Fysisch
Geografisch Universiteit
en
Bodemkundig van
Laboratorium
Amsterdam
KENYA
\'1 \aN;s>
Verslag
ISEIC LIBRARY RE - 1989.03 Wageningen Ihe Netherlands
doctoraal-excursie
Kenya
Verslag 1-17
doctoraal
oktober
excursie
richtingen
3 en
4 naar
Kenya
1979
Deelnemers : Drs.
R.F.
van
de
C.J.
Weg
Leermakers
J.
Sevink
R.
de
J.
den
Besten
R.
Marchand
P.
Ensing
S.
Paris
L.
Faase
F.L.
J.
Gerits
Mw.O.
F.
Janssen
H.
Vellema
T.
Koopmans
R.
de
Dr.
Lóoze
ISRIGrUBRARY
Snijders Vaessen
•QwT.rt'a»; -Waoenlngen, The-Netherlands
Waal
Scanned from original by ISRIC - World Soil Information, as ICSU World Data Centre for Soils. The purpose is to make a safe depository for endangered documents and to make the accrued information available for consultation, following Fair UseGuidelines. Every effort is taken to respect Copyright of the materials within the archives where the identification of the Copyright holder is clear and, where feasible, to contact the originators. For questions please contact soil.isric(i5)wur,nl indicating the item reference number concerned.
FYSISCH
GEOGRAFISCH
UNIVERSITEIT
VAN
EN
BODEMKUNDIG
LABORATORIUM
AMSTERDAM
MAART
Q>hGb
1980
-
1 -
VOORWOORD Terwijl eind
ik nog
hoog
1978 een b r i e f
dachten
vast
doktoraal
n a a r K e n y a voor
een
enigszins
excursies
plaatsgevonden. werd,
De
het
of zij b e r e i d
financiën
waren, zoals
staat waren werden
worden
excursie
d a t de
zou k u n n e n v i n d e n . deze
afstand
de h o g e r e
verder
leverde
onderdeel
"uitbesteed"
of
taak
al k.laar s t o n d e n waar
collega's
k w e e t . Bij a a n k o m s t
alle
naar
ik d u r f
m i n s t door
de b i j z o n d e r
liever
nu eens van n a b i j , kon w o r d e n was voor
denk d a a r b i j (Jan S e v i n k
o.a. en ik
"banda's,
de b u s j e s
en v o o r a l
hulde echter
belangrijke
een k l a p p e r
keurig
te z e g g e n goede
en twee
een
De 3000 km in t o t a a l gelegd telkens
startmotor
echte pech krijgen van de U T C !
wij
zeer
busjes
die
het
feit
fungeerden
het wel
er
dat
genomen
ontwikkelingsland
een g r o t e b e l e v e n i s . ons
regelmatig
n l . ook
zouden
Ik
nog
als
hadden)
halen.
af
of
Alle
en U T C , de v e r h u u r m a a t s c h a p p i j !
zonder
echt g r o t e p r o b l e m e n
er een dag dat moest
het
leerzaam
kort, kennis een
deel-
in
en t e a m s p i r i t
maar
busjes
zaten!!
stafleden
b u s j e s , die w e . g e h u u r d
konden
w o r d e n , al w a s als
ook
in
succes, niet
"vakgebied"
van
de
overhandigd
op v o l g o r d e
stemming
facetten
de b a n d e n
voor deze
hotels
ons, terwijl
aan de w e g e n . We v r o e g e n
van de N i s s a n
het
deze
deelnemers
chauffeur
op
van
in K e n y a werd
i.h.b.,
doorgang
die zich v o o r t r e f f e l i j k
al w a s het dan wat
de m e e s t e
kon
één
op het
van v e l e r l e i
te
en in m e i
gezegd
in de g r o e p h e e r s t e . De t o c h t w a s niet a l l e e n voor a l l e n , en b o e i e n d
echter gepolst
gezien
dit zeer
14 s t u d e n t e n
namen werd
aan-
van
op het v l i e g v e l d ,
waaraan
hadden
aan de e c h t g e n o t e
reserveringspapieren
De e x c u r s i e
Europa
eigen bijdrage
van de
op daar
kon w o r d e n
omdat
in K e n y a , n o r m a l i t e r
struikelblok
geen p r o b l e m e n
van m i j n v r o e g e r e
gedachte
onderzocht
De v o o r b e r e i d i n g
het g r o t e
richting
werden
"technisch"
zwakke p u n t , d.w.z. het reserveren etc.
van
in het b e g i n
studenten
ge-
houden
p u n t . De p l a n n e n w e r d e n
b e t a l e n , de f i n a n c i ë n gesteld
studenten
revolutionaire
u i t g e w e r k t , de
en in
een e v t . te
tot dan toe n i e t b u i t e n
cruciële
1979 v e r d e r
ik
v a n Jan S e v i n k die me v e r z o c h t m i j n
excursie
buitenlandse
begin
in K e n y a w e r k t e , o n t v i n g
e e n s te laten g a a n over
3 en 4. Het w a s
genomen
en droog
een v i e r t a l
studenten
f u n g e r e n . En m o c h t e n
dan w a s h e t a l t i j d vlak b i j
af-
een
we
eens
garage
- 2 -
De fotografen onder ons konden hun hart ook ophalen. Een 3000! dia's was de oogst van deze excursie. Een selectie hiervan werd alreeds in de vorm van een "praatje bij een plaatje" door een drietal deelnemers vertoond aan staf en studenten van ons
laboratorium.
Ter voorbereiding op de excursie werd in september een voorbereidingsweek georganiseerd waarin staf en "gastsprekers" verschillende aspecten van Kenya
(zie programma) belichtten.
De afspraak was tevoren gemaakt dat van iedere dag een verslag zou worden geschreven door één van de deelnemers. Het resultaat hiervan ligt op het ogenblik voor U. De b i j dragen variëren sterk in lengte, kwaliteit, stijl etc. Met opzet is echter de "redactionele inbreng" zo beperkt mogelijk gehouden, dit om het individuele karakter van de bijdragen te behouden. Het nadeel is echter dat het geheel wat ongebalanceerd
is. Het verslag pretendeert geenszins een weten-
schappelijke verhandeling te zijn over Kenya en de bezochte lokaties. De lezer zal zeker hier en daar uitspraken vinden v/aar een vraagteken bij geplaatst zou moeten worden. Het verslag beoogt slechts een weergave
te zijn van de vele in-
drukken van de deelnemers en dient als herinnering aan een leerzame excursie. Mede om deze redenen is de distributie van het verslag beperkt gehouden. Tenslotte wil ik nogmaals diegenen bedanken die een b i j drage geleverd hebben aan het welslagen van deze reis: de inleiders
("gastsprekers") in de voorbereidingsweek; Dr.W.
Veenstra(Nairobi), de fam.Clifford(Eaagads Estate, Thika), de staf van de Kenya Soil Survey, Ir.P.Oosterom, Kilifi, Ir.de Meester
(Kilifi project-L.H.), Dr.C.van Eynatten,
Kikambala, last but not least Mevrouw Anneke Braun, onze kwartiermaakster
in Kenya.
De tekening op de omslag is van de hand van R.Marchand, die ook de andere illustraties verzorgde.
R.F. van de Weg
fîg.1: de excursîe-route (de dubbele lijn met daarin zwarte blokjes). Kaartje uit Landendocumentatie 1978 nr.1, Kenya
fig.2: vereenvoudigde geologische kaart van Kenya(uit "The geology and mineral resources of Kenya", W. Pu 1 frey,19^9)
-
*i
Programma voorbereidingsweek
-
excursie
maandag 17 september t/m vrijdag 21 september
ma
17
9.00 uur 10.30 uur
Inleiding
di
18
9.00 uur
(van de Weg)
Algemeen overzicht en kenmerken bodems
15.30 uur
(van de Weg)
Kenya: fysiografie, geologie, klimaat, vegetatie
14.00 uur
Inleiding tot landgebruik
(Prof.Dr. Wormer)
Sociaal-economische aspecten van enkele de kleine boer
19
tropische
(Sevink)
landgebruikstypen
wo
1979
in Kenya, in het bijzonder
(Dr. Luning)
14 . 00 uur
Landbouw!systemen)
in Kenya
(Prof.Dr. Wormer)
10.30 uur
Bodems en vegetatie in Tsavo National Park (Ir. van Wijngaarden)
do
20
9.00 uur
Inleiding tot eerste week route van excursie (met d i a ' s ) , bodems,
landschappen,etc.(v.d.We
10.30 uur
idem
14.00 uur
Film over tocht door Kenya
(Drs. van den Bosc
Coriovallum College, Heerlen) vr
21
9.00 uur
Bodems en
fysiografie van de kuststreek
(van de Weg)
- 5 VOORBEREIDINGSWEEK
KENYA
L . Faase Als voorbereiding op de doctoraal-excursie naar Kenya waren in de periode van maandag
17 september tot vrijdag
21 september een aantal lezingen in ons instituut georganiseerd Het doel van deze lezingen was inzicht te krijgen in zowel de fysische alsook in de sociale aspecten van dit land. Behalve de stafleden Sevink en van de Weg werkten aan deze voorbereidingsperiode ook enkele gastdocenten mee. De maandag stond in het kader van de eerste
kennismaking
met het land Kenya, een inleiding door van de Weg. Allerlei zaken kwamen hierbij aan de orde, zoals het zeer hoge geboortecijfer
(een van de hoogste van de wereld!), geologie, geomor-
fologie, klimaat,demografie, en de geschiedkundige
ontwikkeling
van land en bevolking. Kenya is sterk beïnvloed door vreemde naties, waarbij vooral de Portugezen, Arabieren en Engelsen een grote rol hebben gespeeld.
In Kenya is met name de invloed
van de Engelsen nu nog goed merkbaar, dit als gevolg van het feit, dat het tot 1963 onder Engels koloniaal bewind
stond.
De eerste president was Kenyatta, die overleed in 1978, sindsdien regeert president Daniel Arap Moi. In de voormiddag
werd aandacht besteed aan de kenmerken
van tropische bodems. Sevink sprak hierbij over verschillende bodemkundige verschijnselen in de tropen, waarbij vooral aan piinthietvorming aandacht werd besteed. Ook de klassificatie van in de tropen veel voorkomende bodems werd belicht. Prof.Dr.Ir. Th.Wormer
(K.I.T.), die 17 jaar in Kenya heeft
gewerkt, sprak vervolgens over enige aspecten van het landgebruik. Hierbij bleek, dat de onafhankelijkheid tot grote veranderingen
(1963) leidde
in het landgebruik. Er is een enorme
variabiliteit in technologie. Dit, evenals de vele voorkomende ziektes bij mens, vee en wild, stelt het land voor grote problemen. Op grond van temperatuur, jaarlijkse neerslag, groeiseizoen van de belangrijkste gewassen en de neer slagverdeling per seizoen is het land ingedeeld in 5 ecologische zones. In zone 5 treffen we de zeer droge gebieden aan en in zone 1 de natte. Voorbeelden uit de verschillende ecozones werden aan de hand van dia's belicht. Op dinsdag
18 september hield Dr.Ir. Luning een lezing
over de sociaal-economische situatie van enkele Kenyase landgebruikstypen en wel in het bijzonder over de "smallholder". Hierbij kwam naar voren, dat industrialisatie en het creëren van een dienstensector met werkgelegenheid
zeer moeilijk te
realiseren zijn. Bovendien is de vraag naar voedsel met name gedurende de laatste jaren zeer sterk toegenomen, vooral tengevolge van de zeer snelle groei van de bevolking. Met behulp van enkele produktiegrafieken werd dit duidelijk gemaakt. Bij verandering van produktie spelen de makroeconomische consequenties een grote rol. Vraag en aanbod kunnen snel veranderen; de boer
(en het produkt) zal hierop
vaak niet zo vlug kunnen inspelen. Een van de meest beperkende factoren hierbij is de factor arbeid. Vaak is de opbrengst per man belangrijker dan de opbrengst per hectare. De oppervlakte van de bedrijfjes is dan ook beperkt door deze factor arbeid (meestal kleiner dan 3 h a ) . Ossen zijn vaak ondervoed, wanneer ze het hardst moeten werken. Vele gebieden zijn niet geschikt voor grootschalige landbouw, dit vaak mede tengevolge van gebrek aan goed management. In de namiddag sprak Prof. Wormer over de meest voorkomende landbouwgewassen in Kenya. Hierbij kwam de vraag naar voren: "waarom welke gewassen?" Vooral klimaat, instraling, neerslag, daglengte, bodem en topografie zijn bepalend voor welk gewas er kan groeien. Veel gewassen kunnen zich aanpassen aan de wisselende omstandigheden. Vervolgens kwamen verschillende gewassen ter sprake: suikerriet
vooral op "nattere" gronden en aan de kust.
sisal
bestand tegen droogte, is echter niet geschikt voor kleine bedrijven,
mais
volksvoedsel bij uitstek, is het eerst geplant langs de kust en heeft ongeveer 80 jaar geleden de sorghum en gierst
(Millet) verdrongen,
yams
vooral in waterrijke gebieden,
ananas
bestand tegen droogte en zeer geschikt om te conserveren.
koffie
zeer belangrijk exportprodukt. Veelal m.b.v. irrigatie. Groot nadeel van de koffieplantages is de watervervuiling, die veroorzaakt wordt door de buitenste, niet te gebruiken schil van de koffiebes.
bananen
zowel zoete alsook meelbananen.
bataat
(sweet potatoes)
cassave
kan
in tegenstelling tot de aardappel in de
grond blijven zitten tot ze nodig is. thee
belangrijk exportprodukt. Vaak ontwikkeld m.b.v. de Wereldbank, om de fabrieken waar de thee bereid wordt, te financieren.
Voorts komen in Kenya nog voor: papaya, passion-fruit, pyrethrum, meerdere fruitsoorten, gierst, katoen, tabak, rijst aardnoten, zonnebloem, kokosnoot, cashew, kapok, mango, citrus en sesam. 's Woensdags hield Ir. van Wijngaarden een lezing over de bodems en vegetatie van het Tsavo National Park, een zeer groot, vlak, zeer droog gebied. Er is hier dan ook geen agrarische activiteit mogelijk. Geologisch bestaat Tsavo uit Basement System Rock, met aan de voet van de Inselbergs verscheidene coalescing
fans
(footslopes). V o o r v e r d e r e details zie het verslag van die dag. Donderdagochtend: met behulp van tientallen dia's liet van de Weg ons zien wat ons de eerste week van de excursie te wachten stond. Zowel dia's met landschappen, bodems, bodemkundige verschijnselen, alsook dia's met sociale kanten (krottenwijken) werden hierbij tevoorschijn getoverd. 's Middags werd, na een korte inleiding door Drs. van den Bos, een film vertoond, die gemaakt was door leraren van het Coriovallum College uit Heerlen. Hierin werd de tocht getoond die 70 leerlingen en hun begeleiders afgelopen jaar door Kenya hebben gemaakt. Naast filmbeelden van het prachtige landschap werd er ook ruimschoots aandacht besteed aan maatschappelijke problemen. Vooral het kontakt, dat de leerlingen hadden met de plaatselijke bevolking, leidde af en toe tot zowel ontroerende als vrolijke scenes. De laatste ochtend van de voorbereidingsperiode
ging
van de Weg dieper in op de situatie van de kuststreek. Zowel de geologie, die hier allesbepalend is, alsook de bodems en de fysiografie kwamen hierbij ruimschoots aan bod. Dankzij deze uitstekend georganiseerde week kwamen we goed voorbereid
in Kenya aan.
Programma excursie 1-17 oktober
ma.
1 okt.
Vertrek Schiphol Vlucht KL 591
di.
2 okt.
1979
(vertrek hal, noordzijde) 22.45
(DC 1 0 ) . Verzamelen Schiphol
Aankomst Nairobi 9.00
20.30
(local time)
Per minibus vanaf airport naar Nairobi Checken busjes, papieren, inpakken, inkopen voedsel etc. Middag: bezoek aan Nairobi Nacht: YMCA en United Kenya Club, Nairobi wo.
3 okt.
Morgen: bezoek aan Kenya Soil Survey, Nairobi Middag: bezoek en rondleiding koffiefarm bij Thika
(Eaagads Estate)
Avond: lezing Drs. W.Veenstra
(UNHCR): Politiek
en vluchtelingenprobleem
do. 4 okt.
Kenya
Nairobi-Kinangop-Thika-Sagana-Naro
Moru
Nacht: bandas Naro Moru River Lodge vr.
5 okt.
M t . Kenya met "beklimming" tot ong. 3500 m. Nacht: tenten bij lodge.
za.
6 okt.
Naro Moru-Embu-Kindaruma
area-Thika-Nairobi
Nacht: YMCA en United Kenya Club, Nairobi zo.
7 okt.
Nairobi-Magadi v.v. Nacht: Nairobi, YMCA en United Kenya Club
ma.
8 okt.
Nairobi-Kapiti plains/Athi plains-NamangaAmboseli National Park Nacht: 01 Tukai bandas, Amboseli
di.
9 okt
Amboseli-Oloitokitok-Tsavo
West-Kitani
Nacht: Kitani bandas wo. 10 okt.
Kitani-Tsavo West-Tsavo East-Aruba Lodge Nacht: Aruba Lodge
(bandas)
do. 11 okt
Aruba-Tsavo
East-Aruba
Nacht: Aruba Lodge
vr . 12 okt,
(bandas!
Aruba-Mombasa-Tiwi Middag: lezing Prof, van Eynatten over landbouw (mogelijkheden) aan de kust van Kenya Nacht: Twiga Lodge
za. 13 okt
(bandas)
Tiwi-Mombasa-Kil if i-Mombasa-Tiwi o.l.v. Ir. P.Oosterom
(WOTRO)
namiddag: bijeenkomst met LH-project (Dr. T. de Meester
c.s.)
Nacht: Twiga Lodge
zo. 14 okt
Tiwi-Kwale gebied-Tiwi
(tezamen met
studenten
en staf LH-project) Nacht: Twiga Lodge
ma. 15 okt,
Tiwi-Mombasa-Nairobi Nacht: Nairobi YMCA and United Kenya Club
di. 16 okt,
Nairobi, vrij. Vertrek Nairobi
(Embakasi airport!
23.20 KL 592 (DC 10)
wo
17 okt
Aankomst Schiphol 5.55(lokale
tijd)
WOENSDAG : J. Gerits 3.10.1979
ochtend: bezoek aan Kenya Soil Survey
(K.S.S.),
Nairobi middag:
bezoek en rondleiding op koffiefarm bij Thika
avond:
(Eaagads Estate)
lezing door Drs. W.Veenstra
(U.N.C.H.R.)
Politiek en vluchtelingenprobleem
Door het hoofd, F.N.Mucheria,
Kenya.
werd een uiteenzetting
gegeven
over organisatie en werkzaamheden van de K.S.S. Tot 1972 ressorteerde de uitvoering van bodemkarteringen onder de Soil Survey Unit
(S.S.U.) van het Ministerie van
Landbouw. Het betrof slechts gedetailleerde voor specifieke doeleinden. Kleinschalige
bodemkarteringen
bodemkarteringen
waren schaars. In 1972 werd in het kader van de bilaterale hulp van Nederland aan Kenya
( concentratieland) , met Neder-
landse financiële en technische hulp de K.S.S. opgezet. Dit project omvatte de opzet en organisatie van een Keniaans bodemkarteringsinstituut, waarbij als eerste prioriteit gesteld werd Keniaanse "counterparts" op te leiden in bodemkartering, "land evaluatie" en chemisch- en fysisch bodemonderzoek. De Nederlandse hulp
(geld en mankracht) is voorlopig
tot eind 1981 vastgelegd. Door de K.S.S. worden 5 soorten karteringen
uitgevoerd,
elk op een bepaalde schaal en met een specifiek doel: "Exploratory" karteringen
(1:500.000 -
1:1.000.000)
doel: inventarisatie van de belangrijkste
landschapsvormen
en bodemtypen voor globaal overzicht, hulpmiddelen: vnl. luchtfoto's en satellietfoto's, aangevuld met literatuur en veldwaarnemingen, gekarteerd: 100 % (hiervan 30 % high- en medium potential "Reconnaissance" karteringen
land)
(1:100.000 - 1:250.000, resp.
voor high- en medium en low potential
land)
doel: systematische inventarisatie van bodem en "natural resources" van bepaalde gebieden als basis voor de selectie van toekomstige specifieke Zeer belangrijke
ontwikkelingsplannen.
