectrapport handelt over een reeds bestaande, vergunde inrichting die op de bestaande terreinen een capaciteitsuitbreiding zal verwezenlijken en op eigen terrein een WZI en darmwasserij plant te exploiteren, kan besloten worden dat wat verder eco(bio)toopverlies of verdere versnippering betreft, dit niet van toepassing is. f) Mens - De beeldkwaliteit van de bedrijfsgebouwen en verharde oppervlaktes van het Openbaar Slachthuis is laag, maar deze worden langs drie zijden quasi volledig aan het zicht onttrokken door hagen en bomenrijen. Langs de zuidoostzijde is geen visuele afscherming, maar daar bevindt zich een onbebouwde ruigte. Het Openbaar Slachthuis ligt aan de zuidwestrand van het kleinstedelijk gebied Heist-op-den-Berg, met dichtbij gelegen woningen aan de zuidwest-, noordwest- en noordoostrand van het bedrijfsterrein. Het slachthuis heeft daardoor negatieve effecten op de leefbaarheid en woonkwaliteit, m.n. geurhinder en (in mindere mate) geluidshinder. D.m.v. milderende maatregelen zou de geurhinder sterk kunnen gereduceerd worden, maar een zekere resterende geurhinder is onvermijdelijk door de korte afstand tussen woningen en slachthuis. Een betere afscherming van de belangrijkste geluidsbronnen (ventilatie, condensors, lossen van dieren) zou de geluidshinder tot een minimum kunnen beperken. Het Openbaar Slachthuis wordt ontsloten via de Mechelsesteenweg (N15). De aan- en afvoer in westelijke, zuidelijke en oostelijke richting gebeurt via wegen op Vlaams niveau (N15 en N10), maar in noordelijke richting moet steeds de kern van Heist-op-den-Berg doorsneden worden, en daarbij ontbreekt nog een schakel in de .ring. rond het centrum van Heist. De totale verkeersgeneratie van het slachthuis bedraagt maximaal ca. 3 % van de trafiek op de Mechelsesteenweg, en zou door uitbreiding van de slachtcapaciteit kunnen toenemen met 1,5 % à 2,5 %. Het aandeel in de huidige verkeersintensiteit op de Mechelsesteenweg (meer dan 10.000 voertuigen per dag) en op de verdere aan- en afvoerroutes is zeer beperkt, maar sowieso is een minimale belasting van woonkernen door vrachtverkeer wenselijk. De afvoer van karkassen gaat vrijwel volledig naar het zusterbedrijf Bens in Oevel, en de huidige verbindingsweg daar naartoe loopt door de kernen van Heist, Wiekevorst, Morkhoven en Noorderwijk. Een meer westelijke route via Herenthout (geselecteerd als specifieke route voor vrachtverkeer in het mobiliteitsplan van Heist-op-den-Berg) is meer aangewezen. - Milderende maatregelen Specifiek voor de discipline mens wordt als milderende maatregel voorgesteld dat de
21 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
vrachtwagens van het slachthuis van en naar firma Bens in Oevel de in het mobiliteitsplan van Heist-op-den-Berg aangeduide westelijke route voor vrachtverkeer zouden volgen om aldus de woonkernen maximaal te ontzien. Hoewel de huidige en verwachte gezondheidseffecten qua geluid- en geurhinder niet echt problematisch zijn, worden de milderende maatregelen terzake uiteraard ondersteund. Implementatie van een chemische wasser zou kunnen leiden tot reductie van de geurcontour van 1,765 ouE/m³ na uitbreiding tot het niveau van de referentiesituatie. De toepassing van milderende maatregelen dient nog onderzocht te worden. Een zekere geurhinder is evenwel nooit uit te sluiten gezien de geringe afstand van het slachthuis tot de meest nabije bewoning. Reductie van het geluidsniveau zou vooral bereikt kunnen worden door een betere afscherming van de ventilatievoorzieningen en afvalsilo’s langs de ZWgevel en van de condensors op het dak. g) Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Visuele impact: Door de reeds genomen maatregelen zoals de plaatsing van groenschermen en de inrichting van de aanpalende bufferpercelen, kan men stellen dat de visuele impact van het slachthuis en omliggende terreinen ten opzicht van de omgeving niet relevant is. De geplande wijzigingen, zijnde de uitbreiding met een WZI, gebeuren tevens vlakbij de reeds bestaande installaties en zijn beperkt in bouwhoogte, waardoor de visuele impact niet sterk zal veranderen. Impact van luchtemissies: De emissies van het slachthuis op zich veroorzaken dus geen milieueffecten, maar dragen wel bij tot de algemene gemeten concentraties. Gelet op deze geringe bijdragen moeten er zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie géén significante effecten van de luchtemissies van het nv Openbaar Slachthuis op monumenten en landschappen verwacht worden. - De discipline stralingen is in dit MER niet relevant. De discipline Klimaat wordt in dit MER als niet relevant beschouwd. - Voor deze activiteiten vraagt de exploitant: → een slachthuis met een maximaal productiecapaciteit van 288 ton geslachte varkens en 32 ton geslachte runderen per dag (45.1.d) en met een maximaal slachtcapaciteit van 100.300 ton levend gewicht per jaar (45.1.e); → een darmwasserij (reeds vergund) (45.4.a); → de opslag van maximaal 900 ton producten van dierlijke oorsprong (reeds vergund) (45.4.e.2); In het voorwerp werd opgenomen “meer dan 50 ton”. Het voorwerp is aangepast aan de maximale opslagcapaciteit. - De exploitant heeft een onderhoudsovereenkomst met een verdelgingsfirma voor het aanpakken van eventueel ongedierte(ratten, vliegen). - De uitbreiding t.o.v. het referentiejaar resulteert in een toename van de geuremissies met 76%. In de huidige situatie wordt reeds het ernstige geurhinderniveau (P98 = 1,5 se/m³ = 1,765 ouE/m³) overschreden en dit ter hoogte van een 100 à 150 woningen in de Kasteelstraat, Collegestraat, Steenstraat, Mechelsesteenweg, Liersesteenweg, Beemdekenstraat en Wouwerstraat. Op p 91 wordt dit ingeschat als 3% ernstig gehinderden. In de toekomstige situatie wordt door de uitbreiding (slachtcapaciteit, darmwasserij) de toename van de geuremissie geschat op 76 % t.o.v. de referentiesituatie. De kritische geurcontour breidt voornamelijk in noordelijke en noordoostelijke richting uit. De oppervlakte binnen deze contour neemt toe met 65%; de toename van het aantal woningen is ca 50% (50 à 75 woningen). De effectieve invoering van een nageschakelde saneringstechniek kan volgens het MER pas geëvalueerd worden wanneer een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd rekening houdende met de luchthuishouding, de samenstelling van afgassen en hieraan gekoppeld de dimensionering, verwachte rendementen en kostprijs van de installatie. Derhalve wordt als milderende maatregel voorgesteld het verder onderzoek naar optimalisatie van de luchthuishouding i.f.v. toepassing van nageschakelde technieken voor reductie van de geuremissies.
22 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Wij zijn evenwel van oordeel dat de aangevraagde uitbreiding t.o.v. het referentiejaar en het opnieuw in gebruik nemen van de darmwasserij niet gunstig kunnen geadviseerd worden alvorens het duidelijk is of de installaties vanwege de bestaande structuren kunnen gesaneerd worden en de geuremissies ook na uitbreiding minimaal beperkt worden tot de huidige situatie met als streefdoel natuurlijk ook het reduceren van het aantal zwaar gehinderden. Voor het referentiejaar wordt gerekend met 458.985 varkens en 7.838 runderen per jaar of maximaal 60.329 ton levend gewicht per jaar. Hier stemt een geslacht gewicht per dag van 180 ton varkens en 16 ton runderen mee overeen. - Voor het aspect geluid is in bijlage E11 een “saneringsonderzoek - plan van aanpak opgenomen”. Hieruit en uit het MER blijkt dat mits toepassen van de best beschikbare technieken het mogelijk moet zijn om de inrichting Vlarem conform te krijgen. Er wordt dan ook voorgesteld om een definitief saneringsplan, zoals opgenomen in bijlage 4.5.3 van Vlarem II te bezorgen binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning. In het rapport dient ook grondig de levering van dieren gedurende de nachtperiode bekeken te worden. In afwijking van deze bepaling wordt gevraagd het rapport in 5-voud te bezorgen, zodat het ook kan overgemaakt worden aan het CBS en TOVO. De exploitant vraagt de uitbreiding met de opslag van 15 ton varkensharen in rubriek(25.4); De inrichting is niet gelegen in een waterwingebied of beschermingszone zodat aan de verbodsbepaling van artikel 5.25.0.1, §2 voldaan wordt. Het haarafval van de ontharingsmachine worden d.m.v. gravitair transport samen met het water naar de haarcontainer afgevoerd. Deze container is opgesteld in een volledig afgesloten gekoelde ruimte. Het lokaal is afgesloten met een sectionaal poort, zodat voldaan kan worden aan de bepaling van artikel 5.25.0.2, §1 van Vlarem II. Bij de ophaling wordt het haar vergrepen en opgeladen in een oplegger. Deze handelingen zorgen tijdelijk voor een sterke geuremissie. De ophaling van de haarcontainer gebeurt 1 keer per week omstreeks 5u – 6u en duurt ca. 30 minuten. De exploitant vraagt de volgende lozing van bedrijfsafvalwater: a) tot 12 mei 2010 in de openbare riolering via een flotatie-eenheid met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.6.3.2); b) vanaf 12 mei 2010 via een biologische waterzuiveringsinstallatie in de Statieloop met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.6.3.2); De uitbreiding van het lozingsdebiet houdt rekening met de maximale capaciteitsuitbreiding van het slachthuis. Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van het afspuiten van de veewagens, reinigingswater van de slachterij, broeikuip, ontharingsmachine, het huishoudelijk afvalwater van de sanitaire installaties, de keuken, de refter en het huishoudelijk afvalwater van de woning. In afwachting van de bouw van de WZI is een flotatie-eenheid in het derde kwartaal van 2008 in gebruik genomen als voorzuiveringstechniek. Hierdoor zijn de vuilvrachten richting RWZI al voor een groot stuk afgenomen (ca. 70% voor BZV en CZV). Door de aanwezigheid van de flotatieeenheid is rubriek 3.6 van toepassing i.p.v. 3.4. Het voorwerp is hieraan aangepast. Het potentieel verontreinigde hemelwater van losplaats en wasplaats passeert eveneens deze flotatie-eenheid alvorens lozing. De waterzuiveringsinstallatie bij het slachthuis zal bestaan uit: a) een voorzuivering bestaande uit een zeefbocht en een flotatie met polymeerdosering: • Het afvalwater zal voorgezuiverd worden in de huidige zeefbocht en verzameld worden in de bestaande pompput. • In deze pompput wordt een dompelmixer voorzien om vetlaagvorming aan de oppervlakte te vermijden. • Vanuit deze pompput wordt het afvalwater naar een flotatie-eenheid verpompt. Deze flotatie-eenheid is van het DAF-principe waarbij door inbrengen van minuscule luchtbelletjes die zich aan de vuildeeltjes hechten versnelde opdrijving bekomen wordt. In -
17.
18.
19. 20.
21.
