Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/1000000382/ddj. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV NYRSTAR BELGIUM MET BETREKKING TOT EEN METALLURGISCH BEDRIJF (ZINKSMELTERIJ), GELEGEN TE 2490 BALEN, ZINKSTRAAT 1. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 22 september 2010 ingediend door de nv Nyrstar Belgium, gevestigd Zinkstraat 1 te 2490 Balen strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een metallurgisch bedrijf (zinksmelterij), gelegen te 2490 Balen, Zinkstraat 1, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 2-B-1325/02x20, 2-B-1325/02a38, 2B-1325/02w22, te veranderen door het uitbreiden van de productiecapaciteit voor zink met 25.000 ton per jaar tot 285.000 ton per jaar (20.2.5); Vlarem-rubricering volgens aanvrager: 20.2.5 Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: ‒ Besluit nr. MLAV1/94-416 d.d. 13 april 1995 van de deputatie houdende vergunning voor het verder exploiteren van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; ‒ Besluit nr. MLAV1/97-172 d.d. 18 september 1997 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; ‒ Besluit nr. MLVER/97-108 d.d. 9 oktober 1997 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; ‒ Besluit nr. MLAV1/97-240 d.d. 30 oktober 1997 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; ‒ Besluit nr. MLIS/97-30 d.d. 2 oktober 1997 van de deputatie met betrekking tot ioniserende straling; ‒ Besluit nr. MLVER/97-165 d.d. 4 december 1997 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; ‒ Besluit nr. MLVER/00-126 d.d. 7 november 2000 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015;
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
‒ ‒ ‒ ‒
‒ ‒ ‒
‒ ‒
Besluit nr. MLVER/02-49 d.d. 16 mei 2002 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; Besluit nr. MLVER/02-149 d.d. 10 oktober 2002 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; Besluit nr. MLVER/05-144 d.d. 31 augustus 2006 van de deputatie houdende aktename van de verandering van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; Ontvangstmelding nr. MLOV/07-60 d.d. 9 mei 2007 van de deputatie van de melding van overname van het metallurgisch bedrijf, voorheen vergund op naam van nv Umicore, door nv Umicore Zinc Alloys Belgium; Besluit nr. MLWV/07-8 d.d. 31 mei 2007 van de deputatie houdende wijziging van de vergunningsvoorwaarden; Besluit nr. MLAV1/07-572 d.d. 7 augustus 2008 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; Besluit nr. MLAV1/09-171 d.d. 20 augustus 2009 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een metallurgisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; Besluit nr. MLWV/09-34 d.d. 14 januari 2010 van de deputatie houdende ambtshalve wijziging van de vergunningsvoorwaarden; Besluit nr. MLAV1/09-553 d.d. 10 juni 2010 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door uitbreiding en wijziging van een zinksmelterij voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015;
Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 2 september 2010 en werd vervolledigd op 22 september 2010; op het feit dat op datum van 4 oktober 2010 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op de processen-verbaal betreffende de openbare onderzoeken d.d. 12 november 2010 (gemeente Balen) en d.d. 16 november 2010 (stad Lommel) waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 17 november 2010 van het college van burgemeester en schepenen van Balen (kenmerk MD.LFR.201064); op volgende elementen uit dit advies: 1. Voor de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Herentals-Mol zijn de voorschriften voor industriegebied van toepassing. 2. Het advies van de stedenbouwkundige ambtenaar is gunstig. 3. Gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. 4. Er werden geen bezwaren ingediend tijdens het openbaar onderzoek. 5. Dit bedrijf is niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied gelegen, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt; Gelet op het gunstig advies d.d. 21 oktober 2010 van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar; op volgende elementen uit dit advies: 1. De aanvraag wordt behandeld in toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Artikel 1.1.4 stelt dat de ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het
2 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit. 2. Het goed ligt in het gewestplan Herentals-Mol vastgesteld bij Koninklijk besluit van 28 juli 1978. Het goed ligt, volgens het van kracht zijnde gewestplan, in industriegebied. 3. Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. 4. De voorschriften van de gewestplannen zijn bijgevolg bepalend bij de beoordeling van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. 5. Het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, 8 maart 2002, 5 juni 2009 en 7 mei 2010 bepaalt dat er geen openbaar onderzoek vereist is. 6. Het behoort, zoals vermeld in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid tot de bevoegdheid van de vergunningverlenende overheid om de resultaten van de watertoets te vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde werken geen enkele invloed hebben op de waterhuishouding en hiermee rekening te houden in haar uiteindelijke beslissing. 7. De aanvraag omvat een capaciteitsuitbreiding van de zinkproductie. 8. Er werden in het verleden verschillende stedenbouwkundige vergunningen afgeleverd op de betreffende terreinen. 9. De aanvraag is principieel in overeenstemming met de van kracht zijnde planvoorschriften omdat het een capaciteitsuitbreiding betreft in functie van de uitbating van een industrieel bedrijf. De aanvraag situeert zich op een privé-terrein. 10. Het perceel is gelegen in een louter industriële omgeving. 11. Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. 12. De aanvraag is principieel in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestplan. Er is vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar tegen het gevraagde. De aanvraag wordt dan ook gunstig geëvalueerd; Gelet op het gunstig advies d.d. 1 december 2010 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/10/6602); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak het uitbreiden van een metallurgisch bedrijf. De exploitant beoogt een uitbreiding van de productiecapaciteit voor zink met 25.000 ton per jaar tot 285.000 ton per jaar (20.2.5). 2. De grondstoffen voor de productie bestaan uit: a) Concentraten, hoofdzakelijk ingezet in de afdeling roosterij en in beperkte mate in de afdeling logerij. Deze hebben een Zn-gehalte van ca 52%. b) Secundaire zinkhoudende materialen ingezet in de afdeling roosterij en in beperkte mate in de afdeling logerij. Dit zijn zinkhoudende nevenproducten uit de chemische en metaalverwerkende nijverheid. Deze grondstoffen bevatten voornamelijk zinkoxides (Zngehalte van ca 60%), maar ook oxides van andere metalen (Cu, Cd, Pb, Fe,…) en een beperkte hoeveelheid chloride. c) Zinkpoeder, ingezet in de afdeling logerij. 3. De uitbreiding zal gerealiseerd worden door het wegwerken van de bottlenecks, het supplementair inzetten van secundaire zinkhoudende materialen en een beperkte hoeveelheid zinkpoeder (voor een goede werking van de zuiveringsprocessen). De processen en opslaghoeveelheden wijzigen niet, ook de installaties blijven ongewijzigd. De wijzigingen bestaan voornamelijk uit: a) een maximale benutting van de roosterij;
3 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
4.
5.
6.
7.
b) een verhoogde rechtstreekse inzet van secundaire materialen in de logerij; c) aanpassing van de Elektrolyse: - de aanleg van een hogere stroomdichtheid; - de onlangs gerealiseerde omvorming van geribde anodes door vlakke anodes zorgt voor een hogere efficiëntie; d) het extra geproduceerde kathodische zink wordt afgevoerd. De zinkomsmelting ondergaat geen wijziging. De invoer van de concentraten gebeurt met de trein. Secundaire grondstoffen worden aangeleverd per vrachtwagen. De afvoer van het kathodische zink en zinkblokken gebeurt ook per vrachtwagen. Het zwavelzuur wordt deels via vrachtwagen en deels via schip afgevoerd. In bijlage D10 van de vergunningsaanvraag is een schrijven van de Dienst MER van 30 juni 2010 opgenomen dat het niet noodzakelijk is om voor de voorliggende uitbreiding naar 285 kton/jaar een MER of ontheffing op te stellen. De inrichting is een GPBV-installatie voor de productie en het smelten van non-ferrometalen met inbegrip van legeringen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten) met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag van voor andere metalen dan lood en cadmium. Voor deze activiteiten zijn voornamelijk de BREF ““Non-ferrous Metals Industries”, de BREF “Emissions from storage”, de GPBV-checklists en de Vlaamse BBT-studie “non-ferro” op basis van deze BREF’s aangenomen. Een toetsing aan de algemene bepalingen in deze BREF’s en BBT-studie geeft aan dat, naast de in het overige deel van het verslag vermelde maatregelen, de volgende maatregelen al in de wetgeving of milieuvergunning zijn opgenomen en door de exploitant worden toegepast: a) Bedrijfsmanagement: - Milieuzorg is bij Nyrstar Belgium georganiseerd in overeenstemming met de vereisten van de