"multi-purpose" karteringen,
hulpmiddelen: systematische lufo-interpretatie en veldwaarnemingen, gekarteerd: 14 % (van tot. oppervlak van Kenya) "Semi-detailed" karteringen
(1:20.000 - 1:50.000)
- 11doel: voor specifieke doeleinden zoals
irrigatie-projecten,
introductie van nieuwe landbouwgewassen etc. Meestal als basis ter bepaling van de uitvoerbaarheid van een ontwikkelingsprojeet. hulpmiddelen: lufo-interpretatie
(relatief minder
tijdbesparend)
en groter aantal veldwaarnemingen, gekarteerd: 2 %. "Detailed" karteringen
(z
1:10.000)
doel: voor gedetailleerde planning, o.a. bij ontwerp van irrigatieprojecten en voor landbouwkundige proefstations, hulpmiddelen:
vnl. veldwaarnemingen, lufo-interpretatie van
zeer ondergeschikt belang, gekarteerd: 0,2 %. "Site evaluations"
(verschillende
schalen)
doel: vnl. snelle karteringen voor project identificatie, voorlopig onderzoek bodemproblemen etc. hulpmiddelen: vnl. lufo-interpretatie met gering
aantal
veldwaarnemingen, gekarteerd: 5 %. Binnen de K.S.S. speelt de landevaluatie een belangrijke rol. Naast de inventarisatie van L.U.T.'s
(relevante land-
gebruikstypen en mogelijke alternatieven) worden er ook een aantal relevante bodem- en landeigenschappen bepaald. Tot deze "land qualities" behoren o.a. bodemvocht-bergend verslempings- en erosiegevoeligheid,
vermogen,
"overgrazing" en chemische
bodemvruchtbaarheid. Tevens worden er op grond van temperatuur, jaarlijkse regenval, verdamping, regenverdeling per seizoen en vegetatie, een aantal ecologische zones onderscheiden. Deze worden op de bodemkaart "gesuperponeerd" . De verschillende "L.U.T.'s" worden onderscheiden op basis van factoren als input
(arbeid, kapitaal), technisch niveau en gewas. Per
kaarteenheid wordt er nu voor elke "land quality" een waardering
(1, zeer goed; 5, zeer slecht) gegeven. Tenslotte
worden deze gegevens tezamen met de L.U.T.'s per kaarteenheid vertaald in termen van bodem- en landgeschiktheid. Dit is de belangrijkste stap in de land-evaluatie. De landgeschiktheidsbeoordeling wordt gepresenteerd
in een zgn. "Land Evaluation
Key", waarin per kaarteenheid de geschiktheid voor verschillende landgebruiken wordt aangegeven. Aangezien sociaaleconomische gegevens vaak niet beschikbaar zijn, worden de
verschillende landgeschiktheidstypen vnl. gebaseerd op beperkingen onder i,nvloed van 'fysische omsta'ndi'gheden. ..• 's Middags werd een bezoek gebracht aan een koffieplantage op +_ 10 km ten W. van Thika
(1500-1800 m hoogte).
Het gebied wordt gekenmerkt door een "rolling" topografie met vnl. diepe, goed gedraineerde rode kleibodems
(Nitosolen,
vgl. excursiepunt 5 van de K.S.S.-excursiegids), ontwikkeld in tertiaire pyroklastisehe gesteenten en tuffen. Het gebied behoort tot ecozone III
(cf. ecological zoneskaart in K.S.S.
excursiegids) en heeft een bimodale neerslagverdeling met een
(lange) regentijd van maart t/m mei en een
(korte)
regentijd v.an oktober t/m december. Gezien de ecologische "eisen" die "arabica"-koffie
stelt, komen de belangrijkste
koffiegebieden voor langs de oostelijke helling van de Aberdares en de zuid- en oosthelling van Mount Kenya. Deze eisen zijn: +_ 1800 mm neerslag per jaar
(ideaal) , regelmatig
verdeeld en met een droge periode van + 2 maanden, matige temperatuur
(16-25 C) en goed gedraineerde, diepe bodems
met een relatief hoge chemische vruchtbaarheid
(Acland, 1971) .
Lagere neerslag kan door irrigatie, onkruidbestrijding
en
effectieve "mulching" worden ondervangen. Het gebruik van schaduwbomen ter verbetering van een aantal factoren
ecologische
(temperatuur, wind, drainage, erosie) komt steeds
minder voor, aangezien het drukkend werkt op de opbrengst. Koffie is het belangrijkste exportprodukt van Kenya en de kwaliteit geniet een grote faam in de wereld. De traditionele aanplant is die in rijen met de koffiestruiken op 3 meter afstand van elkaar. Op de bezochte plantage was er ook een aanplant uit 1977 met een onderlinge afstand van 1,5 x 1,0 m.
De voor- en nadelen van deze dichtere
zijn respectievelijk:
aanplant
"self-mulching" en hogere opbrengst
tegenover moeilijkere oogst met meer schade en moeilijk onderhoud. Een van de belangrijkste werkzaamheden bij het onderhoud is het snoeien. Dit wordt gedaan om een goede continue opbrengst te garanderen
(evenwicht tussen vrucht- en vegetatieve
ontwikkeling), het oogsten te vergemakkelijken, het sproeien efficiënter te maken en plagen en ziekten
(micro-klimaat!)
tegen te gaan. Men onderscheidt .2 manieren van snoeien: die bij éénstammige- en die bij meerstammige struiken. Bij eenstammige struiken blijft het snoeien beperkt tot de z i j -
takken die de vruchten dragen. Stam en primaire zijtakken blijven nagenoeg ongemoeid. Elk jaar worden de oude zijtakken verwijderd. Het snoeien van meerstammige struiken betreft zowel de stammen als de primaire zijtakken. Elke 4-6 jaar, worden de stammen door nieuwe uitlopers
(18 maanden oud)
vervangen, terwijl de vruchtdragende takken na 2 oogsten worden verwijderd. Zodoende verschijnen de achtereenvolgende oogsten op steeds grotere hoogte in de koffiestruik, totdat de stam gekapt wordt en een nieuwe cyclus begint. In het algemeen vindt de belangrijkste snoeiing direkt na de oogst plaats. De voor- en nadelen van eenstammige- t.o.v. meerstammige struiken zijn: minder kwetsbaar, makkelijkere oogst en besproeiing tegenover meer arbeidsintensieve
snoeiing
en geringe opbrengst. Aangezien koffie "concurrentie-gevoelig" is, vindt intensieve onkruidbestrijding middels grondbewerking en "mulching" plaats. In het sterk golvende gebied rond Thika worden de hogere delen gebruikt voor de aanplant van koffie en de lagere voor gras, bestemd voor "mulching". De gunstige effecten van "mulching" zijn: bemesting, betere vochthuishouding, bestrijding van bodemerosie en structuurverval. Bij de bodembemesting is N het belangrijkste element voor koffie. Afhankelijk van de pH van de bodem worden calciumammonium-nitraat of ammonium-sulfaat-nitraat gebruikt. Een volwassen gewas heeft + 150 kg N
per ha nodig. Dit wordt
meestal in drie "termijnen" toegediend: bij het begin van de lange regens, een maand later en tijdens de korte regens. Veelvuldig toedienen van stalmest reduceert de koffiekwaliteit
(te hoog K-gehalte). Op de plantage werd 170 kg
NPK/ha in 4 termijnen
(2 x droog, 2 x nat) toegediend.
Een belangrijke bedreiging voor de kwaliteit van de koffie zijn de "coffee berry disease"
(CBD) en "leaf-rust".
CBD en leaf-rust worden veroorzaakt door
schimmels die
bloemen, bessen en bladeren aantasten; zij zijn herkenbaar aan donkerbruine, roestkleurige vlekken. Vooral natte, warme perioden zijn gunstig voor infectie. De sporen kunnen worden overgebracht door regendruppels, mensen en dieren. Aangetaste rijpe bessen kunnen niet meer geschild worden, terwijl groene bessen, bladeren en bloemen nauwelijks tot ontwikkeling komen of zelfs afsterven. Vooral meerstammige struiken zijn erg vatbaar voor CBD
(infectiekans). Bestrijding
- 14 -
gebeurt door besproeiing met fungiciden tijdens nat weer. Ongeveer 8 à 9 maanden na de bloei
(begin regentijd) kan
er geoogst worden. Door de biraodale regenverdeling kan dit 2 x per jaar gebeuren. Dit betekent dat elke tak zowel koffiebessen als bloesem heeft. Slechts rijpe bessen worden geplukt. De arbeid(st)er s worden betaald op basis van 3 "tins" (elk 20 ltr) per dag. Samen met het uitsorteren van de groene bessen kost dit ongeveer 8 uur werk en dit levert hun 9 KSh (+ f. 2,50) op. Elke "tin" extra levert 2h KSh extra op. In het hoofdseizoen worden er meestal opdrachten per familie uitgegeven. Het is voor de kwaliteit van de koffie van belang dat de bessen zo snel mogelijk worden verwerkt. Vroeger werden de koffiebonen in hun huid gedroogd bereidingswijze
en daarna gebrand. Deze
(Brazilië) levert koffie met een slechtere
kwaliteit op. Tegenwoordig worden eerst de huid en de pulp verwijderd en pas daarna worden de bonen gedroogd en gebrand. Dit levert een betere kwaliteit op. De bessen worden met water door een molen geleid die huiden en pulp verwijdert. Hierna stroomt het water met huiden, pulp en bonen over een bewegende zeef. De zwaardere bonen
(betere kwaliteit)
zinken en worden naar een apart bassin afgevoerd. De rest wordt naar een andere zeef afgevoerd, waar de lichtere bonen (mindere kwaliteit) van pulp, huiden en lege bonen worden gescheiden. Aan het bassin met bonen wordt "recycled" water (afkomstig van de pulpverwijder ing) toegevoegd. Onder invloed van enzymen treedt een gistingsproces in werking dat de suikerlaag om de boon verwijdert. Het gebruik van water versnelt het proces
"recycled"
(normaal 3 dagen, nu 1 d a g ) .
Tenslotte worden de bonen met schoon water in een hellende gootmet drempels hellingopwaarts geduwd. Hierbij worden de bonen gewassen en uitgesorteerd
in verschillende klassen op
grond van hun gewicht. Daarna worden de bonen op een fijne zeef gelegd en zo snel mogelijk gedroogd
("skin drying")
in verband met schimmels. Uiteindelijk komen de bonen op de droogtafels terecht waar ze gedurende 5-7 dagen in de zon worden gedroogd. Essentieel hierbij is dat dit gelijkmatig gebeurt en niet bij extreme temperatuur
('s middags, 's nachts)
Droging is het meest kritieke onderdeel van de koffiebereiding. Na de droogtafels kan de koffie naar de branderij in Nairobi worden gebracht, waar hoornschil en zilverhuid worden verwijderd. Een goede oogst levert zo'n 1-2^ ton/ha "brandklare"
- 15 koffie op. 's Avonds werd er door Drs. W.Veenstra, politicoloog uit Leiden en verbonden aan United Nations High Commission for Refugees in Kenya het een en ander verteld over het vluchtelingenprobleem en de politieke situatie in Kenya. Dit mondde spoedig uit in een discussie die
(onder het genot van
enkele "White Caps") in de United Kenya Club werd gehouden. Voor een algemeen overzicht van de politieke
geschiedenis
van Kenya wordt verwezen naar de landendokumentatie
Kenya
van het K.I.T. Het vluchtelingenprobleem
is in de jaren
'60 duidelijk
op de voorgrond getreden tengevolge van het opkomend nationalisme en streven naar onafhankelijkheid.
In de jaren
'70
werd het nog urgenter tengevolge van bepaalde regime's, zoals in Oeganda, Equatoriaal-Guinee en Ethiopië. De "herwaardering" van Afrika door de grotere mogendheden vormde een belangrijke steun voor de verschillende
onafhankelijk-
heidsbewegingen, die voorheen te weinig middelen hadden om hun doel te verwezenlijken. De 4 miljoen vluchtelingen in Afrika vormen 40 % van het totaal aantal vluchtelingen in de wereld. Van die 4 miljoen zijn er 1 miljoen afkomstig uit landen met een blanke minderheidsregering. Een extra probleem vormt het feit dat vele vluchtelingen in ontwikkelingslanden terechtkomen. Een betere spreiding van vluchtelingen naar economische opvangcapaciteit rijkere ontwikkelingslanden)
(ontwikkelde- en
is zeer gewenst. Een van de
belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van het vluchtelingenprobleem is dat het binnen Afrika niet erg serieus genomen wordt. De souvereiniteit van elk land staat hoog aangeschreven. Ook de O.A.E. (Organisatie voor Afrikaanse Eenheid) kent geen commissie voor mensenrechten. Een andere oorzaak van het vluchtelingenprobleem
zijn de vaak vreemde
"koloniale" grenzen die ethnische groepen onderling
scheiden.
Het is de taak van de U.N. om met behulp van de internationale wetgeving bij vluchtlanden te bepleiten dat vluchtelingen een verblijfsvergunning
en maatschappelijke
mogelijkheden krijgen. De klachten van "vluchtlanden" dat ze zelf niet genoeg economische middelen hebben voor een goede opvang van vluchtelingen, zijn vaak niet juist. In Kenya zijn vooral vluchtelingen uit Uganda, Ethiopië, Namibië, Zuid-Afrika en Rwanda. Kenya zelf heeft geen
± o
politieke vluchtelingen, de Mensenrechten worden er redelijk gehanteerd. Wat betreft de grondrechten is het er minder goed gesteld ten opzichte van die in ontwikkelde landen. Dit hangt duidelijk samen met de status van
ontwikkelingsland.
Dat Kenya niet op de voorgrond treedt in de buitenlandse politiek
(vergelijk Nyerere, Tanzania) is vooral te wijten
aan de "nation-building", "inward-looking" politiek, zoals die door Kenyatta vanaf de onafhankelijkheid werd gevoerd. In verband met de grote stammen-rivaliteit
(Kikuyu's versus
Luo's) werd er na de dood van Kenyatta een grote politieke instabiliteit verwacht. Zijn opvolger Moi komt uit de kleine Tugen-stam. .Hij is veel populairder dan Kenyatta, die alleen bij de oudere groep populair was. Ook tracht Moi schoon schip binnen het ambtelijk regeringsapparaat
(corruptie)
te maken. Hij reist het hele land af en heeft veel aandacht voor het armste deel van de bevolking. De verkiezing van de parlementsleden
(1 partij-stelsel)
geschiedt voornamelijk op personen en nauwelijks op programma's. De status van parlementslid
is een gewild object om zo een
betere positie te verkrijgen. In de praktijk zijn de meeste parlementsleden weinig bij de politiek betrokken en vaak zelfs niet bij parlementaire bijeenkomsten aanwezig. De nieuwe verkiezingen
(november 1979) waren dan ook
interessant
wegens de nieuwe verkiesbare mensen, waaronder veel "progressieve" mensen uit de universitaire wereld. Over de al of niet verkiesbare status wordt door de K.A.N.U. beslist. Achteraf bleek, dat de vroegere K.P.U.-leden wederom niet verkiesbaar werden geacht. In het algemeen geldt dat de progressieve parlemntsleden weinig kunnen veranderen op korte termijn, aangezien de verwezenlijking van hun plannen sterk gebonden is aan de economische beperkingen. Tot de niet-officiële machtsgroepen kunnen de kerken zeer christelijke natie) en de buitenlandse
(Kenya is een
investeerders
gerekend worden. De "Kenyanisatie" heeft voornamelijk plaatsgevonden in het grootgrondbezit in de "White-Highlands" en in veel mindere mate in de industrie en het bedrijfsleven. Tenslotte is het opvallend dat het leger geen machtsgroep vormt, klein is (20.000) en bewust niet groot is opgezet.
I
1 /
Donderdag 4 oktober
1979
-
(Chrisjan
Route: Nairobi-Limuru-rand
Leermakers)
Rift Valley bij Kijabe-
Thika-Sagana-Naro Moru
(voet Mount Kenya, westzijde).
Deze dag ging de excursie aanvankelijk bergopwaarts van Nairobi tot de rand van de Rift Valley en weer terug naar Thika. Het meest boeiende van deze rit was dat een fraaie sequentie was waar te nemen in bodem en landgebruik als gevolg van de veranderingen in klimaat. De rit van Thika naar Naro Moru werd in sneller tempo afgelegd. Het grootste gedeelte van deze rit werd ook twee dagen later afgelegd in omgekeerde richting. Er is toen meer aandacht besteed aan fysiografisehe verschijnselen, zodat ik voor dat gedeelte verwijs naar de desbetreffende dag, n.l. zaterdag 6 oktober. Het eerste deel van de rit zal besproken worden aan de hand van een geschematiseerd dwarsprofiel
(zie figuur 3 ) . Dit
dwarsprofiel werd van links naar rechts
(zuidoost-noordwest)
gevolgd en in omgekeerde richting weer terug naar Thika, dat in dezelfde ecozone ligt als Nairobi. Naast een sequentie in reliëf
(1600-2400 m) en dientengevolge in klimaat
(steeds
koeler en natter) zijn er ook verschillen in de geologische ondergrond. Hoewel deze niet zo mooi in zones verloopt als genoemde factoren, is toch wel een zekere opeenvolging in afzettingen te constateren. Gaande van Nairobi naar de Rift Valley komt men n.l. in steeds jongere vulkanische gesteenten
(lava's en tuffen).
Laten we de sequentie van zuidoost naar noordwest volgen aan de hand van het dwarsprofiel. Nairobi en Thika liggen beide in ecozone IV. Het klimaat is vrij droog. De gemiddelde jaarlijkse neerslag is weliswaar tussen de 750 en 1000 mm, doch daar staat tegenover dat het quotiënt van de neerslag en de gemiddelde potentiële evapotranspiratie tussen 38 en 53 % ligt
(r/Eo)
(cf. ustic soil moisture regime).
Nitosolen zijn de meest voorkomende bodems. Bij Thika hebben we echter ook een humic Acrisol bekeken. Via de Kenya Soil Survey zijn hier gegevens over beschikbaar
(excursion site
6, in K.S.S. excursiegids) . Acrisols hebben een argillic-B horizont en een baseverzadiging van minder dan 50 % in enig deel van de B-horizont binnen 125 cm van het oppervlak. Een Acrisol
classificeert I
—
X O
—
als humic in het geval dat er een umbric A-horizont of een hoog organisch stofgehalte in de B-horizont is. Het herkennen van kleihuiden in het veld was echter geen eenvoudige zaak. Wel een opvallend kenmerk van het profiel was het voorkomen van.een Ben. Vanaf 70 cm onder het oppervlak bevond zich een laag met ijzer-mangaanconcreties, die dezelfde kleur hadden als het overige materiaal. Eén interpretatie over het ontstaan van deze concreties is, dat ze %n st-tu
gevormd zijn door
stagnatie van bodemwater op het verweerde
gesteente-oppervlak,
waarbij laterale aanvoer een grote rol speelde. De humic Acrisol krijgt als bijvoeging petric phase. In Kenya wordt deze term niet meer gebr.uikt, omdat hij verwarring schept met de term petroferric phase. Dit laatste betekent dat er een doorlopend verharde laag voorkomt. De term petric wordt nu vervangen door de term pisoferric, waaronder dan wordt verstaan: "showing a layer consisting of 40 % or more by volume of discrete
(loose) ironstone concretions, with a thickness of
at least 25 cm, starting within 100 cm from the surface". Als men van Nairobi de helling opgaat blijft men ook in de volgende ecozones, ni. Ill en IIb in de Nitosolen, gevormd in vulkanische afzettingen van Tertiaire ouderdom. Het betreffen pyroclastische gesteenten, tuffen
(geconsolideerde
assen)
en zogenaamde agglomeraten, dat zijn gesteenten die voor een groot deel bestaan uit "vulkanische" fragmenten van meer dan 2 cm in diameter. Verder komen uitgebreide oppervlakten voor met zogenaamde Nairobi- en Limuru Trachyten. Trachyte is een "intermediair uitvloeiingsgesteente, voornamelijk
bestaande
uit alkalische veldspaat, biotiet, amfibool en pyroxeen. Het is de uitvloeiingsequivalent van Dioriet, een dieptegesteente. In ecozone III (r/Eo van 53-67 %) zijn hierin eutric Nitosols gevormd. Hoger op de helling in ecozone IIb (r/Eo = 67-100 %) komen voornamelijk humic Nitosols voor. Volgens de FAO "classificatie" moet de Nitosol aan de volgende voorwaarden voldoen : Hij moet o.a. hebben: - een argillic
B-horizont
- een verdeling van het kleipercentage zodanig dat binnen 150 cm van het oppervlak het kleigehalte niet afneemt met meer dan 20 % van de maximumwaarde. - het ontbreken van plinthiet, een mollic A of een albic E.
i
!
-
ly
-
Tabel: Ecological zones - Nairobi-Thika-Embu area. Zone
r/Eo ( i n %)
r in mm/year
Eo i n mm/year
Vegetation
typical vegetation components
IIa
100-160
1600-2300
1200-1600
moist f o r e s t (and a l p i n e moorland)
Arundinaria alpina Podocarpus milanjianus, Acacia abyssinica
udxc IIb
67-100 * udic
1200-1600
1600-1750
moist
III
53-67
1000-1200
1750-1900
dry f o r e s t and woodland
Croton megalocarpus, Croton macrostachyus, Erythrina abyssinica, Combretum m o l l e , Acacia hockii
udic / * ustic
forest
IV
38-53 u s t. i .c *
750-1000
1900-2050
woodland and bushland
Combretum zeyheri, Combretum apiculatum, Acacia tortilis
V
25-38 . ,. * aridxc
500-750
2050-2200
bushland
Acacia m e l l i f e r a , Commiphora a f r i c a n a Delonix e l a t a , Adansonia digitata
soil moisture regimes
Soil Taxonomy
(approximate)
r = annual rainfall Eo = annual potential
evaporation
Bron: Excursiegids Kenya Soil Survey, 1977.
-
20 -
De Nitosol classificeert als eutric indien de baseverzadiging 50 % of meer bedraagt en als humic in het geval dat er een umbric A is of een hoog organische stofgehalte in de B-horizont, of beide. In een publicatie, waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen Nitosols en rhodic Ferralsols, schrijft N.N.Nyandat
(1976) : "Nitosols have superiority over
Ferralsols in that, although having equally
favourable
physical properties, they have relatively better
fertility".