23 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
de flotatie worden polymeren toegevoegd om de verwijdering van kleine delen en olieachtige componenten te optimaliseren. De sliblaag die op die manier aan het oppervlak gevormd wordt, wordt door een schraper verwijderd in een slibbak en verder gepompt naar de slibbuffer. Het bezinkbare materiaal (vnl. zand) wordt onderaan de eenheid geëvacueerd naar een zandgoot. • Via de uitlaat van de flotatie loopt het water gravitair naar een buffertank van waaruit het verpompt wordt naar de biologische zuivering. De buffertank is eveneens voorzien van dompelmixers om drijflaagvorming te vermijden en het afvalwater homogeen te houden. b) een biologische zuivering van het type Laag Belaste Batch biologie (SBR): • Op het tijdstip dat het afvalwater in de biologietank gepompt wordt, wordt er niet belucht, maar zorgt een mixer dat de micro-organismen goed in suspensie zijn en zo goed in contact komen met het verse afvalwater. In deze fase vindt eveneens denitrificatie plaats, waarbij koolstofverbindingen verademd worden en stikstof uit het afvalwater verdwijnt. • In een tweede stap start de beluchting, hierbij wordt het vuil afgebroken door het actieve slib. De benodigde zuurstof wordt in het systeem gebracht dmv bodembeluchting en membraanbeluchters. In de biologietank wordt FeCl3 gedoseerd en gebeurt een pHcontrole en –correctie. Na het beëindigen van de beluchtingscyclus valt alles stil in het bassin en gebeurt de bezinkingsfase. • Het bovenstaande gezuiverde water wordt na de bezinkingsfase afgelaten naar een schoonwatertank, waaruit het gespreid geloosd zal worden via een elektromagnetische debietmeter in de Statieloop. Door het batchsysteem beperkt de verblijftijd van het afvalwater zich in de WZI tot 24 uur. c) een slibindikking met een centrifuge: • Het flotatieslib en het spuislib van de biologie wordt naar een mengkuip gepompt waarna het gecentrifugeerd en geconditioneerd wordt. Het ingedikte slib wordt opgeslagen voor externe verwerking. 22. De waterzuivering wordt voorzien van alle noodzakelijke meet- en regelapparatuur, zoals online pH-meting, automatische aanmaak en doseersysteem voor polyelectroliet, NaOH en Fe2Cl3. De opbouw van de waterzuivering kan voldoen aan de BBT. De bijkomende biologische trap kan volgens de leverancier binnen een termijn van 4 maanden gebouwd worden en operationeel zijn. 23. Volgens het MER dient ook rekening gehouden te worden met mogelijke geuremissies afkomstig van de waterzuiveringsinstallatie. Uit literatuur blijkt dat de bijdrage van een biologische waterzuiveringsinstallatie aan de totale geuremissies afhankelijk van het oppervlak, 5 – 7 % en van de fysisch-chemische zuivering ca. 1 % bedraagt. Veel hangt hier echter af van de grootte en het beheer van de installatie. De fysisch-chemische installatie zal samen met de slibopslag en de centrifuge in een afgesloten container worden opgesteld. De lucht van deze ruimte zal worden afgezogen en gebruikt worden voor de aandrijving van de beluchting in de biologie. Hierdoor zijn er geen geuremissie afkomstig van dit technische lokaal. Bij goede procesvoering zou normaal ook geen geuroverlast mogen ontstaan van de beluchting aangezien het een laag belaste biologie is die wordt voorzien. Er zijn volgens de deskundige dan ook afdoende maatregelen voorzien in de opstelling en het beheer van de WZI om geuremissies van deze installatie te voorkomen. 24. De exploitant beoogt na plaatsing van de waterzuivering aan de sectorale lozingsnormen 37° in oppervlaktewater uit de bijlagen van Vlarem II te voldoen en vraagt de volgende bijzondere (bijlage F4) lozingsconcentraties, zoals opgenomen in de milieuvergunning MLAV1/07-62: Parameter totaal koper totaal zink
Eenheid mg/l mg/l
Norm 0,5 2
Uit de analysegegevens toegevoegd aan het dossier blijkt dat er vóór zuivering maximaal slechts 0,2 mg/l koper en 0,9 mg/l zink in het water aanwezig is. Volgens analysegegevens is dit na
24 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
plaatsing van de flotatie voor koper maximaal 0,1 mg/l en voor zink maximaal 0,41 mg/l. Er wordt bijgevolg slechts gunstig advies gegeven voor de volgende concentraties: Parameter totaal koper totaal zink
Eenheid mg/l mg/l
Norm 0,2 1
Ook voor de periode tot realisatie van de waterzuiveringsinstallatie dient de exploitant over lozingsvoorwaarden te beschikken voor de lozing op riolering. Voor deze overgangsperiode tot 12 mei 2010 wordt een gunstig advies verleend onder de algemene en sectorale (sector 37) lozingsnormen en de volgende bijzondere lozingsvoorwaarden: Parameter CZV/BZV BZV/N BZV/P totaal P totaal koper totaal zink
Eenheid
mg/l mg/l mg/l
Norm <4 >4 > 25 30 0,2 1
25. Om geluidshinder te beperken wordt de blower, die dienst doet voor de beluchting van de biologie, geplaatst in het technische lokaal. 26. Het effluent van de waterzuivering komt in een schoonwatertank van 235 m³ terecht met een overloop naar de Statieloop. Het effluent uit de schoonwatertank zal aangewend worden in de laagwaardige toepassingen, o.a. vernevelen in de stallen, reinigen stallen en losplaats, reinigen van de veewagens. Door het hergebruik van het effluent zal de verhoging van het lozingsdebiet slechts ca. 8% bedragen, t.o.v de capaciteitsuitbreiding met 70%. 27. De waterzuiveringsinstallatie is eveneens uitgerust met een noodaansluiting op de openbare riolering. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met Aquafin. 28. Gelet op het voorlopig ongunstig advies voor de uitbreiding van de slachtcapaciteit, wordt ook de uitbreiding van de lozing, die het gevolg is van de uigebreide slachtcapaciteit, ongunstig geadviseerd. Indien de biologie sneller operationeel is dan 12 mei 2010, mag deze eerder in gebruik genomen worden en vervalt de lozing op riolering sneller. In het gunstige advies is deze nuance bijkomend opgenomen door de verwijzing naar “tot uiterlijk 12 mei 2010” en “vanaf ten laatste 12 mei 2010”. 29. De exploitant beschikt over een transformator van 1.250 kVA (12.2.2); Deze transformator is van het type met minerale olie, niet-PCB houdend. De transformator staat opgesteld in een afzonderlijke transformatorcabine. Uit het keuringsattest blijkt dat er verbeteringen dienen aangebracht te worden aan de transformator en laagspanningsinstallatie. Deze zijn in tussentijd volgens de exploitant reeds uitgevoerd. Eind augustus zal een herkeuring plaatsvinden. 30. De exploitant vraagt een uitbreiding voor de wasplaats voor voertuigen met 30 voertuigen per dag tot in totaal een wasplaats voor het wassen van 40 voertuigen per dag (15.4.2.b); Alle veewagens moeten worden gereinigd en ontsmet. Hiervoor is ter hoogte van de stallen deze waszone voorzien. Het afvalwater zal naar de waterzuiveringsinstallatie gaan. 31. De exploitant vraagt een uitbreiding met 340,7 kW zodat in totaal binnen de inrichting de volgende installaties met een geïnstalleerde drijfkracht aanwezig zijn: koelinstallaties 783,5 kW, compressoren 41 kW en airco’s 2,2 kW (16.3.1.2). 32. De exploitant vraagt de volgende opslag van gassen: a) uitbreiding met de opslag van 10 x 44 l propaangas, 10 x 85 l propaangas en 16 x 61 l freongas voor in totaal de opslag van 2.266 l gassen in verplaatsbare recipiënten(16.7.2): Volgens de preventieve voorzieningen zal de opslag van gasflessen conform de afstandregels van Vlarem II gebeuren.
25 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
33.
34.
35.
36.
b) de opslag van 2 x 9.100 l propaangas (verwijdering van de tank van 8.000 l en plaatsen van 2 nieuwe tanks van elk 9.100 l) (16.8.3): de exploitant maakt gebruik van een veiligheidsscherm. Zoals ingetekend op het plan kan aan de minimale afstand conform het KB van 21 oktober 1968 voldaan worden. Dit veiligheidsscherm dient te voldoen aan de bepalingen uit het bovenvermelde KB. De exploitant beoogt de volgende opslag van gevaarlijke stoffen: a) de opslag van 4.000 kg FeCl3 en 1.000 kg NaOH en 5.202 kg reiniging- en ontsmettingsmiddelen (uitbreiding met 5.202 kg) (17.3.3.2.a); De nieuwe houder voor FeCl3 voor de biologische zuivering zal bovengronds en dubbelwandig uitgevoerd worden en voorzien van overvulbeveiliging en lekdetectie. b) de opslag van 19.500 l stookolie in een dubbelwandige bovengrondse houder: verwijdering van 2 mazouttanks van elk 20.000 l en regularisatie van de tank van 19.500 l die voor 10.000 l vergund werd (17.3.6.1.b); Aan het dossier is het prototypekeuringsattest en een keuringsattest toegevoegd. De houder is voorzien van overvulbeveiliging. Uit het keuringsattest blijkt dat de houder verder in gebruik mag gehouden worden. Volgens hetzelfde attest is er geen lekdetectie aanwezig en kan er bijgevolg niet voldaan worden aan de voorwaarden van Vlarem II. Een lekdetectiesysteem zal worden voorzien. c) de opslag van 1.000 l smeeroliën (nieuw) (17.3.7.1); Aan de afstandregels kan voldaan worden. De opslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in verplaatsbare recipiënten vindt plaats boven lekbakken. De exploitant vraagt een uitbreiding en regularisatie van de grondwaterwinning. De exploitant is vergund voor het winnen van maximaal 5 m³/u, 250 m³/d en 62.500 m³/jaar grondwater uit 2 putten op een diepte van respectievelijk 102,7 m (put 1) en 76 m (put 2). De exploitant vraagt nu de regularisatie van de diepte naar 75 m (put 1: filter tussen 63 en 75 m) en 78 m (put 2: filter tussen 63 en 77 m). Het debiet wordt uitgebreid met 17.500 m³/jaar naar 80.000 m³/jaar. De grondwaterwinning situeert zich binnen een slachthuis en heeft als bestemming reinigingsactiviteiten van het slachthuis en sanitaire doeleinden. De beoogde kwaliteit is drinkwater. De grondwaterwinning is voorzien van een debietmeter. Op p 132-133 van het MER concludeert de deskundige voor de grondwaterwinningen het volgende: “Het bijkomende debiet kan geleverd worden door de 2 bestaande winningputten met individuele capaciteit van de pompen van 10 m³/h en gerekend met een werkelijk pompdebiet van 7 m³/h. Door het volledige pompdebiet te benutten en gedurende langere periodes te pompen, kan de debietuitbreiding worden gerealiseerd. Van de winningputten bestaan metingen van de waterstanddaling bij een debiet van 7 m³/h die bepaald werden tijdens het plaatsen van de putten en bij 5,5 m³/h tijdens de werking in 2008. Op basis hiervan kan de invloedssfeer berekend worden bij verschillende debieten en dus verschillende gemeten verlagingen van de waterstand in de putten. De invloedssfeer overschrijdt de perceelsgrenzen van het terrein van het Openbaar Slachthuis. De dichtst bijzijnde waterwinning in dezelfde watervoerende laag bevindt zich op een afstand van 220 m ten zuidwesten van de inrichting en is op naam van De Cuyper Stefaan met een debiet van 7.000 m³/jaar in het Oligoceen (HCOV-code 0431) en op diepte 80 m. Bij een pompdebiet van 7 m³/h worden bijgevolg niet alleen de eigen winningputten onderling beïnvloed, maar ook een grondwaterwinning buiten het eigen terrein. Dit is ten allen tijde te vermijden. Derhalve dient de grondwaterwinning in de bestaande putten beperkt te blijven tot een maximaal debiet van 6 m³/ h en dient voor de uitbreiding van het debiet een bijkomende pompput voorzien te worden in de laag 0431 op een voldoende grote afstand van de huidige winningputten. Op deze manier blijft de invloedsstraal van de winningen van Openbaar Slachthuis buiten de invloedsstraal van overige winningputten. Aangezien de grondwaterwinning op een grote diepte plaatsvindt, is er geen beïnvloeding van (droogtegevoelige) vegetatie aangezien deze voor waterbevoorrading op geringe diepte water onttrekken. Het effect van de grondwaterwinningen na uitbreiding van het debiet is bijgevolg beperkt negatief (-). Om het opgepompte debiet zoveel mogelijk te spreiden,
26 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
ook over weekend dagen, is het aanbevolen de buffertank voor het opgepompte grondwater uit te breiden.” 37. De exploitant vraagt de uitbreiding met 17.500 m³/jaar nu aan in de bestaande 2 grondwaterwinningputten, wat volgens de deskundige te allen tijde te vermijden is. De uitbreiding is ook te wijten aan de uitbreiding van de slachtcapaciteit, die ongunstig geadviseerd wordt. Bijgevolg wordt deze uitbreiding ongunstig geadviseerd. Er wordt ook verwezen naar het advies van de afdeling Water van VMM voor het effect van deze grondwaterwinning op het grondwaterpeil in de omgeving van de inrichting. 38. De overige klasse 3-inrichtingen worden ook gemeld: a) het stallen van maximaal 15 voertuigen (reeds gemeld, maar zonder vermelding van het aantal voertuigen) (15.1.1); b) een labo voor kwaliteitscontrole (nieuw) (24.4); c) metaalbewerkingmachines van in totaal 10 kW (nieuw) (29.5.2.1.a); d) 2 stookinstallaties van elk 640 kW en een CV van 40 kW (uitbreiding met 40 kW) (43.1.1.a); Dit zijn twee branders voor heetwater productie. De branders worden gestookt op lichte stookolie en worden beschouwd als nieuwe kleine stookinstallaties vergund voor 2005. De stookinstallaties worden conform Vlarem onderhouden. Uit de rookgasmetingen opgenomen in het MER blijkt dat aan de normen van Vlarem II voldaan kan worden. e) een box voor het uitvoeren van rituele slachtingen (nieuw) (45.1.c); f) 4 vleesuitsnijderijen van in totaal 50 kW (uitbreiding met 25 kW) (45.4.c.1.a); Dit zijn klasse 3-inrichtingen waarvan de hinder inherent beperkt is en waarvan akte dient genomen te worden, maar die enkel mogen geëxploiteerd worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden van Vlarem II. 39. GPBV-evaluatie De inrichting is een “abattoir met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren” en als dusdanig ingedeeld volgens de GPBV-lijst, rubriek 6.4.a. Voor deze sector is de BREF ‘Best Available Techniques in the slaughterhouses and Animal By-products Industries’ van 2005 en de Vito-studie ‘Best Beschikbare technieken voor de slachthuissector’ van 2003 beschikbaar. Een toetsing aan deze Bref en BBT-studie geeft aan dat, naast de hierboven in het verslag reeds vermelde milderende maatregelen, de volgende maatregelen al in de wetgeving zijn opgenomen en door de exploitant worden toegepast: a) Afvalstoffen (productieafval, ander bedrijfsafval, verpakkingsafval, voorkoming, …): - Voor de verwerking van het slachtafval wordt strikt rekening gehouden met de wettelijke bepalingen dienaangaande (Vlarem, EG richtlijn 1774/2002,…) - De niet-slachtafvalgebonden afvalstoffen zoals papier, worden afzonderlijk verzameld en afgevoerd naar erkende verwerkers? b) Lucht & geur (geleide-, diffuse- atmosferische emissies, Benchmarking Convenant, …): De inrichting is niet gelegen in een hotspotzone voor fijn stof. Behandelen van luchtemissies is al beschreven in het deel MER. Via een bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat de exploitant een onderzoek dient uit te voeren naar de bronnen van de geuremissies, de maatregelen die conform BBT deze geuremissies kunnen aanpakken en een termijn waarbinnen deze geurreducerende maatregelen kunnen getroffen worden. De stookinstallaties dienen te voldoen aan de bepalingen van Vlarem II. Deze zijn aangepast aan de LCP-richtlijn en bijgevolg ook in overeenstemming met de GPBV-richtlijn. c) Geluid en trillingen: In de BREF worden de volgende geluidsreducerende technieken aangehaald: - verplaatsen van lawaaierige machines - frequentie van het geluid veranderen - isoleren, bv. door inkapseling met geluidsabsorberende materialen, van geluidsintensieve (onderdelen van) installaties - voorzien van geluidsschermen, dijken e.d. rond de installaties Voor geluid en trillingen dient voldaan te worden aan de voorwaarden en geluidsrichtwaarden van Vlarem II. Overschrijdingen van deze richtwaarden kunnen op basis
