Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLWV/0700000004/GOEP. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op artikel 45 van het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van een varkensbedrijf op de datum van de indiening van het hierna vermelde verzoek: – Besluit nr. MLAV1/03-93 d.d. 1 juli 2004 van de bestendige deputatie houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen door uitbreiding van een varkensbedrijf voor een termijn verstrijkend op 19 maart 2024; – Aktename nr. MLVER/04-128 d.d. 23 december 2004 door de bestendige deputatie m.b.t. een varkensbedrijf, geldend als vergunning voor een termijn verstrijkend op 23 december 2024; Gelet op het verzoek door de NV Merelhof ingediend op 1 februari 2007 strekkende tot het wijzigen van voorwaarden opgelegd bij besluit nr. MLAV1/03-93 d.d. 1 juli 2004 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV Merelhof voor het verder exploiteren na verandering door uitbreiding van een varkensbedrijf omvattende stallen voor het houden van 6.640 mestvarkens; op het feit dat het verzoek betrekking heeft op de bijzondere voorwaarde die luidt als volgt: Binnen de 3 jaar na de vergunningsdatum moet de exploitant het bewijs leveren dat: – de 4 stallen met natuurlijke ventilatie omgebouwd zijn naar ammoniakemissiearme stallen conform de regelgeving van de emissiearme stallen; – de 2 stallen met mechanische ventilatie uitgerust zijn met een luchtzuivering teneinde de emissies effectief te beperken; Gelet op volgend alternatief voorgesteld door de exploitant: – stal 1, 2 en 3 blijven behouden in de huidige vorm maar zullen minder vleesvarkens huisvesten (stal 1: 1.664 varkens naar 312, stal 2: 902 varkens naar 792 en stal 3: blijft 1.056 varkens); – stal 4, 5 en 6 worden vervangen door één nieuwbouw vleesvarkensstal (4.480 varkens) voorzien van een gecombineerde luchtwasser (chemische wasser gecombineerd met een biologische wasser) met volgende kenmerken: 95 % reductie van de ammoniakemissie en 70 % reductie van de geuremissie;
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLWV/0700000004 NV Merelhof Gelet op volgende motivering van het verzoek: Een grondige, technische evaluatie van de huidige stallen en de stand der techniek betreffende emissiearme stallen hebben ons ertoe laten besluiten dat het ombouwen van de bestaande stallen naar emissiearme stallen zowel op technisch als op financieel vlak geen haalbare kaart is. Daarom zouden wij graag een tegenvoorstel doen dat zowel technisch als financieel haalbaar is, en dat bovendien minstens hetzelfde effect op de emissies van het ganse bedrijf zal hebben als wanneer de bijzondere voorwaarden uitgevoerd zouden worden op het huidige bedrijf. Tabel 1: Emissies van het huidige bedrijf Stal Aantal NH3NH3StofStofemissie GeurGeurplaatsen emissieemissie emissieEmissieemissie factor factor factor kg NH3/ kg kg stof/ kg stof/jaar Ge/ Ge/jaar jaar.plaat NH3/jaar jaar.plaats jaar.plaats s 1 1.664 3 4.992 0,473 787,072 1 1.664 2 902 3 2.706 0,473 426,646 1 902 3 1.056 3 3.168 0,473 499,488 1 1.056 4 1.170 3 3.510 0,473 553,41 1 1.170 5 924 3 2.772 0,473 437,052 1 924 6 924 3 2.772 0,473 437,052 1 924 Totaal 6.640 19.920 3.141 Tabel 2: Emissies van het huidige bedrijf na uitvoering van de bijzondere voorwaarden Stal Aantal NH3NH3StofStofemissie Geurplaatsen emissieemissie emissieEmissiefactor factor factor kg NH3/ kg kg stof/ kg stof/jaar Ge/ jaar.plaat NH3/jaar jaar.plaats jaar.plaats s 1 1.664 1,05 2.496 0,473 787,072 0,7 2 902 0,9 811,8 0,095 85,69 0,7 3 1.056 0,9 950,4 0,095 100,32 0,7 4 1.170 1,5 1.755 0,473 553,41 0,7 5 924 1,5 1.386 0,473 437,052 0,7 6 924 1,5 1.386 0,473 437,052 0,7 Totaal 6.640