De CEC van een oxic B - het kenmerk voor een Ferralsol - is volgens de classificatie
16 me of minder per 100 gr klei.
Bij de Nitosols is de CEC van de argillic B hoger; dit betekent o.a. meer verweerbare mineralen, dus een grotere chemische vruchtbaarheid. Excursion site 5 van de "Guide to the "standard" soil excursion"
(1977) geeft de analyse-
cijfers weer van een profiel in de humic Nitosols. Langs de weg naar Limuru was een ontsluiting langs de wegkant, waar een humic Nitosol in voorkwam. De door Nyandat
(opus
cit.) beschreven morfologische kenmerken van de sterk roodgekleurde Nitosols die in Kenya voorkomen - vroeger aangeduid als Kikuyu Red Loam - waren ook duidelijk bij dit profiel te constateren: "The Nitosols of Kenya have very pronounced morphological characteristics. They have a moderate to strong subangular blocky topsoil which is underlain by a moderate angular blocky subsoil. The soils have a high porosity throughout the profile besides very favourable moisture and aeration conditions. They show a marked structure
stability
which enables them to be cultivated even on moderately gradients. The soils show very conspicuous shiny ped
steep
surfaces
throughout the B horizon and are also friable when moist". Deze "shiny ped surfaces", die de Nitosols hun naam hebben gegeven
(nitidus, L. = blinkend), waren voor ons op deze plaats
in het veld niet zo erg goed herkenbaar. Dit blinkende oppervlak, zo luidt één van de theorieën
(Sombroek en Siderius,
1975; Jongerius, geciteerd in Nyandat, 1976) wordt niet alleen veroorzaakt door kleihuiden, zoals bij Acrisols en Luvisols, of door drukhuiden, zoals bij Vertisols, maar door een concentratie van aluminium. De gunstige eigenschappen van de Nitosol worden vooral in de zones met wat meer regenval
(ecozone II + III) dankbaar
aangegrepen voor intensief agrarisch grondgebruik. Zo ziet men overal akkerbouwgewassen en staan op de steilste hellingen
- 21 nog mais en bananenplanten. De bodem is zeer weinig erosiegevoelig. De inlandse bewoners, de Kikuyu, hebben over het algemeen kleine stukjes land, waar ze dan zelf op wonen, tevens worden dan allerlei gewassen daarop verbouwd, veelal voor eigen consumptie. Daarnaast ziet men ook wel concentraties van bewoning. Dit is geen kenmerk van de oorspronkelijke cultuur, maar komt door maatregelen van de Engelsen tijdens de z.g. Mau-Mau-beweging. Om meer controle over de bevolking te krijgen dwongen de Engelsen de Kikuyu om bij elkaar te gaan wonen. Naast de gewassen voor eigen consumptie wordt er ook voor de markt verbouwd
(cash c r o p s ) . Zo treft men naast
mais, bananen, sweet potatoes, mangobomen en papaya's ook koffie
("smallholders-coffee"), diverse peulvruchten en
hoger op de helling thee en pyretrum aan. Pyretrum is een plant, die oogt als margriet, waaruit een natuurlijk insecticide wordt gedestilleerd. De plant heeft een hoge neerslag nodig, gepaard aan een lage verdamping. Ecozone II is hier erg geschikt voor met een r/Eo-quotiënt van 100 tot 160 %. Bovendien is het vaak mistig, wat ook een gunstige omstandigheid is voor het verbouwen van pyretrum. De neerslag, die niet over het gehele jaar constant valt, wordt het meest effectief benut als er een korte droge tijd is; men krijgt dan een soort wintereffect, dat de erop volgende stimuleert
bloeiperiode
(Acland, 1971) . Naast al deze gewassen treft men
ook weiden aan waarop veeteelt wordt bedreven. Op de hoogste delen treft men bos aan. Naast een natuurlijk zeer fraai loofbos met veel bamboe, het Aberdares Forest, komen ook aangeplante naaldhoutbossen voor. In een van deze bossen groeven we een kuil op de plek waar de Kenya Soil Survey haar excursion site 1 heeft. In vulkanische
as-afzettingen
van Kwartaire ouderdom hebben zich hier Andosols gevormd. Langs de weg was in een ontsluiting te zien dat er telkens nieuwe tufpakketten waren afgezet, elke keer met bodemvorming: paleosolen dus. Andosolen zijn wat hun vorming betreft aan bepaalde omstandigheden gebonden. Volgens de classificatie moeten ze een mollic of umbric A horizon hebben, waaronder een cambic B mag voorkomen. Dit laatste is geen absolute voorwaarde. De Andosol mag ook een ochric A hebben, maar dan moet er wel een cambic B onder zitten. Verder moeten de
-
Il
-
bovenste 35 cm ofwel een "bulk density" hebben wat betreft de fractie kleiner dan 2 mm van minder dan 0,85 g/cm
en
een exchange complex waarin amorf materiaal overheerst, ofwel 60% of meer "vitric pyroclastic material" in de silt, zand en grindfracties bevatten. Een Andosol is mollic te noemen, indien er een mollic A is. De humic Andosol, die voorkomt in ecozone II heeft een umbric A horizont. Een van de kenmerken van deze Andosol is het hoge C-gehalte, vooral in de bovengrond, doch ook van de dieper gelegen horizonten. Dit verklaart de uiterst donkere kleur van de bodem. Daarnaast is mede vanwege het hoge
fosfor-gehalte
van het onderzochte profiel een hoog allophaan-gehalte te verwachten. Allophaan is een slecht of niet kristallijn alumino-silicaat. Derhalve hebben we in het veld de NaFtest gedaan, waarbij de OH groepen van de Al-O-H
bindingen
in de allophanen uitgewisseld worden tegen de F-ionen. De pH stijging wordt dan gemeten met een kleurindicator. Helaas viel de test negatief uit, zodat we niet tot de conclusie konden komen dat er een overmaat allophaan aanwezig was. Deze Andosol is zeer rijk aan mineralen en heeft een goede struktuur, zodat ze zeer geschikt is voor
landbouwkundig
gebruik. De Rift Valley bood vanaf de oostelijke rand
(escarp-
ment) een fraai uitzicht. Op de bodem zijn enkele vulkaankraters gevormd. Eén van de hoogste is de Longonot. Even zuidelijker ligt de Suswa-vulkaan, die een caldeira heeft van 5 km doorsnee. Bij een laatste enorme uitbarsting is de top van de oorspronkelijke vulkaan verdwenen en als het v/are ineengezonken, waardoor een immens gat is ontstaan. De Rift Valley is een enorme slenk van 30 tot 40 km breedte, waarvan de rand niet uit een enkele Steilwand bestaat, maar uit diverse breuktrappen. Het totale hoogteverschil
bedraagt
ongeveer 500 m. Frappant is het grote verschil in klimatologische omstandigheden dat zich op deze plaats voordoet. Bovenop de rand bevindt men zich in ecozone lib en is het klimaat relatief koud met gemiddeld jaarlijkse minimum o o temperatuur van ongeveer 8
C en een maximum van 20 C.
In de Rift Valley kan de temperatuur daarentegen oplopen tot een jaarlijks maximum van over de dertig graden. De verdamping is er dus hoog. Daarbij komt een veel lagere neerslag dan op de escarpment en dit betekent dat men al
- 23 -
in ecozone IV terechtkomt. De vegetatie en het landgebruik zijn dan ook volkomen anders: droge
savannah-vegetatie
en extensieve veeteelt. De diverse breuktrappen vormen een overgangszone. Op een van deze trappen ligt het Kinangopplateau dat in ecozone III valt. Het klimaat is niet optimaal maar biedt mogelijkheden voor landbouwkundig gebruik. De Engelsen hadden hier dan ook een grootschalige verbouw van tarwe. Door politieke oorzaken moesten ze dit opgeven en werd het gebied
"opgedeeld" onder de plaatselijke bevolking.
Voor intensieve small-holder-bedrijfjes bleek het gebied echter volkomen ongeschikt. Een van de voornaamste redenen hiervoor was de bodem. Deze bestaat nl. vrijwel uitsluitend uit Planosols. Planosols zijn bodems die volgens de FAO-classificatie de volgende eigenschappen hebben: ze hebben een albic E horizont, waaronder een slecht doorlatende horizont
(abrupt
textural change) ligt die binnen 125 cm van het oppervlak begint. De E horizont heeft hydromorfe eigenschappen. Een door ons bekeken profiel is vergelijkbaar met dat van de excursionsite 2 van de Kenya Soil Survey. Het betreft een dystric Planosol, d.w.z. het heeft een ochric A en een baseverzadiging van minder dan 50% in enig deel van de slecht doorlatende horizont. Kenmerkend voor de Planosols is het voorkomen van een 'abrupt textural change' tussen de albic E en de onderliggende laag. De B horizont heeft een hoog kleigehalte. Over het ontstaan hiervan bestaat nog geen eenduidigheid. Voorwaarden voor de vorming van Planosols zijn echter wel een relatief vlak oppervlak en voldoende regenval, die seizoensgebonden is. Door enigerlei oorzaak
stagneert
het regenwater in de ondiepe ondergrond, waardoor pseudogley-processen gaan optreden. Door Brinkman zijn deze processen nader bestudeerd. Hij noemt het belangrijkste proces ferrolyse. Vooral de processen in de uitspoelingshorizont
worden
door hem als doorslaggevend gezien. Tot nu toe was vooral de aanreikingshorizont bepalend voor de classificatie. Hij beschrijft het proces als volgt
(Brinkman, 1979): "IJzer2+ oxiden worden gereduceerd tot Fe onder microbiële afbraak van organische stof, nadat de uitspoelingshorizonten met water zijn verzadigd. Andere kationen worden uitgewisseld
voor Fe
2+
en uitgespoeld, samen met een deel van de
ferro-ionen. Tijdens de reductie worden waterstofionen verbruikt; deze worden aangevuld doordat
aluminiumionen
gedeeltelijk worden geneutraliseerd en gepolymeriseerd. Daarna stijgt de pH van 4-5 naar 6-7. De aluminiumpolymeren worden deels uitgespoeld, deels gefixeerd als octaëdrische fragmenten of incomplete tussenlagen in zwellende klei2+ mineralen. Enig Fe dat eerst uitwisselbaar was wordt ingesloten. De kationen-uitwisselcapaciteit van de kleifractie daalt. Wanneer weer zuurstof toetreedt in de uitspoelings2+ horizonten wordt uitwisselbaar Fe weer geoxydeerd tot ferri-oxyden;.hierbij ontstaat uitwisselbaar H . De waterstofklei wordt snel omgezet in een
aluminium-magnesiumklei
door gedeeltelijk oplossen van kleimineralen. De silica die overblijft lost deels op en kan bij uitdroging weer neerslaan in amorfe vorm. Een deel verdwijnt in oplossing in de volgende natte periode".Het proces is schematisch
weergegeven
in de volgende figuur uit dezelfde publicatie.
1 oxygen > ,-
44+
, i i i ferric r-T" 1 "~ t "" , "" 1 "hydroxide
x XX
t4-
*
-^ , A e x c h a n g e a b l e
4-
-T *
1" Î4-
+* * 4-
4-
OXIDATION 1
+
*
t\
!
hydrogen ~
x
v
X
*
* ++ +*
organic matter
X \ \'
^ . * + * + + + * + ++ ^
clay minerals
\
amorphous silica
1 ^
REDUCTION
1 h /I
*-
^
.
N \ / exchangeable \ N b a s i c c a t i o n s *~—-— \ \/ exchangeable\ \ | X aluminium \ \\j and magnesium \ \•
+
*
*
w a t e r •* ~~-~^ >
/ 1
x +ir
i n t e r l a y e r aluminium p o l y m e r s and -««I— trapped ferrous iron
Je >c X
s
/I /I / 1
/
X
*...
**•ƒ-J.j_ i i e x c h a n g e a b l e ' ' ferrous iron
•**
y
/
| 1 j
« T
water HC03~ basic catior.s aluminiurr. polymers si lica
- t. o
-
Er vindt kleitransport plaats van de albic E naar dieper gelegen horizonten. Hierdoor kan het textuurverschil verklaard worden. Het grote verschil met andere bodems met een argillic B is echter de complete uitloging van de uitspoelingshorizont. Het grote vraagstuk der Planosols is vooralsnog het op gang komen van het proces van ferrolyse. Er moet een laag zijn in de ondiepe ondergrond, waarop het regenwater stagneert. Een verschil in textuur van het moedermateriaal lijkt welhaast een voorwaarde; dit zou dan betekenen dat de vorming Van Planosols toegeschreven moet worden aan een combinatie van geogenetische en pedogenetische processen. Op de weg,naar Thika zagen we de sequentie in omgekeerde volgorde. We reden langs een "flauwe" helling naar beneden door een landschap, bestaande uit evenwijdige ruggen gescheiden door diepe V-vormige dalen. De weg liep grotendeels over de waterscheidingen zodat we een fraai uitzicht hadden naar beide kanten. Het landgebruik trekt zich nagenoeg niets van het reliëf aan; zowel op de ruggen, langs de hellingen (20-40%). als in de dalen vindt men diverse gewassen verbouwd. Zo kwamen we langs theevelden. Soms zag men op een helling thee en op de tegenoverliggende helling koffie. Op sommige plaatsen waren "wattle"-trees aangeplant die uitstekend produktiehout leveren. Allerlei fraai bloeiende bomen
stonden
her en der in het landschap, b.v. de ook in Nairobi veel aangeplante paars bloeiende jacaranda, de felrode Thika-flame en de kaffirboom, beter bekend als de geluksboon-boom. Aan deze laatste boom komen kleine harde vermiljoen-zwarte zaadjes, die vroeger door inlanders als betaalmiddel werden gebruikt. De lichtrode exotisch aandoende bloemen verschijnen eerder dan de bladeren. De woningen staan veelal op de ruggen en zijn vaak opgetrokken uit de plaatselijke voorradige tufsteen. Bij Thika gebruikten we een versnapering bij het Blue Post hotel met een fraai uitzicht op de Chania Falls. Hier valt de rivier van het ene tufplateau naar een lager gelegen plateau. Op weg naar Naro Moru kwamen we door een gebied met voornamelijk Nitosols. Ook kwamen we door een gebied met Vertisols, maar deze zagen we beter op de tocht twee dagen later. Met nog een benzinestop in het plaatsje Karatina, waar een plaatselijke Kikuyu-markt was - overal langs de weg liepen mensen met zware lasten op de rug, zoals bananen en suikerrieft, naar
i
F
>Q>
o o
f —
~«5 >
•
N
LA CM
> •_
"O
<4-
ro m ro
*•
l/l
l/l
4-)
o c ro
c
Q) O 0)
Ol
"o
0)
c ro
~— Q_
1_
CL
O
*
O
c
en c ro c
•— 1_
CU 443 4-1
4-" t/l
E
>r.
o o o o
c cu
o o o
t/l
O 4-J
c
M
o
x o ro
CU CM
CD CD
o t/l o
CU 4-1
X tl)* — 4• -
O t/l
o -o c
ro ro ro x X o o IA
o
E
o
O E
>
E
CU "O
O t/l O
O X
ro s_ 3
0)
c
4->
4->
c
ro
ro
c tu
CU O) 4-1 UI 0) Ol
s_
tu
x o
I XI
ro E
ro
t_ (U
E O
t/i
3
x
Ol Ol
ro c CD
c
O
4-J t/l
CD
ro
o o
-o
3 XI
t/l
ro
1_
12
o -o ro 3
i_
ui 0) O)
>-
4->
ro c ro
Cu C
VI L.
•
X
o ro
"O 0) X
o
ui
o t/l
CU 1_
ui
o
x o co
o t/l
u
XI CU
Q. i
tu
c
O
o E
3
u
3
ro Oi
. E LU
>
O O LA CM
C3 O O CM
o o
LA
*—
t/l
CD
0)
.— Ol
c o N O
o
LU
o ^— o cu C3
1_
..
in
E
CU •o
o co
t/i
* c
-*: 0) c t/l* ro c •— ro ro
ro
Q. +J CU 0) 5
<4-
3
4-J
(/> 4-1• 1 _• s_
:E
<
ro
o
4J
T3 C
.— CÜ
ro 4->
X 0) Ol T3
c ro
_i
X
3
1_ 4-1
Q) L.
^
0-
c
CU ui
o
XI
^ 4-> r—
CD
tu
4->
>
-
27 -
deze m a r k t , waar ook v e r k o c h t , o.a. etc.
goederen
kleren, allerlei
arriveerden
we
in de N a r o
diverse
h u i s j e s , de n a c h t
Vrijdag
5 o k t o b e r : F.
Voor vrijdag
"beklimming"
goed
(half b e w o l k t ) ,
8.30
Tijdens
rit w a s
men
hoger
zich hier
landgebruik
dan
tot de
De
lodge
Op
in de r e g e n s c h a d u w
2100 m ging
de
savanne
I I ) . Het g e m e n g d e
van het N a t i o n a a l tijd
rijden
Park
Moru was vulkaan.
van
vegegebied
reikt
de
k a n t van de v u l k a a n ,
van de v u l k a a n
schapen)
over
omdat
bevindt.
veeteelt
Het
(hoofdzake-
met b i j de
hutjes
bomen
in een t r o p i s c h
loof/naaldbos uur
fierisch
De w e g e n
waren
was. Opvallend
waren
fonoliet met
fenokristen
het d u i d e l i j k
enige
kon onze gelegen
tijd
tocht weer
voortgezet
Meteo-Station.
we r i c h t i n g Tijdens
boomgrens
de w a n d e l i n g
tropisch
regenwoud
en b l a d v e r l i e z e n d e
iets
zijn
en
flauwer
("vertical b o g " ) .
hut
een
grote
genoodzaakt n a t , dat
de m e t
Deze veenvorming
door-
baardmossen
L a n g s de
gehele
Mt.Kenyaiporin
zichtbaar,
drainagepatroon.
naar h e t op
aangekomen
eerst nog w a t indruk rijkdom
en
3000 m
werd,
voordat
gegeten.
gekregen
van
aan altijd
het
groene
(b.v. v a r e n s , k o r s t -
l i a n e n . B o v e n de b o o m g r e n s , werd, ging
ingang
de zon v/at o p g e d r o o g d ,
worden
vertrokken, h e b b e n we
radiale
planten, epifyten
en o r c h i d e e ë n )
de h e l l i n g
Bij d e z e
met
we
w a s de b o o m g r e n s
door
we bij de
(veldspaat, nefelien)
waarneembare
w a r e n de w e g e n
van
regenwoud.
geleidelijk
dermate
en de v e l e b a m b o e s t r u i k e n .
de g r o n d m a s s a . H i e r v a n d a a n evenals
ging
arriveerden
weg vond men de u i t v l o e i i n g s g e s t e e n t e n
mossen
gaan.
savanne
van M t . K e n y a
Mt.Kenya. Hier waren
te w a c h t e n .
niet m o g e l i j k
begroeide
Na
kon
we reden
in een
is e x t e n s i e v e
in een n a a l d b o s . Om 9.15
enige
trip door
was
landbouwveldjes.
(Ecozone over
ligt nog
en
H e t weer
een v e r a n d e r i n g
aan de o o s t e l i j k e
zone
programma
" f o o t s l o p e s " van de
er d u i d e l i j k
lijk k o e i e n m e t w a t g e i t e n enkele
in
jeeps v a n u i t N a r o
A a n de w e s t z i j d e
in d e z e
we
op het
de b o o m g r e n s ) .
landschap waardoor
en b e h o o r d e
savanne
stond M o u n t K e n y a
we m e t t w e e
zwak g o l v e n d
III-IV).
artikelen,
L o d g e , waar
z o d a t de g e p l a n d e
R i v e r L o d g e - 1 9 5 0 m. H e t
(ecozone
River
tot o n g e v e e r
tatie waarneembaar.
huishoudelijke
werden
Janssen
uur v e r t r o k k e n
deze
en A z i ë
doorbrachten.
5 oktober
(met
Om
uit E u r o p a
het bos o v e r
waar
in een
is te v e r k l a r e n
moeras
door, de
_ 2ü
hoogteligging
-
(boven 3500 m ) , het hier regenrijke klimaat,
vrijwel dagelijks regen,maakt een overvloedige
plantengroei
mogelijk, de lage temperaturen voorkomen afbraak. Al vroeg in de middag kwam er lage bewolking opzetten. Reden om dan ook weer. vroeg naar Naro Moru terug te keren, waar we in de namiddag nog heerlijk van het zonnetje hebben genoten. Hierna volgt een korte beschrijving van: het klimaat, de geologie, de vegetatie en de bodems. Voor het klimaat rond de berg spelen de extreme verschillen tussen het warme laagland en het koude alpine gebied een belangrijke rol. 's Nachts komen er zeer koude, hellingafwaartse winden voor, dit in tegenstelling tot de overdag hellingopwaartse winden. Mount Kenya ligt bij de evenaar, in een gordel van hoofdzakelijk oostenwinden, toch zijn er overdag ten westen van de berg westenwinden
(fig.4)
(Mitchell, 1971) .