27 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
d)
e)
f)
g)
h)
van art. 4.5.4.1§2 en art. 4.5.4.1§3 van Vlarem II aangepakt worden met behulp van een saneringsplan. Er wordt een saneringsplan als bijzondere voorwaarde opgelegd. Energie (energieverbruik, thermisch-, elektrisch-, beperking, …): De exploitant maakt gebruik van stookolie, aardgas en elektriciteit. Het bedrijf is geen energie-intensieve inrichting. Er worden een aantal maatregelen gehanteerd om het energieverbruik te rationaliseren, zoals: - warmterecuperatie voor het opwarmen van water in diverse afdelingen (slachthuis, broeibad…) - gefaseerde compressor volgens druk - de koeling is frequentiegestuurd - de opstart ’s morgens gebeurt in fasen om de piekbelasting af te vlakken. Grondstoffenverbruik: In de toekomstige situatie wordt voorzien volgende waterbevoorradingsbronnen aan te wenden: - grondwater voor het slachthuis - leidingwater voor het sanitair en als aanvulling in het proces ingeval van panne met de grondwaterwinning - recuperatiewater van de WZI Het hoogkwalitatief waterverbruik van het Openbaar Slachthuis wordt hierdoor beperkt tot 63 % van het hoogkwalitiatief waterverbruik volgens BBT. In de toekomstige situatie wordt op deze manier voor 15 % van het waterverbruik een alternatieve waterbron aangewend. Dit cijfer ligt op zich lager dan BBT, maar dat is volledig te verklaren doordat in een aantal processtappen bij de exploitant geen water wordt verbruikt, waaronder koelen of de techniek niet wordt toegepast, bv. stoomproductie. Water: In de toekomstige situatie zal het hemelwatercircuit gescheiden worden van het afvalwatercircuit. De lozing van het hemelwater zal via buffering passeren alvorens lozing in de Statieloop. De afvalstoffen worden gravitair getransporteerd, waardoor het waterverbruik beperkt wordt. Bodem: De opslag van gevaarlijke producten moeten voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 5.17 van Vlarem II. Hierin worden de nodige maatregelen getroffen naar verontreiniging van de bodem, zoals dubbelwandige bovengrondse houders met lekdetectie of enkelwandige houders in inkuipingen. Vaste stoffen, die gevaarlijk zijn omwille van de concentratie aan uitloogbare stoffen van bijlage 2B en/of van bijlage 7 van titel I van het Vlarem, dienen overeenkomstig artikel 5.17.1.13 te worden opgeslagen op een vloeistofdichte ondergrond, voorzien van een opvangsysteem voor het mogelijk verontreinigd hemelwater. Dit wordt als dusdanig toegepast. De inrichting is voorzien van een vloeistofdichte ondergrond zodat het risico op bodemverontreiniging beperkt blijft. Preventie tegen ongevallen: In het hoofdstuk 5.17 van Vlarem II zijn een aantal voorzieningen opgenomen als sectorale voorwaarde die aangegeven worden als BBTtechnieken. Dit betreft o.a.: - op houders met gevaarlijke producten dient de productnaam en inhoudshoeveelheid aangeduid te zijn. Voor verplaatsbare recipiënten dient de naam van het product en de hoofdeigenschap aangebracht te worden. - de houders voor opslag dienen in een inkuiping geplaatst te worden of dubbelwandig met permanente lekdetectie uitgevoerd te worden. - de nodige voorzorgsmaatregelen dienen getroffen te worden om te vermijden dat producten met elkaar in contact komen waarbij: → gevaarlijke chemische reacties kunnen plaatsvinden; → producten met elkaar kunnen reageren onder vorming van schadelijke of gevaarlijke gassen en dampen; → producten samen ontploffingen en/of branden kunnen veroorzaken. Deze worden toegepast. Artikel 22 van het milieuvergunningendecreet stelt daarenboven dat: “De exploitant van een inrichting is verplicht de milieuvoorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning moet hij steeds de nodige maatregelen treffen om
28 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en, om bij ongeval de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden.” i) Preventieve maatregelen tegen verontreiniging: De exploitant beschikt over een gecertificeerd autocontrolesysteem voor het slachten en uitslachten van varkens, kalveren en runderen. De exploitant heeft overeenkomsten afgesloten om o.a. conform de wettelijke bepalingen periodiek onderhoud en keuringen uit te voeren voor o.a.: - hoogspanningscabine - laagspanning - persluchtcompressoren - brandblussystemen - ongediertebestrijding - de groenaanplanting rond de inrichting j) Maatregelen bij stopzetting: In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat “bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen”. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er hieromtrent geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen opgelegd te worden. k) Besluit: Er kan geconcludeerd worden dat voor de gunstig geadviseerde inrichtingen, mits opname van de momenteel voorgestelde bijzondere voorwaarden, de in de milieuvergunning opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden volstaan om te voldoen aan de bepalingen van artikel 5 van de EG-Richtlijn 96/61/EG; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 10 augustus 2009 (kenmerk 8.00/12014/253689.9): 1. Het goed ligt in het gewestplan Mechelen. (Koninklijk besluit van 5 augustus 1976) en volgens dit van kracht zijnde gewestplan deels in een industriegebied voor milieubelastende industrie, deels in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied. 2. Het goed is deels gelegen in een sectoraal bijzonder plan van aanleg Zonevreemde Bedrijven – deelplan nv Openbaar Slachthuis, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 24 mei 2002. 3. Het gevraagde is stedenbouwkundige vergunningsplichtig. Er wordt o.a. een uitbreiding van de wasplaats, mestput, verhardingen, … voorzien. In vorige - gelijkaardige - aanvragen werd gesteld dat elke uitbreiding van het bedrijf dient te gebeuren binnen de daartoe afgebakende zone van het sectoraal BPA (weigeringen afgeleverd, gedeeltelijke inwilliging door bestendige deputatie). De aanvrager beroept zich voor de huidige aanvraag op artikel 43, §§ 7-8 van het decreet. Dit stelt: “§ 7. De overheden die krachtens het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning moeten beslissen over milieuvergunningsaanvragen kunnen bij het verlenen van de milieuvergunningen afwijken van de bepalingen van het ontwerpgewestplan en het gewestplan op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt of verstoort. Het naleven van bovenvermelde voorwaarden moet blijken uit de motivering van de beslissing over de milieuvergunningsaanvraag. [Wanneer de ruimtelijke ordening wordt geschaad kunnen de overheden rekening houden met de termijn die er nodig is om de betrokken inrichting te herlocaliseren, met een maximum van 5 jaar.] (decreet van 18 mei 1999, artikel 166). § 8. Een in de paragrafen 6 of 7 bedoelde afwijking kan slechts onder de volgende voorwaarden worden verleend: a) het moet gaan om een inrichting waarvan de exploitatie geheel of ten dele niet overeenstemt met de bestemmingsvoorschriften van het ontwerpgewestplan of gewestplan voor het gebied waarin de inrichting is gelegen, en b) de milieuvergunningsaanvraag bedoeld in het voornoemde decreet van 28 juni 1985, moet betrekking hebben op gebouwen, constructies of installaties die uit oogpunt van ruimtelijke
29 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
4.
5.
ordening hoofdzakelijk vergund zijn of geacht worden vergund te zijn, ook wat de functie betreft.]” Per zitting van 17 juli 2007 zouden de mogelijkheden volgens artikel 43, §§ 7-8 reeds zijn onderzocht: de voorziene uitbreiding in het woonuitbreidingsgebied is blijkbaar eerder beperkt, zodat verdere ontwikkeling ervan niet wordt gehypothekeerd. Zij zou bovendien passen in een Ruimtelijke Uitvoeringsplan in opmaak (nog geen fasering gekend). Om technische redenen zou een inplanting in de zone voorzien in het BPA niet mogelijk zijn… Er is geen principieel bezwaar tegen de toepassing van artikel 43, §§ 7-8. Voorwaarde is echter wel dat de motivatie, waarvan sprake in § 7, voldoende is onderbouwd. O.a. dient gemotiveerd dat de installaties om technische redenen niet binnen de zone van het BPA kunnen worden voorzien. De aanvraag zal pas ten gronde kunnen worden geëvalueerd bij de behandeling van de gemotiveerde stedenbouwkundige aanvraag, en op basis van de resultaten van andere eventueel nog in te winnen adviezen, en de resultaten van een openbaar onderzoek. ADVIES: Principieel gunstig. De aanvraag zal echter pas ten gronde kunnen worden geëvalueerd bij de behandeling van de stedenbouwkundige aanvraag, en op basis van de resultaten van andere eventueel nog in te winnen adviezen, en de resultaten van een openbaar onderzoek. De motivatie waarom beroep kan worden gedaan op artikel 43, §§ 7-8 van het decreet dient voldoende onderbouwd te zijn;
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG), bevoegd voor het Toezicht Volksgezondheid (ToVo); op volgende elementen uit het laattijdig voorwaardelijk gunstig advies d.d. 3 augustus 2009 : 1. Emissies: bij nv Openbaar Slachthuis zijn de volgende stookinstallaties aanwezig: a) een brander voor de vlamoven met een warmtevermogen van 3.132 kW warmte; b) twee stookinstallaties met een individueel warmtevermogen van elk 1.280 kWwarmte. De emissiemetingen van deze installaties voldoen aan de opgelegde Vlarem-normen. 2. Bodem en grondwaterverontreiniging: er zijn geen specifieke best beschikbare technieken opgenomen in de BBT-studie voor slachthuizen gezien de kans op ernstige bodemverontreiniging miniem is. Regelmatige inspectie op lekken en goed onderhoud van de bedrijfsriolering en de waterzuiveringsinstallatie is de belangrijkste te nemen maatregel om bodemverontreiniging te voorkomen. Het keuren van de brandstoftank en het uitvoeren van oriënterende bodemonderzoeken zorgen voor periodieke controles van het bedrijfsterrein. De procedures die in het kader van het bodemsaneringdecreet dienen gevolgd te worden bij het vaststellen van een verontreiniging zijn in die mate opgesteld dat een nieuwe verontreiniging onmiddellijk dient te worden gesaneerd. 3. Ongedierte: er moet een firma worden aangesteld die instaat voor de bestrijding van ongedierte. Hierover staat niets vermeld in het dossier. 4. Afvalbehandeling: het dierlijke afval wordt gekoeld opgeslagen. De vrachtwagens kunnen direct tot aan deze gekoelde plaats rijden om het afval op te halen. 5. Stofhinder: er wordt geen stofhinder verwacht door de activiteiten. 6. Geurhinder: het slachthuis is een belangrijke bron van geuremissies. Zowel op basis van theoretische immissieberekeningen (geureenheden, ouE) als van snuffelmetingen (snuffeleenheden, se) werd een contourkaart van de geurimmissie opgemaakt. Op basis van deze kaarten kan in combinatie met de luchtfoto ingeschat worden dat het voor slachthuizen toepasselijke ernstig geurhinderniveau (P98 = 1,5 se/m³ = 1,765 ouE/m³) overschreden wordt ter hoogte van een 100 à 150 woningen (ca. 250 à 350 bewoners) in de Mechelsesteenweg, de Kasteelstraat, de Liersesteenweg, de Beeldekensstraat, de Lerrekensstraat en de Collegestraat. De dichtstbijzijnde kwetsbare locatie, het Heilig Hartcollege, ligt wel buiten de contour van 1,5 se/m³ of 1,765 ouE/m³. Zowel de uitbreiding van de slachtcapaciteit als de darmwasserij zorgen voor bijkomende geuremissies. De toename van de geuremissie wordt geschat op 76 % ten opzichte van de referentiesituatie. De kritische geurcontour van 1,765 ouE/m³ P98 zou volgens figuur 6.2-6 niet substantieel uitbreiden in westelijke, zuidelijke of zuidoostelijke richting, maar wel in noordelijke en noordoostelijke richting. De oppervlakte binnen deze geurcontour zou
30 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