8.785 -56% Tabel 3: Emissies van het toekomstig bedrijf Stal Aantal NH3NH3Stofplaatsen emissieemissie emissiefactor factor kg NH3/ kg kg stof/ jaar.plaat NH3/jaar jaar.plaats s 1 312 3 936 0,473 2 792 3 2.376 0,473 3 1.056 3 3.168 0,473 4 4.480 0,15 672 0,095 (NB) Totaal 6.640
7.152 -64%
2.401 -24%
6.640 Geuremissie Ge/jaar 1.664,8 631,4 739,2 819 646,8 646,8 4.648 -30%
Stofemissie
Geuremissiefactor
Geuremissie
kg stof/jaar
Ge/ jaar.plaats
Ge/jaar
147,57 374,616 499,48 425,6
1 1 1 0,3
312 792 1.056 1.344
1447,26 -54%
3.504 -48%
2 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof Samengevat kan het effect van het uitvoeren van de bijzondere voorwaarden geschat worden op: – 56 % minder ammoniakemissie – 24 % minder stofemissie – 30 % minder geuremissie Uit de berekeningen menen wij te mogen besluiten dat voorliggend voorstel een gunstiger effect zal hebben op de omgeving rondom het bedrijf; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 22 maart 2007, waaruit blijkt dat er geen schriftelijke, noch mondelinge bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 22 maart 2007 van het college van burgemeester en schepenen van Rijkevorsel (kenmerk -1.777.51/371); op volgende elementen uit dit advies: Gelet op de ligging van de inrichting buiten de grenzen van een Recent Overstroomd Gebied of een van Nature Overstroombaar Gebied, wordt verwacht dat er geen substantieel schadelijke effecten ten gevolge van de aangevraagde verandering zullen zijn; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 13 april 2007 van de AMV (kenmerk AMV/A/07/2530): 1. Uit de voorgelegde berekeningen blijkt inderdaad dat het ammoniakemissiearm uitvoeren van de stallen die momenteel natuurlijk worden verlucht (stallen 1, 4, 5 en 6) en het uitrusten van de mechanisch geventileerde stallen (stallen 2 en 3) met een luchtzuivering slechts leidt tot een beperkte afname van de ammoniak- en geuremissies. Daarenboven blijkt deze oplossing financieel en technisch niet haalbaar te zijn. 2. Het voorgestelde alternatief dat erin bestaat dat in de stallen 1, 2 en 3 minder dieren worden gehouden en de stallen 4, 5 en 6 worden gesloopt en vervangen door een ammoniakemissiearme stal uitgerust met een chemische luchtwasser resulteert in een grotere afname van de emissies. 3. Intussen werd door de exploitant reeds een vergunningsaanvraag ingediend om het bedrijf in die zin aan te passen. De mededeling van kleine verandering werd ingediend op 13.02.2007 (dossier nr. MLVER/07-25/goep/ag) en werd door onze afdeling gunstig geadviseerd; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); Gelet op het gunstig advies d.d. 28 februari 2007 van de afdeling Kwaliteitsbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk BH/AK-M/IH/07/13029268/1696); op volgende elementen uit dit advies: De gemelde veranderingen hebben geen betrekking op de lozing van afvalwater. Er moet blijvend voldaan worden aan de voorwaarden opgelegd in vergunning MLAV1/03-93 d.d. 1 juli 2004; Gelet op het ongunstig advies d.d. 30 maart 2007 van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (kenmerk PH/A/AV2/2007.0103); op volgende elementen uit dit advies: 1. Uitgaande van de mestbankaangifte van deze inrichting, rekening houdende met de gekende vergunningsbeslissingen, kan gesteld worden dat de gekende vergunningen nog volledig geldig zijn. Rekening houdende met de in de aanvraag opgegeven dierenaantallen, bevestigd door de Mestbankaangifte van deze inrichting, komt dit overeen met een vergunde mestproductie van 86.320 kg N en 35.391,20 kg P2O5, overeenkomstig 6.640 vleesvarkens. 2. De aanvraag betreft een verzoek (van de exploitant) tot wijziging van de bijzondere vergunningsvoorwaarde in de beslissing d.d. 1 juli 2004 met kenmerk MLAV1/0300000093. De
3 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof
3.