Overdag is er dus aan beide zijden van de berg een hellingopwaartse luchtbeweging, welke sterk wolkenvormend werkt en de kans op neerslag doet toenemen. De zuidoost flank van de berg heeft een regenmaximum van 1780 mm tot 2290 mm per jaar
(1050 m
tot 2600 E ) , wat hoofd-
zakelijk veroorzaakt wordt door de stijaingsregens van de /+ 1100 mm/ zuidoost-moesson. Ook is er een klein regenmaximum ten westen van de top (2440 m tot 3050 n ) , als gevolg van tegengestelde westenwinden op de westelijke hellingen. Gedurende het Laat Plioceen en het Vroeg Plioceen heeft de vulkaan Mt.Kenya zich gevormd. Mt.Kenya kan gerekend worden tot de stratovulkanen, welke hun naam ontlenen aan de afwisselende lagen
(strata) as en lava. De hard geworden
lavaprop
(plug) in de centrale pijp van de vulkaan, is de huidige top van de berg
(5199 m ) . Men schat dat oorspronkelijk
Mt.Kenya
tot 7000 m reikte,maar door glaciale erosie en denudatie is de berg sterk verlaagd. De vegetatie vertoont met de hoogte een sterke zonering (fig.5,6,7). De flora hoger op de berg wordt wel de AfroAlnine flora genoemd. De vegetatiezones zijn 4 Alpine gordel
(Hedberg, 1951):
"Nivale" zone bovenste Alpine zone lagere Alpine zone
3 Struikheide gordel 2 Montane Bos gordel
Afro-Alpine Hagenia-Hypericum
zone
flora
-
29 -
Bamboe zone Berg regenwoud zone 1 Savanne en gecultiveerde
gordel
De savanne en gecultiveerde gordel reikt tot de bosrand (variërend tussen 1800 m en 2100 m ) . Ten westen en zuiden van Ht.Kenya gaat het berg-regenwoud tot 3350 m, ten oosten en ten noorden is deze grens 300 m lager. Het berg-regenwoud heeft zijn maximale ontwikkeling op de zuidoost flank van de berg, bestaande uit hardhout bomen en enkele coniferen. Boven het berg-regenwoud vindt men de Bamboe zone, welke het best ontwikkeld is op de zuidoost helling. De Bamboe zone is extreem dun in het noordwesten en verdwijnt zelfs op de noordelijke hellingen
(fig.4),
De laagste zone van de Afro-Alpine flora is het HageniaHypericum. Een karakteristieke plant in deze zone is Hypericum leucoptychodes, een reuzenvorm van St.Janskruid. De Struikheide gordel is in het westen erg dun en soms zelfs afwezig. Kenmerkend voor deze zone zijn enkele zeer hoge heidestruiken
(Phillipia excelsa, Erica s p p . ) . De Alpine
gordel is synoniem met het "moerasgebied" en is een open vaak moerassig landschap. Dominant zijn hier de vele graspollen, Helichrysum, reuzenkruiskruid
en Alchemilla struiken.
In het laagste deel van de Alpine gordel komt vooral de reuzenlobelia voor. Karakteristiek voor de bovenste Alpine gordel is de boomachtige Senecio Keniodendron
(tot 4470 m ) .
Wanneer men van Naro Moru naar het moerasgebied
(boven
de boomgrens) gaat, passeert men respectievelijk de volgende bodems : Calcaric Phaeozems
(LBhc)
Ando-Humic Nitosols
(RBnt)
Humic Andosols, lithic phase met rock outcrops
ontwikkeld op (nefelien) fonoliet.
(MVth)
Dystric Lithosols/Regosol s
"
"
"
ontwikkeld op olivijn bazalt, trachyt, phonoliet en tuffen
(MVth) Gelic Histosols
"
(MVox)
(Sombroek et al., - Exploratory soil map of Kenya)
Rock and snow
O
<1200-
GentT.'.!'-'.- j ahitude and moisture reiaiionships of the montane iores; \..-^ctation ot'L'ganda. (LangdaleBrown e' ui.. Ooparirnent of Agriculture. L'ganda, lll')4).
3 Isolatie kan ontstaan door hoogteverschil. Dit is zeer duidelijk te zien op de berg Kenia (5200 m) in equatoriaal Afrika. Op hoogten waar altijd sneeuw ligt, komt een bijzondere flora voor met o.a. planten van het alpiene type. Tot de zoogdieren in deze gordel behoren de klipdas, bergoorrat en duiker.
fig.5.
Onder de sneeuwgrens bestaat de vegetatie voornamelijk uit hoge Imiflostruiken. Er komen roofdieren als luipaarden 's* en wilde honden {vooral in de lagere delen).
Hier worden ook wouden van reuzenbamboe aangetroffen. In het open bos komt veel wild voor: wilde varkens, antilopen, apen en olifanten. Onder de bosgordel begint de savanne, met veel planten en dieren die niet aangepast zijn aan het leven în de hogere gordels.
De vegetatiezones zijn niet overal op de bergen hetzelfde. De vochtige winden stijgen bij de bergkam zodat zij hun water verliezen en aan de andere kant neerdalen als een droge en uitdrogende luchtstroom. Een overzicht van de vogetatiezoncsvan do berg Kenia toont dat op plaatsen met minder
fig.7
regenval een droog gebied met struikgewas in de plaats komt van het bergwoud op de noordflank van het massief. Dit is van invloed op de fauna daar die afhankelijk is van een bepaalde vegetatie.
A Droge bosjes
e Afro-a!pien —C Sub-alpien — D Moerassig .
- Jl Verslag zaterdag 6 oktober: Naro Moru-Embu-Kindaruma
area
Thika-Naîobi^_J_:_J:_den_Besten Vertrek vanuit Naro Moru richting Karatina
(zie fig.8)
over vlakte met grassteppe-vegetatie gelegen in de regenschaduw' van Mt.Kenya, waarop Calcaric Phaeozems, Planosolen en Cambisolen ontwikkeld zijn. We komen van Ecological Zone IV in Ecological Zone III met een physiografie die omschreven wordt als "rolling mountain footridges"; de geologie bestaat uit olivijn basalten en Nitosols zijn er als dominante bodem te vinden. Het landschap laat zich het best typeren als "Parkachtig". De verbouwde gewassen, meestal in "smallholding", zijn: o.a. Bananen, maïs, sweet patato alsmede koffie. Dit gebied ten Z. van Karatina ligt niet meer in de regenschaduw van Mt.Kenya. Ongeveer ter hoogte van Sagana (zie fig.O) bereiken we Ecological Zone IV. We vinden hier een afwisseling van
(verto)-eutric Nitosolen en pellic
Vertisolen in resp. voornamelijk hogere en lagere ligging. Langs de Great North Road, even ten W. van Wamumu, Oostelijk van de Tana rivier wordt de eerste stop gemaakt. PT. I-lokatie: Great North Road, W. van Wamumu-Mosea
(Geo: olivine Basalt..
Phys. : plain. Elev.: 1235 m, E.Z.: IV, Klassificatie : Vp. Mapping Unit: LBvp,Veg./landuse: geirr.rijst) . Bodemvorming: Dit profiel is vergelijkbaar met profiel 8 uit de "Guide to the standard soil excursion". De bodem bevat ca 70% klei, waarvan ong. 95% uit de Montmorilloniet groep en heeft een zeer hoge C.E.C-waarde
(75-82 m e/100 gr)
(Zie analyse resultaten). Het moedermateriaal
(olivijnbasalt)
waarin phyllosilikaten ontbreken verklaart deze kleimineraal samenstelling. De intersecting slickensides zijn duidelijk waar te nemen, de cracks in de topsoil zijn echter niet zo uitgesproken. Karakteristiek
is ook de lage C/N
verhouding
in de AC-horizont. Klassificatie: Pellic Vertisols. Van PT.1 gaan we richting Embu van een iets hoger gelegen Basaltflow naar een lagere, gestroomd in een soort van bekken die ong. de loop van de Thiba rivier volgt. In dit bekken met voornamelijk Vertisols bevindt zich een rijstproject van de Nat.Irr.Board
ter grootte van 6-7.000 ha.
- 32 -
PT.2-lokatie: Great North Road bij de Thiba rivier. Aan één familie wordt door de Board ong. 0,8 ha land in bruikleen gegeven, waarvan men één keer per jaar een oogst kan halen. Onder andere door strenge controle t.a.v. onderhoud en management is deze onderneming na de overgang van Engelse in Kenyaanse handen een commercieel aantrekkelijke zaak, ook voor de pachtende boeren.
(Je ziet dan
ook behoorlijk wat fietsen en men steekt hier wat beter in de kleren dan gemiddeld scheen me t o e ) . Het irrigatiewater wordt onttrokken aan de Thiba, een zijrivier van de Tana. Van PT.2 verder richting Embu. PT.3
(Geo: olivine Basalt.
Phys. : plain , Elev.': 1283 m,E.Z.: IV , Klas sif icatie : Hl of Nh. Mapping Unit: - . Veg./Land-use : pigeon peas/maize ext. graz ing) . Bodemvorming: C.f. profielbeschrijving 7, Soilexcursionguide. Het moedermateriaal is nog steeds olivijnbasalt. Hier is echter een bodem ontwikkeld die geklassificeerd kan worden als een humic Nitosol of luvic Phaeozem. Het kleipercentage ligt als bij profiel 8 rond de 79-81%, maar Kaoliniet en Illiet domineren in de kleimineraalsamenstelling. Het epipedon is een Mollic A met kruimelstructuur. Verder heeft het profiel een percentuele kleitoename in het profiel die typerend is voor Nitosolen. De C.E.C.-waarden
liggen rond
29-36 m e/100 gr. Indien een mollic A horizon aanwezig is, lijkt klassifikatie als luvic Phaeozem waarschijnlijker, maar uit "landbouwkundig oogpunt" niet zo zinvol; immers het profiel verschilt als zodanig nauwelijks van de overige Nitosole Vanaf dit excursiepunt gaan we in N, later
O-richting
naar Embu. Dit is de richting van de flank van de Mt.Kenya met een "rolling to undulating" topografie, in Mt.Kenya Phonolytes, (Ecological Zone I I I ) . Phonoliet is een "intermediair"
uitvloeiingsgesteente
met in het algemeen de volgende mineralogische 4 5%-Alkaliveldspaten 45%-Nefelien 5%-Biotiet 5%-Hornblende
samenstelling:
- 33 Kenmerkend is het voorkomen van
"eerstelingen".
De dominante bodems zijn de Nitosolen. Het landgebruik is ongeveer gelijk aan dat in de omgeving van Karatina d.w.z. Smallholderfarming van mais en bonen, papaya's, bananen, suikerriet, mango, cocoyams. Ook ziet men koffie in "smallholding", al zitten we hier klimatologisch gezien eigenlijk te laag. Het volgende uitstappunt bevindt zich ong. 15 km ten ZO van Embu in het Kindaruma gebied. Van het Kindaruma gebied is door de K.S.S. een Reconnaissance Bodemkaart gemaakt, schaal 1:100.000 (Mapsheet 136). Een uitgebreid rapport met bijlagen o.a. Vegefatiekaart,
Soilerosionhazardkaart,"land-
suitabilities" voor verschillende
'' landuse-alternatives"
(van de Weg en Mbuvi, 1975). PT.4-lokatie: Weg Embu-Kiritiri, zie fig.8.
(Geo.: Tvp 3:
Mt.Kenya-phonolytes.Phys.: volcanic plateau. Elev.: 1325 m E.Z.III. Klassifikatie: Fr.Mapping Unit: VKr. Veg./landuse: wooded and bushed grassland/grazing). Bodemvorming: profielbeschrijving
10, excursionguide. Rhodic
Ferralsol ontwikkeld op vulkanisch plateau met zwak golvend macroreliëf. Karteringseenheid VKr : well drained, deep, dark red, very friable clay. Herkenbaar aan de donkerrode kleur. Het kleipercentage varieert van 72-84%, terwijl de kleimineraalsamenstelling voornamelijk uit Kaoliniet
(85%) en Illiet
(<15%) bestaat. De bodem heeft een oxic B-horizont, al is het C.E.C.-gehalte B te voldoen
eigenlijk te hoog om aan de eisen van een oxic
(Je zou dan op een Ferralic Cambisol terecht-
komen) . Er zijn geen kleihuiden te ontdekken in dit profiel. De grote biologische aktiviteit is duidelijk. Bij het voelen van de textuur bleek dat de grond i.h.a. te licht wordt ingeschat, omdat Kaolinietkleien aggregaatvorming
vertonen,
waardoor de textuur aanvoelt als meer lemig. Onder de huidige klimaatsomstandigheden
kan deze bodem niet gevormd
zijn. Hierna rijden we ca 1 km door Mapping Unit CVl, een valleycomplex met voornamelijk well drained, shallow and rocky to deep and nonrocky, clay to sandy clayloam bodems in de Mt. Kenya Phonolytes, waarne we in de Karteringseenheid VKbm komen: orthic Ferralsols petroferric phase.
- 34 PT.5-lokatie: groeve langs weg bij "Mbita". (Geo.: Typ 3. Phys.: volcanic plateau. Elev. : 1075-1200 m ; E.Z.IV. Klassifikatie: Fo.Mapping Unit: VKbm; Veg./Landuse: als PT.4.) De ontsluiting laat een profiel zien met op 50-80 cm petroplinthiet. Het ontstaan van deze petroplinthiet wordt o.a. verklaard uit laterale grondwater aanrijking onder minder goed gedraineerde condities als b.v. in eenheid VKr. Dit proces van concretie-vorming door oxydatie/reduktie kan natuurlijk evengoed in gematigde streken optreden. Een dergelijke bodem wordt door sommige bodemkundigen
geklassificeerd
als een Cambisol; zij beschouwen de concreties dan als het (grove) moedermateriaal. De lokale naam voor deze petroplinthiet, dat als materiaal voor wegen gebruikt wordt, is Murram. Van dit punt gaan we verder in Oostelijke richting uit de Mt.Kenya phonolytes en komen via weer een valley-complex op de uplands van de Basement System gesteenten. Het gesteente is kwartsrijk en bestaat voornamelijk uit granitoide- en ongedifferentieerde gebande Gneissen; de Acacia mellifera en de Commiphora africana verschijnen dan ook weer
(Floristic
unit: A m ) . Uit de granitoid gneissen ontwikkelen zich meestal Arenosols, terwijl uit de ongedifferentieerde
gebande
gneissen gewoonlijk Acrisols, Luvisols en intergrades naar Ferralsols ontstaan. Zo vinden we op de kaarteenheid BUrBUb, de eerste bodems ontwikkeld op de Basement Systemrocks bestaande uit banded gneisses: orthic/rhodic Ferralsols. We rijden door een zadel in een heuvelrug van de meer erosieresistente granitoid gneiss-formatie met vnl. dystric Litho/ Regosols
(M.U.: x B ) . Voorbij dit zadel komen we in oostelijke
richting in een "very gently/gently undulating"
topografie
met sandy-sandy loam bodems, die geklassificeerd zijn als ferralic/albic Arenosols
(M.U.: B Q l ) . De zandige textuur is
te verklaren uit het kwartsrijke moedermateriaal - de granitoide gneisses. De bodems zijn té zandig voor klassifikatie als Oxisols.
(PT.6).
We rijden in zuidelijke richting naar de Tana rivier. Hier is de Kamburu Hydro-elektrische dam aangelegd onder de supervisie van de TANA RIVER DEVELOPMENT AUTHORITY. Achter deze dam is sinds 1975 een stuwmeer ontstaan, deel uitmakend van een viertal stuwdamcomplexen o.a. Kindaruma
(1968) en Gtaru
- 35 Dam
(onder kontruktie) die samen ong. 300 megawatt bijdragen
aan het Keniaanse stroomnet. Een aantal impactstudies m.b.t. de verschillende
effekten
op het milieu zowel fysische als sociale alsmede b.v. epidemiologische is verschenen onder de titel: An African Dam, (Odinga, 1978) . Een veelheid van ecologische aspekten wordt belicht. De aanleg van het stuwmeer bracht nogal wat sociale veranderingen met zich mee zoals een toegenomen bewoning die ook duidelijk doorwerken op het fysisch milieu; o.a. t.g.v. - meer "clearing", "charcoalburning" en "overgrazing" waardoor meer bodemerosie optreedt; - door geïntensiveerd bodemgebruik bovenstrooms, een hoge sediment load, waardoor "silting-up" in het stuwmeer gaat optreden. Evenals omgekeerd het veranderde fysische milieu inwerkt op de sociale omstandigheden: - Hoger voorkomen van ziekten die aan de aanwezigheid van water gerelateerd zijn
(Malaria).
- Riviervis doet het niet in het nieuwe meermilieu. Ook houdt de studie zich bezig met de mogelijkheden die er zijn voor irrigatie, visserij, effekten op het aanwezige wild Het vaste gesteente van het Basement is mooi ontsloten bij de overloop
(spillway) achter de dam.
Zo langzamerhand zijn we hier in ecologische zone IV gekomen en gaan we richting Kangondi. Het landschap blijft de "peneplain" van het Basement system met hierop de "intergrades" tussen Ferralsols en Acrisols ontwikkeld, resp. BUrc2-Acri-orthic Ferralsols en BUbcl-Ferral chromic Acrisols Hier en daar ziet men heuvels met puntige kammen intrusies.
(graniet
Richting Thika zien we Vertisols op
het Basement ontwikkeld, e n een zgn. "Kopjeslandschap",. Het zijn pellic
Vertisols die met de black-cotton
soils van de V.S. te vergelijken zijn. In de dalen vindt vaak laterale aanrijking van c'alciumcarbonaat plaats
(petro-
calcic horizons). Het schemert al als we de weg over het Yattaplateau naar Thika-Naïrobi
inslaan.
1st'
*^-eve.Tactr
lr Mnt. '"""(//£ Kenya
Naro M o m ?
^ %l«^
( i i
i
Kindaruaia area
i
\
Kiganjo^ ---<*
(Sheet 136)
Karatina
Sagana
'+* ^oThika
X
Nairobi
A Schaal:
n
1 : 1000.000 fig.8: Excursie-route zaterdag 6 Oktober
— — — — — —
Legenda excursie route plaats excursie punt dam rivier stuwmeer
Zondag 7 oktober
37
Nairobi-Olorgesailie-Magadi-Nairobi
H. Vellema Deze dag stond wat minder in het teken van de bodemkunde als tot nu toe het geval geweest was. De aandacht was voornamelijk gericht op geologie, archeologie en geomorfologie. De weg naar Magadi is vrij nieuw en grotendeels aangelegd door de maatschappij die de sodawinning in Lake Magadi beheert. Dichtbij Nairobi is een deel van de weg echter bijzonder slecht; zowel de stad Nairobi als de sodawinningsmaatschappij weigeren voor de verbetering hiervan de kosten te dragen. De eerste stop was bij een bodem op een bazaltgesteente. In deze zeer harde, alkalibazalt bevindt zich erg veel olivijn Op de bodemkaart
(Touber, 1975) wordt dit gebied
aangegeven
als een complex van Luvic Phaeozems en Pellic/Chromic Vertisols
(UlCl).
Verder richting Magadi is het oppervlak zeer stenig,- door een tekort aan neerslag is er vrijwel geen chemische verwering, zodat van het vulkanische materiaal veel stenen overgebleven zijn. De bodems zijn hier in het algemeen dan ook zeer ondiep en stenig: Regosolen en Lithosolen. Onderweg stopten we vanwege het schitterende uitzicht op de voornamelijk N-S georiënteerde breuksystemen in de Rift Valley waarbij we per toeval stuitten op een Calcic Xerosol. De Rift Valley hier bestaat uit een vrij homogeen geheel van diepe bodems, ten dele gevormd uit meer-afzettingen, ten dele uit asafzettingen. In de buurt van Olorgesailie zijn de bodems licht van kleur en sterk verschillend van de omgeving
(goed waar te nemen
door middel van termietenhopen); ze zijn gevormd in meerafzettingen met een hoge concentratie aan diatomeeën. De volgende stop was "the Olorgesailie Prehistorie Site". Dit gebied is van groot belang voor de bestudering van de menselijke evolutie en de eerste tijden van de prehistorie. Dit komt omdat: 1. Het gebied gelegen is in het geografische centrum van de Afrikaanse savannen, waar waarschijnlijk veel van de menselijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden. 2. De geologische omstandigheden in de Rift Valley voor goed behoud van fossiele botten en steenartefakten hebben gezorgd.
ad 1) Subsidentie om en nabij de Rift Valley heeft voor het ontstaan gezorgd van veel meren, waar de menselijke aktiviteit zodoende geconcentreerd
werd.
ad 2) De vulkanen, zoals de Olorgesailie, hebben een vulkanische as verspreid met een samenstelling die erg gunstig was voor het conserveren van botten. Veel lagen van vulkanische as zijn geaccumuleerd in de meren, zodat resten van fossielen bewaard zijn gebleven evenals omstandigheden van mens en natuur uit vroeger tijden. Aan het bestaan van het meer is waarschijnlijk een eind gekomen door een aantal bewegingen in de aardkorst die er voor zorgden dat de Ol Keju Nyiro River meer zuidelijk ging stromen, en door klimatologische
veranderingen.