toenemen met ca. 65 %, maar rekening houdende met de bevolkingsdichtheid, is de toename van het aantal woningen ca. 50% (50 à 75 woningen = ca. 150 extra personen). Zo neemt ook de geurimmissie in de directe omgeving van het slachthuis toe, zodat het aantal ernstig gehinderden wellicht zal verdubbelen tot een 20-tal personen. Implementatie van een chemische wasser zou kunnen leiden tot reductie van de geurcontour van 1,765 ouE/m³ na uitbreiding tot het niveau van de referentiesituatie. De toepassing van milderende maatregelen dient nog onderzocht te worden. Bij de gemeente werden 3 bezwaren geuit tijdens het openbaar onderzoek van de milieuvergunningsprocedure in 2007 m.b.t. geurhinder. Volgens het dossier voert het bedrijf momenteel een studie uit naar maatregelen om de geurhinder te beperken. De afdeling Toezicht Volksgezondheid vraagt om binnen de 6 maanden een plan met timing voor de implementatie van de milderende maatregelen zoals voorgesteld in het MER (2007) voor te leggen om geurhinder tot een minimum te herleiden. 7. Geluidshinder: in de omgeving van het slachthuis voldoen de twee meetpunten, gelegen ter hoogte van de meest nabije woningen in de Beeldekensstraat en de Kasteelstraat, aan de geldende milieukwaliteitsnormen van Vlarem II voor overdag en ‘s nachts, maar niet (marginale overschrijding) voor die van ‘s avonds. De (gemodelleerde) bijdrage van het Openbaar Slachthuis voldoet ter hoogte van de twee meetpunten echter absoluut niet aan de richtwaarden voor het specifiek geluid in open lucht van een nieuwe inrichting: er zijn overschrijdingen van de dagnorm met 7 à 10 dB(A) en van de nachtnorm met 4 à 6 dB(A). Ook aan de normen voor bestaande inrichtingen, die 5 dB(A) hoger liggen, zou niet voldaan zijn. Reductie van het geluidsniveau zou vooral bereikt kunnen worden door een betere afscherming van de ventilatievoorzieningen en afvalsilo’s langs de ZW-gevel en van de condensors op het dak. Eén van de bezwaren was het lossen van varkens tijdens het weekend en ’s avonds. De afdeling Toezicht Volksgezondheid vraagt om binnen de 6 maanden een plan met timing voor de implementatie van de milderende maatregelen zoals voorgesteld in het MER (2007) voor te leggen om geluidshinder tot een minimum te herleiden. Ook maatregelen met betrekking tot het voorkomen van geluidshinder door het lossen van dieren dient hierin mee opgenomen te worden. Het lossen van dieren mag enkel gebeuren tijdens weekdagen tussen 7u ’s morgens en 19u ‘s avonds. 8. Verkeershinder: Op een weekdag zijn er gemiddeld 185 inkomende en 191 uitgaande bewegingen per etmaal. Het transport loopt langs twee routes die conform zijn met de wegencategorisering en voorkeursroutes voor vrachtverkeer. Al het verkeer van en naar het Openbaar Slachthuis passeert via de Mechelsesteenweg. Het slachthuis vertegenwoordigt maximaal ca. 3% van de trafiek op de Mechelsesteenweg. De piekmomenten van het verkeer op de steenweg (normaliter 7-9u en 16-18u) vallen niet samen met die van het slachthuisverkeer (5-6u, 9-10u en 15-16u). Door de lage intensiteit van het in- en uitrijdend verkeer veroorzaakt het slachthuis normaliter geen hinderlijke wachttijden op de Mechelsesteenweg. Bovendien zorgen de verkeerslichten t.h.v. de Kasteelstraat en de rotonde op het kruispunt met de N10 voor een dosering van het verkeer waardoor afslagbewegingen van en naar het slachthuis vergemakkelijkt worden. In het MER wordt als milderende maatregel voorgesteld dat de vrachtwagens van het slachthuis van en naar firma Bens in Oevel de in het mobiliteitsplan van Heist-op-den-Berg aangeduide westelijke route voor vrachtverkeer zouden volgen om aldus de woonkernen maximaal te ontzien. 9. Visuele hinder: De verlichting van het bedrijfsterrein is zeer beperkt. ’s Nachts gebeuren enkel laad- en losactiviteiten en zijn dus enkel de laad- en loszones verlicht. Net als de gebouwen zelf zorgen de hagen en bomenrijen op de bedrijfsterreingrenzen voor afscherming van de verlichting naar de (woon-) omgeving toe. De toegangsweg is niet verlicht. Enkel aan de poort bevindt zich verlichting die via sensoren automatisch aan- en uitgezet wordt bij het passeren van een voertuig. Het bedrijf is visueel goed afgeschermd van de omliggende woningen. 10. Ons advies is gunstig voor de gevraagde activiteiten op voorwaarde dat a) binnen de 6 maanden een plan met timing voor de implementatie van de milderende maatregelen zoals voorgesteld in het MER (2007) voor te leggen om geurhinder en geluidshinder tot een minimum te herleiden;
31 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
b) de in het MER voorgestelde milderende maatregel met betrekking tot het vrachtverkeer wordt uitgevoerd; c) de dieren enkel op weekdagen tussen 7u en 19u worden gelost; Gelet op het gunstig advies d.d. 17 juli 2009 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer (VMM) (kenmerk JVDM/AELT/BME/33009/09/276); op volgende elementen uit dit advies : 1. Aspect water: a) Gelet op de milieuvergunningsaanvraag van de exploitant voor het verder exploiteren en veranderen van een slachthuis door o.a. de uitbreiding met een biologische zuiveringsinstallatie. b) De aanvraag betreft o.a. de volgende lozingen: de lozing van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/jaar en 83.440 m³/jaar (R. 3.4.2) in de openbare riolering tot 12/05/10; de lozing van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar via een waterzuivering (R. 3.6.3.2) in oppervlaktewater vanaf 12/05/10. c) De algemene en sectorale lozingsvoorwaarden voor slachthuizen en volgende bijzondere voorwaarden worden gevraagd: Totaal Cu: 0,5 mg/l; Totaal Zn: 2 mg/l; d) Het bedrijf beschikt over een basisvergunning van de BD d.d. 22/12/83 en diverse besluiten voor veranderingen aan deze basisvergunning. De lozing van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering is vergund. e) Momenteel wordt het bedrijfsafvalwater nog geloosd in de openbare riolering van de Mechelsesteenweg, die is aangesloten op de RWZI Heist-op-den-Berg. f) Het bedrijfsafvalwater, bestaande uit bedrijfsafvalwater, huishoudelijk afvalwater, het potentieel verontreinigd hemelwater en een gedeelte van het hemelwater, wordt momenteel gezuiverd in een fysisch-chemische zuivering. De flotatie-eenheid is van het DAF-type. g) Deze zal worden uitgebreid met een biologische zuivering. Via een buffertank wordt het water van de flotatie naar de biologische zuivering gepompt. De biologische zuivering is van het type laagbelaste batch biologie (SBR). Op het tijdstip dat het afvalwater in de biologietank gepompt wordt, wordt er niet belucht, maar zorgt een mixer dat de microorganismen goed in suspensie zijn en zo goed in contact komen met het verse afvalwater. In deze fase vindt eveneens denitrificatie plaats. In een tweede stap start de beluchting, waarbij de biologische verontreiniging wordt afgebroken door het actief slib. In de biologie wordt FeCl3 gedoseerd. Na het beëindigen van de beluchtingcyclus gebeurt de bezinkingsfase. h) Het gezuiverde water wordt via een schoonwatertank gespreid geloosd in de Statieloop. Een gedeelte van het gezuiverde water wordt hergebruikt voor het vernevelen van de stallen, het reinigen van de stallen en de losplaats en het reinigen van de veewagens. i) Het hemelwater van het nieuwe slachthuis en de oostelijke wegenis wordt via buffering rechtstreeks geloosd in de Statieloop. Op termijn zal al het regenwater zo veel als mogelijk worden afgekoppeld van het bedrijfsafvalwater. j) De Statieloop heeft als bestemming basiskwaliteit. k) Voor de parameters Cu en Zn worden bijzondere voorwaarden voorgesteld, die gebaseerd zijn op 10 x MKN. Op basis van de bij het dossier gevoegde analyseresultaten en de analyseresultaten van het VMM-emissiemeetnet van de laatste 3 jaar blijkt dat de aangevraagde waarden te hoog zijn. Realistische normen zijn 0,2 mg/l voor Cu en 1 mg/l voor Zn. l) De bestaande aansluiting op de openbare riolering zal als noodaansluiting behouden blijven. Het bedrijf is bezig met onderhandelingen met Aquafin voor de opstelling van een contract betreffende de modaliteiten omtrent het gebruik van de noodaansluiting. De aanleg van de noodaansluiting moet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
32 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
m) Advies water: de Vlaamse Milieumaatschappij adviseert gunstig voor: de lozing van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/jaar en 83.440 m³/jaar (R. 3.4.2) in de openbare riolering tot 12/05/10 mits voldaan wordt aan de algemene en sectorale (sector 37) lozingsvoorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in het centraal gebied, het collectief geoptimaliseerde buitengebied en het collectief te optimaliseren; de lozing van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar via een waterzuivering (R. 3.6.3.2) in oppervlaktewater vanaf 12/05/10 mits voldaan wordt aan de algemene en sectorale (sector 37) lozingsvoorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater en volgende bijzondere voorwaarden:totaal Cu: 0,2 mg/l; totaal Zn: 1 mg/l Teneinde eventuele calamiteiten op te vangen moet het lozingspunt van het bedrijfsafvalwater op de riolering gehandhaafd blijven als noodaansluiting. De concrete modaliteiten in verband met deze noodaansluiting moeten contractueel vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin. De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging van de nv Aquafin en de Milieu-inspectie. De duur van de lozing via de noodaansluiting moet beperkt worden tot de tijd die nodig is om de bedrijfsactiviteit op een ecologisch en economische verantwoorde manier stop te zetten. 2. Aspect lucht: a) Navolgend deeladvies ‘emissie van afvalgassen in de atmosfeer’ werd in akkoord met het verantwoordelijk personeelslid voor de Vergunningenadvisering luchtemissie van de afdeling Lucht, Milieu en Communicatie opgesteld. b) De aanvraag betreft een varkens- en runderenslachthuis. De geplande verandering bestaat o.m. uit een verhoging van de slachtcapaciteit en een uitbreiding met een varkensdarmenwasserij en een waterzuiveringsinstallatie. c) Op basis van cijfers voor 2007 werden ca. 459.000 varkens en ca. 7.850 runderen geslacht. Door optimalisatie van de bestaande slachtlijnen zal de slachtcapaciteit kunnen worden verhoogd tot 780.000 varkens en 10.000 runderen per jaar. d) In het slachtproces zijn luchtemissies, meer bepaald verbrandingsemissies, vrij beperkt. Geuremissie daarentegen is eigen aan de activiteit en dient gelet op de ligging van het bedrijf – omringd door woongebieden – door brongerichte en eventuele nageschakelde technieken maximaal worden voorkomen en/of beperkt. e) De stookinstallaties voor de productie van heet water hebben een gezamenlijk vermogen van 1.320 kW en worden gestookt met gasolie. De toepasselijke grenswaarden kunnen gerespecteerd worden (cf. bijgevoegd MER). De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en de impact op de luchtkwaliteit in de omgeving kunnen als weinig relevant beschouwd worden. f) De vlamoven (3.132 kW), gebruikt voor het dichtschroeien van poriën in de varkenshuid en het verwijderen van de achtergebleven haren, wordt gestookt met propaan. Verbrandingsemissies (CO, NOx) zijn beperkt. Er kan echter wel geuremissie optreden. g) Geur zal o.m. ook optreden bij het lossen en tijdelijk stallen van de varkens en de runderen, de mestopslag, het opslaan van slachtresten – slachtafval, haren, bloed –, de schroeioven of vlamoven en in de toekomstige situatie aan de nieuwe darmenwasserij en waterzuiveringinstallatie. h) Om deze geurhinder te beperken werden in het bedrijf reeds verschillende geurbeperkende maatregelen voorzien, nl. het overdekken van de mestopslag en het gekoeld of in een gekoelde container/ruimte opslaan van het slachtafval, de haren en het consumptie- en destructiebloed en het voorzien van een frequente ophaling. Bij het verladen van de opgeslagen haren, bloed en slachtafval zijn geen maatregelen voorzien om de geurbeladen verdringing-/verladinglucht te behandelen. De nieuwe waterzuivering zal worden uitgerust met de nodige voorzieningen – o.m. laag belaste biologie, slibopslag en filterpers in
33 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
afgesloten gebouw – om zo goed als zonder geurhinder te kunnen worden uitgebaat. Voor de darmenwasserij wordt ingeschat dat in het gebouw zelf geur merkbaar zal zijn maar dat de verluchting van het gebouw geen aanleiding zal geven tot geurhinder in de omgeving. i) In het MER werd op basis van kengetallen (NER-Nederlandse Emissierichtlijn) de geurimpact van het slachthuis op de omgeving berekend. Via snuffelmetingen in de omgeving konden de resultaten van de berekeningen worden bevestigd. De geurcontour van de norm – NER: 1,5 se/m³ als 98-percentiel – voor “aanvaardbare” geurhinder reikt tot in de nabijgelegen woonstraten. Bij uitbreiding van de productie/slachtcapaciteit wordt ook een uitbreiding van de geurcontour verwacht en zal de norm dus in meerdere straten worden overschreden. j) Door de Luchtdeskundige wordt in het MER dan ook voorgesteld dat een geurstudie zou moeten uitgevoerd worden om in functie van de meest bepalende geurbronnen emissiebeperkende – brongericht, nageschakeld – technieken te onderzoeken en voor te stellen als te nemen milderende maatregelen. Als randvoorwaarde bij de geurstudie en de voorstellen van milderende maatregelen kan worden opgelegd dat de initiële geurcontour (1,5 se/m³ als 98-percentiel) minstens dient gehandhaafd te blijven zelfs bij een verhoging van de slachtcapaciteit en bij uitbreiding met een WZI en een darmenwasserij. Het optreden van geurpieken – bv. bij het verladen van bloed, haren en slachtafval – moet eveneens voorkomen worden. k) Uit de aanvraag mag blijken dat het bedrijf ondertussen reeds stappen ondernomen heeft om een geurstudie te laten uitvoeren – cf. offerte voor uitvoering geurstudie (Vito). Het verdient aanbeveling dat bij de opmaak van de geurstudie en het onderzoek naar milderende maatregelen aldus rekening gehouden wordt met de bovenvermelde randvoorwaarden, nl. dat ongeacht de geplande uitbreiding de huidige geurcontouren niet uitbreiden (eventueel zelfs streven naar een verdere inperking van de contouren) en dat periodieke geurpieken worden voorkomen. l) Advies lucht: het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij voor het verder exploiteren en veranderen van een slachthuis is voorwaardelijk gunstig mits voldaan wordt aan volgende bijzondere voorwaarden: de huidige geurcontouren mogen in geen geval, ook niet bij uitbreiding van de slachtcapaciteit, uitbreiden en het optreden van geurpieken moet worden voorkomen; binnen een termijn van 1 jaar na vergunningverlening moet het bedrijf een nota met voorstellen van te nemen milderende maatregelen, inclusief een timing voor het installeren van deze maatregelen, opmaken en voorleggen aan de advies- en vergunningverlenende overheden; na implementatie van de geurbeperkende maatregelen moet een controlegeurstudie en/ of snuffelmeetcampagne wordt uitgevoerd om de goede werking en de milderende effecten van de genomen maatregelen na te gaan; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling Operationeel Waterbeheer van de VMM (AOW); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies dd. 10 augustus 2009 (kenmerk WAT/A/GW1/2198/vl) : 1. De aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning voor een bestaande grondwaterwinning. 2. De grondwaterwinning bestaat uit 2 boorputten van 75 meter (Put 1) en 77 meter diep (Put 2), die grondwater onttrekken uit het Oligoceen Aquifersysteem, zand van Berg (HCOV-code: 0431), met een maximumdebiet van 250 m³/dag en 62.500 m³/jaar. Het betreft een afgesloten watervoerende laag. De pompen hangen respectievelijk 52 m en 60 m diep. De grondwaterwinning werd op 1 augustus 2007 vergund door de deputatie voor een termijn tot 12 mei 2010. 3. Het grondwater wordt aangewend in de reinigingsactiviteiten (reine gedeelte) van het slachthuis en voor sanitaire doeleinden en moet bijgevolg van drinkwaterkwaliteit zijn. Voor de reinigingsactiviteiten in het onreine gedeelte van het slachthuis en voor het reinigen van de stallen en de wagens voor levend vee zal voornamelijk recuperatiewater worden ingezet.
34 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
4.