ISO 14001:2004-norm. Het systeem is sterk geïntegreerd met het kwaliteitssysteem dat gecertificeerd werd onder ISO9001:2000. D.w.z. dat er maatregelen worden genomen op basis van: → de wettelijke en andere vereisten; → een doorgedreven milieuaspectenanalyse per dienst; → de resultaten van interne en externs audits; → de geregistreerde klachten en interne meldingen; → de jaarlijks gestelde objectieven; → de jaarlijkse evaluatie van de directie. - Concreet resulteert dit in het navolgen van de wettelijke verplichtingen en vindt dit alles plaats binnen een beweging van continue verbetering. Deze voortdurende verbetering kan aangetoond worden aan de hand van verschillende metingen van zowel emissies als immissies. De emissiegegevens worden jaarlijks gerapporteerd via het integrale milieujaarrapport (IMJV). - Nyrstar Balen heeft een intern team van auditoren die belast zijn met het auditeren van de managementsystemen. Deze systemen worden halfjaarlijks extern geauditeerd en gecertificeerd door Lloyd's Register. De dienst Leefmilieu staat in voor de controles op de naleving van de wettelijke vereisten. Van elke audit wordt een verslag gemaakt. Er worden jaarlijks tientallen Veiligheidsobservatierondgangen uitgevoerd door de kaderleden en de bedienden van de site. Minstens jaarlijks vindt er een energieaudit plaats die wordt uitgevoerd door het Verificatiebureau. Jaarlijks wordt er een milieu-audit in opdracht van het hoofdkantoor uitgevoerd door een extern milieubureau. b) Afvalstoffen (productieafval, ander bedrijfsafval, verpakkingsafval, voorkoming, …) - De gevormde afvalstoffen tijdens het proces zijn: → FeO.OH (Goethiet) → gips → HgSe
4 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
-
-
-
-
Voor het productieafval worden de volgende maatregelen getroffen: De flowsheet is geïntegreerd, waardoor van alle stromen een maximaal hergebruik nagestreefd wordt. Zo wordt o.a. intern: → uitgeputte en gemorste elektrolytoplossing terug naar de logerij gestuurd; → zinkkrassen van de smelterij terug in de roosterij ingezet; → MnO2-slib van de hallen in de logerij hergebruikt. → De wassing van het goethiet is in die mate doorgedreven (Super Hot Leach, Super Super Hot Leach, zure wassing) om zink maximaal te recupereren. Daarbij wordt het bovenstaande “heiwater” op het stortbekken (de waterlaag die zich bevindt bovenop het gestorte goethiet) eveneens naar de zuivering teruggestuurd om metalen te recupereren. → Het goethiet wordt gecompacteerd om het aandeel water te verminderen en nog verder zink te recupereren en terug naar het proces te voeren. Door deze compactering moeten minder tonnen gestort worden, waardoor de stortcapaciteit toeneemt. De chemische en fysische kwaliteit wordt verhoogd door het gebruik van droge koeken (goethiet wordt zelf een kleiachtige, waterondoordringbare laag). Daarnaast zijn er ook enkele nevenproducten die bij processen bij externe verwerkers hergebruikt worden. Deze nevenproducten worden in de processen al in een dusdanige vorm gebracht dat de valorisatie maximaal is. Tijdens de residubehandeling (warme, zeer warme en superhete loging) ontstaat een PbAg residu (BLP / Balen Leach Product). Het BLP wordt als filterkoek rechtstreeks opgevangen in vrachtwagens en afgevoerd (verkocht) voor verdere verwerking om het lood, zilver en eventueel het goud te recupereren. De zinkoplossing die in de Neutrale Logerij al gezuiverd is van het grootste gedeelte van Fe, Sn, Al .... wordt in de Zuivering nog ontdaan van alle elementen edeler dan zink (vnl. Cu, Cd en Co) die de elektrolyse kunnen storen. De zuivering gebeurt door toevoeging van zinkpoeder in twee stappen, nl. de koude en warme (80°C) zuivering. De gevormde residuen worden afgevoerd voor verdere verwerking. Tijdens het elektrolyseproces wordt een MnO2-laagje afgezet op de anode. Dit laagje laat de stroom door, maar verhindert het oplossen van de anode. Met water onder druk wordt de te dik geworden MnO2-laag verwijderd. Daarnaast valt een gedeelte van de, op de anode gevormde MnO2, naar beneden en vormt een dikke slijklaag op de bodem van de elektrolysecel. Ook dit slib wordt periodiek verwijderd. Het gevormde MnO2 wordt deels terug ingezet in het proces en deels verkocht. Pb-Ag krassen worden gevormd ter hoogte van de anodegieterij. Dit product wordt afgevoerd. Het zwavelresidu wordt gevormd bij de loging van ongerooste zwavelhoudende ertsen. Deze residuen worden deels via intern transport afgeleverd op het ertsenplein voor verdere interne verwerking. Daarnaast wordt een gedeelte per vrachtwagen afgevoerd. Alle overige afvalstoffen worden gescheiden ingezameld en afgevoerd naar erkende verwerkers. Waar mogelijk worden deze hergebruikt: zo worden op dienstniveau geregeld initiatieven genomen om hoeveelheden afval te beperken. Om het ontstaan van afval te beperken worden o.a. de volgende maatregelen getroffen: → Om zoveel mogelijk onzuiverheden te vermijden in de grondstoffen zijn er specificaties waaraan de concentraten en secundaire oxides dienen te voldoen. Hierin wordt o.a. toegezien dat de concentraten voldoende arm zijn aan ijzer om de hoeveelheid goethiet te beperken. → De smeltovens worden continu warm gehouden. Hierdoor beperkt ook de slijtage van de binnenwanden van de ovens en ovenstenen. Er wordt geladen met een volle schacht waardoor de smelt steeds in contact staat met nieuwe voeding. Hierdoor wordt de temperatuur van de oven quasi constant gehouden bij de smelttemperatuur van het zink. Vloeibare slakken zijn niet aanwezig, enkel een ‘droge’ slak (kras) die veel minder agressief is voor de vuurvaste bekleding van de ovens. De temperatuur
5 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
van de roostovens wordt continu gecontroleerd. Doordat er gebruikgemaakt wordt van een gefluïdiseerd bed is de temperatuur in de oven homogeen verdeeld. → Binnen het onderhoudsprogramma zijn in de beschikbaarheidsconcepten van de installaties de optimale smeerfrequenties bepaald. Overmatig gebruik van smeerolie kan op deze manier ook gecontroleerd worden. Op alle hydraulische circuits zijn oliefilters aanwezig. - De volgende maatregelen worden naast de hierboven reeds vermelde maatregelen overeenkomstig de GPBV-checklists ondermeer getroffen in de inrichting: → De inrichting beschikt over procedures voor afvalbeheersing. → De werknemers worden betrokken in preventie-initiatieven, alsook door sensibilisatie en opleiding. → Materiaalbalansen worden opgemaakt. Er gebeurt een becijfering van de werkelijke afvalkosten. Alle effectieve kosten zijn gekend: afvoer naar derden alsook taksen. Een kostenallocatie gebeurt enkel voor de dienst logerij. Bij projecten gebeurt dit voor alle diensten indien er relevante kostenimplicaties zijn. → Naast het vermijden van onzuiverheden in de input worden slakken ook voorkomen door een snelle onderdompeling om oxidatie te vermijden → Stockage van alle massieve metalen gebeurt droog. Zn-poeders worden droog bewaard om zelfontbranding te vermijden. Concentraten en secundaire oxiden worden enkel bevochtigd om stofvorming te voorkomen. → Om de ovens af te dichten wordt in de smelterij NH4-Cl toegevoegd om thermisch te isoleren en een O2-werende en goed afkrasbare laag te verkrijgen. Zn wordt van onder de kraslaag uitgepompt. De Zn-ovens en Fluo’s zijn maximaal gesloten om luchtinstroom te beperken → De zuurbalans/waterbalans in de zwavelzuurfabriek wordt sluitend gehouden zodat er geen specifieke H2SO4-purge nodig is. → Afvalwarmte wordt gerecupereerd in de productie van stoom. - Door de productie-uitbreiding en de hieraan gekoppelde verhoogde productie van zink(sulfaat)oplossing, zal er meer goethiet gevormd worden. De toekomstige productie van goethiet wordt geraamd op 82.500 ton/jaar met een DS-gehalte van 50 à 60%. Voorheen werd maximaal 75.000 ton/jaar aan goethiet geproduceerd met een DSgehalte van 30%. Er zal dus een toename zijn van de goethietproductie in ton, maar het te storten volume goethiet is lager dan vroeger door de verhoging van het DS-gehalte van het te storten materiaal. De bijkomend geproduceerde hoeveelheid goethiet kan dan ook verwerkt worden binnen de huidige (vergunde) stortcapaciteit van de monodeponie, m.a.w. de productie- uitbreiding vereist geen aanpassing / uitbreiding van de monodeponie. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat “overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen; waar dit niet gebeurt, moeten die stoffen nuttig worden toegepast of aangewend worden als secundaire grondstof of, wanneer dat technisch en economisch onmogelijk is, zodanig worden verwijderd dat milieueffecten worden voorkomen of beperkt”. - Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd voor het milieucompartiment afvalstoffen. c) Lucht & geur (geleide-, diffuse- atmosferische emissies, Benchmarking Convenant, …) Het Vlarem bevat voor het compartiment lucht zowel emissie- als immissiegrenswaarden voor verschillende parameters, alsook de manier waarop de metingen dienen te worden uitgevoerd en de periodiciteit. - Geleide emissies lucht
6 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
→
-
