Gaan stemmen of niet gaan stemmen? (Uit: Kompas)
Bij deze activiteit wordt een enquête gehouden bij mensen in de omgeving in verband met: het gaan stemmen bij verkiezingen, de deelname van burgers aan de politieke besluitvorming. Behandelende onderwerpen • het recht om deel te nemen in het regeren van het land • het recht om deel te nemen in democratische verkiezingen • vrijheid van meningsuiting Doelstellingen • De redenen afwegen om gebruik te maken van zijn stemrecht. • Vaardigheden ontwikkelen om informatie te vergaren en kritisch te analyseren. • De persoonlijke bijdrage van elke burger in een democratie inschatten. Tijd Totale duur 270 minuten (in 3 delen) Groepsgrootte om het even Materiaal • enquêteformulier met luik 1 en luik 2, één set per paar • kopieën van 'Opmerkingen over het uitvoeren van een enquête', één exemplaar per paar • balpennen of potloden voor iedereen • grote bladen papier (A3) of fl appen en stiften • plakband Voorbereiding • Kopieer 'Voorbeelden voor het invullen van een enquêteblad', op een groot blad papier als hulp om de instructies te geven. • Op grote fl appenneem je de enquêteformulieren 1 en 2 over om de resultaten samen te stellen. • Plan een uurrooster voor de activiteit. Je hebt 1 uur nodig voor deel 1 (de enquête voorstellen), minimum 2 uur voor deel 2 – (de enquête) en 1,5 uur voor deel 3 –(analyse van de resultaten, de nabespreking en de evaluatie).
1 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?
Instructies Deel 1: De enquête voorstellen 1. Leg uit dat de belangrijkste doelstelling van deze eerste sessie is de groep voor te bereiden om in de gemeente een enquête te gaan houden bij de mensen om er achter te komen waarom ze stemmen of niet stemmen. 2. Vraag de deelnemers of ze zelf de eerstvolgende keer al dan niet van plan zijn bij nationale of plaatselijke verkiezingen te gaan stemmen als ze hiertoe de gelegenheid hebben. Vraag ze de hand op te steken en verdeel hen dan op basis daarvan onder in een groep die van plan is te gaan stemmen (A), en een groep die niet zal gaan stemmen (B). De “twijfelaars” kunnen willekeurig aan een van beide groepen worden toegevoegd, zodat de aantallen zo goed mogelijk gelijk zijn. 3. Vraag elke groep een lijst op te stellen met redenen waarom ze wel of niet van plan zijn om te gaan stemmen en deze op een groot blad papier op te schrijven. Geef hen hiervoor een kwartier de tijd. 4. Breng de groepen weer samen en vraag een vertegenwoordiger van groep A en groep B om hun lijst door te nemen. Maak tijd voor een korte discussie op het einde. Voeg aan de lijsten andere suggesties toe. 5. Deel de kopieën van de enquêteformulieren uit. Verwijs naar de vergrote versie die je gemaakt hebt. Zorg ervoor dat de mensen zien dat luik 1 nodig is om de antwoorden van de niet-stemmers te registreren, en luik 2 voor de antwoorden van de stemmers. Leg uit dat de vragen gelijkaardig zijn. Neem de vragen door en verduidelijk waar nodig. 6. Leg nu de manier uit om de antwoorden te registreren. Toon de groep het voorbeeld (zie verder) en leg uit hoe je met streepjes in groepjes van vijf een score kan bijhouden. 7. Deel kopieën uit van de nota’s over hoe je een enquête moet voeren, één kopie per twee. Neem ze door en leg volgende punten voor: • Hoe kan ik ervoor zorgen dat de geïnterviewden willekeurig geselecteerd worden? • Hoeveel mensen zal elk paar interviewen? (Hoe meer hoe beter!) • Wanneer en waar zal de enquête uitgevoerd worden? • Op welk moment zal de enquête gebeuren? • Wanneer komen we terug samen om de resultaten te bespreken? 8. Als iedereen zijn/haar taken duidelijk kent, ga dan verder met deel 2 – de enquête! Deel 2: De resultaten analyseren De enquête is nu volledig. De groepen komen samen om de resultaten te verzamelen, te analyseren en erover te discussiëren. Trek hiervoor 60 minuten uit. 1. Vraag de paren om het totaal in elk vakje te berekenen en dit over te brengen op de twee grote schema’s. Op deze manier wordt de informatie van alle groepen verzameld en kan het totaal berekend worden. Ze moeten ook de redenen opgeven die de geïnterviewden hen gaven. Als dezelfde reden verschillende keren terugkomt, noteer dan hoe vaak door opnieuw streepjes in groepjes van vijf te gebruiken. 2. Als al de informatie verzameld is, vraag de deelnemers dan om de volgende statistieken te berekenen: • het aantal bevraagde personen • het aandeel stemmers in het geheel, en dat van de niet-stemmers • het aandeel van mannelijke en vrouwelijke respondenten • het aandeel bevraagde mensen per leeftijdsgroep • de leeftijdsgroep met het kleinste aantal stemmers
2 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?