Het grondwater uit het Oligoceen Aquifersysteem is van uitstekende kwaliteit en dient voorbehouden te blijven voor hoogwaardige toepassingen zoals de drinkwatervoorziening of toepassingen die drinkwaterkwaliteit vereisen. Het grondwater wordt gebruikt in een slachterij. Het betreft een hoogwaardige toepassing daar het voornamelijk ingezet wordt in het reine gedeelte van de slachterij. Ter hoogte van de site is geen freatisch watervoerende laag met voldoende capaciteit beschikbaar. Op ca. 7,5 km ten zuiden van de grondwaterwinning is peilput 2-0031 van het primair meetnet van de AOW gelegen met filter in het zand van Berg (HCOVcode: 0431). De stijghoogte in het zand van Berg bedraagt sinds 1987 nagenoeg constant ca. 10,5 m TAW. 5. Openbaar Slachthuis beschikt slechts sinds februari 2008 over peilmetingen. Volgens de gegevens van het boorverslag van put 1 was het peil in rust bij installatie van de put in 1981 nog 5 m TAW (13 m-mv) en -13 m TAW (31 m-mv) in werking. Voor put 2 die in 1992 is geïnstalleerd, meldt het boorverslag een statisch waterpeil van -11 m TAW (29 m-mv) en een dynamisch waterpeil van 27 m TAW (45 m-mv). De peilmeting bij rust in beide winningputten bedraagt nu -11,8 m TAW (29,8 m-mv) en in werking 15,25 m TAW (33,25 m-mv). Het dak van de bemalen watervoerende laag bevindt zich op ca. -51 m TAW of 64 m-mv. De peilen in rust en in werking bevinden zich ruim boven het dak van de bemalen watervoerende laag. 6. De maximale aangevraagde capaciteit van het slachthuis bedraagt 780.000 varkens en 100.000 runderen. Volgens de BBT voor slachthuizen bedraagt het waterverbruik in de Europese varkensslachthuizen ongeveer 250 l per varken. De maximale vereiste hoeveelheid hoogkwalitatief water bij toepassing van de BBT inzake rationeel watergebruik wordt ingeschat op 160 l (= ca. 60 % van de maximale vereiste hoeveelheid water). Op basis van de maximale capaciteit kan de waterbehoefte bijgevolg geraamd worden op 124.800 m³/jaar. 7. In eerste instantie zal in de toekomstige situatie effluent van de biologische waterzuivering worden aangewend in laagwaardige toepassingen. Het opgepompte debiet grondwater stijgt maar in beperkte mate doordat er rekening wordt gehouden met het gebruik van recuperatiewater voor laagwaardige toepassingen. 18 % hergebruik van effluentwater wordt voorzien of ca. 18.500 m³. 8. Binnen een straal van 1 km rond het bedrijf bevinden zich 2 grondwaterwinningen in dezelfde watervoerende laag met een totaal vergund debiet van 18000 m³/jaar. Binnen een straal van 5 km rond het bedrijf bevinden zich 25 grondwaterwinningen in dezelfde watervoerende laag met een totaal vergund debiet van 103.525 m³/jaar. 9. De invloedsstraal van elke winningput bedraagt ca. 225 m bij een debiet van 7 m³/h (aangevraagde uitbreiding). De twee winningputten liggen op een afstand van ca. 45 m van elkaar, door uitbreiding van het pompdebiet komen deze in elkaars invloedsgebied te liggen. Dit zal tot gevolg hebben dat de capaciteit van de putten lager is dan indien er geen beïnvloeding zou zijn. De invloedssfeer overschrijdt de perceelsgrenzen van het terrein van het Openbaar Slachthuis. De dichtst bijzijnde waterwinning in dezelfde watervoerende laag bevindt zich op een afstand van 220 m ten zuidwesten van de inrichting en is op naam van De Cuyper Stefaan met een debiet van 7.000 m³/jaar in het Oligoceen (HCOV-code 0431) en op een diepte van 80 m. Bij een pompdebiet van 7 m³/h worden bijgevolg niet alleen de eigen winningputten onderling beïnvloed, maar ook een grondwaterwinning buiten het eigen terrein. Dit is ten allen tijde te vermijden. Derhalve dient de grondwaterwinning in de bestaande putten beperkt te blijven tot een maximaal debiet van 6 m³/h en dient voor de uitbreiding van het debiet een bijkomende pompput voorzien te worden in de bemalen watervoerende laag op een voldoende grote afstand van de huidige winningputten. Op deze manier blijft de invloedsstraal van de winningen van Openbaar Slachthuis buiten de invloedsstraal van overige winningputten. Aangezien de grondwaterwinning op een grote diepte plaatsvindt, is er geen beïnvloeding van (droogtegevoelige) vegetatie aangezien deze voor waterbevoorrading op geringe diepte water onttrekken. 10. Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Als besluit kan worden gesteld dat het schadelijk effect
35 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
van de winning op het milieu en op het grondwatersysteem aanvaardbaar is en dat gunstig advies kan worden verleend. 11. Gelet op het voorgaande wordt er een gunstig advies verleend voor de hernieuwing van de vergunning voor een bestaande grondwaterwinning klasse 1, bestaande uit 2 boorputten met een diepte van 75 en 77 m, met de maximum debieten van 307 m³/dag en 80.000 m³/jaar, voor een termijn van 20 jaar, mits naleving van de algemene en de sectorale voorwaarden van Vlarem; Gelet op het horen van de heer L. Mortelmans, gedelegeerd bestuurder, mevrouw L. Lemahieu, extern milieucoördinator en de heer P. Flamey, advocaat, door de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 11 augustus 2009; Gelet op het advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC) dd. 11 augustus 2009 waarbij de PMVC voorstelt om de termijn te verlengen met twee maanden: 1. Horen van partijen – De heer L. Mortelmans, gedelegeerd bestuurder, mevrouw L. Lemahieu, extern milieucoördinator, en de heer P. Flamey, advocaat, worden gehoord. – Meester Flamey geeft mee kennis te hebben genomen van de uitgebrachte adviezen. Hij benadrukt dat de voorliggende gevraagde uitbreiding zéér belangrijk is voor zijn cliënt en is ingegeven door de vraag van de markt. Hij stelt vast dat de AMV een ongunstig advies heeft uitgebracht voor deze uitbreiding. Hij veronderstelt dat het advies van de AMV is ingegeven door de resultaten van het MER en waaruit is voortgekomen dat er zich misschien problemen kunnen stellen met geluid- en geuremissies. De AMV verwacht dat de exploitant eerst aantoont dat de exploitant de hinder voor de omgeving kan beperken op het vlak van geluiden geuremissies vooraleer een uitbreiding gunstig kan geadviseerd worden. Het bedrijf is inderdaad dicht gesitueerd bij een aantal woningen en vormt daartussen een soort van enclave. Nochtans ligt het slachthuis niet zonevreemd, althans niet voor het grootste deel. Achteraan het terrein geldt dit wel voor een stuk, maar dit zal ook in orde komen. Meester Flamey wil er op wijzen dat een verhoging van de slachtcapaciteit niet noodzakelijk lineair is met een verhoging van de geur- of geluidsemissies. Hij begrijpt evenwel dat de vergunningverlenende overheid daarover garanties vraagt. De exploitant is momenteel bezig met een geluidsstudie. Hij voorziet hier geen problemen: mits het eventueel uitvoeren van bijkomende werken zou de hinder voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau moeten beperkt kunnen blijven. Deze is nu bijna rond. Verder heeft de exploitant ook al contact gehad met de firma Odornet voor een geurstudie. Hij vraagt uitdrukkelijk een termijnverlenging zodat de exploitant kan aantonen dat de gevraagde uitbreiding geen onaanvaardbare hinder met zich meebrengt op het vlak van geluid- en geurhinder. – De voorzitter vraagt hoeveel tijd deze studies in beslag nemen. Meester Flamey informeert dat de geluidsstudie reeds lopende is en dat de deskundige klaar is om het verslag op te maken. De geurstudie zou binnen de periode van een termijnverlenging kunnen afgerond worden. De dossiergegevens uit het MER kunnen daarin betrokken worden. Er zal ook aangegeven worden binnen welke termijn de voorziene maatregelen zullen worden geïmplementeerd. – Wat de lozing van het bedrijfsafvalwater betreft, licht mevrouw Lemahieu toe dat eens de biologie operationeel is, de flotatie minder intensief zal gebruikt worden. Momenteel haalt men daarmee zeer goede resultaten voor de zuivering. Het is wel mogelijk in de toekomst dat voor de parameters Cu en Zn, of de metalen in het algemeen, de gemeten waarden terug een beetje zullen stijgen als de flotatie minder wordt gebruikt. Om die reden werd voor de parameters een norm gelijk aan 10 X MKN gevraagd. – De ToVo vraagt of het lossen van de dieren kan beperkt worden tot weekdagen tussen 7u en 19u.
36 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Meester Flamey stelt dat de geluidsstudie wellicht ook gevolgen zal hebben op dit aspect en zeker zal worden meegenomen door de geluidsdeskundige. Desgevallend zullen daaromtrent structurele maatregelen worden genomen. – De ToVo vraagt of de exploitant een ongediertebestrijdingplan heeft. Mevrouw Lemahieu verwijst hiervoor naar bijlage E11 in het aanvraagdossier: de exploitant beschikt over een ongediertebestrijdingplan en heeft in dat kader een contract afgesloten met de firma Rentokil. – De AW vraagt of de exploitant een derde grondwaterwinningput voorziet om de invloedstraal van de twee overige putten te beperken. Mevrouw Lemahieu bevestigt dat een offerte werd aangevraagd voor de aanleg van een derde put. Deze derde put werd trouwens noodzakelijk geacht in het MER. Omschrijving en rubrieken – De omschrijving en rubrieken van de aanvrager kunnen behouden blijven, behalve voor wat betreft de lozing van het BA en de opslag van dierlijke mest. De PMVC volgt hierin voor de duidelijkheid het voorstel van de AMV. – De aanvrager vermeldt in de aanvraag onder andere de rubrieken 17.3.3.2.a, 29.5.2.1.a, 43.1.1.a, 45.4.c.1.a (ligging in industriegebied) maar ook rubriek 15.4.2.b (ligging in een gebied ander dan industriegebied). Uit het advies van het schepencollege blijkt dat de inrichting deels gelegen is in een gebied voor milieubelastende industrie, deels in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied. Dient m.b.t. de rubricering de strengste norm toegepast te worden? Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging. Stedenbouwkundige verenigbaarheid – De inrichting is volgens het gewestplan deels gelegen in industriegebied voor milieubelastende industrie, deels in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied. De inrichting is ook deels gelegen in een sectoraal BPA Zonevreemde bedrijven – deelplan nv Openbaar Slachthuis. In vorige, gelijkaardige aanvragen werd gesteld dat elke uitbreiding van het bedrijf dient te gebeuren binnen de daartoe afgebakende zone van het sectoraal BPA. De aanvrager beroept zich voor de voorliggende aanvraag op de bepalingen van artikel 43, §7 van het Decreet Ruimtelijke Ordening (afwijking van de gewestplanvoorschriften). Het ARO adviseert principieel gunstig. Zij merkt daarbij echter wel op dat de aanvraag stedenbouwkundig evenwel pas ten gronde zal kunnen worden geëvalueerd bij de behandeling van de stedenbouwkundige aanvraag, en op basis van de resultaten van andere eventueel nog in te winnen adviezen en de resultaten van een openbaar onderzoek. De motivatie waarom beroep kan worden gedaan op het reeds vernoemde art. 43§7 van het Decreet Ruimtelijke Ordening zal daarbij voldoende onderbouwd dienen te zijn. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden 2 schriftelijke bezwaren ingediend m.b.t. het volgende: • Bijkomende geluidshinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; geluidshinder tijdens het lossen van de varkens, veroorzaakt door de dieren en door het begeleidend personeel; • Niet respecteren van de nachtrust van de omwonenden; het lossen van de varkens gebeurt vanaf zondagavond 23.30u; • Bijkomende geurhinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; er is nu al op regelmatige tijdstippen een doordringende onaangename stank waar te nemen; • Gevaar door opslag van gassen in de woonzone; • Ongediertehinder; • Lozingen van drijfmest in de Statieloop; • Vrees voor aanleg uitweg of toegangsweg langs de Kasteelstraat; – Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging. Milieutechnische evaluatie – De PMVC stelt een termijnverlenging voor, zoals gevraagd door de exploitant. Aan de exploitant wordt gevraagd om een geur- en geluidsstudie te bezorgen met concrete timing -
2.
3.
4.
5.
37 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
van de voorziene maatregelen. Daarnaast wordt aan de exploitant ook een schriftelijke bevestiging van de aanleg van een derde grondwaterwinningput gevraagd. – Nog verder te bespreken i.k.v. termijnverlenging. 6. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat voor de aspecten m.b.t. de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen. Het advies van de AW is gunstig. – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 7. Termijn – Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging. 8. Voorwaarden – Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging; Gelet op de beslissing d.d. 3 september 2009 van de deputatie van de provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen met 2 maanden, zoals voorgesteld door de PMVC; Gelet op het feit dat met brief van 8 september 2009 aan de exploitant werd gevraagd om een geuren geluidsstudie met een concrete timing van de voorziene maatregelen te bezorgen en een schriftelijke bevestiging van de aanleg van een derde grondwaterwinningput; Gelet op het feit dat deze gegevens op 6 oktober 2009 op het provinciebestuur werden ontvangen en overgemaakt aan het schepencollege van Heist-op-den-Berg, de AW, de ToVo, het ARO, de AMV, de VMM en drie deskundigen van de PMVC; Gelet op het gunstig advies d.d. 27 oktober 2009 van de AMV (kenmerk AMV/A/09/5534); op volgende elementen uit dit advies : 1) In ons verslag AMV/A/09/5118 hebben wij een deels gunstig, deels ongunstig advies verleend. Wij zijn van oordeel dat de aangevraagde uitbreiding t.o.v. het referentiejaar en het opnieuw in gebruik nemen van de darmwasserij niet gunstig kunnen geadviseerd worden alvorens het duidelijk is of de installaties vanwege de bestaande structuren kunnen gesaneerd worden en de geuremissies ook na uitbreiding minimaal beperkt worden tot de huidige situatie met als streefdoel natuurlijk ook het reduceren van het aantal zwaar gehinderden. 2) In de bijkomende gegevens is een technische detailstudie ter reductie van de geuremissie bij het Openbaar Slachthuis opgenomen. Deze studie kan samengevat worden als volgt: In het kader van dit geuronderzoek werden twee geuraudits uitgevoerd door geurexperten van PRG Odournet NV. Op basis van de uitgevoerde geuraudits kon geconcludeerd worden dat er zowel geleide als diffuse geurbronnen aanwezig zijn op het slachthuis. Algemeen kan gesteld worden dat de sterkste geurintensiteiten aanwezig zijn ter hoogte van de slachtafvalsilo's en het opslaglokaal voor haar en huiden. Ook de (voorlopig) geïnstalleerde waterzuiveringsinstallatie en het intern rioolnetwerk bleken belangrijke geurbronnen. 3) Er werden vijf belangrijke geuremissiepunten (geleide emissies) geselecteerd: a) afzuigventilator varkensslachtvloer (ter hoogte van broeikuip) VV5; b) afzuigventilatoren ter hoogte van schroeioven VV4; c) dakextractoren langs broeikuip en brander op varkensslachtvloer gemonteerd in dak VV7; d) dakextractoren langs broeikuip en brander op varkensslachtvloer gemonteerd in dak VV8; e) afzuigventilator (ter hoogte van broeikuip) VV14.
