Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0700000501/ES. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV EVONIK DEGUSSA ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, TIJSMANSTUNNEL WEST ZN, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen; Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 25 oktober 2007 ingediend door de nv Evonik Degussa Antwerpen, gevestigd Tijsmanstunnel West te 2040 Antwerpen, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een chemisch bedrijf, gelegen te 2040 Antwerpen, Tijsmanstunnel West zn, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 18-F-114c, 18-F-114d, 18-F-114g, 18F-114f, te veranderen door uitbreiding met een bijkomende warmtekrachtkoppelingsinstallatie van het STEG-type in de Utilities-eenheid (voormalige Energie-eenheid), omvattend: ‒ een gasturbine-/generatorinstallatie van 43,5 MWel (12.1.3) en 85 MWth (31.1.3 – 31.1.4 – 43.4) en een stoomturbine van 11,3 MWel (12.1.3) en een vermogen van 9,6 MW (39.5.1); ‒ 2 transformatoren van respectievelijk 45 MVA en 2 MVA (12.2.2); ‒ het samenpersen van aardgas en lucht in de gasturbine met een vermogen van 43 MW (16.3.2.3); ‒ 2 aardgasontspanningsstations van respectievelijk 10.100 Nm³/u en 12.200 Nm³/u (16.5); ‒ de opslag van 60 x 60 liter stikstof, 60 x 80 liter CO2 en 60 x 80 liter inergen (16.7.3); ‒ de opslag van 267 kg ammoniakwater (17.3.3.2.a), 400 kg antivriesmengsel (17.3.3.2.a), 867 kg (1.000 liter) diethylhydroxyamine (17.3.3.2.a – 17.3.5.1) en 500 kg trinatriumfosfaat (17.3.3.2.a); ‒ de opslag van 5x 200 liter afvalolie (17.3.6.2); ‒ een recuperatiestoomketel met bijstook van 50.000 liter (39.1.3) en 33 MWth (43.2.2 – 43.3 – 43.4); ‒ een ketel bij het gasreductiestation van 0,5 MWth (43.1.3 – 43.4); Gelet op het feit dat de aanvraag tevens de melding van klasse 3-inrichtingen betreft; dat volgende klasse 3-inrichtingen worden gemeld: ‒ 3 bijkomende transformatoren van respectievelijk 100 kVA, 2x 150 kVA (12.2.1); ‒ batterijen van respectievelijk 110.000 VAh, 19.200 VAh, 31.250 VAh en 2.400 VAh (12.3.1); ‒ 6 batterijladers van respectievelijk 2x 25 kW, 2x 3,6 kW, 1x 3,3 kW en 1x 0,3 kW (12.3.2);
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
‒ ‒ ‒ ‒
een bijkomende airco van 50 kW (16.3.1.1); de opslag van 10 x 200 liter oliën (17.3.7.1); de opslag van 500 kg chemicaliën in kleine verpakkingen (17.4); een warmtewisselaar van 120 liter (39.4.1);
Vlaremrubricering volgens aanvrager: 12.1.3 – 12.2.1 – 12.2.2 – 12.3.1 – 12.3.2 – 16.3.1.1 – 16.3.2.3 – 16.5 – 16.7.3 – 17.3.3.2.a – 17.3.5.1 – 17.3.6.2 – 17.3.7.1 – 17.4 – 31.1.3 – 31.1.4 – 39.1.3 – 39.4.1 – 39.5.1 – 43.1.3 – 43.2.2 – 43.3 – 43.4; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: - Besluit nr. MLAV1/01-423 dd. 4 april 2002 van de deputatie van Antwerpen houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een chemisch bedrijf met een termijn verstrijkend op 4 april 2022; - Aktename nr. MLVER/05-136 dd. 10 november 2005 door de deputatie van Antwerpen, m.b.t. de emissie van CO2 van een chemisch bedrijf, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022; – Aktename nr. MLVER/05-211 dd. 24 april 2006 door de deputatie van Antwerpen, m.b.t. het veranderen door uitbreiding van de energie-eenheid horende bij een chemisch bedrijf, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022; – Besluit nr. AMV/00004405/1085 dd. 11 april 2007 van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur houdende verlening van de afwijking van artikel 5.43.2.2.3, §2 en artikel 5.43.2.1.3 van titel II van Vlarem; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 25 oktober 2007; op het feit dat op datum van 8 november 2007 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het verslag van de informatievergadering, gehouden op 13 december 2007, zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlarem; dat hieruit blijkt dat er geen belangstellenden aanwezig waren waardoor de vergadering vroegtijdig werd geëindigd; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 20 december 2007 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 27 december 2007 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk AN2007/675/MD); op volgende elementen uit dit advies: 1. Dit chemisch bedrijf beschikt over milieuvergunningen die eindigen op 4 april 2022. 2. De huidige milieuvergunningsaanvraag heeft betrekking op de stoom- en elektriciteitsopwekking. Het bedrijf beschikt hiervoor over drie stoomketels en een warmtekrachtkoppelingseenheid (WKK-eenheid) die samen maximum 200 ton stoom kunnen leveren. 3. Om aan de toename van het stoomverbruik te kunnen beantwoorden en om meer bedrijfszekerheid te bieden, wordt een bijkomende WKK-eenheid gebouwd. Het warmtevermogen van de thermische installaties voor stoom- en/of elektriciteitsproductie op de site zal daardoor toenemen van 238 MW tot 356 MW. 4. Voor deze inrichting werd een milieueffectenrapport (MER) opgesteld vermits het thermisch vermogen van de WKK-installatie groter is dan 300 MW. Volgens de besluiten van de MER zijn de emissies van NOx en CO beperkt. Er is geen overschrijding van de luchtkwaliteitdoelstellingen op lokaal niveau en op landelijk niveau is er
2 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
5. 6.