4.
bijzondere voorwaarde legt de exploitant op om binnen de 3 jaar na de vergunningsdatum het bewijs te leveren dat de 4 stallen met natuurlijke ventilatie omgebouwd zijn naar ammoniakemissiearme stallen conform de regelgeving van de emissiearme stallen en de 2 stallen met mechanische ventilatie uitgerust zijn met een luchtzuivering teneinde de emissies effectief te beperken. De aanvrager komt met volgend voorstel tot afwijking: Stal 1, 2 en 3 blijven behouden in de huidige vorm maar zullen minder vleesvarkens huisvesten (gedeeltelijke leegstand of minder varkens per hok) en stal 4, 5 en 6 worden vervangen door een nieuwbouw vleesvarkensstal voorzien van een gecombineerde luchtwasser (chemische wasser gecombineerd met een biologische wasser) met volgende kenmerken: 95% reductie van de ammoniakemissie en 70% reductie van de geuremissie. Met betrekking tot de gevraagde afwijking dienen volgende opmerkingen gemaakt te worden: a) In het dossier is een berekening gemaakt van de ammoniakemissie van het bedrijf voor wat betreft de huidige toestand, deze berekening is ons inziens correct. Daarnaast zijn er twee bijkomende berekeningen gemaakt, namelijk één van de emissies na uitvoering van de bijzondere voorwaarden. Deze berekening is op basis van onze gegevens echter foutief. Men heeft enerzijds gerekend met de normen van Nederland terwijl er toch ook een lijst is in Vlaanderen en anderzijds heeft men steeds de meest slechte oplossing genomen om de berekening te maken. Voor de stallen met mechanische verluchting werd een luchtwasser opgelegd. Hier heeft de exploitant twee keuzes namelijk een biologische of een chemische luchtwasser. De biologische luchtwasser heeft volgens de lijst van emissiearme stallen een rendement van 70 %, de chemische luchtwasser heeft een rendement van minimum 70 % maar kan ook een rendement hebben van 90 % en meer. b) In de berekening zoals de VLM ze gemaakt heeft, rekening houdend met een rendement voor de luchtwassers van 70 % en met als emissiearm stalsysteem het meest geplaatste systeem namelijk V4.7. Mestkelders met een water en mestkanaal, de laatste met schuine putwanden en met andere dan metalen driekantroosters en met een emitterend oppervlakte van minder dan 0,18 cm² per dier, krijgt men als resultaat volgende tabel: Stal Plaatsen Oplossing NH3NH3 emissie Initieel stalsysteem emissiefactor 1 1.664 V4.7 (mestkelder) 1,2 1.996,8 4.992 2 902 S.2 (luchtwasser) 0,9 811,8 2.706 3 1.056 S.2 (luchtwasser) 0,9 950,4 3.168 4 1.164 V4.7 (mestkelder) 1,2 1.396,8 3.510 5 924 V4.7 (mestkelder) 1,2 1.108,8 2.772 6 924 V4.7 (mestkelder) 1,2 1.108,8 2.772 RESULTAAT
7.373,4 19.920 Daling - 62,98 % Indien men echter rekent met een hoger rendement van de luchtwasser zal het resultaat ook dalen. c) Indien men echter, gelet op de ingrijpende veranderingen die men moet uitvoeren om te voldoen aan de voorwaarde van de vergunning en men zou in plaats van betonroosters metalen driekantroosters gebruiken in het stalsysteem V4.7 zodat men volgens de lijst bij stalsysteem V4.6 komt en men rekening houdt met een emitterend oppervlakte van minder dan 0,18 cm² per dierplaats daalt de emissiefactor voor de stallen die met dit systeem worden uitgerust tot een NH3-emissiefactor 1. d) De meeste chemische luchtwassers geven in realiteit een rendement van meer dan 80 % (zelf spreekt men van een rendement van 95% voor een combinatieluchtwasser) en als men dan met deze cijfers (80%) een berekening zou maken geeft dit volgende tabel als resultaat: Stal Plaatsen Oplossing NH3NH3-emissie Initieel stalsysteem emissiefactor 1 1.664 V4.7 (mestkelder) 1 1.664 4.992 2 902 S.2 (luchtwasser) 0,6 541,2 2.706
4 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof 3 4 5 6
1.056 1.164 924 924
S.2 (luchtwasser) V4.7 (mestkelder) V4.7 (mestkelder) V4.7 (mestkelder)
0,6 1 1 1
633,6 1.164 924 924
3.168 3.510 2.772 2.772
RESULTAAT