38 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Deze punten zijn relatief dicht bij elkaar op het dak gesitueerd, en indien technisch en economisch mogelijk zou het zinvol zijn deze lucht te verzamelen en af te voeren naar een luchtbehandelinginstallatie. 4) In de studie werd een IFDM-modellering uitgevoerd om de geurimpact (98-percentiel) van de huidige situatie, toekomstige situatie zonder maatregelen en toekomstige situatie mét maatregelen in kaart te brengen. Uit de bekomen geurcontouren bleek dat de diffuse geuremissies belangrijker zijn dan de geleide emissies. Daarom wordt ook aangeraden in eerste instantie de aandacht te vestigen op deze diffuse geurbronnen. Er dient wel opgemerkt te worden dat de grootste geuremissievracht via geleide emissies in de omgeving terechtkomt. Alhoewel niet dwingend, wordt wel aanbevolen om de belangrijkste geleide emissiepunten (schroeioven, broeibakken,...) mee te behandelen indien economisch en technisch haalbaar. 5) In hoofdstuk 4 worden enkele milderende maatregelen opgelijst die het mogelijk moeten maken om de diffuse geuremissies met minstens 75% te reduceren: a) Algemene reinheid: In de slachthuissector kan reeds een verregaande geurreductie tegen een relatief geringe kost worden gerealiseerd door toepassing van preventieve maatregelen van het type `good housekeeping'. Aan de buitenzijde zijn lekken en morsen van bloed ter hoogte van de bloedopslagtanks mogelijk oorzaak van geurhinder. Tijdens de geuraudit werd ook binnenin de gebouwen (bv. lokaal waar varkens gestoken worden) relatief veel (vers en gestold) bloed waargenomen op de vloer. Er wordt aangeraden met hogere regelmaat alles te reinigen en zo enkel 'vers' bloed af te voeren naar de waterzuivering. Buiten het slachthuis worden geen problemen verwacht voor implementatie van deze maatregel, binnenin het slachthuis moet ook bekeken worden of dit praktisch en om hygiënische redenen wel haalbaar is. b) Aanpassingen intern afwateringsnetwerk: In de verzamelputjes werden op sommige plaatsen (bv. ter hoogte van huidenlokaal) rottende ingewanden teruggevonden. Het is duidelijk dat dit organische materiaal daar gedurende langere tijd ligt. Bij regen of sporadische hogere afvalwaterdebieten, zullen deze organische resten meegesleurd worden in de leidingen met geuremissie door rottingsprocessen als gevolg. Aangeraden wordt om de roosters van de putten fijnmaziger te maken opdat grotere stukken organisch materiaal niet in het leidingnetwerk kunnen raken. Daarnaast wordt aangeraden de leiding regelmatig uit te spoelen. Het dichtmaken van de open sleuven tussen de verschillende rioolputten, zou de diffuse geuremissie van het slachthuis sterk reduceren. c) Waterzuiveringsinstallatie: – Overdekken van de fysisch-chemische afvalwaterzuiveringsinstallatie: tijdens de geuraudits werd een sterke, onaangename geur waargenomen. Bij voorkeur dient de fysisch-chemische installatie inpandig te worden opgesteld of in een separaat gebouw. Specifiek voor het slachthuis van Heist-op-den-Berg is het overdekken van de fysicochemie en vooral van de slibtank, zinvol om geuremissie te reduceren. Op deze manier worden de geuren moeilijker meegevoerd door de wind richting de nabijgelegen woningen. Indien het overdekken onvoldoende effect heeft, kan ook een klein debiet lucht uit de afgedekte onderdelen afgevoerd worden voor behandeling in een actiefkoolfilter.Door de bedrijfsleiding werd gecommuniceerd dat de primaire waterzuivering (boogzeef, fysicochemie) zal verplaatst worden naar een technische ruimte. De ruimte zal afgezogen worden en de lucht zou naar de biologie gestuurd worden. Van zodra de hernieuwing van de milieuvergunning bekomen is, zullen de werken gestart worden. – Biologie installeren: Er wordt aanbevolen na de primaire waterzuivering, ook een biologische zuivering te installeren. Door de bedrijfsleiding werd bevestigd dat reeds een bouwvergunning en milieuvergunning bekomen werd voor deze biologie. Van zodra de hernieuwing van de milieuvergunning bekomen is, zullen de werken gestart worden. d) Optimalisatie van de opslag van nevenproducten: – Het varkenshaar en de huiden worden niet in een gesloten opslag bewaard, maar in een lokaal. Dit lokaal blijkt echter onvoldoende gekoeld door openstaande poort. Er dient dus
39 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
aandacht besteed te worden aan het zoveel mogelijk gesloten houden van de poort en bijgevolg zal deze ruimte ook beter gekoeld worden. – Bij de overslag van varkenshaar wordt de open, niet-gekoelde container naar buiten getrokken en met een grijper geleegd. Er wordt een zeer grote geuremissie verwacht tijdens deze activiteiten. Daarom wordt aanbevolen om de opslagcontainer af te dekken (bv. met afdekzeil) en de container in zijn geheel af te voeren voor verdere verwerking. De container met varkensharen wordt wekelijks leeggemaakt, er zal een significante geurreductie gerealiseerd worden als deze termijn wordt ingekort. Dit kan gerealiseerd worden door varkenshaar bijvoorbeeld te collecteren in kleinere containers die frequenter worden opgehaald. Dezelfde conclusies als gemaakt voor varkenshaar, gelden voor huiden. – Er dient geregeld gecontroleerd te worden of de gekoelde silo's voldoende gekoeld zijn (peilmeting in het centrum van de silo). In praktijk blijken gekoelde opslagtanks vaak boven de 10°C. Bijgevolg heeft de koeling weinig effect en worden geuremissies vrijgesteld. – Afzuigen en overbrengen van lokaallucht (haarcontainer en huidenopslag) en verdringingslucht van de opslagsilo's naar een nabehandelinginstallatie. e) Collecteren, afvoer en behandeling van emissiepunten: enkel door het collecteren en afvoeren van de meest significante diffuse geurbronnen, gevolgd door geurreductie, zal het mogelijk zijn om een totale reductie van 75% voor diffuse emissie te realiseren. Volgende punten dienen op het afzuigsysteem te worden aangeschakeld: – Ontluchting op silo's voor opslag darmslijmen, varkensbloed en runderenbloed: Wanneer de silo's gevuld worden, zal er een bepaalde hoeveelheid verdringingslucht in de omgeving terechtkomen. Deze lucht kan gekarakteriseerd zijn door een zeer sterke en onaangename geur. Er kan geopteerd worden om met mobiele actiefkoolfilters te werken die op de ontluchtingsopening van de tankwagens kunnen gekoppeld worden. Gezien er toch aangeraden wordt om een afzuigsysteem te installeren, zal het economisch en technisch interessanter zijn ook deze geuremissiepunten mee te nemen en te kiezen om de lucht gewoon mee af te zuigen. – Installatie van dampkap over silo's voor CAT 3-slachtafval en CAT 1- en 2- slachtafval: Beide silo's moeten zo goed als mogelijk overkapt worden om ontsnappende geur op te vangen. Ook tijdens het lossen komt veel geur vrij. De overkapping moet zo ontworpen worden dat de vrachtwagens nog steeds vlot kunnen laden, maar de geuren vanuit de silo's en tankwagens zoveel mogelijk worden afgezogen. – De afgezogen lucht van de darmwasserij: Er is reeds een afzuiging van de darmwasserij. Deze (geleide) emissiebron dient ook gekoppeld te worden op de verzamelleiding, zodat ook deze luchtstroom afgezogen wordt voor verdere behandeling. – Lokaal voor huid- en haaropslag: Deze bron wordt als één van de belangrijkste geurbronnen van het slachthuis gezien. Er wordt aanbevolen dit lokaal voldoende af te zuigen (en dus op onderdruk te houden). Een minimum van drie luchtverversingen per uur is aanbevolen. De afgevoerde lucht dient ook verzameld te worden in de gemeenschappelijke afvoerleiding. – Ontluchting van tankwagens (indien technisch haalbaar): Het overbrengen van materiaal naar een tankwagen, leidt tot een aanzienlijke geuremissie door verdringing van geurhoudende dampen uit de tankwagen. De verdrongen lucht uit de tankwagen kan via een leidingstelsel worden afgevoerd en behandeld. 6) Om na te gaan welke nabehandelingtechnieken mogelijk zijn op de verzamelde luchtstroom, werd door middel van LUSS een eerste screening uitgevoerd. In de BBT-studie van de slachtsector zijn nabehandelingtechnieken als actiefkoolfilters, zeolietfilters, chemische wassing, bioscrubber, biotrickling filter, biofilter, thermische naverbranding, katalytische naverbranding, geurneutralisering, ionisatie, ozonisatie en foto-oxidatie inzetbaar in slachthuizen. Op basis van deze informatie en de expertise van PRG Odournet nv, gezien het typische debiet en de aard van de gasstroom, bestaan drie mogelijkheden om de gecollecteerde diffuse geurstromen te
40 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
behandelen: een biofilterinstallatie, een (chemische of biologische) gaswasser of een schoorsteen. Elk van deze geurreducerende technieken, in combinatie met de andere voorgestelde maatregelen, zouden het openbaar slachthuis in staat moeten stellen om minstens 80% van zijn diffuse geuremissies te reduceren. Elk van deze technieken moet bekeken worden op technische en economische haalbaarheid voor het slachthuis. Gebaseerd op ervaringsgegevens van PRG Odournet nv lijkt de optie om de verzamelde diffuse geurstromen door een schoorsteen te sturen, de meest haalbare oplossing. Er wordt voorgesteld om de gecollecteerde diffuse gasstromen in een schouw te sturen van 13 meter hoog (2 meter boven dakniveau). Er blijkt een zeer positief effect te zijn van deze maatregel. Slechts in een kleine zone rond het slachthuis zou nog een typische slachtafvalgeur worden waargenomen. 7) Aangeraden wordt na de uitvoering van de werken een nieuwe geuraudit te organiseren om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventuele optimalisatiemogelijkheden te detecteren. Mocht hieruit blijken dat de geur onvoldoende gereduceerd werd door de voorgestelde maatregelen, dienen de geleide emissies in een tweede fase verder aangepakt te worden. 8) In de bijkomende gegevens is een saneringsonderzoek – saneringsplan voor geluid opgenomen. De exploitant gaat uit van de resultaten uit de MER-studie en heeft eerst een inventarisatie van de individuele bronnen doorgevoerd. Uit de rangschikking van de bronnen in dalende sterkte van bijdrage ten opzichte van IP 1 (zuidelijk – woning in Beemdekensstraat) blijkt dat ten aanzien van IP1 de sanering dient te worden toegespitst op de installaties aan de kant van de afvalbehandeling, op de stallen en de los- en wasplaats. Naar IP2 (noordelijk – woning in Kasteelstraat) toe, wordt de sanering bepaald door de bijdrage van het merendeel der koelcondensors en de bijdrage van een aantal ventilatie-inrichtingen. 9) De strengste criteria zijn van toepassing tijdens de nacht. Aangezien de activiteiten 's ochtends vroeg beginnen met de aanvoer van de dieren en vanaf 6 uur, de volle productie op gang komt met het slachten van de dieren, is het nachtelijk criterium hierop van toepassing. Bijgevolg dient er naar te worden gestreefd om aan het criterium van 40 dB tegemoet te komen bij volle productie. Om die reden wordt de uitslag van de overdrachtsberekening getoetst aan het criterium van 40 dB. 10)De volgende saneringen worden voorgesteld: a) Installaties kant afvalbehandeling (vooropgestelde reductie van 15 dB): – De poorten (afval, darmen, huiden) gesloten houden: dit dient samen te gaan met organisatorische maatregelen om tot een duurzame oplossing te komen. – De poort van het kuislokaal langs binnen akoestisch isoleren (met panelen verzwaren). – Het luchtrooster in de deur supprimeren en in plaats daarvan een akoestisch luchtrooster aanbrengen in de muur. – D pompgroep op een trillingsisolerende sokkel opstellen; het watercircuit vanaf de pomp tot een ruime afstand er vandaan loskoppelen van de muren en trillingsisolerend bevestigen. b) De stallen (vooropgestelde reductie van 12 dB ): – De voorzijde van de stallen, ten behoeve van het lossen van de varkens, uitrusten met gesloten lostunnels die op de gesloten gevel aansluiten en die uitgerust zijn met een hydraulisch systeem om gemakkelijk aan te pikken op veewagen. – De voorzijde van de stallen verder afdichten, wat mogelijk wordt door de installatie van lostunnels. – Supprimeren van de verluchtingsroosters ter hoogte van de dakgoot langs de zijde van IP1. – Toevoegen van verluchtingsrooster in de stallen langs de zijde van IP2. Bij de uitwerking van deze maatregelen dient een en ander te worden voorzien om de goede verluchting van de stallen in stand te houden, al dan niet door het voorzien van akoestische luchtroosters en geluidarme extractieventilatoren. c) De los- en wasplaats (combinatie van de maatregelen op de losplaats met deze aan de stallen vooropgestelde reductie van 15 dB):
41 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
De vrachtwagens niet langer dan nodig stationair draaiende houden (organisatorische maatregel). – Het gebruik van lostunnels bevordert het rustig ontladen van de veewagens. – De veedrijvers er aan houden om het vee rustig af te drijven (organisatorische maatregel). – Eventueel en voor zover als nodig (verder uit te maken bij de uitvoeringsstudie der maatregelen) een geluidscherm oprichten bij de perceelsgrens, kant IP1; een geluidscherm kan hier het geluid van de voertuigen en van hun beweging verder indijken en kan in dat opzicht in hoogte (maximaal tot 3 m) beperkt blijven. d) Condensors: – De meeste condensors op het dak (zie tabel 3) zijn van het type met ventilatoren op 1.000 t/min (9 stuks), twee condensors werken op 1.400 t/min en de rest (7 stuks) werkt op 850 t/min. Elke condensor heeft meer dan één ventilator. De ventilatoren van elke condensor werken in cascade en intermitterend, alles of niets, in functie van de koelbehoefte van het ogenblik. – Wanneer de ventilatoren van een bepaalde condensor gelijktijdig in werking blijven, kan de condensor veelal aan de koelbehoefte voldoen, ook met gereduceerd toerental van de ventilatoren. Dit kan gerealiseerd worden door de installaties te voorzien van een passende frequentiesturing. – De hoogste waarde van te realiseren reductie is 12 dB. Dit vereist een snelheidsreductie in de verhouding van 1/1,7, nl: ventilatoren op 1.400 t/min, sturen op maximaal 820 t/min; ventilatoren op 1.000 t/min, sturen op maximaal 590 t/min; ventilatoren op 850 t/ min, sturen op maximaal 500 t/min. Waar de vereiste reductie beperkt is op 5 dB, volstaat een snelheidsreductie in de verhouding van 1/1,3. – Deze maatregel is van toepassing op alle condensors op het dak. Indien zou blijken dat bepaalde condensors te krap zijn om bij volle koellast (zomerperiode en grote belasting van de koelcellen) quasi permanent op de gereduceerde snelheid te werken om aan de koelbehoefte te voldoen, dient te worden overwogen om de condensor te vervangen of aan te vullen met een bijkomende condensor. e) Extractoren: Drie extractoren komen in aanmerking voor sanering, nl. VV 4, VV 7 en VV 8. De eerstgenoemde extractor moet zorgen voor de evacuatie van warmte in de nabijheid van de schroeioven en de andere twee zorgen voor de evacuatie van warme dampen in de zone boven de broeikuip. Volgende maatregelen komen in aanmerking: – VV 4 (12 dB): het systeem met drie axiale ventilatoren vervangen door één of meerdere grotere ventilatoren die werken op een lager toerental. – VV 7 en VV 8 (5 dB): beide ventilatoren (dakextractoren) vervangen door grotere dakextractoren die werken op een lager toerental. – Er kan in overweging worden genomen om het bestaande verluchtingsstelsel, met het oog op een betere doeltreffendheid ervan en in het kader van de nodige herstelling of vervanging van defecte elementen, in zijn geheel aan te passen. Dit kan het voorwerp zijn van een bijkomende studie in het kader van de uitvoeringsstudie der saneringsmaatregelen. f) Ventilatie van machinekamer II: – In machinekamer II staan de koelcompressoren opgesteld (8 stuks) ten behoeve van de frigokamers 3-7 en ten behoeve van de diepvrieskamers. De warmte-evacuatie gebeurt op natuurlijke wijze via de dakkap. In de dakkap zijn luchtroosters ingewerkt; er is ook een luchtcondensor (CV 13) die in de verticale dakkapwand is ingewerkt en door zijn opstelling de warmte-evacuatie uit de machinekamer stimuleert. Via de luchtroosters verspreidt het zware compressorgeluid zich vrij naar de omgeving. De vereiste geluidsdemping bedraagt hier 12 dB. –
42 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