7.
zelfs een lichte daling voor NOx, SO2 en CO2 daar er minder elektriciteit van de centrales wordt afgenomen. De impact van het project op de waterkwaliteit van de Schelde is zeer beperkt. Het specifieke geluid van de WKK-eenheid zal geen relevante impact hebben op het omgevingsgeluid en zal geen aanleiding geven tot geluidshinder in het nabijgelegen woongebied Lillo. De conclusie is dat het project in alle opzichten haalbaar is voor het milieu. De milieu-impact van het project is aanvaardbaar en er worden met uitzondering van de disciplines fauna en flora en mens (in verband met de verlichting van de nieuwe installatie) geen milderende maatregelen voorgesteld;
Gelet op het gunstig advies dd. 10 december 2007 van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) (kenmerk AMV/A/07/3383); op volgende elementen uit dit advies: 1. Om te kunnen beantwoorden aan de verwachte toename van stoomverbruik en om meer bedrijfszekerheid te hebben wordt er een tweede WKK-eenheid voorzien op het bedrijfsterrein van Evonik Degussa Antwerpen (verder EDA genoemd). Het saldo van de elektriciteitsproductie van de 2 WKK’s (ca. 60%) zal via het interne netwerk aan het Elia transportnet geleverd worden. De 3 bestaande stoomketels met een capaciteit van respectievelijk 2x 40 ton stoom en 1x 25 ton stoom blijven in dienst als back-upketels waarbij de bestaande ketels van elk 40 t/u worden in warme back-up gehouden worden met een aardgasverbruik van 350 Nm³/uur/ketel. 2. De nieuwe WKK-eenheid bestaat uit: a) een aardgasgestookte gasturbine met een thermisch vermogen van 85 MWth welke een alternator met een vermogen van aandrijft. Opmerking: 43,5 MWel is het kenplaatvermogen van de alternator doch de effectieve elektriciteitsproductie via deze alternator zal lager zijn en in het MER is hiervoor 32 MWel vermeld). b) een recuperatieketel die stoom op 64 bar levert. Deze ketel is voorzien van een brander met een thermisch vermogen van 33 MWth. Als brandstof gebruikt men restgas van de productieeenheden (enkel koolstofhoudende C4-gassen) aangevuld met aardgas indien de hoeveelheid restgas onvoldoende is. De recuperatieketel bestaat uit 3 delen: - een “economizer” waar de rookgassen verder afgekoeld worden; door het voorverwarmen van het voedingswater; - een verdamper; - een oververhitter. c) een tegendruk stoomturbine waarin 64 bar stoom wordt ontspannen tot een drukniveau van 23 bar en die een stroomgenerator van 11,3 MWel aandrijft. De stoomturbine is ontworpen voor een stoomproductie van 160 ton/h. De maximale stoomproductie van de nieuwe WKK zal ca. 85 ton/u bedragen (bij een druk van 64 bar) en het totale thermische vermogen bedraagt ca. 118 MWth. De nieuwe WKK wordt gebouwd op een braakliggend terreingedeelte op het blok D4, ten westen van de bestaande WKK-eenheid. Door de bouw van de nieuwe WKK zal er een bijkomend emissiepunt ontstaan met een diameter van 5 m en een hoogte van 30 meter. De verbrandingsgassen worden geloosd met een debiet van ca. 320.000 Nm³/u bij een temperatuur van 130°C. 3. Zoals reeds vermeld zullen er in de WKK doorgaans gelijktijdig 2 gasvormige brandstoffen (aardgas en restgassen van de Oxeno-eenheid) verbrand worden. De restgassen van de Oxenoeenheid bevatten hoofdzakelijk C3- en C4- KWS en daarnaast ook nog een gedeelte waterstof en stikstof. De samenstelling van het restgas kan wijzigen zodat de energie-inhoud van dit gas ook geen constant gegeven is. Ook het restgasdebiet naar de recuperatieketel kan
3 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
schommelen. Voor de toepassing van de mengregel vermeld in art. 5.43.3.1 §5 van VLAREM II heeft men een aantal gegevens nodig zoals het aardgasdebiet, het restgasdebiet en de warmteinhoud van het restgas. De van toepassing zijnde NOx–emissiewaarde kan dan bepaald worden uitgaande van een NOx-waarde van 50 mg/Nm³ voor aardgas en 75 mg/Nm³ voor de restgassen. Er wordt voorgesteld dat de exploitant voor de ingebruikname van de installatie zelf een voorstel indient m.b.t. de concrete toepassing van de mengregel zoals de werkwijze, de voorzieningen en de controles van de gebruikte gegevens. Voor de parameter CO bedraagt de VLAREM-emissiegrenswaarde 100 mg/Nm³ en voor de parameter SO2 is dit 12 mg/Nm³. Het totaal warmtevermogen van de installatie bedraagt 118 MW en doordat er ook gebruik gemaakt wordt van een andere brandstof dan aardgas zijn er continue metingen vereist voor NOx, SO2 en stof. 4. In verhouding met een klassieke stookinstallatie op aardgas produceert een gasturbine een veel hoger debiet aan rookgassen per eenheid ingezette brandstof en is de NOx-emissiewaarde lager dan bij een klassieke stookinstallatie (bij aardgas < 50 mg/Nm³). Dit heeft tot gevolg dat een verdere vermindering van de NOx-emissie via SCR of SNCR een hoge kostprijs heeft per kg verwijderde NOx waardoor deze technieken niet als BBT beschouwd worden. 5. Het ketelvoedingswater van de nieuwe WKK zal voor 90% uit condensaten van EDA bestaan en de overige 10% wordt geleverd door de demineralisatie-eenheid van EDA. Het stoomcondensaat wordt over een condensaatreiniging geleid voor hergebruik. 6. Ten behoeve van de nieuwe WKK wordt er een aardgasontspanningsstation voorzien met een capaciteit van 12.200 Nm³/u. De ontspanning van het aardgas gaat gepaard met een afkoeling van dit gas en daarom wordt dit gas opgewarmd met warm water dat aangemaakt wordt met lage druk stoom of in uitzonderlijke gevallen via een warmwaterketel met een warmtevermogen van 0,5 MW. Deze ketel werkt op aardgas en beschikt over een eigen schouw. Doordat de geproduceerde warmte maximaal omgezet wordt naar stoomproductie kan het koelvermogen beperkt worden. Er is een gesloten koelcircuit voorzien dat gekoeld wordt door middel van lucht. 