Elk emissiepunt is uitgerust met de vereiste gaszuiveringsapparatuur. De afzuiginstallaties worden voldoende ruim gedimensioneerd. Voor stofvormige emissies wordt altijd gewerkt met een zakkenfilter (=doekenfilters). Voor de stofvormige en gasvormige (SO2) emissies van de roostovens wordt in de zwavelzuurfabriek een meervoudige gaszuivering ingezet. Deze behelst in eerste instantie een ontstoffing en zuivering met scrubbers en elektrofilters, een additionele kwikzuivering, gevolgd door een droge zuivering. Na deze zuiveringen ondergaat het SO2 een katalytische oxidatie en wordt het gas als zwavelzuur geabsorbeerd. Tijdens deze zuiveringsstappen wordt ook het stikstofoxide grotendeels verwijderd. → De continue bemonstering van de zakkenfilters en de opvolging ervan door het online beschikbaar stellen van deze data is geïmplementeerd. Hierdoor is sneller ingrijpen bij scheuren mogelijk. → De processen op de site zijn zodanig ontworpen dat dioxinevorming vermeden wordt. Diffuse emissies lucht Om de diffuse emissies te beperken, worden bij Nyrstar de volgende maatregelen getroffen: → Vrachtwagens worden gereinigd met een wasinstallatie en gaan eventueel doorheen de 'carwash' bij het ertsenplein. Dit wordt gedaan om meesleep van slijk naar de (openbare) weg te vermijden. → De wegen op het fabrieksterrein worden periodiek gereinigd. Daarbij krijgt de omgeving van het ertsenplein steeds prioriteit. Er wordt eveneens op toegezien dat de wegen vochtig zijn om stofopwaai te vermijden bij lange droge periodes. → Er is een overdekt ertsenplein voor de stockage van de concentraten. De aanvoer ervan gebeurt in gesloten treinwagons, waarbij de concentraten worden gelost in een afgesloten losstation. Vervolgens worden deze in een gesloten transportband naar het ertsenplein gevoerd. Enkele kleinere partijen goederen worden in logettes aan de buitenzijde van het ertsenplein gestockeerd. Deze logettes zijn op enkele na ruimtes met één vrije opening. De stoffen die hier opgeslagen worden, zijn steeds nietstofferige, plakkerige substanties. In periodes van langdurig ongunstig weer worden deze logettes met water besprenkeld. → In het ertsenplein is de voordeur een snelsluitende poort die steeds gesloten is om tocht doorheen de hangar te vermijden. → Alle vervoer van stofferige en andere materialen gebeurt steeds met aangepaste, source-specifieke transportmodi. Zo worden de krassen (ZnO) van de smelterij in 'spoetniks' (volledig gesloten bakken) vervoerd. → Vrijliggende oppervlakken waren bedekt met een laag gravel, grind of vegetatie waardoor stofopwaai vermeden werd. Naar aanleiding van de bodemsaneringen bevinden zich wel nog enkele niet-aangevulde oppervlaktes op het fabrieksterrein. In functie van de beschikbaarheid van aanvulgrond zullen ook deze oppervlaktes terug bedekt worden. → Het oudste gedeelte van de goethietstortplaats is volledig afgedekt, waardoor geen goethietstof kan opwaaien. Dagelijks wordt de toestand van de bekkens gecontroleerd o.a. op stofvorming. Indien de weersomstandigheden ongunstig zijn, wordt water gesproeid op de bekkens. → (Tussen-)stockage gebeurt in afgesloten silo's met specifieke continue doseringsapparatuur. Daarbij wordt ook de valhoogte van poeders in de logerij beperkt en een begeleidende leiding voorzien die ervoor zorgt dat de poeders dichtbij de vortex in de vloeistof belanden. Hierdoor wordt een directe menging met het water verkregen en stofopwaai vermeden. → Daar waar haalbaar bevinden installaties en operaties zich binnen gesloten gebouwen. → Het volledige roostproces en ook de smeltovens worden continu op een onderdrukregime gehouden, hierdoor wordt steeds enige lucht naar binnen gezogen en worden diffuse emissies vermeden.
7 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
→ →
-
-
Netheid en housekeeping zijn opgenomen in de jaardoelstellingen. De ovens zijn zoveel mogelijk afgedicht, de toevoeropeningen worden adequaat afgezogen. Op plaatsen waar de ovens geopend worden (afkrassen bij het smelten, schoonmaken pijpen stoomketels) is afzuiging voorzien voor eventuele rook. Daarbij worden alle ovens op onderdruk gehouden, op deze manier zal bij de opening van een luik of een lek steeds lucht in de oven worden gezogen en zal dus geen emissie ongecontroleerd plaatsvinden. Deze onderdruk wordt bewerkstelligd door het apart afzuigen van alle installaties met behulp van zakkenfilters. De roostovens werken met een continue voeding, hierdoor is een nauwe afdichting goed mogelijk. Waar ertsen ingezet worden in kuipen in de logerij, zijn de reactoren afgedicht. Daarbij wordt hier eveneens gewerkt met een continue voeding wat een goede afdichting toelaat. Voorzieningen zijn getroffen om een snelle onderdompeling van de ertsen in het bad te bewerkstelligen. In de bijzondere voorwaarden is opgelegd dat elke opslag van stuivende stoffen dient te gebeuren in silo’s, onder een overkapping of in volledig gesloten bergplaatsen. Naast de hierboven reeds vermelde maatregelen worden de volgende preventieve voorzieningen getroffen overeenkomstig de GPBV-checklist: → Voor de opslag van LPG-gas is er bij vulling een terugvoer naar het laadvoertuig voorzien. → Recuperatie van SO2 in waterabsorptie wordt toegepast bij de roostovens via de zwavelzuurfabrieken Kontakt 11 en 12. Uitbreiding → Aangezien bij de uitbreiding de processen en de installaties ongewijzigd blijven, zal ook de aard van de geëmitteerde stoffen die aanwezig zijn in de verschillende afgassen en de productieprocessen en die aan de oorsprong liggen van de emissies, niet wijzigen. De luchtemissies, afkomstig van de roosterij/zwavelzuurproductie, branders voor verwarming etc. worden niet beïnvloed door de geplande productieuitbreiding. De emissies van de smeltovens (omsmelting kathodisch zink) nemen evenmin toe. De omsmeltactiviteiten worden in Balen afgebouwd om tegen eind 2010 maximaal ondergebracht te worden in de exploitatiezetel te Overpelt. De massastroom van de geëmitteerde stoffen (sulfaat en zink) wijzigt voor wat betreft de emissies van de koeltorens. Onderstaande tabel toont een overzicht van de huidige en de geplande emissies van de koeltorens. De gegevens zijn gebaseerd op metingen die in 2008 werden uitgevoerd door VITO bij een productiecapaciteit van 251.000 ton en zijn bepaald aan de hand van lineaire extrapolatie van de emissiegegevens. Zink (ton/jaar) Sulfaat (ton/jaar) Huidig Toekomst Huidig Toekomst Atmosferische 1,82 2,00 2,79 3,00 koelers zuivering (Limburg) Atmosferische 5,07 5,56 25,17 27,60 koelers hallen 1/ 4 (Antwerpen) Totaal 6,89 7,56 27,96 30,60 → Uit bovenstaande tabel blijkt dat de geplande productietoename zal leiden tot een emissietoename van 0,67 ton/jaar aan zink en 2,64 ton/jaar aan sulfaat. → De toename aan zinkemissies kan leiden tot een toename aan immissieconcentraties en uitval in de omgeving. Echter werd aan de hand van dispersieberekeningen aangetoond dat een toename aan zinkemissie van 1,116 ton/jaar (wat hoger is dan de verwachte emissietoename) geen impact heeft op de concentratiebijdrage en slechts een verwaarloosbare impact op de uitvalbijdragen. De toename aan sulfaatemissies kan bijdragen tot verzurende depositie in de omgeving. Echter werd uit dispersieberekeningen afgeleid dat de verzurende depositie nagenoeg volledig toe
8 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
te schrijven valt aan emissies van zwaveloxiden. Rekening houdend met de beperkte toename aan sulfaatemissies en de stagnerende emissies aan zwaveloxiden zal de geplande uitbreiding niet resulteren in een wijziging van de bijdrage tot de verzurende depositie in de omgeving. → In 2008 is een studie bezorgd waarin de haalbaarheid van een stofnorm van 5 mg/Nm³ werd onderzocht. Deze studie was het gevolg van de tussentijdse GPBVevaluatie in 2007. Uitgezonderd voor de kraszift kon voor alle geleide emissiepunten aan de norm van 5 mg/Nm³ reeds voldaan worden. In ons advies AMV/A/08/4187 stelden wij voor om die norm van 5 mg/Nm³ op te leggen. Voor de krasziftinstallatie stelden we een termijn van 2 jaar voor, waarna ook deze norm van toepassing zou worden. De periode van 2 jaar is nu gepasseerd en er wordt bijgevolg in het algemeen een stofnorm van 5 mg/Nm³ voorgesteld voor alle geleide emissiepunten. d) Geluid en trillingen - In de BREF worden de volgende geluidsreducerende technieken aangehaald: → verplaatsen van lawaaierige machines; → frequentie van het geluid veranderen; → isoleren, bv. door inkapseling met geluidsabsorberende materialen, van geluidsintensieve (onderdelen van) installaties; → voorzien van geluidsschermen, dijken e.d. rond de installaties. - Geluidsintensieve installaties zijn ingekapseld; dit geldt ondermeer voor de ventilatoren en reddlers in de roosterij. - Voor geluid en trillingen dient voldaan te worden aan de voorwaarden en geluidsrichtwaarden van Vlarem II. Overschrijdingen van deze richtwaarden kunnen op basis van artikel 4.5.4.1§2 en artikel 4.5.4.1§3 van Vlarem II aangepakt worden met behulp van een saneringsplan. De Vlarem-normen zijn voldoende streng en bijgevolg worden geen bijzondere voorwaarde opgelegd. - Voor de uitbreiding worden geen bijkomende immisierelevante geluidsbronnen voorzien. e) Energie (energieverbruik, thermisch-, elektrisch-, beperking, …) - Het is een energie-intensieve inrichting. De exploitant is op 26 