De aangewezen maatregel bestaat erin van de bestaande luchtroosters te vervangen door akoestische luchtroosters met de vooropgestelde geluidsdemping. Deze maatregel houdt in dat het aantal luchtroosters, of de nuttige doorstroomsectie ervan, dient aangepast aan de behoefte van koeling in de machinekamer. – De deskundige concludeert dat de uitvoering der saneringsmaatregelen dient voorafgegaan te worden door een uitvoeringsstudie van de saneringsmaatregelen. In de uitvoeringsstudie dient de mogelijkheid te worden voorzien om de voorgestelde maatregelen op hun uitvoerbaarheid te optimaliseren, wat meebrengt dat op dit ogenblik de mogelijkheid tot alternatieve oplossingen moet open blijven. Een en ander dient ook afgewogen met het oog op het financiële aspect van de maatregelen. 11)De exploitant heeft op basis van de conclusies van de geur- en geluidsstudie aan de firma VOS Technics gevraagd een voorstel uit te werken rond de sanering van een aantal punten qua geluid en geur. In de komende weken zal dit voorstel samen met de deskundigen geluid en geur besproken worden. De exploitant voorziet 12 maanden voor de realisatie van de saneringsmaatregelen. Na de uitvoering van de werken zal door de desbetreffende deskundigen de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen gecontroleerd worden en zo nodig bijgestuurd worden. 12)Uit deze bijkomende informatie blijkt dat het mogelijk is om de site op het vlak van geur en geluid te saneren zodat ook na uitbreiding de hinder voor de omgeving bijkomend beperkt kan worden. 13)Voor het collecteren, afvoeren en behandelen van de emissiepunten wordt in het voorstel van VOS Technics een “dampkap” uitgewerkt. In de geurstudie wordt er evenwel een verzamelleiding voorzien voor de ontluchting voor de silo's voor darmslijm, varkensbloed en runderbloed, afzuiging van de darmwasserij en het lokaal voor huid- en haaropslag. Ook een aantal andere maatregelen komen niet of onvoldoende naar voor uit het voorstel van VOS Technics, bijvoorbeeld aanpassingen intern afwateringsnetwerk, peilmeting voor temperatuur in koelsilo, ... Uit het overleg met de geurdeskundige dient duidelijk te worden of het huidige voorstel van VOS Technics voldoet om de reductie te realiseren. 14)In de geurdetailstudie werden vijf belangrijke geuremissiepunten (geleide emissies) geselecteerd. Het aanpakken van deze vijf punten zou volgens de geurstudie pas in een 2de fase dienen te gebeuren. In het saneringsvoorstel is de behandeling van deze punten ook reeds uitgewerkt. In plaats van enkel een schoorsteen wordt gewerkt met een actiefkoolfilter. In het voorstel is evenwel het emissiepunt VV14 niet meegenomen. Het is aangewezen om ook dit emissiepunt mee te nemen, aangezien dit eveneens als een zeer belangrijk emissiepunt wordt gezien. 15)In het saneringsvoorstel van VOS Technics worden ook de milderende geluidsmaatregelen reeds bekeken zoals frequentiesturing, supprimeren van de verluchtingsroosters ter hoogte van de dakgoot langs de zijde van IP1,... Maatregelen zoals de lostunnel, verbetering ventilatie machinekamer worden hierin nog niet opgenomen. Net zoals bij de geurstudie dient dit voorstel afgetoetst te worden bij de geluidsdeskundige. De exploitant geeft ook aan dit te zullen doen. 16)Wij geven een gunstig advies voor de gevraagde uitbreiding van de slachtcapaciteit, mits de milderende maatregelen getroffen worden zoals aangegeven in de technische detailstudie ter reductie van de geuremissie en in het saneringsplan voor geluid of gelijkwaardige maatregelen. 17)Voor de uitbreiding van de grondwaterwinning wordt in de bijkomende gegevens een offerte voor een bijkomende put opgenomen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bemerkingen van de deskundige in het MER. Er wordt bijgevolg een gunstig advies verleend voor de uitbreiding van de grondwaterwinning in 3 putten; –
Gelet op het gunstig advies d.d. 27 oktober 2009 van het ToVo; op volgende elementen uit dit advies: 1) GEURSTUDIE:
43 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
a) Hierin werd een IFDM-modellering uitgevoerd om de geurimpact van de huidige situatie, de toekomstige zonder maatregelen en de toekomstige met maatregelen in kaart te brengen. Hieruit bleek dat de diffuse geuremissies belangrijker zijn dan de geleide emissies. De grootste geuremissievracht komt evenwel via geleide emissies in de omgeving terecht. b) Vooral ter hoogte van de zuidwestelijke bedrijfsgrens dienen volgens de studie de eerste acties te worden genomen. Hier zijn silo’s aanwezig voor darmslijmen, varkensbloed en runderenbloed. Er is ook een lokaal aanwezig waar haren, huiden en ander afval worden opgeslagen. Dit lokaal vormt een belangrijke geurbron. In de studie worden een aantal milderende maatregelen opgelijst die het mogelijk moeten maken om de diffuse emissies met minstens 75% te reduceren. Een groot deel kan reeds worden gerealiseerd door toepassing van preventieve maatregelen van het type ‘good housekeeping’. c) Ook wordt voorgesteld van de fysisch-chemische waterzuivering te overdekken en de lucht hiervan af te zuigen. Hiernaast wordt volgens de studie ook best een biologische waterzuivering geïnstalleerd. Voor deze waterzuivering is reeds een bouwvergunning bekomen en zal gestart worden met de werken. d) Een belangrijke maatregel is ook om enkele belangrijke geuremissies te collecteren en af te zuigen in een centraal afzuigsysteem. Deze lucht dient vervolgens behandeld te worden of door een schoorsteen gestuurd. Deze laatste technieken zijn bestudeerd op technische en economische haalbaarheid en zullen binnen de twaalf maanden gerealiseerd worden. e) Voor het lokaal waar huiden, haren en ander afval worden opgeslagen moeten de maatregelen genomen worden zoals beschreven in de studie. Gezien in de studie een belangrijke reductie van de geuremissies door ‘good housekeeping’ wordt voorspeld, vraagt ToVo dat het bedrijf procedures opstelt die door het personeel gevolgd dienen te worden om de niet-geleide geuremissies zoveel mogelijk te beperken. TOVO stelt ook voor om binnen de 12 maanden (na implementatie van de maatregelen) een nieuwe geuraudit te organiseren om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventueel te optimaliseren. 2) GELUID: a) De belangrijkste bronnen bevinden zich binnen, bij de afvalverwerking, de darmwasserij, het lokaal voor de huiden en het kuislokaal. De maatregelen die hier worden voorgesteld, zijn het werken met gesloten poorten en het akoestisch isoleren van de poort van het kuislokaal. De pompgroep van dit lokaal moet op een trillingsisolerende sokkel worden geplaatst. b) Ter hoogte van de stallen dienen gesloten lostunnels voorzien te worden, en een aantal verluchtingsroosters van plaats te worden veranderd. Ook dienen bij het lossen procedures voor de chauffeurs en/of veedrijvers te worden opgesteld om de geluidshinder zoveel mogelijk te beperken. c) In de studie is ook de sanering voorgesteld van een aantal condensatoren, extractoren en luchtroosters. Deze maatregelen dienen geïmplementeerd te worden. d) Na de toepassing van de maatregelen dient een nieuwe akoestische studie uitgevoerd te worden om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventueel te optimaliseren. 3) BESLUIT: Ons advies is gunstig voor de gevraagde activiteiten op voorwaarde dat bovenvermelde maatregelen ter beperking van geur- en geluidshinder worden uitgevoerd; Gelet op het schrijven d.d. 28 oktober 2009 van het college van burgemeester en schepenen van Heist-op-den-berg waarbij het college kennis neemt van de verlenging van de behandelingstermijn en haar advies van 22 juli 2009 bevestigt; Gelet op het horen van de heer L. Mortelmans, gedelegeerd bestuurder, mevrouw L. Lemahieu, extern milieucoördinator, en de heer P. Flamey, advocaat, door de Provinciale Milieuvergunningscommissie dd. 27 oktober 2009;
44 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Gelet op het gunstig advies d.d. 27 oktober 2009 van de PMVC; op volgende elementen uit dit advies: 1. Horen van partijen – De heer L. Mortelmans, gedelegeerd bestuurder, mevrouw L. Lemahieu, extern milieucoördinator, en de heer P. Flamey, advocaat, worden gehoord. – De voorzitter deelt mee dat de adviezen gunstig zijn en overloopt de bijzondere voorwaarden. – De gehoorde partij stelt geen probleem te hebben met de voorgestelde bijzondere voorwaarden. 2. Omschrijving en rubrieken – Zie advies PMVC d.d. 11 augustus 2009 – De aanvrager vermeldt in de aanvraag onder andere de rubrieken 17.3.3.2.a, 29.5.2.1.a, 43.1.1.a, 45.4.c.1.a (ligging in industriegebied) maar ook rubriek 15.4.2.b (ligging in een gebied ander dan industriegebied). Uit het advies van het college blijkt dat de inrichting deels gelegen is in een gebied voor milieubelastende industrie, deels in woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied. De AMV bevestigt dat de exploitatie voor 5% in woongebied gelegen is. De AMV stelt dat, indien de betrokken activiteit duidelijk volledig in een bepaald gebied gelegen is, de bijhorende rubriek van toepassing is. Indien de activiteit gespreid is over verschillende gebieden, dient de strengste rubriek (met bijhorende vergunningsvoorwaarden) toegepast te worden. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid – Zie advies PMVC d.d. 11 augustus 2009 4. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden 2 schriftelijke bezwaren ingediend m.b.t. het volgende: • Bijkomende geluidshinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; geluidshinder tijdens het lossen van de varkens, veroorzaakt door de dieren en door het begeleidend personeel; Er wordt tegemoetgekomen aan dit bezwaar door het opleggen van een bijzondere voorwaarde omtrent het geluidssaneringsplan. • Niet respecteren van de nachtrust van de omwonenden; het lossen van de varkens gebeurt vanaf zondagavond 23.30u; Er wordt tegemoetgekomen aan dit bezwaar door het opleggen van een bijzondere voorwaarde omtrent het geluidssaneringsplan. • Bijkomende geurhinder n.a.v. het verhogen van de capaciteit; er is nu al op regelmatige tijdstippen een doordringende onaangename stank waar te nemen; Er wordt tegemoetgekomen aan dit bezwaar door het opleggen van een bijzondere voorwaarde over de geurbeperkende maatregelen. • Gevaar door opslag van gassen in de woonzone; Er wordt verwezen naar de gunstige adviezen. De exploitant dient te voldoen aan de Vlaremvoorwaarden. • Ongediertehinder; In bijlage E11 van het aanvraagdossier staat vermeld dat de exploitant beschikt over een ongediertebestrijdingsplan en dat er in dat kader een contract werd afgesloten met de firma Rentokil. • Lozingen van drijfmest in de Statieloop; Dit is een kwestie van handhaving. • Vrees voor aanleg uitweg of toegangsweg langs de Kasteelstraat; Dit is geen milieutechnisch aspect dat in het kader van de milieuvergunning beoordeeld dient te worden. Het betreft een gemeentelijke politiebevoegdheid. 5. Milieutechnische evaluatie – De bijkomende adviezen van de AMV en het ToVo zijn gunstig. – Het advies van de VMM vóór termijnverlenging is deels gunstig-ongunstig, met name ongunstig voor de aangevraagde lozingsnormen voor het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuivering in oppervlaktewater vanaf 12 mei 2010. VMM stelt in haar advies voor de
45 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
parameters Cu en Zn bijzondere voorwaarden voor, die gebaseerd zijn op 10 x MKN. Op basis van de bij het dossier gevoegde analyseresultaten en de analyseresultaten van het VMM-emissiemeetnet van de laatste 3 jaar blijkt dat de aangevraagde waarden te hoog zijn. Realistische normen zijn 0,2 mg/l voor Cu en 1 mg/l voor Zn. – De PMVC volgt de gunstige adviezen van de AMV, het ToVo, de AW en het schepencollege en het deels gunstige advies van de VMM voor wat betreft de lozing van het bedrijfsafvalwater. 6. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat voor de aspecten m.b.t. de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen. Zoals vermeld in het advies van de AW werd door haar, onder verwijzing naar artikel 8 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem aanvaardbaar is. – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 7. Termijn – De vergunning kan worden verleend voor een termijn van 20 jaar vanaf datum van de vergunningsbeslissing met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. – Akte kan worden genomen van de gemelde klasse 3-inrichtingen. – De lopende vergunningen dienen opgeheven te worden vanaf datum van de realisatie van de veranderingen. 8. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Oppervlaktewater: hoofdstuk 4.2 (beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden ‒ Bedrijfsafvalwaters: afdeling 5.3.2 + sector 37 ‒ Elektriciteit: hoofdstuk 5.12 ‒ Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 ‒ Gassen – gemeenschappelijke bepalingen: afdeling 5.16.1 ‒ Installaties voor het fysisch behandelen van gassen: afdeling 5.16.3 ‒ Gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling 5.16.5 ‒ Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs: afdeling 5.16.6 ‒ Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 ‒ Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 ‒ Leder: hoofdstuk 5.25 ‒ Dierlijke mest: afdeling 5.28.2 ‒ Metalen: hoofdstuk 5.29 ‒ Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures: afdelingen 5.43.1 en 5.43.4 ‒ Kleine stookinstallaties: subafdeling 5.43.2.3 ‒ Voedingsnijverheid en -handel – algemene bepalingen: afdeling 5.45.1 ‒ Slachthuizen, slachterijen en uitsnijderijen: afdelingen 5.45.2 en 5.45.2bis ‒ Winning van grondwater: hoofdstuk 5.53
46 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
c. Bijzondere voorwaarden – Volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld door het schepencollege: • Om de geluidshinder te verminderen dient een saneringsonderzoek te worden uitgevoerd en een saneringsplan te worden opgemaakt binnen de 12 maanden na aflevering van de milieuvergunning. De saneringsmaatregelen, opgenomen in het saneringsplan, dienen te worden uitgevoerd binnen de 12 maanden na goedkeuring van het saneringsplan. Er dient bijzondere aandacht besteed te worden aan het saneren van de geluidshinder veroorzaakt tijdens het lossen van de dieren. - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV. • Om de geurhinder te verminderen dient een onderzoek te worden uitgevoerd en dienen geurreducerende maatregelen genomen te worden binnen de 12 maanden na aflevering van de milieuvergunning. - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV. • Naleven van de voorwaarden opgelegd in het advies van de gemeentelijke vrijwillige brandweer d.d. 5 juni 2009. - De brandweervoorwaarden dienen niet opgelegd te worden als bijzondere voorwaarden maar dienen tot stand te komen in onderling overleg tussen de exploitant en de plaatselijke brandweer. • Naleven van de voorwaarden opgelegd in het advies van de Dienst Waterbeleid van het Departement Leefmilieu van de provincie Antwerpen d.d. 3 juli 2009. - In het kader van de watertoets werd er door de dienst Milieuvergunningen geen advies gevraagd aan de dienst Waterbeleid, aangezien geen advies vereist is. - De gemeente heeft wel advies gevraagd aan de dienst Waterbeleid. Het advies van 3 juli 2009 van de dienst Waterbeleid is gunstig, mits naleving van voorwaarden. De specifieke voorwaarden zoals voorgesteld door de dienst Waterbeleid zijn reeds geregeld in Vlarem of hebben betrekking op de aanleg van infiltratie- en/of buffervoorzieningen. – Volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld door de VMM: • Volgende lozingsnormen voor het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuivering in oppervlaktewater vanaf 12 mei 2010: totaal Cu: 0,2 mg/l; totaal Zn: 1 mg/l - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV. • Teneinde eventuele calamiteiten op te vangen moet het lozingspunt van het bedrijfsafvalwater op de riolering gehandhaafd blijven als noodaansluiting. De concrete modaliteiten in verband met deze noodaansluiting moeten contractueel vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin. De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging van de nv Aquafin en de Milieu-inspectie. De duur van de lozing via de noodaansluiting moet beperkt worden tot de tijd die nodig is om de bedrijfsactiviteit op een ecologisch en economische verantwoorde manier stop te zetten. - Deze bijzondere voorwaarde kan opgelegd worden. • De huidige geurcontouren mogen in geen geval, ook niet bij uitbreiding van de slachtcapaciteit, uitbreiden en het optreden van geurpieken moet worden voorkomen. - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV. • Binnen een termijn van 1 jaar na vergunningverlening moet het bedrijf een nota met voorstellen van te nemen milderende maatregelen, inclusief een timing voor het installeren van deze maatregelen, opmaken en voorleggen aan de advies- en vergunningverlenende overheden. - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV.