7. Het totaal jaarlijks energiegebruik van de nieuwe WKK bedraagt meer dan 0,1 PJ en de vergunningsaanvraag bevat een energiestudie, uitgevoerd door Laborelec en een gewijzigd monitoringprotocol dat op 22 oktober 2007 goedgekeurd werd door het Verificatiebureau Benchmarking. 8. In de energiestudie is voor de totale installatie van EDA (2 WKK’s m.i.v. de stoomturbine) een elektrisch rendement van 34,3% bepaald en een thermisch rendement van 50,8 %. De “Overall efficiëntie” bedraagt 85,3% en is hoger dan de vooropgestelde 80% uit de Europese richtlijnen. De Relatieve Primaire Energiebesparing ten opzichte van gescheiden opwekking van stoom en elektriciteit bedraagt 18,1% wat ruim hoger is dan de 10% vermeld in de Europese richtlijn. 9. Er wordt een opslag voorzien van smeeroliën, afvalolie en een aantal toevoegproducten zoals antivries. Deze opslag zal in het magazijn gebeuren boven lekbakken. De gevraagde opslag van gassen heeft enkel betrekking op gassen van de groep 4. 10. Aangezien de geproduceerde stoom gebruikt wordt ten behoeve van de productie-installaties van EDA wordt voorgesteld om de vergunningstermijn van de nieuwe installatie te koppelen aan de eindtermijn van de overige installaties van EDA, namelijk 4 april 2022. 11. Via een schrijven van 12 november 2007 werd er een advies gevraagd aan het agentschap voor Natuur en Bos. Op datum van dit verslag is er dienaangaande nog geen advies ontvangen. 12. Belangrijkste conclusies van het MER met code PRMER0214 –GK: Door de bijkomende WKK-eenheid neemt het warmtevermogen van de thermische installaties voor stoom en/of elektriciteitsproductie toe van 238 MWth tot 356 MWth. “Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt” zijn onderworpen aan de MER-plicht. Als referentiesituatie wordt er rekening gehouden met de emissies naar lucht van de 3 bestaande stoomketels en de bestaande WKK. De geplande situatie is de toestand van het
4 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
studiegebied na realisatie van de WKK-eenheid waarbij de 3 stoomketels enkel nog als back-up gebruikt worden. a) Discipline bodem en grondwater: - De WKK-eenheid wordt gebouwd op een braakliggend terreingedeelte waarop nog geen industriële activiteiten werden uitgeoefend en uit de resultaten van boringen en analyses blijkt dat er geen bodem- of grondwaterverontreiniging aanwezig is. - Tijdens de exploitatie zijn de mogelijke effecten op bodem en grondwater hoofdzakelijk te relateren aan lekken bij de opslag van producten. Er worden voldoende preventieve maatregelen voorzien om verontreiniging te voorkomen en in het MER worden er geen milderende maatregelen voorgesteld. b) Discipline Water: Het afvalwater afkomstig van de nieuwe WKK-eenheid bestaat uit ketelspui en afvalwater afkomstig van de regeneratie van de bestaande demineralisatie-eenheid. In de referentiesituatie bedraagt de totale afvalwaterlozing van EDA in de Schelde 202,3 m³/ u en na de ingebruikname van de nieuwe WKK zal dit toenemen tot max. 203 m³/u. De belangrijkste parameters in het afvalwater van de WKK zijn de mineralen uit het leidingwater afkomstig van het AWW-net, Na+ en Cl- chloriden afkomstig van de regeneratieproducten en chemicaliën in de ketelspui zoals ammonium, fosfaat en natrium. Uit tabel 8.2.8 en 8.2.9 van het MER blijkt dat de gemiddelde bijdrage ten opzicht van de gemeten concentraties in de Schelde voor zowel de bijdrage van de stoomketels en de 2 WKK’s als de bijdrage van de volledige vestiging van EDA verwaarloosbaar is. Er worden dan ook geen milderende maatregelen voorgesteld in het MER. c) Discipline Lucht: - Gezien er geen tetrabuteen wordt gestookt in de bestaande stoomketels of in de recuperatieketel van de nieuwe WKK worden in het MER enkel de parameters NOx en CO als relevante polluenten beschouwd. - In de nieuwe WKK wordt er gebruik gemaakt van aardgas (gasturbine) en restgas (recuperatieketel). Titel II van Vlarem vermeldt voor nieuwe installaties van meer dan 50 MW voor de parameter NOx een emissiegrenswaarde van 50 mg/Nm³ bij gebruik van aardgas en 75 mg/Nm³ bij het gebruik van andere gasvormige brandstoffen. In het MER is er als “worst case” situatie een beoordeling uitgevoerd met 75 mg/Nm³ voor de parameter NOx en bij toepassing van de mengregel een NOx-waarde van 57 mg/Nm³ in een normale situatie. - Voor de volledige site van EDA is er in het MER voor de referentiesituatie een emissievracht bepaald van 535.433 kg/j voor de parameter NOx en 226.016 kg/j voor de parameter CO. In de geplande situatie wordt dit 670.995 kg/j (of 719.228 kg/j in worst case situatie) voor de parameter NOx en 500.031 kg/j voor de parameter CO. Hierbij is er met een COemissiewaarde van 100 mg/Nm³ (worst case) gerekend voor de nieuwe WKK, voor de bestaande WKK bedraagt de CO-emissiewaarde 48 mg/Nm³. - Via tabel 8.3.13 is voor het geplande project de evolutie nagegaan van de emissiebalans op Vlaams niveau rekening houdende dat er 364.300 MWh aan klassieke elektriciteitsproductie verdrongen wordt door elektriciteitsproductie via de nieuwe WKK. Hieruit blijkt dat door de nieuwe WKK de NOx-vracht op Vlaams niveau vermindert met 227,6 t/j doch dat de CO-vracht verhoogt met 227,4 t/j. Ook voor de parameters SO2 en CO2 is er een daling op Vlaams niveau. - De evolutie van de immissiebijdrage voor NO2 en NOx zijn bepaald in 2 situaties, nl. met een waarde van 57 mg/Nm³ en 75 mg/Nm³ voor NOx. Ter hoogte van de woongebieden in de omgeving bedraagt de jaargemiddelde immissiebijdrage voor de parameter NO2 steeds minder dan 1% van zowel de actuele luchtkwaliteit als van de luchtkwaliteitdoelstelling in de worst case benadering.