september 2003 voor de site te Balen toegetreden tot Benchmarkingconvenant over energie-efficientie in de industrie (Vl. Reg. 29 november 2002) voor een looptijd tot 31 december 2012. In 2004 werd door een extern bureau (GfE) in dit kader een energiestudie uitgevoerd op basis van de gegevens gepubliceerd door Brook-Hunt. Hieruit bleek dat Nyrstar Balen zich bij de absolute wereldtop bevindt qua energie-efficiëntie. Zelfs rekening houdend met de verwachte autonome ontwikkeling van de wereldtop zal Nyrstar Balen in 2012 nog steeds tot de wereldtop behoren. Op 14 augustus 2007, na oprichting van Nyrstar, werd door Nyrstar Belgium nv een nieuwe toetreding gevraagd tot voormeld convenant. Als onderdeel van het convenant werd op 28 juni 2004 een energieplan van de 1e ronde opgesteld. Een energieplan van de 2e ronde werd opgesteld op 10 juli 2008 en vervolgens voorgelegd aan het VBBV. In hun schrijven van 16 oktober 2008 werd dit 2e energieplan door VBBV goedgekeurd. Een verhoging van de productiecapaciteit is opgenomen in het energieplan van de 2e ronde (§ 3.4.2.: 277 kton/jaar in 2010 en 278 kton/jaar in 2012). Ook de impact op het energieverbruik werd hierbij beschreven. - Er werd gesteld dat zowel het verbruik in absolute waarden als het specifieke energieverbruik zal toenemen door: → de verhoging van de stroomdichtheden in de elektrolyse; → bijkomende inzet van secundaire grond stoffen (MZD). De verwerking van deze zinkoxiden is energetisch ongunstiger dan de verwerking van ZnS-rijke ertsen. - In de loop der jaren werden tal van maatregelen genomen met een gunstig effect op het netto energieverbruik: → Energiezorg/good housekeeping: – nieuwe efficiëntere gelijkrichter (2003); – nieuwe pomp ketelwater van de roosterij (2003);
9 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
f)
– luchtkoeling busbars in de elektrolyse (2003); – vervangingsinvesteringen met efficiëntere machines (> 2004). → Energiemaatregelen in het proces: – vervanging katalysator in contact 12 (2003); – vervanging anodes door vlakke anodes (2007 - 2010): De vervanging van de oude geribde anodes door nieuwe vlakke anodes is gradueel doorgevoerd vanaf 15 januari 2007 en werd begin 2010 volledig uitgevoerd. Deze maatregel zal een gunstig effect hebben op het primair energieverbruik. Het is mede door deze efficiëntieverhoging dat een verhoging van de productiecapaciteit mogelijk is. → Energiemaatregelen utilities/gebouwen – verbouwing hoofdgebouw met ventilatie met warmterecuperatie en hoogrendementsglas (2007); → Strategische projecten – sluiting cadmiumraffinage (2002); – sluiting flotatie (2002); – Het gebruik van vlakke anodes in plaats van geribde heeft een positief effect op 2 vlakken. Enerzijds verlaagt dit de benodigde spanning over de cellen, anderzijds verhogen ze het Faradayisch stroomrendement. - Het primair energieverbruik zal dus toenemen, voornamelijk door de aanleg van een hogere stroomdichtheid in de Electrolyse. Het specifiek energieverbruik, dit is het primair energieverbruik/ton Zn, zal door de uitbreiding nagenoeg niet toenemen. - Leidingen met vloeistoffen of gassen op temperatuur worden geïsoleerd (stoomleidingen). Kuipen voor warme hydrometallurgische operatics worden eveneens geïsoleerd. Bij de ovens op de site wordt continu verder gezocht naar een optimale isolatietoestand. De stoom wordt geleverd door de roostovens, 2 Wanson-stookketels zijn aanwezig om stoom te leveren indien de roostovens niet werken. De branders worden jaarlijks nagekeken en om de twee jaar worden de stoomketels inwendig gekeurd. Op basis van "de regels van goed vakmanschap" dient bij de huidige werkingscondities (deminwater, temperatuur, onverzadigd, ...) geen controle te gebeuren van de buizen van het stoomnet. Wel is het volledige, stoomnet geïsoleerd. - De uitvoering van het energieplan wordt jaarlijks opgevolgd en vastgelegd in monitoringverslagen die voorgelegd worden aan het Verificatiebureau Benchmarking (VBBV). Grondstoffenverbruik - Materiaalstromen worden nauwkeurig in kaart gebracht. Dit begint bij een doorgedreven bemonstering en analyse van de geleverde grondstoffen. Maar ook eind- en tussenproducten worden grondig ontleed. Met deze gegevens worden materiaalbalansen opgemaakt en wordt de efficiëntie van de processen voortdurend gecontroleerd en bijgestuurd. - De procesvoering is telkens aangepast aan de specifieke werking van Nyrstar. Doordat de smelter niet meer gebonden is aan een bepaalde mijn, is het noodzakelijk dat het proces voldoende flexibel is om verschillende concentraten te kunnen verwerken. Daarbij wordt ook een aanzienlijke hoeveelheid (20%) secundaire grondstof verwerkt, het aandeel hiervan zal in de toekomst verder toenemen. Wel worden er specificaties/randvoorwaarden opgelegd aan de ertsen, hierbij wordt o.a. gelet op het gehalte aan ijzer om de hoeveelheid goethiet te beperken. Voor andere aankopen (vb. reagentia, diensten, magazijnmateriaal, …) zijn er eveneens specifieke randvoorwaarden vastgelegd inzake aard, verpakking, behandeling, te volgen procedures, clausules, … (zie ISO 9001). - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat “alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen, met name door toepassing van de beste beschikbare technieken”. Om deze BBT te bepalen wordt o.a. het volgende punt in aanmerking genomen: “de toepassing van minder gevaarlijke stoffen”.
10 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd voor het milieucompartiment grondstoffenverbruik. g) Water - Alle proceswaters (= waters die sterk beladen zijn met zuren en met metalen) worden fysisch-chemisch behandeld met kalkmelk en een vlokmiddel in de waterzuiveringsinstallatie. Dit zorgt voor precipitatie van sulfaten en opgeloste metalen. Een lozingspunt is niet aanwezig op de site Balen; het water loopt na zuivering over in het interne, gesloten koelcircuit van de fabriek en wordt zo hergebruikt. Hergebruik van dit water is mogelijk voor koeltoepassingen en eventueel de aanmaak van kalkmelk. De rioleringen op de site beschikken over olieafscheiders die regelmatig gereinigd worden. Het interne watersysteem kan met (automatische en manuele) schotten worden afgesloten van de koelvijver, op deze manier wordt in geval van een calamiteit vermeden dat vanuit het koelwatercircuit contaminanten in de koelvijvers zouden terechtkomen. - Bij het laden van zwavelzuur in schepen worden de scherpste voorzieningen getroffen om lekken te vermijden: → De laaddarmen worden halfjaarlijks gekeurd en jaarlijks vervangen. → Er zijn noodstoppen aanwezig, een afstandsbediening ook op het schip voor het stopzetten van het laden, opvangbakken voor zuur, afsluiters. → Daarbij is er een continue pH-meting aan het kanaal om eventuele lekken meteen te detecteren. - De volgende maatregelen worden in de inrichting overeenkomstig de GPBV-checklists ondermeer getroffen: → Er worden droge processen gebruikt voor het reinigen van de rookgassen in plaats van natte, behalve in de natte gaswassing in de roosterij die geplaatst is na een droge wassectie. De oplossingen van de natte gaswasser worden in het proces hergebruikt. → Veel van de operaties vinden plaats in gebouwen om verontreiniging van hemelwater te voorkomen. Er bestaan onderhouds- en kuisprogramma’s. De wegen en pleinen worden gereinigd. → Jaarlijks wordt een waterbalans opgemaakt, die alle waterstromen gekwantificeerd in kaart brengt. Dit is de basis voor mogelijke verbeteringen. Er wordt continu op toegezien dat de waterbalans sluitend blijft zodat de exploitant een nullozer blijft. → Alle koelwater bevindt zich in een intern circuit van vijvers en kanalen op de site, deze zijn gescheiden van gecontamineerde stromen die naar de waterzuivering geleid worden. De volledige flowsheet is maximaal geïntegreerd ook op het vlak van waterstromen. Zo wordt uitgeputte en gemorste elektrolytoplossing van de hallen teruggevoerd naar de logerij, proceswaters na zuivering naar het koelwatersysteem. Als SO2-scrubber werd het concept van de ZnO-scrubber ontwikkeld, hierdoor kan de wasvloeistof onmiddellijk terug in het proces ingezet worden. → Om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen, worden de stofferige grondstoffen niet in open lucht opgeslagen. De uitgevoerde bodemsaneringen hebben ook tot doel om deposities door heropwaaiing van verontreinigd stof tot een minimum te beperken. → De spuien van de hydrometallurgie blijven in het proces. → Zwakzuurstromen worden hergebruikt ondermeer in de roosterij en logerij. → Waterzuivering is uitgerust met een automatische dosering van reagentia op basis van continue meting van procesparameters. Een controle gebeurt via een plc/geïntegreerd systeem in de controlekamer en m.b.v. periodieke analyses. T, pH, Zn en debiet worden online opgevolgd. - In het kader van de bodemsanering en meer specifiek de grondwatersanering zal de waterzuiveringsinstallatie herbekeken worden. -