5.856,8 19.920 Daling -70,60 % (mocht men de voorgestelde combinatieluchtwasser toepassen om de bestaande stallen aan de opgelegde voorwaarden te laten voldoen zou de daling zelfs 75 % t.o.v. de beginsituatie zijn en mocht men deze luchtwasser op alle stallen toepassen zou men een reductie van 95% krijgen) 5. Hieruit dient geconcludeerd te worden dat het huidig voorstel van een reductie met 64 % van de emissies niet evenwaardig is aan de opgelegde voorwaarde van 1 juli 2004 waarbij een reductie van ongeveer 70% op basis van de opgelegde voorwaarden werd gevraagd. Op basis van deze gegevens dient de wijziging voorwaarde geweigerd te worden. 6. Dit in tegenstelling tot de berekening van het nieuwe bedrijf waarbij een aantal stallen worden afgebroken en vervangen door een nieuwe stal en de andere stallen deels leegstand of minder varkens per hok zullen gehouden worden. Waar men rekent met een rendement van de luchtwasser van 95 % voor de nieuwe stal. Het houden van minder dieren per hok of leegstand betekent niet dat er minder standplaatsen in die stallen zullen zijn. Zodat het aantal standplaatsen op de inrichting nog vergroot. 7. Tevens dient opgemerkt te worden dat het dossier geen informatie over de combinatieluchtwasser bevat, ook geen berekening van capaciteit en volume zodat men kan zeggen dat de aanvraag onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd is. Daarnaast is op het bijgevoegde plan geen opslag van zuur (H2SO4) noch opslag van spuiwater, noch de plaats van de luchtwasser ingetekend en worden de opslag van spuiwater en zuur ook niet aangevraagd, zodat men geen duidelijk zicht heeft op de installatie. 8. Er wordt gemeld in het dossier dat er 2.000 l organische zuren vergund zijn, echter deze zuren zijn nodig in de voedselbereiding (brijvoeder) en zijn ook in de voederkeuken opgeslagen. Deze zuren kunnen en zullen dus niet gebruikt worden in de chemische luchtwasser. 9. Tevens dient opgemerkt te worden dat het hier een MER-plichtig bedrijf is en dat voor elke wijziging of verandering moet nagevraagd worden bij de administratie (MER-cel) of er al of niet een actualisatie of nieuwe MER moet gemaakt worden of dat er een ontheffing van rapportageverplichting kan verkregen worden. Met deze mededeling van kleine verandering wenst men echter een vergroting van de staloppervlakte te bekomen met 26,8 %. 10. De VLM is van mening dat een vraag tot wijziging bijzondere vergunningsvoorwaarde kan zolang het voorwerp van de beslissing waarvoor de wijziging wordt gevraagd niet wijzigt. Daar echter de huidige aanvraag tot wijziging bijzondere vergunningsvoorwaarde ook een wijziging van het voorwerp van de beslissing van 1 juli 2004 omvat, kan dit volgens de VLM niet via een procedure conform artikel 45 en dient er een volledige vergunningsaanvraag ingediend te worden; Gelet op het horen van de heer G. Hendrikx, directeur en bestuurder NV Merelhof en mevrouw A. Lauwerijsen, adviseur DLV door de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2 mei 2007; Gelet op het gunstig advies d.d. 2 mei 2007 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: a. Voorstel van omschrijving en rubrieken : De NV Merelhof vraagt bij toepassing van art. 45 van Vlarem I de wijziging van voorwaarden opgelegd bij besluit nr. MLAV1/03-93 d.d. 1 juli 2004 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV Merelhof voor het verder exploiteren na verandering door uitbreiding van een varkensbedrijf omvattende stallen voor het houden van 6.650 mestvarkens. Deze bijzondere voorwaarde luidt:
5 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof “Binnen de 3 jaar na de vergunningsdatum moet de exploitant het bewijs leveren dat: – de 4 stallen met natuurlijke ventilatie omgebouwd zijn naar ammoniakemissiearme stallen conform de regelgeving van de emissiearme stallen; – de 2 stallen met mechanische ventilatie uitgerust zijn met een luchtzuivering teneinde de emissies effectief te beperken." Nieuwe voorwaarde: – Stal 1, 2 en 3 mogen behouden blijven in de huidige vorm maar moeten minder vleesvarkens huisvesten (stal 1: 1.664 varkens naar 312, stal 2: 902 varkens naar 792 en stal 3: blijft 1.056 varkens); – Stal 4, 5 en 6 moeten vervangen worden door één nieuwbouw vleesvarkensstal (4.480 varkens), voorzien van een gecombineerde luchtwasser (chemische wasser gecombineerd met een biologische wasser) met volgende kenmerken: 95 % reductie van de ammoniakemissie en 70 % reductie van de geuremissie. b. Gemotiveerde beoordeling 1. Horen van partijen – De heer G. Hendrikx, directeur NV Merelhof, de heer G. Hendrikx, bestuurder NV Merelhof, en mevrouw A. Lauwerijsen, adviseur DLV, worden gehoord. – Desgevraagd licht mevrouw A. Lauwerijsen toe dat de huidige emissie van het bedrijf 19.920 kg ammoniak bedraagt. De exploitant heeft gezocht naar een minstens gelijkwaardig voorstel t.o.v. de opgelegde bijzondere voorwaarde. Deze laatste is in de praktijk immers niet te realiseren. De VLM stelt dat de berekening van de exploitant niet juist is, maar mevrouw A. Lauwerijsen wijst er op dat de gehanteerde berekening verder gaat dan de berekening inzake ammoniakemissiearme stallen in de BBRT (Best Beschikbare ReductieTechnieken). In de BBRT wordt gerekend met een norm van 1,2 als emissieverlies. Het betreft hier echter resultaten voor nieuwe stallen die ammoniakemissiearm worden uitgevoerd. De exploitant heeft gerekend met een norm van 1,5 aangezien het hier traditionele stallen betreft die worden omgebouwd naar emissiearme stallen. Volgens de cijfers van de VLM komt men dan van 7.373 kg naar 7.152 kg, hetgeen dus nog altijd een verbetering betekent. Mevrouw A. Lauwerijsen wijst er op dat het voorstel van de exploitant minstens even goed is als de opgelegde bijzondere voorwaarde; – Gevraagd naar de timing van uitvoering verklaart mevrouw A. Lauwerijsen dat het dossier inzake mededeling van kleine verandering voor de verplaatsing van de dieren reeds is ingediend. De aannemer wacht op het sein van de exploitant om te kunnen starten met de nieuwbouw van de stallen. – De VLM merkt op dat de exploitant geen wijziging van voorwaarden kan vragen als daarmee ook het voorwerp van de vergunning wijzigt. De exploitant had een milieuvergunningsaanvraag moeten indienen. Mevrouw A. Lauwerijsen benadrukt dat het hier nu volgens haar louter om een afwijking van de opgelegde voorwaarden gaat. Vergunningstechnisch zal alles nog in orde worden gebracht als deze afwijkingsaanvraag wordt bekomen. – De VLM merkt tenslotte nog op dat volgens haar de correspondentie inzake afwijking van de MER-plicht via mail met de MER-cel niet kan. Mevrouw A. Lauwerijsen reageert dat zij geen meerwaarde ziet in een correspondentie per officiële brief. Als de MER-cel per mail wil communiceren is dat trouwens de verantwoordelijkheid van de MER-cel zelf. Zij kent trouwens het bedrijf. 2. Omschrijving van de gevraagde wijziging – De omschrijving werd correct aangevraagd en kan behouden blijven. 3. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden geen bezwaren ingediend. 4. Milieutechnische evaluatie
6 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof De VLM verwijst naar haar ongunstige advies: In het dossier is een berekening gemaakt van de emissies na uitvoering van de bijzondere voorwaarden. De VLM stelt dat deze berekening op basis van hun gegevens echter foutief is. Men heeft enerzijds gerekend met de normen van Nederland terwijl er toch ook een lijst is in Vlaanderen en anderzijds heeft men steeds de meest slechte oplossing genomen om de berekening te maken. • Verder merkt de VLM op dat het dossier geen informatie over de combinatieluchtwasser bevat en ook geen berekening van capaciteit en volume zodat men kan zeggen dat de aanvraag onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd is. Daarnaast is op het bijgevoegd plan geen opslag van zuur (H2SO4) noch opslag van spuiwater, noch de plaats van de luchtwasser ingetekend en worden de opslag van spuiwater en zuur ook niet aangevraagd, zodat men geen duidelijk zicht heeft op de installatie. Er wordt gemeld in het dossier