• de leeftijdsgroep met het grootste aantal stemmers • de redenen die het meest opgegeven werden om niet te gaan stemmen • de redenen die het meest opgegeven werden om wel te gaan stemmen • of mensen eerder redenen opgaven (van welke soort ook) die verband houden met mensen dan wel met partijen 3. Ga nu verder met een discussie of de mensen het leuk vonden de enquête te houden, over hun ervaringen en wat ze eruit geleerd hebben. Nabespreking en evaluatie In de algemene discussie zijn er misschien een aantal onderwerpen die je wil bespreken, zoals: • Hoe voelde het om de enquête uit te voeren? Waren de mensen in het algemeen bereid om te antwoorden? • Was het moeilijk om de enquête te houden? Deden ze het graag? • Is de groep erin geslaagd een doorsnede van de hele bevolking te bevragen? Wat waren de moeilijkheden om dit te bereiken? • Wat zijn de problemen om conclusies te trekken uit de resultaten van de groepen? Hoe zouden deze problemen kunnen vermeden worden? • Waren er statistieken die de groep in het bijzonder hebben verrast? • Waren de resultaten van de enquête op de één of andere manier onverwacht? • Zijn de antwoorden van de mensen vergelijkbaar met wat leeft binnen de groep? Denk je dat je groep “representatief” is voor de bevolking als geheel? • Zouden ze iets op een andere manier aanpakken als ze de enquête opnieuw zouden uitvoeren? • Geven de resultaten van je enquête een realistisch beeld van het stemgedrag in je gemeente? Waarom? Waarom niet? • Statistieken worden dikwijls gepresenteerd als feiten om een argument te ondersteunen. Hoe argwanend zouden mensen moeten zijn ten opzichte van statistieken? • Hoe ziet de groep ne de noodzaak, of wat dan ook, van te gaan stemmen? Is er iemand van mening veranderd (in eender welke richting?) Indien ja, wat waren de doorslaggevende argumenten? Tips voor de begeleider • Deel 1, het plannen van de enquête, is bedoeld om de basis te leggen voor de eigenlijke enquête in deel 2. In het begin kan je expliciet zeggen dat de bedoeling van de activiteit is jonge mensen een idee te geven van de betekenis van hun deelname aan het democratische proces. Het is raadzaam om dit aspect te benadrukken eerder dan te proberen hen te overtuigen om hun stemrecht te gebruiken. • Leg uit dat je wilt dat elk lid van de groep aan het einde van de sessies zijn/haar eigen beslissing neemt, maar dat om dit te doen het belangrijk is de vele verschillende redenen die er zijn om te stemmen, te leren afwegen. • Probeer de discussie over het al dan niet stemmen van mensen (punt 4) zo objectief mogelijk te houden eerder dan de “stemmers” aan te moedigen de “niet-stemmers” te beïnvloeden. Rek de discussie niet te lang; ze is enkel bedoeld om de enquête in te leiden. • Als er gediscussieerd wordt over hoe de enquête moet worden uitgevoerd (punt 7), zal je met de moeilijkheden rekening moeten houden die de groep kan tegenkomen bij het uitvoeren van een dergelijke enquête. Op sommige plaatsen kunnen de mensen het lastig vinden om op straat ondervraagd te worden door mensen die ze niet kennen. In dat geval is het beter dat de groepsleden hun vrienden en kennissen bevragen.
3 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?