11 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Qua waterhuishouding wijzigt niets aan de vergunde situatie. De productie-uitbreiding vereist immers geen toename van het grondwaterdebiet, noch het lozen van afvalwater. Nyrstar Balen blijft een nullozer. h) Bodem - De opslag van gevaarlijke producten moet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 5.17 van Vlarem II. Hierin worden de nodige maatregelen voorgeschreven om verontreiniging van de bodem te voorkomen, zoals dubbelwandige bovengrondse houders met lekdetectie of enkelwandige houders in inkuipingen. Vaste stoffen, die gevaarlijk zijn omwille van de concentratie aan uitloogbare stoffen van bijlage 2B en/of van bijlage 7 van Titel I van het Vlarem, dienen overeenkomstig artikel 5.17.1.13 te worden opgeslagen op een vloeistofdichte ondergrond, voorzien van een opvangsysteem voor het mogelijk verontreinigde hemelwater. Zeer giftige en giftige producten, voor zelfontbranding vatbare producten, producten die met water brandbare gassen ontwikkelen en ontplofbare producten dienen opgeslagen te worden in een lokaal of onder een afdak op een ondoordringbare vloer. - De laad- en losplaatsen voor tankwagens dient conform artikel 5.17.1.17 van Vlarem II voldoende draagkrachtig en vloeistofdicht te zijn. - Opslagtanks zijn volgens de exploitant conform de voorschriften van Vlarem II. Chemische producten worden eveneens conform Vlarem II opgeslagen met lekbakken of in dubbelwandige recipiënten. In de BREF 'Emissions from storage' (06.2006), zijn deze BBT. - Er zijn geen ondergrondse opslagtanks aanwezig op de site. - Grondstoffen, afvalstoffen en tussenproducten worden veelal opgeslagen in gesloten ruimtes op gebetonneerde oppervlakken. Het ertsenplein voor de opslag van inputmateriaal is gesloten. De productie-installaties worden steeds voorzien van een aangepaste vloerbedekking, zoals vb. een zuurvaste inkuiping voor hydrometallurgische processen of gietstalen tegels voor pyrometallurgische processen. - Er wordt gebruikgemaakt van afgedichte systemen voor leveren en opslag van stoffige materialen. Dit gebeurt ondermeer bij opslag zinkpoeder en roostgoed naar de logerij. De opslag van met olie verontreinigd materiaal gebeurt overdekt. In de smis, Centrale werkplaats en garages zijn er recipiënten voor de opslag van doeken, vijlsel, draaispanen, absorptiekorrels, … Voor het transport wordt gewerkt met specifieke afdekwagons, vrachtwagens, containers, … Er is een carwash voorzien voor het uitwendig reinigen van de voertuigen. - De leidingen die elektrolytoplossing van de logerij naar de elektrolysehallen versturen, worden aan beide uiteinden met debietmeters continu bewaakt. Indien een lek wordt gedetecteerd valt de pomp onmiddellijk stil waardoor de druk wegvalt, daarbij zijn ook voorzieningen getroffen opdat niet de volledige leiding kan leeglopen. Hiervoor worden de leidingen in lussen opgehangen, zodat enkel het hangende stuk met de lek leegloopt. - De geplande productie-uitbreiding heeft geen bijkomende opslag van gevaarlijke stoffen tot gevolg. De uitbreiding van de jaarproductie heeft enkel een verhoging van de aangewende producten in het proces (doorstroom) tot gevolg. Bij de uitbreiding worden er geen bijkomende risicoactiviteiten geïntroduceerd en zal de geplande uitbreiding geen bijkomende risicobijdrage hebben tot bodem- en grondwaterverontreiniging. i) Preventie tegen ongevallen - Artikel 8 §1 van Vlarem I stelt: “De exploitant van een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid bepaald in bijlage 6, delen 1 en 2, gevoegd bij dit besluit, moet, vooraleer over te gaan tot een vergunningsaanvraag, een veiligheidsrapport indienen. In dit veiligheidsrapport toont hij de volgende zaken aan: → Er wordt een beleid gevoerd ter preventie van zware ongevallen en er is een veiligheidsbeheerssysteem voor het uitvoeren daarvan, overeenkomstig de punten, genoemd in bijlage 5, deel 1, gevoegd bij dit besluit. -
12 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
→
-
-
-
-
-
De gevaren van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en de nodige maatregelen zijn getroffen om ze te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken. → Het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle met de werking samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting zijn voldoende veilig en betrouwbaar. → De nodige gegevens werden verstrekt voor de opstelling van het externe noodplan om bij een zwaar ongeval de nodige maatregelen te kunnen treffen. → Er wordt gegarandeerd dat de bevoegde overheden voldoende zullen worden geïnformeerd, zodat ze besluiten kunnen nemen over nieuwe activiteiten of over ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen.” De inrichting is een hogedrempel-Seveso-inrichting, waarop deze bepalingen van toepassing zijn. Een Omgevingsveiligheidsrapport (OVR) werd opgemaakt in 2005 en aangevuld met een bijkomende veiligheidsnota in 2010.De conclusies van deze nota zijn: → De 10-5-contour is gelegen binnen de terreingrens → De 10-6-contour overschrijdt de terreingrens en bereikt de overkant van het kanaal, maar bereikt de omliggende woonzones niet. → De kwetsbare locaties zijn gelegen in Wezel. Wezel lift volledig buiten de 10-9risicocontour, waardoor het risico lager ligt dan 10-7. → De berekening geeft aan dat er geen fN-curve bestaat voor de fabriek van Nyrstar Balen. Het risico voor slachtoffers is gelegen beneden 10-12. Het risicobeeld van de onderneming voldoet bijgevolg aan de risicocriteria zoals gehanteerd in de code van goede praktijken aangaande Seveso-inrichtingen. De maatregelen voorgesteld in de vlinderdassen bij het OVR zijn opgelegd als een bijzondere voorwaarde. In alle processen worden alle belangrijke parameters continu gemeten en geregistreerd in een processturingssysteem. Aan deze metingen zijn alarmniveaus verbonden. Voor alle nieuwe installaties wordt vanaf de ontwerpfase een risicoanalyse gemaakt en worden eventueel aanpassingen gemaakt om de restrisico’s van het definitieve ontwerp zo laag mogelijk te houden. Installaties worden degelijk onderhouden. Hiertoe worden korte of langdurige stilstanden ingelast, afhankelijk van apparaat tot apparaat. Een adequate structuur van de onderhoudswerkhuizen werd uitgewerkt en in de laatste jaren geïmplementeerd om onderhoud zo nauw mogelijk te laten aansluiten op de productie. Er is een proactief installatiebeheerssysteem, hierin wordt veel aandacht besteed aan preventief onderhoud en inspectieplannen. Er is speciale software ontwikkeld om componenten die kritisch zijn voor kwaliteit, milieu of veiligheid op te volgen en tijdig te inspecteren. Via procedures en onderhoudsprogramma’s wordt gezorgd dat al deze handelingen op de meest efficiënte en doeltreffende wijze gebeuren. Dit heeft sinds de start van dit programma gezorgd voor een toename van de beschikbaarheid van de installaties, sterke daling van de storingen en de kosten. Binnen de onderhoudsprocedures wordt ook gelet op milieuaspecten (i.h.b. lekken en geluid). Permanente optimalisatie van het onderhoudsgebeuren blijft doorgaan. De dienst Opleiding evalueert jaarlijks de opleidingsnoden en organiseert in overleg met de managers de nodige cursussen. Speciale aandacht gaat uit naar nieuwe werknemers en tijdelijke werknemers. Het milieuaspect wordt geïntegreerd in alle beroepsopleidingen. De bekwaamheden worden geïnventariseerd in “trainingsroosters” die jaarlijks geüpdate worden. De werkinstructies/-procedures belichten telkens ook de milieuaspecten van een bepaalde taak. In het hoofdstuk 5.17 van Vlarem II zijn een aantal voorzieningen opgenomen als sectorale voorwaarde die aangegeven worden als BBT. Dit betreft o.a:
13 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
→
Op houders met gevaarlijke producten dient de productnaam en inhoudshoeveelheid aangeduid te zijn. Voor verplaatsbare recipiënten dient de naam van het product en de hoofdeigenschap aangebracht te worden. → De nodige voorzorgsmaatregelen dienen getroffen te worden om te vermijden dat producten met elkaar in contact komen waarbij: – gevaarlijke chemische reacties kunnen plaatsvinden; – producten met elkaar kunnen reageren onder vorming van schadelijke of gevaarlijke gassen en dampen; – producten samen ontploffingen en/of branden kunnen veroorzaken. → Deze worden toegepast. - Overeenkomstig artikel 5.17.1.6 moeten ten opzichte van bovengrondse compartimenten voor producten met een bepaalde hoofdeigenschap minimale scheidingsafstanden worden gerespecteerd zoals aangegeven in bijlage 5.17.1. - Artikel 22 van het milieuvergunningendecreet stelt daarenboven: “De exploitant van een inrichting is verplicht de milieuvoorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning moet hij steeds de nodige maatregelen treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en, om bij ongeval de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden.” j) Preventieve maatregelen tegen verontreiniging - Historische vervuiling is in het kader van de bodemsaneringsprojecten in kaart gebracht. Ook is een groot deel van de site reeds gesaneerd. Daarbij heeft Nyrstar een convenant gesloten met de overheid waarin het engagement aangegaan wordt om de historische verontreiniging tot in de verre omgeving van de sites aan te pakken. - De implementatie van een milieuzorgsysteem (ISO 14001 tegen eind 2006) en de toepassing van de vigerende milieuwetgeving, moeten ervoor zorgen dat nieuwe verontreinigingen tot een minimum worden beperkt. Het oordeelkundig ontwerpen van nieuwe installaties, het onderhouden van de bestaande installaties en de verwijdering van ondergrondse leidingen met procesoplossingen dragen bij tot het voorkomen van nieuwe verontreiniging. - Toegepaste maatregelen zijn ondermeer: → De productie-installaties worden steeds voorzien van een aangepaste vloerbedekking, zoals vb. een zuurvaste inkuiping voor hydrometallurgische processen of gietstalen tegels voor pyrometallurgische processen. Een extra inkuiping wordt voorzien bij de gelijkrichters van de elektrolysehallen om het morsen bij herstellingswerken op te vangen. → De leidingen die elektrolytoplossing van de logerij naar de elektrolysehallen versturen worden aan beide uiteinden met debietmeters continu bewaakt. Indien een lek wordt gedetecteerd, valt de pomp onmiddellijk stil waardoor de druk wegvalt, daarbij zijn ook voorzieningen getroffen opdat niet de volledige leiding kan leeglopen. Hiervoor worden de leidingen in lussen opgehangen, zodat enkel het hangende stuk met de lek leegloopt. → Voor de inkuiping wordt gewerkt met een programma om deze lekdicht te maken en te houden. - Preventieve maatregelen tegen verontreiniging zijn ook reeds terug te vinden in de voorgaande secties. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat “alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen, met name door toepassing van de beste beschikbare technieken”. k) Maatregelen bij abnormale bedrijfsomstandigheden - In de milieuaspectenanalyse van de verschillende processen is er telkens aandacht besteed aan andere dan normale bedrijfsomstandigheden, indien relevant voor de betrokken installatie. Dit betreft voorziene momenten (opstart en stilleggen, onderhoud, …) alsook onvoorziene gebeurtenissen. Telkens werden voor alle omstandigheden
14 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
l)
(normaal, abnormaal voorzien, abnormaal onvoorzien) procedures en instructies opgemaakt die o.a. inhouden hoe men met de milieuaspecten dient om te gaan. Zo werden eveneens een aantal kritieke scenario’s in kaart gebracht en werden hiervoor instructies opgesteld. - Nyrstar Balen beschikt over een noodplanning op basis van ongevalscenario’s. Ook een OVR en SWA-VR werden opgesteld waarin al deze veiligheidsaspecten m.b.t. andere dan normale bedrijfsomstandigheden werden bestudeerd. Een interventiedossier werd opgemaakt en wordt regelmatig herzien, interventieprocedures zijn voorhanden en worden regelmatig herzien, een eerste en een tweede interventieploeg werd opgericht en wordt regelmatig getraind, er werden ontruimingsverantwoordelijken aangesteld en er zijn jaarlijkse evacuatieoefeningen. - Qua opleiding en training worden trainingsroosters en competentiematrices opgesteld; hierbij gaat veel aandacht naar omgaan met abnormale omstandigheden en het kennen en kunnen van de desbetreffende procedures en instructies. Daarbij zijn er eveneens noodprocedure-oefeningen met simulaties van brand, pH-overschrijding bij het koelwater, etc. - Indien een (bijna) ongeval heeft plaatsgevonden of een andere abnormale situatie, zal er afhankelijk van de ernstgraad een feitenboom opgesteld worden. Na deze oorzakenanalyse worden vervolgens maatregelen getroffen. Maatregelen bij stopzetting - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat “bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen”. - Naast artikel 43ter in Vlarem I zijn er tevens de algemene voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar het buiten gebruik stellen van installaties (afdeling 4.1.6). - De exploitant voorziet concreet zelf reeds de volgende maatregelen bij een te voorziene, volledige buitengebruikstelling van een installatie (of het volledige bedrijf): → De opslagterreinen en de installaties zullen worden leeggemaakt en alle aanwezige grondstoffen (en tussenproducten) verkocht. Afvalstoffen worden verwijderd via dezelfde wegen als nu. → Opslagtanks van vloeibare producten en gassen zullen worden leeggemaakt en gereinigd. → Wegen en opslagplaatsen zullen worden gereinigd. → Opvangbakken van zakkenfilters worden leeggemaakt en de zakken worden uit de filters gehaald en afgevoerd naar erkende verwerkers. → Installaties en gebouwen moeten worden gereinigd, en eventueel afgebroken. → Nog resterende historisch vervuilde bodem en eventueel grondwater dienen gesaneerd te worden. - Uit het onderzoek blijkt dat de in de lopende vergunningen opgelegde voorwaarden mits bijkomend opnemen van de bijzondere voorwaarde rond stof volstaan om te kunnen voldoen aan de bepalingen van artikel 5 van de EG-Richtlijn 96/61/EG - In bijlage D4 van de vergunningsaanvraag wordt in het rubriekenoverzicht in kolom 1 aangegeven dat de vergunde rubrieken 2.2.i en 2.2.g gelijk zijn aan de rubrieken 2.2.5.b.2°, 2.2.5.e.2° en 2.2.5.f.2°. De rubriek 2.2.5 staat voor de opslag en fysischchemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van de afvalstoffen. Er wordt op gewezen dat de overeenstemmende rubriek ten tijde van het verlenen van de vergunning hiervoor 2.2.f was en niet de vergunde rubrieken 2.2.i en 2.2.g. Er kan bijgevolg niet zomaar gesteld worden dat deze activiteiten als dusdanig vergund zijn waarbij rubriek 2.2.5 van toepassing is. - Er wordt ook op gewezen dat in Provincie Limburg ook een vergunningsaanvraag lopende is voor de uitbreiding van de productie tot 285.000 ton. De productie-installaties bevinden zich namelijk op het grondgebied van de beide provincies;
15 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG), bevoegd voor het Toezicht Volksgezondheid (ToVo); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 20 december 2010: 1. Emissies/immissies: a) Aangezien de processen en de installaties ongewijzigd blijven, zal ook de aard van de geëmitteerde stoffen die aanwezig zijn in de verschillende afgassen niet wijzigen. De luchtemissies, afkomstig van de roosterij, zwavelzuurproductie, smeltoven en branders voor verwarming worden niet beïnvloed door de geplande productie-uitbreiding. b) De massastroom van de geëmitteerde stoffen sulfaat en zink wijzigt voor wat betreft de emissies van de koeltorens die ingezet worden voor het koelen van zink(sulfaat)oplossing (zowel bij de zuivering als bij de elektrolyse). De geplande productietoename zal leiden tot een emissietoename van 0,67 ton/jaar zink (tot 7,56 ton/jaar zink) en 2,64 ton/jaar sulfaat (tot 30,60 ton/jaar sulfaat). c) De toename aan zinkemissies kan leiden tot een toename aan immissieconcentraties en uitval in de omgeving. Volgens dispersieberekeningen zou een toename van 1,116 ton/jaar (wat hoger is dan de verwachte emissietoename) geen impact hebben op de concentratiebijdragen en slechts een verwaarloosbare impact op de uitvalbijdragen (toename van 1 à 2 µg/m²). d) De toename aan sulfaatemissies kan bijdragen tot verzurende depositie in de omgeving. Volgens dispersieberekeningen zou de verzurende depositie toe te schrijven zijn aan emissies van zwaveloxiden. Rekening houdende met beperkte toename aan sulfaatemissies en de stagnerende emissies aan zwaveloxides zal de geplande uitbreiding niet resulteren in een wijziging van de bijdrage tot verzurende depositie in de omgeving. e) De maatregelen om diffuse emissies te beperken, blijven van toepassing. f) Van de heer Roger Palmans van Nyrstar werd volgende bijkomende informatie verkregen: De zink(sulfaat)oplossing die gekoeld wordt in de koeltoren, is een gezuiverde oplossing waaruit alle andere metalen maximaal verwijderd zijn. Eventuele restgehaltes aan andere metalen zijn verwaarloosbaar (maximaal 1/10.000 van het gehalte aan zink in de oplossingen). 2. Verontreiniging van bodem/grondwater en oppervlaktewater: a) De processen, installaties en maximale opslaghoeveelheden blijven ongewijzigd. De geplande uitbreiding geeft geen aanleiding tot wijziging aan de huidige waterhuishouding. b) Door de productie-uitbreiding en de hieraan gekoppelde verhoogde productie van zink(sulfaat)oplossing zal er meer goethiet gevormd worden, welke verwerkt kan worden binnen de huidige (vergunde) stortcapaciteit van de monodeponie. 3. Stofhinder: a) Van de heer Roger Palmans van Nyrstar werd volgende bijkomende informatie verkregen: De koeltorens gebruikt voor het koelen van de zink(sulfaat)oplossing zijn technisch en qua werking identiek aan ‘klassieke’ koeltorens gebruikt voor het koelen van water. Door het feit dat de te koelen oplossing zink en sulfaat bevatten, zijn deze componenten dan ook terug te vinden in de waterdamp die de koeltorens verlaat. In 2008 werden door VITO metingen uitgevoerd m.b.t. de emissies van de koeltorens. Uit deze metingen bleek o.a. dat de damp geen (meetbare) stofdeeltjes bevatte. Daar zink en sulfaat als zeer kleine partikels in oplossing geëmitteerd worden, zou (worstcase) de emissie van zink + sulfaat wel kunnen worden beschouwd als een emissie van fijn stof. Uit onderzoek uitgevoerd in Vlaanderen is immers o.a. gebleken dat fijn stof een bepaalde hoeveelheid secundaire anionische fracties - waaronder sulfaat(verbindingen) - bevat. Op basis van de begrote zink- en sulfaatemissies (zie nota evaluatie MER-plicht) kan de fijnstofemissie van de koeltorens dan geraamd worden op 33,8 ton/jaar (huidige situatie) en 35,5 ton/jaar (geplande situatie).