dat er 2.000 l organische zuren vergund zijn. Deze zuren zijn echter nodig in de voedselbereiding (brijvoeder) en zijn ook in de voederkeuken opgeslagen. Deze zuren kunnen en zullen dus niet gebruikt worden in de chemische luchtwasser. • De VLM stelt dat het hier een MER- plichtig bedrijf betreft en dat voor elke wijziging of verandering moet nagevraagd worden bij de administratie (MER-cel) of er al of niet een actualisatie of nieuwe MER moet gemaakt worden of dat er een ontheffing van rapportageverplichting kan verkregen worden. Met deze mededeling van kleine verandering wenst men een vergroting van de staloppervlakte te bekomen met 26,8 %. • De VLM is van mening dat een vraag tot wijziging bijzondere vergunningsvoorwaarde kan zolang het voorwerp van de beslissing waarvoor de wijziging wordt gevraagd niet wijzigt. Daar echter de huidige aanvraag tot wijziging bijzondere vergunningsvoorwaarde ook een wijziging van het voorwerp van de beslissing van 1 juli 2004 omvat, kan dit volgens de VLM niet via een procedure conform artikel 45 en dient er een volledige vergunningsaanvraag ingediend te worden. – Deskundige M. Geukens merkt op dat uit de gegevens van het dossier en de verklaringen van de vertegenwoordiger van de exploitant blijkt dat het uiteindelijke eindresultaat milieutechnisch beter is dan oorspronkelijk opgelegd. – De VLM merkt op dat het voorstel een verbetering kán zijn, maar wijst er op dat de berekening niet werd getoetst aan de realiteit. Daarenboven is de wijzigingsaanvraag procedureel niet correct. – Deskundige M. Geukens meent dat de exploitant nu enkel een wijziging vraagt van het principe van reductie van geuremissie. – De VLM benadrukt dat de staloppervlakte vermeerdert met 30%. Hiervoor is volgens haar een milieuvergunningsaanvraag nodig en volstaat een loutere wijziging van de voorwaarden niét. Er worden immers 3 stallen afgebroken en de tussenruimte zal worden opgevuld. Daarnaast zit geen informatie over de luchtwasser in het dossier, ook niet over een aantal andere zaken. De VLM blijft er bij dat men niet enkel een wijziging van voorwaarden kan vragen als men ook het voorwerp van de vergunning wijzigt. – De AMV merkt op dat het aantal standplaatsen toch behouden blijft. – Deskundige M. Geukens meent, net zoals de AMV, dat een principieel gunstig advies kan worden verleend, maar stelt wel voor als aandachtspunt voor de exploitant in de overwegingen van het besluit mee te geven dat de nodige stappen moeten worden ondernomen om de overige zaken via een milieuvergunningsaanvraag in orde te brengen. De PMVC volgt dit voorstel. De VLM handhaaft haar advies en neemt een ongunstig minderheidsstandpunt in. 5. Watertoets – Voor dit dossier werd geen watertoets uitgevoerd daar dit dossier samenhangt met het dossier MLVER/07-25, waarvoor wel een watertoets werd uitgevoerd. Tot op heden werden hier geen gegevens over ontvangen. 6. Voorstel van omschrijving van de gewijzigde voorwaarden –
•
7 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof
–
–
Stal 1, 2 en 3 mogen behouden blijven in de huidige vorm maar moeten minder vleesvarkens huisvesten (stal 1: 1.664 varkens naar 312, stal 2: 902 varkens naar 792 en stal 3: blijft 1.056 varkens); Stal 4, 5 en 6 moeten vervangen worden door één nieuwbouw vleesvarkensstal (4.480 varkens), voorzien van een gecombineerde luchtwasser (chemische wasser gecombineerd met een biologische wasser) met volgende kenmerken: 95 % reductie van de ammoniakemissie en 70 % reductie van de geuremissie;