Dezelfde bewegingen die voor het verdwijnen van het meer gezorgd hebben, hebben ook het westelijk deel van het meer ten opzichte van het oostelijke omhooggeschoven. Een rode band
(zie fig.9) geeft een goed beeld van een
breuk, drie meter verschil aan weerszijde van de breuk. Doordat de helling, die ontstaan is door de breuk, is geërodeerd zijn Objekten, die lang door de meerafzettingen bedekt zijn geweest, aan het oppervlak gekomen
(zie Cat walk areas,
fig. 9 ) . Iets verderop is de situatie nog zoals die was voor de erosie, dat wil zeggen een deel van de werktuigen overdekt met silt. Ook het stroombed van een riviertje is te herkennen. De stenen werktuigen die hier gevonden zijn behoren tot de Acheulische traditie, die voornamelijk gekenmerkt wordt door vuistbijlen. De Acheulische mensen waren nomadische
jagers
en verzamelaars van voedsel. In totaal zijn in Olorgesailie vijf verschillende
kampen
gevonden waar de grootte en vorm van de vuistbijlen onderling belangrijke verschillen vertonen. Deze duiden waarschijnlijk op
( stam)ver schillen tussen de gebruikers of op verschil in
aktivi.teiten in de kampen. Het laatste deel van deze excursie leidde langs allerlei diatomeeënlagen naar botten van een "oer-olifant". Hier vielen een aantal van ons dwars door het hekje en kwamen temidden van de beenderen terecht. De fossielen en artefakten die in Olorgesailie gevonden zijn, zijn tussen 100.000 en 500.000 jaar oud 400.000 jaar).
(waarschijnlijk
ongeveer
-
39 -
Verder richting Magadi waren de bodems ondiep
(veel
Lithosolen) en ontwikkeld in vulkanische afzettingen. Lake Magadi, dat waarschijnlijk zo'n 6000 jaar geleden ontstaan is, is de op één na grootste vindplaats in de wereld van natuurlijke soda. De "trona" (de "mineraal" naam voor het natrium(bi)carbonaat) wordt gewonnen sinds 1924 en toont desondanks geen verschijnselen van uitputting, zodat het sneller gevormd moet worden dan dat het verwijderd wordt. De soda wordt gevormd door verdamping van het oppervlaktewater
(dat aangevoerd wordt door mineraalrijke
stroompjes); bovendien is er een theorie van verse soda aanvoer opwellend onder het "meer". De soda wordt met water vermengd opgezogen, gezuiverd en gedroogd. Het uiteindelijke materiaal wordt voor vele doeleinden gebruikt
(o.a. in-
secticiden, zeepprodukten en vooral glasprodukten). De vlakte waar de soda gewonnen wordt staat, behalve na grote regenval, droog. Het ziet er zeer verlaten en dor uit. Het mineraal chalcedoon ligt er voor het oprapen. De zuidoevers van het meer worden druk bevolkt door vogels, o.a. flamingo's en ooievaars. Het alkalische water heeft hier een roze kleur die wordt veroorzaakt door algen. Op de terugweg hebben we nog even handel gedreven met een aantal Masai-vrouwen. Deze stam moet het wel zeer moeilijk hebben omdat er slechts hier en daar drinkwater is. De vrouwen verdoen dan ook de meeste tijd met water halen.
c a
r-l (X,
V
o
1_
O •u 4>
Q.
c o C
i—
c c
m
O'
en
CD
ë
e C
•o
- 41 -
Maandag 8 oktober
:
R.w. de Waal
We verlaten Nairobi pas aan het eind van de morgen, opgehouden door inkopen en versleten banden. Einddoel is vandaag het Amboseli wildpark aan de voet van de Kilimanjaro. Direkt na Nairobi rijden we over een kale en stoffige vlakte; onderdeel van de zachtglooiende Athi en Kapiti vlakten. Dit nauwelijks met struiken en bomen getooide landschap behoort tot het laagste gedeelte van de zgn. "stepped plains". Deze "getrapte vlakten" zijn in feite een opeenvolging van over elkaar uitgevloeide lavastromen en na vulkanische
explosies
gedeponeerde tuffen. De jongste en tevens hoogste vulkanische afzetting vinden we aan de rand van de Rift Valley, de oudste en de laagste meer naar het oosten tegen de Machakos heuvels aan
(overigens, Nairobi ligt op een van de hogere van de
"stepped plains"). In het kale landschap op de Athi-tuffen
(ten westen van de
weg naar het Kajiado) en dat op de Kapiti phonoliet
(ten
oosten) lopen alleen wat kudden vermagerde runderen van de Masai en "hier en daar" gazellen. Een blik op de bodemkaart van dit gebied
(Touber, 1975) leert ons dat we op de lage
ruggen van de Athi-tuf bodems met donkere A-horizonten (phaeozems: zie 1 in figuur 11
die hellingafwaarts
overgaan in minder goed gedraineerde pellic Vertisolen 2
in figuur 1 1 ) .
vinden (zie
Hier en daar is het tamelijk erosie-
gevoelige Athi-tuf verdwenen en is het onderliggende resistentere phonoliet aangesneden
(zie 3 in figuur 1 1 ) .
Op deze plaatsen zijn o.a. chromic cambi- en luvisolen ontwikkeld . Naar het zuiden wordt het landschap glooiender; we blijken over de zgn. "Basement System Rocks", in dit geval kwartsveldspaat gneissen, te rijden
(zie 4
in figuur 1 1 ) .
Hier maakt de afwisseling Verti sol/Phaeozem plaats voor een associatie van pellic Vertisolen en eutric Planosolen. Tijdens een kleine onderbreking van de autorit krijgen we de gelegenheid de Vertisol wat nader te bekijken. De karakteristieke scheuren kunnen onze goedkeuring wegdragen; de slickensides echter zijn als zodanig lastig te herkennen. Overigens hoeft het nauwelijks opgemerkt te worden dat Sevink artefacten aan het oppervlak vond.
- 42 -
De voortzetting van onze reis naar het zuiden vindt plaats door een ander landschap
(zie 5) dan dat we vandaag
tot nu toe gezien hebben: een sterk glooiend "upland" met verspreid acaciae en met veelvuldig voorkomen van termietenheuvels. Dit blijkt een prachtig voorbeeld te zijn van het soort savanne "parklandschap" dat zich tot in zuidelijk Afrika uitstrekt. Om het geheel meer inhoud te geven, doemen aan de horizon een 40-tal Masai-giraffen op, hetgeen een ontstellende onrust onder de fototoestelbezitters veroorzaakt. Door deze consternatie is velen onder ons ontgaan dat in de Basement-gesteenten chromic tot dystric Luvisolen en Cambisolen
(met "lithic phase") voorkomen. Ergens op de
helft van de weg van Kajiado en Namanga stoppen we bij een ontsluiting langs de weg in een bodem met een textuur "B". Opvallend in dit profiel is de dikke laag kwarts stenen van enkele dm dik op ongeveer anderhalve meter onder het oppervlak. Deze iets golvende laag is over lange afstand te vervolgen en blijkt steeds op één tot twee meter diep voor te komen. Over de ontstaanswijze van deze "stonelines" is men (de wetenschappers) het nog niet eens. Aanvankelijk
oogstte
de theorie dat men hier te maken heeft met een begraven deniatie oppervlak het meest succes. Om de "stonelines" volgens deze zienswijze te vormen, moet men aannemen dat er een ongebruikelijk
intensieve
"sheetwash" moet hebben plaatsgevonden, voorafgegaan door een sterke mechanische verwering. Dit zou plaats hebben kunnen vinden in de laatste vochtige periode in Oost Afrika, nl. het Pleistoceen. Adequate dateringen hebben echter nog niet plaatsgevonden. In een andere theorie worden de "steenlagen" in verband gebracht met termieten-aktiviteit. Termieten hebben nl. de eigenschap om uit de bodem,tot ongeveer dezelfde diepte fijn materiaal naar boven te brengen, om
aan het oppervlak
met dit materiaal de ingenieuze termietenheuvels te constru-. eren. Er zou op deze wijze dus sprake zijn van een residuaire aanrijking van het grovere materiaal. Gezien de frequentie waarmee de heuveltjes in het landschap voorkomen en ook het grote oppervlak bedekt met verspoelde oude termietenbouwsels (op luchtfoto's waar te nemen) lijkt deze theorie
aannemelijk
(zeker als men daarbij het feit betrekt dat termieten al zeer lang aktief zijn geweest in de aardgeschiedenis).
- 43 -
Tijdens deze overdenkingen worden we plotseling door een kleine cycloon, zoals ze zoveel voorkomen in de drogere streken van Afrika, overvallen. De "dustdevil" schijnt zijn naam eer aan te willen doen door een van de busjes enkele bodemkaarten te ontfutselen. Pas nadat een groep zwaarbewapende strijdbroeders van Lulofs een hinderlijke achtervolging inzetten liet de stofduivel zijn prooi los. In de middag bereiken we eindelijk het lang verbeide rustoord Namanga aan de, overigens gesloten, grens met Tanzania. Hinderlijke
souvenir-verkopers nopen ons echter
binnen korte tijd Namanga te verlaten, met achterlating van kledingstukken, en geld. We passeren even later de poort van het Amboseli park, dat zelf echter pas een veertigtal kilometers begint
oostelijk
(we worden toegelaten tegen het tarief van zestien
lastdieren). Het wordt een wat ongemakkelijke reis t.g.v. de enorm slechte weg; daar waar we over opduiking van kristallijne kalksteen rijden lijkt de weg een wasbord
(bodems
hier betreffen vnl. Rendzinas en calcaric Regosols). Na enkele tientallen kilometers naderen we de grote
lacustriene
vlakte van het "Amboseli basin", aan de voet van de Kilimanjaro. Deze vlakte is in het natte seizoen voor een groot deel in een zoutmeer veranderd
(mede gevoed door de vele
bronnen aan de N-kant van de berg). De enige afvoer van het bodemwater is hier de capillaire opstijging en verdamping aan het oppervlak. Hierdoor vindt zoutaccumulatie
plaats
die al merkbaar is in de aan de rand van de alluviale vlakte gelegen Luvisolen en Vertisolen
(Saline-sodic p h a s e ) ; in de
laagste gedeelten zijn Solonetzen en Solonchaks
ontwikkeld.
We naderen ons einddoel voor vandaag: de Ol Tukai-lodge. Hoog boven ons schijnt de late middagzon op een vreemd gevormde scherpe wolk; het blijkt de Uhuru peak te zijn, de hoogste van de twee toppen van de berg
(Kilima)Njaro.
We waren te druk geweest met fotograferen van de hier in overvloed aanwezige gnoes, zebra's en antilopen; anderen waren wellicht te moe om de Kilimanjaro eerder op te merken.
LA
r-en
>
*î
S-
CL
O
03 CL
CL i •M
<
XI c ro
i*
>
<S'
c i/i u o o -o m
%
i_
? "O
-C U
1/1
•M 03
§ -C O CO
L"*Ç
en
O
rf£
ETHIOPIA
maa
JÈM
iÈÈÊÊËÉÊËm 'Vf' ' Vv?-^
^{Ç^\
IsrC^ÀJsÀ
f ig.11:
deel
van de bodemkaart " A t h i - K a p i t i
naar Touber,
1975-
plains",
- 4b -
Verslag van dinsdag 9 oktober : P. Ensing Amboseli naar Tsavo-West
k2£t_ove^z^c^t_d^g^r o gramma : - safari-tochtje vanuit 01 Tukai banda's - vertrek richting Tsavo-West na ontbijt - Orthic Solonchak - grote kudde olifanten op Solonchak met zoutuitbloei - rijden richting Kimana - eutric Cambisol, duripan phase bij Kimana Irrigation Scheme - steeds dichter bij Tsavo-West: einder cones - oversteek lava-flow - Kilaguni Lodge
(subrecent)
(met drinkplaats etc.)
- Kitani Lodge Ochtend
(safaritochtje vanuit Ol Tukai banda's):
We lagen nog rustig in de banda's van de 01 Tukai Lodge in het Amboseli National Park op ons bed, onder het muskietennet. Het was nog donker. Plotseling overal gestommel. Bij nacht en ontij stond een aantal fysisch geografen op. Plichtsbesef. De dag is kort, dus moet er goed gebruik van worden gemaakt. Om 6.15 uur . vertrokken we naar de uitgang, waar een gids ons zou staan op te wachten. En inderdaad, na een kwartier ongeduldig te hebben gewacht, konden we gaan rijden. Daar gingen we op weg, over Solonetzen en Solonchaks. Een geweldige ervaring. Helaas werd de aandacht van enkelen van ons enigszins afgeleid door wat dieren die te zien waren. Zo stonder er enkele olifanten, onder andere
trompetterend
met op de achtergrond de Kilimanjaro, er zat een kluwen gieren op een eerder door een cheetah gevelde impala, terwijl enkele op concurrentie beluste jakhalzen daar weer omheen drentelden. Er werd natuurlijk driftig gebruik gemaakt van het aanwezige fotomaterieel, dat weliswaar verschillend, doch in het algemeen hoog van kaliber was. Voor de echte "pedofielen" onder ons was het meestal 15 à 16 keer
(Roel had al 2000 dia's) tegelijk klikken misschien
zelfs storend te noemen, maar men moet niet vergeten dat * dit naar analogie van pédologie
(N.B.)
al die dieren op voornamelijk Solonchaks stonden, wat voor een goed bekijker van de resultaten wel te zien valt. Laat ik niet vergeten de kudden gnoes en zebra's, de Thomsons and Grants gazellen, de Egyptische ganzen en de zadelbekooievaar; o ja, we zagen ook onze eerste "warthog" (= wrattenzwijn!). Om 8.15 uur waren we terug bij de Lodge, konden "Jans" geplakte band van de Nissan ophalen, waarna bij de banda's eindelijk kon worden begonnen met het welverdiende ontbijt. Maar ook toen namen we er ons gemak nog niet van! Aandachtig bestudeerden we dust-devils, discussieerden over draairichtingen op noordelijk en zuidelijk halfrond, bekeken reigers, een kudde gnoes, de intussen gebruikelijke glansspreeuwen en, wonder boven wonder, een katachtige met prooi ! Intussen kregen we het dagprogramma voorgeschoteld
aan de
hand van topografische-, bodem- en vegetatiekaarten met gegevens daaromheen verteld door Roel
Dagprogramma Na het eten vertrokken we ong. oostwaarts en, nog dichtbij de Ol Tukai Lodge, stapten we uit om de aanwezige Orthic Solonchaks, sodic en petrocalcic phase, van nabij te bekijken. In het kuiltje troffen we de petrocalcic horizon inderdaad aan op 40 cm, zodat we ons niet door langdurig graafwerk boze parkwachters of een leeuw of iets dergelijks op de hals haalden. In de lagere moerassige delen liggen Gleyic
(uiteraard) Solon-
chaks, de Orthic Solonchaks liggen op iets hogere delen, waar geen hydromorfe eigenschappen binnen 50 cm zijn waargenomen. Wel is ook hier de bodem het hele jaar door vochtig, uitgezonderd de bovenste centimeters. Waarschijnlijk
staat het hele
profiel in capillaire verbinding met het grondwater. In blz. 47 van het "concept rapport"
(Touber, in prep.) is vermeld
dat een boring tot 3 m nog geen grondwater opleverde. Determinatie van de species leverde (voorlopig) op voor de katachtige: Felis catus (huiskat) met wrsch. een lid van de familie Muridae, mog. genus Microtus (veldmuizen) als prooi. ++ Wetenschappelijk interessant was de navolgende uitspraak van van de Weg: "Die gnoes staan nu vlakbij. Sorry, dat was een tussenzin".
Verderop zagen we langs de weg een kudde van enkele honderden olifanten
(klein tot groot), overigens was er ook
heel mooiezoutuitbloeiwaarneembaar
(zelfs fotografisch
vastgelegd door een enkele die de blik van de beesten afgewend
kreeg).
Na ongeveer 7 km gereden te hebben kwamen we in een zone waar een mooie catena waar te nemen was, weerspiegeld in de vegetatie.
LEGENDA YVp A Sm4
= bodemsymbool = hellingsymbool = vegetatiesymbool
Verklaring slope %
symbolen: name of the macrorelief
A
0-2
flat to very gently undulating
B
2-5
gently undulating
Bodemsymbolen : PIEDMONT PLAINS YV
(long slopes, less than 3 %)
Soils developed on colluvium and alluvium derived from olivine basalts and pyroclastic deposits (Tertiary and Pleistocene volcanics)
YVb
well drained, deep to very deep, dark brown, very fraibl gravelly clay loam (eutric Cambisols)
YVp
well drained, moderately deep to very deep, dark brown, very fraible, calcareous, saLine and sodic, gravelly clay loam; in places over petrocalcic material (calcic CAMBISOLS, saline-sodic phase).
LACUSTRINE PLAINS PA AC3
(slopes less than
2%)
Soils developed on lacustrine ash deposits complex of calcareous, saline and sodic soils of varying drainage condition, depth, colour, consistence and texture, over petrocalic material
Deze legenda is een uittreksel van de legenda's van de bodem- en de vegetatie-verkenningskaarten; zie Touber et a in prep.
- 49 -
Vegetatie symbolen : III
Vegetation of Tertiary to Pleistocene
volcanics
(Hills, Uplands, Piedmont Plains and Plains) B Ps5
Vegetation developed in ecological zones V and VI bushland of Pennisetum stramineum and Cynodon plectostachyus
(25%) with Acacia mellifera and Balanites
aegyptica V
(20-25%)
Vegetation of alluvial deposits
(Lacustrine plains,
Piedmont plains, Alluvial plains and Bottomlands) A Sm4
Vegetation developed in ecological zones Vb and VI wooded bushed grassland of Sporobolus
ioclados
(marginatus), Pennisetum stramineum and Cynodon plecto stachyus persica Sm3
(15%) with Acacia tortilis and Salvadora (10-15%)
wooded bushed grassland of Sporobolus
ioclados
(marginatus), Sporobolus consimilis and Sporobolus spicatus
(10%) with Acacia xanthophloea, Azima tetra-
cantha and Suaeda monoica
De doorsnede "verkennings"-bodem-
(5-10%)
die u aantreft is gedestilleerd uit de en vegetatiekaart van het Amboseli-
Kibwezi gebied. Uit de legenda valt een kleine indruk te halen hoe op die kaarten de symboliek gebruikt is, en wat deze betekent. Als u te lui bent om die hele bij de figuur neergezette legenda te lezen
(wat volgens de betekenis van
de term legenda eigenlijk wel zou moeten) dan kunt u hier terecht voor een kort overzicht. Van links naar rechts in de figuur: - lager en vlakker wordend - meer waterstagnatie en precipitatie van zouten bij verdamping - steeds meer open wordende vegetatie N.B. Bij de vegetatiekartering werd alleen gekeken naar de belangrijkste grassen en houtachtige soorten
(allebei
met %% aangegeven). Alles tussen deze twee categorieën ging te ver en moeten we missen.
- bu Interessant detail is dat de tussenzone
(YVP-A/Sm4) bij de
twee karteringen in een verschillende groep terecht is gekomen, dit voor onze
legenda-opbouw-specialisten.
Verderop kwamen we in een zone waar niet zoveel alluviaal/colluviaal materiaal ligt, we zitten nu op de zogeheten "footslope", nog steeds van de Kilimanjaro natuurlijk. Deze eenheid
(FBC) ligt ook ten zuiden van de eenheid YVb-
etc. van de figuur, en is dus eigenlijk ook onderdeel van de daar genoemde catena. Hoe zit de
(enorme) lap FBC in elkaar? Heel eenvoudig.
Waar de bodem ondiep is zijn "chromic and eutric CAMBISOLS, lithic and stony phase", waar de bodem dieper is zijn
"chromic
LUVISOLS" ontwikkeld. Aan het oppervlak liggen veel blokken, er is een vegetatie van struiken met grasland en struikenland
(bushland).
In de buurt van het dorpje Kimana is een redelijk grote "puinwaaier" aanwezig. Hierop vindt akkerbouw plaats, die zelfs geirrigeerd is. Om deze irrigatie in goede banen te leiden is een detail-bodemkartering
uitgevoerd.
Hier vindt men een prachtig voorbeeld van
"boerenbedrog".
De veehoudende Masai verpachten de grond voor b.v. 100 à 200 Ksh. per jaar aan Kikuyu-akkerbouwers. Deze poten uien, vangen vervolgens voor 1 zak uiten al zo'n 400 Ksh. De Masai daarentegen raken hun korte termijnprofijt na enkele dagen barbezoek weer kwijt. Bij genoemde detailkartering t.b.v. het "Kimana
Irrigation
Scheme" kwam iets heel leuks naar voren, namelijk een duripan. Deze duripans zijn niet zo algemeen voorkomend, maar gelukkig is er iemand geweest die de "petrocalcic" is gaan testen met z'n HCl-flesje, waardoor de silica-aanrijking aan het licht kwam. Bodem: "well drained, deep, dark brown to dark yellowish brown, very friable to friable, gravelly and stony, loam to clay loam over duripan; in places moderately to strongly calcareous; rapid infiltration, duripan p h a s e ) " .