• Het is uiterst belangrijk dat je inschat hoeveel informatie de groep in de analyse kan verwerken. Verzamel niet te veel informatie waardoor ze overstelpt worden met berekeningen. Als je een grote groep hebt, kunnen de paren beter wat minder mensen ondervragen dan in het geval van een kleine groep. Suggesties voor follow-up Bekijk de informatie in het achtergrondmateriaal over democratie en zoek uit wanneer vrouwen in jouw land voor het eerst mochten stemmen. Je kan ook uitzoeken welke groepen in jouw maatschappij vandaag niet mogen stemmen (zoals kinderen, migranten, gevangenen, enz.). Discussieer over de redenen achter deze feiten, en of jij denkt dat het eerlijk is. In een democratische maatschappij zijn er veel gelegenheden voor mensen om actie te voeren voor thema’s die hen aangaan. De activiteit “Elektriciteitscentrale” geeft de deelnemers de kans om na te denken over manieren om sociale verandering te promoten. Ideeën voor actie Organiseer een feest op de dag waarop vrouwen in jouw land het recht kregen om te stemmen. Als je in jouw samenleving groepen vindt die niet het recht hebben om te stemmen en als je vindt dat dit onrechtvaardig is, schrijf dan een brief naar je parlementsleden waarin je de bezorgdheid van je groep uit. Probeer dan ook andere handtekeningen te vinden. Opmerkingen over het uitvoeren van een enquête Respondenten vinden 1. Benader mogelijke respondenten willekeurig: met andere woorden, je mag geen mensen “selecteren” om op te nemen of uit te sluiten van de enquête omdat ze er jong, oud, goed, vrouwelijk, enz., uitzien. Probeer vooroordelen te vermijden. 2. Vraag de mensen die je wilt interviewen, of ze het niet erg vinden om enkele vragen te beantwoorden voor een enquête, leg uit wie je bent en zeg dat de antwoorden anoniem zijn en dat de resultaten van de enquête niet publiek gemaakt zullen worden; ze zijn enkel voor gebruik in jullie groep. Het interview registreren 1. Als de persoon, die je aanspreekt, aan de enquête wil deelnemen, vraag dan of deze tijdens de laatste verkiezingen gestemd heeft of niet. Als het antwoord “nee” is, vul dan luik 1 in, voor ‘niet-stemmers’. Als het antwoord “ja” is, vul dan luik 2 in, voor ‘stemmers’. 2. Vraag 1: Mensen hoeven enkel hun leeftijd te geven als ze dat willen. Zet anders een kruisje in de laatste kolom. 3. Vraag 2: Toon de respondenten de opties en vraag hen er één van te kiezen. Als ze een andere reden hebben, noteer die dan in kolom E. Noot: het verschil tussen B en C is dat B over een persoon gaat en C over een partij. 4. De punten moeten duidelijk zijn, zodat ze later geteld kunnen worden. Zoveel mogelijk mensen moeten op één blad geregistreerd worden. Je mag per vraag per persoon slechts in één vak een streepje zetten.
4 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?
Bijlage 1: Enquêteblad
Luik 1: niet-stemmers Vraag 1. In welke leeftijdsgroep zit jij? (Optioneel)
Vraag 2. Wat was voor u de belangrijkste reden waarom u tijdens de laatste verkiezingen niet ging stemmen? A. Ik dacht dat ik geen verschil zou maken voor het resultaat. B. Er was niemand voor wie ik wilde stemmen. C. Ik ging met geen enkele voorgestelde beleidsoptie akkoord. D. Ik interesseerde me er niet voor. E. Andere reden (geef details):
Luik 2: stemmers Vraag 1. In welke leeftijdsgroep zit jij? (Optioneel)
Vraag 2. Wat was voor u de belangrijkste reden om te gaan stemmen de laatste keer dat u ging stemmen? A. Ik vond dat het mijn democratische plicht was. B. Ik wilde stemmen voor [een persoon]. C. Ik wilde stemmen voor [een partij]. D. Ik wilde niet dat [een andere persoon / partij] zou winnen. E. Andere reden (geef details):
5 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?
Bijlage 1: Voorbeeld van het invullen van een enquêteblad
Luik 1: Niet-stemmers Vraag 1. In welke leeftijdsgroep zit jij? (Optioneel)
Vraag 2. Wat was voor jou de belangrijkste reden om te gaan stemmen de laatste keer dat je ging stemmen? A. Ik vond dat het mijn democratische plicht was. B. Ik wilde stemmen voor [een persoon]. C. Ik wilde stemmen voor [een partij]. D. Ik wilde niet dat [een andere persoon / partij] zou winnen. E. Andere reden (geef details):
6 | Gaan stemmen of niet gaan stemmen?