5 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
De bijdragen van de 98- en 99,79 percentielwaarde voor de parameter NO2 ter hoogte van de woongebieden blijven in de worst case situatie lager dan 10% van zowel de actuele luchtkwaliteit als van de kwaliteitdoelstelling. - Door de grotere schoorsteenhoogte en het hogere afgasdebiet is in het dichtstbijzijnde woongebied (Lillo Fort) de immissiebijdrage in de geplande situatie zelfs lager dan in de referentiesituatie. Voor de parameter NOx bedraagt de bijdrage ter hoogte van de natuurgebieden in de omgeving van de geplande situatie ( bij een NOx-waarde van 57 mg/Nm³) nog maximum 1% van de kwaliteitsdoelstelling. - Voor de parameter CO is er wel een stijging van de immissiebijdrage doch de bijdrage tot zowel de actuele luchtkwaliteit als de kwaliteitsdoelstelling blijft ook in de geplande situatie lager dan 1% ter hoogte van de meest nabijgelegen woon- en natuurgebieden. Ook de bijdrage van de verzurende depositie ter hoogte van zowel het Galgeschoor als ter hoogte van de Kuifeend bedraagt minder dan 1% van de totale verzurende depositie in het gebied. Samenvattend kan gesteld worden dat de impact van het project op de luchtkwaliteit in het gebied in zijn globaliteit als niet significant dient beoordeeld te worden. In het MER is nagegaan of de toepassing van SNCR of SCR haalbaar is in het kader van de realisatie van de NEC - emissieplafonds. In het NEC reductieprogramma voor Vlaanderen wordt 6.600 €/ton verwijderde NOx als een haalbare marginale kost beschouwd. De berekende kost bij toepassing van SNCR bedraagt voor een NOx-emissiegrenswaarde van 57 mg/Nm³ 48.450 €/t NOx voor SNCR en 118.900 €/t NOx voor SCR wat 7 resp. 18 maal meer is dan de haalbare marginale kost. d) Discipline Geluid en Trillingen: - Voor de bepaling van het oorspronkelijke omgevingsgeluid wordt gesteund op de meetresultaten van de meest recente immissiecampagne uitgevoerd in 2003 door nv SGS Belgium. Deze metingen werden uitgevoerd in 3 meetpunten. De beoordeling van het oorspronkelijke omgevingsgeluid is gebeurd in 2 beoordelingspunten. Het beoordelingspunt 1 (BP1) is gelegen in zuidwestelijke richting ter hoogte van de woonkern Lillo op 200 m afstand van de perceelsgrens van EDA en het beoordelingspunt 2 (BP2) is gelegen in noordoostelijke richting in het Kanaaldok op 200 m afstand van de perceelsgrens van EDA. - In BP1 overschrijdt het omgevingsgeluid de van toepassing zijnde milieukwaliteitsnorm in de week tijdens de dag, avond en nachtperiode en enkel tijdens het weekend gedurende de dag wordt er voldaan aan de milieukwaliteitsnorm. In BP2 voldoet het omgevingsgeluid steeds aan de milieukwaliteitsnorm. Voor de bepaling van het specifieke geluid van de nieuwe WKK-eenheid wordt gesteund op de gegevens van de leverancier van de installatie en op de gegevens en berekeningen van de geluidsstudie van nv SGS Belgium uitgevoerd in november 2006. Het totale geluidsniveau van de nieuwe WKK bedraagt 111 dB(A). Het berekende specifieke geluid van de WKK-eenheid bedraagt 37,2 dB(A) in BP1, 32,2 dB(A) in BP2 en 32 dB(A) in het Galgeschoor. Ten opzichte van de Vlarem-grenswaarde is het specifiek geluid van de nieuwe WKK 5,8 dB(A) lager in BP1 en 17,8 dB(A) in BP2 gedurende de nacht en voldoet bijgevolg van de geluidsnorm. - Op basis van de situatie in 2005 verhoogt het totaal specifiek geluid van alle nieuwe inrichtingen van EDA in BP1 met 0,8 dB(A) tot 44,7 dB(A), met 0,1 dB(A) tot 48,9 dB(A) in BP2 en met 0,8 dB(A) tot 39,6 dB(A) in het Galgeschoor. In de referentiesituatie is er in BP1 reeds een lichte overschrijding van 0,9 dB(A) in de referentiesituatie. Volgens het MER is deze overschrijding te wijten aan de dakbronnen van de Methionine-1 eenheid doch ondertussen zijn een aantal deelinstallaties van Methionine 1 stilgelegd en is de geluidsemissie van de Methionine productie gevoelig gedaald, wat blijkt uit metingen uitgevoerd in 2006.
6 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
Er wordt besloten dat het berekende specifiek geluid van de WKK-eenheid geen relevante impact heeft op het specifiek geluid van de nieuwe inrichtingen van EDA. e) Discipline Fauna en Flora, Mens : Aangezien de bijkomende WKK-eenheid gelegen is in de omgeving van: - EG-Habitatrichtlijngebied “BE 2300006 Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent”; - EG-Vogelrichtlijngebied “BE 2301336 Schorren en polders van de benedenschelde” kan het project voor een verstoring binnen deze Europese beschermingsgebieden zorgen. Het MER bevat een passende beoordeling cf. artikel 36 ter van het Natuurdecreet. Op basis van effectbeschrijving- en beoordeling en op basis van de passende beoordeling kan er aangenomen worden dat er geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het GEN-gebied Slikken en Schorren langsheen de Schelde en het Gen-gebied de Kuifeend zal aangericht worden. Als milderende maatregel wordt aanbevolen om enkel ter hoogte van de plaatsen waar verlichting noodzakelijk is voor verkeers- en arbeidsveiligheid, een verlichting te voorzien. f) Het project heeft ook geen relevante impact op de gezondheid of het welzijn van omwonenden en er worden voor dit punt dan ook geen milderende maatregelen voorgesteld. 13. Volgens het begeleidend schrijven bij de vergunningsaanvraag is met ingang van 12 september 2007 de benaming “nv Degussa Antwerpen” gewijzigd in “nv Evonik Degussa Antwerpen. De vergunningsaanvraag is ontvangen op 25 oktober 2007 zodat voorgesteld wordt om de vergunning te verlenen op naam van Evonik Degussa Antwerpen. Het feit dat het MER nog werd opgesteld op naam van Degussa Antwerpen vormt hiervoor geen belemmering. 14. GPBV-evaluatie: De check-lijst omvat diverse technieken waaronder ook voor stookinstallaties op steenkool, bruinkool, biomassa en turf, dieselmoren en coverbranding. Enkel de relevante technieken voor een WKK op aardgas zijn hierna behandeld. a) Een doelmatig en doeltreffend milieuzorgsysteem: Het bedrijf is ISO 14001 en ISO 9001 gecertificeerd en elke productieafdeling beschikt over een eigen certificaat. Er wordt een geïntegreerd VKM-systeem toegepast( Veiligheid, Kwaliteit en Milieu). Het bedrijf beschikt over een eigen bedrijfslabo en kan zelf emissiemetingen uitvoeren zodat er een goede opvolging mogelijk is van de emissies naar Lucht en Water. In november 2007 werd er een decretale milieu-audit uitgevoerd. b) Thermische efficiëntie: minimaliseren van warmteverliezen: verliezen door rookgassen, voorverwarmen voedingswater e.d.: - In de energiestudie is voor de totale installatie van EDA (2 WKK’s m.i.v. de stoomturbine) een elektrisch rendement van 34,3% bepaald en een thermisch rendement van 50,8 %. De “Overall efficiëntie” bedraagt 85,3% en is hoger dan de vooropgestelde 80% uit de Europese richtlijnen. De Relatieve Primaire Energiebesparing ten opzichte van gescheiden opwekking van stoom en elektriciteit bedraagt 18,1% wat ruim hoger is dan de 10% vermeld in de Europese richtlijn. - Er wordt stoom geproduceerd op 64 bar doch voor de proces installaties is er slechts stoom vereist op een max. druk van 22 bar. De 64 bar stoom wordt ontspannen over een turbine welke een generator van 11 MWel aandrijft. - De recuperatieketel bevat ook een “economizer waar de rookgassen die de recuperatieketel verlaten verder afgekoeld worden door het voorverwarmen van het voedingswater en de condensaten, wat het globale rendement van de installatie verhoogt. - Nog voor de economizer bevindt er zich een warmtewisselaar waarin het inkomende condensaatwater verwarmd wordt via de uitgaande condensaten. c) Hergebruik condenswater: - Het ketelvoedingswater van de nieuwe WKK-eenheid bestaat voor 90% uit condensaten. De overige 10% wordt geleverd door de bestaande demineralisatie-eenheid van EDA.
