Wonen in Nederland -Sociaal-geografisch: Kijkt naar de inrichting van de ruimte door de mens. -Fysisch-geografisch: Kijkt naar de inrichting van de ruimte en de natuur. - 4 nederzetting vormen; Zie tekening 1 -Er zijn in Nederland 5 stedelijke zones: • Randstand • knooppunt; Anrhem, Nijmegen, • Banstad; Twente • Branbanste stederij • Stedelijk Zuid-Limburg - Pendel: Forensisme, pendelaar. - Een stad kan bepaalde overheersende functies hebben; • Amsterdam; Financieel hart, wetenschappelijk centrum • Utrecht; Congressen centrum • Rotterdam; Havenstad, transport • Den Haag; Politiek • Leiden; Wetenschapcentrum • Nijmegen; Wetenschapcentrum • Groningen; Wetenschapcentrum • Eindhoven; Moderne industrie - Primatisch: Stad met alle stedelijke functie die een stad maar hebben kan. Een stad met meer dan 2 keer zoveel inwoners dan het tweede stad van een land. Bv; Londen, Parijs, Moskou, Wenen, Boedapest - Infrastructuur: Geheel van water-, spoor, snelwegen, pijnverbindingen, havens, luchthavens en het glasvezels netwerk waardoor interactie tussen A en B mogelijk wordt. - ICT: Informatie computer technologie - inventie: uitvinding - Innovatie: inventie die algemeen toegepast wordt. -Centrum periferie: • Centrum: Daar waar de macht. (Rijk land) • Periferie: Afhankelijk van centrum, armland - C-p model toe te passen op diverse schaalniveau's • Mondaal: (centrum) Europa • Continentaal: (centrum) Londen, Berlijn, Parijs, Rome • Nationaal: (Centrum) Randstad -> Periferie: Oost-Groningen, Zeeland • Regionaal: (Centrum) Utrecht -> Periferie: Eemmes • Centrum: (Centrum) Binnenstad -> Periferie: Overvecht, Kanaleneiland
- Halfwegzone: Geen Centrum, maar ook geen periferie -> Semi-Periferie - Ruimtelijke ordening: De functie van de ruimte wordt bepaald van te voren door de overheid. DOEL: Vermijden van conflicten en beloningen. - Er zijn 3 soorten plannen: • Het Rijk: Nota, (minst gedetailleerd) • Provincie: Streekplannen (iets meer gedetailleerd) • Gemeente: Bestemmingsplannen (Meest gedetailleerd) - Congestie: File vorming - Bereikbaarheid: De mogelijkheid om van A naar B te komen zonder belemmering. - In de 2e en 3e nota Ruimte ordening (R.O) (Uit 1996 en 1977) stond. Suburbanisatie centraal. Suburbanisatie moest worden opgevangen in zogenaamde groeikernen. Groeikenen zijn dorpen die werden aangewezen om te groeien. DOEL: De rest van het platteland te sparen.
Donorstad
Groeikernen:
Amsterdam
Almere, Lelystad, Purmerend, Hoofddorp
Rotterdam
Capelle aan de ijsel, Spijkernisse
Utrecht
Nieuwegein, Houten
Den Haag
Zoetermeer
Arnhem
Westvoort
- Nadeel groeikernen beleid: Werk niet meer verhuisd. Gevolg -> Enorm woon-werk verkeer - Compacte Stadsbeleid: Open plekken in de stad worden opgevuld met woningen winkels en kantoren. A. Dunkies: Dubbele inkomen en geen kinderen B. Bomvrouwen: Ongehuwde moeder C. Yuppen: (Young Urban Professional) 25- 40 - Finex Locatie: Nieuwbouw wijken vast geplakt aan de bestaande stad -> Vooral gezinswoningen, goed verbonden met de OV. - Conclusie: Doel compact stadsbeleid terug winnen van files.
3.2 - Wat is een stad? (Kenmerken): • Hoogbouw • Hoge adressen dichtheid • minder dan 5% werkt in de primaire sector - Saneren: Gezond maken. ( Een stad kan je gezond maken met behulp van de drie R's/ • Restauratie (Terugbrengen in oude staat) • Renovatie (Moderniseren) • Reconstructie (Slopen en iets nieuws zetten) - Theorie van Christaller: Kern: Iedere voorziening gaat op voldoende afstand zitten van zijn concurrenten. > Reikwijdte: Maximale afstand die mensen willen afleggen om van een bepaalde dienst gebruik te maken. Verder dan die afstand willen ze nier voor afleggen. > Drempelwaarde: Minimum aantal klanten om een Goed of Dienst voort te laten bestaan. > Draagvlak: Potentiële aantal klanten dat van een Goed of Dienst gebruik kan maken. > Maaswijdte: Afstand van een Goed of Dienst van dezelfde soort, die is omgekeerd evenredig met de bevolkingsdichtheid. > Verzorgingsgebied: Gebied dat door een Goed of Dienst bediend wordt. - Kritiek op Christaller: > Model van Christaller gaat alleen op in een homogeen oppervlak dus geen bergen, water, wegen en spoorlijnen. > Hij hield geen rekening met massamotorisering. - Theorie van Hotelling: > Voorzieningen van dezelfde soort zoeken elkaar op. Waarom? Magneet-werking. Bv: Meubelboulevard, cafe's, prostitutie - Publiek-private samenwerkingen (PPS): De overheid (publiek) werkt samen met bedrijfsleven (private) om grote infrastructurele realiseren. Bv: Groningen Blauwe stad, Westerscheldetunnel > Voordeel: • Risicospreiding • Je maakt gebruik van elkaar expertise. > Nadeel: • De overheid heeft de regie niet meer in handen.
- Mogelijke oplossingen om congestie tegen te gaan: • Rekening rijden • Tolwegen • carpool stimuleren • schuivende werktijden • Betere Ruimte ordening • Toerit dosering (Stoplichten voordat je snelheid opgaat) - Distributie: verdelen van goederen. - Duale Arbeidsmarkt: De kansarmen laagopgeleiden (meestal allochtonen) aan de ene kant de kans rijke, hoogopgeleide (autochtonen) aaan de andere kant. - Vestigingsplaatsfactoren: Factoren die verklaren waarom bedrijf (X) op plaats (Y) zit: • Huurprijzen • Ruimte (beschikbaarheid grond) • Locatie • Bereikbaarheid • Tolerantie -> Bv Urk • Bewonersklimaat • Imago • Milieuwetgeving • Kwaliteit opgeleide bevolking • Belastingniveau • Macht van de vakbond - Segregatie = Scheiding 1. Ruimtelijke segregatie: Scheiding op basis van ras, geloof, ethnische afgrond, en/of inkomen. 2. Maatschappelijke segregatie: Arm en rijk praten ʻʼnauwelijksʼʼ met elkaar - Polarisatie: Aanscherpen van tegenstellingen - Gentrificatie: Een woonwijk wordt gesaneerd waardoor de oorspronkelijke bewoners. (Arm/laag opgeleiden worden vervangen door hoge opgeleiden mensen met hoge inkomens) - Sociale Cohesie: Het samengaan van diversen bevolkingsgroepen op een hamonieuze wijze met behulp van voorzieningen en vereningen. - Bewonerskenmerken: • Huishoudensgrootte • Etniciteit (Afkomst) • Inkomens • Gezinsfase (Gezin, senioren, student, weduwe etc.)