(eutric CAMBISOLS,
Gelukkig was er langs de weg een "pit", zodat het fenomeen makkelijk door ons te bestuderen en fotograferen was. In de duripan zitten "thin pockets of soil" zodat de wortels er nog doorheen kunnen. Wel is deze eenheid ongeschikt voor irrigatie, wat de boeren overigens zelf ook al door hadden, de school staat er dan ook handig op. Ontstaan van de duripan: in dit klimaat kan bij verwering van b.v. tuffen H SiO
in oplossing gaan, welke ondergronds
afgevoerd wordt. Komt dit water op een plek met capillaire opstijging en verdamping, dan kan de silica
(naast ander
"spul") neerslaan. Hierna een vijftal kilometers zuidwaarts
richting
Oloitokitok, een grensplaats met Tanzania waar de grens (ook) dichtzit en daarom snel weer oostwaarts richting Tsavo West. We reden weer door een enorme lap "eenheidsworst" op de bodemkaart: 25 km lang zacht tot zeer golvend landschap, + met een associatie van "Chromic Luvisols, vertic Phaeozems, saline-sodic phase and Lithosols", dit alles ontwikkeld op olivijn-basalten; dat was ook met de FBC-eenheid zo, maar de onderhavige UBC-eenheid is "Upland" en de andere is "Footslope". Nu komen we in de buurt van Tsavo West en zodoende in een ruiger wordend vulkanisch landschap. Overal zijn "einder cones" te zien, waartussen lavastromen van verschillende ouderdom met navenante vegetatie. De weg gaat zelfs over de recentste lavastroom. Eerst ontmoeten we een zwarte brokkelige muur van enkele meters hoogte, rijden daar langs en komen dan op het oppervlak. Dit oppervlak lijkt soms op een ingezakte asfaltweg, maar is als geheel een groot vlak zwarte brokken. Slechts hier en daar een boom die ertussendoor wortel heeft kunnen schieten. De weg is de enig begaanbare verbinding tussen de gebieden weerszijden van de stroom, vandaar dat ook olifanten e.d. er gebruik van maken en er (de intussen bekende) bordjes staan die waarschuwen dat "dangerous animals" "right of way" hebben.
het plusje staat voor het sterretje in de kaartlegenda: voorgestelde nieuwe naam door Kenya Soil Survey.
52
-
U begrijpt dat het nu al ver in de middag is geworden. De, zoals gebruikelijk sobere, lunch bestond dit keer uit een rantsoen van 3 sanovietjes en enkele slokken water de man. Vandaar dat w e , eenmaal het Tsavo West National Park binnengekomen, wel een verfrissing konden gebruiken. Heerlijk ontspannen zaten we op het terras van de Kilaguni Lodge, met uitzicht op een drinkplaats en neushoornvogels en brutale glansspreeuwen vrijwel voor onze neus. Reptielenen leguanenexpert Rein kon ook aan het werk. Verder liep er een groot soort, op een cavia of marmot lijkend beest van ong. 40 cm lengte, dat direkt familie van de olifant is, de zogehetendas sie, (zowel rots— als boomdassie) Genoeg hierover, de volgende dag kwamen we weer bij deze uitspanning
(let dan nog maar eens op de lunch) .
Terwijl de schaduwen steeds langer werden, reden we naar de banda's van de Kitani Lodge, tussen de Seven Sisters door, die ons al van verre aangeduid waren, zijnde een groep sintel kegels. Nog gauw even wat impala's, een of andere hoen, soep met brood, daar liggen we weer uitgeput onder de netten. Behalve het klaverjaskwartet, dat komt nog. (P.S. Roel droomde die nacht, denk ik, van de Masai-dames die we onderweg tegenkwamen en die ons op oneerlijke wijze kettingen en dansjes probeerden te slijten).
Gewone- en boomklipdas. Zie bijlage
53
-
B i j lage L i j s t van w a a r g e n o m e n , mineerde
zoogdieren
en m e t
(enige)
zekerheid
gedeter-
en v o g e l s .
oogdieren lat.
ned.
eng .
azella granti dRella thomsoni itocranius walleri epyceros melampus aurotragus oryx onnochaetus taurinus alboj ubatus ^lus b u r c h e l l i b ö h m i iraffa camelopardalis tippelskirchi Dxodonta africana rocavia capensis endrohyrax arboreus e"ogale p a r v u l a araxerus palliatus hacochoerus aethiopicus anis m e s o m e l a s apio c y n o c e p h a l u s
Grant's gazelle Thomson's gazelle Gerenuk Impala Cape eland W h i t e b e a r d e d gnu (Wildebeest) G r a n t ' s zebra K e n y a n or M a s a i G i r a f f e
Grant-gazelle Thomson-gazelle Girafgazelle Impala Gewone elandantilope Witbaardgnoe (Wildebeest) Grant-zebra Masai-giraf
African elephant Afrikaanse olifant Rock d a s s i e or h y r a x Gewone klipdas T r e e d a s s i e or h y r a x Boomklipdas D w a r f or p y g m y m o n g o o s e D w e r g m u n g o of - m a n g o e s t Bush s q u i r r e l (Bush-eekhoorn) Warthog Wrattenzwijn Black-backed jackal Zadel-of sjabrakjakhals Y e l l o w baboon. Gele baviaan
}"els phippiorhynchus senegalensi s sptoptilos crumeniferus rdea m e l a n o c e p h a l a l^pochen a e g y p t i a c u s sophron p e r c n o p t e r u s ternistis l e u c o s c e p u s tephanibyx c o r o n a t u s )ckus e r y t h r o r h y n c h u s
Saddle-bill
Gedetermineerd Dorst
Mammals J.G.
m.b.v.:
& P i e r r e D a n d e l o t , A field
of A f r i c a , L o n d o n ,
W i l l i a m s , A field
Africa,
London,
Nederlandse Spectrum
guide
1 9 7 0 , 1 9 7 8 ; isbn
guide
to the B i r d s
to the
Larger
0 00 219294 2
of E a s t and
Central
1 9 6 3 , 1 9 7 7 ; isbn 0 00 2 1 9 1 8 0 6
namen
m.b.v.:
Dieren Encyclopedie, Utrecht/Antwerpen,
(Als er m a a r dan kwam
Zadelbekooievaar
Afrikaanse maraboe M a r a b o u stork Zwartkopreiger Black-headed heron Egyptische gans Egyptian goose Aasgier Egyptian vulture (Grays-)naaktkeelfrankolijn Yellow-necked spurfowl pluvier C r o w n e d l a p w i n d or p l o v e r R o o d s n a v e l - t o k - t o k of Red-billed hornbill -neushoornvogel Hildebrandt's starling Hildebrandt-glasspreeuw Superb starling (Pracht g l a n s s p r e e u w ) R i n g - n e c k e d dove (Ringnek t o r t e l ) Long-tailed fiscal Langstaart-fiskaal (Orgelvogel ; k l a p e k s t e r )
30eo h i l d e b r a n d t i preo s u p e r b u s :reptopelia capicola inius c a b a n i s i
Jean
stork
1 nederlandse
het b e t r e f f e n d e
naam
dier
staat
niet
1970-1971
en die t u s s e n
in dit werk
haakjes,
voor).
- 54 _
Woensdag
10 oktober 1979 : F. Snijders
Route: Kitani Lodge-Mzima
Springs-Shaitani-Kilaguni
Lodge-Mtito Andei-Voi-Aruba Lodge. De tocht van deze dag begon in een vulkanisch landschap, het randgebied van de Chyulu Range die gisteren bekeken is (uit de verte!). Het betreft hier Kwartair vulkanisme van een basische samenstelling, nl. olivine basalt. Dit ruwe en droge landschap is samengesteld uit lavaflows heid LaBt) en de zgn. Volcanic Plains het macrorelief is zeer flauw
(kaarteen-
(ke. PvV2P en PvVlP),
(0-5%) .
Het vulkanisch 'gesteente speelt een belangrijke rol in de opvang en in het ondergrondse transport van water. Langs de randen van de lavavelden worden namelijk veel bronnen aangetroffen. Blijkbaar is het kontaktvlak met de onderliggende Basement impermeabel en treedt het water aan de randen uit. Een mooi voorbeeld hiervan troffen wij aan bij het eerste excursiepunt: de Mzima Springs. Een bron die produktief genoeg is om via een lange pijpleiding de havenstad
Mombasa
te voorzien van zuiver drinkwater, een uitkomst in dit land waar grondwater over het algemeen niet eenvoudig te winnen 9 is. De produktie van de bron bedraagt ca 2.10 liter water per dag. Maar niet alleen als waterleverancier van de op één na grootste stad van Kenya is deze bron van belang. Het vormt namelijk tevens een zeer goede kraamkamer van nijlpaarden, de Hippo's. Deze zijn in de twee poelen waaruit de bron bestaat dan ook volop te bewonderen. Verder trekken hier nog vele diersoorten naartoe in tijden dat andere drinkplaatsen droog komen te staan. Het tweede punt van de dag werd gevormd door Shaitani, de duivel. Een 130m hoge vulkaan, volledig bedekt met zwarte sintels en nog recentelijk aktief geweest. Deze laatste aktiviteit was, na beklimming van de vulkaan goed te zien: de zwarte lava flow strekte zich ver in de richting van de Kilaguni Lodge uit en was slechts hier en daar doorworteld door een boompje. Deze flow is gedateerd op ca 4-500 jaar geleden en is aanschouwd geweest door mensen. Deze ouderdom
- bb -
gekoppeld van de
aan het nog b i j n a v o l l e d i g
flow
verwering
is een
sprekend
in deze d r o g e
voorbeeld
grond
dat deze
een a a n t a l fenomeen
uitvloeiingen
eerste
deze
en v e r l i e t e n nu
Plains"
en de
w o r d e n . Een
was
een
boompje gesloten konden
tweede
lavatunnel.
speleologisehe
doch voedzame
Lodge werd
expeditie
lunch g e b r u i k t
de tocht v o o r t g e z e t
we het gebied
in de
(kaarteenheden
een m o o i e
een
inselberg
ontwikkeld
en
waren
eilandbergen
door de
tegenstelling
zijn de b o d e m s
in
voornamelijk
Deze b o d e m s
de B a s e m e n t
"wegenwacht"
zodat nu het a a n d u w e n
en werd
door
zijn
dat rijk
is
mineralen.
In M t i t o A n d e i werd gerepareerd
van
waaruit
omgeven
ontwikkeld:
Luvisolen.
in verweringsrtateriaal
ferro-magnesium
behoorde
landschap
en g o e d
"Ferrai"-chromic
F U r ) . In
We
erosional
van
HX) o p r e e s
(eenheid
in het v u l k a n i s c h e
de P l a i n d i e p , n i e t s t e n i g Ferralsolen
en P n 2 F r )
(eenheid
Andei
vulkanisme.
"non d i s s e c t e d
PnlFr, PnlFb
"lange" Footslope
tot de b o d e m s
naar M t i t o
van h e t K w a r t a i r
in de B a s e m e n t , hier de
en daar
Mooi
i s . Op
Lodge.
Vanaf
kwamen
geweest
gezien
t o t een b i j n a g e h e e l
kon w o r d e n
van S h a i t a n i
eenvoudige
Kilaguni
de t o p ,
van een enkel
onderscheiden
d a t hier b e k e k e n
een
langzame
s l e c h t s hier en d a a r w a t k a a l g e s t e e n t e ,
Na b e k l i m m i n g
aan
kon, vanaf
zeker n i e t de
van een zwarte m a s s a
b u s h m e t nog
hier
van de zeer
van de v e g e t a t i e , die v a r i e e r d e
temidden
werd
flow
uiterlijk
gebieden.
Aan de hand van de v e g e t a t i e worden
onverweerde
er in één
vanuit
stuk
de a u t o de
te z i e n , m e t
nog even de
van de auto tot het
door
gereden
verleden
naar V o i .
in h e t a l g e m e e n
een o v e r w e g e n d
accu
NNW-ZZO
langgerekte gerichte
oriëntatie. Na
in V o i
enige
inkopen
betreden
alwaar
ongeveer
200 km, de A r u b a
een
wij om ca z e v e n
rijkelijke maaltijd
besprenkeld
met
gedaan
bestaande
uit
van
Hier wachtte
ons
s a n o v i t met b i e r w o r s t j e s,
oploskoffie.
i n f i l l s of humic
PvVl&2P: Well drained, pyroclastic
Tsavo-East
u u r , en na een tocht
Lodge bereikten.
Eenheden: LaBT: excessively land w i t h
te h e b b e n werd
deposits
drained,
exceedingly
soil m a t e r i a l / O l i v i n e
shallow-mod.deep
and O l i v i n e
Basalts.
soils d e v e l o p e d
basalts, partly
Lithosol, haplic Chernozem, mollic
stony-rocky
in
calcareous,
Andosol, stony-lithic
phase.
- 56
-
Pnl&2Fr, PrtlFb: well drained, deep-very deep soils developed in gneisses rich in ferro-magnesian minerals, rhodic Ferralsol and Ferral-chromic Luvisol. HX: Regosol with stony and lithic phase. FUr: soils developed in colluvium of various parent material, rhodic Ferralsol and Ferral-chromic Luvisol.
Bron: van wijngaarden, in prep.
- 57 Donderdag De
11 o k t o b e r
11e dag: R. de
Op de
Looze
11e dag werd
De avond werd
1979
ervoor
het T s a v o
w a r e n we r e e d s
het k a m p v o o r t w e e d a g e n
In de o c h t e n d
East n a t i o n a l
reden
park
bezocht.
in dit p a r k g e a r r i v e e r d in de A r u b a L o d g e
we a l l e r e e r s t
over
en
opgeslagen.
een v l a k t e naar
het
noorden. De u i t g e s t r e k t e behoren
v l a k t e s , die we in dit park
tot de p e n e p l a i n
oppervlak. "Basement
van
De o n d e r g r o n d system"
zich
en i e t s
door van W i j n g a a r d e n
PsFr2).
schisten lager
van
(in p r e p . )
H i e r i n werd de e e r s t e De v l a k t e
had
en lage h e e s t e r s ) .
"sedimentary
een z a n d i g e oorzaakt
klei
bomen
waar het m o e d e r m a t e r i a a l wezigheid
van v e r w e e r b a r e
klassifikatie
Ferralsol
"argillic
ontstaan dus
(gemiddelde
een p a l e o s o l
alle o v e r i g e
aan
kalksteen
stop werd
(HL2K).
"petrocalcic
waren duidelijk geen ook
uit een
Hierop
duidelijk
lende kleuren
van hun
Dit is
o.a. olifanten.
De rode kleur
andere
zoals biotiet
met
is v e r -
L u v i s o l s . De rode
kunnen
nattere in dit gemaakt
niet
de
de
"free-
klassifiverwering
in het h u i d i g e
neerslag
aan-
sloot
konden
w o r d e n . Van w i j n g a a r d e n
klimaat
250 m m ) . Het
is
p e r i o d e . Dit g e l d t ook
voor
gebied. op een rug van
zijn o n d i e p e C a m b i s o l e n
in v e r g e l i j k i n g
zichtbaar
(grassen
rode b o d e m
i s . Onder
h o r i z o n " . De b o d e m s roder
afwezig.
een d i e p e
mineralen
jaarlijkse
rode b o d e m s
De v o l g e n d e
een
horizon"
plain"
ferro-magnesiummineralen,
c e e r d e deze b o d e m s als c h r o m i c en de
zijn
wordt
(kaarteenheid
u i t . M e t veel m o e i t e
grain-argillans" gevonden
sedimen-
werk van g r o t e k u d d e s
van
rijk
vlakte
een
"sedimentary
aangetroffen.
door de v e r w e r i n g
kalksteen.
12 m e t e r . Dit deel
de
p l a i n " werd
textuur
en H o l o c e e n
schaarse vegetatie
het g e v o l g van de d e s t r u k t i e v e In de
opgebouwd
deel van de
stop g e m a a k t
een zeer
Grotere
pre-Cambrische
b e l t " en is
gelegen
10 tot
erosie-
en k r i s t a l l i j n e
in het P l e i s t o c e e n
t a t i e d e k m e t een d i k t e
genoemd.
uit het
"Mozambique
uit m i g m a t i e t e n , g n e i s s e n ,
ontwikkelde
eind-Tertiaire
bestaat
van de
In het o o s t e l i j k e
het
aantroffen,
op de
kristallijne gevormd
"Basement
gneissen"
m e t deze b o d e m s ,
werd g e m a a k t
termietenheuvels.
met
het-
door de v e r s c h i l -
-
58 -
Vervolgens voerde de tocht door de versneden
"erosional
plain", "erosional" omdat het hier om een erosie-oppervlak gaat. De versnijding is het gevolg van de terugschrijdende erosie van de zijrivieren van de Galana rivier. De bodems in dit deel van het gebied zijn ten dele identiek aan de bodems op de kristallijne
kalksteenruggen.
We naderen het Yatta plateau, een smal en vlak plateau, dat aan beide zijden door een + 150 meter hoge Steilwand van de "erosional plains" gescheiden is. Zijn ontstaan heeft dit plateau te danken aan de erosieresistente Kapiti fonoliet (produkt van een spleeteruptie), die als een "caprock" de onderliggende, "basement"-gneissen voor erosie beschermde. Op deze manier werd een deel van het sub-Miocene erosie oppervlak geconserveerd. Aan de west en zuidrand van dit plateau stroomt de Galana rivier. Op deze hoogte heeft deze rivier zich ten opzichte van de "erosional plains" 75 meter ingesneden. Deze insnijding gaat gepaard met een waterval, de "Lugard falls", genoemd naar de engelse ontdekker, Captain Lugard, die aan het einde van de vorige eeuw langs deze rivier een nieuwe handelsroute ontsloot. Bij deze waterval was het vaste gesteente zeer fraai ontsloten. Hier bestond het gesteente uit gebande migmatieten met een amfiboliet- en een granitoid-component. Eindelijk zagen we daar onze eerste en ook enige leeuwin. Echter op zodanige afstand, dat slechts de teamleden met het betere fotomateriaal haar op de gevoelige plaat konden zetten. Er was dus duidelijk sprake van een strijd met ongelijke wapens, want deze mensen waren toch al bevoordeeld bij het excursiepunt wat we iets eerder bezocht hebben, namelijk
"crocodilepoint" in de Galana rivier. Daar
waren inderdaad verschillende exemplaren op vrij grote afstand te zien. Voor het laatste onderdeel van de ochtend moesten we door de versneden "erosional plain" naar het zuiden koersen. De busjes en hun bestuurders namen de zijriviertjes moeiteloos en voor de lunch werd de zone met restbergen bereikt. Onderweg werden olifanten, waterbucks en enige buffels gezien. Van Wijngaarden heeft voor de restbergen en omgeving de volgende bodemsequentie beschreven: Op de restberg zelf zijn ondiepe stenige Regosolen gevormd. Na de hellingsknik, die de grens vormt tussen de restberg en zijn pediment
("foot-
-
slope") rhodic
treffen
we a c h t e r e e n v o l g e n s
Ferralsolen
treffen
sy -
a a n . In de d e p r e s s i e s
we t e n s l o t t e
Voor
chromic
de lunch werd Daar
fen. H e t h a n d e l d e
zich ook
lager
zorgt
Er w a s
De w a r m e hieruit
met
een
sequentie
gebergte
lunch werd
illiet)
vervolgens
recente
als
toe
gewend
gevolg
nam het d e b i e t
rivier
een g r o t e r e
vertic Daar
in de
de r i v i e r
erosieve
kracht
Van
van
Luvisol
textuur
door is
aan
veld-
van
opnieuw De
worden
in
het
de T a i t a h i l l s .
In
dit
bevolkingsdruk aldaar
nam
toe, waardoor
k r e e g . Op de
toe,
deze
"floodplain" eutric
en
aan. op de g e p l a n d e
we
troffen van
om het wild
p l a a t s niet m e e r
het
laatste
rhodic
Via het
in de d r o g e
bij de A r u b a
Lodge.
"erosional
Ferralsol
stuwmeer tijd
doorwaad-
excursiepunt
in de niet v e r s n e d e n
een d i e p e
line" van kwartsstenen.
k w a m e n we w e e r
lodge.
zich
rivierafzettingen
worden.
aangelegd
de
rivier
van de V o i - r i v i e r
een omweg
fraaie wand
zien.
"floodplain"
van de t o e g e n o m e n
baar b l e e k m o e s t via
een
te
zijn.
erosie m o e t g e z o c h t
sub-recente
Fluvisolen
Hier
groen
zijn d e e l s o n d e r g r a v e n .
rivier, namelijk
tevens
we
langer
te s c h r i j v e n
een g r o o t deel v a n het bos g e k a p t . De e r o s i e
troffen
van
dan dat we uit onze
l a n g s de
i s . De o e v e r s
ook
vermogen
safari
B. O v e r i g e n s werd
z a g e n w e , dat deze
van d e z e
werd
zich
Luvisol-vertegenwoordiger
(kaoliniet)
(voornamelijk
van d e z e
brongebied
de
van de m o r f o l o g i e
ingeschat, hetgeen
kleimineraal
insnijden
oorzaak
overzicht
textuur
tocht v o e r d e
het
fraai g i l g a i - r e l i ë f
fraai
de V o i r i v i e r . Daar aan
haalde
verzamelt
in de Voi
voet
aangetrof-
b e z o c h t . Het w a s een F e r r a l - c h r o m i c
"te g r o f "
werkgebieden Onze
aan de
dat de v e g e t a t i e
gebruikt
Na de
een d u i d e l i j k e
het a n d e r e
een
aan.
zogenaamde
die we daar v o n d e n
ervoor
pedimenten
paleosol.
in een d e p r e s s i e , de
dit
lunch werd
had m e n
iedereen
om een
In deze d e p r e s s i e
tevens
dit a r i d e g e b i e d . van de
gegraven
Luvisolenen
de
Vertisolen
en t e z a m e n m e t het hoge v o c h t h o u d e n d
deze g r o n d e n blijft.
tussen
een r h o d i c F e r r a l s o l hier weer
De V e r t i s o l
k l e u r e i s voor p e l l i c . het w a t e r
werd
k w a m e n we
"bottomlands".
en p e l l i c
een p r o f i e l k u i l
van een p e d i m e n t .