16 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Aan de hand van dispersieberekeningen is in het MER van 2008 aangetoond dat een toename van de fijnstofemissies met 18,819 ton/jaar geen impact heeft op de concentratiebijdragen aan fijn stof in de omgeving. Daar nu wordt vooropgesteld dat de toename van de fijnstofemissies beduidend lager is dan aangenomen in het MER van 2008, kunnen dan ook de conclusies van het MER zonder meer aangehouden blijven. b) Zoals gesteld zou men – ter beoordeling van gezondheidseffecten – de sulfaatemissie van de koeltorens kunnen beschouwen als een emissie van fijn stof. Uit voorgaande blijkt dat de toename van de sulfaatemissies geen impact heeft op de concentratiebijdragen aan fijn stof in de omgeving m.a.w. geen aanleiding geeft tot een toename van het fijnstofgehalte in de omgeving. Tevens dient hierbij opgemerkt te worden dat wetenschappelijk onderzoek lijkt aan te geven dat de (secundaire) anionische fracties van fijn stof zoals deze voorkomen in de omgevingslucht, een verwaarloosbare bijdrage leveren tot de nadelige effecten die geassocieerd zijn met fijn stof. Algemeen wordt immers aangenomen dat elementaire koolstof (roet) de meest schadelijke component van fijn stof is. Geluidshinder: a) Er worden geen bijkomende, immissierelevante geluidsbronnen voorzien. Nieuwe installaties die voorzien worden in het kader van de optimalisatie van bestaande installaties (pompen e.d.) hebben geen impact op het totale, specifieke geluid van de inrichting zoals aangetoond in het MER van 2008. b) Volledigheidshalve wordt ook opgemerkt dat door het uitvoeren van verschillende maatregelen en het uit dienst nemen van bepaalde installaties, het specifieke geluidsniveau van de inrichting de afgelopen jaren is afgenomen. Verkeersoverlast: Het transport van en naar de inrichting zal evenredig met de productie-uitbreiding toenemen. De impact van de uitbreiding van het transport werd geëvalueerd in het MER van 2008 en als verwaarloosbaar beschouwd. Veiligheidsproblemen: Ten gevolge van de productie-uitbreiding zullen de aard en hoeveelheid Seveso-stoffen die on site aanwezig zijn, niet wijzigen. De conclusies uit het bestaande OVR blijven onverminderd gelden. Het globale risicobeeld van de onderneming verandert, als gevolg van een extra propaantank ter hoogte van de ontwateringshal aan het flotatiebekken, maar slechts intern dus binnen de grenzen van het bedrijfsterrein. De bijkomende propaantank heeft geen invloed op het extern mensrisico. Dit wil zeggen dat het extern mensrisico noch het groepsrisico verandert. Er zijn als gevolg van de uitbreidingen geen 10-5-, 10-6- of 10-7-contouren vastgesteld die de terreingrenzen overschrijden. Op dit moment zijn er noch in de wetenschappelijke literatuur, noch in dit dossier gegevens beschikbaar die toelaten in te schatten in welke mate de blootstelling aan sulfaatemissies aanwezig in de damp geëmitteerd door de atmosferische koelers significante gezondheidseffecten kan veroorzaken bij de omwonenden. De omsmeltactiviteiten in Balen worden afgebouwd om tegen eind 2010 maximaal ondergebracht te worden binnen de vestiging van Nyrstar Belgium te Overpelt. Ons advies is gunstig omdat de risico’s voor de mens en het milieu aanvaardbaar zijn; -
4.
5.
6.
7.
8.
Gelet op het gunstig advies d.d. 26 november 2010 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer (VMM) (kenmerk JR/ME/AELT/P/34733/10/426); op volgende elementen uit dit advies: 1. De milieuvergunningsaanvraag van het bedrijf Nyrstar Belgium te Balen voor het veranderen van een bestaande vergunde inrichting kan gunstig geadviseerd worden. 2. De aanvraag betreft een non-ferrobedrijf, meer bepaald een inrichting voor de productie van zink (zinkkorrels, zinkblokken, vloeibaar zink) op basis van zinkconcentraten, zinkpoeder en
17 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
3.
4.
5.
6.
7.
8.
secundaire zinkhoudende materialen. De geplande verandering houdt een uitbreiding van de zinkproductie in, namelijk van 260.000 ton naar 285.000 ton op jaarbasis. De geplande productie-uitbreiding zal worden gerealiseerd door debottlenecking van de bestaande installaties, een maximale benutting van de Roosterij en een hogere stroomdichtheid en efficiëntie in de Elektrolyse. Er zal ook een verhoogde hoeveelheid secundaire oxidische grondstoffen en zinkpoeder worden ingezet. De productieprocessen in de verschillende procesafdelingen – Roosterij, Logerij, Zuivering, Elektrolyse en Omsmelting – blijven ongewijzigd; de aard en samenstelling van de emissiestromen zal dan ook niet wijzigen. De productie-uitbreiding zal enkel een verhoging van de emissie aan de koelers - ingezet voor het koelen van de zink(sulfaat)oplossing - van de Zuivering en de Elektrolyse veroorzaken. De emissies aan de Roosterij/zwavelzuurproductie, de Omsmelting en de stoomketels worden maximaal beperkt door de aanwezigheid van de vereiste gaszuiveringapparatuur – zakkenfilter, scrubber, elektrofilter, zwavelzuurproductie – en zullen niet wijzigen. Diffuse/fugitieve emissies worden beperkt door o.m. de onderdruk aan het roostproces en de smeltovens, de stockage van concentraten op een overdekt ertsenplein, het gesloten losstation en de gesloten transportbanden, de snelsluitende poorten, de verharding/afdekking van het terrein en de wegenis, het regelmatig reinigen/vegen van de wegen en de wielwasinstallatie. De waterdamp aan de koeltorens bevat – gelet op de hoge concentratie aan zink en sulfaat in de te koelen zink(sulfaat)oplossing – een hoeveelheid zink en sulfaat. Op basis van emissiemetingen werden de emissies bij de huidige (251.000 ton/jaar) productiecapaciteit in kaart gebracht; via extrapolatie konden de overeenkomstige emissies na uitbreiding worden ingeschat. De zinkemissie aan de koelers Zuivering en de koelers Elektrolysehallen zal toenemen (evenredig met de productietoename) van 6,89 ton tot 7,56 ton (d.i. +0,670 ton/jaar); de sulfaatemissie verhoogt van 27,96 ton tot 30,6 ton (d.i. +2,64 ton/jaar). Uit de opeenvolgende Milieujaarverslagen (2005-2008) mag blijken dat de totale zinkemissie gelegen is tussen 14 ton (2005) en 8,8 ton (2008) op jaarbasis; de emissieconcentratie aan de koelers bedraagt minder dan 0,5 mg zink/Nm³ in 2008. De verzurende uitstoot (SO2, NOX) bedroeg in 2008 grootteorde 1.150 ton SO2 en 47 ton NOX. De zinkemissie kan een impact hebben op de zinkconcentratie en de zinkdepositie in de omgeving; de sulfaatemissie draagt bij tot de verzurende emissies. De emissie aan de koelers (4) Zuivering geschiedt op een hoogte van 23 meter en met een debiet ca. 237.600 Nm³/uur per koeler en aan de koelers (10) Elektrolyse op een hoogte van 25,1 meter en met een debiet van ca. 425.500 Nm³/uur per koeler. Rekening houdende met de hoogte van de emissiepunten en de niet te verwaarlozen luchtdebieten is een goede verspreiding in de atmosfeer verzekerd. Op basis van dispersieberekeningen kon worden ingeschat dat de zinkimmissiebijdragen afkomstig van de uitbreiding als verwaarloosbaar kunnen worden geëvalueerd. Inzake verzurende immissiebijdragen zal de beperkte sulfaatuitstoot bezwaarlijk een relevante impact op de omgeving veroorzaken gelet op de aanzienlijke SO2- en NOX-uitstoot van het bedrijf. Gelet op voorgaande mag worden besloten dat de nodige maatregelen en voorzieningen aanwezig zijn om geleide, diffuse en fugitieve emissies maximaal te beperken en de inrichting met een voor de omgeving aanvaardbare hinder te kunnen uitbaten;
Gelet op het gunstig advies d.d. 21 december 2010 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Horen van partijen – Mevrouw A. Vos, milieucoördinator, wordt gehoord namens de exploitant. – De voorzitter verwijst naar het advies van de ToVo waarin wordt vermeld dat in 2008 een MER werd opgemaakt met als scope de hervergunning van de activiteiten in Balen, de uitbreiding van de zinkproductie van 260kton/jaar naar 285kton/jaar en de introductie van een lozingspunt tengevolge van de opstart van het bodemsaneringsproject. Dit MER werd volgens de ToVo echter niet goedgekeurd, hoofdzakelijk omwille van de tekortkomingen
18 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
–