7 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
Om roestvorming te voorkomen in de leidingen wordt er een ontgasser voorzien om de condensaten te ontluchten tot een zuurstofgehalte van 10 ppb en slechts in uitzonderlijke gevallen wordt er gebruik gemaakt van een chemische ontluchting via het product diethylhydroxylamine. Hierdoor verbetert ook het recuperatie-percentage van het condenswater. Beperking van CO-vorming: optimalisatie van het verbrandingsproces en optimaal ontwerp en onderhoud van de installatie: Er wordt gebruik gemaakt van een Dry Low NOx gasturbine en dit systeem beperkt ook de CO-emissie. Bij gebruik van aardgas: lekdetectiesysteem: Rond de gasturbine worden er gasdetectoren geplaatst. Bij gebruik van aardgas: energie recupereren uit het onder druk gezette gas d.m.v. expansieturbines. Het aardgas wordt contractueel aangeleverd op een druk tussen 40 en 80 bar doch in praktijk op een druk van ca. 50 bar. Het gas wordt ontspannen tot een druk van 36 bar t.b.v. de gasturbine en deze drukval is te beperkt om op een economische wijze een expansietubine te installeren. Een bijkomend probleem is dat de druk van het aangevoerde gas sterk kan schommelen ( 40 tot 80 bar) en dat het technisch moeilijk is om een expansieturbine binnen deze ruime marge te laten werken. Indien industrieel gas, zoals raffinaderijgas of hoogovengas wordt gebruikt: gebruik van doekenfilters ter reductie van de stofemissies. Het restgas van de Oxeno-eenheid geeft bij verbranding geen stofvorming zodat het gebruik van doekenfilters hier niet zinvol is. Bij gebruik van gasturbines: dry low NOx: standaard techniek voor nieuwe gasturbines. Dit wordt toegepast. Bij gebruik van gasturbines: gebruik van SCR bij bestaande installaties of op nieuwe waar dry low NOx niet aan de vereiste kwaliteitseisen voor NOx kan voldoen. - Er zal voldaan worden aan de van toepassing zijnde NOx-norm. - In het MER is nagegaan of de toepassing van SNCR of SCR haalbaar is in het kader van de realisatie van de NEC - emissieplafonds. In het NEC reductieprogramma voor Vlaanderen wordt 6.600 €/ton verwijderde NOx als een haalbare marginale kost beschouwd. De berekende kost bij toepassing van SNCR bedraagt voor een NOx-emissiegrenswaarde van 57 mg/Nm³ 48.450 €/t NOx voor SNCR en 118.900 €/t NOx voor SCR wat 7 resp. 18 maal meer is dan de haalbare marginale kost. Gas: verbrandingsproducten en bijproducten: nuttig (her)gebruik bij nieuwe en bestaande installaties. - In de recuperatieketel wordt de warmte-inhoud van de rookgassen van de gasturbine gebruikt voor de aanmaak van stoom. - Het energierijke restgas van de Oxeno-eenheid wordt nuttig gebruikt als brandstof voor de recuperatieketel; -
d)
e) f)
g)
h) i)
j)
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); Gelet op het gunstig advies dd. 18 december 2007 van de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) (kenmerk 1L3E); op volgende elementen uit dit advies: 1. Nv Evonik Degussa Antwerpen valt onder het toepassingsgebied van het Besluit Energieplanning, dat de omzetting inhoudt van de bepalingen van de Europese IPPC-richtlijn m.b.t. de energie-efficiëntie. Wij gaan er dan ook van uit dat nv Evonik Degussa Antwerpen op doelmatige wijze energie gebruikt indien het voldoet aan de bepalingen van het Besluit Energieplanning.
8 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
2.
3. 4.