Iets
Ferral-chromic
in de
met
een
bereikt plain" "stone-
Voi-rivier,
van w a t e r
te
voorzien,
- 60 Hills and ridges Soils_developed_on_various_gneisses 1
(Basement System Rocks)
HXC complex of somewhat excessively drained, shallow, reddish brown to greyish brown, rocky and stoney soils of varying ' texture
(eutric and dystric REGOSOLS, lithic and stoney
phase) Soils developed on crystalline limestone 2
(Basement System Rocks)
HL2K well drained, shallow to moderately deep, dark greyish brown to dark yellowish brown, calcareous, very stoney, gravelly sandy clay loam, over petrocalcic (calcic ÇAMBISOLS, petrocalcic
material
phase)
Plateaus Soils developed on phonolite 3
(Tertiary volcanics)
LIC complex of: - well drained, moderately deep to very deep, dark red, friable clay, in places bouldary
(rhodic FERRALSOLS)
- well drained, shallow to moderately deep, dark red, friable, rocky and bouldary clay
(ferralic CAMBISOLS,
lithic phase) Footslopes
§2ÜE_ c ^ e YEi 0 E e E_25_E 0 ü u Y^ u 5?_5?Ei v f c ^ 4
É£om_Y5£^2yf_22ei5fÊ5
(B . s .R. )
FUr well drained, very deep, dark red, friable sandy clay loam to sandy clay
(rhodic FERRALSOLS and FERRAL-chromic
LUVISOLS)
Soils developed on colluvium derived from various parent materials 5
FXr2 well drained, deep to very deep, dark red to reddish brown, friable to firm, sandy clay loam to sandy clay
(chromic
LUVISOLS) Non-dissected erosional plains Soils_developed on gneisses rich in ferromagnesian_minerals
(B.S.R.)
Pn2Fr well drained, deep to very deep, dark red to dusky red, friable sandy clay
(rhodic FERRALSOLS)
Pn2Frp like Pn2Fr, but moderately deep over quartz gravel (rhodic FERRALSOLS, 'petric phase)
fc> i
~
Soils developed on fine to coarse_grained 8
sandstone
(Taru grits)
Pn2Strp well drained, moderately deep to deep, red to dark red, friable sandy clay over quartz gravel
(chromic
LUVISOLS, petric phase) Sedimentary plains Soils developed on material derived from ferromagnesian_minerals 9
(B.S.R.)
PsFrl well drained, deep to very deep, red to dark red, friable to firm, sandy clay to clay
10
g n sisses_rich_in
(ferric LUVISOLS)
PsFr2 well drained, very deep, dark red to dark reddish brown, friable' to firm, sandy clay
(chromic LUVISOLS)
Dissected erosional plains Soils developed on gneisses rich in ferromagnesian
minerals
(B.S.R.) 11
PdFrP-PdFbK complex of: - well drained, shallow, dark reddish brown to dark red, gravelly and stoney, sandy clay loam over quartz gravel (ferralic CAMBISOLS and chromic LUVISOLS, paralithic or petric phase) - well drained, shallow, yellowish brown, calcareous, gravelly sandy clay loam over petrocalcic
material
(calcic CAMBISOLS, petrocalcic phase) Floodplains and alluvial valleys Soils developed on alluvial fan deposits 12
AAf2 moderately well drained, very deep, dark brown, firm sandy clay with a sodic deeper subsoil
(orthic LUVISOLS,
sodic phase) 13
AAf3 imperfectly drained, very deep, dark brown, very firm, sandy clay to clay, with a saline deeper subsoil
(orthic
LUVISOLS, saline phase) 14
AAf4 poorly drained, very deep, dark greyish brown, very firm, calcareous, saline and sodic clay saline phase)
(orthic SOLONETZ,
- 62 Soils_developed_on_subrecent_deposits 15
in broad
alluvial_valleys
AAvl well drained, deep, red to dark reddish brown, friable to firm, sandy clay to clay, over petrocalcic (chromic LUVISOLS, petrocalcic
16
material
phase)
AAv3k moderately well drained, shallow, calcareous, sandy clay to clay loam, over petrocalcic material
(calcic CAMBISOLS,
petrocalcic phase) Bottomlands Soils_developed on 17
Y5£i°y2_E5 r ?5t_ m 5£ e Ei5i5
BXd very poorly drained, very deep, dark greyish brown to black, very firm', calcareous, cracking clay, with saline and sodic deeper subsoil
(chromic and pellic VERTISOLS, saline-sodic
phase)
After: W.van wijngaarden, in prep.
Soils and Vegetation of the Tsavo Area, Kenya Soil Survey, Nairobi, Kenya.
Nummers verwijzen naar locaties in figuur 13 en 14.
c
4-1
0)
C
E
cu
XI
•X— I
•— E a> in
1/1 4-1
c
ro c E
(C/> •— ro >— Q.
CU
XI CU
1_
4-1
C
O O) in
•— (/) ro •— XI •— Q. XI C
ro
^^ c
^—^
CU
> •
i_
cu o o •— z
to
•—
%
—^
i_
CU h-
^O— * ' ^—^
T3 C
»— O) > cu (1) > ~ CU O) *— > CU O j«: O . — CD o 1—
• • - ^
• —
•— -C
C
ro
ro .* ^— .— • — ^ >^ z 4->
N^
in
—
in c O in
o
o
ci O CM
(U xi
L.
O
o
•o in
u re 2
•o eu XI
en •o
O
> C
eu 0)
i_ CU
>
O)
o o
•— ro »— CL
j->
1 -O 3
1/1
in
c
~
CU O
ro
<4S_
3 1/)
^ ro
•— E
c in ro c • —
CL 3 MO
in CU in in
cn . «V
cu
4->
c o .c
o
O
ü£ '
.—
>- c: ro ro XI 4->
c
c — QJ 4->
c O
CL
in — (U in i- O O . CL,
/
f<
E
•— c ro o
CU 4->
c 3
. •>
in
4->
O CL CU X
in
o .c ro a i
i - 0) O -C in xt
O
>in —
^O
14_
O
Q.
CU 4-J
•*
o c
c
•— »— Q) O C
•— O in
•—
>~ ro _o
»— O • >~ > 4-J LO in — >- > (U 1_ 4-> in
C O)
E cu in
ro co X
ro • —
4-> S_
CU
\-
|
c
O
XI
c ro
•
in
ro
• —
>in»,
4-1
i_
CU 4->
X)
X>
CU in CU
XI
en
O) Lcu J3 l/l .— X> Q) r—
in CU
4->
ro E
m
in 4-1
in
ro
>^ C U >- O >» XcI iO_ ro ro •— ^ CL O in
•— 4-J
XI C ro
CU in
o_ i O
l'l
c ro 4-1
3
-— ro
in
-O
in
4-1
•— in O CL CU Xt
ro
cu c
.— > >— O
r~-
fO U
.•*
in O • —
uu
cu
CL 3 in
'
c ro O r —
O
> ^ >- l— >L. <0
c
ro c
4-1
4-1
CO 3
CO
L. CU
,— ö Û_
XI
L.
cu
3 O"
ui
fao»i
HfO-
yoo_
(///// ^an'ous
gneisses
(S.5.X-)
35? _
T~T,
Cf-ys-écx//,**
/i'nrestone.
phono fi'te. (teréi'a
/-y
(B.SA.)
-vo/c&nt'trs)
300
Uucatijj/iefa'ted 30
fO
éo
so
seofi'/vf/iés(quaternary) SO Am
fig.13: dwarsdoorsnede "TNPE south", van noord naar zuid over Aruba
\///,\
Tarsus
£ visses
(£f.X)
•f-i'ie to CûarSf g/-*is7fûf gtex/Sst. (Taru jh'és)
Soa
qoa __ So tl-IK.
f ig.14: dwarsdoorsnede "TNPE south", van oost naar west over Aruba.(Naar W.van Wijngaarden, in voorber.; Soils and Vegetation of the Tsavo Area, Kenya Soil Survey, Nairobi, Kenya.)
- 65 Verslag van 12 oktober: van Tsavo-oost naar Tiwi; S. Paris
Op vrijdag 12 oktober vertrokken we
's ochtends om 8.00 uur
van de Aruba safarilodge in het Tsavo-east national park. We verlieten het park via de zuidelijk gelegen Buchuma gate. Opvallend was het verschil in vegetatie in en buiten het park. Buiten het park is er een dichte bush; in het Tsavo daarentegen is de vegetatie drastisch uitgedund door het wild. De grootste rol hierin wordt gespeeld door de olifant, die veel bomen en struiken uit de grond rukt. Ook hier, zuid-oost van het Tsavo park is het klimaat zeer droog en niet geschikt voor landbouw
(ecozone V I ) . Het concept
van de ecologische zones is gebaseerd op de grootte van de verhouding van jaarlijkse neerslag (r) en potentiële verdamping (Eo) Aangezien de Eo waarde in alle ecozones langs de kust ongeveer gelijk is (2000-2300 mm/jr) wordt de typering van de ecozones in grote lijnen bepaald door de hoeveelheid neerslag (zie tabel 1) (Michieka et al, 1978) . De neerslag aan de kust is hoger dan in het binnenland vanwege de aanlandige
(noord-oostelijke en zuid-oostelijke)
moessonwinden. Dit leidt tot neerslagcijfers van
1450-1100
mm/jr in het zuidelijke en tot 800 tot 1000 mm/jr in het noordelijke kustgebied. Bij Mombasa landinwaarts gaand, is het neerslagcijfer 55 km van de kust al gedaald tot 600 mm/jr; in Tsavo tot 200-300 mm. Het hierboven geschetste verloop in de regenval leidt tot de volgende ecozones
(zie figuur 15) :
een heel kleine plek zone II in het zuiden; een langgerekte zone III langs de kust; een zone IV die eveneens
langgerekt
is en de vorigen in het noorden omsluit en een zone V die de overgang vormt naar zone VI in het droge binnenland. Van Tsavo naar Mombasa rijdend kruisten we deze zones loodrecht en kregen op deze manier een indruk van de"klimaatsverandering"op zeer korte afstand. In Mombasa namen we twee uur de tijd om een indruk te krijgen van deze door vele culturen beïnvloede stad. Sommigen van ons bezochten Fort Jesus, een vesting
• gelegen aan de Indische
Oceaan, gesticht door de Portugezen. Van Mombasa reden we naar de Twiga lodge in Tiwi, alwaar Dr.van Eynatten
(werkzaam bij het Coast Agricultural Research
Station van het Ministry of Agriculture) een lezing hield over
- b e de landbouw(mogelijkheden)
in het kustgebied.
De zone langs de kust met hogere neerslag (in de ruimste 2 zin) beslaat ca 30.000 km . Ca 50% hiervan wordt gebruikt voor landbouw.
De kustzone is vanwege de
hogere neerslag gunstig voor landbouw. Van ecozone VI naar II gaand, verdwijnt het tweetoppige karakter van de neerslag (met voor de landbouw te korte regenseizoenen van twee of drie maanden) en maakt plaats voor een min of meer konstante "natte"periode van tien maanden van maart t/m december, die zeer geschikt is voor de groei van het gewas. Van de bovengenoemde 50% ligt gemiddeld 3/4 deel braak (35% van het totaal). Uit deze cijfers blijkt dat de bodem van één van de voor landbouw meer geschikte gebieden van Kenya zeer inefficiënt wordt gebruikt. Deze
inefficiëntie
wordt nog versterkt door de matige voorlichting, de slechte verbindingen, het gebrek aan plaatselijke verwerkingsindustrieën, problemen met het vinden van een goede markt, gebrek aan inputmogelijkheden, verkeerde keuze van gewassen etc. Van dit laatste aspekt gaf van Eynatten een sprekend voorbeeld. In het kustgebied worden cashew en cocos naast elkaar verbouwd
(de twee meest voorkomende boomgewassen). De op-
brengst van de cashew de cocos
(350 Ksh/ha) is veel lager dan die van
(3000 Ksh/ha). Toch wordt de eerste door de overheid
bevorderd, vanwege de kwetsbaarheid van de cocospalm. Deze lijdt zeer onder de Rhinoceroskever, die de groeitoppen aanvreet. Het blijkt nu dat de situatie aanzienlijk
verbeterd
kan worden. Na onderzoek is gebleken, dat de cashew de hoogste produktiviteit kent bij een regenval van 600-1000 mm/jr. Hij komt echter het veelvuldigst voor in een gebied met hogere neerslagen, waar hij te lijden heeft van schimmelziekten en insekten. De opbrengst van de cashew kan dus aanzienlijk verhoogd worden, wanneer deze vorm van landbouw geconcentreerd wordt in de regenarmere randzone van het kustgebied, die op het ogenblik toch slecht gebruikt wordt o.a. bij gebrek aan geschikte gewassen
(van Eynatten wijst erop, dat de produktie
dan nog geoptimaliseerd kan worden door een systeem van terughakken van de bomen te hanteren, als ze de leeftijd van acht
- 67 -
jaar b e r e i k t verband
h e b b e n ; de
v e r t o o n t m e t de o p b r e n g s t , b l i j f t dan
Ook de p r o d u k t i e worden.
het p r o b l e e m
kever.
Men h e e f t
te r o e i e n
aangetaste
mische
van de
geprobeerd
bomen
is nu e c h t e r
voor elke
houtskool
effektief
kan
uit
verbranden gevangen
g e b l e k e n , dat men van
kwaliteit
tamelijk
het beestje
te b e g r a v e n , te
u i t te loven
Rhinoceros-
de
maken.
en m e t w e i n i g
ekono-
stelde van E y n a t t e n , dat de o p b r e n g s t
de b o o m g e w a s s e n
in het k u s t g e b i e d
bij c o n c e n t r a t i e
van c o c o s
in e c o z o n e s
klimaat, andere verwerkelijken stuiten
de b e s t r i j d i n g
van
schade, b e s t r i j d e n .
Samenvattend
worden
gemaakt
is e c h t e r
een p r i m a
Zo kan men de k e v e r
zekerder
kuststreken
een b e l o n i n g
bomen
maximaal).
in de v o c h t i g e
in het v e r l e d e n
Na o n d e r z o e k
echter
regelrecht
floreert
door de a a n g e t a s t e
z e l f s door
kever.
van de c o c o s kan
De c o c o s p a l m
Kenya;
of
" c a n o p y s u r f a c e " , die een
van
aanzienlijk
cashew
verhoogd
in e c o z o n e s
hiervan
zal e c h t e r
en men m o e t d a a r b i j
IV en V en
gelaten.
op vele p r a k t i s c h e
zeker
naar de b o e r
het p r o b l e e m
toe n i e t
ZONE
ratio r/Eo (in%|
AprilJune
JulySeptember
2100
800-850
250
OctoberDecember
250
JanuaryMarch
100
vegetation
II
67-69 1400-1450
III
52-67 1100-1400 2000-2100 500-800 200-275 200-300
100
Chlorophora excel sa Sterculia apendiculata Combretum schumanli
IV
37-52 850-1100 2100-2200 300-500 150-250 200-300
100
Manilkara mochisia Brachystegia spicllormls Dlospyros cornll
V
26-37
100
Combrelum horeroonso Acacia nllotica Commiphora campostrls
600-850 2200-2300 175-300 75-150 200-250
as In zone III
Tabel 1: "Ecological zones" in de kuststreek (bron: Braun in Michieka et a 1 . , 1978)
bezwaren
onderschatten.
average rainfall (in mm)
average annual evaporation Eo {In mm)
hét
Het
van de
ECOLOGICAL ZONES average annual rainlall (In mm)
kan
II en I I I , d i t a l l e e n op b a s i s van
factoren buiten beschouwing
matieverspreiding
van
infor-
E N -
I 'N -
-
3C E
I
35 E
«C E
29 E
|10-26 e c o l o g i s c h e zone VI 26-37 J37-52
iv :•
41 E
: 3 s
41-45
E
52-67 e c o l o g i s c h e zone
II
>67
||
- , , -
ratio r E m April—June more t h a n 100 -.
fig.15: Agro-ecologisehe zones in oost Kenya. Voor verklaring zie tabel 1 (naar Braun in het Kwa1 e-rapport)
- 69 Zaterdag
13 o k t o b e r : T.
Ton K o o p m a n s
viel
de
Koopmans
"eer" ten deel
deze excursiedag
te v e r z o r g e n .
een. p o g i n g
het nogal
dag
vagen
samen
te
Wotro
uit
werd
bezig
Oceaan
zich
onze
gesteentes
houdt
van dit
we naar M o m b a s a , waar
Lodge
Ir.Oosterom
land
in, waar
excursiepunten
daar
zou het via welke
rit wij
zich
voor-
aan de
gaan we o n g e v e e r
omwegen
niet-
en
gaan
Indische
r e e d s op
25 km het
bevinden.
in de r i c h t i n g kregen
geologie, geomorfologie, voorkomende
bodems
en g e w a s s e n
Mariakani bodem.
langs
goed
bewerkt)
dan
artefakten ouderdom
Mariakani
met
van o u d - tot bodem
is w a a r s c h i j n l i j k
Het volgende
excursiepunt
is nabij
de
is s p r a k e
van
merkt wordt
door
een
fasen: upper, middle
Madagascar
zijn
A2.
worden en
verdeeld
lower.
sandstone, welke
arkose
van T r i a s - o u d e r d o m
voor.
een
Hier
geken-
groenige matrix met gele vlekking.
g e h e e l b e s t a a t u i t een c o m p l e x zettingen
De
rivierinsnijding.
ontsloten. Deze kunnen
de m i d d l e - M a r i a k a n i
van
midden-Paleolithisehe
ontwikkelde
verschillende
(vrij
beds).
een zwak
sandstones
door
afzetting
(Marafa
De z a n d s t e e n
over
verweerde
artefakten
met m o g e l i j k
in drie
in
een
gevolgd
Cambisol
Mariakani
de
beds"
rode b e h o o r l i j k
marien, kleiig pakket
De k a l k a r m e
nabij
"Marafa
ironstone. Daarna
zijn v e r m o e d e l i j k
(Wurm).
zich
zandsteen
(grind)afzetting
en a f g e r o n d e
een v e r m o e d e l i j k
bevindt
(Trias) met een
Genese: Afzetting
erosiefase
eutric
excursiepunt
de weg w a a r i n o n t s l o t e n
zandsteen
een
van
samenhang.
Het e e r s t e
steilwandje
binnen-
kust,
indruk
Rabai.
ons
Van
een d u i d e l i j k e
hun o n d e r l i n g e
de
vormt.
staat te w a c h t e n . V e r v o l g e n s
allerlei
bestaat
landschap, waarbij
ondersteuning
de eerste
en
van de g e o l o g i s c h e
v e r b l i j f p l a a t s , de T w i g a
zich
stichting
en P l e i s t o c e n e
Ir.Oosterom
ontwikkeling
uit
Ki1ifigebied.
van M o m b a s a
m e t de r e c o n s t r u c t i e
een b e l a n g r i j k e
rijden
tijdens
deze
van de
is in het
ten n o o r d e n
afzettingen.
geomorfologisehe
Vanaf
van
Ir.A.P. Oosterom
jaar w e r k z a a m
sedimentaire
geconsolideerde
bodemkunde
onderstaande
programma
een p r o m o t i e - o n d e r z o e k
drie
bevindt
geplooide
namelijk
geleid door
die v o o r
gedurende
Dit gebied
overladen
in h e t
van
vatten.
De e x c u r s i e Wageningen,
Ik zal
het v e r l s a g
zandsteen.
en k o m e n
bevat weinig
o.a.
Deze ook
tot geen
Het
af-
op fossielen;
- 70 daarom vermoedelijke afzetting in een deltaisch milieu, waarin de sedimentatie snelheid te hoog is voor fossieli
vorming. Bij een volgende stop is 'een dik Mariakani-sandstone. pakket ontsloten, waarin een schoolvoorbeeld van "crossbedding" is te zien. Ook zijn in het pakket daarboven fasen te onderscheiden met een duidelijke "coarsening upwards sequence" . Ribe. Hier is in een wand een zeer diep ontwikkelde rode bodem in zandsteen
(middle Mariakani ?) ontsloten met een nog
niet verharde zone plinthiet onderin het profiel. De diepe bodem is gevormd nä het uiteendrijven van het Gondwana continent
(Post-Gondwana surface) . Argument daarvoor is het
feit dat deze bodem, zoals opgemerkt, zeer diep is met plinthiet, hetgeen volgens King kenmerkend is voor profielen in "Post-Gondwana oppervlakken". Het "Gondwana oppervlak" bezit volgens deze auteur relatief ondiepe profielen. Verder rijdend richting kust komen we langs een heuvel, waarop een rest van het vroeger in de hele kuststreek aanwezige bos. Dankzij het steile karakter van de heuvel is deze vegetatie hier
(nog) niet ten prooi gevallen aan ontginning
ten behoeve van de landbouw. In de flank van deze heuvel is de Mazeras sandstone
(upper Trias) , welke jonger is dan de
Mariakani afzettingen ontsloten. Binnen het zandsteenpakket zijn mooie voorbeelden van een spheroidale verwering aangetroffen . Even verder passeren we grillig gevormde en boven het glooiende landschap uitstekende
"Toren-karst" vormen, residuen
van na intensieve karstprocessen overgebleven kalksteen. Bij de volgende stop bevindt zich het kontakt van de Mazeras sandstone met kalksteen van Jura ouderdom
("Kamba-
limestone"). In de zandsteen is een sterk verweerde bodem aanwezig met plinthiet onderin. De kalksteen bestaat uit twee facies: een sterk oöliet-houdende kalksteen en een fossielarme. De in de kalksteen ontwikkelde bodems bevatten kwarts', grind (hoekig, niet gesorteerd). Men mag dus aannemen dat dit materiaal allochtoon van oorsprong is. Bij de kontaktvlakken van de sandstone en limestone bevinden zich hydrothermale aders bestaande uit onder andere ertshoudend materiaal en bariet.