Overwegende dat voor de weerlegging van het ongunstig advies van VLM wordt verwezen naar het advies van de PMVC; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de exploitant en zijn vertegenwoordiger hebben aangebracht tijdens de zitting van de PMVC, kan worden verwezen naar het advies van de PMVC; Overwegende dat met betrekking tot de wijzigingen die in het kader van onderhavig verzoek vereist zijn, door de exploitant op 13 februari 2007 reeds een mededeling kleine verandering (MLVER) werd ingediend met het kenmerk MLVER/07-25; dat deze MLVER door de AMV gunstig werd geadviseerd; Overwegende dat de veranderingen die het voorwerp uitmaken van de hierboven genoemde mededeling van kleine verandering in het kader van het verzoek tot wijziging van de vergunningsvoorwaarden aan een openbaar onderzoek werden onderworpen; dat tijdens het gevoerde onderzoek geen bezwaren werden ingediend (cf. supra); Overwegende dat de bebouwde oppervlakte met ongeveer 30% toeneemt; dat echter 80% van de stalplaatsen in de bestaande stal 1 uit dienst worden genomen; dat derhalve de netto-uitbreiding stallen veel beperkter is dan 30%; Overwegende dat wat betreft de bijkomende oppervlakte en de repercussies voor de watertoets, de gemeente stelt dat er geen schadelijke effecten worden verwacht daar de inrichting gelegen is buiten de grenzen van een Recent Overstroomd Gebied of een van Nature Overstroombaar gebied; dat van AW nog geen advies werd ontvangen; dat artikel 8 §3 van het decreet van 14 november 2003 betreffende het integraal waterbeleid stelt dat indien binnen de voorziene termijn geen advies werd ontvangen, aan de adviesvereiste mag worden voorbijgegaan; dat hieruit geconcludeerd kan worden dat aan de bepalingen van het decreet op integraal waterbeleid voldaan is – op voorwaarde dat er geen tegenindicaties zijn; Overwegende dat de dienst MER met mail van 20 juni 2006 stelt dat zij een aanpassing van het MER in het kader van de aanvraag tot wijziging voorwaarden en de mededeling kleine verandering niet nodig acht; dat de verzoeker daarbij niet werd gewezen op enige vormvereisten, zodat het mailverkeer tussen het studiebureau en de dienst MER als officiële correspondentie kan worden beschouwd; dat de opmerkingen van de VLM inzake de MER-plicht hiermee wordt ondervangen; Overwegende dat in stal 1 geen andere plaatsen voor dieren aanwezig mogen zijn dan de 312 plaatsen voor vleesvarkens aangeduid op het uitvoeringsplan; dat de overige stalplaatsen buiten gebruik dienen te worden gesteld door de binneninrichting (hokafscheidingen, voederbakken en drinkvoorzieningen,…) te verwijderen; Overwegende dat op het uitvoeringsplan enkel de opslag van 2 x 1.000 l organische zuren in de brijvoerkeuken vermeldt staat; dat deze zuren dus niet voor de chemische luchtwasser gebruikt zullen worden; dat tevens de opslag van spuiwater niet wordt aangevraagd; dat de exploitant zich voor beide zaken zo snel mogelijk in orde dient te stellen via de geëigende procedures;
8 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde wijziging mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde wijziging toe te staan; BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp Ingevolge het verzoek van de NV Merelhof worden de voorwaarden m.b.t. het emissiearm uitvoeren van de stallen, opgelegd bij besluit nr. MLAV1/03-93 d.d. 01 juli 2004 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV Merelhof voor het verder exploiteren na verandering door uitbreiding van een varkensbedrijf gelegen te 2310 Rijkevorsel, Gansheideweg 4, gewijzigd als volgt: – stal 1, 2 en 3 blijven behouden in de huidige vorm maar zullen minder vleesvarkens huisvesten (stal 1: 1.664 varkens naar 312, stal 2: 902 varkens naar 792 en stal 3: blijft 1.056 varkens); – stal 4, 5 en 6 worden vervangen door één nieuwbouw vleesvarkensstal (4.480 varkens) voorzien van een gecombineerde luchtwasser (chemische wasser gecombineerd met een biologische wasser) met volgende kenmerken: 95 % reductie van de ammoniakemissie en 70 % reductie van de geuremissie. ARTIKEL 2 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 3 Tegen elke wijziging of aanvulling van de voorwaarden kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 54 van het Vlarem. Antwerpen, in zitting van 24 mei 2007. Aanwezig: de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht:
9 / 10
MLWV/0700000004 NV Merelhof De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
C. Paulus
10 / 10