47 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
•
–
–
Na implementatie van de geurbeperkende maatregelen moet een controlegeurstudie en/of snuffelmeetcampagne worden uitgevoerd om de goede werking en de milderende effecten van de genomen maatregelen na te gaan. - Bovenstaande voorwaarde wordt ondervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door de AMV. Volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld door ToVo: • Binnen de 6 maanden wordt een plan met timing voor de implementatie van de milderende maatregelen, zoals voorgesteld in het MER (2007), voorgelegd om geurhinder en geluidshinder tot een minimum te herleiden. • De in het MER voorgestelde milderende maatregel met betrekking tot het vrachtverkeer wordt uitgevoerd. • De dieren worden enkel op weekdagen tussen 7u en 19u gelost. Volgende bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door AMV, kunnen worden opgelegd: • De exploitant dient de milderende maatregelen, zoals aangegeven in de technische detailstudie ter reductie van de geuremissie en in het saneringsplan voor geluid uit te voeren of gelijkwaardige maatregelen te treffen. Binnen een termijn van 18 maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant aan de vergunningverlenende overheid een evaluatierapport te bezorgen in 6 exemplaren. Dit evaluatierapport zal ter evaluatie/informatie worden overgemaakt aan de AMV, de AMI, de VMM, het ToVo en het schepencollege. Hierin dienen de volgende elementen verwerkt te zijn: - De resultaten van een nieuwe geuraudit om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventuele optimalisatiemogelijkheden te detecteren. Mocht hieruit blijken dat de geur onvoldoende gereduceerd werd (t.o.v. de geurcontouren in bijlage C van de studie), dienen bijkomende maatregelen voorgesteld te worden. - De resultaten van een akoestische controlemeting om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventuele optimalisatiemogelijkheden te detecteren. Mocht hieruit blijken dat het geluid onvoldoende gereduceerd werd, dienen bijkomende maatregelen voorgesteld te worden. • De vijf belangrijke geleide geuremissiepunten VV4, VV5, VV7, VV8 en VV14 dienen binnen een termijn van 12 maanden aangesloten te worden op een luchtbehandelingsinstallatie ter bestrijding van geurhinder. • Naast de algemene en sectorale lozingsnormen (sector 37) dient de exploitant te voldoen aan de volgende bijzondere lozingsvoorwaarden: - voor de lozing op riolering tot uiterlijk 12 mei 2010 Parameter Eenheid Norm CZV/BZV <4 BZV/N >4 BZV/P > 25 Totaal P mg/l 30 Totaal koper mg/l 0,2 Totaal zink mg/l 1 →
-
Bovenstaande lozingsnormen zijn niet opgenomen in de sectorale lozingsnormen. De AMV acht het opportuun voor het bedrijf om bovenstaande lozingsvoorwaarden bijkomend op te nemen, omdat dit duidelijkheid schept voor wat betreft handhaving. → De VMM, gevolgd door de PMVC, kan akkoord gaan met het standpunt van de AMV. vanaf 12 mei 2010 voor de lozing via de waterzuiveringsinstallatie op oppervlaktewater
48 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
Parameter Totaal koper Totaal zink • • •
Eenheid mg/l mg/l
Norm 0,2 1
De opslagplaats voor bloed dient uitgerust te worden met een opstaande rand, zodat in geval van calamiteiten geen spill naar de gracht kan ontstaan. De sectionaalpoort van het lokaal, waarin de haarcontainer is opgesteld, dient gesloten te blijven, tenzij bij ophaling van de afvalstoffen die in deze ruimte gestockeerd worden. Voor het vrachtwagenverkeer van en naar de firma Bens in Oevel dienen de vrachtwagens prioritair de in het mobiliteitsplan van Heist-op-den-Berg aangeduide westelijke route te volgen;
Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Mechelen, waarvoor deels de voorschriften voor gebied voor milieubelastende industrie; deels woongebied en deels in woonuitbreidingsgebied van toepassing zijn; Gelet op de ligging van de inrichting in het bijzonder plan van aanleg ‘Zonevreemde bedrijven’, goedgekeurd voor de percelen 265z en 265b2 (weigering voor de percelen 253 en delen van 234, 227 en 226 a) op 24 mei 2002; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de verenigbaarheid met de voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften pas ten gronde zal kunnen geëvalueerd worden bij de behandeling van de stedenbouwkundige aanvraag en op basis van de resultaten van andere eventueel nog in te winnen adviezen en de resultaten van een openbaar onderzoek; Overwegende dat voor de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen en van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3, §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 12 november 2029;
49 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de nv Openbaar Slachthuis, gevestigd Mechelsesteenweg 101 te 2220 Heist-op-den-Berg wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een slachthuis, gelegen te 2220 Heist-op-den-Berg, Mechelsesteenweg 99-105, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 2-I-265c2, 2-I-265z, 2-I-253a/DEEL, 2-I-227/DEEL, 2I-234/DEEL verder te exploiteren na verandering door uitbreiding, zodat dit voortaan omvat : ‒ het lozen van bedrijfsafvalwater: • tot 12/05/2010 in de openbare riolering via een flotatie-eenheid met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.6.3.2); • vanaf 12/05/2010 via een biologische waterzuiveringsinstallatie in de Statieloop met een debiet van maximaal 30 m³/uur, 250 m³/dag en 83.440 m³/jaar (uitbreiding met 20.940 m³/jaar + verschuiving datum) (3.6.3.2); ‒ een transformator van 1.250 kVA (reeds vergund) (12.2.2); ‒ een wasplaats voor het wassen van 40 voertuigen per dag (uitbreiding met 30 voertuigen per dag) (15.4.2.b); ‒ koelinstallaties (783,5 kW), compressoren (41 kW) en airco’s (2,2 kW)(uitbreiding met 340,7 kW) (16.3.1.2): ‒ de opslag van 10 x 44 l propaangas, 10 x 85 l propaangas en 16 x 61 l freongas (nieuw) (16.7.2); ‒ de opslag van 2 x 9.100 l propaangas (verwijdering van de tank van 8.000 l en plaatsen van 2 nieuwe tanks van elk 9.100 l) (16.8.3); ‒ de opslag van 4.000 kg FeCl3 en 1.000 kg NaOH en 5.202 kg reiniging- en ontsmettingsmiddelen (uitbreiding met 5.202 kg) (17.3.3.2.a): ‒ de opslag van 15 ton varkensharen (nieuw) (25.4); ‒ de opslag van 810 m³ dierlijke mest (450 m³ drijfmest en 360 m³ vaste mest) (reeds vergund, maar zonder vermelding van de hoeveelheid) (28.2.a.3); ‒ een slachthuis met een maximaal productiecapaciteit van 288 ton geslachte varkens en 32 ton geslachte runderen per dag (vroeger ingedeeld onder 45.1.a.2) (45.1.d) en met een maximaal slachtcapaciteit van 100.300 ton levend gewicht per jaar (vroeger ingedeeld onder 45.1.a.2) (45.1.e); ‒ een darmwasserij (reeds vergund) (45.4.a); ‒ de opslag van meer dan 50 ton producten van dierlijke oorsprong (reeds vergund) (45.4.e.2); ‒ 2 grondwaterputten op een diepte van 75 m (put 1) en 78 m (put 2) met een maximaal debiet van 80.000 m³/jaar (regularisatie, de putten werden op een verkeerde diepte vergund, nl. 102,7 m (put 1) en 76 m (put 2)) (53.8.3); §2 Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichtingen: ‒ het stallen van maximaal 15 voertuigen (reeds gemeld, maar zonder vermelding van het aantal voertuigen) (15.1.1); ‒ de bovengrondse opslag van 19.500 l stookolie (verwijdering van 2 mazouttanks van elk 20.000 l en regularisatie van de tank van 19.500 l die voor 10.000 l vergund werd) (17.3.6.1.b); ‒ de opslag van 1.000 l smeeroliën (nieuw) (17.3.7.1); ‒ een labo voor kwaliteitscontrole (nieuw) (24.4); ‒ metaalbewerkingmachines van in totaal 10 kW (nieuw) (29.5.2.1.a); ‒ 2 stookinstallaties van elk 640 kW en een CV van 40 kW (uitbreiding met 40 kW) (43.1.1.a); ‒ een box voor het uitvoeren van rituele slachtingen (nieuw) (45.1.c);
50 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
‒
4 vleesuitsnijderijen van in totaal 50 kW (uitbreiding met 25 kW) (45.4.c.1.a);
Vlaremrubricering: 3.4.2 – 3.6.3.2 – 12.2.2 – 15.1.1 – 15.4.2.b – 16.3.1.2 – 16.7.2 – 16.8.3 – 17.3.3.2.a – 17.3.6.1.b – 17.3.7.1 – 24.4 – 25.4 – 28.2.a.3 – 29.5.2.1.a – 43.1.1.a – 45.1.c – 45.1.d – 45.1.e – 45.4.a – 45.4.c.1.a – 45.4.e.2 – 53.8.3 §3 Vanaf datum van realisatie van de veranderingen worden de lopende vergunningen opgeheven. ARTIKEL 2 – Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 4.2.1 e.v. van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : §1. Algemene: ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Oppervlaktewater: hoofdstuk 4.2 (beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) §2. Sectorale: ‒ Bedrijfsafvalwaters: afdeling 5.3.2 + sector 37 ‒ Elektriciteit: hoofdstuk 5.12 ‒ Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 ‒ Gassen – gemeenschappelijke bepalingen: afdeling 5.16.1 ‒ Installaties voor het fysisch behandelen van gassen: afdeling 5.16.3 ‒ Gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling 5.16.5 ‒ Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs: afdeling 5.16.6
51 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 Leder: hoofdstuk 5.25 Dierlijke mest: afdeling 5.28.2 Metalen: hoofdstuk 5.29 Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures: afdelingen 5.43.1 en 5.43.4 Kleine stookinstallaties: subafdeling 5.43.2.3 Voedingsnijverheid en -handel – algemene bepalingen: afdeling 5.45.1 Slachthuizen, slachterijen en uitsnijderijen: afdelingen 5.45.2 en 5.45.2bis Winning van grondwater: hoofdstuk 5.53
§3. Bijzondere: ‒ Teneinde eventuele calamiteiten op te vangen moet het lozingspunt van het bedrijfsafvalwater op de riolering gehandhaafd blijven als noodaansluiting. De concrete modaliteiten in verband met deze noodaansluiting moeten contractueel vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin. De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging van de nv Aquafin en de milieu-inspectie. De duur van de lozing via de noodaansluiting moet beperkt worden tot de tijd die nodig is om de bedrijfsactiviteit op een ecologisch en economische verantwoorde manier stop te zetten. ‒ Binnen de 6 maanden wordt een plan met timing voor de implementatie van de milderende maatregelen voorgelegd, zoals voorgesteld in het MER (2007), om geurhinder en geluidshinder tot een minimum te herleiden. ‒ De in het MER voorgestelde milderende maatregel met betrekking tot het vrachtverkeer wordt uitgevoerd. ‒ De dieren worden enkel op weekdagen tussen 7u en 19u gelost. ‒ De exploitant dient de milderende maatregelen, zoals aangegeven in de technische detailstudie ter reductie van de geuremissie en in het saneringsplan voor geluid uit te voeren of gelijkwaardige maatregelen te treffen. Binnen een termijn van 18 maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant aan de vergunningverlenende overheid een evaluatierapport te bezorgen in 6 exemplaren. Dit evaluatierapport zal ter evaluatie/informatie worden overgemaakt aan de AMV, de AMI, de VMM, het ToVo en het college. Hierin dienen de volgende elementen verwerkt te zijn: • De resultaten van een nieuwe geuraudit om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventuele optimalisatiemogelijkheden te detecteren. Mocht hieruit blijken dat de geur onvoldoende gereduceerd werd (t.o.v. de geurcontouren in bijlage C van de studie), dienen bijkomende maatregelen voorgesteld te worden. • De resultaten van een akoestische controlemeting om de effectiviteit van de doorgevoerde maatregelen te controleren en eventuele optimalisatiemogelijkheden te detecteren. Mocht hieruit blijken dat het geluid onvoldoende gereduceerd werd, dienen bijkomende maatregelen voorgesteld te worden. ‒ De vijf belangrijke geleide geuremissiepunten VV4, VV5, VV7, VV8 en VV14 dienen binnen een termijn van 12 maanden aangesloten te worden op een luchtbehandelingsinstallatie ter bestrijding van geurhinder. ‒ Naast de algemene en sectorale lozingsnormen (sector 37) dient de exploitant te voldoen aan de volgende bijzondere lozingsvoorwaarden: •
voor de lozing op riolering tot uiterlijk 12 mei 2010: Parameter CZV/BZV BZV/N
Eenheid
Norm <4 >4
52 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
BZV/P Totaal P Totaal koper Totaal zink •
‒ ‒
> 25 30 0,2 1
vanaf 12 mei 2010 voor de lozing via de waterzuiveringsinstallatie op oppervlaktewater: Parameter Totaal koper Totaal zink
‒
mg/l mg/l mg/l
Eenheid mg/l mg/l
Norm 0,2 1
De opslagplaats voor bloed dient uitgerust te worden met een opstaande rand, zodat in geval van calamiteiten geen spill naar de gracht kan ontstaan. De sectionaalpoort van het lokaal, waarin de haarcontainer is opgesteld, dient gesloten te blijven, tenzij bij ophaling van de afvalstoffen die in deze ruimte gestockeerd worden. Voor het vrachtwagenverkeer van en naar de firma Bens in Oevel dienen de vrachtwagens prioritair de in het mobiliteitsplan van Heist-op-den-Berg aangeduide westelijke route te volgen.
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link : http://www.provant.be/leefomgeving/milieu/milieuvergunningen/reglementering/milieuvergunninge nde/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege voor wat de verandering betreft. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 12 november 2029 zijnde 20 jaar vanaf de datum van onderhavige vergunningsbeslissing.
53 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
ARTIKEL 6 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
54 / 55
MLAV1/0900000228 nv Openbaar Slachthuis
ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 12 november 2009. Aanwezig: de heer L. Helsen, voorzitter, de heer M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer P. Sommen, vervangend Provinciegriffier. Verslaggever: Ludo Helsen In opdracht: De vervangend Provinciegriffier, P. Sommen
De Voorzitter, L. Helsen
55 / 55