-
71 -
Lutsangani. Versneden landschap in schalies van Juraouderdom. In een ontsluiting langs de weg bevindt zich op de schalies een grindige afzetting bestaande uit "ijzergrindjes" met artefakten, zoals reeds eerder aangetroffen. Daaroverheen bevindt zich een zandig pakket. Genese: Sedimentatie schalies, gevolgd door erosie en grindafzetting en daarna zandafzetting, later versnijding van het geheel. De middag wordt besteed aan een excursie in de omgeving van Kilifi door afzettingen van Pleistocene en subrecente ouderdom
(Sokoke-Kilifi). Het landschap is opgebouwd uit een
aantal niet door tektoniek beïnvloede mariene niveaus. Er worden vijf mariene niveaus onderscheiden: niveau
hoogte ligging
moedermateriaal
vegetatie
bodem
5
+ 160 m
Magarinisands (?)
"cashew"
"rhodacric" Ferralsol cf. Kwale gebied
4
+ 110 m
zanden
"cashew"
rhodic Ferralsol
3
+_ 80-60 m zanden
"baobab"
a.backslope: albic luvic Arenosol b.terras: chromic Luvi sol
2
+• 40-50 m zanden/ koraalkalk
chromic Acrisol (mogelijk Luvisol of Arenosol)
1
j+ 0-20 m
ferralic Cambisol Ferralsols
zanden/ koraalkalk
N.B. Bodems hebben in het algemeen een zeer lage tot lage bodemvruchtbaarheid(cf. Kwale report, 1978). Aangezien nog geen chemische en fysische analyses beschikbaar zijn, betreft het hier een voorlopige door Ir. Oosterom.
bodemklassifikatie
- 72 Niveau 5. Aan de basis van het van oorsprong zandpakket
geel-witte
("Marafa beds") bevindt zich weer een laag kwarts-
grind en ironstone
(naar boven wordt de textuur fijn zandiger)
het geheel is discordant gelegen op de reeds eerder genoemde "Jurassic shales" en mergels. De verklaring voor de zeer gevarieerde morfologie van dit landschap moet volgens Ir.Oosterom gezocht worden in het verschil in permeabiliteit van de onderliggende gesteentes. De schalies zijn weinig doorlatend hetgeen geresulteerd
heeft
in erosie van de oorspronkelijk aanwezige zandpakketen. De mergels zijn volgens hem goed doorlatend, waardoor de erop liggende zanden bewaard zijn gebleven. De huidige uittreding van water onderin dit zandpakket heeft een gedeelte van het zand geërodeerd waardoor de bezochte grote erosienis is gevormd. Profielkuil
(bij Kibokoni school, cf wandelende tak)
in niveau 5
Textuur
CEC
pH water
boven
loamy sand
1,5
5,9
onder
sandy loam
1,6
5,4
Base saturation: 54%, kleur B horizont: lOR Hue (moist, dark r e d ) . Oxic-B horizon, zeer poreus. Vergelijkbare eenheid Kwale-rapport; USmr. Klassifikatie: rhodacric
Ferralsol
(= rhodic - acric Ferralsol) Niveau 4 : Profielkuil in verwaarloosde
palmenplantage
(bij drinkplaats koeien): Ap 0-20 cm; Bi(AB) 20-100 cm; Oxic-B horizont. Iets hogere pH dan bodem op niveau 5, iets bruinere kleuren
(dusky r e d ) . Struktuur: porous massive,
weakly coherent. Klassifikatie : rhodic Ferralsol. (Op niveau 4 zijn waarschijnlijk resten van twee oude
strandwallen
aanwez ig) . Niveau 3 : Op deze eenheid komen twee groepen bodems voor: a) backslope: sterk uitgeloogde bodem; witte zanden met fibers (volgens FAO klassifikatie: luvic). Een verklaring is nu nog moeilijk te geven; mogelijk is er sprake van een extreme mate van podsolering
("Giant Podsol") . Klassifikatie:
albic-luvic Arenosol. b) terras(rand): AB 15-20 cm; Bi; B2t (cutans waarneembaar, kleibruggen tussen de zandkorrels); B3. Struktuur van B-horizon: angular blocky. Textuur van B-horizont: clay loam tot sandy clay. Klassifikatie : (voorlopig)
chromic
-
73 -
L u v i s o l . Op het c o n t a c t en de o n d e r l i g g e n d e zich weer
grinden
g r e n s van
niveau
N.B.
Oosterom
en a r t e f a k t e n . 2 en 3 zijn
3; k l e i b r u g g e n tot
Klassifikatie:
(voorlopig)
Niveau
1 : Deze
niveau gevormd lagunaire
eenheid
ten dele
sequentie
op
de
ontsloten. als
(o.a. t e x t u u r ,
de
vocht-
strand
een zwaar
lage C E C , lage b a s e De p o s i t i e
direct
in het K w a l e - r a p p o r t niet duidelijk
evenmin
een u i t s p r a a k
geografen Oceaan.
's a v o n d s
jongste ten dele
mariene in
(kleur B ) : Chemisch
een k o r a a l o p d u i k i n g bodem-B-horizont: K l a s si f i k a t i e :
en P L 2 p
op >
Cambisol. bezocht
geen
rhodic
Tiwi).
argillic Ferralsol
is v e r g e l i j k b a a r
z o a l s die b e s c h r e v e n Het p r o b l e e m
waarin
is of a u t o c h t o o n .
zes uur
5YR.
porous massive.
van dit profiel
(omgeving
het
A p , A 3 , Bi en B2
is of het m a t e r i a a l
allochtoon
Om p r e c i e s
nog
saturation.
PL2
Struktuur:
Arenosol, Luvisol.
in k o r a a l k a l k ,
ferralic
ontwikkeld
de b o d e m s van e e n h e i d
de z a n d k o r r e l s .
vertegenwoordigt
werd
en de facies
kleiinspoeling
chromic Acrisol. Koraalkalk
horizont. Struktuur:
bij het
met daarin
Indische
deze m e r g e l s
b l o c k y . _Kleur: Hue
mogelijkheden:
v r i j arm. K l a s si f i k a t i e :
fysisch
tussen
zanden. Bodemprofiel:
argillic
hierover
bevinden
steilwandje
in de
landbouw
subangular
10 m d i e p t e . A n d e r e
wikkeld
bodems
voor
porous massive
Vlak
In het
in de weg
deze
geschikte
van n i v e a u 3
("Buratuma m e r g e l s " )
2 : B o d e m p r o f i e l : A p , A B , B2t m i n d e r
in n i v e a u
geen
de a f z e t t i n g e n
vermogen, bodemvruchtbaarheid).
Niveau dan
mergels
beschouwt
relatief meest houdend
tussen
de b o d e m
met
zijn
is
dat
is
ont-
In het K w a l e - r a p p o r t
werd
gedaan. doken
en één W a g e n i n g e r
zestien
oververhitte
in het zilte
nat van
de
- 74 Excursieverslag van 14 oktober: Kwale Area R. Marchand Aan de hand van de gemaakte tocht door het zuidelijke kustgebied van Kenya
(distrikt "Kwale" in de Coast province)
zullen een paar aspekten van het landschap zoals wij dat gezien hebben, beschreven worden. Voor een meer kompleet beeld, zie: "Soils of the Kwale-Mombasa-Lunga-lunga
area"
van Michieka, van der Pouw en Vleeshouwer, Vol.l en 2, 1978. Tezamen met drie Wageningse studenten en hun staflid vertrekken we zondagmorgen richting Kwale. De Wageningers zijn net in Kenya aangekomen voor hun zes maanden durend ingenieursonderzoek
(bodem en vegetatie van de Kilifi kuststreek).
We maken een doorsteek beginnende bij de kust en daarna steeds verder het binnenland in. Op deze wijze gaan we van jonge- naar oudere geologische formaties. De kustvlakte is ondermeer opgebouwd uit fossiel koraal rif
( Pleistoceen) , een vier tot acht km brede zone langs de
kust. Het huidige koraalrif valt bij eb gedeeltelijk droog zodat wij in staat waren, tijdens vrije uren op Twiga Lodge, het rif te bewandelen
(prachtige schelpen, zeesterren,
zeekomkommers e . d . ) . Op de zeer ondiepe maar chemisch vrij rijke koraalbodems verbouwt men plaatselijk mais en bonen. Aan de westkant van de fossiele koraalzone zien we bij een weginsnijding echter een plaatselijk meters diepe bodem (Rhodic Ferralsol) ontwikkeld in datzelfde koraal. De grens tussen de koraalkalk en het rode "sandy-clay"-materiaal
is
opvallend golvend van karakter. De Rhodic Ferralsol is waarschijnlijk mede opgebouwd uit lateraal aangevoerd
"Magarini
sands". We rijden verder westwaarts, over een andere
geologische
formatie, de "Kilindini sands": lagunaire zanden en meer kleiige afzettingen. De bodemsituatie op deze sands" is nogal gevarieerd
"Kilindini
(Arenosols, Ferralsols, Planosols,
Phaeozems en Vertisols). Op de bodemkaart schaal 1:100.000 is dit dan ook op de bezochte lokatie als een complex weergegeven .
- 75 V i a de P l i o c e n e eolische
"Magarini
oorsprong
we de c o a s t a l
m e t o.a.
"uplands"
V o o r d a t we h e t d o r p ora. de
"Upper J u r a s s i c
gelaagde-
op de
ondiepe
gebied
Kwale bereiken
stoppen we nog
S h a l e s " te b e k i j k e n . H e t
bodems
verweerbare
(eutric
geen
landbouw
even
zijn
fijn-
schalies, met
Cambisols).
In dit v e r -
in t e g e n s t e l l i n g
zien we nu de h o o g s t e
Deze horst
op deze
heuvelrug
d a t we z u l l e n b e z o e k e n . H e t heeft meerdere
element
ligt
tot
Mombasa
van
waar
het g e l u k
observeren
maar
bekommeren
op w e l k
ook
te
type b o d e m
bijvoorbeeld
dat de b o s s e n
w o r d e n m e t de t e r m tropisch
hills (tourisme)
Caribea) de
regenwoud
sommige
kudde S a b l e
fotograferen deze dieren
onder
en
het
havenstad
(zonder
in deze
streek
dus w a n t
tropical
lopen we d o o r
V a n a f de z u i d p u n t
v/elke we terug
zuidelijke zullen
n i e t uit s e d i m e n t a i r e
van de k u s t . Ze b e s t a a n gesteenten.
zich
lowland
is daar
woud
lianen
uit
intrusieve
te
droge met e.d.
h e b b e n v/e een
(Lungalunga
area)
in dit v l a k k e
opgebouwde
te
forest".
b e r g e n ; J o m b o - en Hriraa hill de gesteenten
leefden
dienen
een p r a c h t i g
rijden. Opvallend
schap zijn twee k l e i n e
laat
in de
kustvlakte
te
Er
hun b l a d e r e n
van h e t S h i m b a p l a t e a u
te
verteld
aangeduid
de v o c h t i g h e i d
bomen verliezen
ons
stonden).
orchideeën, epifyten, bomen met plank w o r t e l s ,
op de
antilopen
de W a g e n i n g e r s
"semi-deciduous
Desalniettemin
hangende
Park"
park
en b u f f e l s m a a r dat m o e s t o n s
w o r d e n . De v e g e t a t i e k u n d i g e
uitzicht
kustgebied.
van de S h i m b a
(o.a. Pinus
een k l e i n e
vooral
ook nog o l i f a n t e n
laag v o o r ,
in het
profiteert.
We h e b b e n
ontvallen
het
(stijgingsregens)
f u n k t i e s : er is een w i l d / s c e n e r y
een w a t e r w i n g e b i e d
van
"Shimba N a t i o n a l
landschap
maar we zien ook p r o d u k t i e b o s s e n is ook
"heuvelrug"
is k l i m a t o l o g i s c h
als vis,ueel een b e l a n g r i j k
Gedeeltelijk
tijd.
rijden
kustvlakte.
Kwalegebied.
Geen
Ferralsols,
en
in.
is v r i j w e l
In het w e s t e n
zowel
"Rhodacric"
en zeer g e m a k k e l i j k
plaatselijk sneden
s a n d s " van c o n t i n e n t a l e -
via landenige
landschapsvormen
en d a a r m e e
samen-
fig.l6: route excursie 14 Oktober.
"T
/ ƒ ? £ » .-'"
^dflv>y«.
. Laqe
jai.mwwniç
^ ^
\
J< itffO&lC
*>*%T
'Lvnga. Luntn
Kkipéni
M
20
I
N.B. Het huidige koraal is door middel van een stippellijn aangegeven.
wn
-
77 -
Verslag van 15 oktober: route
Tiwi-Mombasa-Nairobi
O. Vaessen Weer: zonnig tot half bewolkt met
's ochtends een kleine
regenbui. . Om ca 7 uur vertrek vanuit Tiwi naar Mombasa, vanwaar we over de 2-baans hoofdweg ca 490 km naar Nairobi moeten afleggen. Langs de kust de kleinschalige aanplant van de bekende gewassen: cashew, mango, cocosnoot, e.d.; tot aan Mariakani is de jaargelijkse regenval ca 1000-1200 mm per jaar: ecologische zone II en III. We bevinden ons hier in de coastal uplands and plateaus
(zie verslag 14 oktober).
Verder van de kust af bestaat het materiaal uit Mariakani sandstones
(bodem: o.a. orthic Luvisol) en Maji-ya Chumvi
siltstones and shales
(bodems: o.a. eutric Cambisol) van
Perm-Trias ouderdom. Het landschap ten westen van Mariakani is vlakker: nondissected erosional plains, eerst nog in Taru grits sandstone (Perm/Trias), ten westen van Mackinnon Road in Basement System rocks
(gneiss, rijk aan ferromagnesian minerals).
Ten oosten van Mackinnon Road is de ecologische zone IV (neerslag 750-1000 mm per jaar)met vegetatie: bushland, ten westen van Mackinnon Road ecologische zone V (400-600 mm/jaar), hier is alleen extensieve veeteelt mogelijk. De weg vormt hier de zuid-west grens van het Tsavo East National Park
(zie
verslag 11 en 12 oktober). Het gebied ten zuid-westen van de weg wordt heuvelachtiger en ten zuiden van Voi liggen de Sagala Hills en ten westen van Voi de Taita Hills, bestaande uit Precambrische gneiss. De weg gaat langs deze heuvels over de footslopes en piedmont plains ervan
(bodems o.a.: chromic
Luvisols en rhodic Ferralsols). Vanaf halverwege Voi en Tsavo bevinden we ons in de "non-dissected erosional plain" van het Basement
(Nyika niveau 200-600 m) bodem: rhodic Ferralsol.
Na de halteplaats Tsavo loopt de weg over ca 100 km evenwijdig aan het Yatta Plateau
(ten noord-oosten van de w e g ) :
waarschijnlijk gevormd t.g.v. een spleeteruptie van tertiaire ouderdom. Ten westen van de weg kan men de Chyulu Range zien met een hoogte tot 7000 ft (de weg ligt hier op 2500 ft) opgebouwd uit vulkanisch gesteente van het Kwartair. We lunchen in een wegrestaurant bij Mtito Andei.
- 78 -
Ten noord-westen van Mtito Andei komen we in de "uplands" (hellingen tot 4%, Kithioko-Mulango level, 700-900 m) in Basement. Bodems: chromic Luvisols, petric phase). Bij Kibwezi gaat de weg over een vrij recente
lavaflow
vanuit de Chyulu Range. Tot aan Kiboko: erosievlakte in Basement
(bodem: Acri-rhodic and Acri-orthic Ferralsolen).
Daarna gaat de weg over een vulkanische vlakte in olivijnbasalt van Tertiaire ouderdom
(bodem: eutric Nitosol) . Aan
weerszijden van de weg is het gebied heuvelachtig. Tussen Simba en Emali liggen kleine vulkanische heuvels van Pleistocene ouderdom
("einder cones").
Bij Sultan,Hamud: Basement System, hills and footslopes. We zijn nu wat hoger en bevinden ons in ecologische zone IV. In de road-cut mooie " stone-lines". Na deze heuvels komen we in de ca 5500 ft hoog gelegen Kapiti plains en Athi plains bestaande uit Tertiair vulkanisch gesteente met restbergen van Basement met uitgestrekte footslopes
(zie verslag van
8 oktober). Om ca 6 uur komen we aan in Nairobi, weer thuis in de YMCA en de United Kenya Club.
- 79 -
L i t e r a t u u r l i j st A c l a n d , J.D.,
1971: East African
Baker, B.H., Survey
1967: Geology of
Staatsuitgeverij
conditions.
1951: Vegetation
Mountains.
historic
in
Pudoc-Wageningen.
belts
Svensk.bot.Tidskr.,
I s a a c , G . L . , '19..?: V i s i t o r s
1 9 7 8 , nr. 1 ,
process
1 9 7 4 : Soil Map of the W o r l d , V o l . 1 ,
H e d b e r g , 0.,
Geological
's G r a v e n h a g e .
1979: F e r r o l y s i s , a soil-forming
hydromorphic
L i n d , E.M.
area.
1978: Kenya, Landendocumentatie
Kon.Inst.v.d.Tropen,
FAO-UNESCO,
of the M t . K e n y a
London.
Kenya.
Bl'ankhart, S . T . ,
B r i n k m a n , R.,
Crops. Longman/FAO,
guide
the
of the E a s t
legend.
African
45. 140-202.
to the O l o r g e s a i l i e
pre-
site.
+ Morrison, M . E . S . , 1974: East African
vegetation,
Longman. M i c h i e k a , D.O.
+ P o u w , B.J.A.
van d e r + V l e e s h o u w e r , J.J.,
S o i l s of the K w a l e - M o m b a s a - L u n g a l u n g a Survey
Vol.I+II
M i t c h e l l , J.,
1971: Guidebook
Mountain
irrigation
Soil S u r v e y Nyandat, N.N.,
scheme
1976: N i t o s o l s
Misc.Paper
and
chemical
M 9 , Kenya
Natural
Sombroek, W.G.
Soil
Science
Note
dam. E c o l o g i c a l
Soil
management.
Bulletin,
and
General
M29
their
genesis,
Meeting
Sei.Soc.Nairobi. van K e n y a ,
gehouden
Ned.bodemkundige
op
Survey.
karteringspriorii.v.m. de t o e 83ôwetenschap-
vereniging.
et a l . , in p r e p . : E x p l o r a t o r y
Kenya
in K e n y a .
Council.
1975: Nitosols
passingen. Tekst voordracht
Sombroek, W.G.
Detailed
Survey.
van b o d e m k a r t e r i n g e n
bijeenkomst
survey
Survey.
p r o p e r t i e s , use and
1978: Fysiografie
en m e t h o d e n
soil
Ferralsols
to the F i r s t A n n u a l
of the E a s t A f r . S o i l
Kenya.
Kilimanjaro.
district).
Soil
rhodic
Research
+ Siderius, W.,
Preliminary
Sombroek, W.G.
(Kajiado
and
R . S . , 1 9 7 9 : An A f r i c a n
pelijke
and
1978: Detailed
Report no.Dil, Kenya
Morphological
teiten
Nairobi.
to M t . K e n y a
+ K a n a k e , P.J.K.,
of K i m a n a
Swedish
Soil
C l u b of K e n y a , N a i r o b i .
Mugai, E.N.K.
Odinga,
(draft e d i t i o n )
a r e a . Kenya
1978:
soil map
of
- ÖU -
Staff Kenya Soil Survey, 1977: Guide to the "standard" soil excursion in the Nairobi-Thika-Kindaruma
area. N.A.L.
Kenya Soil Survey, Nairobi, Misc.paper M7. Survey of Kenya, 1970: National Atlas of Kenya, 3rd edition Nairobi, Kenya. Touber, L. , 1975: Soil Map of the Athi-Kapiti plains. Kenya Soil Survey/FAO, Nairobi. Touber, L. et al., in prep.: Soils and vegetation of the Amboseli-Kibwezi area. Rec.Soil Survey report. Kenya Soil Survey, Nairobi. Weg, R.F. van de + Mbuvi, J.P.,
1975: Soils of the Kindaruma
area. R'ec.Soil Survey report no.l, Kenya Soil Survey, Nairobi. Weg, R.F. van de, 1976: Bodemkartering in Kenia, een programma van Nederlandse Technische hulp. KNAG-Geografisch tijdschrift X nr.3-4. Williams, L.A.J., 1972: Geology of the Amboseli area. Report no.90. Geological Survey of Kenya, Nairobi. Wijngaarden, W. van, in prep.: Soils and vegetation of the Tsavo area.
(Mbi'to Andei and Voi sheets) . Rec.Soil Survey
Report. Kenya Soil Survey, Nairobi.