Art. 9 van dat Besluit Energieplanning voegt aan Vlarem I, Hoofdstuk 3, Art. 5 een paragraaf 8 toe die voor nv Evonik Degussa Antwerpen de verplichtingen met zich meebrengt om bij de milieuvergunningsaanvraag voor nieuwe installaties een energiestudie te voegen. De energiestudie voor de nieuwe WKK werd uitgevoerd door Laborelec cv. De voorgestelde installatie voldoet aan de BBT met een overall efficiëntie van 85,3%. Bijgevolg kunnen wij een positief advies geven voor de milieuvergunningsaanvraag van nv Evonik Degussa Antwerpen voor de nieuwe WKK te Antwerpen;
Gelet op het gunstig advies dd. 5 januari 2007 van de afdeling Kwaliteitsbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk FDC/ME/AK/P(30527)/07/7); op volgende elementen uit dit advies: 1. De geplande verandering betreft een uitbreiding van de energie-eenheid met een WKK type STEG voor stoom- en elektriciteitsopwekking. 2. Het bedrijf beschikt op heden over drie stoomketels (2x 32 MW, 20 MW) en een WKK1 (99 MW), bij het in dienst nemen van de nieuwe WKK2 zullen de drie stoomketels enkel nog als back upinstallaties worden ingezet. De nieuwe WKK2 bestaat uit een gasturbine (85 MW) en een recuperatiestoomketel met bijstook (33 MW); als brandstoffen zullen aardgas en een restgas (tetrabuteen) worden aangewend. 3. In het MER gevoegd bij de vergunningsaanvraag worden zowel de emissietoestand als de toekomstige impact van de nieuwe WKK-installatie op de luchtkwaliteit in de omgeving ingeschat. 4. Gelet op het gebruik van aardgas of een zuivere koolwaterstof (tetrabuteen) blijven de emissieparameters van de nieuwe WKK2 beperkt tot NOx en CO. De huidige NOx-uitstoot van de stoomketels (19 ton en 18 ton NOx (2005)) zal in de toekomst bij normale werking van de WKK2 beduidend gereduceerd worden tot grootteorde 2x 4 ton NOx op jaarbasis. Voor de nieuwe installatie wordt een NOx-uitstoot grootteorde 150 à 200 ton NOx ingeschat al naargelang met reële of worst case situaties wordt rekening gehouden. 5. Er dient in acht genomen dat deze NOx-uitstoot niet allen toe te wijzen is aan stoomproductie (ter vervanging van de bestaande stoomketels) maar dat ook met de nieuwe WKK elektriciteit zal worden geproduceerd; op heden wordt de elektriciteit afgenomen van de klassieke elektriciteitsproducenten. Een vergelijking van de huidige situatie van gescheiden productie nl. stoomproductie via de drie stoomketels en elektriciteitproductie via de klassieke producenten met de toekomstige situatie van gecombineerde stoom- en elektriciteitproductie via de nieuwe WKK toont aan dat in deze toekomstige situatie de totale NOx-uitstoot beduidend lager zal zijn. 6. Op basis van de toekomstige emissies werd via dispersieberekening de impact van de rookgassen op de omgeving bepaald. Er kon worden vastgesteld dat gelet op de hoge schoorsteen en het verhoogde rookgasdebiet van de nieuwe WKK de immissiebijdragen in de nabije omgeving en in de nabijgelegen woongebieden zijn afgenomen. De immissiebijdragen in de verder gelegen woon- en natuurgebieden nemen beperkt toe maar leiden in geen geval tot een overschrijding van de grenswaarden. 7. De jaargemiddelde immisiebijdragen voor NO2 blijven zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden 1 % van de achtergrondconcentratie en van de luchtkwaliteitdoelstellingen. Ook de immissiebijdragen van de 98- en de 99,79-percentielwaarde voor NO2 blijven in alle gevallen – nabijgelegen en verafgelegen woongebieden, reële en worst case situatie - beneden 10 % van de actuele luchtkwaliteit en van de kwaliteitdoelstellingen. Conform de MER-richtlijnen mag de bijkomende impact van de nieuwe WKK-installatie op de luchtkwaliteit in de omgeving dan ook als weinig significant beoordeeld;
9 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
Gelet op het gunstig advies dd. 11 december 2007 van de afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (ALHRMG) (kenmerk LNE/LHRMG/TVE/336); op volgende elementen uit dit advies: 1. Overeenkomstig artikel 5, §9, van Titel I van het VLAREM heeft de exploitant bij de aanvraag een door het Verificatiebureau Benchmarking Vlaanderen (VBBV) geverifieerde en goedgekeurde wijziging aan het monitoring protocol gevoegd. 2. Tevens is een inschatting van CO2-emissies ten gevolge van de verwachte uitbreiding toegevoegd (die is geverifieerd door het VBBV, wat eigenlijk niet vereist is volgens Titel I van het VLAREM). 3. De afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid brengt bijgevolg een positief advies uit. Het positief advies vanwege de Afdeling beperkt zich tot het vaststellen dat aan de formele vereisten van het Vlarem I is voldaan, en doet geen uitspraak over de bij de vergunningsaanvraag bijgevoegde berekening van verwachte CO2-emissies. 4. Het is immers belangrijk op te merken dat – in het kader van de Europese CO2-emissiehandel – voor de toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers in de handelsperiode 2008-2012 (zoals de nieuwe WKK-installatie van Evonik Degussa Antwerpen) door de exploitanten een aparte reservering- en/of toewijzingsaanvraag zal dienen gevolgd te worden bij de Vlaamse Bevoegde Autoriteit (i.e. de Afdeling Lucht, Hinder, Risiscobeheer, Milieu & Gezondheid). Dit zal kunnen vanaf het moment dat de hiervoor noodzakelijke regelgeving volledig is afgewerkt en vanaf het moment dat de exploitant aan bepaalde voorwaarden voldoet (bv. in het bezit zijn van een milieuvergunning, voldoen aan de definitie van nieuwkomer, enz.). Ook zullen specifieke objectieve toewijzingsregels in het definitief goedgekeurd Vlaams Toewijzingsplan CO2-emissierechten 2008-2012 vervat zijn, die gehanteerd moeten worden voor de berekening van het aantal toe te wijzen emissierechten. Daardoor zal de bij de milieuvergunningsaanvraag toegevoegde geverifieerde berekening van verwachte CO2-emissies niet als basis (kunnen) dienen voor de toewijzing van emissierechten; Gelet op het feit dat in het kader van eventuele grensoverschrijdende hinder aan de provincie Noord-Brabant (Nederland) en aan de provincie Zeeland (Nederland) een aanvraagdossier werd overgemaakt; dat de provincie Noord-Brabant met hun schrijven van 20 december 2007 (kenmerk 1347888/1360583) meedeelt dat zij niet betrokken geweest zijn bij de MER-procedure dat voorafgaat aan de vergunning; dat zij opmerkt dat voor de nieuwe WKK-eenheid niet de beste beschikbare technieken worden toegepast zoals beschreven in de BREF Large cobustion plants; dat het toepassen van de best beschikbare technieken bij nieuwe gasgestookte WKK-installaties leidt tot een NOx-emissie van 20 – 50 mg/Nm3 (bij 15% zuurstof); dat zij verzoekt om in de vergunning een emissiegrenswaarde CO vast te leggen die overeenkomt bij het toepassen van best beschikbare technieken en ligt tussen 5 en 100 mg/Nm3 zoals aangegeven in de BREF; dat voor de overige milieuaspecten de aanvraag hen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen; dat de gemeente Woensdrecht met hun schrijven van 15 januari 2008 (kenmerk AB/PZ3/690) meedeelt dat de aanvraag hen geen aanleiding geeft tot het uiten van bedenkingen of het maken van opmerkingen; dat vanwege de provincie Zeeland geen reactie werd ontvangen; Gelet op het gunstig advies dd. 5 februari 2008 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken – De omschrijving en rubrieken werden correct aangevraagd en kunnen behouden blijven. – Opmerkingen van de AMV: • De hogervermelde subrubrieken zijn deze die van toepassing zijn op de volledige Utilities-eenheid, na de uitbreiding. • Via de toegestane milieuvergunning voor de uitbreiding van rubriek 43.4 wordt er toelating verleend voor de emissies van CO2. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid
10 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
De PMVC stelt vast dat het ARO nog geen advies heeft uitgebracht. De inrichting is volgens het gewestplan Antwerpen gelegen in industriegebied. De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van een bestaand chemisch bedrijf door uitbreiding met een bijkomende warmtekrachtkoppelingsinstallatie van het STEG-type in de Utilities-eenheid. Volgens de aanvraag werd er een bouwvergunningsaanvraag ingediend voor de bouw van de nieuwe installatie. De PMVC is van oordeel dat de inrichting principieel stedenbouwkundig verenigbaar is. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden geen bezwaren ingediend. – Opmerkingen van de Nederlandse provincie Noord-Brabant : • Zover ons bekend, zijn wij niet betrokken geweest bij de MER-procedure dat voorafgaat aan de vergunning. • Wij merken op dat voor de nieuwe WKK eenheid niet de beste beschikbare technieken worden toegepast zoals beschreven in de BREF Large cobustion plants. Het toepassen van de best beschikbare technieken bij nieuwe gasgestookte WKK installaties leidt tot een NOx-emissie van 20 – 50 mg/Nm3 (bij 15% zuurstof). In de vergunning dient ook een emissiegrenswaarde CO te worden vastgelegd die overeenkomt bij het toepassen van best beschikbare technieken en ligt tussen 5 en 100 mg/Nm3 zoals aangegeven in de BREF. Deze opmerkingen kunnen als volgt worden geëvalueerd: • In het MER staat op p.155 vermeld dat het project zich situeert op ongeveer 6 km van de Nederlandse grens en dat uit de afbakening van het studiegebied voor de verschillende disciplines blijkt dat in deze fase van het project niet onmiddellijk voor grensoverschrijdende effecten dient te worden gevreesd. De vereiste tot betrokkenheid van naburige lidstaten bij de MER-procedure overeenkomstig de bepalingen van het verdrag van Espoo wordt in het MER zelf evenwel in het midden gelaten. De PMVC stelt dat juist tijdens de MER-procedure de grensoverschrijdende effecten moeten worden geëvalueerd en zal dit via een schrijven aan de afdeling MER van LNE duidelijk stellen. • De AMV stelt dat de gekozen techniek wel degelijk voldoet aan de BBT voor het geheel. Dit is beschreven in het MER en tevens in het advies van de AMV inzake de IPPCtoetsing. In verhouding met een klassieke stookinstallatie op aardgas produceert een gasturbine immers een veel hoger debiet aan rookgassen per eenheid ingezette brandstof en is de NOx-emissiewaarde lager dan bij een klassieke stookinstallatie (bij aardgas < 50 mg/Nm³). Dit heeft tot gevolg dat een verdere vermindering van de NOxemissie via SCR of SNCR een hoge kostprijs heeft per kg verwijderde NOx waardoor deze technieken niet als BBT beschouwd worden. Het is de bedoeling van de exploitant om de nieuwe WKK te gebruiken. De 3 bestaande stoomketels met een capaciteit van respectievelijk 2 x 40 ton stoom en 1 x 25 ton stoom blijven in dienst als back-up ketels. • Ook uit het gunstige advies van het Vlaams Energieagentschap blijkt dat de voorgestelde installatie voldoet aan de BBT. Milieutechnische evaluatie – De PMVC volgt de gunstige adviezen. – De inrichting ligt op < 700 m van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied en of VEN en/of IVON gebied. Via de AMV werd een advies gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Dit werd nog steeds niet ontvangen en wordt bijgevolg geacht stilzwijgend gunstig te zijn. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. Termijn –
3.
4.
5.
6.
11 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
De vergunning kan verleend worden voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022 en met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. – Er kan akte worden genomen van de gemelde klasse 3-inrichtingen. 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden – V01: Algemene milieuvoorwaarden – algemeen - Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7; – V02: Algemene milieuvoorwaarden – geluid - Hoofdstuk 4.5; – V05: Algemene milieuvoorwaarden – lucht - Hoofdstuk 4.4; – Hoofdstuk 4.9 van Vlarem II; b. Sectorale voorwaarden – V35: Elektriciteit - Hoofdstuk 5.12; – V38: Gassen – algemeen - Afdeling 5.16.1; – V40: Gassen - koelinrichtingen – compressoren - Afdeling 5.16.3; – V44: Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten - Afdeling 5.16.5; – V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3; – V61: Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens - Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43; – V69: Motoren met inwendige verbranding - Hoofdstuk 5.31 : enkel artikel 5.31.1.1 – V81: Stoomtoestellen - Hoofdstuk 5.39; c. Bijzondere voorwaarden – De door de AMV voorgestelde bijzondere voorwaarden kunnen als volgt worden opgelegd : • Als brandstof voor de recuperatieketel mag er ook restgas van de OXENO-eenheid gebruikt worden. • Indien de exploitant geen gebruik wenst te maken van de mengregel moeten de emissiegrenswaarden die van toepassing zijn bij gebruik van aardgas als brandstof, worden nageleefd voor de emissies van de WKK. • Voor de toepassing van de mengregel vermeld in art. 5.43.3.1 §5 van VLAREM II moet de exploitant ten laatste vier maanden voor de ingebruikname van de WKK een voorstel indienen van de wijze waarop men de nodige gegevens voor de toepassing van de mengregel (o.a. de geleverde warmte per brandstof en de respectievelijke gasdebieten naar de WKK in functie van de tijd) gaat inzamelen en registreren op een controleerbare wijze zodat de gemeten emissiewaarden steeds kunnen getoetst worden aan de emissiegrenswaarden bepaald via de mengregel. Dit voorstel dient overgemaakt te worden aan de vergunningverlenende overheid (in drievoud), die het ter informatie doorstuurt naar de AMV, de VMM en het schepencollege, en ter goedkeuring aan de toezichthoudende overheid (in één exemplaar). • Na de opstart van de WKK dient de exploitant via een meetrapport, uitgevoerd door een erkend deskundige in de discipline geluid en trillingen aan te tonen dat het effectieve totale geluidsvermogen van de installatie niet hoger is dan 111 dB(A). Dit verslag dient ten laatste 6 maanden na de opstart van de WKK in drievoud bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid, die het ter informatie/evaluatie doorstuurt naar de AMV en het schepencollege. • Het bepalen van de concrete modaliteiten m.b.t. de toestellen voor het meten van de immissies van SO2 en NOx, zoals bedoeld in artikel 5.43.3.4 van VLAREM II dient te gebeuren in overleg met de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Meetnetten; –
Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Antwerpen;
12 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022; BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp Aan de nv Evonik Degussa Antwerpen, gevestigd Tijsmanstunnel West te 2040 Antwerpen, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een chemisch bedrijf, gelegen te 2040 Antwerpen, Tijsmanstunnel West zn, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 18-F-114c, 18-F-114d, 18-F-114g, 18-F-114f te veranderen door uitbreiding met een bijkomende warmtekrachtkoppelinginstallatie van het STEG-type in de Utilities-eenheid (voormalige Energie-eenheid), omvattend: ‒ een gasturbine-/generatorinstallatie van 43,5 MWel (12.1.3) en 85 MWth (31.1.3 – 31.1.4 – 43.4) en een stoomturbine van 11,3 MWel (12.1.3) en een vermogen van 9,6 MW (39.5.1); ‒ 2 transformatoren van respectievelijk 45 MVA en 2 MVA (12.2.2); ‒ het samenpersen van aardgas en lucht in de gasturbine met een vermogen van 43 MW (16.3.2.3); ‒ 2 aardgasontspanningsstations van respectievelijk 10.100 Nm³/u en 12.200 Nm³/u (16.5); ‒ de opslag van 60 x 60 liter stikstof, 60 x 80 liter CO2 en 60 x 80 liter inergen (16.7.3); ‒ de opslag van 267 kg ammoniakwater (17.3.3.2.a), 400 kg antivriesmengsel (17.3.3.2.a), 867 kg (1.000 liter) diethylhydroxyamine (17.3.3.2.a – 17.3.5.1) en 500 kg trinatriumfosfaat (17.3.3.2.a); ‒ de opslag van 5x 200 liter afvalolie (17.3.6.2); ‒ een recuperatiestoomketel met bijstook van 50.000 liter (39.1.3) en 33 MWth (43.2.2 – 43.3 – 43.4); ‒ een ketel bij het gasreductiestation van 0,5 MWth (43.1.3 – 43.4). Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichtingen: ‒ 3 bijkomende transformatoren van respectievelijk 100 kVA, 2x 150 kVA (12.2.1); ‒ batterijen van respectievelijk 110.000 VAh, 19.200 VAh, 31.250 VAh en 2.400 VAh (12.3.1); ‒ 6 batterijladers van respectievelijk 2 x 25 kW, 2 x 3,6 kW, 1 x 3,3 kW en 1 x 0,6 kW (12.3.2); ‒ een bijkomende airco van 50 kW (16.3.1.1); ‒ de opslag van 10 x 200 liter oliën (17.3.7.1); ‒ de opslag van 500 kg chemicaliën in kleine verpakkingen (17.4);
13 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
‒
een warmtewisselaar van 120 liter (39.4.1).
De toelating wordt verleend voor de emissie van CO2. Vlaremrubricering: 12.1.3 – 12.2.1 – 12.2.2 – 12.3.1 – 12.3.2 – 16.3.1.1 – 16.3.2.3 – 16.5 – 16.7.3 – 17.3.3.2.a – 17.3.5.1 – 17.3.6.2 – 17.3.7.1 – 17.4 – 31.1.3 – 31.1.4 – 39.1.3 – 39.4.1 – 39.5.1 – 43.1.3 – 43.2.2 – 43.3 – 43.4. ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, §1, 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage): §1. Algemene: – V01: Algemene milieuvoorwaarden – algemeen - Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7; – V02: Algemene milieuvoorwaarden – geluid - Hoofdstuk 4.5; – V05: Algemene milieuvoorwaarden – lucht - Hoofdstuk 4.4; – Hoofdstuk 4.9 van Vlarem II; – Hoofdstuk 4.10 van Vlarem II; §2. Sectorale: – V35: Elektriciteit - Hoofdstuk 5.12; – V38: Gassen – algemeen - Afdeling 5.16.1; – V40: Gassen - koelinrichtingen – compressoren - Afdeling 5.16.3; – V44: Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten - Afdeling 5.16.5; – V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders - Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3; – V61: Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43; – V69: Motoren met inwendige verbranding - Hoofdstuk 5.31 : enkel artikel 5.31.1.1 – V81: Stoomtoestellen - Hoofdstuk 5.39;
14 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
§3. Bijzondere: – Als brandstof voor de recuperatieketel mag er ook restgas van de OXENO-eenheid gebruikt worden. – Indien de exploitant geen gebruik wenst te maken van de mengregel moeten de emissiegrenswaarden die van toepassing zijn bij gebruik van aardgas als brandstof, worden nageleefd voor de emissies van de WKK. – Voor de toepassing van de mengregel vermeld in art. 5.43.3.1 §5 van VLAREM II moet de exploitant ten laatste vier maanden voor de ingebruikname van de WKK een voorstel indienen van de wijze waarop men de nodige gegevens voor de toepassing van de mengregel (o.a. de geleverde warmte per brandstof en de respectievelijke gasdebieten naar de WKK in functie van de tijd) gaat inzamelen en registreren op een controleerbare wijze zodat de gemeten emissiewaarden steeds kunnen getoetst worden aan de emissiegrenswaarden bepaald via de mengregel. Dit voorstel dient overgemaakt te worden aan de vergunningverlenende overheid (in drievoud), die het ter informatie doorstuurt naar de AMV, de VMM en het schepencollege, en ter goedkeuring aan de toezichthoudende overheid (in één exemplaar). – Na de opstart van de WKK dient de exploitant via een meetrapport, uitgevoerd door een erkend deskundige in de discipline geluid en trillingen aan te tonen dat het effectieve totale geluidsvermogen van de installatie niet hoger is dan 111 dB(A). Dit verslag dient ten laatste 6 maanden na de opstart van de WKK in drievoud bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid, die het ter informatie/evaluatie doorstuurt naar de AMV en het schepencollege. – Het bepalen van de concrete modaliteiten m.b.t. de toestellen voor het meten van de immissies van SO2 en NOx, zoals bedoeld in artikel 5.43.3.4 van VLAREM II dient te gebeuren in overleg met de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Meetnetten. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 4 april 2022, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning dd. 4 april 2002.
15 / 16
MLAV1/0700000501 nv. Evonik Degussa Antwerpen
ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 21 februari 2008. Aanwezig: de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
C. Paulus
16 / 16