inzake evaluatie van de directe en indirecte effecten verbonden aan het lozen van afvalwater. De voorzitter vraagt of het MER effectief niet werd goedgekeurd. • Mevrouw A. Vos stelt dat klopt wat in het advies van de ToVo staat. Het MER had ondermeer betrekking op een wijziging van de stortplaatsen en een bodemsaneringsproject. Ook destijds was het al de bedoeling om de volledige hervergunning op te nemen. Dit zal in een latere fase wel terugkomen, maar nu is de voorliggende uitbreiding daarvan losgekoppeld. Aangezien de gevraagde uitbreiding minimaal is, is er geen MER noodzakelijk. Ze verwijst hiervoor naar het schrijven van de dienst MER d.d. 30 juni 2010. De basisvergunning loopt nog tot 9 november 2015. • Mevrouw A. Vos merkt nog op dat er nu geen bijkomend lozingspunt wordt aangevraagd. Tot nu toe worden de proceswaters niet extern geloosd, er wordt gewerkt met verdamping. In combinatie de uitvoering van het bodemsaneringsproject zal er in de toekomst uiteindelijk wel extern geloosd worden. De voorzitter verwijst naar de door de AMV voorgestelde bijzondere voorwaarde, namelijk dat voor alle geleide emissiepunten een stofnorm van 5 mg/Nm³ geldt. • Mevrouw A. Vos verwijst zelf ook naar het advies van de AMV, meer bepaald op p.11: “In 2008 is een studie bezorgd waarin de haalbaarheid van een stofnorm van 5 mg/Nm³ werd onderzocht. Deze studie was het gevolg van de tussentijdse GPBV-evaluatie in 2007. Uitgezonderd voor de kraszift kon voor alle geleide emissiepunten aan de norm van 5 mg/Nm³ reeds voldaan worden. In ons advies AMV/A/08/4187 stelden wij voor om die norm van 5 mg/Nm³ op te leggen. Voor de kraszift installatie stelden we een termijn van 2 jaar voor, waarna ook deze norm van toepassing zou worden. De periode van 2 jaar is nu gepasseerd en er wordt bijgevolg in het algemeen een stofnorm van 5 mg/Nm³ voorgesteld voor alle geleide emissiepunten.” • Mevrouw A. Vos merkt vooreerst al op dat die periode van 2 jaar nog niet voorbij is omdat de beslissing van de deputatie zelf dateert van 14 januari 2010 (dossierkenmerk MLWV/09-34). De periode van 2 jaar loopt dus nog. • In de beslissing van de deputatie d.d. 14 januari 2010 is het volgende bepaald: “Voor de geleide emissiepunten van oven 4 en 6 van de smelterij en van de oven van de anodegieterij dient voor de parameter stof voldaan te worden aan een emissiegrenswaarde van 5 mg/Nm³. Binnen een termijn van 2 jaar na het wijzigen van de vergunningsvoorwaarden dient ook voor het geleide emissiepunt van de kraszift aan deze norm van 5 mg/Nm³ stof voldaan te worden.” • Mevrouw A. Vos wijst er op dat de exploitant de beperking van de stofnorm gelimiteerd wil zien tot de emissiepunten die in voormeld besluit zijn vermeld, namelijk oven 4 en 6 van de smelterij en de oven van de anodegieterij, met uitzondering van de kraszift. Het huidige voorstel van de AMV is immers in tegenspraak met de beslissing van de deputatie van 14 januari 2010. • De AMV reageert dat haar voorstel is ingegeven door de verplichte GPBV-evaluatie. • Mevrouw A. Vos benadrukt dat een stofnorm van 5 mg/Nm³ niet haalbaar is voor álle geleide emissiepunten. • De AMV verwijst opnieuw naar de GPBV-evaluatie en de aangenomen BREF’s voor deze GPBV-installatie en geeft mee dat zij in dat licht toch graag een norm voor álle geleide emissiepunten opgelegd wil zien. • Mevrouw A. Vos veronderstelt dat als geleid emissiepunt dan een schouw met een bepaalde diameter in aanmerking wordt genomen. Zij merkt op dat voor natte wassers de norm in Vlarem II momenteel op 150 mg/Nm³ ligt en naar 20 mg/Nm³ zal gaan. Op basis van metingen is een norm van 10 mg/Nm³ meer realistisch dan 5 mg/Nm³. Concreet gaat het hier om de schouwen van contact 11 en contact 12 van de zwavelzuurfabriek. • Naar aanleiding van het advies van de AMV stelt mevrouw A. Vos voor om de voorwaarde van de deputatiebeslissing MLWV/09-34 van 14 januari 2010 te behouden
19 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
2. 3.
4. 5. 6.
7. 8.
en daaraan toe te voegen dat voor de schouwen van contact 11 en contact 12 van de zwavelzuurfabriek een stofnorm van 10 mg/Nm³ geldt. • Ten slotte geeft mevrouw A. Vos nog mee dat de kraszift is aangesloten op een zakkenfilter, maar nog niet voldoet aan de norm. Omschrijving en rubrieken – De omschrijving en rubrieken van de aanvrager zijn correct en kunnen behouden blijven. Stedenbouwkundige verenigbaarheid – De inrichting is volgens het gewestplan Herentals-Mol gelegen in een industriegebied. Het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar is gunstig. De aanvraag is principieel in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestplan. Er werden in het verleden voor deze inrichting verschillende stedenbouwkundige vergunningen afgeleverd. De PMVC is van oordeel dat de inrichting principieel stedenbouwkundig verenigbaar is. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden geen bezwaren ingediend. Milieutechnische evaluatie – De PMVC volgt de gunstige adviezen. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. Termijn – De vergunning kan verleend worden voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015 met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden ‒ Industriële inrichtingen die luchtverontreiniging kunnen veroorzaken – algemene bepalingen: afdeling 5.20.1 ‒ Metalen: hoofdstuk 5.29 c. Bijzondere voorwaarden De AMV stelt de volgende bijzondere voorwaarde voor: “Voor alle geleide emissiepunten geldt een stofnorm van 5 mg/Nm3.” • De AMV licht in de zitting toe dat de vergunningverlenende overheid een strengere norm dan voorzien in Vlarem kan opleggen. Aangezien de zinksmelterij een GPBV-inrichting is, gelden hier ook Europese regels en dient tevens getoetst te worden aan de toepasselijke BREF’s. Bovendien merkt de AMV op dat de in 2007 gevraagde studie naar de haalbaarheid van een stofnorm van 5 mg/Nm³ reeds betrekking had op álle emissiepunten. De AMV verwijst hiervoor naar de bewoordingen in de deputatiebeslissing MLWV/09-34 d.d. 14 januari 2010. De exploitant had toen al kunnen melden dat er een probleem was. • Gelet op de deputatiebeslissing MLWV/09-34 d.d. 14 januari 2010, gelet op de argumentatie van de AMV en gelet op de toelichting van de vertegenwoordiger van de exploitant in de zitting, stelt de PMVC het volgende voor, namelijk: het opheffen van de beslissing MLWV/09-34 d.d. 14 januari 2010,
20 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
en opleggen van volgende bijzondere voorwaarde: “Voor alle geleide emissiepunten geldt binnen een periode van 2 jaar na vergunningsbeslissing een stofnorm van 5 mg/Nm³, met inbegrip van de schouwen van contact 11 en contact 12 van de zwavelzuurfabriek (natte wassers).” In de overwegingen van het besluit kan de exploitant er op gewezen worden dat hij ervoor dient te zorgen dat bij vervanging of werken aan de stoffilters de impact aan stofemissies naar de omgeving zo beperkt mogelijk wordt gehouden; -
•
Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Herentals-Mol, waarvoor de voorschriften voor industriegebied met aan overzijde van het kanaal woongebied en natuurgebied van toepassing zijn; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan worden verwezen naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat het besluit nr. MLWV/09-34 d.d. 14 januari 2010 niet dient te worden opgeheven; dat de bij voormeld besluit opgelegde bijzondere voorwaarde enkel dient te worden gewijzigd, zoals voorgesteld door de PMVC; Overwegende dat de exploitant ervoor dient te zorgen dat bij vervanging of werken aan de stoffilters, de impact aan stofemissies naar de omgeving zo beperkt mogelijk wordt gehouden; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 9 november 2015; B E S L U I T: ARTIKEL 1 - Voorwerp Aan de nv Nyrstar Belgium, gevestigd Zinkstraat 1 te 2490 Balen wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een metallurgisch bedrijf (zinksmelterij), gelegen te 2490 Balen, Zinkstraat 1, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 2B-1325/02x20, 2-B-1325/02a38, 2-B-1325/02w22 te veranderen door het uitbreiden van de productiecapaciteit voor zink met 25.000 ton per jaar tot 285.000 ton per jaar (20.2.5).
21 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Vlarem-rubricering: 20.2.5 ARTIKEL 2 – Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in artikel 4.2.1 e.v. van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: §1. Algemene: ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) §2. Sectorale: ‒ Industriële inrichtingen die luchtverontreiniging kunnen veroorzaken – algemene bepalingen: afdeling 5.20.1 ‒ Metalen: hoofdstuk 5.29 §3. Bijzondere: De bijzondere voorwaarde, opgelegd bij besluit met kenmerk MLWV/09-34 van 14 januari 2010: – “Voor de geleide emissiepunten van oven 4 en 6 van de smelterij en van de oven van de anodegieterij dient voor de parameter stof voldaan te worden aan een emissiegrenswaarde van 5 mg/Nm³. Binnen een termijn van 2 jaar na het wijzigen van de vergunningsvoorwaarden dient ook voor het geleide emissiepunt van de kraszift aan deze norm van 5 mg/Nm³ stof voldaan te worden.” wordt vervangen door de volgende bijzondere voorwaarde: – “Voor alle geleide emissiepunten geldt binnen een periode van 2 jaar na vergunningsbeslissing een stofnorm van 5 mg/Nm³, met inbegrip van de schouwen van contact 11 en contact 12 van de zwavelzuurfabriek (natte wassers).”
22 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link: http://www.provant.be/leefomgeving/milieu/milieuvergunningen/ reglementering/milieuvergunningende/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 9 november 2015, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning d.d. 13 april 1995. ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 -
23 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem.
24 / 25
MLAV1/1000000382 nv Nyrstar Belgium
Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 20 januari 2011. Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Bart De Nijn In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
Cathy Berx
25 / 25